Beoordelingscriterium 3: integriteit Mercer kijkt in deze laatste categorie met name naar de regelgeving en toezicht, naar de uitvoeringskosten en bovenal of deelnemers waar krijgen voor hun geld en of daar goed over gecommuniceerd wordt. Over de regelgeving heb ik al gesproken en de Nederlandse uitvoeringskosten worden ook steeds explicieter en lager. Ik zou hier nader in willen gaan op het onderdeel solidariteit, omdat de schoen daar vooral lijkt te wringen. Laten we eerst de definities helder proberen te krijgen en bezien hoe dit thema zich recentelijk ontwikkeld heeft. Want wat wij solidariteit noemen valt uiteen in twee typen: (1) tweezijdige solidariteit, beter bekend als risicodeling, en (2) eenzijdige solidariteit, beter bekend als herverdeling. Beide typen zijn er in een vrijwillige en een verplichte variant. Figuur 8 Definities solidariteit
In het geval van risicodeling weten we tevoren niet wie er meer profiteert van een bepaald arrangement en wie minder. En verzekeren is een nationale hobby: veel Nederlanders zijn liever twee keer verzekerd dan helemaal niet. Bij herverdeling weten we daarentegen van tevoren dat de ene groep meer zal profiteren dan de andere. Solidariteit binnen pensioenfondsen: risicodeling en herverdeling De risicodeling binnen de collectieve pensioenregelingen is vergelijkbaar met de brandverzekering. Tevoren weet je niet wie er meer of minder voordeel heeft bij de deelname aan het grote collectief. De relevante risico’s zijn in dit verband met name het langlevenrisico, het marktrisico (en dan vooral het renterisico), maar bijvoorbeeld ook het risico van arbeidsongeschiktheid. Daarnaast brengt het collectief schaalvoordelen met zich mee. De uitvoeringskosten blijken laag te zijn in het geval van vooral grote verplichtgestelde collectieve pensioenregelingen, uitgevoerd door pensioenfondsen. Ondanks het feit dat deelnemers hier uit welbegrepen eigenbelang aan zouden moeten willen meedoen, lijkt bij 1
veel van hen te leven dat er door sommige groepen onevenredig veel is geprofiteerd van deze risicodeling. Maar hierover later meer. De herverdeling binnen collectieve pensioenregelingen komt voort uit twee zaken: (1) verschillen in levensverwachting tussen groepen deelnemers en (2) de doorsneesystematiek. De eerste oorzaak van herverdeling is het gevolg van verschillen in levensverwachting. In Nederland leven mannen gemiddeld ruim 2,5 jaar korter dan vrouwen, maar ze betalen dezelfde premie. Voor een deel wordt dit weer gecompenseerd via het partnerpensioen. Getrouwde mannen hebben een vrouw die gemiddeld 2 jaar jonger is en andersom. Een andere groep deelnemers die korter leeft is die van de lange mensen die significant korter blijken te leven dan korte mensen. En verder blijken mensen met een laag inkomen korter te leven dan die met een hoog inkomen. De herverdeling is dus per saldo het grootst van alleenstaande lange mannen met een laag inkomen naar kleine getrouwde vrouwen met een hoog inkomen. De tweede oorzaak van de herverdeling binnen collectieve pensioenfondsen is de doorsneesystematiek die een omslagelement impliceert in de collectieve regeling. Iedereen bouwt hetzelfde percentage van zijn pensioengevend salaris op aan nieuwe pensioenrechten en betaalt daarvoor een even groot percentage van het salaris. De jongere betaalt daarom in actuariële termen teveel en de oudere te weinig. Uiteindelijk blijkt een 45-er een bedrag vooruitbetaald te hebben gelijk aan 70% van zijn pensioengevend salaris. Nu is het zo dat de meeste jongeren oud worden en dat het dus gaat om herverdeling naar jezelf. Dit systeem werkte decennialang prima en er was geen reden om voor dit onderdeel lage rapportcijfers te geven, misschien ook omdat men niet precies doorhad hoe het zat. Maar getuige het op 7 november gepresenteerde SEO-onderzoek lijkt zelfs dat ook nu voor de meeste jongeren geen groot probleem. Naast de eerder genoemde externe ontwikkelingen, te weten de financiële crisis en de sterk gestegen levensverwachting, is er in de Nederlandse maatschappij ook iets aan de hand. Zo is een levenslang dienstverband een stuk minder gebruikelijk dan vroeger. Verder worden groepen in de samenleving diffuser; minder homogeen, waardoor er minder betrokkenheid is met specifieke groepen. Als de groep bepaalde risico’s deelt, wordt nu sneller gevraagd “what’s in it for me?”. De snelle consolidatietrend levert misschien wel kostenvoordelen op, maar het risico bestaat dat men zich nog minder betrokken voelt bij zijn of haar pensioenfonds.
2
Ook worden risico’s in toenemende mate gezien als het resultaat van eigen keuzes. Waarom moet ik meebetalen aan iemand die door zijn eigen ongezonde levensstijl arbeidsongeschikt wordt? En al die keuzes die men tegenwoordig kan maken, impliceren ook een toegenomen eigen verantwoordelijkheid. En dan heeft de solidariteit van de sponsor tenslotte ook grenzen bereikt, vanwege de crisis, de nieuwe boekhoudregels, en de toegenomen internationale concurrentie. Bij alle vormen van risicodeling en herverdeling worden tegenwoordig vraagtekens gezet a.g.v. bovenstaande ontwikkelingen en het lijkt erop dat we anders zijn gaan denken over de billijkheid en de redelijkheid van cruciale elementen in de collectieve pensioenvoorziening. En misschien wisten we vroeger simpelweg niet dat er een grotere mate van herverdeling verstopt zat in die pensioenregelingen en werden we er daarom ook niet boos over. In ons boek “Kosten en Baten van Collectieve Pensioensystemen”, onderkenden Fieke van der Lecq en ik in 2006 al dat er spanning zou gaan ontstaan tussen transparantie en solidariteit. Billijkheid en redelijkheid Want wat is precies billijk en redelijk? Waar liggen de grenzen van de herverdeling en risicodeling? Ik heb het antwoord niet, maar om een beeld te krijgen waar we het over hebben, loop ik een paar van de belangrijkste met u langs. Langlevenrisico. Iemand die 100 wordt, krijgt de burgemeester op bezoek en blijft hetzelfde bedrag ontvangen als toen hij 65 werd. De oudste deelnemer in de APG-systemen is 111 jaar oud en ontvangt nu al sinds 1967 (mijn geboortejaar) ouderdomspensioen. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau houden gepensioneerden steeds meer geld over naarmate ze ouder worden, dus kan dat pensioen misschien dalen naarmate men ouder wordt? Of zouden we moeten meewegen dat zorgkosten toenemen en naar alle waarschijnlijkheid steeds meer individueel gedragen moeten worden. In feite gaat het hier over risicodeling en zullen de meeste deelnemers zeggen dat het prima is, omdat ook zij zelf misschien die leeftijd zullen bereiken. Jong versus oud. Zouden we bij tegenslagen de gepensioneerden niet moeten ontzien. Zij kunnen hun levenspatroon lastiger bijstellen dan iemand van 45. Of zou het juist andersom moeten zijn: ouderen die wat meer van hun opgebouwde vermogen bijdragen aan het grote collectief, zodat het draagvlak voor de jongere generaties voldoende sterk blijft. Of accepteren we tot op zekere hoogte het bestaan van geluk- en pech-generaties en moeten we juist wat minder uitsmeren door de tijd?
3
Vrouwen en mannen Hoe zit het met de solidariteit tussen mannen en vrouwen? Voor een deel wordt het verschil in levensverwachting gecompenseerd door het partnerpensioen, maar ook het aantal alleenstaanden neemt toe. En dat partnerpensioen kan ook extreme vormen aannemen. Zo zit er in de APG-systemen een man die geboren is in 1907 en overleden in 1937. Zijn vrouw is geboren in 1909 en heeft tot haar overlijden in 2009 ruim 76 jaar partnerpensioen ontvangen. Dit zou je risicodeling kunnen noemen, want dit was tevoren vast niet zo gepland. Anders is het bij een man in de APG-systemen, die geboren is in 1895 en op 88-jarige leeftijd overleden in 1983. Hij heeft ruim 20 jaar ouderdomspensioen ontvangen. Maar zijn 52 jaar jongere vrouw is nu 66 en geniet inmiddels al 30 jaar van het nabestaandenpensioen en is van plan het nog een tijdje vol te houden. Inkomensverschillen. En dan is er nog het feit dat lagere inkomens korter leven en daarmee de hogere inkomens subsidiëren. Of wordt dat weer voldoende gecompenseerd door het feit dat de lagere inkomens ongezonder leven en dus een groter beroep doen op de gezondheidszorg? Of mogen we dat niet in onze overwegingen meenemen? Volgens sommigen kunnen we het collectieve systeem uitsluitend redden als we glashelder zijn over de individuele eigendomsrechten en alles volgens de wetten van de markt gaan waarderen. Anders gezegd: je zou pensioen volledig als een financieel product moeten behandelen. Het sociale contract zoals we dat nu kennen, met al die ondoorzichtige risicospreiding en herverdelingen, met regels die overruled kunnen worden door sociale partners, is volgens deze stemmen onhoudbaar geworden. Ik denk dat het collectief in de huidige vorm nog altijd meerwaarde heeft voor de deelnemers, maar dat de verdelingsregels wel helder moeten zijn. Marktwaardering is wat mij betreft nuttig als een stok achter de deur en niet als slot op de deur. Verschuivingen door de tijd Niet iedereen zal dezelfde antwoorden geven op de vraag wat redelijk en billijk is en wat niet. Dit blijkt ook uit het eerder genoemde SEO-rapport. Meningen kunnen veranderen over de tijd en zijn afhankelijk van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de eerste AOW die in 1957 door de verre voorganger van Jetta Klijnsma werd uitgereikt aan Mw. Bakker. Zij heeft nooit een cent afgedragen aan sociale premie, maar ervaren we dit nu als oneerlijk? Het werd destijds gezien als de taak van een beschaafd land om voor een minimumpensioen te zorgen voor iedereen en we waren gezamenlijk bereid daar een prijs voor te betalen.
4
Figuur 9 Uitreiking eerste AOW door staatssecretaris Suurhoff (1957)
We kunnen dus niet stellen dat een bepaalde mate van solidariteit goed is en een andere niet. Dit moet, als gevolg van veranderende omstandigheden, zo nu en dan worden herijkt.
5
Lessen uit het buitenland Deze meningen en inschattingen ten aanzien van acceptabele en onacceptabele risicodeling en herverdeling verschillen niet alleen per persoon of per tijdsgewricht, maar deze verschillen ook per land. Ik ben betrokken bij een onderzoeksproject waarin cultuur en pensioenstelsels aan elkaar gekoppeld worden. En er blijkt een sterke relatie te bestaan. We categoriseren pensioenstelsels langs een meetlat met aan de ene kant een zogenaamde Bismarckian variant en aan de andere een Beveridgian variant. Von Bismarck legde in 1889 een inkomensverzekering op tegen inkomstenderving in geval van ouderdom, ziekte en invaliditeit. Deze verzekering startte aanvankelijk op 70 jaar en pas een aantal jaren later (na Von Bismarcks overlijden) werd dit verlaagd naar 65. In 1942, dus midden in de Tweede Wereldoorlog, bespeurde Lord William Beveridge een zeer sterk gevoel van solidariteit. Hij gebruikte dit om een blauwdruk te maken voor een stelsel van sociale volksverzekeringen, betaald uit belastinggeld. In het systeem van Von Bismarck hangt de uitkering af van het vroegere inkomen, terwijl in het systeem van Beveridge de uitkering voor iedereen hetzelfde is. Bismarckian systemen kennen dus minder herverdeling en solidariteit. Verschillende landen hebben om verschillende redenen gekozen voor het ene systeem of het andere. En de mate waarin landen hebben gekozen voor een meer Bismarckian of juist meer Beveridgian systeem, blijkt een significant verband te vertonen met karaktereigenschappen van de bevolking. Anders geformuleerd: het accepteren van allerlei soorten solidariteit is afhankelijk van de volksaard. Dit is een eerste belangrijke les uit het buitenland. Want het impliceert dat het lastig is om voor alle landen dezelfde meetlat te gebruiken. Wat het ene land goed en acceptabel vindt, vindt het andere slecht en onacceptabel. Een aantal concrete aspecten van buitenlandse pensioenstelsels kunnen aanvullende inzichten verschaffen ten aanzien van wat mogelijk en wenselijk is. In Australië is een eerste pijler die afhankelijk is van inkomen en vermogen. Voor de tweede pijler is een zogenaamde kleine verplichtstelling van kracht, vergelijkbaar met onze basiszorg: men is verplicht te sparen voor het pensioen, maar mag zelf een keuze maken bij welke club dit gebeurt. Via zogenaamde drawdown-tabellen wordt duidelijk gemaakt hoeveel geld je jaarlijks mag onttrekken aan je persoonlijke pensioenpot. Hier is een moderne ALM geïntroduceerd, met individuele financiële planning. Hierin wordt het opgebouwde vermogen opgenomen, maar daarnaast ook andere informatie over de persoonlijke situatie. Het stelsel groeit als kool, krijgt hoge scores en niet alleen van het Australische Mercer.
6
Japan is bekend vanwege het feit dat de vrouwen daar het oudst worden van de wereld. Vergeleken met Nederlandse dames leven zij daar nog eens 3,5 jaar langer. Ze hebben daarmee op dit moment het niveau bereikt dat volgens de laatste CBS-prognoses in Nederland pas in 2038 wordt gerealiseerd. De verschuivingen in de Japanse bevolking zijn eveneens extreem: de bevolking krimpt nu al en is naar verwachting over veertig jaar al een kwart kleiner dan vandaag. Wat pensioen betreft is Japan vooral bekend vanwege het enorme overheidspensioenfonds van ruim $1000 miljard. Interessant is dat zij hun verplichtingen waarderen met een disconteringsvoet van 4%, terwijl ruim 80% in Japanse staatsobligaties belegd is die momenteel gemiddeld een nominale rente kennen van rond 0,8%. Verder kent Japan heel erg veel verplichte pensioenregelingen in de tweede pijler, waarbij gepensioneerden in veel gevallen gewoon op de loonlijst blijft staan en er geen fondsvorming is. Interessant is hier dat er bij deze fondsen meestal een keuzemogelijkheid is bij pensionering: (a) levenslange annuïteit, (b) tijdelijke annuïteit (5 of 10 jaar), of (c) lump-sum. Fondsen geven aan dat ze “natuurlijk” het liefst hebben dat mensen voor de lump-sum kiezen, dus actuarieel neutrale berekeningen zijn daar nog niet doorgedrongen. Maar de mensen die voor de lumpsum kiezen, blijken die vaak te gebruiken om hun hypotheek af te betalen. En dat is natuurlijk niet eens zo’n onlogische gedachte en overigens ook geen nieuwe gedachte voor ons land. Het systeem in Chili is vergelijkbaar met dat in Australië en dient als voorbeeld voor de rest van Zuid-Amerika. En volgens sommigen zelfs als voorbeeld voor Nederland. Dat laatste hangt weer af van de definitie van een “goed” stelsel. Mercer zet Chili in elk geval in de middenmoot van de 20 landen in de index. Polen en Hongarije hebben de afgelopen 15 jaar enorme stappen gezet in de richting van een mooi pensioenstelsel. Helaas stond de pensioenpot toch net iets te dicht bij de politici die ook een oplossing moesten verzinnen voor de overheidstekorten. Met een pennenstreek zijn gespaarde pensioengelden doorgesluisd naar de begroting van de overheid. Figuur 10 Krantenkop Trouw (7 september 2013)
Bron: Trouw (7 september 2013)
7
Duitsland werkt met pensioenpunten die een bepaald inkomen opleveren na pensionering. Daarnaast is er een vangnet voor lage inkomens, dat het best vergelijkbaar is met onze ouderenbijstand. Over problemen in de tweede pijler is geen grote discussie in Frankrijk en Duitsland zoals bij ons, waarschijnlijk vanwege het feit dat deze tweede pijler niet of nauwelijks bestaat. De grote impliciete schuldpositie vanuit die eerste pijler heeft zijn weerslag nog niet gehad op de kredietwaardigheid van deze landen. Maar deze schuld gaat hoe dan ook op termijn een effect hebben, hetzij op deze kredietwaardigheid, hetzij op de toereikendheid van pensioenen in deze twee landen. Figuur 11 Expliciete en impliciete schuld in overheidspensioenen (als % van BNP)
Bron: Meijdam en Ponds (2012)
Italië kent een beperkt aantal eerstepijlerfondsen en nauwelijks een tweede pijler. De bijdrage aan het pensioeninkomen vanuit pensioenfondsen is zeer beperkt. Hier staat tegenover dat er veel gespaard is zonder dat daar het stickertje “pensioen” op geplakt is en dat het niveau van hypotheekschuld relatief laag is. Het grootste deel is, net als in Duitsland en Frankrijk, via omslag gefinancierd. En het aanpassen van dat systeem is niet populair met gevechten in het parlement en grote demonstraties. Maar verder is het gebruikelijk dat oudere Italianen bij hun kinderen gaan wonen. De vraag is dan natuurlijk of ze dat graag willen, of omdat ze vanwege het gebrek aan de noodzakelijke financiële middelen geen keus hebben. Mijn Italiaanse echtgenote vindt het bestaan van bejaardenhuizen hier in Nederland in elk geval een grote schande en probeert onze drie kinderen zo op te voeden dat zij tegen de tijd dat het nodig is bij één van hen welkom is.
8
Blik op de toekomst: Nederland Momenteel wordt er nog hard gewerkt aan een nieuwe pensioenwet, die nieuwe pensioencontracten voorschrijft en een aangepaste balans tussen premie, ambitie en zekerheid mogelijk maakt. Om Von Bismarck te quoten: “Om respect te behouden voor worsten en wetten is het beter niet te kijken als ze gemaakt worden.” Iedereen in de sector weet inmiddels hoe die pensioenworst in Den Haag gemaakt wordt. Iedereen lijkt zich er ook mee te bemoeien en er een afwijkende mening over te hebben. Ik zou iedereen willen oproepen respect te tonen voor het eindresultaat dat hoe dan ook een compromis zal zijn. Laten we beslissen dat we het hier voorlopig mee moeten doen. Ik ben een zeer groot voorstander van het grondig blijven nadenken over hoe we het pensioenstelsel in Nederland beter en eerlijker en houdbaarder kunnen maken. Hoe we de doorsneesystematiek kunnen aanpassen en hoe we met verplichtstelling kunnen omgaan. Maar ik sta niet te juichen bij de aangekondigde brede en publieke pensioendiscussie die voor 2014 is aangekondigd. Het suggereert wederom en volgens mij ten onrechte dat een allesomvattende oplossing voor alle echte en gepercipieerde problemen mogelijk is. Ik gun de sector graag de tijd en de rust om de nieuwe wet zorgvuldig te implementeren. Als we dan wat verder in de toekomst kijken, denk ik dat er een aantal zaken duidelijk zal worden. 1. De pensioenspaarpot met ruim 1000 miljard wordt de komende jaren alleen maar groter. Ik denk dat de huidige pensioensector voor de Nederlandse economie heel waardevol is en blijft, maar ik ben van mening dat we moeten nadenken over een bescheidener tweede pijler. 2. Er is de laatste jaren enorm veel gediscussieerd over de manier waarop informatie over pensioen beschikbaar moet worden gemaakt. En deelnemers zijn overspoeld met informatie. Het moet individueler, het moet in reële termen en het moet integraler. Individuele financiële planning wordt veel belangrijker, met het collectief opgebouwde en op te bouwen pensioen als cruciaal onderdeel. 3. Het is en blijft moeilijk om te bepalen wat een goed of een slecht pensioenstelsel is. Nederland heeft volgens mij niet het slechtste pensioenstelsel ter wereld. Maar zelfs al zou het op alle fronten het beste stelsel ter wereld zijn, dan kunnen we leren van het buitenland. En niet alleen hoe het niet moet.
9