Beleidsplan Nederlands Artillerie Museum 2010 - 2015
Inhoudsopgave - I Inleiding
- II Bedrijfstaak -
Huisvesting Verzekering Automatisering Marketing Collectie
- III Behoudstaak -
Conservering passief actief Restauratie Beveiligings- en calamiteitenplan
- IV Documentaire taak -
Registratie van voorwerpen Beschrijven van afzonderlijke voorwerpen Ontsluiten van afzonderlijke voorwerpen Automatisering collectie-administratie
- V Publiekstaak -
Algemeen bereikbaarheid bereikbaarheid/toegankelijkheid/bruikbaarheid publieksvoorzieningen openstelling Presentatie opstelling beteksting Presentatie tijdelijke tentoonstellingen tijdelijke tentoonstellingen faciliteiten, personeel en financiën Publiek algemeen samenstelling aantallen Publieksbegeleiding informatie over publiek publiekswerving aanvullende activiteiten, educatief werk
- VI Bestuur en medewerkers - Juridische status - Samenstelling bestuur - Organisatiestructuur - Personeel - Vrijwilligers - Personeelsplan
- VII Financiering - Exploitatie - eigen inkomsten - de overheid - Ondersteunende instelling - Sponsoring - Subsidies - Fondsen en overige bijdragen
- VIII Samenvatting en conclusie - Lijst van afkortingen - Bijlagen
INLEIDING Waarom nu een (nieuw) beleidsplan voor het Nederlands Artillerie Museum? Het huidige Artilleriemuseum is 60 jaar geleden ontstaan in de vorm van een munitieverzameling van medewerkers van het Artillerie Schietkamp en van de Artillerieschool Oldebroek. Het gros van de objecten werd gevonden in het doelengebied van het Artillerie Schietkamp waar de Legerplaats bij Oldebroek deel van uitmaakt. Eind jaren '70 heeft men meerdere gebouwen op de LBO toegewezen gekregen en is de Stichting Artillerie Verzameling Oldebroek (de voorloper van de Stichting Nederlands Artillerie Museum) begonnen de munitieverzameling uit te bouwen tot een museum, waarin de z.g. "petite histoire" van de Nederlandse Artillerie in beeld werd gebracht. Op dit moment is dit tot ca. 1950 gerealiseerd. Op basis van de grootte en de kwaliteit van het museum heeft de Bevelhebber der Landstrijdkrachten in 1997 het Artilleriemuseum in Oldebroek de z.g. A- status toegekend. Als zeer plezierige bijkomstigheid van deze A- status heeft het museum de beschikking gekregen over een fulltime museummanager. Tot dan toe hebben zich alleen vrijwilligers met het museum beziggehouden. De komst van de museummanager had een professionalisering van de organisatie en de dagelijkse gang van zaken tot gevolg. Het bestuur van de stichting werd daardoor gedwongen haar plannen voor de ontwikkeling van het museum ook schriftelijk vast te leggen in een beleidsplan voor een periode van vijf jaar. Dit beleidsplan steunt de manager en vrijwilligers hun taak toekomstgericht uit te voeren. Het eerste beleidplan omvatte de periode 2002-2007. Mede op basis van dit beleidsplan verwierf het museum in 2004 de status „voorlopig geregistreerd museum‟. Op basis van het beleidsplan 2004-2009, wat een update inhield van het vorige plan, heeft het museum de status „geregistreerd museum‟ gekregen. De nu uitgegeven versie houdt tevens een evaluatie in van het vorige plan, dat dagelijks richtinggevend is voor de werkzaamheden van de medewerkers van het museum. Door deze activiteiten zal het museum nog beter gaan voldoen aan de ICOM definitie van een museum te weten: Een museum is een permanente instelling in dienst van de gemeenschap en haar ontwikkeling, niet gericht op het maken van winst die de getuigenis van de mens en zijn omgeving verwerft, registreert, documenteert en wetenschappelijk onderzoekt, behoudt en presenteert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen. De Stichting NAM heeft sinds oktober 2009 geen directe verantwoordelijkheid meer voor de zg. Luchtdoelartillerie verzameling in Ede. Deze verzameling is als een eigen stichting Historische Verzameling Grondgebonden Luchtverdediging (HVGLVD), ondergebracht op de Luchtmachtbasis „De Peel‟. Het museaal beleid Defensie voor de musea/historische collecties die zich richten op de geschiedenis van de landmachtonderdelen, wordt op dit moment herschreven, waarbij aan alle musea, ook bij het NAM de status van Historische Collectie is gegeven met een interne functie voor Defensie en een functie naar de regio.
Evaluatie van de doelstellingen uit het beleidsplan 2004-2009 De status „geregistreerd museum‟ is bereikt In de afgelopen beleidsperiode heeft het museum de status van ANBI bereikt. Na de renovatie van het plafond heeft pav I (gebouw 217) een gebruikersvergunning verkregen. Deze is noodzakelijk voor het openstellen voor publiek. Er is een begin gemaakt met het in beeld brengen van de periode na 1950 van de geschiedenis van de Nederlandse artillerie in gebouw 215. Aangezien in de Legerplaats bij Oldebroek geen bouwvolume meer ter beschikking is, kan het plan om een zg. Loods Groot Materieel te bouwen niet meer worden gerealiseerd. Het groot materieel zal worden uitgeleend aan het Libertypark te Overloon, om daar zichtbaar aan het publiek te worden tentoongesteld. De publieksorganisatie is optimaal afgestemd op het publieksaanbod. Ondanks de beperkende bepalingen in de toegangsregeling van de kazerne, is het aantal bezoekers in de loop der jaren licht gegroeid. De wijziging in het eerder aangegeven museaal beleid van Defensie, de „interne‟ functie van het NAM krijgt een hogere prioriteit boven externe bezoekers. Voorlopig heeft dit nog geen consequenties voor de steun in natura. De basisregistratie van de collectie is voltooid, maar mede als gevolg van een onvolledige thesaurus verloopt de verdere beschrijvingen van de objecten moeizaam en tijdrovend. Samenwerking met het Museum Korps Rijdende Artillerie is tot stand gekomen in goede harmonie. Er komt op de kazerne ook een klein museum van de militaire inlichtingendienst (voorheen in Ede gevestigd), waar het NAM ook contacten mee zal aanknopen. Er worden regelmatig tijdelijke tentoonstellingen gerealiseerd, meestal op basis van het landelijke thema van de Open Monumentendag. Er is in de afgelopen beleidsperiode een calamiteitenplan opgesteld, waarin zowel de BHV als de CHV is opgenomen. Het museum maakt deel uit van het netwerk veiligheidzorg Noord Veluwe, waarin erfgoedinstellingen in deze regio elkaar ondersteunen en adviseren in geval van calamiteit.
De voornaamste prioriteiten voor de komende vijf jaar van het Stichtingsbestuur NAM zijn: de periode 1950 tot heden van de geschiedenis van de Nederlandse Artillerie in beeld brengen in gebouw 215. het verder verbeteren van de publieksorganisatie (baliepersoneel, rondleiders, winkelpersoneel etc.), zodat door extra publiciteit bij nog niet benaderde, potentiële bezoekers, nog meer, voornamelijk jong publiek, het museum komt bezoeken. Het is de wens van Defensie, die ons financieel en in natura enorm steunt, dat het museum een wervend karakter uitstraalt voor Defensie als werkgever. Educatieve elementen verbeteren door o.a. de interactieve mogelijkheden in het museum uit te breiden, in delen te realiseren in volgende jaren. doorgaan met het verwerven van objecten conform het collectiebeleid. De prioriteit ligt bij verbindingsapparatuur en apparatuur in gebruik geweest bij de meetafdeling. Het verder saneren van de collectie. Dit blijft een continu proces. Iedere twee jaar een tijdelijke tentoonstelling samenstellen, in 215 zal hier apart ruimte voor worden gerealiseerd.
-
Samen met een ander op de LBO gevestigd (klein) korpsmuseum van de Rijdende Artillerie en de onlangs hier gevestigde historische collectie van de inlichtingendiensten (DIVI), komen tot nauwere samenwerking. Realiseren van een Korpszaal Veldartillerie en een Artillerie Veteranenruimte binnen het museum. Actief (mede)ontwikkelen van een (artillerie)thesaurus Verwerven van medewerkers.
Met het realiseren van bovenstaande geschetste prioriteiten is veel geld gemoeid. De realisatie van bovenstaande plannen dienen in de planperiode (2010-2015) gerealiseerd te worden.
BEDRIJFSTAAK Huisvesting A Het Nederlands Artillerie Museum, locatie Oldebroek, is gevestigd in 't Harde aan de Eperweg 149, op de Legerplaats bij Oldebroek (LbO) en heeft daar van Defensie (KL) de beschikking over zeven gebouwen. Elk gebouw vervult een afzonderlijke functie binnen de bedrijfsvoering van het museum. -
Gebouw 215. Het betreft een legeringsgebouw uit 1878 en heeft de status van rijksmonument. Vanaf begin jaren ‟70 is het gebruikt als militair lesgebouw. Om het gebouw geschikt te maken voor een museale functie is groot onderhoud noodzakelijk. Defensie heeft eind 2003 de buitenkant van het gebouw onder handen genomen; nieuw dak, voeg- en schilderwerk. Binnen heeft Defensie de toiletruimten en een gedeelte van de stroomvoorziening aangepast. Tijdens de voorbereiding van deze werkzaamheden zijn enkele grotere stukken materieel door het dak binnen geplaatst. Omdat het museum niet wil wachten tot Defensie weer enige prioriteit stelt om ook groot
onderhoud aan de binnenzijde van het gebouw uit te voeren, is het museum hier deels op eigen kosten aan begonnen. Defensie heeft het gebruik van het gebouw geëvalueerd: naast het museum zal er ook de korpszaal van de veldartillerie in worden ondergebracht. De eerste prioriteit wordt gegeven aan de publieksfunctie die altijd al in dit gebouw voor handen was en de korpszaal die mede door anderen zal worden gebruikt. Het betreft hier de receptie, inbegrepen een bescheiden museumwinkel/verkooppunt, garderobe, ontvangst-, vergader-, en videoruimte en een pantry. Met eigen middelen is begonnen met het aanpassen van het oostelijk deel en daarmee de tentoonstelling over de periode na 1950. Het westelijk deel, met bestemming genoemde publieksactiviteiten, wordt eveneens aangepakt om deze nu zo spoedig mogelijk te betrekken. Bij dit gedeelte is de commandant Korps Veldartillerie een „Korpszaal‟ aangeboden. Het korps krijgt een plaats binnen het museum waar het aan de taken van traditiehandhaving en veteranenzorg uitvoering kan geven. De totale oppervlakte van het gebouw is 792 m2, waarvan 640 m2 tentoonstelling en 152 m2 voor overige publieksfuncties. Het museum kan daarmee de ontbrekende periode in haar presentatie afmaken. Ten behoeve van de gebruikersmelding aan de gemeente Elburg voor de publieksfuncties, dienen er aanpassingen te worden uitgevoerd (o.a. brandslangen en nooddeuren). Gedurende de periode dat er bouwwerkzaamheden plaats vinden zullen de publieksfuncties vanuit gebouw 168 verzorgd worden. Dit is een tussenoplossing die vanuit de Defensieorganisatie geboden is. -
Gebouw 217 (paviljoen 1): het betreft de voormalige rijwielstalling, gebouwd in 1949. Hier is de tentoonstelling ondergebracht over de vroegste artilleriegeschiedenis tot 1900. Het museum heeft dit gebouw sinds ‟64 tot haar beschikking. Het heeft een eensteens muur waardoor de isolatie en de klimaatbeheersing veel inspanning kost om de waarden op peil te houden. Totale tentoonstellingsoppervlak bedraagt 185 m2.
-
Gebouw 213 (paviljoen 2): dit is het oude wachtgebouw daterend uit 1878 met een belendend waslokaal uit 1887. Het heeft de status van rijksmonument. Het museum heeft dit pand sinds 1981 als tentoonstellingsruimte in gebruik, waar een beeld wordt gegeven van de pantserfort-, vesting- en kustartillerie. Het tentoonstellingsoppervlak bedraagt 98 m2. Het pand geniet bescherming door de ligging in het park in Engelse Landschapstijl uit circa 1885, dat de status van rijksmonument heeft.
-
Gebouw 214 (paviljoen 3): de uit 1881 daterende kampkeuken is in gebruik bij het museum sinds 1985. Aanvankelijk bestond dit uit twee bouwwerken die later verbonden zijn door de aanbouw van het tussenliggend deel. Hier is de artillerietentoonstelling van 1900 tot 1950 ondergebracht. Het tentoonstellingsoppervlak bedraagt 463 m2. Het pand geniet bescherming door de ligging in het park in Engelse Landschapstijl uit circa 1885 dat de status van rijksmonument heeft.
-
Gebouw 169: de voormalige quarantaineruimte voor besmettelijk zieken. Het heeft de status van rijksmonument, stamt uit circa 1890 en is in gebruik door het museum sinds 1993. Hier is het documentatiecentrum in ondergebracht. Naast de bibliotheek is hier een kantoor, keuken, douche en toilet aanwezig. De bibliotheek bestrijkt een ruimte van 120 m3. Dit is niet voldoende voor het documentatiecentrum dat daarmee met ruimtegebrek kamt. Het pand geniet bescherming door de ligging in het park in Engelse Landschapstijl uit circa 1885 dat de status van rijksmonument heeft.
-
Gebouw 167: het voormalig wachtgebouw. Sinds 1999 in gebruik door het museum. Dit doet dienst als depot waar in afzonderlijke cellen de niet geëxposeerde collectie per materiaalsoort opgeslagen wordt. Dit is tevens het depot van het fotoarchief. Daarnaast is er een kantoor en werkplaats. Een keuken is aanwezig, wat door haar grootte tevens als werk en ontvangstruimte kan dienen. Totale depotruimte bedraagt 40 m3, kantoor 15,5 m2, werkplaats 14 m2, keuken 28 m2.
-
Gebouw 76: garage/loods doet sinds 2000 gedeeltelijk dienst als onderhoudsruimte en opslag voor groter materieel of onderdelen daarvan. Totale ruimte bedraagt 148 m2.
Naast de gebouwen op de LbO heeft het Nederlands Artillerie Museum de tijdelijke beschikking over loods 413 op het magcomplex in de Harskamp. Hier staat het groot materieel opgeslagen (ca. 25 stuks vuurmonden en wiel- en rupsvoertuigen). Deze ruimte bedraagt ongeveer 600 m3. Het gebruik van deze loods heeft een tijdelijk karakter. Het is niet bekend wanneer deze situatie zal veranderen. B Alle gebouwen zijn in eigendom van het Ministerie van Defensie en voor gebruik ter beschikking gesteld aan het museum. Het gebruik van loods 413 op de Harskamp heeft een tijdelijk karakter. Alle gebouwen staan op militair terrein en de daarvoor geldende toegangsregelingen zijn van kracht. Zo ook staan de gebouwen onder bewaking volgens de militaire norm. De feitelijke exploitatie valt onder de Lokaal Facilitaire Dienst van de LbO, wat tevens het aanspreekpunt is voor wat betreft storingsmeldingen en speciale behoeftes. Het onderhoud wordt uitgevoerd onder verantwoording van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD), op kosten van de Defensieorganisatie. De inrichting ten behoeve van de collectie/opstelling komt onder verantwoording van het museum. C Het museum kampt met een tekort aan ruimte op structurele- en tijdelijke basis. Door herverdeling van de gebouwen en de weerslag die de afstoot van kazerneterreinen door Defensie op de legerplaats heeft, is het museum noodgedwongen depots te verhuizen. De beschikbare ruimte die ingeleverd is bedroeg 550 m2, daarvoor is 255 m2 in de plaats gekomen. Dit levert een tekort op van 245 m2. De opslag voor groot materieel (Harskamp, gebouw 413) zal in de toekomst ontruimd moeten worden. Als oplossing hiervoor is het in bruikleen over te dragen aan het museum Libertypark te Overloon. Zij zouden deze objecten graag in hun opstelling willen opnemen. Het plan een Loods Groot Materieel te bouwen bij het museum kan niet gerealiseerd worden wegens het bereiken van het maximale bouwvolume op de Legerplaats bij Oldebroek. D Alle gebouwen kennen van oorsprong een ander doel dan museaal gebruik. De isolatie van sommige panden op het gebied van licht, temperatuur en luchtvochtigheid laat te wensen over (gebouw: 217, 169, 167). Waterleidingen en verwarmingsbuizen verhogen de risico‟s voor de collecties.
Daarnaast groeit het aantal en verandert de samenstelling van de bezoekers, wat aanvankelijk niet voorziene risico‟s met zich meebrengt. Een inventarisatie betreffende brandveiligheid/preventie en arbo-wetgeving is in 2001 opgemaakt, van waaruit aanpassingen ter verbetering worden uitgevoerd. Een inventarisatie van de knelpunten mbt de brandveiligheid is opgemaakt. De hieruit voortgekomen aanpassingen zullen worden uitgevoerd mbt tot de gebruikersmelding. Verzekering A De panden zijn in eigendom van het Ministerie van Defensie en in die hoedanigheid verzekerd. In de praktijk zijn militaire objecten niet verzekerd. B Sinds medio 2000 heeft de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht (TCKL) een collectieve verzekering afgesloten voor alle Historische Collecties (HC) binnen de Landmacht. De volgende verzekeringen zijn afgesloten: - Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven - collectieve ongevallen verzekering voor alle vrijwilligers - bestuursaansprakelijkheidsverzekering voor alle aangesloten stichtingbesturen Deze dekt de (vrijwillige en tijdelijke) medewerkers, het personeel en de bezoekers. De gemeente Elburg kent een collectieve verzekering voor mensen die vrijwilligerswerk verrichten binnen haar gemeente. Vrijwilligers van het museum zijn hierdoor op aanvullende punten verzekerd (bijv. geen en daarmee hogere leeftijdsgrens). Voor alle verzekeringen dient in geval van een schadezaak, dat het museum een overeenkomst met de medewerker te kan overleggen (vrijwilligersovereenkomst). C De dekking voor rechtsbijstand is ingebouwd binnen de bestaande verzekeringclausules. D De inkomende bruiklenen zijn middels de collectieve verzekering („kostbaarhedenverzekering‟) gedekt. De collectieve verzekering dekt de AVB (bestuursaansprakelijkheid), inclusief de WA voor historische voertuigen. De collectie in eigendom is niet verzekerd door de collectieve verzekering van de Commissie Collectie. De inkomende bruiklenen zijn verzekerd middels de collectieve verzekering van de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht.
Automatisering A In totaal heeft het museum zeven computers tot haar beschikking. Vier zijn in gebruik voor collectieregistratie, drie voor administratieve doeleinden. Het documentatiecentrum heeft een computer in gebruik voor zowel de registratie als administratie. Als randapparatuur beschikt het museum over drie printers, twee scanners en een digitale camera. B Het museum beschikt bij de receptie over een geautomatiseerd kassasysteem die de entreegelden van de betalende bezoekers maar tevens de categorieën niet-betalende (gratis) bezoekers registreert. Verder slaat deze gegevens op van de verkoop van alle winkelartikelen. Deze staan voorgeprogrammeerd in een plu-register. C Van de zeven computers zijn er drie aangesloten op het Defensienetwerk (KLIM, Intranet). De laptop kan op het netwerk aangesloten worden. Vier medewerkers zijn geautoriseerd en hebben een account waarmee zij op dit netwerk kunnen inloggen. Het Defensienetwerk geeft tevens toegang tot het Internet, dat wegens drukte op het net vaak lastig geraadpleegd kan worden. De musea en Historische Collecties van de Koninklijke Landmacht gebruiken dezelfde registratiesoftware voor de collectie, waardoor gegevens in de toekomst via de netwerken uitgewisseld kunnen worden. Echter wordt dit programma (nog) niet ondersteund door de Defensie telematica organisatie waardoor de onderlinge uitwisseling niet kan plaatsvinden. Marketing A Onder de bezoekers van het museum zijn verschillende doelgroepen te onderscheiden: Interne naar de Defensie organisatie: - de actief dienenden, militairen in opleiding en burgers in dienst van Defensie. - postactieven - veteranen - de regio waarin het museum zich bevindt (o.a. geïnteresseerden in het militair cultureel erfgoed, oud dienstplichtigen met ervaringen uit hun diensttijd voor zowel de artillerie als de Legerplaats bij Oldebroek, scholen voor basis- en voortgezet onderwijs) Verder vormt het museum een studieobject voor geïnteresseerden in ballistische technieken en historische ontwikkeling; het documentatiecentrum voor verdere studiedoeleinden.
B Een analyse van de doelgroepen levert een onderverdeling in drie categorieën op: a- de direct betrokkenen van Defensie (militairen en andere werknemers van Defensie), b- de indirect betrokkenen van de Koninklijke Landmacht (postactieven veteranen, reünisten), c- publiek uit de regio zonder betrokkenheid met Defensie (burgers, scholieren). Voor de categorie a dient het museum vooral als studieobject om de kennis van de artillerie te vergroten. Categorie b beleeft het museum als een herinnering en bewaarplaats van hun eigen historie en traditie. Deze twee categorieën maken veel gebruik van een gids/rondleiding. Categorie c komt naar het museum voor studiedoeleinden en vrijetijdsbesteding. Zij gaan veelal individueel door het museum of maken gebruik van de speurtochten. C Op basis van het Museaal Beleid Koninklijke Landmacht zal de Historische Collectie Artillerie aangemerkt worden als een „gecombineerde collectie‟. Dit betekent dat het museum een nauwe binding heeft met verschillende eenheden van een actief dienend wapen of dienstvak. De komst van een korpszaal in gebouw 215 benadrukt deze verbondenheid. Het museum wordt vier dagdelen per week opengesteld. In de zomermaanden juli en augustus zullen deze uren worden uitgebreid. Er zal een onderzoek/ experiment komen naar efficiëntie: openstellen op maandagen of openstellen vanaf 10:00 uur ‟s ochtends gedurende deze maanden. De regionale functie betekent naast de eigen artillerie achterban, een doelgroep van niet-militairen. Volgens bovengenoemd beleid heeft het museum een wervende taak voor de Koninklijke Landmacht (toekomstige militairen/BBT-ers). (zie hoofdstuk publiekstaak) D Het museum heeft een facilitaire taak, waarbij de collectie ontsloten wordt voor verschillende doeleinden; het documentatiecentrum kan op afspraak op locatie geraadpleegd worden. Groepen kinderen kunnen worden ontvangen, waarvoor een programma gemaakt is: naast het museumbezoek, een film/video en verkleedkist. Er zijn een tweetal speurtochten voorhanden met een leeftijdsdifferentiatie van 8 t/m 10 en 10 t/m 14 jaar. Voor groepen bestaat de mogelijkheid een rondleiding te reserveren. Om terugkomende bezoekers/kinderen tegemoet te komen zijn er varianten op de speurtochten ontwikkeld. Het streven is deze na enkele jaren te vernieuwen. Het groeiende aantal kinderen dat het museum bezoekt dient hiermee op een gestructureerde wijze door het museum te gaan, teneinde de educatieve neerslag te vergroten. In het plannen voor gebouw 215 is de korps-, film- en ontvangstzaal opgenomen voor bijeenkomsten van groepen tot 50 personen. E Het museum stelt zich tot taak bekendheid te geven aan de doelgroepen buiten de Defensiestructuur. Dit wordt gerealiseerd door folders, promotie door publicaties in overzichtsbrochures zoals de (museum-) „Kijkwijzer‟ van het Gelders Erfgoed te Zutphen (provinciaal), vrijetijdsbrochures en een eigen website (www.nederlandsartilleriemuseum.nl).
Het museum staat vermeld in „Nederland Museumland‟, en op de gelijknamige website van de Stichting Museum Jaarkaart vanaf 2002. Het museum staat vermeld in diverse almanakken, schoolreismagazine, e.d. De bezoeker betaalt € 2,50 entree, gratis toegang voor kinderen tot 18 jaar, houders veteranenpas, dienende militairen, houders van een Defensie smartcard, houders reservisten- en houders NAM-begunstigerpas. Collectie A De collectie richt zich op het Wapen der Artillerie. Het betreft hierbij alleen voorwerpen die bij de Nederlandse artillerie ingezet zijn geweest. De collectie richt zich specifiek op de 'petite histoire' (d.i. de weergave van de geschiedenis van alleen artillerie materieel en artillerie eenheden) in algemene zin vanaf het begin van de jaartelling tot heden. Bij een onderzoek van de Traditie Commissie Krijgsmacht uit 1996 zijn er 51 items als A-object en 62 als B-object geregistreerd. B Naast objecten in eigen bezit heeft het museum een deel van de gepresenteerde objecten in bruikleen. De belangrijkste bruikleengever is het Militair Historisch Museum Generaal Hoefer te Delft. Overige bruikleengevers zijn: R.K. parochie H.H. Petrus en Paulus, Middelburg, Stichting Historische Genieverzameling, Vught, Instituut Collectie Nederland, Amsterdam Museum Bronbeek, Arnhem Historische Verzameling Huis Oranje-Nassau, Den Haag Kanselarij der Nederlandse Orden, Den Haag C Er bestaat een grote diversiteit aan artillerie materialen die in de collectie bijeengebracht zijn. Daarmee is het totale Wapen der Artillerie, met de verschillende onderdelen, in het museum vertegenwoordigd. Het museum richt zich op de Nederlandse artillerie. Het museum vormt de enige locatie in Nederland waar de artillerie in een juiste historische opstelling wordt gepresenteerd. De artillerie geschiedenis is van grote betekenis voor de historie van de regio (sinds 1885). Het documentatiecentrum trekt grote belangstelling. Het vormt een belangrijk archief voor de artilleriehistorie (historie van eenheden, naslagwerk over artilleriematerieel dat bij de KL is ingezet, historie van het Artillerieschietkamp). De collectie is ten dienste gesteld voor studiedoeleinden binnen de Veld-, Rijdende-, Vesting-, Kust-, Pantserfort- en Luchtdoelartillerie en het KNIL.
D Het museum tracht exemplaren te verwerven die bij de Nederlandse artillerie in gebruik zijn geweest en die niet meer in de Defensieorganisatie worden ingezet. Er wordt geprobeerd voldoende objecten te verzamelen om de geschiedenis van de artillerie te vervolmaken. Dit blijft een voortdurend proces vanwege de technische en strategische ontwikkelingen en de veranderingen bij Defensie. Alle objecten dienen een plek in de tentoonstelling te kunnen krijgen en komen daardoor binnen het collectieprofiel te vallen. Een op schrift gesteld collectieplan is aanwezig. In het verleden zijn er militaire objecten in zijn algemeenheid verzameld. Door de grote groei aan voorwerpen is het noodzakelijk in te krimpen en moeten de te bewaren objecten passen binnen het collectieprofiel. De Commissie van Afstoot adviseert met betrekking tot het beleid de vervreemding en nieuwe bestemmingen van objecten. Hierbij wordt de „Leidraad voor het afstoten van museale objecten‟, uitgegeven door het Instituut Collectie Nederland, gevolgd. De Commissie voert het vastgestelde beleid daadwerkelijk uit in nauw overleg met de manager.
BEHOUDSTAAK Conservering Passieve conservering A De staat van de gebouwen, waarin de collectie is ondergebracht, is voor elk gebouw verschillend. Het museum is de gebruiker; Defensie is als eigenaar feitelijk verantwoordelijk voor het onderhoud. Een inventarisatie van brandveiligheid en preventie voor alle gebouwen is opgemaakt. Aanbevolen verbeteringen hierin zijn gerealiseerd. Er vindt regelmatig controle aan de gebouwen plaats door de brandweer en de Dienst Vastgoed Defensie. Dit levert positieve oplossingen en veranderingen op. De temperatuur en relatieve vochtigheid wordt continu gemeten. Het omgevingsklimaat wordt middels afzonderlijk apparatuur op peil gehouden. Dit vergt een continue inspanning en controle. -
Gebouw 215: Tijdens het groot onderhoud in 2003 is het dak vernieuwd (o.a. van isolatie voorzien). Daarnaast is het schilderwerk aan de buitenzijde vernieuwd en zijn de voegen bijgewerkt. De buitenschil heeft daarmee een opknapbeurt gehad. De werkzaamheden zijn gestart voor de inrichting van de binnenzijde. Vanaf de oostzijde wordt gewerkt aan de inrichting van de permanente tentoonstelling over de artilleriegeschiedenis van 1950 – heden. Aan de westzijde wordt juist de ruimte ingericht voor publiekszaken als receptie, verkooppunt, filmzaal/ontvangstruimte en de korpszaal van het Korps Veldartillerie. Dit gedeelte vergt de meeste bouwkundige aanpassingen.
-
Gebouw 217 (paviljoen 1): doordat we hier te maken hebben met een eensteens gebouw, vereist de klimaatbeheersing meer aandacht en inspanning. De gehele ruimte is geblindeerd waardoor het licht buiten wordt gehouden. Bij de uitgang zijn twee glas in loodramen, het enige punt waar daglicht binnen komt. Hier is bewust voor gekozen en er zijn geen kwetsbare objecten in dit gedeelte opgesteld. Aanpassingen van het plafond ten behoeve van de brandveiligheid en gebruikersmelding zijn gerealiseerd.
-
Gebouw 213 (paviljoen 2): een geheel verduisterd gebouw waar de weersomstandigheden geen invloed hebben op het binnenklimaat. Het klimaat wordt door afzonderlijke apparatuur op peil gehouden.
-
Gebouw 214 (paviljoen 3): het geheel is verduisterd. Weersomstandigheden hebben geen invloed op het binnenklimaat. Ten behoeve van de brandveiligheid zijn aanpassingen verricht waaronder een brandmeldsysteem die doorgeschakeld is naar de wacht. Het klimaat wordt door afzonderlijke apparatuur op peil gehouden.
-
Gebouw 169: „Pesthuis‟ of quarantainegebouw voor „besmettelijke zieken‟ (naar de maatstaven van begin 20 e eeuw), in gebruik als bibliotheek. De ketel van het verwarmingsysteem bevindt zich op de zolderverdieping. Dit kan gevaar aan de collectie opleveren bij calamiteiten en lekkage. Er is geen branddetectie beveiliging aanwezig. Het is aan te bevelen de bibliotheek op een andere locatie onder te brengen zodra de gelegenheid zich voor doet.
-
Gebouw 167: voormalig wachtgebouw met (gevangenis)cellen uit het begin van de jaren 60, in gebruik als depot en kantoorruimte. De depots bestaan uit afzonderlijke ruimtes (de cellen) waar verschillende collectieonderdelen (onderverdeeld in materiaalsoorten) bewaard worden. Hier kunnen klimaatzones gecreëerd worden.
-
Gebouw 76: verwarmd door een warmtekanon. De ruimte diende aanvankelijk als magazijn voor militair materieel. De binnenruimtes hebben deels een open afscheiding (met gaas afgezet), waardoor allerlei invloeden vanuit de andere ruimtes binnen kunnen komen. Deze ruimte is geenszins geschikt voor de opslag van kwetsbaar materiaal, maar wordt gebruikt voor het onderhoud van het groot militair materieel (voertuigen, aanhangwagens, vuurmonden, e.d.).
B Voor een optimale passieve conservering dienen de tentoonstellingsruimte en het depot aan de volgende te voldoen: De maximale relatieve luchtvochtigheid dient een constante te hebben tussen de 50 – 55 %. De temperatuur een constante van 18 graden Celsius. Het licht dient UV-arm te zijn met een maximum van 75 mw/lum. De tentoonstellingspaviljoens zijn allen geblindeerd (behalve twee glas in loodramen in gebouw 217). In geen van deze gebouwen valt direct daglicht binnen. De relatieve vochtigheid wordt constant gehouden door be- en ontvochtigers. In totaal zijn er in de tentoonstelling 5 Defensor PH14 bevochtigers en 6 Delonghi ontvochtigers. Deze apparatuur wordt 1x per week structureel onderhouden door een daarvoor aangewezen persoon, daarnaast vinden er met regelmaat controles op willekeurige momenten plaats en worden de apparaten geleegd dan wel met water gevuld. De bibliotheek heeft 1 Defensor PH14 bevochtiger en 1 Delonghi ontvochtiger. Het onderhoud vindt op dezelfde wijze plaats. Het licht van buiten wordt deels door blindering, deels door gordijnen tegengehouden. In de depotcellen zijn nog geen aanpassingen verricht om het omgevingsklimaat optimaal en constant te houden. Dit wordt aangepast. Door de specifieke bouw (kleine of geen ramen, dikke muren) heeft de buitentemperatuur en de relatieve vochtigheid weinig invloed op het klimaat in de cellen. C UV-straling van zonlicht wordt buiten gehouden en heeft daardoor geen werking op de collectie. In de tentoonstellingsruimtes worden de objecten aangelicht door spots met gloeilampen (40 watt). Nu op Europees niveau besloten is gloeilampen te verbieden, zal naar het beste alternatief gezocht worden. Dit zal mede op advies van de consulent behoud/beheer van het Gelders Erfgoed gebeuren. In enkele vitrines met maquettes is TL-verlichting aangebracht. Alle verlichting brandt alleen tijdens de openingsuren van het
museum. Verder zijn deze ruimtes verduisterd en brandt alleen noodverlichting. De afstand tussen lichtbron en object wordt groot gehouden om intens licht, dan wel warmte te vermijden. In de depots is TL-verlichting aanwezig dat alleen brandt wanneer daar gewerkt wordt. Verder zijn de cellen op één na volledig verduisterd. D Omdat gebouw 215 nog niet gereed is om de expositie periode na 1950 in te richten is er veel depotruimte nodig. De huidige depots bevinden zich in gebouw 167 en de loods op het Magcomplex in de Harskamp. Weinig kwetsbaar materieel ligt voor een deel opgeslagen in gebouw 76. Totale beschikbare ruimte bedraagt ongeveer 788 m2. In afwachting van de herinrichting gebouw 215 liggen de objecten in verschillende depots opgeslagen. Na de herinrichting komt veel van deze ruimte vrij. In gebouw 167 zijn cellen ter beschikking waar klimaatzones voor verschillende materiaalsoorten gecreëerd kunnen worden. In het depot op de Harskamp staat groot materieel opgeslagen (wiel- en rupsvoertuigen). Een deel van deze objecten krijgt zijn plaats in de tentoonstelling na herinrichting. Het depot op de Harskamp staat tijdelijk tot de beschikking van het museum. Een meer permanente oplossing voor het groot materieel is gevonden in de vorm van bruikleen naar het Libertypark te Overloon. Daarna zal dit depot te zijner tijd ontruimd worden. Het depot wordt beheerd door vrijwilligers die ieder verschillende deelcollecties onder zijn/haar hoede neemt. Het beheer vindt plaats in overleg met de museummanager. E Lichtbronnen in vitrines zijn zoveel mogelijk vermeden, om daarmee microculturen te voorkomen. Kwetsbare objecten zijn buiten het bereik van het publiek en in stofvrije vitrines geplaatst. Bij de objecten buiten de vitrines wordt het publiek door barrières bij de opstelling op een afstand gehouden. F Voor het schoonmaken van de vloeren zijn er overeenkomsten met het schoonmaakbedrijf op de Legerplaats. Dit bedrijf heeft een contract met Defensie. Het schoonmaken van vitrines en objecten wordt door vrijwilligers gedaan. Er zijn veel mensen nodig om alles naar behoren bij te houden, die niet altijd voor handen zijn. Er wordt gezocht naar een structurele oplossing voor het bijhouden van de ruimtes. G De objecten in de tentoonstelling worden met regelmaat gecontroleerd. Alle binnenkomende objecten komen bij de medewerker voor betreffende deelcollectie terecht. Dan vindt de controle plaats op de conditie van de objecten. Er is een quarantaineruimte aanwezig. H
Nieuwe aanwinsten en schenkingen komen na het verkrijgen van een schenkingsnummer bij de medewerker van de betreffende deelcollectie (zie ook punt D, hoofdstuk Bedrijfstaak – Collectie). Na definitieve opname in de collectie vindt de registratie plaats met een definitief nummer. Zeer waardevolle objecten worden zo snel mogelijk in het registratiesysteem opgenomen. Voor de latere beschrijvingen wordt documentatie betreffende de objecten verzameld. I Uitgaande bruiklenen worden voor vertrek bekeken en zonodig bijgewerkt. Objecten worden steeds voor een periode van twee jaar uitgeleend, waarna verlenging mogelijk is. Bij deze verlenging kunnen gegevens die niet meer actueel zijn aangepast worden. Actieve conservering A Actieve conservering in de zin van restauratie wordt voor een groot deel uitgevoerd door instanties binnen het Ministerie van Defensie waar specifieke kennis aanwezig is (o.a. papier, textiel, schilderijen en rollend materieel). Wanneer die kennis niet binnen Defensie voorhanden is, dient deze buiten de organisatie gezocht te worden. Objecten worden gecontroleerd, gereinigd en waar nodig geconsolideerd. B De museummanager beschikt over de basiskennis. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de kennis en ondersteuning van de provinciaal museumconsulent (en mogelijk de Nederlands Museumvereniging en het Instituut Collectie Nederland). Verder kan er voor advies en concrete ondersteuning een beroep gedaan worden op het Militair Historisch Museum. Er is veel kennis over de objecten bij de vrijwilligers aanwezig vanuit hun voormalige werksituatie toen zij ermee gewerkt hebben. Het volgen van cursussen via het Landelijk Contact Museumconsulenten is voor de meeste medewerkers gewenst. Enkele hebben cursussen gevolgd, voor anderen is dit gepland. Budgetten voor cursussen en symposia worden jaarlijks begroot. C Een prioriteitenlijst is opgesteld voor de conservering van het groot en rollend materieel. Er wordt structureel onderhoud gepleegd aan de uniformen die in de tentoonstelling zijn ondergebracht. D Voor het onderhoud van het groot en rollend materieel is op jaarbasis 1000 uur via de Defensieorganisatie ter beschikking gesteld bij hun onderhoudslocaties. Volgens de jaarlijks opgestelde prioriteitenlijst wordt het onderhoud van deze deelcollectie ingepland.
Er bestaat gelegenheid om voertuigen die als rekwisiet aangemerkt zijn (d.i. voertuigen die met regelmaat worden gebruikt voor presentaties) op een aparte locatie in onderhoud te geven. Hiervoor wordt geen urenraming gemaakt maar de ondersteuning vindt plaats op basis van geplande evenementen waarbij dit materieel gebruikt wordt. E Drie medewerkers die zich met textiel bezighouden besteden een dagdeel per week aan de kostuums uit de tentoonstelling. Daarmee wordt in een ommegang, met een tussenperiode van 1,5 tot 2 jaar, de kleding grondig nagezien. Instrumentaria en kleine metalen objecten uit depot en tentoonstelling worden door een medewerker in twee dagdelen per week onder handen genomen. Hij bekijkt tevens de conditie van de binnengekomen schenkingen. Volgens het jaarprogramma van het Nationaal Verzorgingscommando (OOCL) wordt het groot en rollend materieel op de geplande weken onder handen genomen. Wapens en munitie kent een eigen regelgeving. De wijze van tentoonstellen en het bewaren in depot van deze deelcollectie moet voldoen aan de bepalingen in de Wet Wapens en Munitie. Een medewerker neemt zes dagdelen per week de persoonlijke uitrustingsstukken (waaronder de niet tentoongestelde uniformen) onder zijn hoede. Hij bekijkt tevens de conditie van de binnengekomen schenkingen voor deze deelcollectie.
F Voor werkzaamheden aan objecten worden deze eerst uitvoering onderzocht op hun toestand en welke activiteiten eraan verricht moeten worden. Zolang daar onvoldoende kennis over is, zullen er geen activiteiten plaatsvinden. Zo nodig zal er eerst een cursus gevolgd en het juiste gereedschap aangeschaft moeten worden. Restauratie A Twee stuks 7 veld vuurmonden zijn onlangs, op basis van onderhoud groot materieel, gerestaureerd. Een „Hembrug‟ vuurmond wordt gerestaureerd (meerjarenproject). Het betreft een vuurmond van het kaliber 120 mm, de enige door het bedrijf „Hembrug‟ ontwikkeld en zeldzaam is omdat er maar een paar van vervaardigd zijn. Verder is de conservering nog niet afgerond waardoor er voorlopig nog geen objecten in aanmerking komen voor restauratie. Een ander meerjarenproject is de Fordsontrekker, een van de vroegste gemotoriseerde artillerietrekkers. Een inventarisatie van de „Oude drukken‟ (vóór 1800) in bezit van Defensiecollecties heeft aangetoond welke bibliotheek objecten uniek zijn en een prioriteit krijgen voor conservering en restauratie.
B De restauratie van de Hembrug vuurmond wordt uitgevoerd door een onderhoudseenheid van Defensie. Voor (bijna alle) overige restauraties wordt een beroep gedaan op de expertise van het Militair Historisch Museum. Beveiligings- en calamiteitenplan A Als verantwoordelijke voor de dagelijkse gang van zaken heeft de museummanager de verantwoording over de beveiliging. Er zijn, in opdracht van en door medewerkers van Defensie en brandweer, inventarisaties gemaakt betreffende de brandveiligheid en een risico-inventarisatie. Op basis hiervan is een beveiligingsplan in ontwikkeling. Het calamiteitenplan bevat een BHV gedeelte dat gebaseerd is op de kazerne-BHV van de Legerplaats bij Oldebroek. Het CHV gedeelte is specifiek voor het museum en de collectie opgesteld. B Het museum heeft een eigen calamiteitenplan; het museum volgt de interne richtlijnen voor calamiteiten en ontruiming van de bedrijfsbrandweer van het Artillerie Schietkamp (39 personen) en beveiliging op de Legerplaats bij Oldebroek. Er dient een apart ontruimingsplan voor de collectie van het museum en het documentatiecentrum te komen, die met de bedrijfsbrandweer doorgenomen moet worden. Dit heeft een hoge prioriteit. De gebouwen waar het museum in ondergebracht is worden ook voor oefeningen van de bedrijfs- en gemeentebrandweer aangeboden. Medewerkers, met name diegene die het meest met het publiek in aanraking komen, krijgen apart een verkorte versie van de BHV (A-viertje) met daarop de meeste acute handelingen en alarmeringen. Deze wordt met regelmaat bijgewerkt en persoonlijk overhandigd. Veel personeel van de bedrijfsbrandweer Artillerie Schietkamp is inmiddels bekend met collectie en de meest waardevolle voorwerpen hierbinnen. C Door de ligging op militair terrein wordt het museum bewaakt volgens de militaire normen van de Legerplaats bij Oldebroek. In geval van inbraak of diefstal is de bewaking van de legerplaats het aanspreekpunt. Momenteel is er beperkte videobewaking aanwezig. Er zal gewerkt worden een uitgebreid videobewakingssysteem De beroepsbrandweer van het Artillerie Schietkamp (ASK) verleent diensten aan het museum. Alle paviljoens zijn voorzien van brandblusapparaten en hebben een telefoonaansluiting, waardoor directe alarmering mogelijk is. Veiligheidsrapporten en risico-inventarisaties worden opgesteld door de brandweer van het ASK en de Arbo-dienst Defensie. Vluchtplannen zijn in alle gebouwen aangebracht
D Er is een calamiteitenplan voor BHV en CHV opgesteld toen er vanuit de museumconsulenten de mogelijkheid geboden werd dit gezamenlijk met erfgoedinstellingen in de regio te doen. Als afsluiting is er met de deelnemende instanties een convenant/intentieverklaring opgesteld waarin elkaar ondersteuning geboden wordt in geval van een calamiteit. Hierbij valt te denken aan adviezen, materialen, ervaringen en kennis. Dit convenant staat aan de basis van het „netwerk veiligheidzorg Noord Veluwe‟ dat twee maal per jaar bijeen komt (16 deelnemende erfgoedinstanties). De museummanager heeft zich voor de eerste termijn (2 jaar) als coördinator aangeboden. Het museum is lid van de „documentenwacht‟.
DOCUMENTAIRE TAAK Registratie van de voorwerpen A De registratie is een doorlopend proces. Na afronding van de basisregistratie is overgegaan tot de beschrijvingen van de objecten. B De museummanager is verantwoordelijk voor de registratie. Hij bewaakt het registratieproces en begeleidt de medewerkers die zich met de registratie bezig houden. De registratie wordt verricht door vrijwillige medewerkers. C De registratie wordt in geautomatiseerde bestanden ondergebracht. Door het verschil in kennis en vaardigheden van de vrijwillige medewerkers in het werken met computers, wordt er ook nog handmatig geregistreerd. De handmatige registratie wordt op een later tijdstip in het geautomatiseerde bestand opgenomen. In beide gevallen worden dezelfde velden beschreven. De geautomatiseerde bestanden zijn ondergebracht in het programma „ADLIB museum standaard‟. De handmatig vastgelegde registratie is daar een afgeleide van. D Het ADLIB systeem kent tevens een fotografische registratie. Een digitale camera en scanner zijn voorhanden. Daarmee worden de objecten fotografisch vastgelegd om in te voegen bij de desbetreffende records. Bij de fotografie worden de inventarisnummers meegefotografeerd of worden digitaal toegevoegd. E De medewerkers registratie volgen de cursus Registratie en Documentatie en de cursus werken met Adlib (Landelijk Contact Museumconsulenten). Beschrijven van de afzonderlijke voorwerpen A De beschrijvingen is een continu proces wat problemen ondervindt door het ontbreken van een deugdelijke thesaurus. Deze dient ook met gelijksoortige musea afgestemd te worden. B De manager is verantwoordelijk voor de beschrijving van de objecten. Hij begeleidt de uitvoering hiervan.
C De objecten worden deels handmatig, deels in een geautomatiseerd bestand ingevoerd. Uiteindelijk dienen alle objecten in het geautomatiseerd bestand ingevoerd te worden.
Het ontsluiten van de afzonderlijke voorwerpen. A Het ADLIB-softwarepakket kent en groot aantal zoekingangen. In feite kan op vrijwel alle velden gezocht worden. B Het ontsluitingssysteem is niet persoonsgebonden, iedere vorm hiervan dient vermeden te worden. Richtlijnen voor invullen van de velden en het thesaurusgebruik zijn opgesteld (syllabus „invulinstructies‟). Doordat meerdere medewerkers zich met het beschrijven bezighouden, dienen zij de richtlijnen te volgen. Er dient gewerkt te worden met een thesaurus dat door een persoon bewaakt wordt. Voor het thesaurusgebruik wordt afgestemd op het Militair Historisch Museum en er dient een afstemming te komen met andere historische collecties. Hierbij zal zoveel mogelijk gericht worden naar het A&AT (Art & Architecture Thesaurus). Het ADLIB-systeem bouwt een overzichtslijst op van de gebruikte terminologie. C In eerste instantie dient het systeem voor intern gebruik bij het museum. Als het registratiesysteem opengesteld wordt aan derden dient het beveiligd te zijn voor wat betreft de toegang tot bepaalde informatie en de bevoegdheden tot het aanbrengen van wijzigingen. D Het museum heeft een uitgebreid bibliotheek/ documentatiecentrum dat door eigen medewerkers wordt gebruikt en voor publiek toegankelijk is op afspraak. Boekwerken worden niet uitgeleend. Om deze te raadplegen dient men naar het museum te komen of duidelijke afspraken te maken met de bibliothecaris. De bibliotheek heeft een geautomatiseerde catalogus, ontsloten via het UDC-systeem. E De bibliotheek groeit voortdurend. De verwerving wordt afgestemd op documentatie over de museumcollectie, de artillerie in het algemeen en artillerie eenheden binnen de Koninklijke Landmacht. F Ruimtegebrek speelt een grote rol bij de groei van de bibliotheek. Er is een nijpend gebrek aan ruimte om een selectie te maken van de binnengekomen stukken. Er is een collectieplan opgesteld waarin het collectieprofiel en verzamelbeleid is beschreven. Deze dient als richtlijn.
Automatisering van de collectieadministratie. A Het streven waarbinnen de collectieadministratie geautomatiseerd moet zijn is einde 2010. Systematisch registratie van de museumcollectie in het geautomatiseerd bestand vindt continue plaats. Alle handmatig geregistreerde objecten worden in een geautomatiseerd bestand omgezet. B De museummanager is verantwoordelijk voor de automatisering van de collectieregistratie. Hij coördineert en stuurt vrijwillige medewerkers aan die de automatisering uitvoeren. Dit vindt per deelcollectie plaats. Daarnaast is één medewerker aangewezen die de nummering van de objecten bewaakt en ervoor zorg dat de software „up date‟ is. Dit is met name van belang zolang er (nog) op verschillende stand-alone computers wordt gewerkt. D Diegene die zich met de geautomatiseerde registratie bezighouden dienen affiniteit te hebben met het werken met computers. De manager begeleidt de medewerker bij de registratie/documentatie en de ADLIB-software. De medewerkers die met het Adlib programma werken worden gestimuleerd een cursus hiervoor te volgen die aangeboden wordt door het Gelders Erfgoed (LCM-cursussen) E De Commissie Collectie KL en/of OTC-Vust (Defensieonderdelen) verstrekt binnen het automatiseringsplan computers, randapparatuur en software aan de Historische Verzamelingen. Daarnaast schaft het museum zelf apparatuur aan en neemt deze post op in de eigen begroting. De computers dienen aan de eisen te voldoen die gelden voor de aansluiting op het Intranet van het Ministerie van Defensie. De keuze van de software is mede bepaald door de Commissie Collectie KL en is tevens gebaseerd op een eventueel toekomstige, onderlinge uitwisseling met andere Historische Collecties en het Legermuseum.
PUBLIEKSTAAK Algemeen Bereikbaarheid
A Voor bezoekers met eigen vervoer is er ruimschoots parkeergelegenheid voor handen. Voor wat betreft het openbaar vervoer ligt NS-station ‟t Harde op 3 km afstand. De loopafstand bedraagt ruim 20 à 30 min. Er is geen busdienst of treintaxi tussen het station en de Legerplaats. Fietsers kunnen hun rijwiel bij de ingang van het museum stallen. B Vanaf de openbare weg (N 309, Epe-‟t Harde) verwijzen borden met de aanduiding „Musea‟ ( in meervoud omdat er op de legerplaats twee musea gehuisvest zijn) naar de ingang van de Legerplaats bij Oldebroek. Deze zijn conform de huisstijl van de Defensieorganisatie. Na het passeren van de poort wordt gebruik gemaakt van de interne bewegwijzering op de Legerplaats. C Er is een folder in het Nederlands beschikbaar. Deze is vervaardigd door de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht en kent daardoor een eenduidige stijl voor alle Historische Collecties van de Koninklijke Landmacht. Toegankelijkheid A Het museum streeft ernaar zoveel mogelijk een rolstoelvriendelijke toegankelijkheid te creëren. Hoewel het geen certificaat heeft volgens de BTB-code (codering voor mensen met een handicap), is het museum goed met een rolstoel te bezoeken. Er is een rolstoel beschikbaar. Een aangepast toilet is aanwezig. Niet alle gebouwen zijn drempelvrij, hier zijn losse taluten beschikbaar. In het Plan van Wensen voor de verbouwingen van gebouw 215 is nadrukkelijk aangegeven dat het rolstoelvriendelijk dient te zijn. (zie hiervoor hoofdstuk „bedrijfstaak‟, gebouw 215)
Publieksvoorzieningen A In de nieuwe plannen voor verbouwing van gebouw 215 is dit punt nadrukkelijk een garderobe meegenomen. Het museum kent geen horecavoorzieningen, wel is er een koffieautomaat door de Defensie organisatie voor het publiek ter beschikking gesteld. Het museum voorziet in toiletgelegenheid, een museumwinkel, een film- en ontvangstzaal en een informatiebalie. Deze punten zijn nadrukkelijk aangegeven in het bestek voor gebouw 215 dat vooral publieksfuncties met bovengenoemde faciliteiten toekent. Openstelling A Het museum is geopend van dinsdag t/m donderdag van 13.30 tot 17.00 uur en op vrijdag van 13.30 tot 16.00 uur. Er geldt een toegangsprijs voor het museum. Tijdens de zomermaanden (juli en augustus) kunnen deze tijden worden verruimd: openstelling op maandagen en/of in de ochtenden. Openingstijden en toegangsprijzen staan in alle publicaties, folders, flyers en website vermeld. B Het museum is gratis toegankelijk voor kinderen beneden de 18 jaar, houders van een smartcard Defensie, houders van een veteranenpas en houders van een begunstigerpas. C Groepen kunnen op afspraak het museum ook buiten de normale openingstijden bezoeken. D Bij de inzet van de vrijwilligers wordt vooral rekening gehouden om tijdens de gestelde openingstijden een optimale bezetting te hebben. Omdat het museum zich op militair terrein bevindt geldt hier ook de algemene bewakingsnorm. Volwassen bezoekers dienen zich te kunnen legitimeren voor toegang tot het terrein. Er wordt hieromtrent voortdurend contact onderhouden met de verantwoordelijken.
Presentatie Opstelling A Het museum beschikt over onvoldoende ruimte voor het exposeren van de vaste collectie. Daarbij is er een permanent ruimtegebrek voor het exposeren van het groot en rollend materieel (zie ook bedrijfstaak). Het ontbrekende deel vormt de artilleriegeschiedenis vanaf 1950 tot heden. Het Plan van Wensen voor de renovatie van gebouw 215 is toegespitst op het exposeren van dit collectieonderdeel. De tentoonstelling moet nog in details opgezet worden waarvoor tevens alle tentoonstellingshardware en av-middelen aangeschaft dienen te worden. Alle reeds verzamelde collectie items betreffende deze periode staan in depot. B De plannen voor herinrichting betreffen met name de aanvulling van de huidige tentoonstelling met de periode 1950-heden. Gezien de grootte van de collectiestukken voor deze recente periode, heeft dat gevolgen voor de huisvesting, met alle financiële gevolgen van dien. De inrichting betekent ook en verschuiving van items/onderwerpen in de paviljoens (bijv. „Koninklijk huis‟ zal uit paviljoen III overgaan naar gebouw 215). C Het museum kent een vaste routing waarmee de bezoeker alle paviljoens doorloopt en de geschiedenis van de artillerie in chronologische volgorde bekijkt. (Paviljoen 1- vanaf de Romeinen tot 1900, paviljoen 2- kust- pantserfort- en vestingartillerie, paviljoen 3- 1900 tot 1950 en naast de Veldartillerie ook onderdelen van de Rijdende-, en de Luchtdoelartillerie en het KNIL). Het buitengedeelte heeft een eigen bewegwijzering, binnen is er één looprichting met aparte in- en uitgangen. De historische rode draad is uitdrukkelijk aanwezig, weergegeven in B-teksten. D De presentatie heeft veel afbeeldingen en teksten voor de bezoeker die zich uitvoerig in de materie wil verdiepen. Verder worden de technieken, strategieën en historische settings verlevendigd door diorama‟s, modellen en maquettes. In de presentatie wordt een videofilm vertoond, in de filmzaal buiten de presentatie is een algemene film over de artillerie te zien. Voor de inrichting van de periode na 1950-heden zal meer gebruik gemaakt worden van computeranimaties en kleine korte films. De bestaande opstelling wordt dergelijk materiaal aangevuld (bijv. historische documentaire over vervaardigen buskruit)
Beteksting A In de tentoonstellingspaviljoens wordt de bezoeker informatie verstrekt middels A-, B-, en C-teksten in het Nederlands. B De beteksting dient een uniforme huisstijl uitgevoerd te worden. Omdat de laatste jaren de doelgroepen veranderd zijn, moeten de teksten geschreven zijn voor en begrepen kunnen worden door bezoekers buiten de militaire organisatie. C Het museum verzorgt zelf geen publicaties omtrent de collectie. Het museum en het documentatiecentrum verlenen ondersteuning voor het totstandkomen hiervan. Het Instituut Militaire Geschiedenis te Den Haag maakt gebruik van collectie items ten behoeve van publicaties. Er wordt met name onderzoek gedaan voor gelegenheidsuitgaven van artillerieonderdelen. Het museum verleent ondersteuning aan documentairemakers. Tijdens evenementen met de rekwisieten worden aparte informatiefolders over het tentoongestelde materieel uitgegeven. Tijdelijke tentoonstellingen A Er worden tentoonstellingen georganiseerd waarbij het thema gerelateerd is aan de artillerie. Daarnaast tentoonstellingen die vanuit onze materie aansluiten bij het landelijk thema van de Open Monumentendag. Voor tijdelijke tentoonstellingen wordt in de nieuwe plannen voor gebouw 215 ruimte gereserveerd. Er wordt daarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij actuele aangelegenheden zoals jubilea, herdenkingen, e.d. B Het museum maakt sporadisch kleine presentaties, veelal ter gelegenheid van evenementen (open dag, reünies van eenheden) waarvoor het publiek speciaal het museum bezoekt. Het museum kent naast het eigen verzamelterrein vooral raakvlakken met de fysieke omgeving zoals het Artillerie Schietkamp en de Legerplaats bij Oldebroek. In de monumentenroute, die het museum de laatste jaren heeft ontwikkeld, krijgen de monumenten en ornamenten op de Legerplaats aandacht. (Tegemoet komend aan een van de doelstellingen van de Stichting Nederlands Artillerie Museum)
C Voor het organiseren van grotere wisseltentoonstellingen ontbreekt het vooral aan ruimte. D In het Plan van Wensen voor het groot onderhoud van gebouw 215 is speciaal wisseltentoonstellingsruimte opgenomen. In deze tentoonstellingen zullen speciale facetten van de artillerie, de fysieke omgeving van het museum als artillerie schietkamp, of daaraan gerelateerde onderwerpen, aan bod komen.
Publiek algemeen A Er worden bezoekerscijfers gehanteerd, onderverdeeld in betalende bezoekers, bezoekers met gratis toegang (smartcardhouders, begunstigers, veteranen) en kinderen jonger dan 18 jaar. Het aantal groepsbezoeken van scholen en het programma voor kinderverjaardagen wordt apart bijgehouden. B De bezoekers zijn globaal onder te verdelen in drie categorieën te weten: - diegene die een direct verband hebben met de Koninklijke Landmacht als militair of in dienst zijn van de Krijgsmacht (30%) - diegene die een band onderhouden met de Koninklijke Landmacht als oudgediende of veteraan (15%) - geen van bovengenoemde maar die uit bijzondere interesse voor het militair cultureel erfgoed, en de Artillerie in het bijzonder, het museum bezoeken. (55%)
Publieksbegeleiding A De bezoeker heeft de mogelijkheid in een gastenboek zijn mening te geven. Dit kan tevens virtueel via de website. B Het museum is geïnteresseerd hoe een bezoek wordt beleefd. Hiervoor zal continue op verschillende wijzen onderzoek naar gedaan worden. Eventuele aanpassingen en maatregelen kunnen getroffen worden om het product naar het publiek toe te verbeteren.
C Een breed publiek van jong tot oud weet de weg naar het museum te vinden. Een hiaat vormt de leeftijdgroep van het voortgezet onderwijs (14 t/m18 jaar). Er wordt actief gewerkt aan een programma om deze categorie, al dan niet middels schoolbezoek, te motiveren naar het museum te komen.
D Promotie van het museum vindt plaats door: -folders in de huisstijl van de historische verzamelingen van de Koninklijke Landmacht, die op verschillende recreatieoorden in de regio verspreid worden. -brochure omtrent het historisch bezit van de Koninklijke Landmacht -persberichten -artikelen in regionale- en huis-aan-huisbladen -profilering bij activiteiten van derden o.a. door het beschikbaar stellen van bruiklenen -vermeldingen en een aparte rubriek in vaktijdschriften (Defensie-, Landmacht- en artillerie gerelateerde bladen) - Een eigen website en via de websites van het commando landstrijdkrachten (CLAS) en het Korps Veldartillerie (KVA) -aanwezigheid met een static show van rekwisieten bij herdenkingen, veteranendagen, etc. -losse flyers bij evenementen/ veteranendagen/ herdenkingen -uitgave van een begunstigernieuwsbrief E Er zijn initiatieven van de musea in de directe omgeving die met steun van de Provincie Gelderland activiteiten zijn ontwikkeld (o.a. gezamenlijke folder „Verborgen Schatten‟, gezamenlijke website: www.noordveluwsemusea.nl) Aanvullende activiteiten
Educatief werk A Het publiek wordt op verschillende wijzen begeleid: Er vinden rondleidingen plaats in het Nederlands, Engels en Duits die veelal gegeven worden door mensen die in het vakgebied werkzaam zijn geweest. Er zijn verschillende speurtochten voor kinderen ontwikkeld met een differentiatie in twee verschillende leeftijdscategorieën
Er is een filmzaal aanwezig waar films vertoond worden. Deze ruimte, met een capaciteit van 30 zitplaatsen (na verbouwing 49 zitplaatsen), leent zich ook om mondeling lezingen te houden en instructies te geven. Er is een kort educatief programma voor schoolklassen en kinderverjaarspartijtjes. B Er worden pogingen gedaan leerlingen uit het voortgezet onderwijs te bereiken. Een programma voor deze leeftijdscategorie is in ontwikkeling. Hiervoor zal ook contact gezocht worden met mensen uit het onderwijsveld. Als knelpunt geldt dat het begeleiden van programma‟s voor groepen, meer medewerkers vereist. BESTUUR EN MEDEWERKERS A Juridische status De rechtspersoon van het museum is een stichting. De uiteindelijke verantwoordelijkheid berust bij het bestuur van de Stichting Nederlands Artillerie Museum. Het dagelijks bestuur treedt op als vertegenwoordiger. B Samenstelling bestuur Het bestuur bestaat uit zes leden, te weten de voorzitter, de secretaris, de penningmeester, een lid vertegenwoordigend het documentatiecentrum, een lid vertegenwoordigend de Luchtdoelartillerie en een lid vertegenwoordigend de Rijdende Artillerie. Statutair mag het bestuur negen leden tellen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de secretaris en de penningmeester. Bestuursleden worden voor vier jaar gekozen. (zie bijlage: statuten) C Organisatiestructuur Het museum staat onder leiding van het stichtingsbestuur. Voor zover van belang toetst zij haar beleid aan de aanwijzingen van de Traditie Commissie Krijgsmacht en de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht. (beschreven in het „Museaal Beleid Koninklijke Landmacht‟) De dagelijkse gang van zaken valt onder de leiding van de museummanager. (zie bijlage: organisatiestructuur)
D Personeel De medewerkers/vrijwilligers zijn al naar gelang hun werkzaamheden ondergebracht in drie werkgroepen: - Collectiebeheer (behoud/beheer, registratie) - Presentatie (publieksbegeleiding, dagelijks onderhoud) - Bedrijfsvoering (receptie, winkel, administratie) De museummanager is de enige betaalde kracht en heeft een studie genoten op HBO-niveau op het gebied van museale functies. Om praktische redenen is deze functie administratief ondergebracht bij het Militair Historisch Museum. De museummanager is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken, de professionalisering en levert bijdragen aan voor het beleid. Hij wordt ondersteund door vrijwilligers. Bij gelegenheid zijn er tijdelijke medewerkers toegevoegd op grond van stage, reïntergratie, e.d. Personeel en vrijwilligers zijn verzekerd tegen schade en ongevallen tijdens werkzaamheden voor het museum. E Vrijwilligers Er zijn 40 vrijwilligers werkzaam, ondergebracht binnen een bepaalde werkgroep, die ieder een verschillend aantal dagdelen per week werkzaamheden verrichten. Een vijftal daarvan is niet op vaste dagdelen aanwezig, omdat zij op afroepbasis werkzaamheden verrichten (o.a. rondleiders). De werving van vrijwilligers richt zich op het verrichten van specifieke werkzaamheden. Voor het goed functioneren van het museum zal het aantal werkuren van de medewerkers aan het minimum moeten voeldoen. Voor enkele onderdelen dient het huidige aantal uitgebreid te worden. Daarvoor worden nieuwe vrijwilligers geworven. De vrijwilligers worden in hun werkzaamheden begeleid door de museummanager. In een apart convenant staan de afspraken voor het werken als vrijwilliger nader omschreven, zoals reisonkostenvergoedingen, de mogelijkheid tot het volgen van cursussen en vergoedingen voor de lunch. Daarnaast organiseert het museum verschillende saamhorigheidsbijeenkomsten. Het Risico Inventarisatie en Evaluatierapport beschrijft de knelpunten op het gebied van de Arbowetgeving voor de medewerkers. De museummanager ziet hierop toe. Het benodigd aantal werkuren voor het functioneren van het museum (zie tevens bijlage): algehele toezicht: een persoon, 40 uur per week (=40 uur )huidige situatie (2009): algehele toezicht: een persoon, 40 uur per week (=40 uur) ollectiebeheer (behoud/beheer, registratie) benodigd aantal medewerkers: registratie in geautomatiseerd bestand en procesbewaking: een personen, zestien uur per week (=16 uur) fotocollectie: registratie en archivering, twee personen acht uur per week (=16 uur)
bibliotheek: registratie en archivering, twee personen, acht uur/ indexeren, een persoon acht uur per week (= 24 uur) uniformen en uitrusting: conservering en registratie, twee personen twaalf uur per week, drie personen 4 uur per week (=36 uur) metaal/kunststof en verder klein materieel: registratie en archivering, een persoon 16 uur per week (=16 uur) groot en rollend materieel: algeheel beheer, twee personen 16 uur per week, twee personen acht uur per week (=40 uur) wapens en munitie: algeheel beheer, een persoon acht uur per week (=8 uur) huidige situatie (2009): registratie in geautomatiseerd bestand en procesbewaking: twee personen acht uur per week (=16 uur) fotocollectie: registratie en archivering, twee personen acht uur per week (=16 uur) bibliotheek: registratie en archivering, twee personen, acht uur indexeren 1 persoon vier uur (=20 uur) uniformen en uitrusting: conservering en registratie, een persoon zestien uur per week, drie personen 4 uur per week (=20 uur) metaal/kunststof en verder klein materieel: registratie en archivering, een persoon acht uur per week (=8 uur) groot en rollend materieel: algeheel beheer, twee personen 16 uur per week, twee personen 8 uur per week (=40 uur) wapens en munitie: algeheel beheer, een persoon fluctuerend aantal uren (=4 uur) presentatie (publieksbegeleiding, dagelijks onderhoud) benodigd aantal medewerkers: onderhoud aan hardware, drie personen voor acht uur (=24 uur) rondleiders: twee personen, vier uur per week (=8 uur) onderhoud paviljoens een persoon voor 14 uur per week (24 uur) huidige situatie (2009): onderhoud aan hardware, drie personen voor acht uur (=12 uur) rondleiders: vijf personen, fluctuerend op afspraak (=? uur) algehele toezicht: een persoon, 40 uur per week (=40 uur) onderhoud paviljoens een persoon 24 uur per week (=24 uur) bedrijfsvoering (receptie, winkel, administratie) benodigd aantal medewerkers: tijdens de openingsuren voor de balie vier personen voor vier uur per week, voor de winkel twee personen voor acht uur per week. Buiten openingsuren (maandag en ochtenden) een persoon voor vier uur. Administratie een persoon 16 uur per week totaal: 52 uren per week huidige situatie (2009): tijdens de openingsuren voor de balie vier personen voor vier uur (tevens voor buiten openingsuren), Voor de winkel een persoon, acht uur per week.
Administratie een persoon acht uur Totaal: 32 uren per week
F Personeelsplan De dagelijkse gang van zaken van het museum staat en valt bij de inzet van de vrijwillige medewerkers. Ieder verricht veelal omschreven werkzaamheden. Van belang is de motivatie en vaardigheden te verhogen en de continuïteit zoveel mogelijk te bewaren. Zij worden gestimuleerd tot het volgen van cursussen, het bijwonen van instructiedagen en betrekken bij de inschakeling van professionele ondersteuning van buiten. Het verwerven van vrijwilligers is een continu proces.
FINANCIERING A Eigen inkomsten Bronnen van inkomsten van het museum zijn op dit moment: - entreegelden - verkoop uit de museumwinkel - donateurs/begunstigers - bijdrage door de bevelhebber der Landstrijdkrachten op advies van de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht (verwoord op pagina 69 „Bundel Museaal beleid Koninklijke Landmacht) Voor groepsprogramma‟s worden basistarieven ingesteld. Er zijn plannen om in de toekomst na verbouwing van gebouw 215 de vergader- en ontvangstruimte meer te gaan exploiteren. Aanpassingen voor bepaalde doelgroepen kunnen plaatsvinden bij tekorten op de exploitatie, zoals het verhogen van de entree. Bij het jaarlijks vaststellen van de entreegelden wordt rekening gehouden met de laagdrempeligheid. B Overheid Er bestaat geen structurele subsidiering vanuit de provincie of gemeente. Indirect ontvangt het museum subsidie van de Provincie Gelderland middels het samenwerkingsprojecten van de musea NW Veluwe. Argumenten voor financiële ondersteuning vanuit de overheid kunnen zijn voor: - Uitbreiding van het museum. In de huidige opstelling ontbreekt de geschiedenis van de artillerie vanaf 1950 tot heden, waarvoor vergaande ideeën bestaan. Dit vraagt extra expositiemateriaal (zie: „Bedrijfstaak‟ en „Publiekstaak‟). - Professionalisering waarvoor mensen, materiaal en kennis nodig is. - Het beheer en onderhoud van de monumenten waarin het museum is ondergebracht. De monumentale status geldt zowel op gemeentelijk als landelijk niveau. - Het museum vormt een bijdrage aan de culturele en recreatieve status van de regio. - Historisch is het militaire verleden, met name de artilleriegeschiedenis, bepalend geweest voor de directe omgeving. C Ondersteunende instelling Het museum vindt steun van de Traditie Commissie Koninklijke Landmacht. Als intermediair tussen de Koninklijke Landmacht en het museum creëert zij voorwaarden in de exploitatie. Zij stelt de regelingen op voor het ontlenen van diensten via de Defensie organisatie en sluit daarvoor de nodige convenanten af. Momenteel wordt intensief gebruik gemaakt van werkplaatsen voor onderhoud voertuigen.
D Sponsoring Er zal onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn van sponsoring voor o.a. de renovatie van gebouw 215 en de inrichting van de periode na 1950. Daarin zal overwogen worden of de voorwaarden van de sponsor niet in strijd zijn met het museale belang en de Defensieorganisatie. E Subsidie Het museum maakt gebruik van provinciale subsidies. F Fondsen Het museum beheert geen fonds voor restauratie.
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
De voornaamste prioriteiten voor de komende vijf jaar van het Stichtingsbestuur NAM zijn: 2010: de titel “geregistreerd museum” herijken, Collectieplan actualiseren en op schrift stellen, gereed in 2009 de periode 1950 tot heden van de geschiedenis van de Nederlandse Artillerie in beeld brengen; dit vergt groot onderhoud van gebouw (gebouw 215), het verder verbeteren van de publieksorganisatie (baliepersoneel, rondleiders, winkelpersoneel etc.), zodat door extra reclame bij nog niet benaderde, potentiële bezoekers, nog meer, voornamelijk jong publiek, het museum komt bezoeken. Het is de wens van Defensie, die ons financieel en in natura enorm steunt, een wervend karakter uit te stralen voor Defensie als werkgever, beschrijvingen van objecten in het Adlib systeem voltooien. De handmatig uitgevoerde registratie en beschrijvingen omzetten in het geautomatiseerde bestand (digitaliseren) Educatieve elementen verbeteren door o.a. de interactieve mogelijkheden in het museum uitbreiden, in delen realiseren. doorgaan met het verwerven van objecten conform het collectiebeleid. De prioriteit ligt bij verbindingsapparatuur. Het saneren van de collectie volgens de richtlijnen van de museale ethiek. Iedere twee jaar een tijdelijke tentoonstelling samenstellen. Uitgangspunt hierbij is dat het thema gerelateerd is aan de artillerie, gekoppeld aan actuele zaken. Verder uitwerken van de gezamenlijke activiteiten met een ander op de LBO gevestigd militair museum van het Korps Rijdende Artillerie. Verwerven van medewerkers Verwerven van sponsorgelden en het vergroten van het aantal begunstigers Na groot onderhoud van de buitenkant van gebouw 215 (dak, voegen, schilderen), vergt dit nog de nodige interne aanpassingen door Defensie c.q. op kosten van het museum Realiseren van een Korpszaal Veldartillerie en een Artillerie veteranenruimte (mede)realiseren van een aanvullende (artillerie)thesaurus
Lijst van afkortingen
A&AT AVB BBT DB DVD HC ICOM KL KLIM LbO LCM LFD LUA Mobcomplex NAM OTC-Vust PSU TCK TCKL UDC WA
Art & Architecture Thesaurus Bestuursaansprakelijkheidsverzekering Beroeps Bepaalde Tijd Dagelijks Bestuur Dienst Vastgoed Defensie Historische Collectie International Council of Museums Koninklijke Landmacht Koninklijke Landmacht Implementatie Middenlaag (dataverkeer) Legerplaats bij Oldebroek Landelijk Contact Museumconsulenten Lokaal Facilitaire Dienst Luchtdoelartillerie Mobilisatiecomplex Nederlands Artillerie Museum Opleiding en Trainingscentrum Vuursteun Persoonlijke Standaard Uitrusting Traditie Commissie Krijgsmacht Traditie Commissie Koninklijke Landmacht Universele Decimale Classificatie Wettelijk Aansprakelijkheidsverzekering
Bijlagen
-
Kopie statuten Stichting Nederlands Artillerie Museum Huishoudelijk reglement Organisatiestructuur Jaarprogramma 2010 Plan tbv groot onderhoud en inrichting receptie/tentoonstelling periode na 1950
Huishoudelijk Reglement, standdatum 07 september 2002. Dit concept Huishoudelijk Reglement (HR) is opgesteld op basis van: 1. Het goedgekeurde HR tijdens de Jaarvergadering d.d. 21-03-2001. Alle daarin genoemde artikelen zijn opgenomen in dit concept. 2. Statutenwijziging SAVO (1988) in SNAM d.d. 03-09-2002, waarbij niet alleen de naam en de doelstelling worden aangepast, maar ook de statuten zijn ontdaan van alle speciale artilleristische details. 3. Als volgorde voor de (aanvulling op de) artikelen is de volgorde van en verwijzing naar de nieuwe statuten (d.d. 03-09-2002) van het NAM aangehouden. 4. Voorstellen voor verbetering die schriftelijk zijn ingediend bij de secretaris. Dat geldt ook voor commentaar en aanvullingen op dit concept. HUISHOUDELIJK REGLEMENT Tijdens de Voortgangsvergadering van het Nederlands Artillerie Museum op 20-11-2002 te Ede zal dit HR worden besproken en het besluit genomen of het navolgende huishoudelijk reglement als aanvulling op de statuten van het NAM (d.d. 03-09-2002) als volgt luidt: Aanvulling op Artikel 1: NAAM en ZETEL. Voortzetting De stichting draagt de naam: “Stichting Nederlands Artillerie Museum”, ook wel aangeduid als het Nederlands Artillerie Museum (afgekort als het NAM) en is de voortzetting van de “Stichting Artillerieverzameling Oldebroek”. Aanvulling op Artikel 2: DOEL. 1. Definitie Gebaseerd op de internationale definitie van een museum: Het NAM is een permanente museale instelling, in dienst van de gemeenschap en haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de Nederlandse artillerist en het Wapen der Artillerie verwerft, behoudt, (wetenschappelijk) onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van traditiehandhaving, studie, educatie en genoegen. 2.
Wijze van uitvoering Het NAM tracht haar doel te bereiken door het bijeenbrengen en tentoonstellen, in een door de Minister van Defensie ter beschikking gestelde en/of geëxploiteerde infrastructuur, van daartoe geëigende voorwerpen en documenten, die bij de Artillerie werden of worden gebruikt of betrekking hebben op de geschiedenis en de traditie van het Wapen der Artillerie en al hetgeen daartoe behoort of daaraan bevorderlijk kan zijn, alles in de breedste zin van het woord.
3.
Beheer Het NAM beheert een museum en een documentatiecentrum, respectievelijk genoemd: het Artilleriemuseum, met een dependance (zijnde de Historische Verzameling Luchtdoelartilleriematerieel, afgekort aangeduid als de Luaverzameling) en het Artillerie Documentatiecentrum.
4.
Samenwerking en contacten a. Het NAM streeft naar samenwerking met andere musea en instellingen, die de geschiedenis en/of de traditie van de Nederlandse artillerie weergeven of behartigen. b. Het NAM onderhoudt met de het Ministerie van Defensie en met de Gemeente Elburg nauw contact m.b.t. de door de gemeente als monument aangemerkte gebouwen op de LbO.
Aanvulling op Artikel 3 MIDDELEN 1.Begunstigers De stichting kent begunstigers. Begunstigers zijn zij, die aan de stichting een jaarlijkse financiële bijdrage geven welke wordt vastgesteld door het bestuur. 2.Schenkingen Schenkingen kunnen zowel als financiële donatie worden gedaan als in de vorm van goederen. Bij aanvaarding dient de schenking te worden geregistreerd, de schenker (schriftelijk) bedankt en wordt hier bekendheid aan gegeven d.m.v. een publicatie. (Indien later eigendomsrechten van het NAM worden betwist moet de eiser in deze aantonen dat het voorwerp niet is geschonken, maar b.v. in bruikleen is gegeven. Schenking van zeer waardevolle collectiestukken aan het NAM kunnen worden vastgelegd met eigen ontwerp schenking/overdrachtsakte van het NAM.) 3.Erfstellingen Erfstellingen mogen alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard ter bescherming van de stichting, om niet zonder voorkennis te worden geconfronteerd met een erfenis die bestaat uit schulden. 4.Uitgaven De uitgaven der stichting bestaan uit de kosten van beheer en andere kosten, die het bestuur ter bereiking van het doel der stichting nodig of wenselijk oordeelt.
Aanvulling Artikel 4 BESTUUR 1. Stichtingsbestuur Het Stichtingsbestuur (nader aangeduid als het Bestuur) heeft als specifieke competentie: a. het dragen van de juridische eindverantwoordelijkheid over het NAM, b. het beheer van het Stichtingsvermogen (in casus: financiën en de eigen collectie), c. het vaststellen en wijzigen van de statuten, het huishoudelijk reglement, het museumbeleidsplan, jaarplan, begroting, jaarverslag. Dit betekent onder meer: (1) het ondersteunen van het museum(belang) door voorwaarden te scheppen voor de exploitatie van het NAM door de ontwikkelingen binnen de kazerne / KL te volgen en hierop via het (in)formele netwerk in te spelen, (2) het toezicht te houden op de museummanager door zijn functioneren te toetsen aan de statuten, het huishoudelijk reglement, het museumbeleidsplan en het jaarplan, (3) het nemen van beslissingen die buiten de directe competentie van de museummanager of het DB vallen, zoals: (a) collectiebesluiten (depotsanering, vervreemding/aankoop van objecten (i.h.b. categorie A), bruikleengeving van onvervangbare museumstukken of van objecten in de vaste tentoonstelling), (b) ingrijpende beslissingen in personeelszaken van bezoldigde medewerkers, (c) op verzoek arbitrage in geschillen tussen de museummanager en medewerkers, (d) benutten van kansen / het afwenden van bedreigingen waarin de statuten, huishoudelijk reglement, het museumbeleidsplan noch het jaarplan voorziet, (e) het (indien gewenst) stimuleren van de groei van formatieplaatsen, (f) het benoemen van commissarissen en die te belasten met uitvoerende werkzaamheden en overdracht van expertise 2. Bestuursleden a. De leden worden door het bestuur benoemd. b. Het bestuur is bevoegd het aantal bestuursleden aan te passen (cfm. de statuten) en om in voorkomend geval m.b.t. de voornoemde interne taakverdeling een afwijkende regeling te treffen. 3. Vacature Wie tussentijds in een vacature wordt benoemd, neemt op het rooster van aftreden de plaats in van zijn voorgang(st)er. 4. Dagelijks bestuur Het Dagelijks Bestuur (nader aangeduid als het DB) is een afgeleide van het Bestuur en voert de dagelijkse leiding.
a. Het DB oefent haar bevoegdheden uit in opdracht van het Bestuur en legt aan laatstgenoemde weer verantwoording af over besluiten en handelingen. b. Het DB draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het Bestuur. (Concreet neemt het DB tussen de vergaderingen in, bestuursbesluiten over dringende zaken die de formele competentie van de museummanager te boven gaan of die in dat opzicht op zijn minst een bestuursstandpunt behoeven.) c. Het DB voert overleg met de museummanager en roept hem zo nodig ter verantwoording over handelingen die “niet in de geest van de commandant zijn”. (D.w.z. acties van de museummanager die niet sporen met de statuten, het huishoudelijk reglement, het museumbeleidsplan, het jaarplan of andere afspraken.) d. In geval van een ernstig verschil van mening over het algemene dagelijkse beleid tussen het DB en de museummanager, spreekt de het Bestuur zich in een vergadering zich hierover uit. (Tot die tijd dient de museummanager zich te schikken in het DB-standpunt.) Aanvulling Artikel 5 EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP Geen. Aanvulling Artikel 6 BESTUURSVERGADERINGEN EN BESTUURSBESLUITEN 1. Periode en vast agendapunt a. In het uiterlijk in het tweede kwartaal wordt de Jaarvergadering georganiseerd waarbij de jaarstukken worden vastgesteld. b. Uiterlijk in het vierde kwartaal wordt de Voortgangsvergadering georganiseerd waarbij de begroting voor het volgend jaar wordt vastgesteld. 2. Presentielijst Bij de voornoemde vergaderingen worden naast het bestuur ook de museummanager, de commissarissen uitgenodigd om aanwezig te zijn. 3. DB-vergaderingen Het DB vergadert zo dikwijls als wenselijk wordt geacht en hierbij is in principe de manager aanwezig. Het DB komt frequent bijeen en dit DB-overleg: a. vindt in principe zeer regelmatig, doch minimaal 1x per maand, b. heeft alleen beslissingsbevoegdheid indien het voltallig is (d.w.z. indien een voorzitter, een secretaris en een penningmeester present zijn), c. vindt in principe plaats in bijzijn van de museummanager (adviseur zonder stemrecht), d. doet de museummanager, zonodig schriftelijk, verslag van de relevante zaken,
e. bespreekt met de museummanager vooraf ingrijpende of structurele beleidsmatige zaken die de formele competentie van de manager te boven gaan (b.v. onvoorziene kansen of bedreigingen, bijzondere besluiten) en stelt het bestuursstandpunt vast, waarop de museummanager de algemene dagelijkse leiding afstemt, f. wordt genotuleerd door de secretaris middels een besluitenlijst met actiepunten. Dit document wordt z.s.m. ter hand gesteld aan de DBleden, de museummanager en opgeslagen in het museumarchief, g. stelt het jaarplan op. 4. Eerbewijzen a. Een bestuurslid dat zich voor de stichting uitzonderlijk verdienstelijk heeft gemaakt, kan worden benoemd tot erevoorzitter. Er kan slechts één erevoorzitter zijn. b. Gewone leden die zich voor de stichting zeer verdienstelijk hebben gemaakt, kunnen worden benoemd tot ereleden. c. De benoeming tot erevoorzitter of erelid geschiedt door het bestuur tijdens een vergadering, op voordracht van het DB. d. Aan personen, die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de stichting, kan het bestuur een blijk van waardering toekennen. Het bestuur kan normen vaststellen ter zake van het toekennen. Aanvulling Artikel 7 BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING 1. Ad lid 1: Relatie Bestuur en museummanager De relatie tussen het Bestuur en de museummanager ligt primair op het terrein van bevoegdheden, niet zozeer op dat van de taakverdeling. a. Zo stelt de museummanager het concept museumbeleidsplan op waarover het Bestuur in de vergadering bindend oordeelt. b. Het Bestuur toetst het reilen en zeilen van de museummanager achteraf aan het in de Bestuursvergadering geaccordeerde museumbeleidsplan en -jaarplan en is daarmee in laatste instantie verantwoordelijk. c. De museummanager legt, in zijn functie van algemeen dagelijks leidinggevende, in eerste instantie verantwoording af over zijn besluiten en handelen aan het DB en in tweede instantie aan het Bestuur. d. Concreet heeft door deze bestuurlijke afstand het (dagelijks) bestuur geen directe bemoeienis met de dagelijkse algemene leiding over het museum.
2. Ad lid 2: Registergoederen Dit betreft in feite onroerend goed, dus b.v. een gebouw. Het betreft dus geen kantoorgoederen, verkoopartikelen of collectiestukken. 3. Ad lid 3: Overeenkomsten Deze bevoegdheid houdt verband met de tweede doelstelling van het NAM (in stand houden van gebouwen) en is derhalve alleen van toepassing op overeenkomsten die verband houden met de doelstelling van de stichting.
4. Buitengewone omstandigheden Het bestuur is bevoegd in geval van oorlog of in andere ter beoordeling van het bestuur in aanmerking nemende buitengewone omstandigheden de collectie en andere bezittingen van de stichting in een veilige plaats op te bergen. 5. Maatregelen Het bestuur treft alle maatregelen, welke naar haar oordeel noodzakelijk zijn, ter instandhouding van de bijeengebrachte voorwerpen en documenten. 5. Functie- en taakverdeling in het bestuur. Onverminderd de verantwoordelijkheid van het gehele bestuur voor de uitoefening van de taak van het bestuur en onverminderd de in de statuten en het huishoudelijk reglement opgedragen taken, is: a. de Voorzitter met name belast met: (1) de algemene leiding over het NAM, (2) de vertegenwoordiging van het NAM (in het bijzonder van het Bestuur) bij externe gelegenheden, (3) de leiding van de vergaderingen met het Bestuur en het overleg van het DB, (4) het toezicht op de juiste taakuitvoering van het Bestuur, de museummanager, de projectofficieren en de medewerkers. Dit betekent onder meer: (5) het toezien op naleving van statuten, huishoudelijk reglement, beleidsplan en jaarplan, (6) het toezicht op het rooster van aftreden van de bestuursleden, (7) het onderhouden van de externe betrekkingen, (8) het contact met de Vz en de leden WTRA, TCK, TCKL, erevoorzitter, ereleden en adviseurs, (9) het, tenminste eenmaal per jaar, namens het (dagelijks) Bestuur, voeren van een formeel functioneringsgesprek met de museummanager (i.a.v. een medewerker P&O van het KNLWM). De voorzitter wordt bijgestaan en in voorkomend geval waargenomen door een der andere bestuursleden, als zodanig bekend zijnde met een van deze taken en werkzaamheden. b. de Secretaris met name belast met: (1) het voeren van het secretariaat van het NAM, (2) het toezicht op de collectie van het NAM en het –beleid van de museummanager. Dit betekent onder meer: (3) het bij ontstentenis van de voorzitter, diens taak tijdelijk waar te nemen,
(4) het verzorgen van de correspondentie van het bestuur, (5) het verzorgen van typisch militaire correspondentie, (6) in overleg met de museummanager, het afdoen van cultureel/museale vakcorrespondentie, (7) het beheren en actualiseren van het museumarchief, (8) in overleg met de museummanager, het verlengen c.q. beëindigen van bruiklenen van materieel in de NAM-collectie, (9) in overleg met de museummanager, het bewaken van het aan derden uitgeleende materieel, (10) het publiceren van informatie over het NAM en ontvangen schenkingen i.h.k.v. traditiehandhaving, (11) het opmaken van de notulen van het DB-overleg en de bestuursvergaderingen, (12) het opstellen van het jaarverslag, (13) in overleg met de museummanager, het aanschrijven van stagiaires voor (onderzoek)projecten, (14) het bewaken van juridische aangelegenheden en specifieke militaire overheidsbepalingen. De 1e secretaris in voorkomend geval waargenomen door een bestuurslid bekend is met deze taken en werkzaamheden. c. de Penningmeester met name belast met: (1) het beheren van de financiële middelen van het NAM, (2) het voorbereiden en uitvoeren van het financiële beleid. Dit betekent onder meer: (3) het opstellen en bewaken van de jaarbegroting, (4) het beschikbaar stellen van budgetten cfm. de goedgekeurde jaarbegroting, (5) het zelfstandig betaalbaar stellen van rekeningen cfm. het mandaat van het bestuur (6) het voeren van een overzichtelijke kasboekhouding alsmede een lijst van eigendommen van het NAM (niet behorende tot de collectie), (7) het werven en registreren van begunstigers en het innen de jaarlijkse bijdragen, (8) in overleg met de museummanager, het voorbereiden van aanvragen voor subsidiegevers, (9) in overleg met de museummanager, het periodiek verrichten van Z-afslagen van de kassa´s, (10) het regelen van belastingzaken, (11) het zoeken naar mogelijke sponsors, (12) het opstellen van de financiële verantwoording na afloop van het stichtingsjaar (13) het in overleg met het bestuur, beleggen van financiële middelen van de stichting op verantwoorde en rendabele wijze. De 1e penningmeester wordt bijgestaan en in voorkomend geval waargenomen door een ander bestuurslid, dat als 2e penningmeester bekend is met deze taken en werkzaamheden. d. het bestuurslid Hoofd Dependance LUAverzameling met name belast met: het verwerven, beheren, exploiteren, uitlenen, transporteren, renoveren en onderhouden van de collectie van de Historische Verzameling Luchtdoelartilleriematerieel.
Hij kan zich hiertoe laten bijstaan door een toegevoegd bestuurslid, de museummanager en/of vrijwilligers. e. het bestuurslid Hoofd Artillerie Documentatiecentrum met name belast met: het verwerven, beheren, exploiteren, uitlenen, transporteren, renoveren en onderhouden van documenten, beeld-, geluid- en digitale informatiedragers. Hij kan zich hiertoe laten bijstaan door de museummanager en/of vrijwilligers. Aanvulling Artikel 8 Medewerkers Het bestuur van het NAM wordt bij de uitvoering van haar taak bijgestaan door beroepskrachten en vrijwilligers. Sinds de oprichting van de Artillerieverzameling zijn vele vrijwilligers werkzaam geweest. Sedert de toekenning van de "A - Status” aan het NAM door de TCKL, heeft het bestuur van het NAM de beschikking gekregen over een fulltime Museummanager, die door het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum te Delft wordt bezoldigd en is gedetacheerd bij het NAM. 1. De Museummanager is met name belast met: a. uitvoering van het beleid van het Bestuur en hij heeft de dagelijkse algemene leiding over de museale kerntaken: “verwerven, behouden, onderzoeken en presenteren”. b.Deze zijn terug te vinden in het organogram onder de noemers: (1) Collectiebeheer (2) Presentatie (3) Bedrijfsvoering Dit betekent onder meer: c. de directe aansturing van de (on)bezoldigde museummedewerkers, d. het naar eigen inzicht leiding geven (d.w.z. binnen het gestelde in de statuten, het huishoudelijk reglement, het door het bestuur vastgestelde museumbeleidsplan en actuele jaarplan), e. het organiseren van periodiek medewerkersoverleg (inclusief notulen verzorgen en verzenden), f. in overleg met de penningmeester, het zelfstandig uitgaven doen cfm. het beleid en de jaarbegroting,
g. optreden als gebouwencommandant (in casu: het zorgdragen voor interne technische- en onderhoudszaken). Hierbij heeft hij een relatie met FAP van de LFD, DGW&T en OTCVust, h. in overleg met een betrouwbare deskundige, het doen van incidentele ad hoc ruil/aankoop van collectiestukken, mits de transactie zeer waardevol wordt geacht voor de vaste tentoonstelling en deze handeling niet in strijd is met statuten, het huishoudelijk reglement, het door het bestuur vastgestelde museumbeleidsplan en actuele jaarplan, i. het aansturen van taken in beheer & behoud, educatie, winkel, kennisregistratie, j. in overleg met het DB of bestuur, het invullen van het tentoonstellingsbeleid (thematiek, vormgeving, inrichting), k. in overleg met het DB, het samenwerken met de Collectie KL, het KNLWM en met regionale (museale) instanties, l. het uitvoering geven aan externe contacten: publieksbeleid, rondleidingen en ontvangsten m. in overleg met de penningmeester, sponsorwerving en subsidieaanvragen, n. het aanleveren van bijdragen aan begunstigerbrieven, het jaarverslag, de begroting, het jaarplan en het museale beleidsplan. o. het verstrekken van adviezen aan commissarissen, projectofficieren en stagieres m.b.t. de inhoudelijke musealogische kwaliteit van het betreffende project/actie. 2. Bezoldigde militairen en burgerambtenaren Sedert de jaren ‟80 is het de stichting regelmatig tijdelijk ondersteund met militair- en/of burgerpersoneel in dienst bij het Ministerie van Defensie. Tot de komst van de museummanager werd dit personeel belast met de dagelijkse gang van zaken in het museum. Op dit moment wordt dit personeel (waaronder organiek een aooi en een brandweerfunctionaris op parttime basis van het OTCVust) tewerkgesteld o.l.v. de museummanager. 3. Onbezoldigde Medewerkers Een andere categorie medewerkers die dagelijks, periodiek of op afroep werkzaamheden verricht in het NAM, is de categorie vrijwillige medewerkers. Deze bestaat zowel uit militairen buiten dienst als uit burgers met grote interesse voor het NAM. Zij ontvangen geen bezoldiging voor hun werkzaamheden, alleen een onkostenvergoeding. Zij worden eveneens in eerste instantie aangestuurd door de museummanager die met hen een functiebeschrijving opmaakt en een vrijwilligerscontract afsluit. 4. Commissarissen Teneinde een aantal cruciale werkzaamheden binnen doelstellingen van het NAM en de museale kerntaken nader toe te wijzen aan bepaalde functionarissen en hieraan verantwoordelijkheden te verbinden zijn de navolgende commissarissen beschreven. (In het verleden werden deze werkzaamheden veelal uitgevoerd door een van de bestuursleden, maar na de discussie over het “op afstand besturen” en de dagelijkse leiding neer te leggen bij de manager is gekozen voor deze optie. Het bestuur kan naast de manager ook de commissarissen uitnodigen om een vergadering bij te wonen, zoals de jaarvergadering en de voortgangsvergadering. In voorkomend geval kan een commissaris bij een DB-vergadering aanwezig zijn als dat nodig wordt geacht i.v.m. zijn specifieke deskundigheid.
De Commissaris heeft naast de uitvoerende werkzaamheden tot taak om het bestuur en de manager gevraagd en ongevraagd te adviseren over hun specialisme. De Commissaris kan na overleg het bestuur of de manager vertegenwoordigen bij overleg op hun specialisme. De Commissaris dient ten behoeve van de begroting bij de manager zijn financiële wensen in en dat geldt ook voor zijn uitgaven. De Commissaris is verantwoording verschuldigd aan de museummanager en kan zich via hem laten bijstaan door een of meerdere vrijwilligers. a. Commissaris Groot Materieel met name belast met: het verwerven, beheren, exploiteren, uitlenen, transporteren, renoveren en onderhouden van (groot) materieel. b. Commissaris Wapens en Munitie met name belast met: het verwerven, beheren, exploiteren, uitlenen, transporteren, renoveren en onderhouden van wapens en munitie. c. Commissaris Public Relations en Communicatie met name belast met: (1) het leggen en onderhouden van formele- en informele contacten met museale instanties, met militaire organisaties, met de media, met gemeentelijke-, provinciale-, rijksoverheid en/of internationale instellingen, (2) het verstrekken van informatie over het NAM, (3) in overleg met andere bestuursleden en de museummanager, opstellen van de begunstigersbrief. d. Commissaris Algemeen met name belast met: (1) het steunen van de manager, (2) een functie als projectofficier met een afgebakende taak voor collectie, presentatie of bedrijfsvoering, e. Commissaris Vervreemding/Afstoot met name belast met: het coördineren van de inkomende materieelstroom en het scheiden ervan in collectie of afstoot. f. Commissaris Verbindingen met name belast met: het verwerven, beheren, exploiteren, uitlenen, transporteren, renoveren en onderhouden van verbindingsapparatuur. g. Commissaris Historische Gebouwen met name belast met:
de tweede doelstelling van het NAM, “ het in stand houden van historische gebouwen op de LbO”. Dit geldt in het bijzonder voor de gebouwen die vanwege de museale bestemming door defensie aan het NAM zijn toegewezen en voor de gebouwen die vanwege hun karakter op de monumentenlijst zijn geplaatst. h. De manager is bevoegd in overleg met het DB het aantal commissarissen aan te passen en om in voorkomend geval m.b.t. de voornoemde interne taakverdeling een afwijkende regeling te treffen. Aanvulling Artikel 9 BOEKJAAR 1. Ad lid 3 Jaarstukken Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een balans een staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken binnen drie maanden na afloop van het boekjaar aan het bestuur van de stichting worden aangeboden. 2. Décharge Vaststelling van de jaarstukken strekt het dagelijks bestuur en de penningmeester tot décharge. 3. KASCONTROLE COMMISSIE a. Jaarlijks wordt een “kascontrolecommissie” benoemd tijdens de bestuursvergadering waarin de jaarstukken van het NAM worden behandeld. b. Deze commissie bestaat uit tenminste twee leden en een reservelid, dat in de plaats treedt van een der leden, indien verhindering zich voordoet. c. Jaarlijks treedt het langstzittende lid van de kascontrolecommissie af, waarna het jongste lid en het reservelid doorschuiven en uit het bestuur een nieuw reservelid wordt benoemd. d. De (1e) penningmeester is gehouden de kascontrolecommissie na het afsluiten van het boekjaar uit te nodigen zodat zij (vroeg)tijdig haar verslag aan het bestuur kan aanbieden.
Aanvulling Artikel 10 REGLEMENT Ad lid 1: Reglement Dit HR geeft uitvoering aan het gestelde in Art 10 lid 1 en 2. Ad lid 4 Dit HR treedt in werking na goedkeuring ervan tijdens de Voortgangsvergadering op 20-11-2002. Voorstellen ter verbetering van de statuten en het reglement kunnen op elk moment bij de secretaris worden ingediend en deze worden bij een eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur besproken met de manager. Invoering van maatregelen z.s.m. en formele vastlegging kan na een bestuursvergadering cfm. het gestelde in art 11 lid 1. Aanvulling Artikel 11 STATUTENWIJZIGING Ad lid 3 De Stichting Artillerieverzameling is opgericht 11-11-1961en staat geregistreerd in HR.41035151 bij de Kamer van Koophandel te Harderwijk. De naamswijziging tot Stichting Nederlands Artillerie Museum heeft plaatsgevonden d.d. 03-09-2002 bij het passeren van de akte door notaris E. Feijen te Heerde waarin de statutenwijzing is vermeld. Aanvulling Artikel 12 ONTBINDING EN VEREFFENING Ad lid 6 De bezittingen worden, op hierna in algemene termen genoemde uitzonderingen na, overgedragen aan het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum "Generaal Hoefer". De uitzonderingen betreffen voorwerpen en documentatie die zeer goed passen in de collecties van de Stichting Officierscantine ASK en van het Korpsmuseum Rijdende Artillerie of andere musea en instellingen die de geschiedenis en/of de traditie van de Nederlandse artillerie weergeven of behartigen en derhalve aan deze instellingen worden overgedragen.
Organisatiestructuur behorende bij het Huishoudelijk Reglement NAM (3 sep 2002) Bestuur (Vz, Secr, Penn.mr)
Hoofd Artillerie Documentatie Centrum Bibliotheek Foto-archief
Hoofd en
Toegevoegd Museummanager
LUA-Verzameling Commissaris Com & Doc
Commissaris Algemene Zaken
Collectie Behoud/beheer Relations Verwerving Registratie Collectieplan Onderzoek Commissaris Vervreemding en Afstoot Commissaris Groot Materieel Commissaris Wapens en Munitie Commissaris Verbindingen
Presentatie
Bedrijfsvoering
Tentoonstelling
Public
Educatie Publiekzaken Commissaris Verkooppunt Commissaris Inrichting na 1950
& Communicatie Receptie P&O Facilitaire zaken Commissaris Gebouwen