Collectie-beleidsplan 2012–2015 5 collecties 1 museum
Inhoud
Leeswijzer Voorwoord
1. 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 1.1.5
Inleiding Korte schets vijf collecties Oude kunst Moderne en hedendaagse kunst Toegepaste kunst en vormgeving Geschiedenis van Utrecht Mode en kostuums
p 7 p 8 p 8 p 9 p 9 p 9 p 10
2. 2.1 2.2 2.3
Missie, visie en kernwaarden Missie (waarom bestaan we?) Visie (wat voor een museum willen we zijn?) Kernwaarden (waar geloven we in?)
p p p p
11 11 11 11
3. 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3
Strategie p Identiteit versterken door 5 collecties 1 museum p Samenhangend verzamel- en presentatiebeleid p Gevolgen voor het collectiebeleid p Hoe werd tot nu toe verzameld (methode)? p Een ander verzamelmodel p
13 13 13 14 15 15
4. 4.1 4.1.1 4.2 4.2.1
Verzamelpraktijk Oude kunst – bestaande collectie Oude kunst – verzamelbeleid 2012-2015 Utrechtse geschiedenis - bestaande collectie Utrechtse geschiedenis - verzamelbeleid 2012-2015 Moderne en hedendaagse kunst bestaande collectie Moderne en hedendaagse kunst – verzamelbeleid 2012-2015 Mode en kostuums - bestaande collectie Mode en kostuums – verzamelbeleid 2012-2015 Toegepaste kunst en vormgeving – bestaande collectie Toegepaste kunst en vormgeving verzamelbeleid 2012-2015
22 22 23 24
4.3 4.3.1 4.4 4.4.1 4.5 4.5.1
2
p 4 p 5
p p p p
p 25 p 27 p 28 p 29 p 30 p 32 p 33
4. 5.1 5.2 5.3 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3
Waardering en beoordeling van objecten p 35 Waarderen en beoordelen van objecten bij schenkingen, legaten en samenwerking met private partijen en/of mecenaat p 37 Waarderen en beoordelen van objecten bij afstoten p 38 Verwervingsformat en protocol voor de beoordeling en waardering van potentieel te verwerven objecten p 39 Conserveren en restaureren Bijzondere restauraties Restauratieprojecten Wetenschappelijk onderzoek naar conservering moderne kunst Klimaatbeheersing
p 40 p 40 p 41 p 41 p 41
7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.2.7 7.2.8 7.2.9 7.2.10
Actieve ontsluiting collecties p 43 Collectiemanagement p 44 Nieuwe projecten p 45 Nieuwe website p 45 De collectie Provinciale tekeningen online p 45 Bestandscatalogus 20e-eeuwse Toegepaste kunst en vormgeving p 46 Bestandscatalogus Oude kunst 1600-1700 p 46 Modehuis Nederland en Europeana Fashion p 47 Bibliotheek p 47 Beelddocumentatie p 48 Retrospectief digitaliseren p 48 Online bestellen p 49 Contentmanagement p 49
8.
Hoofddoelstellingen tot 2015
Bijlagen 1. 2 3. 4. 5. 6. 7.
Begrippenkader collectiebeleid en collectiemanagement Verzamelgeschiedenis Format verwervingen Procedure verwervingen Zinvol partnerschap; naar een vruchtbare omgang met private partijen door Renée Steenbergen Model voor een Prestatiecontract Procedure afstoten Klimaatbeheersing stappenplan
3
p 50
p p p p
60 64 66 68
p p p p
71 81 85 86
Leeswijzer Voordat we overgaan tot de beschrijving van het collectiebeleid volgt eerst een leeswijzer. In deel I van het plan komt na het voorwoord (hoofdstuk 2) eerst een inleiding op het collectie beleidsplan (hoofdstuk 3). In de inleiding worden de achtergronden van dit collectiebeleidsplan geschetst en wordt kort teruggeblikt op het vorige plan. Ook wordt in hoofdstuk 3, als eerste kennis making, een korte beschrijving van de vijf deelcollecties gegeven. Daarna volgt in hoofdstuk 4 een beschrijving van de missie, de visie en de kernwaarden van het Centraal Museum. De missie van het museum werd onlangs opnieuw geformuleerd. Deze vormt het vertrekpunt voor een vertaalslag naar het collectiebeleid van het museum. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens de strategie beschreven. De wijze waarop het museum de vertaalslag gaat maken komt hier aan de orde. Wat de gevolgen van een andere missie, visie en strategie zijn voor de verzamelpraktijk is te lezen in hoofdstuk 6. Daarin worden eerst de bestaande deelcollecties uitgebreid beschreven, gevolgd door een schets van het verzamelbeleid voor de periode 2011-2015. Dat geschiedt op hoofdlijnen. Hoe dit verzamelbeleid kan worden getoetst is te lezen in hoofdstuk 7. Dat gaat over de waardering en beoordeling van objecten bij verwerving en afstoting. In hoofdstuk 8 wordt aandacht gegeven aan een andere belangrijke kerntaak van het museum, namelijk het conserveren en restaureren. Daarin staat wat het museum op dit gebied van plan is te gaan doen. De nieuwe klimaatrichtlijnen komen in dit hoofdstuk ook aan de orde. Hoofdstuk 9 gaat over het actief ontsluiten van de verzameling, een publieksgerichte taak die onlosmakelijk verbonden is met collectiebeheer en die het venster van het collectiebeleid vormt naar het publiek. In hoofdstuk 10 komt aan de orde wat het museum uiteindelijk in de dagelijkse praktijk van het collectiebeheer wil gaan doen om de beleidsvoornemens te realiseren. In Deel Twee (de bijlagen) van het collectiebeleidsplan wordt, naast het apparaat van begrippen, ingegaan op de verzamel geschiedenis (bijlage I en II). Procedures en protocollen op het gebied van verwervingen zijn opgenomen in de bijlagen III en IV. Meer informatie over de omgang met private partijen is te vinden in bijlage V. Informatie over de procedure voor ontzamelen kan men vinden in bijlage VI. In bijlage VII wordt ingegaan op de nieuwe normen voor klimaatbeheersing en het daarvoor beschreven stappenplan.
4
Voorwoord Het Collectiebeleidsplan#1 2012 – 2015 is het vervolg op het Collectiebeleidsplan #0 2009- 2011. Afspraken die in versie 0 zijn neergelegd, worden in het huidige plan aangescherpt, zoals de focus op het vroegtijdig aankopen van talentvolle kunstenaars die een eigen visie hebben ontwikkeld, die los gezien kan worden van internationale ontwikkelingen. Talent zien, vroeg aankopen en blijven volgen. Voor zover het de beeldende kunst betreft zijn de opdrachten aan kunstenaars daar een concrete uitwerking van. Deze keuze staat niet op zichzelf. Het Centraal Museum heeft altijd al een uitgesproken eigen stand punt ingenomen bij aankopen en wil deze expliciete keuze ook nu weer naar voren halen. Om deze keuze te kunnen realiseren zal er continu gezocht moeten worden naar andere dan de gebruikelijke financieringsmogelijkheden via fondsen. Te denken valt aan verschillende wervings activiteiten, maar ook schenking en donatie zullen actief onder de aandacht worden gebracht. Dit laatste vraagt om een heldere aanpak met dito richtlijnen. Het Centraal Museum heeft daartoe met Renée Steenbergen, deskundige op het gebied van mecenaats ontwikkeling, een strategisch plan ontwikkeld. Dit plan is terug te vinden in bijlage VI. Door een schenking in 2010 die geoormerkt is voor experimentele aankopen, zet het museum deze maatschappelijke betrokkenheid om in de besteding van haar aankoopbudget om hieraan tegemoet te komen. Dit is een reden om aan de Mondriaan Stichting een hogere aanvraag te realiseren voor structurele aankopen. Het Collectiebeleidsplan#1 vormt samen met het Interpretatieplan onderdeel van het Museumbedrijfsplan 2012-2015 van het Centraal Museum. In deze plannen wordt het fundament gelegd voor een museum dat experimenteel en publieksgericht naar buiten treedt. Via de aanpak ‘5 collecties 1 museum’ ambieert het museum het aankoopbeleid, het presentatiebeleid en het educatiebeleid als één ongedeeld geheel neer te zetten. Aankopen zijn in die lijn of een ‘sleutelstuk’ dan wel een ‘brugstuk’. Daarbij sluiten ze aan op stukken die door alle collecties heen aan te merken zijn als ‘gidsstuk’. Dit verlangt van de conservatoren die per collectie verantwoordelijk zijn voor het adviseren bij het doen van aankopen, een andere aanpak. In plaats van verdieping in het eigen vak gebied, zal een conservator te rade gaan bij verschillende collega’s, meer in de breedte denken en anticiperen op de plaats van de aankoop in de museale context.
5
Het Centraal Museum wil helder en open zijn in de keuzes die het maakt op het gebied van zijn collectie- en presentatiebeleid. Dit laatste zal zich meer en meer nadrukkelijk in samenhang en afstemming ontwikkelen. De grondhouding van waaruit dit gebeurt en gestalte krijgt is niet één van een intellectueel discours of een theoretische verantwoording. Maar één die uit de kunst zelf voortkomt en de kunstenaars en vormgevers die daaraan bijdragen, worden daartoe door het museum uitgedaagd. De uitgangspunten uit het Collectiebeleidsplan vormen daartoe de toetssteen. De hoofdzaak is dat het hart er sneller door dient te gaan kloppen. Het Centraal Museum laat het zien. Edwin Jacobs Directeur
6
1. Inleiding Eind 2009, kort na het aantreden van Edwin Jacobs, als nieuwe directeur, verscheen Editie 0 van het Collectiebeleidsplan van het Centraal Museum. In dat plan werd gesteld dat het museum actief wil inspelen op de actuele ontwikkelingen binnen de museum wereld. In de loop van 2010 en 2011 heeft het museum binnen al haar geledingen goed nagedacht over het type museum dat het wil zijn en de rol die het in de samenleving wil innemen. Collectiebeleid speelt daarin een belangrijke rol. Verzamelen is één van de belangrijkste kerntaken van een museum. De kwaliteit van een collectie bepaalt in aanzienlijke mate de mogelijkheden voor tentoonstellingen, de collectiemobiliteit en daarmee ook de bruikleenpositie van een museum. Deze zaken zijn op hun beurt weer belangrijk voor de positionering en de beeldvorming van een museum binnen de Collectie Nederland. Verzamelen is echter geen op zichzelf staande taak. Deze is onlosmakelijk verbonden met het toegankelijk maken en het presenteren van de collectie, zodat het publiek hierover kennis en inzicht verkrijgt. Met tentoonstellingen, onderzoek, publicaties en educatie treedt het museum naar buiten. Het Centraal Museum wil de komende beleids periode het publiek centraal stellen bij zijn activiteiten. Het wil niet alleen meer publiek trekken, maar het vooral intensiever bij het museum betrekken en er blijvend aan verbinden. De aanpak hiertoe is vastgelegd in drie documenten: het Museum bedrijfs plan (MBP), het Interpretatieplan (IP) en het Collectie beleidsplan (CP). Deze plannen hebben elk hun eigen invalshoek, maar zijn beleidsmatig nauw met elkaar verbonden. Het Centraal Museum heeft zich de volgende doelen gesteld om zijn ambities te kunnen realiseren: Identiteit versterken door toepassing concept 5 collecties 1 museum De eerste doelstelling is een andere positionering van het Centraal Museum. Hiervoor heeft het museum een ander museumconcept ontwikkeld onder de noemer 5 collecties 1 museum. Met het introduceren van dit concept komen de in Editie 0 gehanteerde collectie profielen te vervallen. Om deze doelstelling te realiseren staat het museum een geïntegreerde aanpak op het gebied van collectiebeleid voor. De nieuw geformuleerde missie en visie dienen hierbij als uitgangspunt.
7
Samenhangend verzamel en presentatiebeleid De tweede doelstelling is het uitvoeren van een geïntegreerde aanpak van het collectiebeleid. Dat wil het museum realiseren door zich te profileren met een samenhangend verzamel- en presentatie beleid op zijn vijf deelcollecties. Daarin zijn de museale kern taken verzamelen, ontsluiten, presenteren en informeren goed op elkaar afgestemd. De collecties worden niet meer gezien en getoond als op zichzelf staande verzamelingen. In de praktijk heeft deze aanpak gevolgen voor de manier waarop er verzameld wordt. In het afgelopen jaar werd bij het verzamelen een pas op de plaats gemaakt en is slechts een beperkt aantal gerichte aankopen gedaan. Hierbij is bewust niet gekozen voor de klassieke benadering van verzamelen die vooral gericht is op het aanvullen van leemtes in de bestaande (deel)collecties. De voorkeur werd gegeven aan aankopen die voortvloeiden uit de programmering. Zo werd bij tentoonstellingen geëxperimenteerd met het geven van opdrachten in commissie aan kunstenaars en vormgevers, waarbij het museum als co-producent fungeerde (Alexander van Slobbe, Robbie Cornelissen). Verder werden voorwerpen verzameld die de samenhang tussen verzamelen, presenteren en educatie bevorderden. Deze kregen de prioriteit bij verwerving. Dit gold ook voor objecten die de samenhang binnen de bestaande collectie bevorderden (Rietveld, Van Herpen). De ervaringen van het afgelopen jaar worden geëvalueerd en in de planvorming betrokken. In dit collectiebeleidsplan worden de ambities voor de komende beleidsperiode voorgelegd. 1.1 Korte schets vijf collecties Voordat wordt overgegaan op de beschrijving van het collectie beleid volgt hierna eerst een kort overzicht van de vijf deel collecties die in dit plan centraal staan. Een meer uitgebreide beschrijving van de collecties volgt in hoofdstuk 6. 1.1.1 Oude kunst De collectie bestaat uit schilderijen, prenten en tekeningen en beelden van kunstenaars geboren voor 1850. Alle drie collecties zijn onmiskenbaar Utrechts. Daarnaast omvat de collectie een groot aantal topografische schilderijen en portretten van Utrechters. Bij de schilderkunst ligt het zwaartepunt op de 15e, 16e en 17e eeuw (Jan van Scorel, van Abraham Bloemaert en van de Utrechtse Caravaggisten) De collectie is van internationaal belang. De collectie tekeningen en prenten heeft een belangrijke 17e-eeuwse kern. De beeldhouwkunst concentreert zich op Utrecht tot de 16e eeuw.
8
1.1.2 Moderne en hedendaagse kunst De pijlers van de collectie kunst tot 1945 zijn de vroege abstracten en de realisten en surrealisten van de jaren ’30. De identiteit is Nederlands. De naoorlogse ontwikkelingen in de Nederlandse kunst werden beperkt gevolgd: abstract expressio nistische werken, de informelen, nul en geometrische abstractie werden aan de collectie toegevoegd. In de jaren ’80 werden de bakens voorzichtig verzet en werden associatief-figuratieve werken van een jonge generatie Nederlandse kunstenaars aangekocht. In de jaren ’90 werd er een begin gemaakt met het verkennen van de internationale markt. De collectie Van Baaren is een particuliere collectie in permanent bruikleen bij het Centraal Museum. Het bestaat uit 19e – en vroeg 20e-eeuwse schilderijen, tekeningen en kleine sculpturen. In de jaren ’90 is de collectie HK-U aan die van het museum toegevoegd. Kernen daarvan zijn: Nederlandse nieuwe figuratie en Amerikaans fotorealisme. 1.1.3 Toegepaste kunst en vormgeving Binnen de verzameling wordt een onderscheid gemaakt tussen de oude en moderne toegepaste kunst. De oude toegepaste kunst bestaat uit fragmenten en onderdelen van Utrechtse gebouwen, Utrechtse interieurs en Utrechts zilver. De collectie is deels verzameld om een overzicht van de Utrechtse cultuurgeschiedenis te kunnen presenteren in stijlkamers en bevat daarom ook veel Nederlandse en buiten landse voorwerpen die daarin voorkwamen. De moderne vormgeving omvat een verzameling 20e-eeuws Nederlands aardewerk, een zilvercollectie van Nederlandse, hoofdzakelijk Utrechtse ontwerpers, meubelen en interieuronderdelen van 1880 tot heden van Utrechtse herkomst en naoorlogse vormgeving van Nederlandse ontwerpers. Het belangrijkste onderdeel van de verzameling is de Rietveld collectie inclusief vier woningen, die de grootste en belang rijkste ter wereld is. Het werk van Dick Bruna is door Mercis bv in bruikleen gegeven aan het Centraal Museum. Het museum biedt een overzicht van zijn werk, dat permanent wordt tentoongesteld op de eerste verdieping van het dick bruna huis. 1.1.4 Geschiedenis van Utrecht Met zijn historische verzameling heeft het Centraal Museum de mogelijkheid 2000 jaar Utrecht te presenteren, met dwarsverbanden tussen politiek, religie, wetenschap, kunst, economie en sociale verhoudingen. In de 19e eeuw en het begin van de 20ste eeuw zijn vooral objecten verzameld uit de middeleeuwen, de 16e en 17e eeuw en de revolutionaire periode (1780-1813). Voor de periode na 1850 is de dekkingsgraad van de historische collectie in brede zin veel lager. De meest recente geschiedenis, grofweg de tijd na 1945,
9
is nauwelijks vertegenwoordigd. Voor de gehele collectie geldt dat deze sterk op de stad Utrecht is georiënteerd, terwijl de provincie slecht vertegenwoordigd is. 1.1.5 Mode en kostuums Van oudsher bezit het Centraal Museum een uitgebalanceerde mode- en kostuum collectie, die inmiddels is uitgegroeid tot circa 9000 stuks. De collectie behoort tot de belangrijkste in Nederland en is op het gebied van vrouwenmode wat de stijlperiodes betreft vrijwel compleet. De laatste jaren heef het museum zich meer gericht op het actief volgen en verzamelen van belangrijke ontwerpen uit de hedendaagse mode. De focus is verschoven van exclusief Nederlands naar grens overschrijdende en internationale ontwerpers.
10
2. Missie, visie en kernwaarden 2.1 Missie (waarom bestaan we?) De overkoepelende missie is het vertrekpunt voor het Collectiebeleidsplan. De missie geeft aan waarom we bestaan en waartoe. Voor het Centraal Museum luidt deze als volgt: Het Centraal Museum is een voor iedereen aansprekend podium voor kunst en vormgeving, geschiedenis, actualiteit en toekomst, praktijk en reflectie. 2.2 Visie (wat voor een museum willen we zijn?) Uit de geformuleerde missie volgt de visie op wat voor een museum het Centraal Museum wil zijn. Die visie is uitgewerkt in het Museum Bedrijfsplan1. In verband met het opnieuw formuleren van de missie en visie heeft het museum nog eens kritisch gekeken naar de gangbare ICOM definitie (1974)2 om te zien of deze nog voldoende aansloot bij de nieuwe missie. Het museum vindt dat deze definitie gedateerd is en niet meer past bij de huidige opvattingen van het Centraal Museum. De voorkeur wordt gegeven aan een definitie die ook bij een aantal Nederlandse Rijksmusea wordt gehanteerd. Deze luidt als volgt: ’Een museum is onderdeel van het collectieve geheugen van de maatschappij. Een museum verwerft, documenteert en behoudt objecten en andere getuigenissen van de cultuur en de mens en diens omgeving en informeert daarover. Het museum ontwikkelt en bevordert kennis en biedt belevingen die de zintuigen aanspreken. Het museum is toegankelijk voor het publiek en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de maatschappij. Het doel van het museum is kennis en inzicht te laten verwerven.’3 2.3 Kernwaarden (waar geloven we in?) Binnen de kaders van de missie en visie van het museum past een aantal algemene maatschappelijke waarden die het museum
1 2
3
MBP Centraal Museum 2012-2015. ICOM definitie 1974. “Een museum is een permanente instelling zonder oogmerk op winst, ten dienste van de gemeenschap en haar ontwikkeling, die toegankelijk is voor het publiek en die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt, tentoonstelt en hierover informatie verstrekt ten behoeve van studie, opvoeding en vrijetijdsbesteding”. Vertaling van de Britse museumdefinitie, 2002; VRM; http://www.derijksmusea.nl
11
onderschrijft evenals enkele specifieke op het Centraal Museum toegeruste waarden. De eerstgenoemde waarden zijn vastgelegd in de hier boven geschetste nieuwe museumdefinitie waarin de rol van het museum voor de samen leving wordt geschetst. De NMV heeft in haar Algemene Leden Vergadering op 24 januari 2011 deze waarden uitgebreid in kaart gebracht. Hiertoe wordt verwezen naar de rapportage en publicatie van de NMV4. Daarnaast onderschrijft het Centraal Museum een aantal vakinhoudelijke gedragsrichtlijnen zoals de Ethische Code voor Musea5. Voor het ontzamelen maakt het museum gebruik van de L.A.M.O. richtlijn6.
4
5 6
Meer dan Waard, de maatschappelijke betekenis van musea, DSP groep, i.o.v. de NMV, maart 2011. Ethische code voor musea, NMV, 2e herziene druk 1999. Leidraad voor het afstoten van museale objecten, ICN, november 2006.
12
3. Strategie Belangrijke uitgangspunten voor het vertalen van de missie en visie naar het collectiebeleid zijn de twee eerder genoemde doelstellingen. Hoe kan het museum zich positioneren als 1 museum met 5 collecties onder een dak en hoe te komen tot een geïntegreerd collectiebeleid. 3.1 Identiteit versterken door 5 collecties 1 museum In de inleiding werd al gesproken over de positionering van het Centraal Museum als een experimenteel museum onder de vlag 5 collecties 1 museum. Die positionering houdt in dat het museum de bezoeker een totaal ervaring wil meegeven, zowel via de collecties als door de onderscheidende manier van presenteren. Bij het verzamelen en bij de programmering van tentoonstellingen en andere activiteiten worden educatie, participatie en interpretatie centraal gesteld. Daartoe hanteert het Centraal Museum de aanpak van de Werkplaats. De Werkplaats is de plek waar het museum de zoektocht wil laten beginnen naar ‘het kijken’ in de meest ruime betekenis van het woord; het kijken met handen en ogen, het doen en het ervaren, maar ook de verschillende aspecten van waarneming van een kunst werk of een historisch voorwerp en de perceptie van een kunstenaar komen aan bod. Het publiek wordt met de Werkplaats7 een krachtige leeromgeving geboden die wordt opgezet vanuit specifieke doelstellingen ten aanzien van leeruitkomsten passend bij het thema van de tentoonstelling. Het gaat om kennis en begrip, vaardigheden, houding en waarden, plezier, inspiratie en creativiteit, activiteit en gedrag. 3.1.1 Samenhangend verzamel- en presentatiebeleid Het is voor de bezoeker van het Centraal Museum niet altijd duidelijk dat er verschillende collecties in één museum te zien zijn. Zowel de rood blauwe stoel van Gerrit Rietveld als Nijntje van Dick Bruna vinden onderdak in het Centraal Museum. In de nieuwe benadering (5 collecties 1 museum) wil het museum zijn vijf deelcollecties: Oude kunst, Moderne kunst, Vormgeving,
7
Het museum biedt bezoekers een platform aan waar ze op basis van zaken die door kunstenaars en vormgevers worden voorgesteld zelf dingen kunnen gaan maken. Participatie van het publiek staat daarin centraal. Het is een educatief instrument dat in de tentoonstellingspraktijk als een rode draad wordt meegenomen. Het begrip werkplaats wordt verder uitgewerkt in het Meerjarenbedrijfsplan van het Centraal Museum 2012-2015.
13
Utrechtse geschiedenis en Mode dan ook in een onderlinge samenhang presenteren. Het museum doet dat vanuit de verwachting dat door deze aanpak de zeggingskracht van individuele objecten en die van de collectie als geheel wordt vergroot. De verzameling kan niet alleen in een andere context worden getoond, maar ook op verschillende manieren worden beleefd. Dat levert voor de bezoeker nieuwe en verrassende inzichten op. De vraag is nu hoe we deze ambities kunnen vertalen naar een nieuw en geïntegreerd collectiebeleid. Vanaf 2011 is een begin gemaakt met een meerjarenprogramma dat zo veel mogelijk uitgaat van de eigen collectie. Die focus op de eigen collectie maakt het nog belangrijker om kritisch te kijken naar de wijze waarop het collectiebeleid kan bijdragen aan de betrokkenheid van en de herkenbaarheid bij de bezoeker. 3.1.2 Gevolgen voor het collectiebeleid Het Centraal Museum heeft een breed samengestelde collectie. Dat is het resultaat van vele generaties directeuren en conservatoren, die meer dan 170 jaar hebben verzameld. Het zal geen verrassing zijn dat er in de huidige collectie na zo’n lange verzamel geschiedenis ruis is ontstaan. Daar komt bij dat men bij de klassieke benadering van verzamelen, uitging van het belang van het invullen van leemtes. De grenzen van de verschillende collectie disciplines werden vrij strikt gehanteerd. De collectie van het museum is in de loop van de verzamelgeschiedenis steeds opnieuw gedefinieerd. Het Centraal Museum wil nu dwarsverbanden leggen tussen de verschillende deelcollecties. Dat doet het museum door gericht, bewust en afgestemd op de programmering en op educatie te gaan verzamelen. Zo ontstaat een eigen signatuur waardoor het museum zich herkenbaar en beter kan positioneren. De verzameling van het museum is opgebouwd uit vijf collectie disciplines, die op zichzelf weer uit meerdere collectiekernen bestaan. Deze kernen bestaan uit groepen van objecten die verbonden zijn in stijl, tijd, maatschappelijke of sociaal-culturele context. Tussen de vijf disciplines en de kernen is een groep kunstenaars, die als pioniers autonoom opereren en daarbij de stijlgrenzen overschrijden. Zij laten zich moeilijk in een groep plaatsen, maar worden wel ingezet om verbanden te leggen. Door voorwerpen beter met elkaar te verbinden en ze in een context te plaatsen ontstaan nieuwe verhalen en geschiedenissen. Een actueel voorbeeld van een dergelijke aanpak is de presentatie
14
Soms ontsnapt er kunst8. In het collectiebeleidsplan wordt vanuit een holistisch perspectief de samenhang tussen de verschillende deelverzamelingen beschreven. Naast het werken met kunstenaars kan ook gedacht worden aan inspelen op een actueel thema in de stedelijke ontwikkeling, waarbij de relatie wordt gelegd tussen de (historische) verzameling en het actuele thema. 3.2 Hoe werd tot nu toe verzameld (methode)? Zoals in 5.1.3. beschreven, heeft het Centraal Museum een lange verzamelgeschiedenis. Het verzamelbeleid uit het verleden wordt gerespecteerd. Door de systematische ontsluiting van de verzameling, die geresulteerd heeft in een reeks van bestands catalogi, is er een vrij goed beeld van de aard en samenstelling van de collectie. Methodisch gezien zijn binnen de collectie een aantal manieren van verzamelen te onderscheiden die geresulteerd hebben in bepaalde verzamellijnen en collectiekernen. Deze hebben een stevige basis gelegd en zijn nog steeds actueel en interessant genoeg voor toekomstige verwervingsactiviteiten. In retrospectief zijn (in willekeurige volgorde) bij het Centraal Museum de volgende verzamelmethodes te onderscheiden: 1 Het signaleren, volgen en aankopen van werk van hedendaagse kunstenaars en ontwerpers; 2 Het volgen en verzamelen van elkaar opvolgende generaties kunstenaars uit een bepaalde stijlgroep (bijvoorbeeld de Stijl); 3 Het retrospectief verzamelen van kunstwerken rondom een collectie kern (bijvoorbeeld Caravaggisten); 4 Het verzamelen van representatieve cultuurhistorische uitingen binnen het concept 2000 jaar Utrecht. De wijze van verzamelen heeft een andere benadering nodig om binnen het nieuwe museumconcept te blijven functioneren, opdat het museum zich beter kan positioneren. Hoe ziet die andere manier van verzamelen er in de praktijk uit? 3.3 Een ander verzamelmodel Lange tijd was het verzamelen gericht op het opvullen van leemten in de collecties. Deze aanpak wordt opzij gezet. Het museum accepteert bepaalde hiaten in de collectie. De bestaande verzamel lijnen en collectiekernen zullen weliswaar worden gecontinueerd, 8
Het ging hier om een experimentele presentatie waarbij gekozen is voor het naast en/of tegenover elkaar presenteren van objecten uit verschillende disciplines. Bijvoorbeeld een schilderij van Moesman tegenover een ontwerp van Victor en Rolf. Het doel is om nieuwe betekenislagen bloot te leggen en de zeggings kracht van individuele objecten ten opzichte van elkaar te versterken.
15
maar krijgen een focus die aansluit op de actualiteit. Er wordt ook een beperking op de omvang van het verzamelen gelegd en er worden duidelijke keuzes gemaakt wat wel en wat niet wordt verzameld. Het nieuwe verzamelbeleid concentreert zich op vier pijlers, die hier eerst kort worden genoemd en vervolgens uitgebreider worden beschreven: A Verbetering van kwaliteit en samenhang door beperkt en bewust te verzamelen. Het aanbrengen van een focus op het voortzetten van bestaande verzamellijnen, collectiekernen en objecten. Voorkeur wordt gegeven aan objecten die de context en coherentie binnen de verzameling versterken en aansluiting vinden bij de actualiteit. B Democratisering van het verzamelproces (door te experimen teren met biografisch en participerend verzamelen, museum als co-producent op te laten treden en commissies te verstrekken). C Verzamelen en andere kerntaken zoals presentatie, educatie en onderzoek, worden met elkaar verweven. Verwervingen zijn gericht op objecten met een grote zeggingskracht, die direct ingezet kunnen worden. D Afstemming met externe relaties. Afstemming met de Collectie Nederland en het doen van gezamenlijke aankopen. Deze vier pijlers kunnen als volgt worden uitgelegd. A. Verbeteren kwaliteit en samenhang Het verzamelen richt zich primair op het in kwalitatieve zin verbeteren, versterken en uitbreiden van de bestaande collectie. Bij verwervingen wordt voortdurend gelet op de kwaliteit van de individuele objecten, als ook op het effect van die uitbreiding voor de collectie als geheel. Hiervoor zijn transparante en objectieve verwervingscriteria nodig (zie hoofdstuk 6). Er wordt niet alleen naar esthetische of kunst- of cultuurhistorische kwaliteiten gekeken, maar ook naar intrinsieke kwaliteiten: de gebruikswaarde (inzetbaarheid voor tentoonstellingen) en de conditie van het object. Deze criteria zijn niet vrij blijvend. Voorstellen tot verwerving worden getoetst in het conservatoren overleg op basis van een verwervingsformat van een conservator van een betreffende deelverzameling. Het collectioneren gebeurt niet door de het vullen van leemtes, maar door het selectief verzamelen van sleutelstukken van hoge kwaliteit. Deze sleutelstukken (bijvoorbeeld de Madonna van Jan van Scorel en het portret van Jonkvrouw J.C. van Boetzelaer van Pyke Koch ) passen binnen de verzamellijnen. Kiezen voor kwaliteit houdt automatisch een beperking van de omvang van het verzamelen in. De gedachte is hierbij ‘minder maar beter’. Bij
16
verwerving wordt bovendien scherp gelet op de directe of de te verwachten inzetbaarheid van deze objecten. Naast sleutelstukken ligt de focus ook op brugstukken die verbindingen leggen tussen collectiekernen en context geven aan de sleutel stukken. Hiermee wordt de onderlinge cohesie bevorderd en de zeggingskracht van objecten vergroot. Door in het verzamel beleid hierop te sturen ontstaat een collectie, die als geheel meer is dan de som der delen. B. Democratisering verzamelproces Het museum wil de mogelijkheden onderzoeken om te experimenteren met biografisch9 en participatief verzamelen. Hiervoor dient nog een goede vorm te worden gevonden die in overleg met de conservatoren zal worden ontwikkeld. De regie op de selectie van voor werpen die voor verwerving in aanmerking komen blijft echter primair bij de conservatoren liggen. In eerste instantie wordt bij de democratisering van het verzamelproces gedacht aan samenwerking met deskundige particuliere collectioneurs die een gespecialiseerde collectie hebben opgebouwd waarover zij veel kennis en inzicht hebben verworven die zij met het museum willen delen. In het kader van de programmering kan concreet gedacht worden aan de samenwerking en betrokkenheid van particulieren bij de voorbereiding van een tentoonstelling, bijvoorbeeld Fashion Lab (ambachtelijkheid en handmatige productie staan hier centraal). De particuliere stakeholders kunnen hierbij verzamelaars, gebruikers of ontwerpers zijn. De verwachting is dat door deze benadering de herken baar heid en betrokkenheid van het publiek bij het museum kan worden vergroot. Het is een vorm van waarderen van erfgoed waarbij de “source community”10 in een nog nader te bepalen vorm participeert in het besluit vormings proces. Hierbij kan gedacht worden aan het wel of niet opnemen van voorwerpen in de museale presentatie (participerende deskundigheid). Daarbij gaat het om de vraag welk beeld er van de samenleving in de presentatie en later eventueel in de collectie, wordt vastgelegd. De professional blijft in dit waarderingsproces leidend en maakt gebruik van kennis uit de gemeenschap. Deze vorm van zelf documentatie gaat uit van de gedachte dat gemeenschapsleden als primaire bron van kennis worden gebruikt. Het Amsterdam Museum (AM), het Museum Rotterdam en het stadsmuseum Zoetermeer
9
10
Annemarie de Wildt, conservator bij het Amsterdam Museum, legt uit wat zij verstaat onder biografisch verzamelen: het verzamelen van voorwerpen van specifieke personen samen met de bijbehorende verhalen en informatie over de context waarin ze gebruikt werden. De opgedane kennis in een gemeenschap over een bepaald onderwerp wordt gedeeld met de wereld in dit geval met het museum.
17
experimenteerden hier al mee11. Zowel het AM12 als Zoetermeer gingen nog een stap verder dan het participatief verzamelen door over te stappen naar co-curatorschap waarbij de bewoners van een stad de eigenlijke experts zijn die het verhaal van hun eigen omgeving zo mede vastlegden. Ook sociale media als Facebook en twitter kunnen behulpzaam zijn bij het democratiseren van het verzamelproces. Door gebruik te maken van deze media kan het zogenaamde crowd collecting13 (variant op crowd sourcing)14 gemakkelijk grote groepen in de samenleving bereiken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het meedenken over de samenstelling van een canon van objecten voor de eigen leefgemeenschap over een bepaalde periode (Tweede Wereldoorlog). Bij de deelverzameling Utrechtse geschiedenis wordt na 2013 een pilot gestart met deze vorm van verzamelen voor de onderwerpen: de Tweede Wereldoorlog en Migranten in Utrecht. Duidelijk moet zijn dat het uiteindelijke besluit wat wel en niet te verzamelen bij de conservatoren blijft liggen. Creëren van nieuw erfgoed Een andere vorm van participatief verzamelen is het in opdracht van het museum produceren van een kunstwerk. Het gaat daarbij dus niet om een bestaand werk, maar een nog te produceren werk. Het museum schept de kaders waar binnen de kunstenaar aan een opdracht werkt. Dit kan bijvoorbeeld voor een tentoonstellingsproject zijn en omdat het om werk in commissie gaat, kan er maatwerk voor de collectie worden geleverd (in plaats van het aankopen van een bestaand object). Het museum zal zijn collecties dan ook actief beschikbaar stellen als bron van inspiratie voor kunstenaars ten behoeve van de productie van nieuw erfgoed. Het museum faciliteert kunstenaars en doet dienst als werkplaats en laboratorium. Ook zal het museum
11 12
13
14
Give & Take (http;//www.stadsmuseumzoetermeer.nl/GiveandTake.htm. Dit project bestaat nog steeds onder de naam ‘Geheugen van Oost’ (http//www.geheugenvanoost.nl). Het is een variant op crowd sourcing. In dit geval maakt het museum gebruik van individuen uit een gemeenschap van geïnteresseerden en/of specialisten die de instelling adviseren over interessante en representatieve voorwerpen uit die gemeenschap. Dit gebeurt vanuit de gedachte dat deze individuen, omdat ze onderdeel van een bepaalde gemeenschap uit maken, mogelijk veel kennis over een bepaald onderwerp hebben. Een voorbeeld is het betrekken van bewoners uit een bepaalde wijk over een thema als de oorlogsjaren bij het selecteren van objecten met een bijzonder verhaal. Organisaties zoals een museum of personen zoals verzamelaars maken gebruik van een grote groep niet vooraf gespecificeerde individuen (professionals, vrijwilligers, geïnteresseerden) voor onderzoek.
18
kunstenaars vragen hun creativiteit en inspiratie in te zetten voor het uitwerken van nieuwe concepten die kunnen leiden tot aankopen of tentoonstellingen. Dit werk zal worden getoond in een bredere cultuurhistorische en maatschappelijke context. Het in een vroeg stadium verzamelen van avontuurlijk werk van nog onbekende kunstenaars vormt hierin een belangrijk element. Verder worden de mogelijkheden bestudeerd om design dat in een grote oplage is geproduceerd weer te kunnen afstoten, zodat er meer experimenteel kan worden verzameld. Te denken valt ook aan het vervreemden van een inferieur werk (of beschadigd) dan wel een minder representatief werk voor een beter exemplaar in te wisselen (beperkt tot actuele kunst en design in oplage). Tevens is de keuze gemaakt om een beperkter aantal kunstenaars te volgen, dan tot nu toe het geval is. Ook de mogelijkheid om al gekochte werken te vervangen door een meer representatief werk, zodat een kunstenaar beter in de collectie wordt vertegenwoordigd, dient open te blijven. Binnen deze visie is het mogelijk om objecten met een beperktere houdbaarheid15 toch te kunnen verwerven. C. Aanbrengen samenhang tussen verzamelen, presentatie en educatie Het museum kiest voor een benadering waarin verzamelen, tentoon stellen, educatie en onderzoek geïntegreerd worden aangepakt en een coherent geheel vormen. De bestaande collectie is een onuitputtelijke bron van informatie. Door zowel oude als nieuwe objecten in wisselende contexten te presenteren ontstaan er voortdurend nieuwe inzichten. Het culturele vermogen van de verzameling wordt aangesproken om andere dan de gebruikelijke betekenissen op te roepen. Het museum nodigt zijn publiek uit om de verzamelingen steeds opnieuw te beleven en kiest hierbij voor participerende werkvormen. Het wil kennis en inzicht doorgeven, het publiek verrassen, confronteren en belevenissen genereren, zodat het museum een plek is voor het verwerven van kennis, inzicht, reflectie en dialoog, maar ook een ankerplaats voor verstilling. De collectie wordt in dienst gesteld van (een nieuwe generatie) publiek en kunstenaars. Het museum wil deze twee groepen met elkaar verbinden om nieuwe uitdrukkingsvormen en betekenislagen te genereren. Bij verwervingen wordt daarom nadrukkelijk gekeken naar de verschillende kwaliteiten van de aankoop of schenking zoals de mate van inzet baar heid bij tentoonstellingen, de mogelijkheden voor participatie, de zeggingskracht voor educatie
15
Binnen de regels van de Code of Ethics.
19
en de concep tuele waarde. Met het laatste wordt de inpassing van het object in de collectie als sleutel- of brug- of pionierstuk bedoeld. D. Afstemming externe relaties Collectie Nederland In essentie is ons collectieve geheugen de basis van de Collectie Nederland. Het Centraal Museum levert vanuit de Utrechtse wortels zijn specifieke en karakteristieke bijdrage aan de Collectie Nederland, waarmee het onlosmakelijk is verbonden. Evenals het Centraal Museum heeft ook de Collectie Nederland als een culturele lappen deken zijn eigen verzamellijnen en patronen, die om samen hang en voortdurende verbetering van kwaliteit vragen. Het zoeken hiernaar is daarmee niet alleen een intern, maar juist ook een extern proces geworden. Het Centraal Museum schept in dit collectiebeleidsplan duidelijk heid over de gewenste samenstelling van zijn collectie en de even tuele vervolgstappen om dit te bereiken. Het gaat er vanuit dat de karakteristieken van de collectie door andere musea worden gerespecteerd. Het museum betracht transparantie in zijn verzamel beleid en in de opbouw en samenstelling van de collectie. Afstemming met en samenwerking tussen de individuele musea en andere erfgoedinstellingen bevorderen dit beleid. Bij het Centraal Museum krijgt dit vorm door actief en open het eigen collectie beleid met collega instellingen te delen, individuele aankopen af te stemmen en te streven naar het doen van gezamenlijke aankopen. Collectiemobiliteit Collectiemobiliteit wordt binnen de grenzen van de eigen capaci teit en onder voorwaarde van verantwoorde museale condities bevorderd in de vorm van een ruimhartig bruikleenverkeer en buiten landse collectie presentaties. Daartoe worden samenwerkings verbanden aangegaan met musea in binnen- en buitenland. Onderzocht wordt of er door het reduceren van verzekeringskosten (binnen- en buitenland), gezamenlijke koeriersdiensten en het beperken van de administratieve lasten, een efficiëntiewinst te boeken is. Het museum heeft het publiek beloofd dat een selectie van top stukken uit de collectie altijd te zien is. In uitzonderlijke gevallen zullen stukken in het kader van de collectiemobiliteit tijdelijk in bruikleen aan andere museale instellingen worden gegeven, rekening houdend met de conditie van het stuk en het belang van de presentatie buiten de eigen instelling.
20
Bruikleengevers Het Centraal Museum heeft nieuwe richtlijnen opgesteld voor lang durige bruiklenen en samenwerkingsverbanden met particuliere verzamelaars. Zie ook bijlage VI ‘Zinvol partnerschap’. Kwalitatief waardevolle bruiklenen worden met het risico van teruggave verworven onder de voorwaarde dat er sprake is van een substantiële bruikleenperiode van tenminste vijf jaar.
21
4. Verzamelpraktijk Om de beperkte middelen zo optimaal mogelijk in te zetten, wordt dit vanuit het perspectief 5 collecties 1 museum bepaald. Zo kan de subsidieregel voor ‘Structurele aankopen vanaf 1945 op het gebied van beeldende kunst en vormgeving’ van de Mondriaan Stichting alleen worden gebruikt voor aankopen van de laatste vijfenvijftig jaar. Voor verwerving van Oude kunst zijn andere fondsen te benaderen, zoals de Vereniging Rembrandt. Objecten die te maken hebben met de Utrechtse geschiedenis worden vaak in de vorm van een schenking en legaat aangeboden. Kritisch kijkend naar de al bestaande collectie, komt het Centraal Museum op basis van het hiervoor beschreven collectiebeleid tot de volgende verzamelpraktijk. 4.1 Oude kunst – bestaande collectie De collectie Oude beeldende kunst omvat de collecties schilder kunst tot 1850 (circa 1000 objecten), beeldhouwkunst tot 1850 (circa 800 objecten) en werken op papier tot 1850 (circa 1750 stuks). Alle drie collectieonderdelen zijn onmiskenbaar Utrechts. Dat betekent dat de kunstenaars van wie er werken in de collectie aanwezig zijn in de meeste gevallen Utrechter waren of lange tijd in Utrecht hebben gewoond en/of gewerkt. Bovendien is er in de verschillende deelverzamelingen Utrechtse topografie te vinden en/ of portretten van Utrechters en/of afbeeldingen van historische gebeurtenissen die in Utrecht hebben plaatsgehad. Voor de beeld houw kunst geldt dat het grootste deel uit middeleeuwse beeld fragmenten bestaat, die afkomstig zijn uit de stad Utrecht. Daarnaast bevat deze collectie een grote verzameling pijp-aarden beeldjes die van nationaal belang zijn. Bij de schilderkunst ligt het zwaartepunt op de periode 1450-1700. De collectie tekeningen en prenten heeft een honderdtal belangrijke 17e-eeuwse tekeningen en een belangrijke, vrij volledige verzameling uit de negentiende eeuw. Daarin zijn de kunstenaars die lid waren van het Utrechtse kunstenaarsgenootschap Kunstliefde goed vertegenwoordigd. Ook uit de 18e eeuw zijn in deze deelcollectie mooie tekeningen en reeksen prenten aanwezig. Het Centraal Museum heeft de grootste en belangrijkste collectie schilderijen van Jan van Scorel, Abraham Bloemaert en de Utrechtse Caravaggisten ter wereld. De familieportretten van Joachim Wtewael vormen een uniek ensemble van zeer hoge kwaliteit met een inter nationale uitstraling. Daarnaast bezit het museum een mooie groep Italianisanten. De verzameling prent- en tekenkunst bestaat voor het merendeel uit werk van of aan Utrechtse kunstenaars
22
toegeschreven stadsgezichten en portretten. Hieronder bevinden zich kleine, maar belangrijke 16e en 17e-eeuwse kernen. Deze hebben tot op heden vooral gefunctioneerd als ondersteuning bij de collectie schilderkunst. Hoewel tekeningen van de Utrechtse Caravaggisten zeer zeldzaam zijn, bevat de verzameling een aantal goede voorbeelden. Belangrijk zijn ook de tekeningen en prenten van Abraham Bloemaert. Het belang van deze kunstenaar als tekenaar is groot en de kwaliteit van de tekeningen hoog, wat een reden is om de verzameling op dit punt uit te breiden. De collectie kent kwalitatief goede prenten naar de Caravaggisten en Italianisanten die voor de verspreiding en invloed van de Utrechtse schilderkunst van groot belang zijn geweest. De 18e en 19e eeuw is van goed, maar regionaal niveau en voor een deel topo grafisch. De collectie bevat bovendien een groot aantal tekeningen van kunstenaars die lid waren van Genootschap Kunstliefde (onder andere een zeldzaam Album Amicorum waaraan ze allen meewerkten en een administratie van een kunstenaar die zijn gehele productie bijhield: prijzen, onderwerp, koper, datum met daarbij een kleine miniatuurtekening van het schilderij waar over het gaat). Ook is er een groot aantal uitnodigingen van Kunstliefde. Kern van de beeldhouwkunstcollectie vormt de uitgebreide collectie laatmiddeleeuwse en renaissance steen sculptuur, waaronder de befaamde aan Jan Nude toegeschreven kalkstenen en gepolychromeerde Dombeelden en de grote en belangrijke verzameling gebeeldhouwde schoorsteenfriezen. Het Centraal Museum bewaart tevens de belang rijkste verzameling pijpaarden beeldhouwwerk in Nederland. In deze deelcollectie is er sprake van een gedeeltelijke overlapping met de verzameling Utrechtse geschiedenis. Daarbij gaat het om: portretten, topografische en historische voorstellingen, sculp tuur uit Utrechtse kerken en andere gebouwen, alsmede de pijpaarden beeldjes. 4.1.1 Oude kunst – verzamelbeleid 2012-2015 Het Centraal Museum beheert een omvangrijke collectie 15e tot en met de 17e-eeuwse schilderkunst van internationaal niveau. Gestreefd wordt schilderijen aan te kopen waardoor de Utrechtse collectie inhoudelijk in een inter nationale context wordt geplaatst. Zoals in het verleden werk is aangekocht van nietUtrechtse romanisten, om de schilderijen van Jan van Scorel in context te plaatsen, zal nu speciaal worden gezocht naar schilde rijen van Vlaamse, Franse, Spaanse en Italiaanse Caravaggisten. Aangezien niet alleen de prijzen van de schilderijen van de Utrechters, maar ook die van de andere navolgers van Caravaggio, inmiddels tot grote hoogte zijn gestegen, wordt gestreefd naar gezamen lijke aankopen met andere musea (bijvoorbeeld het Rijksmuseum of Museum Boijmans Van Beuningen). Met dit streven
23
draagt het Centraal Museum in belangrijke mate bij aan de samen stelling van de Collectie Nederland, omdat deze meesters ook in de andere collecties ontbreken. Voor deze, maar ook voor de andere kost bare aankopen van Oude kunst, zal altijd de financiële steun worden gevraagd van de Vereniging Rembrandt en de Mondriaan Stichting (regeling incidentele aankopen). 4.2 Utrechtse geschiedenis - bestaande collectie Deze collectie biedt een overzicht van 2000 jaar Utrechtse geschiedenis en stimuleert de bewustwording van het heden door de beleving van het verleden. Centraal staat de continuïteit van de stedelijke ontwikkeling van de stad en regio Utrecht gedurende 2000 jaar. Thema’s zoals politiek, religie, wetenschap, kunst, economie en sociale verhoudingen worden tegen het licht van de actualiteit gehouden, zodat ook een podium voor reflectie en debat kan ontstaan. In de praktijk wordt bij de programmering aan de hand van stukken uit de bestaande collectie de Utrechtse geschiedenis in een chronologische, geïntegreerde, brede cultuurhistorische context geplaatst. De relevantie van Utrecht wordt in een internationaal perspectief getoond. Dit collectiesegment komt rechtstreeks voort uit de oorspronke lijke verzameling van het Stedelijk Museum van Oudheden, dat in 1838 is gesticht als historisch museum van de stad Utrecht. De collectie van dit museum, oorspronkelijk louter historisch, is in de loop van de tijd breder geworden en ging ook objecten bevatten die geen verband hadden met de Utrechtse geschiedenis. Na het opgaan van het Stedelijk Museum van Oudheden in het brede Centraal Museum kreeg de oorspronkelijke verzameling het karakter van een historische collectie die als zodanig in 1928 is gedefinieerd door W.C. Schuylenburg. In de bestandscatalogus Utrechtse Geschiedenis uit 2007 is de, in de loop van de tijd diffuser geworden, historische collectie opnieuw scherp gedefinieerd. Deze bestaat thans uit ca. 9500 voorwerpen van uiteen lopende aard. In de 19e eeuw en begin 20e eeuw zijn vooral objecten verzameld uit de middeleeuwen, de 16e en 17e eeuw en de revolutionaire episode (1780-1813). Het onderzoek voor de bestandscatalogus Utrechtse geschiedenis heeft duidelijk gemaakt dat de verzameling tot aan het midden van de 19e eeuw omvangrijk is. Er zijn echter gaten. Zo is de collectie sterk op de stad Utrecht georiënteerd, terwijl de provincie slecht vertegenwoordigd is. Voor de periode na 1850 is de dekkingsgraad van de historische collectie in brede zin veel lager dan die van voor die tijd. De meest recente geschiedenis, grofweg de tijd na 1945, is nauwelijks vertegenwoordigd.
24
De historische collectie van het Centraal Museum vervult een belangrijke erfgoedfunctie voor Utrecht, samen met Het Utrechts Archief en de Sectie Cultuurhistorie van de gemeente Utrecht. In de 19e eeuw hebben H.M.A.J. van Asch van Wijck en S. Muller Fz veel voorwerpen van de ondergang gered. Het redden van erfgoed is in de 20e eeuw doorgegaan, met de berging van het Utrechtse schip als belangrijkste wapenfeit. 4.2.1 Utrechtse geschiedenis - verzamelbeleid 2012-201516 Voor de deelcollectie Utrechtse geschiedenis wordt gekozen voor hedendaags verzamelen. De moderne tijd, de periode van 1850 tot nu en vooral de periode na 1945, is onderbelicht in de verzameling. Het Centraal Museum kan - als één van de weinige musea in Nederland – aan de hand van zijn historische verzameling een vrijwel ononderbroken bewonersgeschiedenis van een Nederlandse stad over 2000 jaar laten zien, met uitzondering van de laatste decennia. Aangezien de moderne tijd is onderbelicht ligt de focus op deze periode. Anders dan bij andere deelverzamelingen is het kunnen presenteren van een chronologisch overzicht en een context van wezenlijk belang. Om die reden is er gekozen voor de volgende twee verzamellijnen: Erfgoed uit de periode 1850-heden De moderne tijd, die begint omstreeks 1850, is onvoldoende in de verzameling vertegenwoordigd. Objecten uit deze periode zijn nog redelijk voorhanden en worden vaak vanwege de lage economische
16
Verzamelen van historisch erfgoed Primair gaat het bij historische objecten om het verzamelen van voorwerpen met een grote zeggingskracht voor de Utrechtse geschiedenis. Soms worden die objecten verzameld omdat ze anders verloren gaan of dreigen te gaan voor Utrecht. Aangezien een historische collectie qua objecten veel meer heterogeen is dan een kunstcollectie en er slechts in beperkte mate een overzicht bestaat van objecten buiten de collectie kunnen aanbiedingen veel grotere verrassingen bevatten. Daarnaast wordt op (stads)historisch terrein bij het collectioneren ook gekeken naar het vermogen van een object om collectiebreed context te leveren. Nieuwe werkwijzen op educatief en wetenschappelijk terrein worden daarbij ingezet. Aanwinsten worden beoordeeld op basis van het vermogen van een object om een nieuwe context te leveren en bruggen te slaan tussen bestaande en/of nieuwe collectiedelen. Cultuurhistorische aankopen bieden de mogelijkheid van nieuwe perspectieven en herinterpretatie van bestaande collecties. Bij een aanwinst dient aangetoond te worden dat daarmee nieuwe mogelijkheden voor expositie en/of studie ontstaan die daarvoor niet mogelijk waren. Hoewel bestaand materiaal vanwege de meerdere informatielagen op een nieuwe manier kan worden geïnterpreteerd, heeft het museum ook behoefte aan nieuwe objecten die de geschiedenis reflecteren van mensen die tot nu toe niet of onvoldoende gerepresenteerd werden in het museum.
25
waarde als schenking aangeboden. Het gaat daarbij in de meeste gevallen niet om esthetisch belangwekkende en hoogwaardige objecten, maar wel om voorwerpen met een grote historische zeggingskracht. Tot 1850 kan de geschiedenis getoond worden aan de hand van objecten die meestal kunsthistorisch gezien ook interessant zijn; na 1850 gaan geschiedenis en kunstgeschiedenis steeds meer divergeren. De historisch interessante objecten kunnen echter in belangrijke mate bijdragen aan de reconstructie van de context van sleutelstukken uit de historische verzameling of uit andere collectiedisciplines. Het Centraal Museum zal op kritische wijze schenkingen en legaten beoordelen op het belang voor de historische verzameling in het bijzonder en de museumcollectie in het algemeen. Er worden al contacten gelegd met particuliere verzamelaars (bijvoorbeeld op het gebied van de Tweede Wereldoorlog en instellingen (bijvoorbeeld energiemaatschappijen), die belang rijke, voor Utrecht relevante collecties bezitten. Belangrijk is dat zij voorwerpen met grote zeggingskracht voor de Utrechtse geschiedenis aan het museum willen overdragen. Bij het voorgenomen actieve beleid (na 2013) zal het vooral gaan om het invullen van de laatste fase van 2000 jaar Utrecht, de periode na 1945. Er zal hierbij geëxperimenteerd worden met participatief verzamelen. (Voorbeeldprogramma Stedelijk Museum Zoetermeer). Ook immaterieel erfgoed17 valt onder deze noemer. Op de schaal van stad en regio Utrecht is samenwerking en afstemming gewenst met het Volksbuurtmuseum en Het Utrechts Archief. (Voorbeeldprogramma Volksbuurtmuseum over Chinese migranten). Na het maken van deze inhaalslag zullen de ontwikkelingen gevolgd worden met een volgehouden actief verzamelbeleid, zodat niet opnieuw een achterstand zal ontstaan.
17
Immaterieel erfgoed is “de gebruiken, de voorstellingen, de expressie, de kennis en vaardigheden (inclusief de bijbehorende instrumenten, voorwerpen, artefacten en ruimtes) die gemeenschappen, groepen en, soms, individuen erkennen als onderdeel van hun cultureel erfgoed”. Daarbij hoort ook: “Het immateriële erfgoed wordt overgedragen van generatie op generatie, wordt altijd herschapen door gemeenschappen en groepen als antwoord op hun omgeving, hun interactie met de natuur en hun geschiedenis, en geeft hun een gevoel van identiteit en continuïteit, en bevorderd het respect voor culturele diversiteit en menselijke creativiteit”. Unesco, Intangible Heritage 2004.
26
Retrospectief verzamelen van sleutel- en brugstukken uit de periode van vóór 1850 Stukken van vóór 1850 zullen incidenteel worden verworven. Het zal in dergelijke gevallen gaan om sleutelstukken of brugstukken, die de bestaande verzameling in belangrijke mate verbeteren. Indien gesproken wordt over de Utrechtse geschiedenis, wordt hiermee niet alleen de geschiedenis van de stad maar ook die van de provincie Utrecht bedoeld. Afstoten In het kader van het onderzoek ten behoeve van de bestandcatalogus Utrechtse geschiedenis is de collectie opnieuw gedefinieerd. Door deze nieuwe definiëring is duidelijk geworden welke objecten tot de verzameling Utrechtse geschiedenis behoren en welke objecten er buiten vallen. De laatste categorie kan voor andere deelcollecties interessant zijn, maar dat hoeft niet zo te zijn. In het laatste geval kunnen deze objecten worden afgestoten. Dit staat echter ter beoordeling van de collega’s die de andere deelcollecties onder hun beheer hebben. 4.3 Moderne en hedendaagse kunst - bestaande collectie De collectie moderne en hedendaagse kunst heeft de volgende kernen: a Van Baarencollectie: Josephina en Lambertus van Baaren verzamelden in de eerste helft van de 20e eeuw voornamelijk schilderijen en beelden van Franse en Nederlandse kunstenaars uit de 2de helft van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw. Het is een typisch Nederlandse particuliere collectie die getekend is door de invloed van de vermaarde kunstpaus H.B. Bremmer. De collectie, sinds 1980 als permanent bruikleen in het Centraal Museum ondergebracht, geeft de collectie vroege moderne kunst van het museum een basis. b De tentoonstelling Het Nieuwe Wereldbeeld: het begin van de abstracte kunst in Nederland 1910-1925 die in 1973 plaatsvond, gaf een impuls aan het verzamelen van het vroege modernisme. Met het verwerven van een aantal werken van de Brandinggroep in 2000 is deze collectie min of meer gecompleteerd. c De realismen van de jaren 1930 zijn adequaat vertegenwoordigd. Koch en Moesman, beiden Utrechtse kunstenaars, zijn iconen van het Centraal Museum, aan wie in collectiepresentaties, met tentoonstellingen en incidenteel een nieuwe verwerving bijzondere aandacht wordt besteed.
27
d Met de collectie kunst na 1945 kan een adequaat overzicht gegeven worden van de ontwikkelingen in de Nederlandse kunst tot 1985: aanwezig zijn werken van Cobra, informelen, Structure (de erfgenamen van de Stijl), geometrische abstractie, nul, pop art en nieuwe figuratie, en de generatie van de jaren ’80 (Dumas, Daniëls etc). e Het Amerikaans fotorealisme uit de voormalige HK-U- collectie vormt een aparte groep. f In 2012 draagt de Provincie Utrecht haar collectie hedendaagse tekeningen van Nederlandse kunstenaars over aan het Centraal Museum. g De werken van de H+F collectie die in langdurig bruikleen van het museum zijn, vullen de eigen aanwinsten van actuele kunst aan. 4.3.1 Moderne en hedendaagse kunst – verzamelbeleid 2012-2015 Van 1990 tot 200518 heeft het Centraal Museum in zijn tentoon stellings- en verzamelbeleid de ontwikkelingen in de hedendaagse kunst in Nederland actief gevolgd. Daarbij maakte het uiteraard voortdurend eigen keuzes. Omdat de kunstcollectie van het museum voor een belangrijk deel bestaat uit schilderkunst, vormde deze het kompas voor de koers van het verzamelen en tentoonstellen (denk bijvoorbeeld aan Dumb Painting en de reeks Takes). De afgelopen twee jaar (2010 en 2011) was een periode van aftasten. Wat is de positie van het Centraal Museum binnen het Nederlandse museumveld, wat verlangt het publiek, wat zijn de wensen van de overheden, en wat kán het museum eigenlijk, wat zijn de potenties van het museum? Voor het tentoonstellings- en aankoopbeleid op het gebied van de hedendaagse kunst betekent de recente tentoonstelling van Robbie Cornelissen (2011) een mijlpaal. Dit is het startpunt voor een beleid dat zijn legitimatie niet zoekt in een a priori theoretische stellingname, maar in nieuws gierigheid naar wat de kunstenaar met zijn werk ‘vertelt’ en aandraagt. De kunstenaar is de professionele specialist die (een fysieke) vorm geeft aan een idee, gevoel, sensatie.
18
Van 2005 tot 2010 viel het verzamelbeleid vrijwel stil.
28
Het Centraal Museum kiest ervoor om de komende jaren ruim baan te geven aan de intellectuele en creatieve vermogens van de kunstenaars, vormgevers en modeontwerpers. Tegelijk is de eigen rol van het museum niet onbelangrijk: het is een historisch instituut met een identiteit bepaald door de plek en de collectie. Maar het museum is niet ‘klaar’ of ‘af’: het moet ook nu - juist nu - zijn plek en bestaansrecht bewijzen. Daarom stelt het Centraal Museum zich open op en vraagt kunstenaars, vormgevers en modeontwerpers om hun inbreng. De komende jaren positioneert het museum zich dichtbij de praktijk van de kunstenaar-vormgever-ontwerper. In 2012 staat een groepstentoonstelling op het programma van vijf kunstenaars met wie het museum het gesprek aangaat – jonge en mid-career kunstenaars, Nederlanders en buitenlanders: het duo Driessens en Verstappen, William Engelen, Wolfgang Flad, Ab van Hanegem, Joris van de Moortel. De kunstenaars worden uitgedaagd om samen een tentoonstelling te ontwikkelen die meer is dan de som der delen. Het museum heeft de rol van kritische begeleider. Tevens faciliteert het museum, o.a. voor het ontwikkelen en uitvoeren van nieuwe werken. De resultaten van deze samenwerking wil het Centraal Museum verwerven. Daarnaast is het voor een lokaal kunstklimaat van belang dat kunstenaars niet het onderspit delven tegenover het geweld van internationale sterren. Het Centraal Museum blijft er daarom op letten dat kunstenaars afkomstig uit of gevestigd in Utrecht de kans krijgen in het museum. Wat Nederlandse en internationale kunst betreft, ziet het Centraal Museum het als zijn taak om eigen voorstellen te doen van zowel mid-career als jonge(re) kunstenaars. Het publiek kan zo een gevarieerd beeld krijgen van wat er in de kunsten speelt. De aankoop van Edward Lipski’s White Fang op Art Basel in 2010 mag daarvan een spannende vooruitblik zijn. 4.4 Mode en kostuums - bestaande collectie Het Centraal Museum bezit een uitgebalanceerde kostuumcollectie van circa 9000 stukken, accessoires meegerekend. Het museum bezit één van de belangrijkste collecties op het gebied van historische kostuums en van hedendaagse mode in Nederland. Belangrijke representanten zoals Viktor & Rolf en Alexander van Slobbe zijn in de verzameling vertegenwoordigd. De laatste jaren is de aandacht tevens komen te liggen op internationale modevormgevers zoals Maison Martin Margiela en Junya Watanabe. Het belang en de omvang van de mode- en kostuumcollectie is de afgelopen twee decennia zodanig uitgebreid dat van een aparte deelverzameling gesproken kan worden.
29
Deze deelcollectie is vanaf 1917 bijeengebracht en is daarmee één van de vroegste openbare kostuumcollecties van Nederland. Al eerder maakten kostuums deel uit van de vaste presentatie van wat toen nog het Museum van Oudheden heette. De collectie vrouwenmode is wat stijlperiode betreft van 1750 tot aan 1970 vrijwel compleet. Bij de mannen- en kindermode zijn er hiaten. Dit komt voor name lijk doordat deze kledingstukken minder veranderlijk zijn en dus langer werden gedragen. De collectie is vooral samen gebracht door schenkingen, maar de laatste jaren is er een actief en gericht aankoopbeleid gevoerd. Zo is naar aanleiding van de tentoonstelling Stof tot nadenken een belangrijke aankoop van een aanzienlijk deel van de collectie van Alexander van Slobbe gedaan, als een vervolg op zijn al in de collectie aanwezige vroegere werk. Het museum is daarnaast een nieuwe weg ingeslagen door Van Slobbe in commissie een speciale installatie voor de tentoon stelling te laten maken. Hierdoor kan het museum overtuigend een overzicht tonen van zowel vroege als actuele ontwerpen van deze voor Nederland vooraanstaande modevormgever. Naast de (inter)nationale mode iconen zijn er ook verscheidene ontwerpers verbonden aan Utrecht. Dit zijn bijvoorbeeld Marta de Wit en Nico Verhey of viltkunstenaar Claudy Jongstra. Zij heeft aan de HKU gestudeerd en is vervolgens internationaal doorgebroken. Van deze ontwerpers bevinden zich één of meerdere stukken in de collectie. Nog steeds houdt het Centraal Museum ontwerpers en modevormgevers die verbonden zijn aan Utrecht scherp in de gaten. 4.4.1 Mode en kostuums – verzamelbeleid 2012-2015 Mode is meer en meer een discipline zoals de beeldende kunst of vormgeving waaraan de ontwerper zijn eigen uitdrukking geeft. Het is een spiegel van de wereld geworden. Door hier deel van uit te maken is de eigen zeggingskracht verruimd. Mode heeft een meer onderzoekende houding aangenomen, waarbij ze dikwijls een relatie aangaat met andere disciplines zoals film en beeldhouwkunst, zonder haar eigen kracht te verliezen. Mode staat binnen de kunstvormen het dichtst bij de mens, doordat het een grote mate van identificatie en participatie biedt. Daarnaast loopt het op het gebied van innovatie en experiment vaak vooruit, waardoor het een belangrijke katalysator is. Een sterk en actueel voorbeeld is Iris van Herpen, met wie het museum in 2011 in nauwe samenwerking de tentoonstelling Het nieuwe ambacht heeft kunnen realiseren. Een aantal van haar iconische ontwerpen is inmiddels aan de mode collectie toegevoegd, waaronder een ontwerp dat speciaal voor het Centraal Museum is gemaakt. Aansluitend op de huidige collectie en rekening houdend met (internationale) ontwikkelingen en tendensen binnen de mode
30
(inter disciplinariteit en innovatie) en met veranderingen in de samenleving (waaronder de globalisering) zijn er vier verzamellijnen te onderscheiden: 1 Actuele uitingen van hedendaagse mode die de grenzen van de eigen discipline opzoeken en verbindingen aangaan met andere disciplines zoals design en architectuur. Boudicca, Bart Hess en Julia Krantz zijn interessante representanten die onder andere zullen worden gevolgd. Verwerving vindt plaats op basis van de tentoonstellingsprogrammering, met daarnaast ook aankopen in commissie. Hiervoor zal de beleidsregel structurele aankopen van de Mondriaan Stichting worden ingezet. 2 Actuele ontwikkelingen op het gebied van innovatie, techniek en experiment. De ontwerpen van Iris van Herpen zijn een goed voorbeeld hiervan. Deze lijn kan worden doorgetrokken met werk van bijvoorbeeld G+N, Jan Taminiau of Pauline van Dongen en in internationaal perspectief met bijvoorbeeld Sandra Backlund of Wu Yong. Ook hier geldt dat verwerving grotendeels plaatsvindt op basis van de tentoonstellingsprogrammering. 3 Actuele uitingen van hedendaagse mode die het internationale gezicht van de mode illustreren, uitgaande van fusion tussen culturen. Mode beweegt zich in de geglobaliseerde wereld gemakkelijk tussen verschillende culturen en biedt als geen andere discipline mogelijkheden tot herkenning en uitwisseling. Hierdoor ontstaan interessante mogelijkheden voor doorlopende verzamellijnen vanuit de bestaande collectie kostuums. In de eigen collectie wordt dit vertegenwoordigd door historische stukken, zoals de sits en ‘japonsche rock’. Hedendaagse voor beelden zijn Galliano voor Dior en Hussein Chalayan. Er zijn uitbereidingen denkbaar met werk van Manish Arora. 4 Retrospectief verzamelen van historische modestukken ter versterking van de bestaande collectie en als brugstukken naar de collecties hedendaagse mode. Het doen van gezamenlijke aankopen wordt serieus onderzocht. Er is nauw overleg met andere musea, zoals het Gemeentemuseum in Den Haag of het Amsterdam Museum. Een scherpe eigen focus binnen Collectie Nederland is hierbij essentieel. Afstoten Ter verbetering van de kwaliteit van de collectie zal de bestaande deelverzameling mode en kostuums kritisch tegen het licht worden gehouden om te bezien of/welke stukken er voor afstoting in aanmerking komen.
31
Modehuis Nederland en Europeana Fashion Modehuis Nederland is een uniek samenwerkingsverband waarbij mode-, kostuum- en textielcollecties van zeven verschillende musea worden gebundeld. Het gaat daarbij om het samenbrengen van kennis, participatie met het publiek en profilering van de afzonderlijke collecties. Om dit te bereiken vindt, in grote transparantie, afstemming tussen de aangesloten museum plaats over het verzamelen presentatiebeleid. Op dit moment heeft het Centraal Museum ook aansluiting gezocht bij Europeana Fashion, een mode website op Europees niveau, die in samenwerking met het MoMu, V&A, Musée Galliera en vele anderen wordt ontwikkeld. Op experimentele basis is op verschillende niveaus (inhoudelijk en door aankoop) een samenwerkingsverband ontwikkeld met het Nederlandse Filmfestival. 4.5 Toegepaste kunst en vormgeving – bestaande collectie De deelcollectie toegepaste kunst en vormgeving omvat zowel oude als moderne toegepaste kunst. De collectie toegepaste kunst tot 1920 is hoofdzakelijk verzameld in het laatste kwart van de 19e eeuw en de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Het doel van deze verzameling was een presentatie te geven van de cultuurhistorische geschiedenis van Utrecht rond het thema wonen. Bij de opening van het Centraal Museum in 1921 werd deze geschiedenis getoond in circa 10 stijlkamers. De aard van de objecten is uiteraard zeer divers, van zilver en glas tot textiel en meubelen. Topstukken in deze collectie zijn de vroeg 17e eeuwse meubelen en het zilver van de Van Vianens. Na 1921 heeft het museum toegepaste kunst in een meer algemeen kunsthistorisch kader verzameld met de nadruk op makers en voor werpen met een Utrechtse herkomst. In de jaren ’70 is dit verzamelgebied uitgebreid naar Nederlands design met het interieur als richtlijn. Onder het directoraat van A.M. Janssens werd begonnen met het verzamelen van eigentijds design. Door de overdracht van het beheer van het Rietveld Schröderhuis en dito archief aan het Centraal Museum werd de deelcollectie toegepaste kunst en vormgeving substantieel verbeterd. Onder haar directoraat werd ook het bruikleen van de collectie Van Baaren binnengehaald. Het belang en de omvang van de collectie Rietveld, oorspronkelijk verzameld als Utrechtse ontwerper/architect, is in de afgelopen vijfentwintig jaar zodanig gegroeid dat van een aparte deel verzameling gesproken kan worden.
32
Collectie Dick Bruna De collectie biedt een overzicht van het werk van de wereld beroemde Utrechtse kunstenaar Dick Bruna. Zijn karakteristieke ogenschijnlijk eenvoudige en strakke vormgeving spreekt inter nationaal design geïnteresseerden aan en biedt daarnaast jonge kinderen een eerste museale ervaring. Het werk is in bruikleen van Mercis bv en wordt geëxposeerd in het dick bruna huis. In 2011 is er met nijntje in de mode een eerste stap gezet in het tentoonstellingsbeleid van het dick bruna huis. Jaarlijks zal een conservator van een deelcollectie vanuit de eigen discipline naar de collectie van Dick Bruna kijken. Voor 2012 staat toegepaste kunst en vormgeving gepland: een nieuw huis voor nijntje, waarbij wordt samengewerkt met Tejo Remy. 4.5.1 Toegepaste kunst en vormgeving verzamelbeleid 2012-2015 Het verkennen van de grenzen van de eigen discipline en eventuele crossovers is ook van toepassing op vormgeving en architectuur. Voor veel ontwerpers en architecten geldt het eigen werk al niet meer als hoofddoel, maar wordt gezocht naar verbindingen met nieuwe visuele vormen van communicatie. Het Centraal Museum wil deze ontwikkelingen volgen en gericht verzamelen binnen vier verzamellijnen: 1 Retrospectief verzamelen in de lijn van toegepaste kunst voor 1900. In de verzameling van het museum bevindt zich al vele jaren de zogenaamde Adam van Vianen kan. Het gaat hier om een langdurig bruikleen dat nu beëindigd is. Het zal gezien de aankoopprijs een grote opgave voor het museum zijn om dit sleutelstuk voor de verzameling te behouden. Het is niet alleen van grote betekenis voor de collectie van het Centraal Museum, maar ook voor de Collectie Nederland. 2 De kerncollectie Rietveld. Het Centraal Museum beschikt over de grootste en meest complete Rietveldcollectie ter wereld en heeft de ambitie alle relevante en representatieve sleutel stukken en brugstukken rondom Rietveld te verzamelen. In dat verband dienen enkele bruiklenen te worden omgezet in aankopen (bolderwagen en Hopmi-stoel). Datzelfde geldt voor enkele stukken die nu in particulier bezit zijn (stoel van Jan van Geest, kruiwagentje van Simon Hartog, één van de aluminium stoelen). Aangezien het verzamelgebied betreffende Rietveld zich, gezien de ambitie, ook uitspreidt tot documentair materiaal dient de collectie ook te worden uitgebreid met ontwerpen en documentatie van en over Rietveld.
33
3 Rietvelds Universum. Enkele sleutelstukken van Rietvelds tijdgenoten zijn nog beschikbaar of komen wellicht beschikbaar. Gedacht wordt aan een vroege exemplaren van Bauhausontwerpers, andere modernisten en vertegenwoordigers van de Wiener Werkstätte (een prototype van de stoel zonder achterpoot door Mart Stam bevindt zich in Duits particulier bezit). 4 Hedendaagse vormgeving. Jonge ontwerpers en vormgevers die ontwerpen realiseren op het snijvlak van beeldende kunst, architectuur en vormgeving, worden gevolgd. Dit sluit aan bij de ontwikkeling die de mode- en designcollecties van het Centraal Museum in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. Het is van belang deze tendens te blijven volgen. Voorrang wordt geboden aan ontwerpers als Jurgen Bey en Rietveld Landscape. Van Jurgen Bey heeft het Centraal Museum zijn ‘Prooff Stand’ op het oog, de complete inrichting van zijn studio in Rotterdam bestaande uit een verzameling prototypen, ontwerpen van vloeren, wanden en schetsen van behuizing als een nieuw idee voor een ontwerp voor kantoorinrichting, klaslokaal, gym, stedenbouw en vrije tijd. Bey is op zijn terrein een kunstenaar bij uitstek, een Joseph Beuys op het vlak van design en vormgeving. Het Centraal Museum is niet alleen geïnteresseerd in zijn afgeronde producten, maar ook in zijn abstracties en Utopieën. Rietveld Landscape zijn de talenten op het gebied van ontwerp van architectonische interventies die volkomen los staan van een architectonische of theoretische verhandeling. Het zijn echte nieuwdenkers in beelden ter expressie van architectuur en ontwerpen, de nieuwe generatie ‘Rem Koolhaas’. Afstoten In deze beleidsperiode wordt gewerkt aan de bestandscatalogus 20e-eeuws design. De mogelijkheden om een bestandscatalogus keramiek en glas uit te brengen, worden onderzocht. In een parallel traject wordt in kaart gebracht welk deel van deze verzameling kan worden afgestoten. Voor andere delen van de collectie toegepaste kunst en vormgeving is dat traject al beëindigd.
34
4. Waardering en beoordeling van objecten Het waarderen en beoordelen of een potentieel te verwerven object past binnen het voorgestane geïntegreerde collectiebeleid is een complex proces. Het waarderen van objecten is een vorm van selecteren. Er wordt geselecteerd om voorwerpen te verwerven (bij aankoop of schenking) of om af te stoten. Het ICN is in 2009 begonnen met een wetenschappelijke onderzoeks agenda waarvan het aspect van waarderen onderdeel uit maakt. Het Centraal Museum is hierbij vertegenwoordigd in een klankbordgroep en denkt daarin actief mee. Het expliciteren van waarde in de meest ruime zin van het woord (dus niet alleen financieel) is van belang bij het beoordelen van de waarde van een individueel object voor de collectie als geheel. Er is behoefte aan een objectivering van de waardering van objecten. Daardoor kan een weloverwogen beslissing worden genomen om een voorwerp wel/niet aan te kopen, wel/niet af te stoten, wel/niet te restaureren en wel/niet tentoon te stellen. Dat vraagt om objectieve, controleerbare beoordelings criteria die in de dagelijkse museumpraktijk toegepast kunnen worden. In dit hoofdstuk is een aantal generieke criteria geformuleerd die in de dagelijkse verzamel- en ontzamel-praktijk kan worden toegepast. Deze toetsing vindt steeds plaats binnen de kaders van het geformuleerde collectiebeleid zoals in de vorige hoofdstukken uitvoerig is besproken. Om goed te kunnen beoordelen of een object ook binnen het profiel past zijn naast de algemene verwervingscriteria ook nog een aantal specifieke criteria beschreven. De opsomming van alle verwervingscriteria volgt hierna. Waarderen en beoordelen van objecten bij verzamelen In de dagelijkse verzamelpraktijk (of bij ontzamelen) wordt een potentiële verwerving of afstoting beoordeeld en wordt er een waarde toegekend aan het object voor het museum. Aan waarderen zitten vele aspecten vast. Om deze waardering zoveel mogelijk te objectiveren is het noodzakelijk criteria vast te stellen. De directie kan op deze manier de mogelijke aankoop langs de lat houden. De focus bij het verwerven en afstoten van objecten is ingegeven door de behoefte om de kwaliteit van de bestaande collectie als geheel te versterken en op peil te houden wat de actuele verwervingen betreft. Het gaat hierbij dus niet persé om het uitbreiden van de collectie in kwantitatieve zin. Door objecten af te stoten kan de collectie zelfs kleiner worden. Om die behoefte aan kwaliteit beter te kunnen beheersen en te sturen geldt voor nieuwe verwervingen vanaf 2009/2010 de waarderingstoets. Deze toetsing is niet vrijblijvend. Het
35
beargumenteerde voorstel wordt voorgelegd aan, vervolgens besproken in en daarna beoordeeld door het conservatorenoverleg. Een bijzonder aspect van dit waarderingsproces is de beoordeling van de waarde van een te verwerven object voor de collectie als geheel. Dat wordt heel concreet getoetst, door te kijken naar de witte plekken in de collectie zoals die per deelcollectie beschreven zijn in hoofdstuk 6. De vastgestelde generieke criteria zijn: Kwaliteit van een object • De kwaliteit van het object wordt vastgesteld en gemotiveerd beschreven naar kunsthistorische, esthetische en/of documen taire normen en zeggingskracht en/of betekenis en waarde voor de Utrechtse geschiedenis; • Er dient een zeker evenwicht te zijn tussen het belang van het object en het directe en toekomstige onderhoud en gebruik. Betekenis van een object • Het te verwerven object is relevant voor de missie van het museum en is beeldbepalend of beeldondersteunend voor de positionering van tenminste één van de profielen; • Het object biedt context en vervult in die zin een brugfunctie tussen één of meer van de bestaande collectiekernen en de nieuwe profielen; • Het object heeft als erfgoed betekenis voor de geschiedenis van Utrecht en mag niet verloren gaan. Gebruikswaarde van een object • Het te verwerven object dient bij voorkeur direct inpasbaar te zijn in één van de tentoonstellingen zoals vastgelegd in de programmering en/of heeft aantoonbare betekenis gehad als belangrijke representant in een tentoonstelling, waarbij de rol van het museum als hoeder van het collectieve geheugen niet uit het oog wordt verloren; • De gebruikswaarde (expositie, studie, educatie) van het te verwerven stuk dient hoog te zijn; • Het te verwerven object beschikt over een grote intrinsieke waarde in relatie tot de bezoeker (beleving). Daarbij wordt kritisch gekeken naar de betekenis van het object om nieuwe invalshoeken en verbanden te kunnen leggen met andere collectiedelen (interdisciplinair). Waardering in het kader van het concept vijf collecties één museum • Het te verwerven object draagt in belangrijke mate bij tot de versterking van tenminste een van de verzamellijnen of collectie kernen binnen een deelcollectie;
36
• De mate waarin het object bijdraagt aan de kwaliteit en identiteit van de collectie als geheel en aan de cohesie tussen bestaande collectiekernen in het bijzonder; • Het verzamelen van objecten ten behoeve van nieuwe verzamel gebieden wordt uitgesloten, tenzij het te verwerven object in belangrijke mate bijdraagt tot de versterking van bestaande collectiekern(en) en/of een belangrijke representant is van één of meer ontwikkelingen binnen één van de nieuwe profielen en/of een voortzetting is van een bestaande collectiekern als gevolg van actuele ontwikkelingen. Mogelijkheden voor discipline overstijgend /contextueel en eigentijds verzamelen worden onderzocht. Juridische aspecten ten aanzien van een object • Het object is rechtmatig verkregen en in het geval van een buitenlandse herkomst geïmporteerd in overeenstemming met het internationaal recht. Gecontroleerd wordt of de aanbieder van het object de rechtmatige eigenaar is en/of hij of zij gerechtigd is het object te verkopen. Vastgesteld dient te worden of er andere mogelijke juridische belemmeringen zijn (bijv. flora/faunawet). Het object dient een heldere herkomst te hebben. Bijzondere aandacht in dat verband krijgt de periode 1940-194519. Overige aspecten • Het object wordt in geval van schenkingen door de schenker onvoorwaardelijk aangeboden aan het museum. • Voor de verwerving wordt vastgesteld of er voldoende middelen aanwezig zijn voor adequate opslag en/of conservering en restauratie. • Het te verwerven object vormt geen bedreiging en/of gevaar voor andere objecten en/of de medewerkers van het museum. 5.1 Waarderen en beoordelen van objecten bij schenkingen, legaten en samenwerking met private partijen en/of mecenaat Dezelfde criteria worden gehanteerd bij de waardering en de beoordeling van verwervingen in verband met een schenkinglegaat en bij samenwerking met private partijen en-of het mecenaat als bij gebruikelijke verwervingen verkregen door aankoop. Ook deze vormen van verwerving dienen te passen binnen het beschreven collectiebeleid.
19
In die gevallen dient gedegen herkomstonderzoek plaats te vinden. Dat geldt niet alleen strikt voor de periode 1940-1945 maar ook voor de jaren er voor en daarna.
37
In een uitgebreid beleidsdocument van de hand van Renée Steenbergen dat als bijlage aan dit collectiebeleidsplan is toegevoegd, wordt daar verder op in gegaan (zie bijlage VI). 5.2 Waarderen en beoordelen van objecten bij afstoten Verwerven en afstoten gaan hand in hand. Het resultaat van verwerven en afstoten is dat het de collectie als geheel sterker maakt, meer samenhang geeft en in kwalitatieve zin verbetert. Om die reden werd in 2007 een omvangrijke afstotingsoperatie gestart. In het collectiebeleidsplan 2003 werd het volgende aangegeven: “Van de 47.000 stukken zijn enkele duizenden in principe vervreemd baar. De betekenis ervan voor de verzameling is te gering om de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan te blijven dragen.” In het plan van 2003 waren richtlijnen voor afstoting opgenomen. Deze zijn verder uitgewerkt tijdens de afstotingsoperatie Moderne en Oude kunst in 2007 en al in de LAMO20 richtlijnen opgenomen. Tot nu toe zijn er afstotingsoperaties uitgevoerd voor voorwerpen uit de deelverzamelingen Moderne kunst en Oude kunst, de studie collectie Kostuums en enkele stukken uit de verzameling Oude meubelen. Voor de collectie Utrechtse geschiedenis geldt dat de collectie opnieuw is gedefinieerd in het kader van de bestandscatalogus waardoor duidelijk is geworden welke objecten tot deze verzameling kunnen worden gerekend en welke niet. Mochten objecten niet tot deze deelverzameling behoren en niet interessant zijn voor de andere deelcollecties, dan kunnen deze worden afgestoten. Deze operatie moet nog worden uitgevoerd. Voor de deelcollectie Toegepaste kunst geldt dat eerst een bestandscatalogus gereed dient te zijn voordat tot afstoting kan worden overgegaan. Het Centraal Museum zal het in de vorige beleidsperiode ingezette ontzamelbeleid voortzetten met in achtneming van de richtlijnen van de LAMO en de ICOM Code of Ethics for Museums (2006). De beginselen die ten grondslag liggen aan het afstotingsbeleid van het Centraal Museum liggen vast in het Collectiebeleidsplan van augustus 1998 en zijn nog steeds van toepassing. Evenals verzamelen is ook afstoten de bevoegdheid van de directeur van het Centraal Museum. Eén en ander geschiedt conform zijn taakomschrijving en in goed overleg met het College van B & W. Bij het afstoten van een object uit de verzameling van het Centraal Museum wordt eerst gekeken of dat voorwerp een plaats kan krijgen binnen de Collectie Nederland. De voorwaarden waarop dit
20
Leidraad voor het Afstoten van Museumobjecten, ICN 2007.
38
gebeurt zijn onderwerp van collegiaal overleg. Mocht een object niet in de Collectie Nederland worden ondergebracht dan wordt het op een transparante manier geveild. De opbrengsten van een afstotingsoperatie worden primair aangewend voor nieuwe aankopen en/of voor conservering en restauratie doeleinden. De procedure is vastgelegd in bijlage VII. De criteria op grond waarvan een basis afstotingslijst voor beeldende kunst kan worden samengesteld, volgen hierna. Voor andere collectiedisciplines zal een aanpassing van de criteria nodig zijn. • Werken van bepaalde kunstenaars en/of van een bepaalde stroming of richting zijn oververtegenwoordigd; • Het werk van een kunstenaar heeft elders regionaal of lokaal belang; • Een werk van een kunstenaar is niet representatief; • De topografische voorstelling van een werk heeft belang elders; • Een werk kan worden teruggebracht in de oorspronkelijke context; • Er is sprake van doubletten (het concept van massaproductie vraagt nadere studie, een object als resultaat van massa productie hoeft vanwege de herkomst geen doublet te zijn); • Een werk heeft geen aansluiting met andere collectiedelen; • De conditie van een stuk is van dien aard dat conservering en/ of restauratie niet meer mogelijk is, waardoor het object niet inzetbaar is voor expositie en/of studiedoeleinden; • Een object kan in principe worden vervangen door een kwalitatief beter exemplaar; • Een object (bijvoorbeeld een portret) is niet relevant voor de Utrechtse geschiedenis. 5.3 Verwervingsformat en protocol voor de beoordeling en waardering van potentieel te verwerven objecten In 2010 is voor de beoordeling van potentieel te verwerven objecten een format opgezet dat dient als checklist voor de conservatoren om op gestandaardiseerde wijze informatie over het te verwerven object te leveren aan de directie. In dit format wordt ook verwezen naar het Collectiebeleidsplan. Hierdoor kunnen zowel het conservatorenoverleg, de directie als de museum commissie, die de verwervingen moeten goedkeuren op een meer gestructureerde en uniforme wijze een oordeel vellen. Het format is bijgevoegd aan dit Collectiebeleidsplan in bijlage IV. Voor een eenduidig verloop van het verwervingsproces is nu ook een procedure opgesteld (zie ook 7.1 en bijlage V).
39
6. Conserveren en restaureren In de periode 2011-2015 zullen de restauratiebudgetten substan tieel worden verlaagd als gevolg van bezuinigingen. Hierdoor zullen noodgedwongen andere prioriteiten worden gesteld. Er wordt niet getornd aan de passieve conservering. De collectie zal onder goede condities in de expositieruimten worden getoond en in de depots worden bewaard. Evenals in de vorige jaren zal een object cleaner twee keer per jaar de ronde doen om de voorwerpen schoon te maken en te inspecteren. Voor het bruikleenverkeer blijven de tot nu toe geldende procedures en de gebruikelijke aandacht van toepassing. Objecten zullen bij vertrek en terugkomst uitgebreid worden geïnspecteerd aan de hand van conditie-rapporten. De beperkte middelen worden primair ingezet voor objecten waarvan het behoud bedreigd wordt. Indien de overige middelen het toelaten worden deze ingezet voor objecten die op korte termijn worden tentoongesteld. In de projectplannen zal daar rekening mee worden gehouden. Bij een aanvraag van een object uit de collectie van het museum dat niet presentabel is, zal de bruikleennemer worden gevraagd om een bijdrage te leveren in de restauratiekosten, waarbij een 50/50 verdeling gebruikelijk is. Bij een nieuwe verwerving worden de eventuele kosten voor conservering/ restauratie en kosten voor heropbouw en installatie (bijvoorbeeld voor Pipilotti Rist of Aernout Mik video-installaties) vooraf in het verwervingsformat opgenomen en zo in kaart gebracht. De te verwachten restauratiekosten worden betrokken bij de besluitvorming. 6.1 Bijzondere restauraties In de periode 2012-2015 zal het drieluik met het laatste avond maal van de families Pauw en Zas worden gerestaureerd. Met de restauratie zal na sluiting van de tentoonstelling In Stille Harmonie gestart worden. De Chinese behangsels in het landhuis Oud-Amelisweerd zullen eveneens in deze beleidsperiode worden gerestaureerd en geconserveerd. Hiertoe wordt een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, die de restauratie zal begeleiden. Ook wordt er een internationaal symposium over dit onderwerp georganiseerd. Het Utrechtse schip wordt uitgebreid geïnspecteerd en zal in 2011/12 worden schoongemaakt. In de toekomst wordt het iedere twee jaar geïnspecteerd.
40
De verzameling van het Provinciaal Utrecht Genootschap (PUG) wordt in het museum ondergebracht. Verschillende voorwerpen van materialen zoals leer en metaal, moeten dringend worden gerestaureerd. Daar waar mogelijk gebeurt dat op zaal in de Archeologische Werkplaats van het PUG. Het publiek kan het proces grotendeels waarnemen. 6.2 Restauratieprojecten Naar voorbeeld van de restauratieprojecten van Oude kunst, gefinancierd door de Stichting Victor, zal worden gekeken of er vergelijkbare projecten mogelijk zijn voor de andere deel collecties. Daarbij is het uitgangspunt dat dergelijke projecten leiden tot een publieksuiting in de vorm van een tentoonstelling en/of publicatie. 6.3 Wetenschappelijk onderzoek naar conservering moderne kunst Het Centraal Museum neemt actief deel en draagt bij aan de Stichting Behoud Moderne Kunst (SBMK). Deze stichting bevordert onder zoek naar de conservering en restauratie van moderne kunst. Het Centraal Museum neemt in dit kader deel aan het project behoud mediakunst Collectie Nederland. Het museum zal ook participeren in expert meetings, waarbij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE), Maastricht University (UM) en Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) ondersteund door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), zijn betrokken. Eén van de onderzoeken die gaat plaatsvinden is naar het patina op de oppervlaktelaag van objecten uit een recent verleden. Vanuit verschillende disciplines (kunst en sociale wetenschappen, natuur wetenschappen, filosofie/psychologie) wordt gekeken naar (chemische en natuurwetenschappelijke) verouderingsprocessen van het voor werp, evenals naar aspecten van waarneming in verband met die verouderings processen bij objecten. Het onderzoek zal meer inzicht in de fysieke condities van objecten van Moderne kunst geven, evenals in nieuwe conserveringen behandel strategieën. Het project zal ook resulteren in de restauratie van een aantal van de onderzochte objecten. 6.4 Klimaatbeheersing Tot nu toe werden in musea vrij strikte klimaateisen gesteld. Deze eisen dienden als uitgangpunt voor het instellen van de klimaatinstallaties. Met de installatie van klimaats beheersings apparatuur ontstonden nieuwe risico’s, vanwege de beperkte kennis van museumbeheerders over het gebruik en onderhoud van deze installaties. Bart Ankersmit kwam in zijn onderzoek voor het ICN tot de conclusie dat één universele veilige relatieve luchtvochtigheid
41
niet bestaat: “Collecties in musea bestaan uit verschillende deelcollecties; de deelcollecties bestaan uit een variëteit aan objecten; de objecten bestaan uit een veelheid aan materialen in een veelheid van constructies21. Vaak geldt dat verschillende objecten bij gelijke omgevingsfactoren verschillend reageren en daarmee dus een verschillend risico op schade lopen”. Om de risico’s in kaart te brengen en deze verder terug te dringen heeft Ankersmit een stappenplan opgeteld om zo een goede klimaatstrategie te ontwikkelen.
21
Bart Ankersmit, klimaatwerk, Richtlijnen voor het museale binnenklimaat. Amsterdam University Press/ICN. Amsterdam 2009 (ISBN 978-90-8555-025-9).
42
7. Actieve ontsluiting collecties In 1992 is het Centraal Museum begonnen om op een uniforme en systematische wijze de gehele collectie te documenteren en te ontsluiten. Het gaat hier vooral om de objecten, maar ook om de bibliotheekverzameling, het beeldmateriaal en de archieven. Het doel van deze operatie was het op orde brengen van de object gegevens, de levensloop van voorwerpen en de verzamelgeschiedenis van het Centraal Museum vast te leggen en een basis te bieden voor afstotingsvoorstellen. De resultaten zijn vastgelegd in bestandscatalogi. In de eerste 5 delen is alle basisinformatie opgenomen. Vanaf deel 7 is gekozen om deze informatie ook toegankelijk te maken via een CD en de website. In deze reeks bestandscatalogi ontbreken onder andere nog het deel over de 20e-eeuwse vormgeving en een deel over oudere Toegepaste kunst (glas en keramiek). Deze collectie bestaat uit ca. 3000 voorwerpen met belangrijke verzamel kernen als Droog Design, Rietveld en Utrechts aardewerk. Met de afronding van deze catalogi zijn weliswaar de belangrijkste objecten ontsloten, maar er blijft nog een restcategorie van ongeveer 10.000 objecten over die nog ondergebracht moeten worden in één van de catalogi. Het is voor toekomstige generaties van belang dat het museum informatie over voorwerpen waaronder ook documentaire gegevens (literatuur en over tentoonstellingen) vastlegt zodat deze niet verloren gaan. Het Centraal Museum wil de lange traditie van collectieontsluiting voortzetten met hulp van nieuwe media. Samenwerkingsverbanden tussen musea en het initiëren van expert netwerken worden bevorderd. Het museum wil zijn collecties promoten bij potentiële onderzoekers, zodat de bekendheid en gebruiksmogelijkheden van de verzamelingen worden vergroot, de kennis wordt vermeerderd en verborgen verhalen worden ontdekt. Al eerder uitgevoerde digitale collectiepresentaties, zoals een project over de tentoonstellingsgeschiedenis van het museum22, de Rietveldcollectie23 onderstrepen deze visie. Om deze ambities in de toekomst voort te kunnen zetten dienen voor een actieve ontsluiting de volgende noodzakelijke stappen te worden gezet:
22
23
In het kader van het Geheugen van Nederland zijn 3750 afbeeldingen gedigitaliseerd die een uniek beeld geven van de tentoonstellingsgeschiedenis van het Centraal Museum. Zie http://collectie.rietveldjaar.nl
43
• Standaardiseren van informatiestromen en streven naar een gezamenlijke duurzame norm voor het behoud van kennis (informatieplan); • Uitbreiden van digitale content in kwalitatieve en kwantitatieve zin en het inhalen van achterstanden; • Verdiepen van bestaande kennis en deze op een publieks vriendelijke en vernieuwende manier toegankelijk maken (nieuwe website, interactieve aanpak en daardoor meer op maat). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste mogelijkheden op het gebied van sociale media waarbij ook het publiek kennis kan toevoegen door middel van tags en door het geven van een reactie. Deze aanpak is laagdrempelig en kan meer publiek bereiken, dat zich verbonden gaat voelen met het museum; • Vergroten van de bekendheid en toegankelijkheid van de eigen collectie door de informatie online en gebruiksvriendelijk beschikbaar te stellen; • Onderzoek te concentreren op de speerpunten in de programmering en de collectie, met een tentoonstelling of publicatie als resultaat. Meer en actief onderzoek wordt onder andere bevorderd door samenwerking met universiteiten; • Collectiemobiliteit vergroten (ruimhartig bruikleenverkeer en internationale collectiepresentaties) en het aangaan van allianties met andere musea in binnen- en buitenland, als ook in de provincie en stad; • Lokale en nationale samenwerkingsverbanden zoeken en aangaan op gebied van verzamelen en het eenduidig ontsluiten van informatie; • Samenstellen van en participeren in expertwerkgroepen met als doel kennisvermeerdering door kennisuitwisseling. Deze activiteiten zullen binnen de kaders van Spectrum, een internationale norm voor collectiemanagement worden uitgevoerd. 7.1 Collectiemanagement Adlib is een softwaresysteem voor professioneel collectiemanagement. Het Centraal Museum gebruikt dit systeem nu ruim zes jaar. In 2011 is de keuze gemaakt om de databases niet meer intern, maar bij Adlib te laten hosten. Tegelijkertijd zijn er aanpassingen gedaan met betrekking tot de integratie van de afbeeldingen en de manier waarop medewerkers van het museum toegang hebben tot de collectiedatabase. Intussen zijn ook de standaardapplicaties van Adlib verder ontwikkeld. De verbeteringen op het gebied van procedures (o.a.
44
bruiklenen) en interoperabiliteit24 zijn al zo groot dat een update waarschijnlijk de moeite waard is. Dit vergt de nodige aanpassingen en maatwerk. In de komende beleidsperiode zal de wenselijkheid voor een nieuwe versie Adlib worden onderzocht en zal de afdeling Collectie en Onderzoek met een voorstel komen. 7.2 Nieuwe projecten 7.2.1 Nieuwe website Het is van groot belang om de huidige website aan te passen aan de eisen van de tijd. Om die reden wordt er gewerkt aan een geheel vernieuwde website, die eind 2011 wordt gerealiseerd. Centraalmuseum.nl wordt een website die past bij het museum: een bruisende site, die het op een vernieuwende manier mogelijk maakt om voorwerpen van het museum, zowel in als buiten het museumgebouw, op een actieve manier te beleven. Een integraal onderdeel van de nieuwe website wordt de collectie database: de ‘Schatkamer van het museum’. Via een API op de collectiedatabase (Adlib) van het museum worden de verschillende deelcollecties op een google-achtige manier, gericht op het beeld, doorzoekbaar gemaakt en gepresenteerd. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe website is de integratie met sociale media: bij elk object wordt het mogelijk om er op te reageren via Facebook, twitter etc. Het is de bedoeling dat de website op die manier gaat ‘leven’, doordat verhalen van bezoekers worden verbonden met de objecten, ontstaan nieuwe perspectieven en nieuwe verhalen. Daarnaast kan de bezoeker zelf selecties maken en bijvoorbeeld verbanden leggen tussen de objecten uit de verschillende deelcollecties. Voor het onderhouden van de website en het verrijken en actuali seren van de digitale ‘content’ wordt de nieuwe functie van webmaster gecreëerd. 7.2.2 De collectie Provinciale tekeningen online De tekeningen uit de verzameling van de Provincie Utrecht krijgen bijzondere aandacht op de website. Behalve dat deze tekeningen te doorzoeken zijn, wordt de geschiedenis van de collectie en het belang ervan toegelicht in een aparte pagina. De catalogus krijgt een verdieping door het aanbrengen van links met de
24
Interoperabiliteit betekent in het algemeen dat systemen (of apparatuur) in staat zijn tot onderlinge uitwisseling of/en communicatie. De systemen kunnen m.a.w. ‘praten met elkaar’.
45
websites van de kunstenaars en verwijzingen naar literatuur over de kunstenaars. 7.2.3 Bestandscatalogus 20e-eeuwse Toegepaste kunst en vormgeving De reeks van bestandscatalogi is nog niet gecompleteerd. Zoals aangegeven ontbreken nog de delen over 20e-eeuwse vormgeving en over keramiek en glas. De afgelopen jaren is de behoefte aan informatie over de deelcollectie Moderne vormgeving is zowel bij het gespecialiseerde als het brede publiek toegenomen. De redenen hiervoor zijn de groeiende belangstelling voor vormgeving, design en de kwaliteit van de Utrechtse collectie. Een tweede belangrijk argument voor een nieuwe aanpak ligt in de gewijzigde koers van het museum en de toegenomen mogelijkheden van het interactief deelnemen via internet. Het publiek wordt actief betrokken bij het onderzoek naar en de ontsluiting van de collectie. Het project heeft het volgende als resultaat: • Weblog • Collectie online • Presentaties deelcollecties • Expertise dagen • Custom-made catalogi Het project zal medio 2013 met een veiling van af te stoten objecten worden afgerond. Na deze pilot wordt geëvalueerd of deze methode ook geschikt is voor de andere kerncollecties, glas en keramiek. 7.2.4 Bestandscatalogus Oude kunst 1600-1700 Het Centraal Museum kent als enig Nederlands museum een lange traditie op het gebied van natuurwetenschappelijk onderzoek naar schilderijen. Al in 1967 publiceerde mevrouw M.E. Houtzager in samenwerking met twee Duitse wetenschappers het eerste, grote over koepelende röntgenonderzoek naar de gehele collectie schilderijen tot 1700. Vanaf de jaren ’70 van de 20e eeuw paste J.R.J. van Asperen de Boer de door hem ontwikkelde methode van infrarood reflectografie toe op de collectie 16e-eeuwse schilderkunst. Het Centraal Museum fungeerde in beide gevallen als kraamkamer van inmiddels internationaal toegepaste technische onderzoeks methoden van schilderijen. Het onderzoek is de laatste 15 jaar systematisch voortgezet en uitgebreid met dendrochronologisch onderzoek. De resultaten werden in 2011 vastgelegd in de Engelstalige catalogus Catalogue of Paintings 1363-1600 en is hiermee de eerste beredeneerde, wetenschappelijke catalogus van de collectie schilderijen uit deze periode. De
46
publicatie werd gerealiseerd in nauwe samenwerking met J.R.J. van Asperen de Boer (emeritus hoogleraar Universiteit van Groningen) en M. Faries (emeritus hoogleraar Universiteit van Groningen en Bloomington). De Mondriaan Stichting ondersteunde de catalogus in financiële zin en noemde het project voorbeeldstellend voor de Nederlandse musea. Met deze catalogus kan het Centraal Museum zich wat onderzoek betreft meten met de grote, belangrijke, inter nationale musea. Het museum toont zich hier een interessante, kwalitatief hoogwaardige partner in binnen- en buitenland en versterkt hiermee bovendien zijn bruikleenpositie. Vanaf 2011 wordt in samenwerking met de vakgroep kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht gewerkt aan vervolgcatalogi met een vergelijkbare opzet over de 17e-eeuwse schilderkunst. In het eerstvolgende deel zullen de schilderijen van Abraham Bloemaert, Joachim Wtewael en Paulus Moreelse worden behandeld. Het derde deel bevat de schilderijen van de Utrechtse Caravaggisten. Ook in deze catalogi zal het natuurwetenschappelijk onderzoek een belangrijke rol spelen. 7.2.5 Modehuis Nederland en Europeana Fashion Modehuis Nederland25 is een initiatief van zeven musea met belang rijke mode-, kostuum- en textielcollecties (Amsterdam Museum, Centraal Museum, Fries Museum, Gemeentemuseum Den Haag, Museum Rotterdam, Rijksmuseum Amsterdam en Rijksmuseum Paleis het Loo), die de gezamenlijke ambitie hebben om hun collecties permanent digitaal toegankelijk te maken en DE referentiesite te worden op het gebied van mode en kostuums. Het Centraal Museum is mede initiatiefnemer en participeert actief in dit project, dat op het moment van schrijven volop in voorbereiding is. Ook internationale samenwerking wordt door het museum voor de verschillende collecties van groot belang geacht. Vanuit de collectie Mode en kostuums werkt het Centraal Museum bijvoorbeeld actief mee aan Europeana Fashion, een Europees modeplatform waar vooraanstaande musea zoals het V&A, Musée des Arts Decoratifs/ Louvre en MoMu zich aan hebben gecommitteerd. 7.2.6 Bibliotheek Het museum beschikt over een uitgebreide vakbibliotheek met ongeveer 45.000 boeken. De verzameling boeken heeft betrek king op de collectie van het museum, het museum zelf, de tentoon stellingscatalogi of andere publicaties met betrekking tot het Centraal Museum. De bibliotheek is op afspraak te bezoeken en
25
Modehuis Nederland is op het moment van publicatie van dit collectiebeleidsplan nog een werktitel.
47
dient voor studie en onderzoek. Ook voor intern onderzoek naar bijvoorbeeld de eigen verzameling is deze van belang. Net als de museumcollectie, is de bibliotheek ontsloten in Adlib. Door de catalogus online aan te bieden, wordt voor een veel grotere groep mensen zichtbaar welke schatten hier worden bewaard en te raadplegen zijn. Er zijn achterstanden in de invoer van de boeken in Adlib. In 2010 is een grote slag gemaakt met het retrospectief invoeren van titels. Ook in de komende jaren wordt gestaag gewerkt aan het inhalen van deze achterstand en het opschonen van de bibliotheek. Het informatiecentrum komt in het kader van het zogenaamde vlekkenplan (gedeeltelijke herinrichting) in afgeslankte vorm terug op de huidige locatie. Het wordt samengevoegd met de PUG werkplaats (Archeologische Werkplaats). 7.2.7 Beelddocumentatie De beeldbank van het Centraal Museum bevat een unieke en ook oude verzameling beelddragers. Deze verzameling wordt zowel voor interne als externe doelen gebruikt. Het materiaal dient voor publicatie en promotiedoeleinden van het museum zelf, voor andere musea, particulieren en onderzoekers. Tegen een vergoeding kunnen afbeeldingen bij het Centraal Museum worden besteld. Het interne gebruik van de beeldbank ten behoeve van exposities en publicaties is de laatste jaren toegenomen. 7.2.8 Retrospectief digitaliseren Het beeldarchief van het Centraal Museum bevat verschillende beelddragers zoals zwart-wit foto’s, dia positieven, zwart-wit negatieven, zwart-wit rolfilm, ectachromes, kleinbeeld- en grootbeeld- en glasnegatieven. De beelddragers zijn geordend op inventarisnummer en op naam van de kunstenaar. Er zijn zoekingangen gemaakt op materiaal groepen van voorwerpen. De omvang van de verzameling is vanwege doublures niet exact aan te geven. Het totale aantal beelddragers, inclusief doublures, wordt geschat op ongeveer 90.000 exemplaren. Sinds enkele jaren worden alle opnames van tentoonstellingen, activiteiten en nieuwe aanwinsten digitaal gemaakt. Tevens zijn er twee grote digitaliseringprojecten uitgevoerd: alle 3750 historische opnames van tentoonstellingen zijn gedigitaliseerd en er zijn circa 4500 ecta’s gescand, waardoor er van de belang rijkste collectiestukken in bijna alle gevallen hoogwaardig digitaal beeldmateriaal beschikbaar is. Van het overige analoge beeldmateriaal wordt onderzocht wat het belang is voor de documentatie van het museum en in welke toestand het zich bevindt. Voor al het materiaal geldt dat het uiteindelijk beperkt houdbaar is en dat de kwaliteit achteruit gaat. Hiervoor zullen per materiaalsoort keuzes gemaakt moeten worden.
48
7.2.9 Online bestellen Onderzocht wordt of het mogelijk is om via de nieuwe website digitaal beeldmateriaal online te bestellen. 7.2.10 Contentmanagement Door de grote digitaliseringprojecten van de afgelopen jaren is er een flinke hoeveelheid digitaal beeldmateriaal bij gekomen dat bewaard moet worden. De toestroom van digitaal materiaal zal in de toekomst alleen nog maar toenemen. Deelname aan verschillende initiatieven zoals het Geheugen van Nederland vraagt om de beschik baar gekomen gegevens actueel te houden. Deze nieuwe praktijk vergt een adequate inrichting van de werkprocessen en procedures. In de komende beleidsperiode wordt dit nader onder zocht. Het informatieplan van het museum voorziet hier deels in.
49
8. Hoofddoelstellingen tot 2015 Voor het Centraal Museum vormt de collectie de basis van zijn missie. Het collectiebeleid draagt bij aan het realiseren van de missie. De verzameling bestaat uit een aantal unieke deelcollecties op het gebied van (cultuur)historie, beeldende kunst, toegepaste kunst en vormgeving en mode. Deze collecties zijn van lokale, nationale en internationale allure. Ze worden actief beheerd, bestudeerd en gepresenteerd. Waar mogelijk worden de topcollecties uitgebreid. Aan het collectiebeleid ligt de fundamentele gedachte ten grond slag dat kennis over en onderzoek naar de collectie, de objecten en hun makers en hun context het museum de mogelijkheid biedt om tot museale presentaties van hoge kwaliteit te komen. Op basis van het hierboven beschreven beleid is op het gebied van collectie beheer per kerntaak een aantal hoofddoelstellingen geformuleerd voor de komende beleidsperiode. Voor de afdeling Collectie & Onderzoek zijn dit de kaders waarbinnen zal worden geopereerd. Het vormt de vertaalslag van het beleid naar de praktijk. Hoofddoelstellingen collectiebeleid Verzamelen en ontzamelen • Het museum ontwikkelt een nieuw model voor museaal verzamelen26. Verzamelen, presenteren en educatie worden uitgevoerd als een coherent geheel. Onderzoek kan daar eveneens deel van uitmaken en wordt zoveel mogelijk geïntegreerd. Daarvoor worden werkvormen zoals de werkplaats en het kunstenaarschap gehanteerd om de bezoeker te betrekken bij het creatieve proces van de kunstenaar. • Er wordt verzameld binnen de kaders van de missie die richting gevend is. Het verzamelbeleid is niet gericht op het invullen van leemten. Bij het verwerven en afstoten wordt voor de waardering en beoordeling een aantal criteria gehanteerd. Deze criteria zijn niet vrijblijvend. Verwervingsvoorstellen worden gedaan binnen een vastgesteld verwervingsformat op voorstel van de conservatoren en/of de directeur. Voorstellen tot verwerving verlopen volgens een vastgestelde verwervingsprocedure. Er wordt prioriteit gegeven aan verwervingen (zowel bij aankopen
26
Dat geldt voor aankopen maar ook voor schenkingen en legaten en langdurig bruiklenen aan het museum.
50
•
•
•
• •
als langdurige bruiklenen en/of schenkingen en legaten) die een versterking betekenen voor de afzonderlijke collectiekernen en die de onderlinge samenhang van de disciplines bevorderen. De objecten dienen min of meer direct inzetbaar te zijn en hebben een grote zeggingskracht. Bij historische objecten gaat het ook om het redden en bewaren van erfgoed zodat het ook voor de toekomst kan worden ingezet. Per collectiediscipline worden afzonderlijke prioriteiten gesteld. Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor biografisch en participatief verzamelen. In het kader van een tentoonstelling zal waar mogelijk en relevant een opdracht aan een kunstenaar worden verstrekt (werk in commissie). Dat kan een autonoom werk opleveren of betrekking hebben op een kunstopdracht verbonden aan de museumgebouwen. Gezamenlijke aankopen met andere musea worden bevorderd. Het Centraal Museum houdt rekening met de Collectie Nederland en zal daarop afstemmen, maar verwacht ook dat het beleid van het Centraal Museum wordt gerespecteerd. Onderzocht wordt in hoeverre de Collectie Nederland gedachte kan worden doorgetrokken naar de Collectie Europa. In het kader van de nominatie van Utrecht als Culturele hoofdstad van Europa zal daar aandacht aan worden gegeven. De langdurige bruiklenen worden kritisch beoordeeld op basis van hun waarde voor de collectie. Sommige bruiklenen leiden een slapend bestaan en worden zelden ingezet voor tentoonstellingen en/of publicaties. Uit overwegingen van efficiëntie is het beter deze bruiklenen op te zeggen en terug te geven aan de eigenaar. Bij de beoordeling van de langdurig bruiklenen wordt ook de bruikleenovereenkomst aangepast aan de huidige normen en in juridische zin getoetst. In verband met de verzekering wordt gekeken of de getaxeerde waarde van het object nog steeds actueel is. Het Centraal Museum heeft nieuwe richtlijnen opgesteld voor langdurige bruiklenen en samenwerkingsverbanden met particuliere verzamelaars gedefinieerd. Hiertoe wordt verwezen naar Bijlage VI ‘Zinvol partnerschap’. Kwalitatief waardevolle bruiklenen worden bij gevaar van vervreemding verworven onder een aantal voorwaarden (zie bijlage VI). Er dient sprake te zijn van een substantiële bruikleenperiode van tenminste 5 jaar. Indien van toepassing, wordt gekeken of er recht van eerste koop kan worden overeengekomen. Schenkingen en legaten worden alleen onvoorwaardelijk door het Centraal Museum geaccepteerd. Bij aankopen maar ook bij schenkingen en/of legaten zijn de verwervingscriteria van toepassing. Bij schenkingen en legaten zal kritisch gekeken worden naar de relevantie voor de collectie. Het principe ’selectie voor de deur’ wordt
51
•
•
•
•
strikt gehanteerd op basis van de uitgangspunten van het verzamelbeleid zoals vastgelegd in het collectiebeleidsplan. Er wordt een nieuw beleidskader geformuleerd voor samenwerking met private partijen waarin alle aspecten en fases van samen werking aan de orde komen (prestatieovereenkomst tussen museum en partner, verdeling verantwoordelijkheden voor behoud en beheer, gebruik van de collectie). Uitgangspunt bij private samenwerking is dat er overeenstemming is tussen het museum en de private partij over het verzamel beleid. De te verzamelen objecten passen binnen het collectiebeleid van het museum. Het museum profileert zich als opdrachtgever voor kunstenaars. Doel is het in commissie produceren van nieuw cultureel erfgoed. Het museum biedt als co-producent daartoe (beperkte) faciliteiten en stelt de collectie beschikbaar voor verken ningen en als bron van inspiratie. Daarnaast worden om de publieks participatie te bevorderen nieuwe werkvormen zoals de werkplaats en het kunste-naarschap ontwikkeld en actief ingezet bij de programmering. Dat levert niet alleen een fysieke plek en gereedschap op voor kunstenaars, maar ook voor het publiek dat meegenomen wordt in het creatieve proces. Het ingezette afstotingsprogramma wordt voortgezet. Dat geschiedt binnen de richtlijnen van de L.A.M.O.27 en binnen de kaders van de Code of Ethics28. Het Centraal Museum hanteert hierbij een aantal criteria die per deelcollectie kunnen verschillen. Bij het afstoten houdt het museum rekening met de Collectie Nederland. Op de korte tot middellange termijn komen de deelcollecties mode en kostuums en toegepaste kunst (en design) in aanmerking voor selectie en opschoning.
Restauratie en conserveren • De collecties behoren in een goede fysieke conditie te zijn. Er is echter sprake van een achterstand in het conserveren en restaureren. De meeste topstukken bevinden zich over het algemeen in een goede staat, maar nu de eigen collectie meer wordt ingezet en de collectiemobiliteit is toegenomen, wordt het museum geconfronteerd met achterstanden. Bijzondere aan dacht verdienen de collecties Mode en kostuums, de Utrechtse geschiedenis, werken op papier en een aantal grotere werken uit de deelcollectie Moderne kunst (bijvoorbeeld de keet van Van Lieshout). De bewaaromstandigheden zijn over het algemeen goed. De opslag van de stijlkamers laat nu te wensen over en
27 28
Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten, ICN, 2006. Code of Ethics, ICOM, 2006.
52
• • • • •
•
• •
29
vraagt aandacht. De middelen zijn op dit moment niet toereikend om achterstallig onderhoud aan de collectie planmatig en systematisch aan te gaan pakken. Er wordt naar oplossingen gezocht. De depots van het Centraal Museum zijn op orde. De verzameling Mode en kostuums krijgt bijzondere aandacht voor wat betreft de passieve conservering. Het analoge beeldmateriaal wordt op een verantwoorde manier opgeslagen en toegankelijk gemaakt. Er komt een plan voor de verbetering van de passieve conservering van het tekeningen- en prentendepot. De standplaatsregistratie voldoet niet. Om dit te verbeteren zal een onderzoek worden gedaan. Dat zal resulteren in een voorstel en een plan van aanpak. Publieksruimten en depots waar collectiepresentaties, tentoon stellingen en opslag plaatsvinden, voldoen aan de actuele normen voor klimaat en veiligheid (op basis van het ontwikkel plan), zodat op internationaal niveau kan worden geopereerd. Er is een bescheiden budget beschikbaar voor conservering en restauratie. Het museum zal deze middelen inzetten op een beperkt aantal projecten. Daarbij wordt gekeken naar het belang, de gebruikswaarde en de conditiestaat van een object. Aan conservering en restauraties waarbij er sprake is van een acute dreiging voor het behoud wordt prioriteit gegeven. Daarbij worden de A/B/C29 selectiecriteria gehanteerd. De overige middelen worden gebruikt voor die objecten die op korte termijn voor een semi-(permanente) presentatie worden ingezet. Voor het presentabel maken van objecten ten behoeve van presentaties van derden worden alleen middelen ingezet als de kosten van het te restaureren object worden gedeeld met de bruikleennemer. De collectiemobiliteit dient zo min mogelijk te worden belemmerd. Jaarlijks wordt in overleg met de conservatoren een lijst met objecten die in aanmerking komen voor restauratie opgesteld. Voor 2011- 2012 staat het drieluik met het laatste avondmaal van de families Pauw en Zas gepland. De opbrengsten van het gebruik van de collectie worden zoveel mogelijk aangewend voor conservering en restauratie doeleinden. Er komt een plan van aanpak voor de restauratie van de Chinese en overige historische behangsels uit Oud-Amelisweerd. In samenwerking met de provincie Utrecht wordt er naar gestreefd om deze behangsels in de beleidsperiode 2011-2014 te restaureren. Daarvoor wordt uitgebreid kunsthistorisch onderzoek verricht (fase 2 conservering/restauratie begane
Gebaseerd op publicatie Kiezen voor kwaliteit (1991), pp.36-38, wordt verder uitgewerkt in bijlage 7.
53
grond en 1e verdieping). Op korte termijn wordt advies uitge bracht over het gebruik van het landhuis. Naar verwachting kan het landhuis in de loop van 2013 worden opengesteld. • Er wordt onderzoek gedaan naar de effecten van de nieuwe klimaat richtlijnen (klimaatwerk, Bart Ankersmit) op het museum binnenklimaat. Dit wordt meegenomen in het onderzoek naar een groen museum (duurzaamheiddiscussie). • Het Centraal Museum werkt onder de vlag van het SBMK (Stichting behoud Moderne Kunst) in het kader van een NWO project mee aan multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek naar de oppervlakten van werken van Moderne kunst. Het Centraal Museum stelt een aantal stukken voor onderzoek beschikbaar. Ontsluiten collecties en wetenschappelijk onderzoek • Informatiestromen zijn gestandaardiseerd op basis van een duurzame norm voor behoud van kennis (Informatieplan). Verschillende (digitale) informatiestromen worden gestroom lijnd, duurzaam vastgelegd en ingebed in de organisatie, in het beleid en in de werkprocessen. Doel is het toegankelijk maken van informatie, de vindbaarheid garanderen en de bruikbaarheid nu en in de toekomst. • Achterstanden op het gebied van ontsluiting van collecties worden zoveel mogelijk ingehaald. Bij de verdere ontsluiting wordt gestreefd naar een verdieping van de voor zowel in- als extern gebruik. Dit gebeurt op een gebruikersvriendelijke wijze. • De in 1992 begonnen ontsluiting van de collectie in de vorm van bestandscatalogi wordt voor wat betreft de basisregistratie van alle objecten afgerond. Op dit moment ontbreekt nog een deel over de 20e-eeuwse vormgeving en een aantal restcollecties zoals glas, keramiek en porselein. Een aantal van de al uitgebrachte bestandscatalogi wordt gecompleteerd. • De bestandscatalogus Moderne vormgeving wordt niet op traditionele wijze geproduceerd. Er wordt een pilot opgestart waarbij publieksgroepen betrokken zijn bij het proces, zowel online als in het museum. Via het internet worden publieks groepen opgeroepen om in samenwerking met het museum de content van deze catalogus te gaan leveren. Dit project wordt in deze beleidsperiode gerealiseerd en de resultaten worden geëvalueerd. • De standplaatsregistratie in de depots wordt geoptimaliseerd. • De deelverzameling provinciale tekeningen wordt na de formele overdracht van de provincie Utrecht in de collectie van het museum geïntegreerd en wordt op de nieuwe website gepresenteerd. • Gestreefd wordt om de gehele collectie op de website van het Centraal Museum toegankelijk te maken. In 2011 wordt de nieuwe
54
•
•
• • •
website gelanceerd, die ingericht is rondom de collecties van het museum en veel ruimte biedt voor de presentatie ervan. De informatie over de objecten in de nieuwe website wordt gepresenteerd op een publieksvriendelijke manier die ruimte biedt voor interactie en participatie door gebruikmaking van sociale media zoals twitter, blogs en Facebook. Op dit moment zijn ongeveer 25.000 objecten digitaal ontsloten. Deze ontsluiting is vooral gebaseerd op de al uitgebrachte reeks van bestandscatalogi. Het Centraal Museum werkt mee aan plannen voor de digitale Collectie Nederland. De collectie Mode en kostuums presenteert zich in het Modehuis Nederland,een digitaal samenwerkings project met zeven Nederlandse musea. Dit initiatief is in 2013 gereed. In Europees verband zal het museum participeren in Europeana Fashion. Andere samenwerkingsverbanden worden onderzocht. De afdeling Beelddocumentatie onderzoekt de mogelijkheden van automatisering van de fotoaanvragen en zet de digitalisering van beelddragers door. In 2014 zijn de belangrijkste afbeeldingen gedigitaliseerd beschikbaar. Het beeldarchief wordt duurzaam digitaal ontsloten voor in – en extern gebruik. Op het gebied van de Utrechtse geschiedenis zal een inhaalslag worden gemaakt voor de laatste anderhalve eeuw. In Paushuize wordt een pilot voor het verhaal 2000 jaar Utrecht gerealiseerd.
Verzekeren De waarde van de collectie wordt geëvalueerd en de wijze van verzekeren van de collectie wordt heroverwogen. Er wordt voor gekozen om de eigen collectie niet meer of niet meer volledig te verzekeren. De collecties van derden in beheer van het Centraal Museum worden vanzelfsprekend wel verzekerd. Een projectplan voor hertaxatie wordt voorbereid. Informatiecentrum De rol van het informatiecentrum wordt opnieuw gedefinieerd. Het huidige centrum wordt in afwachting van huisvesting op de bovenkapel (in het kader van het vlekkenplan vanaf 2013) in omvang beperkt en samengevoegd met de werkplaats van het PUG (Provinciaal Utrechts Genootschap, een archeologische werkplaats voor de drie na grootste collectie Romeinse archeologica in Nederland). Collectiemobiliteit en Collectie Nederland • Het Centraal Museum bevordert binnen de grenzen van de eigen capaciteit en onder voorwaarde van verantwoorde museale condities collectiemobiliteit. Dat gebeurt in de vorm van
55
een ruimhartig bruikleen beleid. Binnen– en buitenlandse collectiepresentaties van het museum worden gestimuleerd. • In het kader van de collectie Utrecht worden de mogelijkheden onderzocht tot verdere samenwerking met andere musea in de provincie (en binnen de gemeente Utrecht). Het Centraal Museum richt zich op de betekenis die het kan hebben bij het faciliteren van andere musea op het gebied van beheer, behoud en presentaties. Samenwerking met andere erfgoeddisciplines dan musea wordt niet op voorhand uitgesloten. Dit kan plaatsvinden onder de vlag van de Vrede van Utrecht als opmaat voor Utrecht culturele hoofdstad van Europa. In dit kader wordt de haalbaarheid onderzocht voor een presentatie van 2000 jaar Utrecht in Paushuize te Utrecht. • Het Centraal Museum neemt een actieve rol in en draagt bij aan Collectie Nederland. Het museum geeft zich rekenschap van een ‘Collectie Nederland’, schept duidelijkheid over het eigen collectiebeleid en stemt bij overlappend beleid af met andere musea. Gezamenlijke aankopen behoren tot de mogelijkheden. Samenwerken en kennis delen • Het Centraal Museum versterkt de contacten in binnen- en buitenland en gaat allianties en samenwerkingsverbanden aan met partijen binnen en buiten het museale veld. De contacten met instellingen voor wetenschappelijk onderwijs worden geïntensiveerd. Het museum sluit zich aan bij kennis en expert werkgroepen en werkt samen op het gebied van verzamelen (gezamenlijke aankopen) en kennisuitwisseling.
56
Colofon Tekst en samenstelling Errol van de Werdt & het team van het Centraal Museum Datum Augustus 2011 Centraal Museum Errol van de Werdt, Hoofd Collectie & Onderzoek Telefoon: 030-2362362
[email protected] www.centraalmuseum.nl
57
Collectie-beleidsplan 2012–2015 bijlagen
58
Inhoud 1.
Begrippenkader collectiebeleid en collectiemanagement
p 60
2
Verzamelgeschiedenis
p 64
3.
Format verwervingen
p 66
4.
Procedure verwervingen
p 68
5.
Zinvol partnerschap; naar een vruchtbare omgang met private partijen door Renée Steenbergen p 71 Model voor een Prestatiecontract p 81
6.
Procedure afstoten
p 85
7.
Klimaatbeheersing stappenplan
p 86
59
1. Begrippenkader collectiebeleid en collectiemanagement Voordat wordt overgegaan tot de beschrijving van het collectie beleid volgt eerst een toelichting van de gehanteerde begrippen. Zoals in de inleiding al is geschetst omvat het collectiebeleid het aangeven van de ontwikkelrichting van de aard en samen stelling, de kwaliteit, het beheer en behoud en de ontsluiting van de collectie van het Centraal Museum. Dit beleid is gerelateerd aan de beschikbare middelen. Met het collectiebeleidsplan wordt dus richting gegeven aan de activiteiten op het gebied van de collectie, hierna aangeduid als collectiemanagement. Collectiebeleid en management houdt de volgende activiteiten in: • Verzamelen; • Selecteren en afstoten; • Beheren; • Ontsluiten. Collectie Het beleid heeft betrekking op zowel de eigen collectie als op objecten in eigendom van derden, die in bruikleen zijn verstrekt aan het Centraal Museum en/of die door het museum zelf aan derden worden uitgeleend. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in kort durende, presentatie gerelateerde bruiklenen en langdurige bruiklenen (bruikleen langer dan 1 jaar). Collectieprofiel Een (collectie)profiel is een collectiemanagement instrument. Het wordt toegepast om sturing en richting te geven aan de ontwikke ling van de collectie. Het geeft aan binnen welke kaders en op basis van welke collectiekernen de verzameling verder wordt ontwikkeld. Hierdoor wordt duidelijk welke voorwerpen of kernen onder een profiel vallen en waar ontwikkelingsgebieden zijn. Een object kan overigens onder meerdere profielen vallen.
60
Sleutelstuk Een sleutelstuk is een object met een grote iconische waarde voor het museum (bijvoorbeeld de Rood-blauwe stoel van Rietveld). Het hoort in de vaste presentatie en is in principe altijd te zien. Het stuk heeft een grote zeggingskracht naar het publiek en een belangrijke intrinsieke waarde. Brugstuk Een brugstuk legt de verbinding tussen de verschillende collectie disciplines. Het object laat zich moeilijk binden aan één en heeft een multidisciplinair karakter. Het werk heeft het vermogen om cultuurhistorische ontwikkelingen te illustreren en wordt ingezet om de context te versterken. Verzamelen Onder het verzamelen van objecten of deelcollecties (een samenhangende verzameling objecten) wordt begrepen: • Actief verzamelen: het volgens een vooraf bepaald plan in gang zetten van een zoekproces naar te verwerven objecten of deelcollecties; • Passief verwerven: objecten of deelcollecties die door schenkingen en legaten en/of door aanbod tot koop van derden worden verworven. Het doel is de collectie in kwalitatieve zin en in onderlinge samenhang te verrijken; • Het verwerven van een object als gevolg van een opdracht van het museum aan kunstenaars en/of vormgevers. Verwerven geschiedt door: • Aankopen; - onderhands (particulier) - kunsthandel - op een veiling • Aanvaarden van een schenking en/of legaat; • Het in bruikleen nemen; • Opdrachten in commissie aan kunstenaars en vormgevers. Selecteren en afstoten Verzamelen en afstoten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als een museum een object in eigendom overdraagt aan een andere rechtspersoon dan noemt men dit afstoten. Het voorwerp verdwijnt fysiek uit de verzameling en valt niet meer onder de zorg en verantwoordelijkheid van het museum. Selectie heeft tot doel de kwaliteit en samenstelling van de collectie te verbeteren en/of objecten een plaats te geven waar ze beter tot hun recht komen. De collectiedatabase (Adlib) en de bestandscatalogi vormen de basis voor de selectie van voorwerpen die voor afstoting in
61
aanmerking komen. Afstoting geschiedt binnen de kaders van de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten (LAMO, ICN, 2007). Selectie omvat: • Het motiveren waarom de objecten worden afgestoten dan wel in de collectie worden gehandhaafd; • Het formuleren van criteria om te bepalen welke objecten kunnen worden afgestoten; • Het in kaart brengen van de herkomst van de objecten en het vaststellen van het juridisch eigendom; • Het vaststellen van beperkende voorwaarden verbonden aan objecten die uit schenkingen en legaten zijn verkregen. Beheren Onder beheren verstaat het museum het zodanig bewaren van een object dat het bewaard blijft voor toekomstige generaties. Dat stelt eisen aan: • de wijze van fysieke bewaring; • de wijze van logistieke behandeling; • de administratieve vastlegging van informatie over objecten; • de ontsluiting van de informatie over de objecten. Voor deze activiteiten gelden criteria op het gebied van: • collectiebeschrijving; • vindbaarheid (standplaatsregistratie, fysiek en administratief); • klimaatcondities (passieve en actieve conservering); • veiligheid. Het fysieke beheer van de collectie vindt plaats in het depot, in de museale presentatieruimten en in logistieke trajecten, die voornamelijk bestaan uit bruikleenverkeer en de afhandeling rondom collectiepresentaties en tentoonstellingen. Ontsluiten Met het ontsluiten van de collectie bedoelen we het toegankelijk maken van de collectie voor relevante doelgroepen, zoals wetenschappers, museale medewerkers en het publiek in al zijn schakeringen. Naast administratieve gegevens wordt ook wetenschappelijke informatie vastgelegd. Ontsluiten omvat daarom mede het doen van onderzoek. Het museum heeft een groot deel van zijn collectie ontsloten via de publicaties ‘Verzamelingen van het Centraal Museum’. In boekvorm zijn verschenen: • Van Baaren collectie • Beeldhouwkunst tot 1850
62
• • • • • • •
Mode en Kostuums Edele en onedele metalen Schilderkunst tot 1850 Beeldende kunst 1850 – 2001 Werken op papier tot 1850 Het Utrechtse Huis Utrechtse geschiedenis
Buiten de reeks bestandscatalogi verscheen in 2011: Catalogue of paintings 1363-1600. Centraal Museum Utrecht. In voorbereiding zijn: • Kunstnijverheid (waaronder glas en keramiek); • Moderne vormgeving (waaronder Rietveld). Naast de presentatie in boekvorm, zijn nu ook 13.000 objecten via de online collectiedatabase ontsloten. Dit betreft objecten van het Centraal Museum uit de collecties Schilderkunst tot 1850, Beeldhouwkunst tot 1850, Beeldende kunst 1850-heden, Van Baaren collectie, Edele en onedele metalen, Mode en kostuums, Meubelen tot 1900 en Utrechtse geschiedenis. Er kan op meerdere manieren gezocht worden binnen de gehele collectie of binnen een bepaalde deelcollectie en op kunstenaar, techniek, inventarisnummer en materiaal. Hoewel de belangrijkste voorwerpen ondergebracht zijn in één van de bestandscatalogi, blijft er toch een restcategorie van objecten over die moeilijk plaatsbaar zijn. Het aantal wordt geschat op 10.000 objecten. Hiervoor dient nog een oplossing te worden bedacht. Na afronding van de reeks bestandscatalogi krijgt deze rest categorie aandacht. Opgemerkt dient te worden dat de graad van ontsluiting per categorie objecten verschillend is. Na afronding van de reeks van bestandscatalogi is er, de restcategorie uitgezonderd, sprake van een basisregistratie. Dit is het vertrekpunt voor verdere registratie waaraan het museum continu blijft werken. Het is een kerntaak van het museum om deze database voortdurend actueel te houden en er voor te zorgen dat er geen grote achter standen ontstaan waarbij belangrijke informatie verloren gaat.
63
2. Verzamelgeschiedenis Het Centraal Museum vervult al sinds 1838 de rol van stedelijk museum van de stad Utrecht en omgeving. Die rol veranderde in de loop van de tijd. De 19e eeuwse burgemeester H.M.A.J van Asch van Wijck nam het initiatief om een stedelijke verzameling kunstvoorwerpen en oud heden aan te leggen. Dit initiatief resulteerde in de oprichting van een Stedelijk Museum van Oudheden in 1838, het eerste stedelijke museum van Nederland. Tot aan de dood van Van Asch van Wijck in 1843 was er sprake van een actief verwervings beleid via schenkingen, aankopen en ruil, vaak door de burge meester zelf ingezet. Als verzamelcriterium gold dat een voorwerp van betekenis moest zijn voor de geschiedenis van de stad en/of de provincie. De collectie van dit historisch museum, ondergebracht in het stadhuis, was voor het publiek opengesteld. Vanaf 1847 was ook de archeologische collectie van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (PUG) in het museum te bezichtigen. Vanaf 1874 kreeg S. Muller Fz de verantwoordelijkheid voor het beheer van de verzameling. Hij ordende de collectie en verzorgde een her inrichting van het museum dat in 1875 voor het publiek kon worden open gesteld. De verzameling werd onder zijn beheer geïnventariseerd en beschreven en bovendien aanzienlijk uitgebreid. De resultaten werden vastgelegd in de catalogus van het Stedelijk Museum van Oudheden. Onder Muller verhuisde de collectie naar het buitengoed Hoogeland waar het museum in 1891 opnieuw werd geopend. Mullers doel was de voorwerpen begrijpelijk en leerzaam te presenteren. De presentatie moest een beeld geven van het leven van onze voorouders. Muller hanteerde daarbij het bestemmingsbeginsel, een uitgangspunt dat hij had geformuleerd bij het samenstellen van de catalogus van het museum. Volgens Muller had het Utrechtse museum van Oudheden een driedelig karakter. Het kon worden beschouwd als een verzameling kunstvoorwerpen die een chronologisch overzicht gaven van de kunstindustrie. Daarnaast bevatte het voorwerpen die vanuit wetenschappelijk oogpunt de beschavings geschiedenis illustreerden. De derde categorie had een historische reliekwaarde. Uiteindelijk koos Muller er voor de kunstindustrie als basis voor de indeling van zijn catalogus te gebruiken. Voorwerpen die niet tot de kunstindustrie konden worden gerekend, maar een cultuurhistorische waarde hadden, werden gerang schikt onder Zeden en Gewoonten. Door ruimtegebrek groeide het idee om een Centraal Utrechts Museum te stichten waarin verschillende verzamelingen van oude kunst konden worden opgesteld. Het plan om de collecties van het Aartsbisschoppelijk Museum, het Provinciaal Utrechts Genootschap en het Stedelijk
64
Museum bijeen te brengen werd in 1916 uitgevoerd. De verbouwing van het voormalige Agnietenklooster tot Centraal Museum kwam in 1921 tot stand. De centralisatie van de collecties was de kroon op het werk van Muller. De stedelijke verzameling was sinds 1911 aanzien lijk uitgebreid met een deel van de aankoop van de schilderijen collectie van het museum Kunstliefde. In 1922 werd de collectie van het voormalige kunstnijverheids museum aan het museum toegevoegd. Na een reorganisatie kwam vooral de schilderijenverzameling beter tot zijn recht. In 1928 legden de nieuwe directeur van het museum W.C. Schuylenburg en conservator C.H. de Jonge de inmiddels aanzienlijk uitgebreide collectie van de historische afdeling vast in een catalogus. Alle voorwerpen uit de stedelijke collectie, die betrekking hadden op of afkomstig waren uit de stad Utrecht en het Sticht, werden er in opgenomen en gerangschikt naar herkomst. Niet Utrechtse voorwerpen werden naar de collectie kunstnijverheid verwezen. Onder het directoraat van M.E. Houtzager (1951-1972) werd de collectie oude Utrechtse schilderkunst sterk uitgebreid. Houtzager stelde zich het organiseren van tentoonstellingen van weten schappelijke en populariserende strekking, het voeren van een doelgerichte propaganda en het beredeneerde uitbreiden van het museumbezit tot doel. Tijdens het directeurschap van A.M. Janssens (1972-1988) kreeg de moderne kunst een sterker accent. De verzameling diende zich te beperken tot Nederland met een sterk accent op Utrecht. Ook werd de afdeling toegepaste kunst uitgebreid met het verzamel gebied hedendaagse vormgeving. Een belangrijke impuls voor de afdeling was de overdracht van het beheer van het Rietveld Schröderhuis en het Rietveld Schröder Archief aan het museum. De oprichting in 1972 van een zelfstandige archeologische dienst in Utrecht was van invloed op het verzamelbeleid van het museum. Archeologische vondsten werden niet langer toegevoegd aan de collectie van het Centraal Museum, maar aan die van het Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum. De in 1988 aangetreden directeur K.M.T. Ex (1988-2004) werd geconfron teerd met de sluiting en daarna de overname van Heden daagse Kunst Utrecht door het Centraal Museum. De door Janssens ingezette verzamel lijnen werden voortgezet en namen in kwaliteit en kwantiteit toe. Ex koos voor een nietencyclopedisch verzamelbeleid. Hij wilde de collectie uitbreiden en verbeteren door aankopen van oude en hedendaagse kunst, zodat er kruisbestuiving plaats kon vinden tussen de collectie en ontwikkelingen in de (inter)nationale beeldende en toegepaste kunst. In deze periode is een collectie van ruim 47.000 objecten opgebouwd.
65
3. Format verwervingen
66
67
4. Procedure verwervingen De directeur geeft het eindoordeel over verwervingen. De conser vator, die een bepaald object wil verzamelen, doet een voorstel tot verwerving (aankoop of schenking). Een voorstel wordt gedaan op basis van een volledig ingevuld (voor zover van toepassing) verwervingsformat (zie bijlage III). Vervolgens wordt het voorstel voorgelegd aan het conservatorenoverleg, dat in principe twee wekelijks plaatsvindt en daarin besproken. De conservator licht het voorstel toe en het hoofd Collectie & Onderzoek toetst het voornemen tot aankoop op twee punten: het collectiebeleidsplan en de juridische aspecten. Na bespreking in het conservatorenoverleg legt de directeur het voornemen tot aankoop voor aan de museumcommissie. Bij instemming van deze commissie deelt de directeur het besluit mee aan de conservator en geeft hij toestemming tot aankoop tegen een vastgestelde prijs. De conservator neemt vervolgens de afhandeling over en gaat over tot feitelijke aankoop (of schenking). Het hoofd Collectie en Onderzoek draagt het verwervingsformat over aan de teamleider collectiebeheer, die er voor zorgt dat de nieuwe aanwinst een inventarisnummer krijgt en ervoor zorgt dat de gegevens worden verwerkt in Adlib. Het team collectiebeheer regelt het transport van het object naar het museum. Procedure stapsgewijs 1 Verwervingsformat Conservator vult als inhoudelijk expert het verwervingsformat in. Complexe voorstellen worden voorbesproken met relevante personen (andere experts, hoofd Collectie & Onderzoek, collectiemedewerker, directie, e.a.). Verwervingsvoorstellen gaan altijd vergezeld van een afbeelding. Uitzonderingen daarop worden vooraf besproken. De conservator raadpleegt de collectiemedewerker voordat het voorstel wordt gedaan, over mogelijkheden tot plaatsing in depot, conditie van het object, hantering en transport. 2 Rol conservator De betreffende conservator is verantwoordelijk voor de afhandeling binnen het conservatoren overleg. Deze zorgt ervoor dat een verwervings voorstel tijdig wordt geagendeerd en dat het volledig ingevuld is.
68
3 Conservatorenoverleg Gemiddeld twee keer per maand vindt een conservatorenoverleg plaats waarin voorstellen tot verwerving kunnen worden gedaan. Onder voorzitter schap van de directeur nemen de conservatoren en het hoofd Collectie & Onderzoek aan het overleg deel. Eventuele afwezige conservatoren kunnen hun reactie schriftelijk doorgeven aan het conservatorenoverleg of aan het hoofd Collectie & Onderzoek. In het geval dat er extra informatie nodig is om een standpunt in te nemen en een advies aan de directie te kunnen formuleren, kunnen voorstellen door het conservatorenoverleg aangehouden worden. 4 Versnelde procedure Als er redenen zijn voor incidenteel overleg of voor een spoed afhandeling van een voorstel, vindt dat plaats met de directeur en het hoofd Collectie & Onderzoek. Een beknopt verwervingsvoorstel kan bijvoorbeeld per email worden afgestemd met de directeur en in cc aan de conservatoren. De directeur kan om een mondelinge toelichting vragen. Het invullen van het verwervingsformat kan alleen in uitzonder lijke gevallen achteraf. 5 Financiële afhandeling Indien er sprake is van financiering (bijvoorbeeld uit het budget structurele aankopen hedendaagse kunst van de Mondriaan Stichting), zorgt de conservator ervoor dat het getekende voorstel en de factuur naar de controller gaan. Dan alleen kan tot betaling worden overgegaan. Na afhandeling van de betaling, overhandigt de financiële administratie kopieën van de geaccordeerde facturen aan de teamleider collectiebeheer. De aankoop wordt niet gedaan voordat de financiering volledig rond is. Bij onvolledige financiering neemt de conservator in overleg met de directeur en de coördinator subsidies het initiatief om te zoeken naar cofinanciering. Vervolgens wordt de aanvraag bij het desbetreffende fonds ingediend. Er is nooit sprake van verwerving voordat de financiering geregeld en definitief is. 6 Transport van de aanwinst Alle transportbewegingen binnen en buiten het museum (ook even tueel voorafgaand aan de verwerving) worden door de medewerker collectiebeheer geregeld. Pas nadat een object in het museum is, kan het worden geregistreerd. 7 Inschrijven De conservator zorgt ervoor dat de benodigde informatie voor registratie bij de collectiemedewerker komt:
69
• een volledig ingevuld verwervingsformat; • in geval van aankopen een kopie van de factuur; • conditierapport: in overleg met de collectiemedewerker. Een object maakt deel uit van de collectie als er een inventaris nummer is toegekend. Hierna volgen de verschillende stappen in een stroomschema.
70
5. Zinvol partnerschap; naar een vruchtbare omgang met private partijen door Renée Steenbergen Doel van het denkkader met protocol Doel van het denkkader met protocol is het aanbrengen van structuur in de samenwerking met huidige en toekomstige private partners van het Centraal Museum. Niet langer dient louter reactief te worden gehandeld op initiatieven van buitenaf, maar proactief en in aansluiting op het Collectiebeleidsplan 2011-2020. De vijf collectiedisciplines van het museum en hun samenhang vormen de focus: Toegepaste kunst en vormgeving, Kostuums en mode, Utrechtse geschiedenis, Oude kunst en Moderne kunst. Een protocol met een stappenplan ondersteunt de directie bij de uitvoering van dit denkkader, vanaf het eerste contact tot en met een modelprestatiecontract voor partnerschap. Motto: ‘Collectief opereren is effectiever’. Door de directie zijn als belangrijkste, samenhangende doelen om samen te werken met particuliere partijen onder wie verzamelaars, de volgende geformuleerd: 1 Versterking van de kwaliteit van de bestaande museumcollectie; 2 Verbetering van de bruikleenpositie van het Centraal Museum binnen de Collectie Nederland en internationaal; 3 Vergroting van het museumbezoek en 4 Verruiming van de bekendheid van het museum. Richtinggevend moet steeds de kwaliteit van een te verwerven object zijn, plus het vermogen om een verbinding te leggen tussen de diverse collectiekernen. Ad 1. Versterking van de kwaliteit van de bestaande museumcollectie Door het bekrachtigen van juist de sterke kanten van de Centraal Museum collectie, onder meer Vormgeving en Mode, kan het museum zich meer onderscheiden van andere musea en binnen de Collectie Nederland een spilfunctie gaan vervullen op dit gebied. Hetzelfde kan gelden voor de kernen Oude kunst en Stadsgeschiedenis, die een aanzienlijk deel van de bezoekers van het museum trekken. Bij de samenwerking met private partners gaat het om verdere versterking en kwaliteitsverbetering van deze kerncollecties. Het aanvullen van lacunes in deelcollecties is geen doel op zich.
71
De primaire focus ligt op het intensiveren van de eigentijdse kernen van de collecties. Wel kan bewust gekozen worden voor retrospectieve aankopen om deze kerncollecties te versterken. Omgekeerd kunnen vanuit de historische collecties redenerend, lijnen worden doorgetrokken naar de actualiteit. Zo wordt voorkomen dat er ‘dode’, gesloten collecties ontstaan en wordt de geschiedenis in beweging gezet. Het museum wil een inhaalslag maken op het gebied van de Heden daagse kunst, dat pas sinds begin jaren’80 een echt verzamel gebied van het museum is. Het heeft daardoor niet dezelfde positie als de Randstedelijke musea die vanaf hun ontstaan Moderne kunst verzamelen. De toekomstige collectievorming op dit gebied kan mede mogelijk worden door samenwerking met privéverzamelaars van Hedendaagse kunst met een verwant of complementair verzamelbeleid en een kwalitatief goede collectie. Ad 2. Verbetering van de bruikleenpositie van het Centraal Museum Het fundament van de verbetering van de (bruikleen)positie van het museum is de ontwikkeling van een consistente en kwalitatief hoogstaande collectie- immers de basis van het intermuseale bruikleenverkeer. Naast samenwerking en uitwisseling is het onderscheidend of aanvullend zijn ten opzichte van andere musea daarin van groot belang. Samenwerking met bekende verzamelaars, waarvan de collecties een goede reputatie hebben in de kunstwereld, kan de positie van het Centraal Museum versterken. Zo biedt de Bruna-collectie het museum mogelijk een betere uitgangspositie voor samenwerking met het Rijksmuseum, dat ook stukken van Bruna in bruikleen heeft gekregen. De alliantie met de H&F Collectie heeft eveneens een hefboomeffect richting de Mondriaan Stichting en andere fondsen gegenereerd. Partnerschappen met collega-musea met een verwant collectiebeleid en zienswijze behoren tot de mogelijkheden. Positioneren ten opzichte van andere musea betekent onderlinge afstemming met het oog op de Collectie Nederland. Gezamenlijke aankopen zijn wat het Centraal Museum betreft een optie. Ad 3 en 4: Vergroten van het museumbezoek en verruiming van de bekendheid van het museum Juist in tijden van bezuiniging is het zinvol de krachten te bundelen met andere partijen, waaronder particulieren. Met collectioneurs kan samengewerkt worden op basis van co-verzamelen, waarbij een verzamelaar een aankoop voor het Centraal Museum (mee)financiert. Met bedrijven kunnen publiek-private projecten worden ontwikkeld die zowel het museum als het bedrijf meer naamsbekendheid en een grotere doelgroep bieden. Het dick bruna huis toont aan dat een dergelijk alliantie met een private partner
72
een aanzienlijke publieksverbreding tot gevolg kan hebben, met navenante ruimere bekendheid. Synergie is de belangrijkste voor waarde voor samenwerking. Echt partnerschap impliceert immers dat beide partijen erbij winnen door elkaar te versterken. Conclusie denkkader Het Centraal Museum wil in toenemende mate functioneren in een netwerk van musea en private partijen in binnen- en buitenland, op de verzamelterreinen Hedendaagse kunst, Vormgeving, Mode, Stadsgeschiedenis en Oude kunst. Het oogmerk is om collectief te opereren en elkaar te inspireren. Toetssteen zal steeds de eigen collectie zijn met de profielen van de vijf kerncollecties die in het Collectiebeleidsplan zijn geformuleerd. Acquisitie is geen doel op zichzelf, centraal staan de kwaliteit en de toegevoegde waarde. Protocol voor de omgang met private partners Het protocol behelst een praktische vertaling van het denkkader in een handleiding voor de daadwerkelijke omgang met particulieren in diverse fases van het partnerschap. Het protocol is met kleine aanpassingen toe te passen voor de vier belangrijkste spelers in het particuliere veld: de privéverzamelaar, de mecenas, de bedrijfscollectie en de stichting/holding. Het protocol is nadrukkelijk een instrument en geen doel op zich zelf. Het dient als toetssteen en is het meest effectief als het voor iedere nieuwe, potentiële partner soepel wordt toegepast. Iedere particuliere partij is anders, maatwerk is daarom het devies. De maatstaf voor partnerschappen is steeds het eigen verzamel beleid van het Centraal Museum, in concreto de geformuleerde collectieprofielen. Het waarom en het belang van ieder bruikleen dient in dat kader helder te zijn, evenals de wijze waarop en de mate waarin aanwinsten gaan functioneren binnen de collectie en de opstelling. Het protocol helpt die duidelijkheid te scheppen en geeft daaruit voortvloeiend helderheid op de vraag welke verantwoordelijkheden beide partijen op zich nemen bij het aangaan van een partnerschap. 1. De huidige situatie: evalueren Aan de hand van de geformuleerde verzamelcriteria voor de vijf kerncollecties kunnen de huidige, bestaande bruiklenen en contracten met particulieren getoetst worden. In het verwervings format zijn een vijftal vragen opgenomen die de directie bewust maken van de motivatie om een stuk te verwerven, ook bij bruikleen. De verwachte gebruikswaarden van de eventuele
73
acquisitie wordt centraal gesteld, te weten: kwalitatief, informatief/educatief, interdisciplinair, beleving. Het tegen het licht houden van de bestaande bruiklenen maakt duidelijk dat het cruciaal is om vanaf het begin van een eventueel partnerschap de belangen van het Centraal Museum scherp te stellen. De vervolgvraag is of die gekoppeld kunnen worden aan de belangen van de beoogde particuliere partner. Tot nu toe behelsde dat bij bruiklenen (zie Bijlage partner schappen): gegarandeerd goed beheer en behoud van de aangeboden werken en dito depotruimte, verzekering en onderhoud. Plus vaak gratis transport en financiering van publicaties over de kunst in privé bezit. Daarbij adviseerde het Centraal Museum vaak kosteloos over het verzamelgebied van de particulier. Voordat het Centraal Museum zich verplicht dergelijke snel oplopende kosten op zich te nemen, is het belangrijk om zich af te vragen: • hoe verhouden de inspanning en de te maken kosten door het Centraal Museum zich tot het belang en de waarde van de langdurige bruiklenen en eventuele schenkingen? • gaat het om beeldbepalende deelcollecties van het Centraal Museum die worden aangevuld met beeldbepalende stukken? 2. Proactief private partners benaderen op initiatief van het Centraal Museum De te prefereren manier om partners te vinden is niet om af te wachten wie op het museum afstappen, maar zelf partners te benaderen die tevoren zorgvuldig geselecteerd zijn op smaakovereenkomst en kwaliteit van de verzameling. Het meest effectief is het activeren van verzamelaars en andere private partijen die al in de kring rond het museum zitten en hun belangstelling voor het Centraal Museum tot op zekere hoogte al kenbaar hebben gemaakt. Een netwerkscan onder vrienden, trouwe bezoekers, vrijwilligers en sponsors kan vruchtbaar zijn en leiden tot een lijst van potentiële partners waarvan de betrokkenheid bij het Centraal Museum al vaststaat. Het benaderen van mogelijke partners die op geen enkele wijze zijn verbonden aan het museum, blijkt meestal minder effectief te zijn. Een analyse van geschikte partners kent de volgende vaste onderdelen: 2a Toetsing aan de vijf collecties van het Centraal Museum Het advies is: toets ieder potentieel bruikleen en schenking altijd eerst aan de collectieprofielen voor de kernverzamelingen van het museum. Deze zijn de maatstaf voor het beleid ten opzichte van verzamelaars en andere private partijen.
74
Hierbij worden de volgende vragen door de directie beantwoord: • Op welke punten versterkt het bruikleen/de schenking de kerncollecties en volgens welke criteria. Gaat het om een beeldbepalende collectie voor het museum, is er eigen budget voor verwerving en aanscherping? • Zijn deze lacunes of aanvullingen mogelijk op andere wijze te realiseren? NB: kunst krijgen is niet altijd goedkoper dan zelf kopen, omdat het bewerkstelligen van bruiklenen en vooral schenkingen bewerkelijk is en daardoor soms kostbaarder is. 2b Collectieanalyse van de beoogde partner Uitgangspunt is dat de collectie van de privéverzamelaar –deelsaansluit bij de collectieprofielen van het Centraal Museum. Centraal staat de vraag of de particulier iets kan toevoegen dat het museum niet zomaar kan aanschaffen. Kwaliteitsscan Wat is het kwaliteitsniveau van het aanbod en in hoeverre vormt het een aanvulling op de collectie van het Centraal Museum die op een andere wijze niet gemakkelijk gerealiseerd kan worden? Via deze scan kan een duidelijk beeld van de privécollectie gevormd worden; waar er overlapping is met de verzamelingen van het Centraal Museum; waar de aanvullingen zitten. Als er delen zijn die helemaal niet aansluiten bij het museum, zijn de beoogde stukken dan belangrijk genoeg om de verzamelaar te helpen bij het onderbrengen daarvan bij andere musea? Heeft het Centraal Museum daarvoor personeel en tijd beschikbaar? 2c Motivatie/Ambitie-analyse Wat wil de verzamelaar/bruikleengever? En de eventuele kinderen dan wel andere nazaten? Die vraag is minder makkelijk te beant woorden, dan vaak wordt vermoed. In de kennismakingsfase zijn de wensen van potentiële begunstigers vaak bescheiden, ook omdat zij eerst in de praktijk willen toetsen of de samenwerking met het museum hen wel bevalt. Daarom zullen zij vaak niet onmiddellijk hun eigenlijke plannen en eisen op tafel leggen. Toch is aan de hand van een aantal sleutelvragen wel degelijk een redelijk goede indruk te krijgen van de wensen en ambities van een verzamelaar. Bij onbekendheid met de andere partij kan het verstandig zijn niet direct een langlopend bruikleen aan te gaan, maar een kortlopend van bijvoorbeeld één jaar.
75
3. Als een private partij op eigen initiatief contact zoekt met het Centraal Museum De meest voorkomende manier waarop verzamelaars in contact komen met musea, is via een tijdelijk bruikleen aan een expositie. Als dat contact is bevallen, kunnen zij besluiten om één of meer stukken in langdurig bruikleen aan een museum aan te bieden. Er • • •
zijn drie rollen en fases in de kennismaking te onderscheiden: representatief (door de directeur); inhoudelijk (door de conservatoren); procedureel/toetsend (door het hoofd Collectie & Onderzoek).
Procedureel ziet dit er als volgt uit: het hoofd Collectie & Onderzoek fungeert als portal (ook voorselectie) en kan verder doorverwijzen naar de conservator. Waarna in het positieve geval de directeur onder dankbetuiging de formele afsluiting voor zijn rekening neemt. 3a Intake-procedure Een eerste reactie op een binnengekomen telefoontje of brief van een verzamelaar die een stuk aanbiedt, wordt binnen 48 uur gegeven door de ter zake doende medewerker van het museum. Aangezien het aanbieden van een bruikleen of schenking zelden uit de lucht komt vallen, betekent het dat de betreffende conservator de natuurlijke contactpersoon is. 3b Quick Scan Tijdens het eerste gesprek over een bruikleen of schenking komen de volgende onderwerpen aan de orde: • vraag om foto’s van beschikbare/relevante kunstwerken; • gaat het om bruikleen of schenking en op welke collectiegebied; • of wil de particulier het stuk verkopen en is dat eventueel voor een redelijke prijs; • kan er een globale indruk gevormd worden van het kwaliteitsniveau van het aanbod; • sluit die aan bij een beeldbepalende deelcollectie van het museum. Op grond hiervan wordt een korte analyse gemaakt: • heeft het potentiële bruikleen of de schenking een hoge prioriteit of niet; • is er direct een vervolggesprek nodig of niet. Tijdpad Quick scan: binnen één maand nadat de particulier zich voor het eerst heeft gemeld bij het Centraal Museum. NB: maak aan deze persoon duidelijk wat de procedure is en hoeveel tijd die zal nemen.
76
Als de eerste indruk op basis van de scan is, dat het aangebodene interessant kan zijn voor het museum, wordt een kort vervolg traject ingezet, waarbij na elke fase een analyse gemaakt wordt of continuering nuttig is. 3c Motivatie Scan van de potentiële partner Hierbij worden de volgende vragen gesteld. Wat wil de private partij? Wat komt men brengen, wat wil men halen bij het museum? Kortom: wat zijn de verwachtingen? En op welke termijn wil men deze realiseren? Tijdpad Motivatie scan: binnen twee maanden na het eerste contact met de particulier. Wanneer de indruk blijft bestaan dat het museum met een interessante partner te maken heeft, die in staat is tot samenwerking, dan is de volgende stap: 3d Kwaliteit Scan van het gebodene De scan richt zich nu op het exacte kwaliteitsniveau van het gebodene. Een conservator kan in deze fase op (huis)bezoek gaan bij de particulier of het bedrijf. Ter plekke kan een adequate kwaliteitstoets van de collectie of relevante stukken worden gemaakt. Tijdpad: de kwaliteit scan wordt binnen drie maanden na het eerste contact uitgevoerd. Valt de kwaliteitstoets positief uit, dan neemt de directeur de contacten over. Hij ontvangt de particulier of de vertegen woordiger van het bedrijf persoonlijk in het museum. Indien de aangeboden stukken niet geschikt zijn voor het Centraal Museum: binnen drie maanden moet een beslissing kenbaar worden gemaakt, opdat een particulier niet blijft ‘bungelen’. Dit blijkt één van de terugkerende klachten van potentiële gevers: ‘ik heb nooit meer iets gehoord’, ‘ik zat maanden in de wacht’, etc. De verzamelaar wordt op de hoogte gebracht over de status van het stuk voor het museum: het is interessant voor het Centraal Museum of het stuk past niet binnen het verzamelbeleid. Daarna kan aangegeven worden wat de verdere procedure is. In evidente gevallen kan een conservator vrij gemakkelijk contact leggen met een collega van een ander museum, waar het stuk duidelijk wel op zijn plaats zou zijn. Deze kan het contact dan overnemen. Hierbij is het van belang dat de particulier niet de
77
indruk krijgt te worden ‘doorgeschoven’ om van hem af te zijn, maar dat er een relevant contact voor hem/haar wordt gelegd. Advies Renée Steenbergen over het al dan niet aangaan van een bruikleenovereenkomst of ander partnerschap: Duidelijk is, dat het protocol voor het ont- of afwikkelen van een ongevraagd contact tijdsintensief is en een aanzienlijk beroep doet op het museumpersoneel. Een viertal criteria dient hier als toetssteen: I. Toetsing, inhoudelijk en kwalitatief De verzamelprofielen van de kerncollecties dienen goed toetsbaar te zijn en daadwerkelijk inzetbaar aan het begin van de intake. Zo is het af te raden om stukken in langdurig bruikleen te nemen die niet duidelijk van beeldbepalend belang zijn voor één van de kerncollecties. Anderzijds, een sleutelstuk dat als pijler van een deelcollectie kan fungeren, dient in bezit van het museum zelf te zijn. Bij terugtrekking ervan ontstaat immers een moeilijk op te vullen -en dure- lacune. II. Synergie en duidelijkheid Het Centraal Museum zou een voorbeeldfunctie kunnen vervullen door als eerste Nederlandse museum zijn Collectiebeleidsplan op de website te zetten. Zo kunnen potentiële bruikleengevers zelf scannen of het aan te bieden stuk bij het museum op zijn plaats is. Het openbaar maken van het collectiebeleid schept ook helderheid ten opzichte van collega-musea en de plaats van het Centraal Museum in de Collectie Nederland. Het devies bij intake van eventuele bruiklenen is: wees duidelijk tegenover de particulier in een zo vroeg mogelijk stadium, maar wees het op een wijze die de lijnen openhoudt. Het oogmerk is om een eventueel ‘nee’ tegen een particuliere partij op zo’n wijze over te brengen, dat die een deur openhoudt naar een ‘ja’ op een ander gebied, of in een later stadium. Een – potentiële - schenker te vriend te houden is een verkeerde beweeg reden. Toetssteen dient het eigen collectie- en expositie beleid van het museum te zijn. Besef ook dat lang niet iedere bruikleengever die zich aandient, een schenker wordt. Bij mogelijk partnerschap is niet alleen de kwaliteit van de objecten van belang, maar ook de ‘klik’ met een particulier en de inschatting of deze tot samenwerking en compromissen in staat zal zijn.
78
III. Kosten en baten Een kosten-baten analyse geeft inzicht in de vraag hoe zinvol het is om de hele geschetste procedure te doorlopen met een potentiële (bruikleen)gever. Doorrekenen van kosten leert dat kunst in bruikleen krijgen niet altijd goedkoper is dan zelf kopen, omdat bruikleen tijdelijk en onzeker is en het bevorderen van schenkingen bewerkelijk is. Financieel gezien is het niet verstandig een packagedeal met een bruikleengever te sluiten, waarin mindere stukken door het museum worden geaccepteerd om enkele goede werken ‘binnen te halen’. Als ze niet worden opgesteld, zal het bovendien de relatie met de bruikleen gever verzamelaar schaden. Een volledige analyse behelst niet alleen financiële kosten en opbrengsten, maar ook indirecte en immateriële baten. Zo kan een belangrijk bruikleen de collectie van het museum meer bekendheid geven, publiciteit, meer publiek en meer externe fondsen genereren. IV. Voorwaarden Op basis van de kwaliteitstoetsing, de geconstateerde synergie en de kosten-baten analyse kunnen door het Centraal Museum de voorwaarden voor acceptatie van het bruikleen of de schenking worden geformuleerd. Het streven bij een cluster werken in langdurig bruikleen dient te zijn, tenminste één schenking op termijn af te spreken. Dat is meteen een goede toetssteen voor een eventueel bruikleen: zit er echt iets bij dat het museum zonder voorbehoud zou willen toevoegen aan een kerncollectie? Op zulke voorwaarden wordt hieronder nader in gegaan bij de paragraaf Prestatiecontract. Pas na het doorlopen van dit protocol kan een eventueel vervolg traject worden ingezet, waarbij daadwerkelijk tot samenwerking wordt overgegaan in de vorm van een bruikleen of een mogelijke schenking. Dan komt het er op aan een realistisch en werkbaar contract met de particuliere partij op te stellen. 4. Het sluiten van een prestatie-overeenkomst tussen het Centraal Museum en de private partij De voorgestelde aanpak die gehanteerd kan worden bij het formuleren van een overeenkomst voor langdurig bruikleen en bij schenking volgt hieronder. Toetsing bij voorgenomen samenwerking met particuliere partijen/ verzamelaars vindt plaats aan de hand van de geformuleerde doelstellingen van het partnerschap:
79
1 Versterking van de kwaliteit van de bestaande museumcollectie; 2 Verbetering van de bruikleenpositie van het Centraal Museum binnen de Collectie Nederland en internationaal; 3 Vergroting van het museumbezoek en 4 Verruiming van de bekendheid van het Centraal Museum. Het doel van het Prestatiecontract is drieledig: 1 Duidelijkheid verschaffen over de inzet, de verplichtingen en de financiële inleg van beide partijen. Kosten en baten, motivatie en doelstellingen moeten via dit contract helder benoemd worden; 2 Inzage bieden in de mogelijkheden van het op termijn in eigendom krijgen van het geleende werk; 3 Duidelijkheid geven over de wijze waarop en de mate waarin de geleende of geschonken stukken getoond dienen te worden en de publiciteit die hieraan al dan niet gegeven mag/dient te worden. Als opmaat tot een mogelijke samenwerking kan gekozen worden voor een tijdelijk contract. Voordeel van zo’n proeftijd is, dat museum en bruikleengever de tijd krijgen om een passende samenwerking te ontwikkelen en die in de praktijk bij te stellen. Zwakke plekken in de overeenkomst kunnen naar voren komen en hersteld worden. Het nadeel kan zijn, dat de proeftijd te kort is en de bruikleen gever zich na een jaar terugtrekt, omdat er nog geen overeen stemming over de juiste samenwerkingsvorm is bereikt. Het is aan de directie om te bepalen of deze proeffase de standaard procedure wordt, of dat per partner wordt bekeken of een proeftijd nodig is. Proefcontract Een dergelijk contract legt het bruikleen vast voor de duur van één jaar en daarin worden zo gedetailleerd mogelijk de verplichtingen van beide partijen, de verdeling van de kosten van het bruikleen vervat en de voorwaarden over de wijze waarop en de mate waarin het in het museum opgesteld dient te worden.
80
Model voor een Prestatiecontract Te gebruiken bij het sluiten van een overeenkomst voor langdurig bruikleen en bij schenking. 1 Verplichtingen van beide partijen ten opzichte van elkaar Verplichtingen van het Centraal Museum aan de particuliere begunstiger: • goed huisvaderschap tegenover de stukken in bruikleen: opslag, onderhoud; • exposeren van –wisselende delen van- het bruikleen: vastleggen op welke wijze en hoe vaak dit dient te gebeuren; • bekendheid geven aan het bruikleen: in overleg, al naar gelang de wens van de particulier en de belangen van het Centraal Museum; • geen uitleen aan derden zonder overleg; • geen plotselinge opzegging van de overeenkomst, noch het zonder overleg terugzenden van stukken. Afhankelijk van de waarde/aard van het aangebodene kunnen in ruil museale faciliteiten worden aangeboden. Bij (langdurig) bruikleen biedt het museum aan de begunstigde: goed beheer van het bruikleen plus service zijn voor kosten van het museum. Deze houden in: • taxatie gekoppeld aan: • verzekering: eventueel een maximum bedrag afspreken; • transport naar het museum en eventueel retour naar de eigenaar; • opslag; • restauratie: indien achterstallig onderhoud bij start bruikleen: kosten delen. Deze kosten dienen vóór het aangaan van het bruikleen doorgerekend te worden om een financiële kosten/baten analyse te maken. NB: Bij het overgaan van een bruikleen naar een schenking kan eventueel verrekening van de kosten plaatsvinden. Extra: • publicatie: in principe door de particulier te betalen, terwijl het museum de kosten van de bijbehorende opstelling of expositie voor zijn rekening neemt; • expertise: inhoudelijk/kunsthistorisch.
81
Kosten/baten analyse: Deze analyse omvat de volgende onderdelen: • Financiële kosten die het museum maakt ten behoeve van het bruikleen (zie hierboven), afgezet tegen de bespaarde kosten van een aankoop van vergelijkbare stukken. Het doorrekenen van kosten leert dat kunst in bruikleen krijgen niet altijd goedkoper is dan zelf kopen, omdat bruikleen tijdelijk en onzeker is en het bevorderen van schenkingen bewerkelijk is. Afweging dient daarom altijd te zijn: is het Centraal Museum financieel en qua aanbod in staat het stuk zelf te verwerven via aankoop? • Exposure- en ontwikkelingsmogelijkheden die het bruikleen het Centraal Museum biedt om het museum en de collectie meer bekendheid te geven. Publiciteit, meer publiek en makkelijker externe fondsen benaderen kunnen indirect baten van een partner schap zijn en voordelen opleveren voor het museum. • Een bruikleengever inzage bieden in de reële kosten die het museum moet maken, kan helpen onrealistische eisen van verzamelaars in te dammen. • Anderzijds dient een museum rekening te houden met de emotionele waarde van de kunstwerken voor de verzamelaar. Daar dient in elk geval een goede verzorging /zogenaamd goed huisvader schap tegenover te staan. Fiscaal-juridische expertise: Als het contact langduriger is, is het de taak van het museum de bruikleengever te attenderen op de fiscaalfinanciële mogelijkheden van geven bij leven in plaats van na overlijden. Hulp bij het gebruikmaken van regelingen als de giftenaftrek, een fonds op naam, het oprichten van een steunstichting, het oormerken van giften voor educatie, onderzoek etc. kunnen bruikleengevers helpen zich te ontwikkelen tot schenkers. Bij schenking biedt het museum aan de begunstigde: • taxatie, gekoppeld aan • verzekering; • transport naar het museum; • opslag; • restauratie: voor rekening van de ontvangende partij, t.w. het museum; • publicatie: het museum draagt de kosten;
82
• inhoudelijke -, kunsthistorische expertise: in welke vorm en mate die beschikbaar wordt gesteld, • kan per partner verschillen en dient tevoren gedetailleerd besproken te worden; • notariële schenkingsakte: de ontvangende partij draagt de kosten; • juridische expertise: informatie over het gebruik maken fiscale faciliteiten, zo mogelijk via de huisnotaris of fiscalist van het Centraal Museum. Het doorrekenen van de mogelijkheden van de giftenaftrek, de periodieke giftenaftrek of lijfrenteconstructie en successie in natura. Verplichtingen van de private partij aan het Centraal Museum Bij een particuliere verzamelaar: • de uitdrukkelijke wens een goede partner voor het museum te zijn en het waar mogelijk te steunen; • alleen na overleg met het Centraal Museum samenwerking aangaan met andere musea en partners; • geen plotselinge opzegging van de overeenkomst, ook niet bij een onbepaald bruikleen; • streven om tenminste enkele stukken op termijn –gedeeltelijkte schenken aan het museum; • right of first refusal in geval van verkoop, waarbij de aankoop som van het Centraal Museum na bruiklenen langer dan vijf jaar lager ligt, bijvoorbeeld 66% of 50% van de dagwaarde; • het museum toestaan publiciteit te voeren over het in bruikleen genomen werk. Hierbij dient in aanmerking genomen te worden dat het belang van het museum wordt gediend als de naam van de verzamelaar-bruikleengever genoemd mag worden. Indien de particulier strikte anonimiteit eist, worden eveneens afspraken vastgelegd over het publiek maken van de stukken. Bij partnerschap zoals co-financiering en publieke-private samenwerking: • Gedeelde (exploitatie)kosten bij structureel publieke-private samenwerkingsprojecten. Voorbeeld: het dick bruna huis. • Schenking op termijn of promised gift: tenminste één beeld bepalend stuk uit het bruikleen dat een echte aanwinst is voor één van de kerncollecties, dit gaat in overleg met het museum. Ontbindende voorwaarden Bij het niet nakomen van de schriftelijk vastgelegde verplich tingen door één van beide partijen treden deze in werking. Per geval kan bekeken worden hoe zwaar het in gebreke blijven voor beide partijen weegt en in hoeverre hier sancties aan worden verbonden.
83
In geval van beschadiging van een bruikleen – ook tijdens trans port naar andere musea - kan als sanctie worden gesteld dat het museum de schadeclaim afwikkelt voor de bruikleengever. Is het museum direct verantwoordelijk, dan zal het zelf de kosten van de beschadiging moeten dragen. Als uiterste sanctie blijft de mogelijkheid over om het bruikleen aan de bruikleengever te retourneren, respectievelijk dat het door de bruikleengever wordt teruggevraagd. Daarmee is de samenwerking formeel beëindigd. Bijstellen van het contract als de situatie van één van beide partijen wijzigt. Ideaal gesproken zou een contract moeten meegroeien met de ontwikkeling van beide partners. Alleen dan wordt het geen wurgcontract. Wijziging is bijvoorbeeld nodig bij: • verandering van de visie van het museum of het aantreden van een andere directeur; • de mogelijke verzelfstandiging van het Centraal Museum; • wijzigingen van de zijde van de private partner: de verzamelaar/eerste eigenaar overlijdt, zijn erfgenamen worden de nieuwe partner. Dit zal het geval zijn bij Dick Bruna. • Hierop dient het museum vroegtijdig te anticiperen, om misverstanden en overgangsproblemen te voorkomen en de gelegenheid aan te grijpen om het contract te actualiseren.
84
6. Procedure afstoten Een met redenen omkleed en gedocumenteerd voorstel wordt in het conservatorenoverleg besproken. Ook de vorm van afstoting wordt hier bepaald. Tevoren zijn eventuele auteursrechtelijke1 en andere juridische consequenties2 in beeld gebracht. Vervolgens wordt het voorstel voor commentaar en advies respectievelijk aan de museumcommissie, het College van B&We van Utrecht c.q. de Wethouder van Cultuur voorgelegd. Na bekrachtiging van de besluiten door het College draagt het hoofd Collectie & Onderzoek zorg voor de correcte administratieve en daadwerkelijke afwikkeling van het afstotingsbesluit. Het College heeft de directeur van het Centraal Museum gemachtigd om voorwerpen van gering belang c.q. voorwerpen met een geringe financiële waarde af te stoten zonder overleg met het College. In deze gevallen volstaat overleg met de museumcommissie en een mededeling in het jaarverslag. Het Centraal Museum hanteert bij de uitvoering van een afstotings operatie de vernieuwde leidraad voor afstoten van het ICN zoals gepresenteerd op 30 november 2006 door het Instituut Collectie Nederland (ICN)/Rijksdienst van het ministerie van OCW. Deze leidraad is geaccepteerd door de VNG3.
1
2
3
Bij afstoting van werken van levende kunstenaars is het eigendomsrecht en auteursrecht van toepassing, dat wil zeggen dat de kunstenaar in deze geen rechten bezit, tenzij een werk voor een bepaalde plek is gemaakt. Werken aangekocht met steun van de vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en anderen mogen zonder hun toestemming niet worden vervreemd. Zie www.icn.nl voor de L.A.M.O richtlijn (leidraad Afstoten Museale Objecten).
85
7. Klimaatbeheersing stappenplan Stap 1. Waardestelling Het inzicht verkrijgen in de betekenis en het toekomstige gebruik van het gebouw en de collectie. Daarbij moeten een ‘mission statement’ van het museum en de ‘significance’ van de collectie geformuleerd worden, bestaande uit onder meer een beschrijving van het belang van de collectie uit o.a. historisch en esthetisch perspectief. Stap 2. Mogelijkheden van het gebouw Het verzamelen van gegevens over het heersende binnenklimaat (door middel van lange duur metingen en de beschrijving van de manier van verwarmen, ventileren, be- en ontvochtigen etc.). Stap 3. Collectienoden Bepaal de specifieke klimaatrisico’s voor het gebouw en de collectie. Voor monumenten met een museale functie moeten de risico’s voor het totaal aan (nagel)vaste en roerende goederen in kaart worden gebracht. Bepaal de gewenste binnenklimaatcondities. Hiervoor gelden enkele vuistregels. Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de chemische afbraak. Bij een relatieve luchtvochtigheid boven de 65% bestaat een hoog risico voor biologische afbraak (schimmel) en corrosie van metalen. Te grote relatieve lucht vochtigheids fluctuaties moeten vermeden worden. Voorkom condens vorming op koude oppervlakten. Stap 4. Klimaatbeheersing Bepaal of de risico’s al dan niet acceptabel zijn. Bij aanpassing van het binnenklimaat zijn twee strategieën denkbaar. De ene methode vormt de aanpassing van het klimaat rondom individuele objecten; hierbij worden lokale omgevingsfactoren beïnvloed. De andere strategie houdt de aanpassing van het klimaat rond de gehele collectie in. Hierbij wordt ruimtelijk ingegrepen. Een kosten-batenanalyse zal, zowel financieel als wat betreft de waarde van de museale ruimte en de objecten, duidelijk moeten maken voor welke methode er gekozen wordt. Ook de hoge eisen die bruikleengevers aan de condities van objecten stellen, spelen een rol bij het ontwikkelen van een goed binnen klimaat. De belangrijkste eisen binnen het internationale bruikleenverkeer zijn, samengevat: een relatieve luchtvochtigheid van 50% (met een maximale fluctuatie per dag tussen 45%-55%) en een ruimtelijke temperatuur tussen 18°C en 22°C.
86
Bij verbouwingen is het belangrijk dat de klimaatstrategie in bovengenoemde vier stappen is vastgelegd voordat het Programma van Eisen van de verbouwing is vastgesteld4. In de praktijk is het lastig om zowel recht te doen aan de noden van de collectie, als aan die van een historisch gebouw. Dit is helemaal ingewikkeld wanneer er sprake is van een conglomeraat van verschillende gebouwen uit diverse bouwperioden. De nieuwe klimaatrichtlijnen gaan uit van het leveren van meer maatwerk. Het kan één of verschillende of zelfs gemengde collecties betreffen. In de komende beleidsperiode zal onderzocht worden op welke manier deze nieuwe richtlijnen op (een deel van) de gebouwen van het Centraal Museum kan worden toegepast. De implementatie van die nieuwe richtlijnen is alleen mogelijk als ook andere musea in binnen- en buitenland deze accepteren.
4
Tekst bewerkt naar boekrecensie van Marie Cristine van der Sman.
87
Collectie-beleidsplan 2012–2015 Addendum oktober 2012
88
Collectiebeleidsplan 2012-2015 : 5 collecties 1 museum Addendum oktober 2012 Aanleiding In augustus 2011 verscheen het Collectiebeleidsplan 2012-2015 van het Centraal Museum. Een collectiebeleidsplan is altijd een momentopname, maar in dit geval is er in één jaar tijd zo veel veranderd, dat we de noodzaak voelden om een kort addendum aan het lopende collectiebeleidsplan toe te voegen. Door de voorbereidingen van de verzelfstandiging van het museum per 1 januari 2013 zijn verschillende processen in een stroom versnelling gekomen en zijn andere zaken meer in het centrum van de aandacht gekomen. Bovendien zijn er ook in het veld, buiten de muren van het museum zelf, ontwikkelingen op gang gekomen die ingrijpen op het collectiebeleid van het Centraal Museum. Hieronder een korte schets van een aantal in- en externe factoren en een eertse verkenning van de gevolgen voor het collectiebeleid in de komende jaren. Nulmeting en EHBO-collectie Ten behoeve van de Collectiebeheersovereenkomst die de Gemeente Utrecht, als eigenaar van de collectie zal gaan sluiten met de Stichting Centraal Museum, die de collectie gaat beheren, is door CollectieConsult een nulmeting verricht naar registratie, conservering en risicobeheer van de collecties. De gebruikte methodiek van de nulmeting is de methode die ontwikkeld is door de Inspectie Cultuurbezit in verband met de verzelfstandiging van de rijksmusea. De belangrijkste aanbevelingen: 1 De meeste nog niet geïnventariseerde en niet geregistreerde objecten bevinden zich in de prentencollectie en in de collectie Mode. Het is aan te bevelen voor deze achterstanden een plan van aanpak te maken, zodat op korte termijn duide lijk is welke voorwerpen vallen onder de te sluiten beheerovereenkomst. 2 Het verdient aanbeveling om vóór de verzelfstandiging met een aantal ter zake kundige restauratoren de hele collectie op schade door te lopen en waar nodig eerste hulp te bieden. 3 Aanbevolen wordt een plan van aanpak te maken waarbij de hele collectie van het museum per materiaalsoort door
89
wordt gelopen met een gespecialiseerde restaurator op dit kwetsbare deelcollecties en hiervan rapport te laten opmaken van preventieve maatregelen om verder verval te voorkomen. Deze actie zou uitstekend kunnen samenvallen met een ”eerste hulpactie” voor het stoppen van verval, zodat in één keer de collectie wordt gestabiliseerd en een scherp inzicht wordt verkregen in de acties en kosten om de collectie in goede staat te brengen. 4 Het uitvoeren van een algehele veiligheidscheck op gebouwen, installaties en procedures voor de verzelfstandiging is aan te bevelen. Naar aanleiding van aanbevelingen 2. en 3. is vervolgens opdracht gegeven aan twee restauratoren om een extra scan te maken om de kosten in kaart te brengen voor het oplossen van de meest urgente noden (het betreft achterstallig onderhoud aan de deelcollecties schilderijen, prenten en tekeningen en de schilderijlijsten en wijzingingen in de opslag). De kosten worden geraamd om ruim € 2.000.000. Omdat het museum deze middelen niet heeft, is gekeken of het mogelijk is om binnen deze begroting nog verdere prioriteiten te stellen. Uiteindelijk is er een eerste hulpplan opgesteld waarin de meest urgente problemen worden aangepakt, voor een bedrag van € 610.000. Voor de overige zaken, ter waarde van bijna € 1.500.000, zullen dan verdere plannen worden gemaakt, die in de nieuwe planperiode aan de Gemeente Utrecht (eigenaar van de collectie) zullen worden voorgelegd. Herziening relatie grote bruikleengevers De verzelfstandiging van het Centraal Museum heeft ook de relatie met de grote bruikleengevers veranderd. Zij geven hun collecties niet meer in bruikleen aan een overheidsorgaan, maar aan een Stichting. Met de grote bruikleengevers (Stichting Rietveld Schröder Archief, Stichting Van Baaren Museum en Mercis) is intensief contact geweest. De stand van zaken is beschreven en er zijn nieuwe afspraken gemaakt over onder meer het beheer van de collectie en de verzekering. Met Mercis zijn daarnaast plannen gemaakt over een intensieve samenwerking op het gebied van programmering in de jaren 2014-2016. In het contact met Han Nefkens, die het museum jarenlang een deel van de H+F Collection in bruikleen heeft gegeven, is de uitkomst van de gesprekken geweest dat de bruikleen elders zal worden ondergebracht.
90
Reorganisatie De kosten die de verzelfstandiging met zich meebrengt en de nieuwe visie op de organisatie, hebben in de aanloop naar de verzelfstandiging geleid tot een reorganisatie. Deze heeft ondermeer gevolgen gehad voor de indeling van de afdeling Collectie beheer (voorheen: Collectie & Onderzoek). De capaciteit van de afdeling is afgenomen, waardoor er in de toekomst nog scherper prioriteiten zullen moeten worden gesteld. De verschil lende procedures die in de bijlagen van het Collectieplan worden beschreven, zullen bovendien moeten worden aangepast aan de nieuwe organisatie-indeling. Waardering collecties De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is bezig met het ontwikkelen van een handreiking voor Collectiewaardering. Dit zou kunnen uitgroeien tot een belangrijk nieuw instrument voor het collectiemanagement. Samen met de uitkomsten van de nulmeting zou het als onderlegger kunnen dienen voor rapportages aan de gemeente als eigenaar van de museale collectie, maar vooral ook als onder bouwing voor de aanvraag van middelen om de achterstanden in het behoud van de collectie weg te werken in de nieuwe planperiode (vanaf 2016). In het komende jaar moet een en ander verder worden onderzocht. Samenwerking musea Het Mondriaan Fonds heeft laten weten dat aanvragen “strikter dan voorheen worden beoordeeld op de samenhang tussen het verzamel- en presentatiebeleid van musea, het belang voor de Collectie Nederland, de relatie tot de eigen collectie en de kwaliteit van het collectieplan”. Samenwerking van musea op het gebied van collectievorming wordt sterk gestimuleerd. Reden voor het Centraal Museum om de verkennende gesprekken die al werden gevoerd met onder andere het Gemeentemuseum, het Bonnefantenmuseum en het Rijksmuseum Kröller Müller, en Stedelijk Museum verder te concretiseren. Er wordt gesproken en nagedacht over manieren om wederzijds collecties en presentaties te versterken door bruiklening, ruil en gemeenschappelijke aankopen. Het geheel van deze in- en externe factoren, zorgt er voor dat er in de komende tijd accenten zullen worden gezet die een jaar geleden nog niet te voorspellen waren. We zullen gaan inzetten op het inlopen van achterstanden op het gebied van behoud van de collectie (voor zo ver mogelijk met de beperkte capaciteit). Daarnaast zal er mogelijk intensiever worden samengewerkt met andere musea op het gebied van collectiewaardering en –beheer.
91
Nieuwe bijlages 1 Nulmeting collecties Centraal Museum Utrecht, Collectieconsult, april/mei 2012. 2 Handreiking voor collectiewaardering [concept versie juli 2012], Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2012. 3 Museale samenwerking Bonnefantenmuseum, Gemeentemuseum, Rijksmuseum Kröller Müller en Stedelijk Museum; 4 Kaders verzamelbeleid 2013: Mode, Vormgeving en toegepaste kunst, Moderne en Hedendaagse kunst.
92
Initiatief samenwerking musea moderne kunst inzake afstemming collectiebeleid. Datum: september 2012 Aanleiding Het Mondriaan Fonds voorziet musea voor hedendaagse kunst en vormgeving in Nederland van subsidie voor aankopen hedendaagse kunst en vormgeving (inclusief mode). Musea die onderling hun plannen afstemmen krijgen voorrang en mogelijk meer budget. Het Bonnefantenmuseum, Centraal Museum, Gemeentemuseum Den Haag en ook Kröller Müller Museum en Stedelijk Museum, hebben het voornemen ieder vanuit een eigen verzamelachtergrond en historie en tegen de achtergrond van actuele ontwikkelingen meer een actief samenhangend collectiebeleid op te pakken. Dit kan op verschillende niveaus en dient verschillende doelen. Hieronder bieden wij daartoe een schets. Context In 1990-1991 schreef minister Hedy d’Ancona: ‘de museale sector maakt een onstuimige groei door, en ons land heeft een zeer hoge museumdichtheid. Tegen die achtergrond richt mijn zorg zich vooral op de kwaliteit van de museale collecties’. D’Ancona bedacht hiervoor een nieuw begrip, de Collectie Nederland. Het geheel van de museale verzamelingen in het land diende in ogenschouw te worden genomen. Samenhang en taakafbakening waren kernpunten die in haar beleid zowel doublures als lacunes zouden beperken. In de twintig jaar sinds de lancering van het begrip Collectie Nederland zijn museumcollecties in omvang toegenomen. Meer en meer zal dienen worden ingezet op het evenwichtig uitoefenen van collectievorming. Groei van de collectie vraagt ook om weging van wat al aanwezig is. Een meer expliciete omgang met de collecties zal een ander effect sorteren. Daarnaast zullen musea meer en meer zich moeten profileren ten opzichte van elkaar. Een duidelijk profiel is daarom onontbeerlijk. Medio 2012 introduceerde Benno Tempel (Gemeentemuseum Den Haag) een voorstel om tot een meer actief en langdurig bruikleenverkeer te komen onder de titel ‘zwerfkeien’. De doelstelling hiervan is duidelijk: sommige stukken passen goed in de collectie, sommige kwalitatief hoogwaardige stukken minder, de ‘zwerfkeien’. Uit de discussie die vervolgens in het Centraal Museum werd gevoerd, kwam naar voren dat ‘zwerfkeien’ niet de winkeldochters dienen te zijn, de left overs. Als versterking en verrijking
93
een gezamenlijke doelstelling is, dan is het vruchtbaarder ook in het hoge segment van collecties te kijken en te zien welke mogelijkheden dat biedt. Het in ruil of bruikleen aanbieden van zwerfkeien is een concrete vervolgstap en kan voor individuele voorwerpen gelden, maar ook voor collectie onderdelen. Uit de discussie kwam duidelijk naar voren dat actieve ruil of bruiklening een effectief middel is bij het bevorderen van een actief collectiebeleid. De collectieplannen zullen als achtergrond dienen voor de herplaatsing van zwerfkeien. Het nadenken over zwerfkeien kan leiden tot aanscherpen of aanvullen van deze plannen. In die zin werd opgemerkt dat de volkenkundige sector al ver gevorderd is. Ook Museum Catharijneconvent heeft in 2011 aangegeven om tot vergaande actieve afstemming met het Centraal Museum te willen komen, via ruilen, bruiklenen en verwerven. Los van het gegeven of een individueel object honderden jaren oud is, de contextualisatie die het museum nastreeft is contemporain. Contextualisatie, waar het Museum Catharijneconvent zich over uitspreekt, zou kunnen toenemen, alsmede presentaties van culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen. In 1990-1991 schreef d’Ancona ook: ‘museale collecties staan voor het duurzame en de continuïteit van onze samenleving en vormen het noodzakelijk tegenwicht tegen de veranderingen die zich steeds sneller om ons heen voltrekken.’ De uitgave ‘Meer dan waard’ van de Nederlandse Museumvereniging (2011) sluit hier op aan. ‘Meer dan waard’ is een discussiestuk, en zo dienen de hoofd stukken ook gelezen te worden. In het hoofdstuk ‘collectie waarde’ wordt geadviseerd om over het museumobject heen te stappen en een verhaal te vertellen met de collectie. Samenwerking op het gebied van collectievorming kan hier verder aan bijdragen. Door een museumobject in een andere context te plaatsen, of juist op twee of meer plekken te laten functioneren, wordt het vertellen van verhalen met de collectie krachtiger, specifieker. Het Centraal Museum en het Stedelijk Museum wisten samen een belangrijk object van Rietveld te verwerven. In de beide collecties functioneert het werk als een krachtige aanvulling. Zo’n zeer selectieve aankoop draagt aldus bij aan de continuïteit van de kwaliteit van twee collecties. Onderlinge afstemming en gezamenlijke verwerving zorgen voor coherentie en zeggingskracht van beide collecties en overstijgen zo de waarde van de objecten afzonderlijk. Met de stap die de musea voor ogen hebben, geven ze vanuit collectiebeleid een vervolg op de discussie die ‘Meer dan waard’ wil oproepen. ‘Meer dan waard’ krijgt zo een praktisch vervolg en kan een case study voor de sector opleveren.
94
De publicatie ‘Voor de eeuwigheid’ van de Mondriaan Stichting (2008) bekeek ook al vanuit breed perspectief de wenselijkheid van groei van museale collecties. In deze bundel van artikelen werd ook duidelijk gezocht naar een nieuwe, innovatieve manier van collectioneren. Perspectief Collecties staan aan de basis van de identiteit van museale instellingen. Maar tegelijkertijd zijn de instellingen meer dan enkel de verzamelgeschiedenis. Sterker nog, in de loop der jaren zijn er ook door toeval kunstwerken aan collecties toegevoegd. Daarnaast worden er soms weloverwogen keuzes gemaakt die uiteindelijk niet hebben geresulteerd in versterking van de identiteit en een herkenbaar museumprofiel. Het is onze sterke overtuiging dat dit voor veel musea geldt, met name voor die instituten die al een lange bestaansgeschiedenis kennen. Het Gemeentemuseum Den Haag, Centraal Museum Utrecht, Bonnefanten museum Maastricht en Kröller-Müller Museum en Stedelijk Museum onderschrijven deze opvatting. Dat heeft geleid tot het opstarten van een unieke samenwerking die moet leiden tot afstemming in het kader van de Collectie Nederland en tot verdere aanscherping van de verschillende museumprofielen. De betrokken instellingen delen de overtuiging dat musea meer vanuit een beleid moeten verzamelen en minder vanuit de wens zoveel mogelijk te vergaren. De aard van de reeds aanwezige collectie zou daarbij leidend moeten zijn en minder de specifieke voorkeuren van een passerende directeur. In onze ogen zou zo’n benadering een belangrijke professionalisering van de musea met zich meebrengen. Pas als er duidelijkheid ontstaat over de piketpalen die geslagen kunnen worden, kan er met beleid worden verzameld. Voor ons is daarbij de aard van de collectie de belangrijkste leidraad. Als voorbeeld kan de samenwerking tussen het Gemeentemuseum Den Haag en het Guggenheim New York dienen. Sinds 1975 hangen twee schilderijen van Kandinsky uit New York in het Gemeentemuseum en zijn drie schilderijen van Mondriaan verhuisd naar New York. De werken zijn juridisch eigendom gebleven van de oorspronkelijke instelling maar de langdurige bruikleen wordt zo geïnterpreteerd dat het andere instituut het behandelt als eigen collectie, bijvoorbeeld als het gaat om beslissingen over bruikleen aanvragen voor tentoonstellingen of over restauratie. Door te kijken naar het karakter van de collectie kan een museum in onze ogen komen tot een kenschets van de verzamelgebieden. Daarbij willen de initiatiefnemers dat niet al te star opvatten:
95
profielen kunnen zich ontwikkelen en door bijvoorbeeld een omvang rijke verwerving ook verschuiven. Maar dan nog lijkt het in de huidige tijd gepast en noodzakelijk om tot een heldere collectie omschrijving en afbakening te komen. Allereerst is het van belang om de collectiegeschiedenis in grote lijnen te bekijken. Heel puristisch zeggen dat alles wat in het museum gebeurd is tot de geschiedenis behoort, lijkt niet meer van deze tijd. Door te zoeken naar een algemene omschrijving, die vervolgens in meer gedetailleerde karakteristieken wordt vertaald, ontstaat een werkbaar model. Een eerste categorisering van het museum, met de collectie en publiek als uitgangspunt kan veel duidelijkheid bieden. Zo zijn er onder andere monografische musea, tijdgebonden instituten, encyclopedische musea en musea die verankerd zijn in een stad of bepaalde regio (dat kan zelfs tot wereldniveau. Zo behoren het Centraal Museum met bijvoorbeeld Jan van Scorel of de Utrechtse Caravaggisten en het Bonnefantenmuseum met bijvoorbeeld Jan van Steffeswert internationaal tot de belangrijkste spelers). Het onderkennen van zo’n categorisering helpt bij het geven van een eerste kenschets van het karakter van het desbetreffende museum. Daarbij zal ook de samenhang tussen collectie- en presentatie beleid én publieksbenadering een rol moeten spelen. Het gezamenlijk hoofddoel is om de kwaliteit van de collecties van het Bonnefantenmuseum, Centraal Museum, Gemeentemuseum, Kröller Müller Museum en Stedelijk Museum te bevorderen. Selectieve ruil, bruiklenen dan wel aankopen en afstoten van individuele stukken, collectiedelen en collecties zijn daarbij de inzet. Dat betekent ook een vraag om verruiming van de middelen van het Mondriaan Fonds. Het betekent tevens het startsein voor een samen hangend collectiebeleid van de hiergenoemde museale collecties in nationaal verband. De musea streven er naar om op basis van de eigen plannen binnen het individueel collectiebeleid een gezamen lijk afwegingskader te formuleren. Met andere woorden, ruil, bruik leen, afstoting of aankoop zal worden afgewogen tegen de kwaliteit van het totaal, de collecties van de musea, en ruimer de Collectie Nederland. Dat betekent dat de musea zich inspannen om van instellingsbeleid naar nationaal collectiebeleid op te schuiven. Dat punt is nog niet eerder in museumbeleid in een meer ruimere zin uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is het verzamelen van de musea tezamen en minder of één van de musea een bepaald stuk in de eigen collectie opgenomen wil zien. Uit het voorgaande komt kort naar voren dat de toegankelijkheid van de collectie samenhangt met de wijze waarop deze is opgebouwd.
96
De toekomst vraagt om heldere focus en onderlinge samen werking. Hiermee ontwerpen de musea een nieuw perspectief op collectie vorming dat kan gaan over samen verwerven, afstoten, langdurig lenen of ruilen uit, bijvoorbeeld, het bovenste segment. Aldus kunnen musea gezamenlijk op het hoogste kwaliteitsniveau de collecties aanvullen en verrijken. Het aanwijzen van ‘zwerfkeien’ die elders beter passen, het vooraf afstemmen van aankoopwensen door duidelijke afbakening van specialisatie(s), of het ontwerpen van langer lopende lijnen kan op beleidsniveau plaatsvinden. Het resultaat zal een beter functionerende Collectie Nederland en een helderder geprofileerd museumlandschap zijn. Op sommige gebieden gebeurt dit al. De mode collecties van het Centraal Museum, Gemeentemuseum Den Haag, Groninger Museum en Rijksmuseum worden al op elkaar afgestemd. Ook binnen het mini convent vindt overleg plaats met betrekking tot de collecties moderne kunst. Proces Om de hierboven beschreven intenties succesvol in de praktijk te kunnen brengen zal er allereerst een basis van onderling vertrouwen tussen de betrokken musea moeten zijn. Voor afstemming is open uitwisseling van programma- en collectielijnen nood zakelijk en daarvoor is onderling vertrouwen onmisbaar. Elkaar het licht in de ogen gunnen betekent ook respect hebben voor de historisch gegroeide en soms regionaal gecontextualiseerde eigenheid van de museumprofielen en –identiteiten. Immers, alleen als de profielen onderling voldoende van elkaar afwijken kan er in een proces van zorgvuldig overleg afstemming bereikt worden. Het voornemen om tot afstemming te komen is een eerste noodzakelijke stap in een geleidelijk proces, waarbinnen kleine, maar concrete stappen gezet zullen worden, en waarin de musea de tijd nemen om elkaars beleid van binnenuit te leren kennen. Het is van belang om dit proces vast te leggen en regelmatig te evalueren. In eerste instantie zal een beperkt aantal musea het experiment aangaan, evalueren, bijstellen etc. Goed onderling persoonlijk contact tussen de directies en tussen directies en hun inhoudelijke staf is daarbij noodzakelijk. Op termijn kunnen de resultaten en bevindingen dan landelijk uitgerold worden om ook in andere musea hun beslag te krijgen. Bonnefanten Museum Per 1 maart is Stijn Huijts aangetreden als nieuwe directeur van het Bonnefantenmuseum. Samen met de -eveneens nieuwezakelijk directeur Sandra Holtjer werkt hij momenteel aan een nieuw meerjaren beleidsplan (2013-2016), dat ook een nieuw meerjaren collectieplan omvat en dat per 1 januari 2013 gereed
97
zal zijn. Vooruitlopend daarop kan gemeld worden dat ook het Bonnefantenmuseum een betere afstemming binnen de Collectie Nederland ziet als een vanzelfsprekende en prominente pijler van het collectiebeleid. Uitgaande van de eigen positie van het museum, met zijn specifieke geografische ligging zowel in het “centrum van de periferie” als in het hart van de Euregio, en met respect voor de eigen kunst- en cultuurhistorische achtergrond van de collectie, ziet ook het Bonnefantenmuseum tal van kansen als het gaat om het bevorderen van de afstemming, de mobiliteit, de kwaliteit en de contextualisering van de Collectie Nederland. De belangrijkste deelcollecties Oude Kunst zijn Middeleeuwse (Maaslandse) sculptuur, de Collectie Neutelings (West Europese Middeleeuwse (klein)sculptuur), Italiaanse schilderkunst (13001600), Nederlandse schilderkunst (1450-1800), Duitse schilderkunst (1450-1600) en Maastrichts Zilver. De collectie Moderne en Hedendaagse kunst vanaf 1970 richt zich met name op onafhankelijke posities en ‘artist artists’. Kunstenaars worden zoveel mogelijk gepresenteerd met ensembles of zaalvullende installaties. Het museum beantwoordt daarmee in even radicale termen het initiële engagement van de kunstenaars. Dit ‘hoog spel’ wordt afgezet tegen een referentiekader dat gevormd wordt door enkele vertegen woordigers van Concept, Minimal en Arte Povera. Deze zogeheten basiscollectie heeft inmiddels een extra impuls gekregen door het exclusief permanent bruikleen van de collectie Jeanne & Charles Vandenhove die bestaat uit ± 300 werken, beginnend bij Ecole de Paris, via Nouveau Réalisme, Pop Art, Minimal en Concept uitmondend in de nieuwe expressionistische tendensen (bv. Rainer en Kiefer) en de kunst van vandaag (bv. Claerbout en Tuymans). Met name op het terrein van de oude kunst kan het Bonnefantenmuseum inmiddels bogen op decennia lange ervaring met afstemming en samenwerking bij het beheer van objecten. Zo worden bruiklenen van het RCE en het LGOG beschouwd als eigen collectie en – steeds met vermelding van de juridische eigenaar – gepresenteerd als ware het eigen collectie. Ook worden deze objecten omringd met de dagelijkse zorg die essentieel is voor verantwoord behoud. Beslissingen omtrent schoonmaak en restauratie worden in het geval van de RCE in overleg met hen genomen, terwijl het museum over de objecten van het LGOG geheel zelfstandig kan beslissen. Op collegiaal niveau is er ook ervaring opgedaan in het kader van het concept ‘Rijksmuseum aan de Maas’ dat destijds mede ingegeven was door de nadrukkelijke wens van Ronald de Leeuw om de collectie van het Rijksmuseum te waarderen voor wat hij is: een nationale collectie. Op het terrein van de Hedendaagse kunst staat de afstemming en samenwerking in het kader van de Collectie Nederland zoals gezegd nog in de kinderschoenen. Het Bonnefantenmuseum wil daarom in
98
een open discussie met de betrokken collega-instellingen de mogelijkheden verkennen van het optimaliseren van de collecties door middel van uitwisseling, ruil, gezamenlijk aankopen, etc. Daarbij zal er ook rekening gehouden worden met de nieuwe mogelijk heden die de recent geopende vestigingen Bonnefanten Roermond en Bonnefanten Hedge House (Wylre) bieden als het gaat om het tonen en het contextualiseren van de collecties. Daarnaast wordt er uiteraard aansluiting gezocht met de andere belangrijke speerpunten in het verzamelbeleid, zoals de samenwerking met particuliere verzamelaars (o.a. Collectors House), meer aandacht voor de verhalen die er in de collecties besloten liggen en het bevorderen van de bewustwording bij het grote publiek als het gaat om de praktijk van het verzamelen. Gemeentemuseum Den Haag Het museum behoort tot een groep internationale topmusea, dat echter niet encyclopedisch van aard is. Nationale en inter nationale kunst bevinden zich naast elkaar. Op een aantal deel collecties is het museum een belangrijke internationale speler, bv Mondriaan en De Stijl, Constant, Escher en de collectie klassiek-moderne kunst. Het is de stellige overtuiging van het Gemeentemuseum dat voor een gezonde bedrijfsvoering de musea zich duidelijker bewust moeten zijn van hun profiel. Daarbij is de corporate story, het verhaal van de geschiedenis van het museum een belangrijke leidraad. Het Gemeentemuseum Den Haag is onder de directeuren Van Gelder en Wijsenbeek definitief verandert in een internationaal museum met topstukken, dat echter niet encyclopedisch van aard is. Daarmee prijzen we ons gelukkig. We hebben niet alles en hoeven dus ook niet alles te blijven volgen. We kunnen heel bewust onze sterke punten uitbreiden. Een ander belangrijk gegeven in de geschiedenis van het museum is, dat er vaak met terugwerkende kracht werd aangekocht. Met name de directeuren Van Gelder, Wijsenbeek, Van Krimpen en Tempel deden dat. Dit heeft als voordeel dat het stof is neergedaald en beter gewogen kan worden wat zijn waarde al heeft bewezen. De collectie moderne kunst van het Gemeentemuseum kan grotendeels worden gekarakteriseerd als poëtisch, visionair én menselijk. De utopieën van Constant, Jacoba van Heemskerck, Dieter Roth, Jan Schoonhoven en Piet Mondriaan zijn daar goed vertegenwoordigde voorbeelden van. Want hoe hemelbestormend hun ideeën ook zijn, niet het conceptuele, maar het uiteindelijke procedé is van groot belang voor hun werk. Zo is Mondriaan niet met een liniaal in de weer geweest, maar laat hij zijn harmonische composities tastend, op gevoel, ontstaan. Daardoor heeft zijn universele kunst iets
99
individueels en menselijks. Utopieën spelen ook een rol in het verzamelbeleid van het Kröller Müller Museum. Maar waar het museum in Otterlo deze voornamelijk vanuit formele kunsthistorische aspecten benadert, staat bij het Gemeentemuseum de mens en de maat schappelijke betekenis van die visionaire kunstenaars centraal. Dit vanuit onze overtuiging dat identiteit de komende decennia een grote rol gaat spelen in het maatschappelijke krachten veld. Het menselijk standpunt als vertrekpunt past bij de aard van het Gemeentemuseum, dat juist door de menselijke maat voering van de zalen, met een ‘ademende’ afwisseling van grote en kleine ruimtes, uiterst goed aansluit bij de kunstwerken. In de geschiedenis van het Gemeentemuseum Den Haag zijn herhaalde lijk periodes geweest dat met terugwerkende kracht werd verzameld. Ook de huidige directie gelooft hier sterk in. De aard van de collectie maakt het mogelijk welbewuste keuzes te maken en even eens welbewust bepaalde werken NIET te verzamelen. Daardoor komt ruimte. Zo kunnen we terugkijkend beter beoordelen wat de tand des tijds heeft doorstaan. Nadrukkelijk moet daarbij worden gezegd dat het internationaal gezien bescheiden aankoopbudget van het museum wel grenzen aan onze ambitie stelt. Slim handelen biedt echter de mogelijkheid nog steeds wezenlijke verwervingen te realiseren. De aankoop van de ‘Cell XXVI’ van Louise Bourgeois, ‘Compositie in grijs’ van Vilmos Huszar en het triptiek van Paul Thek zijn daarvan voorbeelden. Met deze aanwinsten heeft het Gemeentemuseum Den Haag zich internationaal kunnen onderscheiden. De komende jaren zal het Gemeentemuseum Den Haag pogen de inter nationale collectie moderne kunst uit de periode 1960-1980 te versterken. Daarbij wordt onder andere gekeken naar vrouwelijke kunstenaars. Hun werk wordt pas recent op waarde geschat en tegelijker tijd is het negatieve effect van achterstelling van vrouwen ook niet voorbij gegaan aan de museale wereld. Daardoor is werk van deze vrouwelijke kunstenaars nog steeds goed te verwerven. Op die manier kan het Gemeentemuseum Den Haag een kleine deel collectie aanleggen van internationale kunstenaars waarvan binnen Europa maar een klein deel aanwezig is. Hierdoor zal het internationale profiel van het museum groeien. Concrete inbreng van zwerfkeien Gemeentemuseum Den Haag: Soll Lewitt, Serieel project nr. 1: Groep B Baselitz, Moderner Maler (Remix) Tony Cragg, Fast particles, Utrechtse surrealisten Conceptuele kunst, o.a. Serge Spitzer Pop Art, o.a. Andy Warhol
100
Kaders verzamelbeleid Inleiding Hoe zien wij het Centraal Museum? Er zijn verscheidene collecties, die het beeld bepalen met daarbinnen kunstenaars, groeperingen en stromingen die daar kleur aangeven. Het Centraal Museum is Utrecht. Maar ook de invloed van Utrecht op de wereld en omgekeerd. ‘Tegelijkertijd willen wij het publiek laten zien in welke tijd we leven. Daarom werken we inten sief samen met levende kunstenaars - Rietveld Landscape, Jurgen Bey, Robbie Cornelissen. Dat levert naast concreet werk ook denkbeelden op. Vanouds geeft het Centraal Museum onderdak aan de Utrechtse kunst en geschiedenis. De afgelopen decennia is voor de kunst van de twintigste eeuw consequent verzameld op een aantal Utrechtse sleutel figuren: Rietveld, Van Doesburg, Koch, Moesman en Bruna. De uitstraling en betekenis van hun werk reikt(e) verder dan de stadsgrenzen; veelal is er sprake van wisselwerkingen met kunstenaars in binnen- en buitenland. Vanuit dat vertrek- of gezichtspunt bouwt het Centraal Museum vandaag de dag aan een tentoonstellings- en aankoopbeleid dat het publiek informeert over en inzicht biedt in de complexe samenhangen, analogieën en contrasten tussen de praktijken van kunst, design en ontwerp. Visuele identiteit Deze zienswijze is vertaald in de visuele identiteit van het museum. Een gekleurde stip met doorlopende lijn die het woord Centraal Museum verbindt aan feiten, kunstenaarsnamen en -uitspraken, weetjes, anekdotes, kunsthistorische analyses. Door de verbinding werpt de stippellijn een ander licht op het onder werp. De stip, een met kleur gevulde cirkel staat voor een holistisch perspectief op kunst en geschiedenis. Het zijn cycli, het museum is de som van alle onderdelen. De typografie is helder en scherp, past daarom mooi bij de esthetische waarde die Rietveld en Dick Bruna nastreefden. De kleur van de stip is gaat niet uit van de primaire kleuren, maar is gebaseerd op het brede spectrum dat (of de regenboog van kleuren die)in de collectie van het Centraal Museum voorhanden is. Grafische helderheid en de subtiele stemmingen van het hele kleurenspectrum komen hier samen. Het is een identiteit die zich in de toepassing ontwikkelt al spelend en ontwerpend met de letterlijke afbeelding, bijvoorbeeld door de stip en de lijn
101
plotsklaps als een ballon aan een touwtje in Nijntjes handje te plaatsten. Presentatiemodel Onder de noemer ‘5 collecties 1 museum’ presenteren wij de collecties aan het algemene publiek. Elke collectie kan in principe een context bieden voor een andere. Uitgaande van de mode, oude kunst, moderne kunst met het Utrechtse Surrealisme, Rietveld en Dick Bruna en de hedendaagse vormgeving rond DROOG Design worden binnen een internationale context de presentaties uitgebouwd en de tijd waarin wij leven zichtbaar gemaakt. Hier liggen kansen om door verzamelen, gezamenlijk aankopen en herplaatsen van stukken uit andere musea de identiteit van het Centraal Museum te verdiepen en op een hoger niveau te brengen. Binnen deze visie hebben de recente verwervingen van Rietveld Landscape’s ‘Pretty Vacant’, ‘Prooff Stand’ van Jurgen Bey, Escapism van Iris van Herpen, ‘Edit Suite’ van Erik van Lieshout en ‘Blasts’ van Han Schuil een belangrijk hefboomeffect gehad. De komende tijd zet het museum vanuit dit perspectief op de volgende zaken in: • het Utrechtse Surrealisme krijgt een actueel internationaal vervolg; • de Droog design collectie wordt in retrospectief aangevuld met belangrijke unica en in het bijzonder met het werk van Jurgen Bey dat aansluit op de monumentale aankoop van Prooff Stand, een complete ateliersetting van Bey’s studio; • Hedendaags design dat de mentaliteit van DROOG in een actueel internationaal kader zet; • beeldende kunstenaars en vormgevers, werkzaam in Utrecht en nog niet vertegenwoordigd zijn in de collectie; • actuele, internationale mode voortbordurend op de collectie van het museum. Stijl en esthetische kwaliteit zijn niet de enige criteria bij aankopen. Het Centraal Museum verbindt deze kwaliteiten aan de persoonlijkheid van de kunstenaar, zijn denkbeelden en perceptie, die een sleutel bieden tot onze wereld en onze werkelijkheid, een holistische visie op de context die het museum biedt.
102
Collectie Nederland Deze verzamellijn sluit aan bij de denkrichting van het Centraal Museum die is neergelegd in het Collectiebeleidsplan 2012-2015: ‘Lange tijd was het verzamelen gericht op het opvullen van leemten in de collecties. Deze aanpak wordt opzij gezet. Het museum accepteert bepaalde hiaten in de collectie’. Daarbij wil het museum, ‘Verbetering van kwaliteit en samenhang door beperkt en bewust te verzamelen. Het aanbrengen van een focus op het voortzetten van bestaande verzamellijnen, collectiekernen en objecten. Voorkeur wordt gegeven aan objecten die de context en coherentie binnen de verzameling versterken’. Vervolgens: ‘Verzamelen en andere kerntaken zoals presentatie, educatie en onderzoek, worden met elkaar verweven’, en dat via ‘afstemming met externe relaties. Afstemming met de Collectie Nederland en het doen van gezamenlijke aankopen’. Ruilen en bruikleen sluit daarop aan. ‘In essentie is ons collectieve geheugen de basis van de Collectie Nederland. Het Centraal Museum levert vanuit de Utrechtse wortels zijn specifieke en karakteristieke bijdrage aan de Collectie Nederland, waarmee het onlosmakelijk is verbonden. Evenals het Centraal Museum heeft ook de Collectie Nederland als een culturele lappendeken zijn eigen verzamellijnen en patronen, die om samen hang en voortdurende verbetering van kwaliteit vragen. Het zoeken hiernaar is daarmee niet alleen een intern, maar juist ook een extern proces geworden. Het Centraal Museum schept in dit collectiebeleidsplan duidelijk heid over de gewenste samenstelling van zijn collectie en de even tuele vervolg stappen om dit te bereiken. Het gaat er vanuit dat de karakteristieken van de collectie door andere musea worden gerespec teerd. Het museum betracht transparantie in zijn verzamel beleid en in de opbouw en samenstelling van de collectie. Afstemming met en samen werking tussen de individuele musea en andere erfgoed instellingen bevorderen dit beleid. Bij het Centraal Museum krijgt dit vorm door actief en open het eigen collectie beleid met collega instellingen te delen, individuele aankopen af te stemmen en te streven naar het doen van gezamenlijke aankopen. Wij denken dat wij met het huidige voorstel een prachtige invulling aan deze voornemens te hebben gegeven.
103
Aankoopbeleid moderne en hedendaagse kunst Het aankoopbeleid voor de moderne en hedendaagse kunst is gestoeld op twee pijlers: t.w. de bestaande collectie en de geplande tentoon stellingen. Het doel van het aankoopbeleid is om nieuwe perspectieven te bieden op de verzamelingen van het museum en hun onderlinge samenhang. De De is • • • •
• • •
bestaande collectie: collectie moderne en hedendaagse kunst van het Centraal Museum bepaald op: de Van Baarencollectie, oorspronkelijk een particuliere verzameling van kunst van midden 19de- tot midden 20-ste eeuw, een permanent bruikleen sinds 1980; de vroege Modernen, met de Utrechters Janus de Winter, Bart van der Leck, Theo van Doesburg en Erich Wichman als kernkunstenaars; het Utrechts surrealisme van de jaren dertig, met Pyke Koch en Johannes Moesman als de sleutelfiguren; een overzicht van de naoorlogse Nederlandse kunst: Cobra, Nul, de Baljeu-groep als erfgenamen van De Stijl, geometrische abstractie, de figuratieve tendenties in de kunst vanaf de jaren ’70 (Lucassen, Dumas); het Amerikaanse fotorealisme van Duane Hanson, Chuck Close en Richard McLean; de collectie hedendaagse tekeningen, verworven dankzij een gift van de Provincie Utrecht: bijna 400 werken op papier van hedendaagse Nederlandse kunstenaars; een erratische verzameling kunst sinds de jaren 1990, van Roy Villevoye, Hans op de Beeck, Klaas Kloosterboer en Ab van Hanegem tot Pipilotti Rist, Thomas Huber, Erik van Lieshout en Aernout Mik.
Geplande tentoonstellingen van moderne en hedendaagse kunst in 2012-2015: Het Centraal Museum blijft tegen de achtergrond van zijn collecties verscheidene publieksgroepen bereiken. Daarom is het tentoon stellingsbeleid expres breed: in 2013 bijvoorbeeld wordt gefocust op de Vrede van Utrecht, na een sociologische tentoonstelling over Jeans. Jurgen Bey is uitgenodigd om in 2013 de collectiezalen nieuw in te richten. Een en ander betekent voor de moderne en hedendaagse kunst dat: • Er een continue reeks solo tentoonstellingen van Utrechtse kunstenaars en vormgevers in nieuwe projectruimtes ‘De Nieuw Utrecht Kamers I/II’ (v.a. oktober 2012) wordt georganiseerd; • Dat v.a. maart 2014 een tentoonstelling over het (Utrechts) surrealisme in internationale context en met hedendaags
104
perspectief zal plaatsvinden, waarbij ook aandacht aan film wordt besteed; • Dat er in 2014 omvangrijke vlootshow van de Nederlandse schilder kunst vanaf Nul tot nu wordt georganiseerd, met als gastcurator Han Schuil. Aankoop passend binnen actueel internationaal vervolg Utrechts surrealisme In relatie tot het bovenstaand tentoonstellingsprogramma gaat de komende jaren onze aandacht uit naar: 1 versterking van de collectie surrealisme vanuit internationaal modern en hedendaags perspectief. Passend is enerzijds het herplaatsen van majeure stukken uit collega musea voor wie deze zwerfkeien zijn en minder te zien zijn. Anderzijds oriënteert het museum op internationale ontwikkelingen in de lijn van het surrealisme. Beeldend kunstenaars als de Britten Evan Holloway, Edward Lipsky (van wie het museum in 2011 een kwalitatief hoogwaardig stuk verwierf) beiden gelinked aan Charles Ray, zijn daarvan aansprekende voorbeelden; 2 Aernout Mik zien wij als één van de belangrijkste erfgenamen van het historisch surrealisme. Hij verbindt realisme en utopie, maatschappijkritiek en verbeelding, hetgeen de essentie was van het surrealisme, wat in de visuele cultuur waarin het surrealisme is verworden op de achtergrond is geraakt. Mik spreekt over een surrealistische tijd. Het Centraal Museum bezit een installatie die Mik in 1993 voor het museum maakte onder de titel ‘For Angus with Blue Butler (Angel). Het is de bedoeling dat dit werk een nieuwe vorm krijgt. 3 In de aanloop van de grote Nederlandse schilderkunst tentoonstelling (zomer 2014) oriënteert het museum zich op diverse aankopen. Immers, schilderkunst is in de collectie van het Centraal Museum een sterke,vaste component. Onze belangstelling gaat uit naar een experimentele, avontuurlijke schilderkunst die haar grenzen verkent en zo mogelijk overschrijdt. 4 De collectie hedendaagse kunst vanaf 1990 is hierboven omschreven als erratisch. We willen aanzetten geven om coherentie aan te brengen. Door kunstenaars uit te nodigen hun visie op de collectie te geven en tevens een werk (een projectopdracht) er aan toe te voegen: Francis Alÿs, Willem de Rooy, en François Bourgigand. Het museum geeft hiermee concreet vorm aan het beleidsgegeven zoals beschreven in het Collectie beleidsplan. In de verzamelvisie wordt actief nagedacht over het leggen van verbindingen tussen de collecties stadsgeschiedenis en oude kunst, hedendaagse en toegepaste kunst en mode. Alÿs, De Rooy en Bourgigand staan bekend om hun
105
disciplinebrede kijk en de wijze waarop dit uiterst beeldend en specifiek kan worden gemaakt. Voor de realisering van punt 1 tot en met 4 reserveert het museum € 200.000,-. Aankoop passend binnen de collectie hedendaagse tekeningen Erik van Lieshout (Deurne, 1967) Keine Kohle – kein Holz 2009 91 tekeningen 1 animatiefilm, audiotape, 20 minuten, 16 mm op digitale drager wisselende formaten, diverse technieken op papier (collage, lijm, houtskool, oliekrijt, potlood, pastel, o.i.inkt, acrylverf) In 2010 verwierf het museum van Erik van Lieshout bij Galerie Guido Baudach in Berlijn, ter gelegenheid van diens eerste groot schalige Berlijnse solotentoonstelling getiteld Keine Kohle, kein Holz (Geen kolen, geen hout), drie objecten, te weten: Edit Suite, 2009 hout, metaal, neon lamp, houtskool 195 x 148 x 101 cm Bench + Zig Zag Chair, 2009 hout 50 x 100 x 40 cm / 80 x 50 x 30 cm Wat het museum direct aansprak, was de mentaliteit waarmee een aantal essentiële ontwerpen van Gerrit Rietveld aangewend werden om de toestand van crisis en de daarmee samenhangende onzekerheid als uitgangspunt voor interventiemogelijkheden van beeldende kunst te positioneren. Dat gebeurt in het hoofd en handelen van Van Lieshout offensief en direct, werelden breken en worden tegenover elkaar gesteld. Het is niet de eerste keer dat Van Lieshout crisis als motor voor zijn beeldende kunst benut. Feitelijk is ieder van zijn werken een aanval op een crisissituatie, hetzij privé of openbaar. Daarbij heeft de kunstenaar een aangeboren gevoel om zware kost met een grote portie humor en zelfspot te benaderen en daarmee de kijker te amuseren en tegelijkertijd te choqueren. De focus bij deze werken ligt op het productieproces van beeldende kunst en de vraag naar de motivatie van het eigen handelen van de kunstenaar die het ‘waarom’ er van een bestemming geeft. Voor Van Lieshout leidt deze vraag tot denken over de idee of kunst sociale en politieke realiteiten kan beïnvloeden. Bij zijn zoektocht grijpt de kunstenaar naar twee modellen van het Modernisme te
106
weten: het model van de geëngageerde kunst en het model van kunst en het streven naar utopie. Van het eerste model, Edit Suit, neemt Van Lieshout de documentaire van filmmaker Joris Ivens Misère au Borinage (1933) als referentie en verbindt deze aan het ontwerp van de Berlijnse Stoel uit 1923 van Gerrit Rietveld (1888 – 1964). Ivens bracht op confronterende wijze het extreem zware leven van de kolenmijnarbeiders uit de Borinage in beeld hetgeen als een school voorbeeld van geëngageerde cinematografie wordt gezien. Ivens, overtuigd communist, gebruikte de esthetiek van de zwart wit film als vormtaal om de armoede en uitbuiting van de mijnwerkers te tonen. Tegelijkertijd is het een schildering van de strijd van het Proletariaat tegen het Kapitalisme. Van Lieshout vertaalt de misère van Ivens in een zelf geknutseld Rietveldmeubel met diens befaamde buizenlamp, vol gelegd met commerciële barbecue briketten. Een afgevlakt restant van wat eens mijnwerkers onderhield. Van het tweede model neemt Van Lieshout twee andere ontwerpen van Gerrit Rietveld, waaronder zijn beroemde Zig Zag stoel, en plaatst deze merkwaardig ontvormd onfunctioneel in de ruimte. Een soort van pastiche op het ideale ontwerp van een eens arriverende nieuwe maatschappelijke orde. Een die nooit arriveerde. De aankoop van deze drie werken van Van Lieshout demonstreert voor het Centraal Museum de fragiliteit en de compromisloosheid van de kunst en de kunstenaar, en diens kunstenaarschap. Zowel Ivens verenigde en verinnerlijkte deze zaken als drijfveer voor het maken, evenals Gerrit Rietveld. Binnen deze mentaliteit en intelligentie is Van Lieshout een waardige representant: hij schotelt doe-het-zelf kunstwerken van hoge kwaliteit voor.
107
108
109
110
111
Onderdeel van Manifesta 9 in Genk was de installatie Keine Kohle kein Holz de complete installatie van 91 tekeningen samengesteld uit diverse materialen en technieken, inclusief Edit Suit, Bench en Zig Zag Chair, en een film. Wer Seine Wunde zeigt, heilt Sich is op een van de tekeningen te lezen. Het is samenvattend precies wat de tekeningen duiden, het laten zien van het proces van een mens in crisis en dat wat Van Lieshout doorstond. De serie is wellicht het meest autobiografische werk van Van Lieshout en biedt de kijker een fascinerende inkijk in de ziel. OK:Krise en Rietveld, en Neue Wege wijzen richting een persoonlijke bevrijding uit diens kunstenaarschap om er een nieuw voor in de plaats te stellen. De kunstenaar openbaart zijn op dood spoor zitten als een meerduidig beeld(verhaal) en we kijken op hetzelfde moment naar diens bevrijding daaruit. ‘There must be more to art than just that’, is een bekende uitspraak van John Baldessari toen die diens crisis in kunst meemaakte, en dit blijkt ook van toepassing op de zoektocht van Van Lieshout. In een verbluffende stroom aan frisse en levendige beelden, verbeeldt in prachtig uitgevoerde technische toepassingen van pure tekenkunst tot en met ongecensureerde collages, lijkt de kunst te worden ondermijnd ten gunste van een voor iedere kijker toegankelijk beeld. Dit levert een statementachtig werk op en een van het beste in haar soort. De serie van 91 tekeningen hoort bij de gelijknamige animatiefilm. Het is de weerslag van een krankzinnig komisch-dramatisch poppen theater gespeeld op Edit Suit, van de antithese tussen ‘orde’ versus ‘chaos’, wanordelijk en expressief, gepresenteerd met lucifershoutjes, briketten en handgeschreven tekstborden, ondersteund met vloeken en zuchten van de kunstenaar als decors en scènes mislukken. En dit alles met een hiphop deun als bindend cement. Het komt allemaal hard en rommelig over, het verwarrende, de frustratie, het verhaal. Tegelijkertijd is de kijker getuige van een sterk en individueel beeld van kunstenaarschap. Met de verwerving van Keine Kohle kein Holz versterkt én verrijkt het museum de aankoop van de reeds eerder verworven stukken Edit Suit en Bench en Zig Zag Chair. Dit krachtige statement van Erik van Lieshout is meer dan een verzameling van diverse objecten, de samenhang vertegenwoordigt meerwaarde. Geen museum in Nederland (geredeneerd vanuit de Collectie Nederland) heeft een dergelijk samenhangend episch en poëtisch ensemble van Van Lieshout in de collectie waarmee diens kunstenaarschap zo nadrukkelijk op de voorgrond wordt gezet. Voor de realisering van deze aankoop reserveert het museum € 75.000,-.
112
Mode en kostuums Modemuze Mode- en kostuum geïnteresseerden in Nederland kunnen bij verschil lende museale collecties hun hart ophalen. Maar, door de kwetsbaarheid van de voorwerpen zijn de musea genoodzaakt de voorwerpen steeds in wisselende opstellingen of tentoonstellingen voor een maximum van zes maanden per keer te tonen, waarna al het moois weer voor een tijd in het depot verdwijnt. Dit wordt echter niet als bezwaar gezien, door de veelheid en verscheidenheid aan collecties in ons land is er vrijwel altijd ergens iets te zien . De enige beperking hierbij is, dat men nooit integrale collecties kan bekijken en zo een overzicht kan krijgen van de mode- & kostuum geschiedenis in Nederland. Om dit laatste probleem te ondervangen hebben het Amsterdam Museum, het Centraal Museum, het Fries Museum (Leeuwarden), het Gemeente museum Den Haag, Museum Rotterdam, Paleis Het Loo Nationaal Museum (Apeldoorn) en het Rijksmuseum Amsterdam de krachten gebundeld en werken zij op het ogenblik aan de realisatie van een digitaal mode en kostuumplatform, dat de naam ModeMuze.nl heeft gekregen.1 ModeMuze.nl is een ambitieus en spannend project dat moet resulteren in een plek waar ‘iedereen’ – van de scholier die een werkstuk over mode wil maken tot aan de specialist die heel specifieke informatie zoekt – terecht kan en geholpen wordt. Het zal een interactief platform vormen rond de (deel)collecties van de partnermusea in samenwerking met derden (verzamelaars, verenigingen, instellingen, opleidingen). Inmiddels is via een soft launch een Facebookpagina gestart.2 Het digitaliseren van de collecties heeft al sinds enige tijd bij veel musea prioriteit en resulteert in een steeds groeiend aanbod aan informatie in woord en beeld op de talloze museale sites. De komende jaren zal het Centraal Museum zich verder inzetten voor de realisatie van het online initiatief ModeMuze.nl, een project dat parallel loopt met de Europese evenknie Europeana Fashion.3 Herplaatsing Herplaatsing van voorwerpen uit de modecollecties zal bij deze specifieke collectie, vanwege de kwetsbaarheid en aard van het materiaal, vooral van depot naar depot zijn. Vanuit deze constatering, die gedeeld wordt door de verschillende conservatoren, bestaat voor deze deelcollectie niet de wens 1 2 3
Voorheen heette het project Modehuis.nl. https://www.facebook.com/ModeMuze?ref=hl. Dit is een driejarig samenwerkingsverband tussen 12 landen en 23 mode gelieerde instellingen zoals het V&A, Catwalk Pictures en MoMu en is in maart 2012 van start gegaan. Zie bijvoorbeeld: http://www.europeanafashion.eu/.
113
om voorwerpen te herplaatsen. Belangrijker en nuttiger is het om verdere digitale ontsluiting mogelijk te maken, om zo de zichtbaarheid te vergroten, onderzoek te stimuleren, verbanden leggen tussen de verschillende collecties en nieuwe mogelijkheden te ontplooien. Een van de doelen is om hiermee de profielen van de verschillende modecollecties verder te verscherpen. Een recent voorbeeld van een goede samenwerking omtrent een aankoop is de afstemming tussen het Centraal Museum en het Amsterdam Museum bij de verwerving van ontwerpen uit de privéverzameling van Ferry van der Nat, waaronder een groot aantal Fong Lengs, maar bijvoorbeeld ook Mattijs van Bergen. De musea zullen een gezamenlijk pers bericht uitsturen en trachten de nieuwe aanwinsten in dezelfde periode op te stellen. Aankoop passend binnen actuele, internationale mode voortbordurend op de collectie van het museum Internationalisering Sinds een aantal jaren is het verzamelbeleid van de mode- en kostuumcollectie van een collectie met een nationaal accent naar het presenteren en verzamelen van toonaangevende internationale ontwerpen van bijvoorbeeld Hussein Chalayan, Martin Margiela en Yohji Yamamoto verschoven. Deelname aan Europeana Fashion onderstreept deze open blik naar het internationale veld. Geïnspireerd op de tentoonstelling The Art of Change, New Directions of China, die onlangs in Londen te zien was, zal de nadruk komen te liggen op de veranderende rol van landen als India en China. The Art of Change was de eerste tentoonstelling waarin grootschalige hedendaagse installaties en ‘live art’ werd getoond van een aantal toonaangevende, innovatieve Chinese kunstenaars. Interessant hierbij is de transformatie die heeft plaatsgevonden in de wijze waarop kunst zich de laatste jaren heeft ontwikkeld. Op het gebied van mode is een vergelijkbare kentering waar te nemen. Landen als China en India stonden jarenlang bekend om de grootschalige en goedkope productie van textiel. Inmiddels worden het steeds serieuzere spelers in de internationale modewereld: een radicale verandering die nog niet eerder in kaart is gebracht. Een recent voorbeeld van een succesvolle samenwerking is die tussen Jan Taminiau en de Indiase ontwerper Suneet Varma. Samen ontwikkelden ze een minicollectie, die wordt getoond tijdens de Delhi Fashion Week in oktober 2012.4 Een van deze ontwerpen zal ook -exclusief- te zien zijn tijdens de tentoonstelling Blue jeans, vanaf 24 november aanstaande in het Centraal Museum.5
4 5
Deze samenwerking werd mogelijk gemaakt door onder meer DutchDFA en HTNK. http://centraalmuseum.nl/bezoeken/tentoonstellingen/Jeans/.
114
Dat deze twee werelden elkaar ontmoeten en wederzijds inspireren is tot op heden nog niet in een tentoonstelling onder de aandacht gebracht. Aangezien het Centraal Museum de ambitie heeft uitge sproken om ‘de internationale context uit te bouwen en de tijd zichtbaar te maken waarin wij leven’ leeft de wens om deze actuele ontwikkelingen aan en met het publiek te tonen. Concreet zal zich dit uiten in een presentatie op locatie, een catalogus, een show en een netwerkbijeenkomst, waarvoor verder onderzoek nodig is dat zal plaatsvinden eind 2012 en begin 2013. Geschatte kosten: € 25.000,Aankoop passend binnen het perspectief beeldend kunstenaars en vormgevers, werkzaam in Utrecht Utrecht | Winde Rienstra Vanaf najaar 2012 zal drie keer per jaar een presentatie van Utrechtse makers te zien zijn in twee zalen van het Centraal Museum. Voor mode zal Winde Rienstra (1981) de aftrap doen. Zij past qua stijl en ontwerp niet alleen door haar relatie met Utrecht in de modecollectie van het museum, vooral haar onder zoekende werkmethode en uitgesproken vormentaal, die zich uit in experimentele en architectonische ontwerpen en dito materiaalgebruik, zijn bepalend. De presentatie valt samen met een aantal aankopen uit haar collecties, zoals getoond op deze abeeldingen. Het museum ziet onderstaande ontwerpen als toekomstig Nederlands erfgoed:
115
Voorjaar/zomer 2012 Voor haar eerste collectie heeft Winde Rienstra zich door architectuur laten inspireren. Hiervoor heeft ze een voor de mode ongebruikelijk materiaal toegepast: hout. Zelf zegt ze hierover: ‘de tekening ervan vind ik erg bijzonder. Omdat het dun en flexibel is, kun je er erg veel mee doen in kleding. In mijn ontwerpen gaat mijn voorkeur uit naar het gebruik van natuurlijke materialen.’ Met het resultaat heeft ze een heldere signatuur neergezet, die ze ook in opvolgende collecties weet vast te houden en te versterken.
Herfst/winter 2012-2013 Reflections in Facets De inspiratiebron voor de Reflections in Facets collectie vormden de bijna mathematische schilderijen van dichter en beeldend kunstenaar J.C. van Schagen, waarbij ze zowel de tweedimensionale als driedimensionale aspecten heeft doorgevoerd in haar collectie, wat heeft geleid tot sculpturale ontwerpen. Zelf in de schoenen komt de gelaagdheid terug: deze spectaculaire twee decimeter hoge schoenen zijn gemaakt van gelaserd karton.
116
Voorjaar/zomer 2013 Ithaka Ithaka is gebaseerd op een ontdekkingsreis die voert langs verschillende culturen, maar die uiteindelijk draait om het vinden van een eigen identiteit. Voor deze collectie heeft Winde Rienstra samengewerkt met vrouwen van verschillende culturele achtergronden. In de handwerkworkshops die ze organiseerde, werden niet alleen technieken, maar ook verhalen uitgewisseld ‘om nieuwe culturele verbintenissen aan te gaan’.
Voor de schoenen keerde Rienstra terug naar haar kindertijd: deze maakte ze van witte Lego-stenen. Gepunnikte veters houden de voet op de plaats, twee kleine pompons op de wreef van de voet geven een speelse touch aan de collectie. (Vogue6) Winde Rienstra heeft vanaf haar debuut op de catwalk een eigen signatuur neergezet met collecties die zich begeven tussen het vlak van mode, kunst en vormgeving. In haar ontwerpen houdt ze zich bewust bezig met duurzaamheid en zijn de ontwerpen groten deels op een ecologisch verantwoorde manier vervaardigd. Met de verwerving van enkele collectiestukken van Winde Rienstra wordt op een heel logische wijze vervolg gegeven aan op de iconische ontwerpen van Iris van Herpen, die het Centraal Museum in 2010 en 2011 aan de verzameling heeft kunnen toevoegen. Totaal te verwachten kosten verwerving en opstelling € 20.000,-
6
http://www.vogue.nl/fashion/nieuws/winde-rienstra
117
Toegepaste kunst en vormgeving Aankoop passend binnen de collectie Droog Retrospectieve aankoop Droog Design God en het Modernisme worden met enige regelmaat dood verklaard. In praktijk valt dat reuze mee (of tegen). Dood of levend, het Modernisme blijft een bron van inspiratie om te verketteren of om een nieuwe vorm te geven aan dit stelsel van (esthetische) normen en waarden. De afgelopen vijftien jaar is de discipline vormgeving ingrijpend veranderd. Van een dienstbare opstelling ten opzichte van het programma van eisen, zoals het Modernisme zich ontwikkelde in de tweede helft van de 20ste eeuw, is geen sprake meer. Ontwerpers ‘gebruiken’ hun ontwerpen om een statement af te leveren, een uniek (kunst)werk te maken, onderzoek te doen naar nieuwe technische en digitale ontwikkelingen of maatschappelijke processen te sturen. Nederland heeft in deze ontwikkeling een voortrekkersrol vervuld. De Nederlandse ontwerpers die onder de vlag Droog Design het internationale podium betraden, hebben het vak vormgeving opnieuw gedefinieerd. De internationale waardering en erkenning voor de Nederlandse vormgeving manifesteert zich ook in de aantrekkingskracht van de Nederlandse opleidingen, met name de Design Acadamy in Eindhoven. Veel aankomende ontwerpers uit het buitenland voelen zich thuis in de onderzoekende mentaliteit die hier als voorwaarde geldt. Dat de resultaten van deze benadering niet altijd leiden tot bruikbare huis-, tuin- en keukenproducten ligt voor de hand. Soms hebben ze zelfs een bijna surrealistisch karakter, zoals de Zeepbellamp van de Zweedse designgroep Front die dit jaar op de meubelbeurs in Milaan te zien was. Het Centraal Museum wil deze ontwikkeling van de discipline in het verzamelbeleid volgen, naast de vaste kern van de Rietveld collectie die waar mogelijk met belangrijke stukken en met documentair materiaal zal worden uitgebreid. In 2013 doet zich een unieke gelegenheid voor de collectie Droog Design van het design. Centraal Museum te versterken met stukken uit de unica collectie van Droog. De stichting Droog heeft besloten deze objecten niet langer in zijn bezit of beheer te houden. Aangezien Het Centraal Museum internationaal de beste Droog Designcollectie heeft omdat het museum de ontwikkeling van Droog design altijd gevolgd en gesteund heeft door geregeld aankopen te doen, worden wij nu in de gelegenheid gesteld deze stukken tegen kostprijs en met een aanzienlijke korting op het totaal te verwerven. Het betreft voor het merendeel vrij kostbare unica waarvoor indertijd bij het museum onvoldoende middelen beschikbaar waren. Ook ontwerpen
118
van architecten en van buitenlandse vormgevers maken deel uit van dit geheel, o.a. de hierboven genoemde Zweedse designgroep. De retrospectieve aankoop legt daarmee ook het fundament voor een verdere internationale uitbouw van de afdeling vormgeving geënt op de typische Nederlandse traditie van het experimentele grensverleggende. Deze aankoop is een versterking van de lijn die het museum heeft ingezet met de Prooff Stand van Jurgen Bey en de aankoopopdracht aan Rietveld Landscape als voorlopige hoogtepunten. Voor de realisering van deze aankoop reserveert het museum € 90.000,-.
119
The whole series of furniture
droog
Furniture Office Parts
Overview
28/02/12
Overview
28/02/12
Material: Sandwich of two 18mm multiplex sheets with HPL on both sides.
droog
Furniture Office Parts
120
All pieces come in slotted parts
droog
Furniture Office Parts
Overview
28/02/12
Overview
28/02/12
Examples of furniture pieces and contruction.
droog
Furniture Office Parts
121
Which pieces do we want to produce? There are 4 tables, 2 desks, 3 benches and the stools
droog
Furniture Office Parts
Overview
28/02/12
Overview
28/02/12
Yes/no price range:
Yes/no price range:
Yes/no price range:
Yes/no price range:
The tables
droog
Furniture Office Parts
122
Yes/no price range:
Yes/no price range:
The desks
droog
Furniture Office Parts
Overview
28/02/12
Overview
28/02/12
Yes/no price range:
Yes/no price range:
Yes/no price range:
The benches
droog
Furniture Office Parts
123
Yes/no price range:
The Stools
droog
Furniture Office Parts
124
Overview
28/02/12
Centraal Museum 11-06-2012
Ready Made origina
125
Next Architects
Touch wood table
Minale-Maeda
Crystal virus table + 16 vases (half set)
Clock inlays
FormaFantasma
Tool inlays table
126
Pieke Bergmans
FormaFantasma
Set in concrete
FormaFantasma
Heavy Lightweight
Bas Warmoeskerken
Extended cigarbox cupboard
Wieki Somers
Extended cigarbox Wardrobe
Wieki Somers
127
Lucky Cat
Godogan table
Taadaki Narita
Niels van Eijck & Miriam van de Lubbe
128
Second Hand
Maarten Baas
Push and store
Chung-Tang Ho
Share fence
Next Architects
Table tennis fence
Next Architects
Orange cupboard
Hugo Timmermans
Signature vases
Tjep
129
Speaking coffee machine
Eibert Draisma
Bootleg Rebraun resp RE SP
Max Wolff & Co.
Porcelain stool
Hella Jongerius
Knitted lamp
Hella Jongerius
130
Lamp shade shades proto
Jurgen Bey
Gardening bench (no container)
Jurgen Bey
Free range fridge
Ton Matton
Willow baskets 2 x
Marcel Wanders
131
Tableaux vivant bowl low
Marcel Wanders
Tableaux vivant bowl high
Marcel Wanders
Parafine table
Timo Breukelhof
Chest Box
Jan Konings
132
Tailor chair ( mesh chair)
Chris Kabel
Blue house
Jurgen Bey
133
Obsession table
Nadia Pedreschi