31005/80/3/A/7 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende vergunning aan N.V. FLUXYS LNG voor het veranderen van een inrichting gelegen te BRUGGE. De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement. Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 15/07/2004 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het verder exploiteren en uitbreiden van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 09/12/2004 van de deputatie waarbij de voorwaarde mbt. windmolen 23 wordt verstrengd; Gelet op het besluit d.d. 20/10/2005 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor de verandering van de te emitteren broeikassen voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 16/11/2006 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor een bijkomende verbrandingsinstallatie voor een termijn tot 15/04/2024; Gelet op het besluit d.d. 30/11/2006 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het uitbreiden met een stikstoftank voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 10/05/2007 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor uitbreiding en actualisatie van de terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 08/11/2007 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor het veranderen van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 13/12/2007 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het wijzigen van de voorwaarden mbt LNG-tankwagens; Gelet op het besluit d.d. 15/05/2008 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 11/09/2008 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor het uitbreiden met stookinstallaties voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 30/04/2009 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor het uitbreiden van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 10/06/2010 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het uitbreiden en wijzigen van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het feit dat in dit besluit de volgende bijzondere voorwaarde nr 2. werd opgelegd : 2. Uiterlijk 6 maanden na de betekening van de vergunning dient door een erkend deskundige water een biomonitoringsplan te worden opgemaakt en bezorgd aan de milieuvergunnende overheid, de afdeling Milieu-Inspectie en Milieuvergunningen van de buitendienst West-Vlaanderen en de V.M.M.
1
Gelet op het besluit van de Deputatie d.d. 27/01/2011 waarbij de vergunningsvoorwaarden werden gewijzigd; Gelet op het besluit d.d. 14/07/2011 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor het veranderen van een LNG-terminal voor een termijn tot 15/07/2024; Gelet op het besluit d.d. 20/10/2011 van de deputatie waarbij men akkoord gaat met de voorgestelde routes conform de veiligheidsstudie (invulling van de bijzondere voorwaarde nr 7. van het besluit d.d. 13/12/2007). Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 11/10/2011, ingediend door N.V. FLUXYS LNG, gevestigd te Guimardstraat 4 1040 Brussel, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Henri Victor Wolvensstraat 3 te Zeebrugge (Brugge), kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
BRUGGE 12 AFD
V
0061/A
BRUGGE 12 AFD
V
0064/D
BRUGGE 12 AFD
V
0064/G
BRUGGE 12 AFD
V
0064/H
BRUGGE 12 AFD
V
0064/K
BRUGGE 12 AFD
V
0064/L
BRUGGE 12 AFD
V
0079/
BRUGGE 12 AFD
V
0087/
BRUGGE 12 AFD
V
0088/
met als voorwerp : een LNG-terminal te veranderen door uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
12.2.1
Kl. Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv. X
Transformatoren (gebruik 3 van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 630 kilo Volt-Ampere)
0
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik 3 van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 630 kilo Volt-Ampere)
0
N
N
12.3.1
Accumulatoren (gebruik 3 van): Vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000 (Totale eenheden: 61000 Volt-Ampere uur)
0
N
N
2
12.3.2
Accumulatoren (gebruik 3 van): Vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW (Totale eenheden: 40 kilo watt)
0
N
N
16.3.1.2
Gassen: Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 120 kilo watt)
1
N
N
16.8.3
Gassen: Opslagplaatsen voor 1 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgez. deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgez. met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: >10.000 l (Totale eenheden: 50000 liter)
AR
1
B
N
17.3.6.3
Gevaarlijke stoffen: 1 Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 500000 l (Totale eenheden: 5000 liter)
AR
0
B
N
31.1.3
Motoren: Vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 2000 kilo watt)
1
AR
1
N
N
43.4
Verbrandingsinrichtingen (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval (Totale eenheden: 2000 kilo watt)
1
AMR Y
0
N
J
2
3
48.2
Zeehavengebieden en 1 havens: Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (muv pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1350 ton kunnen ontvangen (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
AR
Rubriek
Product
Hoeveelheid
12.2.1
transformatoren
630 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
630 kilo Volt-Ampere
12.3.1
batterijen
61000 Volt-Ampere uur
12.3.2
batterijladers
40 kilo watt
16.3.1.2
compressoren
120 kilo watt
16.8.3
stikstof
50000 liter
17.3.6.3
diesel
31.1.3
dieselmotoren
2000 kilo watt
43.4
dieselnoodgenerator
2000 kilo watt
48.2
ligplaats voor LNG-schepen
1 Stuks (aantal)
Opslag:
0 bovengronds
0
B
P
J
5000 liter
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een LNG terminal met een lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 60 m³/uur een rietveld en 3 IBA’s voor de behandeling van afvalwater van in totaal 640 m³/jaar een lozing van blusschuimwater in grondwater van in totaal 200 m³/jaar een bovengrondse opslag van LNG in 4 tanks, 3*87.000 m³ en 1*153.000 m³, totaal 414.000 m³ of 207.000 ton een laadstation voor LNG-terminal bestaande uit 2 laadplaatsen 2 steigers voor schepen inkoelen, laden en lossen van LNG-schepen een werkplaats voor herstellingen van de schepen compressoren met een totaal vermogen van 6.620 KW een pipelinecompressor, 2.350 kW 5 LNG-verdampers van 36,6 MWth 6 LNG-verdampers van 20,8 MWth 2 water-glycolverdampers van 945 kWth 3 gasverwarmers van 132 kWth 2 stookinstallaties verwarming 447 kWth en 3 stookinstallaties administratief gebouw van 176 kWth, 20 kWth en 232 kWth ORV-installatie (Open Rack Vaporiser) met de captatie van zeewater, 6.800 m³/h 4 ontspanningsstations voor in totaal 2*16.000 Nm³/uur, 1*12.000 Nm³/uur en 4.000 Nm³/uur aardgas een aardgasgestookte backup-heating voor de ORV-installatie, 2*20 MWth het lozen van koelwater met een debiet van 6.800 m³/h in het LNG-dok de opslag van 40 ton hypochloriet in een dubbelwandige bovengrondse houder een opslag van stikstof in 3 tanks van elk 390 m³ ten behoeve van de stikstofblending en een tank van 90 m³, samen 1.310 m³ een fakkel voor BO-aardgas met max capaciteit van 1552 MW
4
-
pilootbranders horende bij de fakkel met max capaciteit van 105 KW gevoed door SO-aardgas 2 noodgroepen van elk 1.680 KW, een WKK van 40.000 KWe of 105,3 MWth en een noodgroep van 2.000 KW transfo’s 8 x 630 KVA, 2 x 800 KVA en 5 x 1.000 KVA transfo’s 10 x 1.600 KVA, 3 x 20.000 KVA, 1 x 1.250 kVA en 1 x 50.000 KVA transfo 20 MVA (36,6 kV) vast opgestelde batterijen met een totaal vermogen van 561.000 VAh laadtoestellen voor het laden van accumulatoren met een totaal vermogen van 1.042,2 KW een stalling van 10 bedrijfsvoertuigen koelinrichtingen en airco-installaties met een totaal vermogen van 1.245,9 KW een opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten van in totaal 3.900 liter een opslag van zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen van in totaal 2,05 ton een opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen van 57,79 ton een opslag van zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen (P1) van in totaal 276 liter een opslag van ontvlambare vloeistoffen van 620 liter een opslag van vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C maar dat 100°C niet overtreft (P3 ) van in totaal 4.614.350 liter een opslag van vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C (P4) van in totaal 14.050 liter een brandstofverdeelinstallatie met één verdeelslang een opslag van 1.500 liter onderhoudsproducten in kleine verpakkingen een labo voor interne controle machines voor het fysisch bewerken van metalen met een totaal vermogen van 120 KW een metaalontvettingsbad van 220 liter 2 dieselmotoren bluswaterpompen elk 3750 kWth, 2 dieselmotoren noodgroep elk 4.223 kWth en dual fuel motor 5200 kWth; 1 dieselmotor voor bluswaterpomp 2.000 kWth totaal vermogen voor vast opgestelde motoren van 23,146 MWth
Gelet op het feit dat op datum van 17/10/2011 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.25/11/2011 waaruit blijkt dat geen schriftelijke en mondelingen bezwaren en opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 25/11/2011 van het College van Burgemeester en Schepenen mits volgende bijzondere voorwaarden : - de tweede steiger mag niet in gebruik genomen worden vooraleer de windmolens 11 t/m 14 verwijderd zijn (cfr besluit deputatie d.d. 14/07/2011) nav milieuvergunning MBZ) en windturbine 10 dient te worden stilgelegd bij het binnenvaren en het aanwezig zijn van een LNG schip
5
-
-
de inrichting, uitrusting dient cfr de constructievoorschriften en veiligheidseisen van toepassing op de LNG-terminal zoals tot op heden vastgelegd en bevestigd in het omgevingsveiligheidsrapport – zie o.m. passieve en actieve veiligheidsmaatregelen en basisprincipes die gehanteerd worden sinds de opstart LNG-activiteiten. duidelijkheid dient gebracht mbt de uitbating en gebruik van de tweede steigers in de LNG-haven tijdens het verblijft LNG-schepen in haven opgave van de te plannen en uit te voeren handelingen met analyse van de specifiek te nemen veiligheidsvoorzieningen. De aanwezigheid en de activiteit van de LNG-schepen mag geen aanleiding geven tot overlast in de omgeving (lawaai, luchtverontreiniging) : emissies van luchtpolluent vanuit schepen tijdens hun verblijf in de haven trachten maximaal te beperken, door waar mogelijk over te schakelen op milieuvriendelijke brandstoffen.
Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 6/01/2012 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het gunstig advies dd. 12/12/2011 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het Gunstig advies dd. 26/10/2011 van het Vlaams Energieagentschap; Gelet op het gunstig advies dd. 6/01/2012 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie
Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, in een gebied voor milieubelastende industrie van het gewestplan Brugge-Oostkust (d.d. 07/04/1977) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 2. De industriegebieden : 2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. 2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzigingen worden gegeven : 2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd; Gelet op de ligging van de inrichting in het Gewestelijk RUP “Afbakening Zeehavengebied Zeebrugge” d.d. 19/06/2009.
6
Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; De LNG-steiger is gelegen bij de LNG-terminal op LNG-dam van de voorhaven van Zeebrugge. De inrichting grenst aan het Vogelrichtlijngebied ‘Kustbroedvogels te Zeebrugge en Heist’ in het westen en het noorden en aan het Habitatrichtlijngebied ‘Duinengebied inclusief IJzermonding en Zwin’ in het zuidoosten. Brugge is een ontvoogde gemeente. Het advies van het College van Burgemeester en Schepenen vermeldt een gunstig advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar d.d. 22/11/2011 : stedenbouwkundig bestaat er geen bezwaar tegen voormelde aanvraag, mits vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken worden aangevraagd volgens de geëigende procedure. De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen (MBZ) NV exploiteert in het LNG-dok een ligplaats voor LNG-transporttankers. Jaarlijks lossen momenteel ca. 120 schepen met een gemiddelde lading van 135.000 Nm³ LNG (totaal 16.200.000 Nm³ LNG). De LNG-terminal wordt geëxploiteerd door Fluxys LNG NV. Onderhavige milieuvergunningsaanvraag heeft betrekking op de 2de steigers zelf met zijn losinstallaties en toebehoren.
De exploitant meldt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie dat hij een termijn van ingebruikname van 3 jaar wenst.
7
MER-problematiek en de ontheffingsaanvraag: De inrichting is MER-plichtig omwille van de rubriek 13 van bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage: 10 f): “Aanleg van haven en haveninstallaties , met inbegrip van visserijhavens, waaronder de aanleg van dokken en sluizen” 13: “wijzigingen of uitbreidingen van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in bijlage I opgenomen wijzigingen of uitbreidingen)” De initiatiefnemer heeft een gemotiveerd verzoek tot ontheffing ingediend voor de aanleg en exploitatie van een 2de LNG-steiger in de haven van Zeebrugge. De ontheffing tot het opstellen van een MER is door de Dienst MER van de afdeling Milieu-, Natuur en Energiebeleid verleend op 11/10/2010 voor een termijn van 4 jaar. Het ontheffingdossier werd opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 §3 2° van het Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Bij de beoordeling van de ontheffingsaanvraag besluit de dienst Milieueffectrapportage dat deze ontheffing kan verleend worden voor een termijn van 4 jaar. Hierbij dient opgemerkt dat de ontheffingsnota de totaliteit bekijkt van de uitbreiding, die zowel de bijkomende ligplaats omvat als de 2de steiger zelf en de installaties en transportinfrastructuur naar de LNG-terminal toe. Ook de problematiek van de hervergassingsschepen (LNG-RV) is hierin besproken. Momenteel is dit niet meer aan de orde en maakt dit geen deel uit van de vergunningsaanvraag. Natuur In het kader van de gevraagde uitbreiding werd een passende beoordeling opgemaakt en toegevoegd aan het MER-ontheffingsdossier. De geplande 2de steiger en de leidinginfrastructuur ligt zelf niet in een bijzonder beschermd gebied, maar grenst wel aan een natura 2000 gebied. Algemeen kon hieruit besloten worden dat er ten opzichte van de aangemelde habitats en soorten geen significant negatieve effecten verwacht worden. Door LNE-milieuvergunningen werd aan het Agentschap voor Natuur en Bos advies gevraagd betreffende de milieuvergunningsaanvraag. Er werd tot op heden geen advies ontvangen. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) formuleerde in het kader van de MERontheffingsprocedure eerder reeds een gunstig advies en verwacht geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de omgeving ten gevolge van de gevraagde ingreep. Externe veiligheid Zoals reeds aangehaald zijn er aparte vergunningen voor de ligplaatsen van de LNGschepen én de uitbating van de LNG-terminal zelf. Voor wat betreft het externe risico is het duidelijk dat de exploitatie slechts kan als bij exploitatie van de LNG-schepen én de uitbating van de LNG-terminal het gezamenlijke externe risico binnen de grenzen blijven van Seveso-plichtige inrichtingen.
8
Dit is ook in de aanvraag gebeurd met volgende opspliting: - OVR voor de terminal, inclusief de steigers (landinstallaties) - nautische studie voor het transport van LNG tussen het loodsstation Wandelaar en de ligging en verlaadactiviteiten van LNG-schepen in het LNG-dok 1.
Het omgevingsveiligheidsrapport voor de LNG-terminal
In de OVR-studie zijn naast de klassieke aannames 3 gebruiksscenario’s bestudeerd, nl. het lossen van: - 12 LNG-RV-schepen + LNG-doorzet (Q-Flex en kleiner) tot ca max. 14.400.000 m³ - 24 LNG-RV schepen + LNG-doorzet (Q-Flex en kleiner) tot ca. max. 10.000.000 m³ - 50 LNG-RV schepen (7.500.000 m³ jaarlijks doorzet) In de OVR werd ervan uitgegaan dat de nieuwe steiger kan worden aangewend voor zowel het Iossen/laden van klassieke LNG-schepen als het lossen van hervergassingsschepen. In de aanvraag zijn de hervergassingsschepen niet meer opgenomen. Uit de studie blijkt dat het externe risico toeneemt naarmate het aantal RV-schepen toeneemt. Er wordt dus in de verdere bespreking voortgegaan op het gebruiksscenario met het minst aantal RV-schepen. Ook dit scenario is een conservatieve aanname.
windturbines uitgebaat door Aspiravi:
In het verleden is reeds meermaals de compatibiliteit tussen de exploitatie van de windturbines door Aspiravi enerzijds en anderzijds de exploitatie van de LNG-ligplaats op naam van M.B.Z. en de LNG-terminal op naam van Fluxys N.V. bestudeerd. Bij de vergunningverlening van de windturbines op de Oostelijke dam en de LNG-Dam aan Aspiravi N.V.(besluit nr: 31005/148/4/A/1 dd. 14/02/2008) is hieraan uitgebreid aandacht besteed. Enkel citaten uit het besluit: “Aspiravi aanvaardt dat de havenactiviteiten, inclusief LNG-terminallingactiviteiten, prioriteit hebben op de exploitatie van de windturbines… Aspiravi aanvaardt dat de inplanting of exploitatie van de windturbines mogelijks in de loop van de vergunde exploitatieperiode moet herzien worden indien de noodzaak zich voordoet dat de LNG-dam verwijderd wordt of indien de havenactiviteiten, inclusief de LNG-terminalactiviteiten, dermate evolueren dat de veiligheidscriteria zoals ze op dat ogenblik zullen gelden niet gerespecteerd kunnen worden.” … Aspiravi heeft trouwens nadien schriftelijk nogmaals t.a.v. de opmerkingen vanwege MBZ hieraan toegevoegd: ° Aspiravi engageert zich om de datacommunicatie en remote control van het windturbinepark dusdanig uit te werken zodat bij de opstart de nieuwe windturbines in welbepaalde omstandigheden kunnen stilgelegd worden door hetzij Fluxys hetzij MBZ mocht dit om veiligheidsredenen vereist zijn. De gemotiveerde omstandigheden waaronder dit kan gebeuren en de communicatieprocedures worden later verder geconcretiseerd in overleg tussen Aspiravi, Fluxys, MBZ en cel VR. Via een bijzondere voorwaarde is dit engagement ook opgenomen in de vergunning. Hieruit blijkt dat de exploitatie van de windturbines nu reeds onderworpen is aan beperkingen in het licht van de exploitatie van de LNG-terminal. Deze beperkingen voor de exploitatie van de windturbines zullen ook van kracht blijven na de indienstname van de tweede steiger. De aanwezigheid van LNG of aardgas onder hoge druk in leidingen op de LNG-dam bij het verladen van schepen aan de tweede steiger vereist echter bijkomende maatregelen:
9
- In een eerste fase (schatting 2011-2016), waarin de nieuwe steiger wordt gebruikt voor het lossen van LNG-RV-schepen (aanname OVR) en het laden/lossen van kleine LNG-schepen, zullen - de windturbines worden stilgelegd tijdens de transfer van LNG of aardgas van de nieuwe steiger naar het schiereiland of omgekeerd - de leidingen geledigd worden of drukloos worden gesteld tussen twee verlaadbeurten in. - Vanaf het ogenblik dat grote LNG-schepen komen Iossen/laden en een continue koudecirculatie in de LNG-Ieidingen noodzakelijk is (schatting vanaf 2016), zullen de windturbines definitief stilgelegd of verwijderd worden en wordt een alternatieve locatie voor deze windturbines gezocht. In een vergadering op 06/06/2011 heeft Aspiravi bevestigd dat de windmolens 11 t.e.m. 14 zullen verwijderd worden vóór de indienstneming van de 2de steiger door Fluxys. Tijdens de vergadering van de provinciale miieuvergunningscommissie geeft de exploitant het verslag van bovenvermelde vergadering af. Dit werd ook in het besluit van de deputatie dd. 14/07/2011 op naam van MBZ opgenomen als bijzondere voorwaarde : de 2de steiger mag niet in gebruik genomen worden voor de windmolens 11 t.e.m. 14 zijn verwijderd. Dit wordt hier ook als bijzondere voorwaarde opgelegd. Tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie verklaart de exploitant dat het de bedoeling is om de 2de steiger gebruiksklaar te maken in de periode 2013-2014. De windturbines zouden afgebroken worden vooraleer er gas door de nieuwe leidingen stroomt, in principe zou dit gebeuren voor het bouwverlof 2014. Bespreking externe veiligheid: In de studie werden ook potentiële domino-effecten van LNG-schepen op installaties van de LNG-terminal beschouwd maar besloten werd dat het optreden van dergelijke domino-effecten niet te verwachten is. Op basis van de berekende effecten van mogelijke ongevallen en de bijhorende kansen van optreden worden de risico's verbonden aan de installaties en activiteiten van de LNG-terminal berekend. Het extern mensrisico wordt in het OVR weergegeven in de vorm van een plaatsgebonden mensrisico (isorisicocontouren) en een groepsrisico. criterium 10-5
10-6 10-7
resultaat Het criterium wordt overschreden ter hoogte van het laadstation voor LNG-tankwagens aan de oostelijke terreinsgrens (max. 30 m) en ter hoogte van de steigers en de dam in het LNG-dok. Aangezien de permanente aanwezigheid van personen in de zones van overschrijding uitgesloten is, wordt de overschrijding niet als problematisch aanzien. geen overschrijding van het criterium voor gebieden met woonfunctie geen overschrijding van het criterium voor kwetsbare locaties
Tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie geeft de exploitant verdere toelichting ivm de ‘ship to ship’- handelingen. De exploitant geeft hieromtrent ook een nota af. De exploitant benadrukt dat dit altijd gebeurt onder supervisie van de mensen van Fluxys en dat er ook gewerkt wordt met materiaal van Fluxys. Sowieso dient het gas altijd de terminal te passeren, dus wordt er niet rechtstreeks van schip naar schip overgeladen.
10
2.
De nautische risico-analyse Hoewel deze studie strict genomen buiten de milieuvergunningsaanvraag valt worden de belangrijkste conclusies opgesomd. Deze studie geeft een inschatting van de risico’s verbonden aan het transport van LNG tussen het loodsstation Wandelaar en de ligging en verlaadactiviteiten van LNGschepen in het LNG-dok. Uitgangspunten hierbij zijn 3 maximalistische vervoersscenario’s voor de nieuwe en bestaande steiger. Hierbij wordt ondermeer rekening gehouden met: - bijdrage vliegtuigcrashes (verwaarloosbaar geacht gelet op de beperkingen van het vliegverkeer boven de LNG-dam) - de nautische beheersmaatregelen (met reductie op aanvaringskansen) In de studie wordt gesteld dat een stranding van een LNG-schip geen vrijzetting van LNG tot gevolg zal hebben, dit in tegenstelling met aanvaringen. Als relevante gevolgscenario’s worden plasbrand en wolkbrand weerhouden. Ook de domino-effecten zijn bekeken: escalatiescenario’s hebben geen significante bijdrage tot het externe mensrisico. Bespreking externe veiligheid: Het plaatsgebonden mensrisico m.b.t. het verblijf van LNG-schepen in het dok is berekend. Voor wat betreft het transportgedeelte is het in Vlaanderen niet gebruikelijk om het externe mensrisico te berekenen. De isorisico-contouren bevinden zich voor wat betreft het transport op het water en dus buiten het Vlaamse Gewest. Voor wat betreft de LNG-dam worden de externe risico’s door enerzijds het aanmeren en anderzijds het lossen van de schepen bepaald. In de studie werden ook potentiële domino-effecten van LNG-schepen op installaties van de LNG-terminal beschouwd maar besloten werd dat het optreden van dergelijke domino-effecten niet te verwachten is. Op basis van de berekende effecten van mogelijke ongevallen en de bijhorende kansen van optreden worden de risico's verbonden aan de installaties en activiteiten van de LNG-terminal berekend. Het extern mensrisico wordt in het OVR weergegeven in de vorm van een plaatsgebonden mensrisico (isorisicocontouren) en een groepsrisico. criterium 10-5 10-6 10-7
resultaat Het criterium bereikt nipt de steigers van de LNG-terminal. de contour omvat de LNG-dam de contour omvat de LNG-terminal, maar komt niet tot aan het Britanniadok.
Globaal mensrisico In de veiligheidssnota worden de gecumuleerde externe mensrisico's van de LNGterminal en het LNG-transport berekend en weergegeven. De gecumuleerde risico's worden getoetst aan het 10-6 en 10-7-criterium voor seveso-inrichtingen. Het extern mensrisico wordt berekend zowel voor de situatie waarbij de vooropgestelde activiteiten aan nieuwe steiger volledig zijn ontwikkeld (horizon 2016) als voor een eerste fase gedurende welke de nieuwe steiger slechts gedeeltelijk wordt benut (schatting: 20112016). Globaal risicobeeld voor de eerste fase: Op basis van de berekende risicobeelden kan besloten dat het globale mensrisico dat uitgaat van de LNG-terminal en het LNG-transport voldoet aan de risicocriteria die in Vlaanderen worden gehanteerd voor gebieden met woonfunctie (10-6 criterium) en kwetsbare locaties (10-7-criterium).
11
Globaal risicobeeld voor de volledig ontwikkelde steiger Op basis van de berekende risicobeelden kan besloten dat het globale mensrisico dat uitgaat van de LNG-terminal en het LNG-transport voldoet aan de risicocriteria die in Vlaanderen worden gehanteerd voor gebieden met woonfunctie (10-6 criterium) en kwetsbare locaties (10-7-criterium). Dit risicobeeld is nauwelijks groter dan in de eerste fase en geeft quasi hetzelfde totaalbeeld. Deze risico-contouren en de bijhorende conclusie zijn slechts geldig mits inachtname van de reeds opgesomde maatregelen i.v.m. de windturbines op de LNG-dam gedurende beide fasen. Geluid en trillingen In de ontheffingsnota is werd op basis van het geluidsvermogen van een lossende LNGcarrier een geluidssimulatie opgemaakt. Richtinggevend krijgt men op ca 500 m een geluidsniveau van 50 dB(A). Gezien de grote afstand tot de dichtstbijzijnde woningen in Heist, wordt er volgens de ontheffingsnota geen significante geluidstoename verwacht en zal de exploitatie kunnen gebeuren conform de geluidsvoorwaarden uit titel 2 van het Vlarem. Energie Het advies van het Vlaams Energie-agentschap is gunstig. De aangevraagde wijziging betreft de uitbreiding met een 2de steiger en wat hulpapparatuur, die voor het energiegebruik niet relevant zijn. Lucht De exploitant verklaart tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie - naar aanleiding van een opmerking gemaakt door het CBS Brugge - dat de motoren van schepen die lossen overschakelen op boil-off gas zodat de luchtemissies gereduceerd worden. afwijkingen Door Fluxys LNG wordt gevraagd volgende bijzondere voorwaarden op te nemen in de vergunning met betrekking tot de controle-inrichting voor bedrijfsafvalwater: “In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van Vlarem II volstaat voor de lozing van condenswater de plaatsing van een meetgoot zo lang het individueel debiet van dit lozingspunt niet > 100m³/u bedraagt en het afvalwater geen gevaarlijke stoffen bevat.” “In afwijking van artikel 4.2.5.1.1.§2 van Vlarem II dient de voorgeschreven bemonsteringsapparatuur voor het lozingspunt van zeewater (na warmte afgifte ERV) enkel in werking te zijn in de periode dat er een chlorinatie plaatsvindt.” In het Besluit dd.10/06/2010 werd reeds volgende bijzondere voorwaarde opgenomen met betrekking tot de controle-inrichting voor bedrijfsafvalwater: “6. Het bedrijf dient te beschikken over debiets- en bemonsteringsapparatuur zoals beschreven in Vlarem II, bijlage 4.2.5.1.1 (of evenwaardig) die alle waarborgen biedt om de kwaliteit en kwantiteit van het werkelijk geloosde afvalwater te controleren en die inzonderheid toelaat gemakkelijk monsters te nemen van het geloosde afvalwater.” Er is vandaag dus reeds in afwijking van Vlarem II expliciet opgenomen dat evenwaardige apparatuur volstaat. Het bedrijf wenst echter een verduidelijking aan de hand van de voorgestelde bijzondere voorwaarden. De bedrijfsafvalwaterlozing in oppervlaktewater bestaat uit enerzijds een lozingspunt van condenswater en anderzijds een lozingspunt voor het bedrijfsafvalwater afkomstig van de ORV-warmtewisselaar.
12
Het individueel lozingsdebiet voor het condenswater komt op een gemiddelde van minder dan 20m³/u op jaarbasis. Het afvalwater is reactiewater van aardgas en laag belast. Het bedrijf stelt dat geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Dit blijkt uit de bijgevoegde analyse. Er is een beperkte hoeveelheid stikstof en fosfor gemeten, de overige gemeten gevaarlijke stoffen lagen beneden detectielimiet. Bij het geloosde afvalwater worden geen stoffen toegevoegd. Voor het condenswater kan akkoord gegaan worden met de vraag tot afwijking. Er dient echter jaarlijks aangetoond dat aan beide voorwaarden blijvend wordt voldaan, nl. het geloosde volume bedraagt niet meer dan 100m³/u en er zijn geen gevaarlijke stoffen aanwezig. Tijdens de vergadering van de provinciale mileuvergunningscommissie verklaart de exploitant dat er maximaal 45 m3/u zal geloosd worden. De exploitant heeft ondertussen hierover nog een nota bezorgd. Deze 45 m3/u is gebaseerd op een gasuitzending van maximaal 2 x 106 m3. Er dient dan jaarlijks aangetoond te worden dat het te lozen condenswater geen gevaarlijke stoffen bevat. Voor het lozen van het bedrijfsafvalwater van de ORV vraagt het bedrijf om de bemonsteringsapparatuur enkel in werking te houden in de periode dat gechlorineerd wordt. De motivatie hiervoor door het bedrijf is dat de samenstelling van dit water identiek is aan het opgenomen water, met uitzondering van de periode van chlorinatie. Voor zover duidelijk gaat het hier over het in werking houden van de bemonsteringsapparatuur gedurende de periode zonder chlorinatie. Dit betekent dat niet ten allen tijde een 24-uursgebonden staal ter beschikking zal zijn in die periode. Het dient evenwel mogelijk te zijn ook buiten deze periode dergelijke staalnames te voorzien. Er kan dan ook enkel akkoord gegaan worden, mits de bemonsteringsapparatuur ter plaatse is. Bovendien dient de debietsregistratie wel continu in werking te blijven. Daarnaast dient bijkomend opgelegd dat de start- en einddatum van de chlorinatie dient meegedeeld. De exploitant deelt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat het de bedoeling was om de bemonsteringsapparatuur te huren en dat met het voorstel dat voorligt dit eigenlijk geen enkel nut heeft. De exploitant vraagt dan ook om deze afwijking in te trekken. Er zal gezorgd worden dat er continu bemonsteringsapparatuur aawezig is. Sowieso wordt er ook een logboek bijgehouden inzake de chlorinatie. Watertoets De inrichting bevindt zich niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied en is gesitueerd in het bekken van de Brugse Polders. De stedenbouwkundige vergunning is in aanvraag. Het nieuwe steigerplatform heeft een oppervlakte van 3000 m2. Hemelwater dat hierop terechtkomt zal rechtstreeks het dok instromen.
13
Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: de overeenkomst met Aspiravi geldt nog altijd; dit project zou in 2013-2014 plaatsvinden; ze zouden afbreken vooraleer er gas in de leidingen komt; de turbines zouden afgebroken worden in het bouwverlof van 2014; MBZ is nu aan het bouwen; de termijn van ingebruikname is nu 200 dagen; de exploitant wenst 3 jaar; de exploitant heeft een nota gemaakt ivm de activiteiten aan de 2 steigers; zelfs indien ship-to-ship gaat dit nog via de terminal; zowel mensen van fluxys als materiaal van fluxys is noodzakelijk; er worden op vandaag al schepen geladen, maar vanuit de tanks; als uitbater van de terminal kunnen de schepen erop gewezen wordendat ze milieuvriendelijke brandstoffen moeten gebruiken; éénmaal aan het lossen schakelen de schepen over op de boil-offgas; ivm de afwijkingen kan er jaarlijks een analyse overgemaakt worden; er kan maximaal 45 m3/u geloosd worden; deze 45 m3/u is pieklozing op basis van 2 x 106 m3 gasuitzending; de bemonsteringsapparatuur zou gehuurd worden, vandaar deze vraag; er zal ook een logboek in de terminal zijn met de chlorinatie; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage;
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden;
14
BESLUIT Artikel 1 Aan N.V. FLUXYS LNG, gevestigd te Guimardstraat 4 1040 Brussel wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Henri Victor Wolvensstraat 3 te Zeebrugge (Brugge), kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
BRUGGE 12 AFD
V
0061/A
BRUGGE 12 AFD
V
0064/D
BRUGGE 12 AFD
V
0064/G
BRUGGE 12 AFD
V
0064/H
BRUGGE 12 AFD
V
0064/K
BRUGGE 12 AFD
V
0064/L
BRUGGE 12 AFD
V
0079/
BRUGGE 12 AFD
V
0087/
BRUGGE 12 AFD
V
0088/
met als voorwerp : een LNG-terminal te veranderen door uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
12.2.1
Kl. Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Transformatoren (gebruik 3 van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 630 kilo Volt-Ampere)
0
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik 3 van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 630 kilo Volt-Ampere)
0
N
N
12.3.1
Accumulatoren (gebruik 3 van): Vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000 (Totale eenheden: 61000 Volt-Ampere uur)
0
N
N
15
Jv. X
12.3.2
Accumulatoren (gebruik 3 van): Vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW (Totale eenheden: 40 kilo watt)
0
N
N
16.3.1.2
Gassen: Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 120 kilo watt)
1
N
N
16.8.3
Gassen: Opslagplaatsen voor 1 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgez. deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgez. met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: >10.000 l (Totale eenheden: 50000 liter)
AR
1
B
N
17.3.6.3
Gevaarlijke stoffen: 1 Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 500000 l (Totale eenheden: 5000 liter)
AR
0
B
N
31.1.3
Motoren: Vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 2000 kilo watt)
1
AR
1
N
N
43.4
Verbrandingsinrichtingen (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval (Totale eenheden: 2000 kilo watt)
1
AMR Y
0
N
J
2
16
48.2
Zeehavengebieden en 1 havens: Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (muv pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1350 ton kunnen ontvangen (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
AR
Rubriek
Product
Hoeveelheid
12.2.1
transformatoren
630 kilo Volt-Ampere
12.2.1
transformatoren
630 kilo Volt-Ampere
12.3.1
batterijen
61000 Volt-Ampere uur
12.3.2
batterijladers
40 kilo watt
16.3.1.2
compressoren
120 kilo watt
16.8.3
stikstof
50000 liter
17.3.6.3
diesel
31.1.3
dieselmotoren
2000 kilo watt
43.4
dieselnoodgenerator
2000 kilo watt
48.2
ligplaats voor LNG-schepen
1 Stuks (aantal)
Opslag:
0 bovengronds
0
B
P
J
5000 liter
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een LNG terminal met een lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 60 m³/uur een rietveld en 3 IBA’s voor de behandeling van afvalwater van in totaal 640 m³/jaar een lozing van blusschuimwater in grondwater van in totaal 200 m³/jaar een bovengrondse opslag van LNG in 4 tanks, 3*87.000 m³ en 1*153.000 m³, totaal 414.000 m³ of 207.000 ton een laadstation voor LNG-terminal bestaande uit 2 laadplaatsen 2 steigers voor schepen inkoelen, laden en lossen van LNG-schepen een werkplaats voor herstellingen van de schepen compressoren met een totaal vermogen van 6.620 KW een pipelinecompressor, 2.350 kW 5 LNG-verdampers van 36,6 MWth 6 LNG-verdampers van 20,8 MWth 2 water-glycolverdampers van 945 kWth 3 gasverwarmers van 132 kWth 2 stookinstallaties verwarming 447 kWth en 3 stookinstallaties administratief gebouw van 176 kWth, 20 kWth en 232 kWth ORV-installatie (Open Rack Vaporiser) met de captatie van zeewater, 6.800 m³/h 4 ontspanningsstations voor in totaal 2*16.000 Nm³/uur, 1*12.000 Nm³/uur en 4.000 Nm³/uur aardgas een aardgasgestookte backup-heating voor de ORV-installatie, 2*20 MWth het lozen van koelwater met een debiet van 6.800 m³/h in het LNG-dok de opslag van 40 ton hypochloriet in een dubbelwandige bovengrondse houder een opslag van stikstof in 3 tanks van elk 390 m³ ten behoeve van de stikstofblending en een tank van 90 m³, samen 1.310 m³ een fakkel voor BO-aardgas met max capaciteit van 1552 MW
17
-
pilootbranders horende bij de fakkel met max capaciteit van 105 KW gevoed door SO-aardgas 2 noodgroepen van elk 1.680 KW, een WKK van 40.000 KWe of 105,3 MWth en een noodgroep van 2.000 KW transfo’s 8 x 630 KVA, 2 x 800 KVA en 5 x 1.000 KVA transfo’s 10 x 1.600 KVA, 3 x 20.000 KVA, 1 x 1.250 kVA en 1 x 50.000 KVA transfo 20 MVA (36,6 kV) vast opgestelde batterijen met een totaal vermogen van 561.000 VAh laadtoestellen voor het laden van accumulatoren met een totaal vermogen van 1.042,2 KW een stalling van 10 bedrijfsvoertuigen koelinrichtingen en airco-installaties met een totaal vermogen van 1.245,9 KW een opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten van in totaal 3.900 liter een opslag van zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen van in totaal 2,05 ton een opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen van 57,79 ton een opslag van zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen (P1) van in totaal 276 liter een opslag van ontvlambare vloeistoffen van 620 liter een opslag van vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C maar dat 100°C niet overtreft (P3 ) van in totaal 4.614.350 liter een opslag van vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C (P4) van in totaal 14.050 liter een brandstofverdeelinstallatie met één verdeelslang een opslag van 1.500 liter onderhoudsproducten in kleine verpakkingen een labo voor interne controle machines voor het fysisch bewerken van metalen met een totaal vermogen van 120 KW een metaalontvettingsbad van 220 liter 2 dieselmotoren bluswaterpompen elk 3750 kWth, 2 dieselmotoren noodgroep elk 4.223 kWth en dual fuel motor 5200 kWth; 1 dieselmotor voor bluswaterpomp 2.000 kWth totaal vermogen voor vast opgestelde motoren van 23,146 MWth
Artikel 2 § 1. De vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 1095 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in art. 4.2.1 en art. 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2,§4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §3. De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.
18
§4. De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. §5. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden.
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die aanvangt op
09/02/2012
en die eindigt op 15/07/2024, samenvallend met de einddatum van de basisvergunning d.d. 15/07/2004, verleend door de deputatie Voor wat de koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning of melding betreft: zie artikel 2
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V35: V38: V40: V45:
V46:
Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 Algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1 Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3 Gassen - opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen: Afdeling 5.16.6 en bijlagen 5.16.3, 5.16.4 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7
19
V61:
V69:
Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.43 Motoren met inwendige verbranding: Hoofdstuk 5.31
Bijzondere voorwaarden : 1. Voor het condenswater wordt jaarlijks aangetoond dat het geloosde volume geen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Deze analyse wordt bezorgd aan het CBS en de VMM. 2. 2. De 2de steiger mag niet in gebruik genomen worden voor de windmolens 11 t.e.m. 14 zijn verwijderd.
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; . In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht.
Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning.
20
Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
Waren aanwezig:
de heer Carl Decaluwé, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Hilaire Ost, Provinciegriffier
Brugge, 09/02/2012
De provinciegriffier Hilaire OST
De provinciegouverneur-voorzitter Carl DECALUWÉ
AANDACHT ! De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
21