Bijlage 1
ERFGOEDORGANISATIES EN –COLLECTIES IN DE
REGIO KORTRIJK
ZOMER 2012 ANNEMIE ROSENBACKER A-JOUR
2
Inleiding Samen werken aan een erfgoedwerking op intergemeentelijk niveau doe je met veel ambitie, interesse en onderlinge sympathie. Het groeit over de jaren heen uit de vele onderlinge ontmoetingen, de ervaringen in het opbouwen van gezamenlijke projecten, het stille werk in depots en archieven en het intergemeentelijk organiseren van een Open Monumenten Dag. Een
solide
ervaringsbasis
om
op
te
bouwen
en
“goesting”
lijken
dan
ook
twee
basisingrediënten om de huidige werking verder uit te bouwen. Maar evenzeer heb je voor de opbouw van een gedegen plan van aanpak de broodnodige basisgegevens nodig. Noem het een barometer die je precies vertelt hoe het brede en rijke erfgoedveld in de regio – zowel vrijwillig als professioneel – er op vandaag aan toe is. Pas dan beschik je over voldoende gegevens om samen met de vele erfgoedorganisaties en beleidsmakers op zoek te gaan naar het juiste recept en een correct en gedragen beleidsplan! In
2013
wil
Overleg
Cultuur
Regio
Kortrijk,
het
intergemeentelijk
cultureel
samenwerkingsverband in de regio Kortrijk, dit recept volop schrijven, smaken en bijkruiden. Op die manier zetten we vele wensen, ideeën en bezorgdheid om in een concreet erfgoedbeleidsplan voor de volgende jaren. Als basis hiervoor werd in 2012 ruim de tijd genomen de nodige basisgegevens te verzamelen. Dit rapport brengt deze gegevens samen voor de geïnteresseerde lezer en biedt als het ware een stand van zaken. Tijs De Schacht Coördinator regionaal collectie- en depotbeleid
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
3
Aanleiding en context Dit rapport maakt deel uit van een breder traject dat Overleg Cultuur Regio Kortrijk opzet. In deze open denkoefening evalueert en plant de projectvereniging, samen met zijn vele partners, hoe de intergemeentelijke samenwerking rond cultuur verder kan gezet worden, kan worden geüpgraded, uitgebreid en door uitwisseling en evaluatie verder wordt afgestemd op de lokale noden en regionale situatie. Het traject sluit aan bij dynamieken en processen in de culturele sector en wil ook volop meesurfen op de golven die in de erfgoedsector (ook door andere instanties) recent werden aangevat. Alhoewel dit traject breder gaat, neemt erfgoed een belangrijke rol op en zal het ook de focus vormen van voorliggend rapport. Erfgoed is voor Overleg Cultuur immers een belangrijke pijler, die het samenwerkingsverband, na vele jaren projectwerk, grondig wil uitbreiden. Deze ambitie kwam ook sterk naar voor in 2010, toen de eigen werking aan een toekomstgerichte toets werd onderworpen. Toon Berckmoes van IDEA Consult trok conclusies en deed enkele aanbevelingen. Naast meer algemene conclusies kwam de kracht van erfgoed in deze regio sterk naar voor. Het potentieel van dit erfgoed kwam reeds aan bod in enkele studies die het erfgoed vanuit een regionaal perspectief1 benaderden. Zij tonen enerzijds de nodige kritische massa aan, en anderzijds wijzen ze ook op zeer concrete problemen. Het gaat hier met name om een provinciale studie naar collecties en depots2 in functie van het regionale depotbeleid en een regionale studie van de vlascollecties4. Aangezien Kortrijk een belangrijke speler is binnen het regionale erfgoedverhaal, vermelden we hier ook de studie museale collecties in Kortrijk6. Tot slot – en niet onbelangrijk – organiseerden Overleg Cultuur Regio Kortrijk en de Kortrijkse erfgoedcel in 2007 een bevraging bij de betrokken steden en gemeenten over hun wensen ten opzichte van een regionale erfgoedwerking. De resultaten werden gebundeld in een ‘motivatienota’: Richting een regionaal erfgoedbeleid in Regio Kortrijk. Hoewel deze nota dateert van 2007-2008, een periode waarin de regionale erfgoedwerkingen in Vlaanderen zich volop aan het ontwikkelen waren, levert die toch interessante informatie aan over het
1 “Regionaal” kan in dit rapport gelezen en vertaald worden als “voor de regio Kortrijk”. Het sluit aan bij het lokaal standpunt waarin de regio logischerwijs verwijst naar de 15 jaar oude samenwerking onder Overleg Cultuur, of ook de reeds 50 jaar actieve werking van de intercommunale Leiedal, voor dezelfde dertien besturen in Zuid-WestVlaanderen. “regionaal” is in deze dus niet gelijk te stellen met het “provinciaal”. 2 STEEN Iris en VAN DEN NIEWENHOF Patrick, Naar een regionaal erfgoeddepotbleid in de provincie West-Vlaanderen. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het provinciebestuur van West-Vlaanderen, Provincie West-Vlaanderen, 2008, 203 p. beschikbaar via http://www.westvlaanderen.be/genieten/Cultuur/erfgoed/Documents/studie_erfgoeddepots.pdf. 4 STEEN Iris en VAN DEN NIEWENHOF Patrick, Vlaserfgoed. Inventarisatie van private collecties en mogelijkheden voor een regionale werking rond het vlaserfgoed in Zuid-West-Vlaanderen, erfgoedcel Kortrijk, 2009, 41 p. 6 STEEN Iris en VAN DEN NIEWENHOF Patrick, Deelcollecties erfgoed in de stad Kortrijk. Bijdrage tot het Geheugen van Kortrijk, erfgoedcel Kortrijk, Vlasmuseum en de Provincie West-Vlaanderen, 2009, 60 p.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
4
onderwerp. Samen tonen deze documenten aan hoe het idee groeide om sterker te gaan samenwerken rond het erfgoed in de regio. Tegelijkertijd is het interessant te schetsen wat ook vanuit Vlaanderen gebeurde en welke middelen worden geboden om een regionale samenwerking verder uit te bouwen. Het is ook van belang te vermelden dat ook op Vlaams niveau stilaan meer cijfers beschikbaar worden. Zo bracht het erfgoedsteunpunt FARO in 2010 en 2011 het Vlaamse Erfgoedlandschap in kaart door een grootscheeps onderzoek – een soort van 0-meting – te houden8, het zgn. PRISMAonderzoek. Heemkunde Vlaanderen breidde er specifiek voor de heemkundige sector een kwalitatief luik aan9. De resultaten van deze studies vormen de basis voor meer onderzoek en voor ontwikkelingstrajecten binnen het veld. Daarnaast bestaan er in Vlaanderen een aantal beleidsinstrumenten die belangrijk zijn om hier te vermelden: -
Allereerst is er het instrument van het erfgoedconvenant. Dit is een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de lokale overheden met de bedoeling het lokale erfgoedveld te versterken10. Van dit instrument werd reeds gebruik gemaakt door de Stad Kortrijk die in 2004 een eerste experimenteel erfgoedconvenant afsloot. Daarna werden voor 2005-2008 en 2009-2014 nieuwe cultureel-erfgoedconvenants afgesloten. Met de komst van een nieuw erfgoeddecreet in 2012 kan een middelgrote stad niet meer een afzonderlijke overeenkomst afsluiten. Vanaf 2015 worden convenants enkel nog afgesloten op intergemeentelijk niveau. Op deze nieuwe realiteit werd reeds geanticipeerd. Zo liet de Vlaamse Gemeenschap in het convenant van 2009-2014 volgende doelstelling inschrijven: “De stad Kortrijk vervult haar rol als centrumstad. De stad
Kortrijk
speelt
een
voortrekkersrol
om
vanuit
een
intergemeentelijk
samenwerkingsverband een aanvraag tot het sluiten van een volgend cultureelerfgoedconvenant in te dienen. Om dit te bereiken zal de stad Kortrijk projectmatig samenwerken met het cultureel-erfgoedveld uit de omliggende gemeenten en omliggende gemeenten sensibiliseren voor een integraal en geïntegreerd cultureel-erfgoedbeleid.” Door het nieuwe erfgoeddecreet is de aanvraag van een convenant op het niveau van een gemeente niet langer mogelijk, de evolutie naar een intergemeentelijk convenant is daardoor niet langer een streefdoel maar een vereiste voor de gemeenten uit de regio Kortrijk,
wil
men
een
erfgoedconvenant
kunnen
afsluiten
met
de
Vlaamse
Gemeenschap.
VANDER STICHELE Alexander, JACOBS Marc, VERCAUTEREN Gregory en WALTERUS Jeroen, Nabij, verenigd en meegerekend. Cultureel-erfgoedverenigingen in Vlaanderen (2010-2011). Onderzoek in het kader van PRISMA, velden toekomstanalyse cultureel erfgoed, Brussel, FARO, 2011, 94p.) 9 http://www.heemkunde-vlaanderen.be/images/bladwijzer03_inkaart.pdf 10 zie het vernieuwde Cultureel erfgoeddecreet, art. 159-168 8
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
5
-
Instellingen die door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden, hebben de opdracht de opgedane expertise te delen met anderen. Ook vanuit de provincie West-Vlaanderen worden de erkende regionale musea gevraagd om kennis te delen.
-
Op landelijk (i.c. Vlaams) niveau worden expertisecentra erkend en gesubsidieerd met de bedoeling bepaalde vormen van expertise te ontwikkelen en uit te zetten.
Nulmeting als basis voor een strategie rond regionaal (cultureel) erfgoed Met al het bovengaande als bagage wil Overleg Cultuur Regio Kortrijk een strategie rond regionaal erfgoed11 uitwerken. Deze strategie wordt uitgezet op basis van een traject waarin men wil aantonen dat een regionale erfgoedwerking een meerwaarde heeft (en binnen de huidige context zelfs essentieel is?) voor elke lokale erfgoedwerking. Als basis voor deze strategie werkt Overleg Cultuur Regio Kortrijk met een veldkaart van de regionale erfgoedsector, een soort 0-meting die voor de regio een veel gedetailleerder beeld biedt dan het bredere PRISMA-onderzoek dat hierboven werd vermeld. Overleg Cultuur Regio Kortrijk besliste de nulmeting op twee sporen uit te voeren. Enerzijds richt men zich tot de gemeenten om meer inzicht te krijgen in het lokale erfgoedbeleid en anderzijds richt men zich tot de erfgoedactoren met de bedoeling meer te weten over hun werking en collecties. Inzicht in het erfgoedbeleid verkreeg men door middel van een vragenlijst die verzonden werd aan de betrokken gemeenten en steden. De vragenlijst kon analoog of digitaal worden ingevuld. Tijs De Schacht, coördinator regionaal collectie- & depotbeleid, bracht de resultaten samen. Voor de kaart van het erfgoedveld werkte men met een online-enquête. Doelgroep hier zijn de erfgoedorganisaties, actief binnen de regio. De gegevens van het Kortrijkse erfgoedveld (die werden verzameld op een voorgaand moment) werden geïntegreerd. Aangezien er in de online-enquête enkele dubbels zitten, werd de lijst uitgezuiverd. De vragen uit de online-enquête werden in grote mate afgestemd op de vragen uit het PRISMA-onderzoek waardoor de gegevens uitwisselbaar zijn. Naast deze bevragingen, werden er ook enkele werksessies georganiseerd met de doelgroepen uit de twee bevragingen (steden & gemeenten en erfgoedorganisaties). Respondenten van de online-bevraging
Voor alle duidelijkheid: als we het hier hebben over erfgoed dan gaat dat over cultureel erfgoed, nl. het roerende en immateriële erfgoed. Het onroerend erfgoed (monumenten landschappen, archeologische sites) wordt hier dus niet mee in rekening genomen.
11
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
6
Zoals gezegd is de doelgroep van de online-bevraging het lokale erfgoedveld, meer concreet gaat het om instellingen zoals musea, bewaarbibliotheken en achiefinstellingen en andere verenigingen waar erfgoed(werking) een belangrijke doelstelling is. Elke kandidaat-respondent werd per brief uitgenodigd om de vragenlijst in te vullen. Deze standaardbrief werd door de gemeentelijke cultuur- of erfgoedfunctionarissen verstuurd; zij spoorden vervolgens de organisaties ook aan om de vragenlijst in te vullen. Oproepen op de uitinregiokortrijk.be-website en in de wekelijkse UiTmail herinnerden de organisaties om mee te doen. In enkele gevallen werd de vragenlijst ingevuld samen met een functionaris of met een medewerker van Overleg Cultuur Regio Kortrijk. In Kortrijk heeft de erfgoedcel de gegevens ingevuld op basis van vooraf gevoerde interviews. De verenigingen werden ten slotte gevraagd online te controleren en aan te vullen. De enquête werd op 16 januari 2012 online geplaatst. Op 14 mei 2012 werd de toegang afgesloten. De enquête bevat 97 vragen. Er werden 92 organisaties uitgenodigd om deel te nemen. Uiteindelijk werd de bevraging door 76 organisaties ingevuld, een respons-rate van 83 %. 6 Respondenten aan deze onlinebevraging namen ook deel aan de PRISMA-bevraging. Hoewel de cijfers uit de enquête vaak voor zich spreken, koos Overleg Cultuur Regio Kortrijk er expliciet voor om een externe consulent te engageren met de bedoeling al het materiaal bij elkaar te brengen, waar mogelijk onderling te vergelijken, kritisch te beschouwen en in een rapport te gieten12. Men koos voor een externe consulent die afstand kan nemen van de lokale situatie maar voldoende thuis is in de erfgoedsector om de cijfers binnen hun specifieke context te bekijken. Onze manier van werken en focus van het rapport Als focus van dit rapport baseren we ons op de veldkaart van de erfgoedorganisaties (de online-bevraging). Het gaat hier in hoofdzaak over kwantitatieve resultaten. Her en der werd er meer uitleg gevraagd via open vragen. Voor dit rapport werden de frappante zaken uit de online-bevraging naar voor gebracht en gaven we er extra toelichting bij (wanneer de cijfers niet voldoende ‘spraken’ of wanneer de extra input kwam vanuit de open vragen). Deze gegevens werden, waar nodig en waar relevant, aangevuld met het materiaal uit de verslagen van de ontmoetingsmomenten en de resultaten van de enquête van de gemeenten. Het geheel werd vervolgens tegen het licht gehouden van het PRISMA-onderzoek en hier en daar ook tegen het licht van de ‘motivatienota’: “Richting een regionaal erfgoedbeleid in Regio Kortrijk”. Tot slot gooiden we een kritische blik op het materiaal, in zoverre dat dat de wetenschappelijke onderbouw van de enquête niet verstoorde.
12
Zelfstandig procesbegeleider en redacteur Annemie Rossenbacker was jarenlang actief in de erfgoedsector. Binnen A-jouR, voerde ze zelf enkele erfgoedstudies uit, elders in Vlaanderen.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
7
Een enquête (en vooral deze enquête die als initieel doel heeft een 0-meting te creëren wat vooral kwantitatief materiaal oplevert) is een momentopname en de cijfers zijn wat ze zijn. We hebben met dit onderzoek dan ook uit de cijfers gehaald wat er uit te halen is. In ons enthousiasme en onze drang om zoveel mogelijk conclusies te trekken en aanbevelingen te doen, bleven we soms op onze honger om dieper te kunnen graven en meer gefundeerde aanbevelingen te doen. Dat liet de aard van het basismateriaal echter niet toe. Bovendien dragen we de intellectuele eerlijkheid hoog in het vaandel. Ook de collega’s van Overleg Cultuur Regio Kortrijk stelden – naar aanleiding van een feedbackronde van de eerste draft van rapport – heel wat boeiende vragen die jammer genoeg niet door deze cijfers kunnen worden beantwoord. Vandaar dat we hier al graag meegeven dat het voor een aantal zaken handig en zelfs essentieel is dat er in een volgende fase van de strategieontwikkeling wat dieper wordt ingegaan op bepaalde problematieken. Op basis van onze ervaring13 is de methodiek van de plaatsbezoeken met face-to-face-interviews en screenings van de werking en collecties de meest efficiënte maar die methodiek is arbeidsintensief, tijdrovend en (dus) duur. Bevragingen in groep over specifieke thema’s kunnen ook interessante bijkomende informatie opleveren. Werkvormen zijn hier bijvoorbeeld het inzetten van focusgroepen (voor groepen van max. 12 mensen); voor grotere groepen zijn er dan weer andere zeer efficiënte werkvormen, uiteraard steeds afhankelijk van wat men wil bereiken. Dit rapport… Werd geschreven met een toekomstige regionale erfgoedwerking in het achterhoofd. De lezer zal er de resultaten uit de bevragingen terugvinden die wat meer uitleg vragen, opvallend, opmerkelijk zijn en uitnodigen tot vergelijking en reflectie. Het rapport bevat tekst, tabellen en grafieken. Beschouwingen en aanbevelingen worden in cursief gedrukt. Het rapport valt uiteen in drie grote delen. Deel A gaat over de deelnemende organisaties, hun werking en hun aanbod. In deel B gaan we in op de opportuniteiten en drempels van een regionale werking. We doen dat door de resultaten op te hangen aan de verwachtingen van het veld ten opzichte van een regionale werking. Deel C is het slot. We stellen daar enkele pertinente aandachtspunten en aanbevelingen nogmaals in de kijker. Annemie Rossenbacker, A-jouR, september 2012
13
We pasten deze methodiek immers zelf toe in een grootscheeps onderzoek naar erfgoedcollecties in Antwerpen in
opdracht van het MAS, zie hiervoor: “Een erfgoedonderzoek. De stad Antwerpen en haar erfgoed” op www.mas.be.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
8
DEEL A DE DEELNEMENDE ORGANISATIES: WERKING EN AANBOD
Hoofdstuk 1: Identificatiegegevens van de organisatie Zoals eerder al gezegd participeerden 76 organisaties aan deze bevraging. Omdat deze 76 organisaties onze metgezellen zullen zijn doorheen dit rapport, willen we ze eerst voorstellen en identificeren. Naast de deelnemende organisaties, gaan we hier ook in op de deelnemende gemeenten, informatie die ons zeker vaak dienstig zal zijn. De participerende gemeenten zijn de dertien gemeenten die momenteel deel uitmaken van het intergemeentelijk samenwerkingsverband Overleg Cultuur Regio Kortrijk. Het gebied dat door deze gemeenten wordt gevormd, noemen we in dit rapport dan ook ‘de regio’. Daarnaast zijn er in deze enquête ook enkele participanten met een maatschappelijke zetel buiten de regio, nl. in Brugge, Izegem en Torhout. Het gaat hier over organisaties die een werking over (een deel van) West-Vlaanderen uitbouwen en daardoor ook voor deze regio relevant en in deze regio actief zijn. De grafiek hieronder geeft inzicht in de verdeling van de deelnemende organisaties over de verscheidene gemeenten. Voor het overzicht van de organisaties, verwijzen we naar bijlage 1, op pagina 67.
Alle gemeenten zijn vertegenwoordigd in de lijst met minimum 1 organisatie. De meeste participanten – en dat is niet onlogisch - komen uit de stad Kortrijk. In Kortrijk zijn sowieso de meeste erfgoedorganisaties actief, maar het dient ook opgemerkt dat hier ook al langer een
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
9
erfgoedcel actief is, waardoor meer organisaties hun weg hebben gevonden naar het erfgoedbeleid en daardoor ook makkelijker aan deze bevraging hebben deelgenomen. Op dat vlak willen we vragen de cijfers ook steeds in deze context te bekijken. De kritische lezer zal bijvoorbeeld opmerken dat socio-culturele verenigingen met een (bescheiden) erfgoedwerking enkel in Kortrijk opduiken. Wat verder in dit rapport, op pagina 25 gaan we hier verder op in. In de grafiek wordt ook een opdeling gemaakt in professioneel (blauw) en vrijwilligers (rood). We willen meteen zeggen dat deze opdeling geen waardeoordeel betreft over de graad van professionaliteit van een organisatie of de kwaliteit van de werking. Een organisatie wordt aangeduid
als
‘professioneel’
als
men
kan
beschikken
over
betaald
personeel;
vrijwilligersorganisaties werken louter en alleen met vrijwilligers. Op basis van dit criterium kwamen we zo op 26 professionele en 50 vrijwilligersorganisaties14.
Uit de lijst in bijlage 1 en onderstaande grafiek is op te maken dat het hier gaat over een zeer diverse lijst waarmee meteen de diversiteit van het lokale en regionale erfgoedveld in beeld wordt gebracht. Musea, archiefinstellingen, heemkringen, bibliotheken, als subsectoren maar ook verscheidene inhoudelijke thema’s worden weerspiegeld in de participerende organisaties. Verder valt het in deze lijst op dat de gemeentearchieven hier ontbreken. Tot de groep van 13 gemeenten behoren 5 steden die allen melding maken van hun stadsarchief (Kortrijk, Waregem, Menen, Wervik en Harelbeke). Van de 8 overblijvende gemeenten worden slechts 2 gemeentearchieven genoemd (Wevelgem en Zwevegem). In principe moet elke gemeente een gemeentelijk(e) archief(werking) hebben. Wij stellen ons hier de vraag of er in deze gemeenten geen archiefwerking is of het archief om een of andere reden niet deelneemt aan deze bevraging. In ieder geval lijkt het ons belangrijk om nader te onderzoeken en op te volgen op welke manier de gemeentelijke archiefwerking in Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Kuurne, Lendelede en Spiere-Helkijn georganiseerd wordt. Als we naar de bevraging van de gemeenten kijken, dan zien we dat in elke gemeente buiten Spiere-Helkijn
het
erfgoedbeleid
(vaak
deeltijds)
aan
een
gemeenteambtenaar
wordt
toegewezen. Voor meer info hierover verwijzen we naar p. 21. Het zou interessant zijn om de graad van kwaliteit en professionaliteit te meten per gemeente op basis van de inzet en de aanwezigheid van enerzijds erfgoedactoren en anderzijds gemeentepersoneel. Deze oefening kan misschien in een volgende fase uitgevoerd worden?
14
De naam zoals die hier werd weergegeven, is de naam waarmee de organisaties zichzelf hebben geïdentificeerd
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
10
In een volgende vraag wordt er gepeild naar de juridische structuur van de organisaties. De grafiek hieronder geeft het resultaat weer:
.
Belangrijkste opmerking hier is dat meer dan de helft van onze vrijwilligersorganisaties feitelijke verenigingen zijn. Hier zit er toch een behoorlijk verschil met het PRISMA-onderzoek waar de verhouding vzw (of juridische structuur) en feitelijke vereniging ongeveer 2 tot 1 is. Afhankelijk van het soort erfgoedorganisatie, pleiten we vooral voor erfgoedbewaarders (dus organisaties die effectief een collectie beheren) om hun juridisch statuut te bekijken. Een vzw opstarten wordt steeds makkelijker (bovendien kan dat sinds kort ook via e-griffie). Hoewel er meer administratieve last verbonden is aan een vzw, is de meerwaarde ervan groot omdat een vzw meer bescherming biedt voor de organisatie. Die bescherming kan bijvoorbeeld interessant zijn in functie van het afsluiten van allerhande verzekeringen bij calamiteiten. Het is misschien een eerste aanbeveling voor een regionale erfgoedwerking (en voor de gemeenten) om de organisaties te informeren over de voor- en nadelen van een juridische structuur en hen op die manier ook een stap te doen zetten naar verdere professionalisering.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
11
Het volgende item in de bevraging behandelt het oprichtingsjaar van de organisaties. De grafiek hierna geeft een idee van het resultaat:
We zien hier vooral een activiteit vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw met een serieuze stijging vanaf de jaren ’60 tot een heuse piek vanaf het jaar 2000. In deze piek zien we dat vooral het oprichten van vrijwilligersorganisaties als eerste boomt. Al bij al kunnen we hier dus stellen dat de ‘georganiseerde’ erfgoedsector een vrij jonge sector is
(grosso
modo
van
50
jaar
oud).
Verklaringen
van
de
zeer
sterke
groei 16
vrijwilligersorganisaties sinds de jaren ’60 heeft volgens Heemkunde Vlaanderen
van
zeker te
maken met de (dan nakende) fusies van de gemeenten. De grote piek in Vlaanderen (voor de cijfers van Heemkunde Vlaanderen werd toen bijna 30% van de organisaties opgericht) was er in de jaren ’70. Heemkunde Vlaanderen heeft berekend dat 13.3% van de ondervraagde heemkringen werd opgericht tijdens de laatste tien jaar en dat is 4% meer dan de tien jaar daarvoor. Ook hier valt de grote piek van net na de eeuwwisseling van nieuwe organisaties op, zowel in het vrijwilligersveld als bij de professionelen. De oorzaak zien we vooral in de reactie van deze regio op de landelijke aandacht voor cultureel erfgoed sinds de jaren ’90. Dat werd in deze regio heel duidelijk vertaald in het oprichten van nieuwe organisaties of het benoemen van de
16
www.heemkunde-vlaanderen.be/images/bladwijzer03_inkaart.pdf
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
12
erfgoedwerkingen die misschien voordien al bestonden. Een mooi voorbeeld hiervan (zie lijst hieronder) is de oprichting van vier stadsarchieven in die tijd. Wellicht bestond er al een archiefwerking in deze steden maar werd die bedrijvigheid toen (eventueel ook door het installeren van archivarissen) effectief als een dienst benoemd. De nieuwe organisaties die opgericht werden na de eeuwwisseling zijn: ‘t Erfgoed Gilwe Be-Part, Platform voor Actuele Kunst Erfgoedcel Kortrijk Heemkundige kring Spira Helcinium Heemkundige Werkgroep Bissegem Kortrijk 1302 Kuurns Erfgoed Leieland, cultuur en horizonten Molen-en Bakkerijmuseum Stadsarchief Harelbeke Stadsarchief Kortrijk Stadsarchief Waregem Stadsarchief Wervik Stichting de Bethune Transfo Vlaams Filmmuseum en -archief/Huis van Beeld en Geluid Vrienden van de Molen te Outrijve Werkgroep Hagal Werkgroep Lokale Historiek Interessant om weten is ook welk mandaat de persoon die de vragenlijst invulde, heeft binnen de organisatie. We nemen immers aan dat de persoon die deze taak uitvoerde, binnen de organisaties toch een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Deze informatie leert ons dus zeker iets over de verdeling van mandaten en het belang van die mandaten. Het vaakst (39%) was de voorzitter aan zet, gevolgd door de secretaris. In een enkel geval vulde een ander bestuurslid of een lid van de vereniging de vragenlijst in. Ook archivarissen en conservatoren worden vaak genoemd. In 1 op 4 van de gevallen werd de lijst door ‘anderen’ ingevuld. Om in te kunnen schatten binnen welke leeftijdscategorie de invullers zich bevinden, werd gepeild naar de leeftijden van de contactpersonen. De grafiek hierna geeft inzicht:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
13
Allereerst dienen we te onthouden dat deze grafiek ons enkel informatie biedt over de leeftijd van die persoon binnen de organisatie verantwoordelijk was voor het invullen van de bevraging, het geeft ons geen beeld over de ‘demografie’ van de organisatie. Het is dan ook gevaarlijk om uit deze gegevens grote conclusies te trekken.
Toch nuanceert deze grafiek
enigszins het beeld dat de erfgoedsector een sector is van voornamelijk (mannelijke) senioren. Zowel bij de professionelen als bij de vrijwilligers stroomt er duidelijk jong bloed binnen. Een campagne om die professionals in hun vrije tijd ook op vrijwillige basis een mandaat te doen opnemen in de erfgoedsector, kan misschien verder wat verjonging brengen. Hier bestaan trouwens mooie voorbeelden17 van.
Hoofdstuk 2: Bestuur en leden van de organisaties In een volgend luik gaan we in op het bestuur en de leden van de organisaties. Een organisatie telt gemiddeld 11 bestuursleden en 187 leden. PRISMA berekende voor het gemiddeld aantal bestuursleden 9 mensen. Het PRISMA-onderzoek toont bovendien ook aan dat het aantal leden min of meer stabiel blijft. Op de vraag of de organisatie gewone leden telt, antwoorden 29 organisaties neen en 43 organisaties zeggen dat ze wel gewone leden hebben. Vele vrijwillige organisaties zijn dan ook duidelijke ledenorganisaties. Leden behoren in 62% van de gevallen tot de groep ‘gemengd’ (zowel individuen als groepen), in 32.5% van de gevallen gaat het om individuele lidmaatschappen en in 5.5% van de gevallen gaat het om ledengroepen, bijvoorbeeld families,
17
Zie hiervoor het artikel Jongeren en heemkunde: een contradictio in terminis?’ in ‘http://www.heemkundevlaanderen.be/uploads/bladwijzer/bladwijzer02/bladwijzer02_jongeren.pdf
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
14
organisaties, bedrijven...Met een gemiddelde van 187 leden per organisaties bestaat er dus een behoorlijke ‘achterban’ voor erfgoed in deze regio. De grafiek hierna geeft inzicht in de samenstelling van het bestuur:
Als we deze cijfers vergelijken met Vlaanderen (PRISMA) dan zien we voor deze regio eenzelfde tendens als het gaat over de organisatie van de vereniging. Het feit dat er toch heel wat organisaties over geen of over een niet-verkozen bestuur beschikken, heeft wellicht te maken met het feit dat er heel wat feitelijke verenigingen aanwezig zijn in de groep vrijwilligersorganisaties (zie hoger, p. 10) en is dus recht evenredig met het statuut van de vereniging. Het groot aandeel professionele organisaties zonder bestuur heeft wellicht te maken met het feit dat deze organisaties vaak een dienst zijn binnen een andere organisatie (bijvoorbeeld stadsarchieven maken integraal deel uit van de gemeentelijke administratie) en daardoor geen ‘eigen’ bestuur hebben. Om zicht te krijgen op de mate van professionaliteit, trachten we in kaart te brengen met welke beleidsinstrumenten de organisaties hun werking kracht bij zetten. Men kon meerdere antwoorden aanvinken. De grafiek hierna verheldert:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
15
Heel wat professionele organisaties zijn ‘verplicht’ een beleidsplan op te maken in functie van subsidiereglementen en andere erkenningsmechanismen. Het verbaast dan ook niet dat deze sector hier vrij goed scoort. Een actieplan en werkingsverslag zijn naar onze mening ‘natuurlijke’ bondgenoten van het beleidsplan. De vrijwilligersorganisaties doen het hier veel minder goed. Slechts 1 op 7 van deze organisaties heeft een plan waarin de bestaansreden en de ambities van de organisaties staan opgetekend. We beseffen maar al te goed dat het opmaken van een (goed !!!) beleidsplan geen evidente klus is maar we willen hier toch echt wel ijveren voor het belang van dit beleidsinstrument. De opmaak van zo’n plan is immers een unieke kans om na te denken over (de toekomst van) de organisatie en de positionering ervan ten opzichte van collega-organisaties, voor deze regio ook ten opzichte van een regionale werking, ten opzichte van het publiek en ten opzichte (van trends in) de maatschappij. Verder zorgt een (weerom goed!!!) beleidsplan voor stabiliteit in een organisatie: de bakens van het beleid zijn getrokken; iedereen ‘weet’ hetzelfde, naar buiten uit kan duidelijk gemaakt worden waar de organisaties voor staan en ook wat men niet van de organisatie kan of mag verwachten. Een belangrijke premisse voor de opmaak van een goed plan is dat het plan niet enkel door de incrowd van een organisatie wordt opgemaakt maar ook door partners die invloed hebben op of belang hebben bij de organisatie, de zgn. stakeholders. Op deze manier legt een organisatie meteen ook de link naar wat er buiten de organisatie gebeurt. Het klinkt misschien hard maar organisaties die niet de tijd maken om te reflecteren over de dingen die men doet en die er rondom de organisaties gebeuren, dreigen in de problemen te komen. Stilstaan (en telkens meedrijven op wat men al heeft of wat men al kent) is achteruitgaan. Als men niet tijdig nadenkt over wat er komen gaat en zich ook niet in deze
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
16
(nieuwe) wetmatigheden inschrijft, zal men meer en meer achter de feiten aanhollen. Toch geen fijne vooruitzichten voor een sector die zijn saaie imago wil afgooien. We zien nochtans in de groeigrafiek (de vraag luidde: “hoe ziet men de organisatie in de toekomst evolueren?”) dat heel wat organisaties (80% en 46%) minstens de ambities hebben om te stabiliseren en zelfs te groeien en zich verder te ontplooien. Een professionele werking en een heldere toekomstvisie zijn volgens ons hiertoe een
CONDITIO SINE QUA NON.
Uiteraard staat het elke organisatie vrij om te kiezen voor groei, visie, professionalisering én regionale werking. Vanuit wat we hierboven hebben gesteld, raden we een toekomstige regionale werking aan bij de ondersteuning hier veel aandacht voor te hebben. Een regionale werking lijkt ons immers gebaat met een samenwerkingsverband van organisaties die de wil hebben om te groeien door duidelijke (toekomstgerichte) doelen te stellen en zichzelf ook steeds te bevragen. Een regionale erfgoedwerking kan een nieuw momentum zijn voor organisaties om enerzijds voor zichzelf te bepalen wie ze zijn en waar ze voor staan en anderzijds in te vullen welke positie ze innemen ten opzichte van de regio. Een regionale werking is volgens ons niet enkel een middel en een instrument dat een leegte invult of ondersteuning biedt aan de eigen werking. Een regionale werking moet naast/met/boven/onder/in/… de verscheidene lokale werkingen staan en moet haar eigen wetmatigheden en meerwaarde benoemen én bewerken. Elke afzonderlijke organisatie moet dus bijgevolg die regionale werking als een plek binnen de eigen werking kunnen benoemen en legitimeren. Aansluitend bij – en ter staving van - deze constatering, zoomen we even in op de open vraag “geef een zo concreet mogelijke omschrijving van het doel van je organisatie”. Een screening van de antwoorden leert dat de doelen van de organisaties vaak vanuit een verdedigend en/of
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
17
behoudend standpunt geschreven zijn. Een voorbeeld: heel vaak zien we dat de doelstelling van de organisaties “het bewaren van het erfgoed is”. Uiteraard is het bewaren van het erfgoed één van de belangrijkste taken of opdrachten van een erfgoedorganisatie. Maar is het ook een doel? Is het louter bewaren een doel op zich? Het is naar ons gevoel veel interessanter (maar niet evident) te benoemen waarom dit soort erfgoed moet bewaard worden en waarom precies deze organisatie daar het best voor geplaatst is. Hier ligt dan vooral de relatie tussen erfgoedorganisatie en gemeenschap. En die relatie is toch de essentie van het erfgoedbegrip? Erfgoedorganisaties moeten volgens ons het lef hebben om actieve, frisse en toekomstgerichte ambities uit te spreken en op die manier aan te tonen waarom ze vandaag noodzakelijk zijn en (vooral) waar ze het verschil willen maken.
Hoofdstuk 3: (Financiële) Ondersteuning Van hieruit gaan we over naar de financiële situatie van de organisaties en peilden we naar de eigen werkingsmiddelen (d.w.z. inkomsten uit eigen activiteiten, exclusief subsidies of werkingstoelagen) van de organisaties. Men kon meerdere antwoorden aankruisen:
78% van de vrijwilligersorganisaties hebben inkomsten uit activiteiten. Bij de professionelen is dat 40%. Meer dan 40 % van die laatste groep, genereert dan weer geen eigen inkomsten. Aangezien professionele organisaties vaak afhangen van een overheid of een andere instelling, wordt
de
werking
ervan
ook
gefinancierd
door
die
overheden
of
instellingen.
Vrijwilligersorganisaties zijn meestal onafhankelijk en moeten daardoor voor eigen inkomsten zorgen.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
18
Het wordt hier ook duidelijk dat erfgoedorganisaties geen interessante doelgroep zijn voor de bedrijfswereld in functie van sponsoring etc. Misschien kan een goede gezamenlijke imago- en communicatiecampagne hier een kentering in brengen? Op de vraag welke structurele en projectsubsidies (deze begrippen werden niet verklaard) de organisaties ontvangen (men kon meerdere antwoorden aanduiden), geven de grafieken hierna een antwoord:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
19
Gemeenten zijn voor de structurele subsidies de meest interessante en logische partner. Voor projectsubsidies vinden vooral professionele organisaties hun gading in het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap en de provincie. Het is bijna schrijnend om te constateren hoe weinig aanbod aan projectsubsidies er is vanwege de hogere overheden voor vrijwilligersorganisaties. Of vinden vrijwilligersorganisaties hun weg niet naar de bestaande mogelijkheden? Ook voor de andere erfgoedorganisaties in Vlaanderen blijken de steden en gemeenten de belangrijkste instanties met betrekking tot het ter beschikking stellen van subsidies voor vrijwilligersverenigingen. Ze zijn dan ook cruciaal in het dagdagelijkse reilen en zeilen voor de vele erfgoedverenigingen! De provincies samen met de provinciale koepels komen ook hier op de tweede plaats. We willen nog meegeven dat het onderzoek van Heemkunde Vlaanderen18 hier extra informatie meegeeft over het budget waarover een heemkring gemiddeld beschikt en over de grootorde van de subsidiebedragen.
18
www.heemkunde-vlaanderen.be/images/bladwijzer03_inkaart.pdf
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
20
Uiteraard (en gelukkig!) bestaan er nog andere vormen van ondersteuning dan enkel subsidies. De grafiek hieronder geeft meer inzicht in de andere vormen van ondersteuning:
‘Logistiek’
en
‘communicatie
&
promotie’
worden
hier
het
vaakst
genoemd.
Bij
de
vrijwilligersorganisaties kruist bijna 40% ‘andere’ (vormen van ondersteuning) aan. We leren dat het hier vooral gaat over ‘delen van kennis en ervaring’ (wat ook onder inhoudelijk of vorming zou kunnen vallen), samenwerking en huisvesting (wat ook onder logistiek zou kunnen
vallen).
Het
meest
opmerkelijk
is
de
3%
voor
vorming
vanwege
de
vrijwilligersverenigingen. Moeten we hieruit concluderen dat er geen (gratis) aanbod is voor vorming, dat het aanbod niet aangepast is aan de noden van de organisaties, dat de organisaties hier niet aan participeren of dat ze er gewoon niet van op de hoogte zijn? In ieder geval heeft men bij de vormingsnoden (zie p. 61) wel degelijk heel wat vragen naar specifieke vorming. In een open vraag werd er vervolgens nagegaan van wie die niet-financiële ondersteuning komt. 45 organisaties beantwoordden deze vraag. De steden en gemeenten scoren hier veruit het best met 33 vermeldingen. Op de tweede plaats met 8 vermeldingen komen (lokale) verenigingen (voor vorming) en op de derde plaats koepelorganisaties, sectororganisaties of het steunpunt. De provincie West-Vlaanderen komt vier maal voor. De ‘vrienden van’, de toeristische en de archiefsector wordt twee maal genoemd. De erfgoedcel van de stad Kortrijk komt maar een keer voor; wellicht zien de verenigingen de cel als een onderdeel van de stad? Maar wat dan met de professionelen? Ook Overleg Cultuur Regio Kortrijk wordt maar één maal vermeld; dat heeft wellicht deels te maken met het werkingsterrein van het overleg, dat zich niet richt tot verenigingen. Ook de ondernemerswereld komt hier slechts een keer aan bod.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
21
Als algemene conclusie geldt hier zeker dat de gemeente zowel op vlak van subsidies als op vlak van niet-financiële ondersteuning de meest interessante partner is voor onze organisaties. Deze conclusie wordt zeker bevestigd door de gemeenten zelf waar de vraag werd gesteld welke vormen van ondersteuning er aan de verenigingen werd gegeven. Naast financiële ondersteuning wordt er vooral heel wat logistieke ondersteuning gegeven, gaande van ter beschikking stellen van infrastructuur, inzetten van personeel, hulp bij activiteiten, materiaal ontlenen (printer, kopieerapparaat, …), ondersteuning op vlak van communicatie. In één geval is er ook ondersteuning geweest door onderzoekswerk in functie van de aankoop van een softwarepakket. Hier en daar wordt er ook door de gemeenten geïnvesteerd in het drukwerk van publicaties of brochures. Hoofdstuk 4: Huisvesting De huisvesting van onze organisaties is een volgend interessant domein. We vroegen of de organisaties over vaste lokalen beschikken, of er aan hun organisatie een toegankelijk archieferfgoedbibliotheek-documentatiecentrum of museum verbonden is en of de lokalen aangepast zijn aan de activiteiten van de organisatie. De professionals hebben bijna allemaal een eigen onderkomen; voor de vrijwilligers is dat 58%. PRISMA geeft hier een cijfer van 48%. Type Huisvesting
% ja vrijwilligers
% ja professioneel
% leeg
Vaste Lokalen
58%
92%
1%
Archief- of
38%
69%
1%
20%
42%
3%
documentatiecentrum Museum
Over het algemeen is men vrij tevreden over de manier waarop de lokalen aangepast zijn aan de aard van de werking van de organisaties.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
22
De grafiek hierna geeft inzicht in de eigendomstoestand van de lokalen. Net zoals in de rest van Vlaanderen (66.5%) worden de lokalen voor de vrijwilligersorganisaties (en –logisch- ook voor professionelen) vooral voorzien door een overheid.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
23
En verder wordt er ook inzicht gegeven in de manier waarop de ruimtes worden ingevuld. We merken dat het hier steeds gaat over heel verscheidene combinaties van gebruik (die we hier niet kunnen aflezen), met andere woorden: een organisatie is nooit ‘alleen’ museum of archief maar heeft daaraan verbonden ook nog andere functies.
Hoofdstuk 5: Type organisaties, erfgoeddomein en werkingsgebied Nu we inzicht hebben in de huisvesting van de organisaties en de manier waarop de lokalen worden ingevuld, kunnen we inzoomen op de types organisaties en de erfgoeddomeinen waarin ze actief zijn. In de eerste grafiek komen we te weten onder welke noemer/sector de organisaties de eigen werking plaatsen. Men kon meerdere antwoorden geven:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
24
Uit deze analyse blijkt dat erfgoedorganisaties vaak ‘hybride’ organisaties zijn waardoor men zich niet vaak onder één bepaalde noemer laat onderbrengen. De cijfers spreken voor zich en verrassen ook niet echt. Onder het luik ‘andere’ komen vooral culturele organisaties of onderwijsinstellingen aan bod. In een aanvullende fase van deze studie, lijkt het ons wel interessant om de organisaties te vragen welke sector of type voor hen ‘top of mind’ is. Dat levert immers interessante informatie op om een prioritair beleid op te enten. Specifiek voor de vrijwilligersverenigingen wordt er gevraagd wat voor soort vrijwilligersverenging ze zijn. Men kon slechts één antwoord aanduiden waardoor er een scherper zicht komt op de omschrijving die past bij de betreffende organisatie. De keuzemogelijkheden sluiten aan bij de keuzemogelijkheden die door PRISMA werden opgemaakt. De categorie ‘vereniging voor erfgoedbeleving’ in het PRISMA-onderzoek heet hier ‘culturele vereniging met een erfgoedwerking’. Dit is het resultaat: Type vrijwilligersorganisatie (N=46) Vereniging voor heemkunde, lokale en regionale geschiedenis Heemkunde Lokale, stads- en regionale geschiedenis
Regio 41%
Prisma 53,6%
Vereniging voor (materiële) erfgoedzorg Verzamelaars Industrieel en wetenschappelijk erfgoed Monumenten en landschappen Vrienden van een erfgoedinstelling
24%
11,8 %
Vereniging voor erfgoedstudie Familiekunde Volkskunde Archeologie, oudheidkunde en kunstgeschiedenis Historische taalkunde en dialectologie
11%
8,8%
Vereniging voor erfgoedbemiddeling en –participatie Erfgoedtoerisme, gidsenkringen Erfgoedparticipatie en –educatie
13%
3,8%
Culturele vereniging met erfgoedwerking
11%
Vereniging voor erfgoedbeleving Carnaval en straatfeesten Historische stoeten en processies Traditionele sporten en schutterij Streekgastronomie en streekproducten (Kunst)ambachten en volkskunsten
0%
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
22 %
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
25
19 organisaties zijn dus verenigingen voor lokale geschiedenis, 11 voor erfgoedstudie, 5 voor erfgoedbemiddeling en –participatie, 6 voor materiële erfgoedzorg en 5 organisaties zijn culturele verenigingen met een erfgoedwerking. Net zoals in het PRISMA-onderzoek scoort de groep ‘vereniging voor heemkunde, lokale en regionale geschiedenis’ hier het hoogst. De vereniging voor erfgoedstudie, hier op de tweede plaats, komt in het PRISMA-onderzoek ook op een tweede plaats. De culturele vereniging met een erfgoedwerking scoort heel laag (ook in tegenstelling tot Vlaanderen). De reden daarvan is dat deze organisaties binnen deze enquête niet exhaustief werden bevraagd. Ook de breder groep van de verenigingen voor erfgoedbeleving werden niet opgenomen in de bevraging. Zoals reeds opgemerkt in de eerste pagina’s van dit rapport zijn de culturele verenigingen met een erfgoedwerking quasi allemaal in Kortrijk te vinden. Deze gegevens werden immers mee overgenomen uit een eerder Kortrijkse bevraging van het brede erfgoedveld, uitgevoerd in 2011 en 2012, waarin deze niet onbelangrijke spelers waren meegenomen. In de regionale online bevraging werd in de beginfase beslist deze groep doelbewust niet uit te nodigen omdat ze immers een zeer brede en diffuse groep vormen, soms ook zonder erfgoedwerking. Daarmee werd geen afbreuk gedaan aan de erfgoedwerking die verschillende van deze verenigingen wel ontplooien, maar als grote groep zijn ze natuurlijk zeer moeilijk algemeen te bevragen. Dat dit enigszins tot een scheefgetrokken beeld kan leiden, is duidelijk en onvermijdbaar. Kortrijk ‘scoort’ meer organisaties terwijl in andere gemeentes of steden deze niet onbelangrijke spelers onder de radar blijven20. Tegelijkertijd wijst deze ervaring er op dat het enerzijds zeer moeilijk is een erfgoedorganisatie sluitend te definiëren. Anderzijds toont de vaststelling ook aan hoe de jarenlange aanwezigheid van een erfgoedcel in Kortrijk, met z’n middelen, personeel en het opgezette uitgebreid netwerk de erfgoedwerking kan verbreden over de schotten van de organisaties, verenigingen en sectoren heen.
Nu we inzicht hebben in sector of type, is het ook relevant een idee te krijgen van het erfgoeddomein waarin de organisaties actief zijn. De grafieken geven de antwoorden voor de vrijwilligersorganisaties, gevolgd door de analyse voor de professionals:
20
Een rondvraag bij enkele steden wees bijvoorbeeld al snel op verschillende verenigingen die onder deze categorie kunnen worden ondergebracht, maar die op vandaag niet tot de respondenten horen. Zo telden we er 16 in Waregem en 5 in Harelbeke.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
26
Hoewel er sowieso het meest intensief rond roerend erfgoed wordt gewerkt, doet het immateriële erfgoed het hier toch ook wel goed. Vandaar dat we even peilden naar de manier waarop organisaties inzetten op immaterieel erfgoed. Veel organisaties melden dat er bij hen vooral projectmatig met het immateriële erfgoed wordt gewerkt. Ook hier blijkt trouwens weer dat het lokale erfgoed zich niet laat opdelen in administratieve indelingen: hoewel onroerend erfgoed een gewestmaterie is, zijn er heel wat organisaties die ook linken leggen met dit soort erfgoed. En dat lijkt ons niet meer dan evident, zeker als men actief is op lokaal niveau.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
27
Maar de erfgoedorganisaties van deze regio werken ook op andere domeinen. We peilden ernaar in een open vraag waarbij 61% van de organisaties een positief antwoord gaf. De domeinen zijn legio maar het vaakst komt de kunsten- en culturele sector in al haar facetten aan bod (hedendaagse kunst, literatuur, muziek, design). Daarnaast worden ook techniek, toerisme, educatie en vorming genoemd. In de bevraging wordt gepeild naar het aantal organisaties dat een archief, erfgoedbibliotheek of documentatiecentrum heeft, verbonden aan de werking of als core van de werking. Daarnaast wordt er ook gevraagd of die plekken ook toegankelijk zijn voor het publiek. 36 van de bevraagde organisaties (dat is bijna de helft) zeggen dat ze een archief, erfgoedbibliotheek of documentatiecentrum hebben, waarvan 12 professionelen en 24 vrijwilligersorganisaties. Voor de professionele organisaties is slechts één de organisaties niet toegankelijk voor het publiek. 7 van de archieven, erfgoedbibliotheken of documentatiecentra zijn toegankelijk volgens afspraak en 4 op vaste tijdstippen. Voor de vrijwilligersorganisaties komen we op volgende aantallen: van de 24 organisaties met een archief, erfgoedbibliotheek of documentatiecentrum zijn er 5 niet toegankelijk voor het publiek, 7 op afspraak en 12 op vaste tijdstippen. De vergelijking met PRISMA leert dat de cijfers voor deze regio overeenstemmen met wat ‘gangbaar’ is in Vlaanderen. Qua openstelling liggen de cijfers wat lager: in Vlaanderen is bijna twee derde van de archieven, erfgoedbibliotheken of documentatiecentra op vaste tijdstippen open voor het publiek en een derde op afspraak. Voor de vrijwilligersorganisaties in onze regio gaat het over de helft op vaste tijdstippen en iets meer dan een vierde op afspraak. Op de vraag of er een museum verbonden is aan de organisaties, antwoorden 21 organisaties positief; 10 ervan zijn professionelen en 11 zijn vrijwilligersorganisaties. Dat is in totaal iets minder dan een vierde van de bevraagde groep. In verband met de publieke toegankelijkheid van het museum zeggen 8 professionele organisaties dat het museum toegankelijk is op vaste tijdstippen, één museum is enkel open op afspraak en één museum kan bezocht worden door groepen volgens afspraak en op vaste tijdstippen voor individuele bezoekers. Van de 11 vrijwilligersorganisaties zijn er 4 toegankelijk op vaste tijdstippen en ook 4 volgens afspraak, 2 kunnen bezocht worden op vaste tijdstippen en volgens afspraak; één organisatie is momenteel gesloten wegens restauratiewerken. Het PRISMA-onderzoek geeft voor de vrijwilligersorganisaties volgende cijfers: 19.3% van de bevraagde organisaties heeft een museum (in onze bevraging krijgen we een gelijkaardig cijfer van 22 %). De publieke toegankelijkheid ligt in deze regio weer wat lager dan wat gangbaar is voor Vlaanderen.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
28
Hier richten we ons op het werkingsgebied van de organisaties. Vraag is op welk geografisch gebied de werking betrekking heeft. Meerdere antwoorden zijn hier mogelijk:
Algemeen kunnen we stellen dat de tendensen voor de professionelen hier gelijk lopen met de tendensen van de vrijwilligers. De belangrijkste conclusie is dan ook dat de meeste organisaties vooral in de eigen gemeente of in de aangrenzende gemeenten actief zijn. Toch mag hier ook gezegd worden dat heel wat organisaties een bredere werking ontwikkelen dan enkel de gemeente. En daar wijken deze cijfers toch af van het PRISMA-onderzoek want het item ‘verschillende aangrenzende gemeenten’ scoort hier ongeveer 30%; in PRISMA is dat maar14.4%; het luik historische regio geeft hier een 20% aan en in PRISMA is dat maar 6.7% en voor geografische streek zien we een gelijkaardig verschil. Ook het luik provincie en Vlaanderen is hier beduidend hoger van in PRISMA. Deze conclusie geeft aan dat er in deze regio op vlak van werkingsgebied toch al behoorlijk naar de bredere regio gekeken wordt. Dat is een interessant gegeven voor een toekomstige regionale werking. In een open vraag konden de deelnemers het geografisch gebied nader omschrijven. Hier komen echter geen vermeldenswaardige of vergelijkbare zaken uit. Als we dan vragen welke thema's er verweven zitten in de werking van de organisatie, dan krijgen we deze interessante reacties: (men kon meerdere thema’s aanvinken; men duidde hier gemiddeld 4.5 thema’s aan):
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
29
We zien hier alvast dat alle voorgestelde erfgoedthema’s in de werking en/of collecties van onze organisaties aanwezig zijn. Het kunsthistorische erfgoed scoort duidelijk het hoogst, gevolgd door het sociaaleconomische erfgoed en het industriële erfgoed. Ook de gemeenten werd gevraagd welke thema’s ze belangrijk vonden. Men kon er max. 5 aanduiden en die vervolgens een score van 1 tot 5 geven (5 is het belangrijkste). Aangezien er hier werd gewerkt met andere aankruislijsten kunnen we niet echt vergelijken met het voorgaande. Het is wel zo dat het industriële erfgoed en het kunsthistorische erfgoed ook bij de gemeenten echt goed scoort. De gemeenten geven ook een topscore aan het religieuze erfgoed, wat in deze lijst niet aan bod komt. Verder scoren funerair, architecturaal en archeologisch erfgoed nog vrij goed. De thema’s die in de collecties aanwezig zijn, stemmen ook helemaal overeen met de thema’s die de organisaties als ‘typisch lokaal’ of ‘typisch regionaal’ erfgoed hebben benoemd. Deze werden bevraagd in open vragen aan het eind van de enquête. De woordenwolken geven deze resultaten schematisch weer. In een dergelijke wolk worden veel voorkomende antwoorden groter weergegeven. De wolken kunnen echter niet als éénduidig kwantitatief middel gebruikt worden gezien ze de tekstuele antwoorden herleiden tot een loutere woordentelling.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
30
In een open vraag werd aan de gemeenten gevraagd wat zij als typisch regionaal erfgoed zien. Ook hier scoort het industriële erfgoed het best. Vlas wordt heel vaak als specifiek onderdeel genoemd (9 op 46 antwoorden). Ook het onroerend erfgoed komt vaak aan bod met oude hoeves,
abdijen,
begraafplaatsen.
Verder
worden
vernoemd:
archeologisch
erfgoed,
immaterieel erfgoed en cultuur van alledag, paardenerfgoed, oorlogserfgoed en erfgoed dat relateert aan de grens, smokkel en de Leie. Enkele gemeenten zeggen ook dat erfgoed dat het lokale niveau overschrijdt of in meerdere gemeenten aanwezig is, tot de groep van het regionale erfgoed behoort.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
31
Eerder dan specifieke domeinen op de voorgrond te plaatsen geven deze kwalitatieve vragen eerst en vooral aan dat er zowel lokaal als regionaal een enorme rijkdom bestaat. Anderzijds wijzen ze ook op diverse bindende inhoudelijke thema’s.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
32
DEEL B OPPORTUNITEITEN EN DREMPELS VOOR EEN REGIONALE WERKING Zoals boven al aangehaald, kadert deze bevraging in een breder traject dat de versterking van de regionale erfgoedwerking beoogt. Vandaar dat we de interpretatie van de resultaten zoveel mogelijk willen plaatsen binnen de context van die regionale erfgoedwerking zelf. Uiteraard is het zeer belangrijk dat hierbij degelijk wordt nagedacht over de focus van een regionale erfgoedwerking, met dien verstande dat zo’n regionale erfgoedwerking vanuit verschillende invalshoeken kan worden begrepen. Met andere woorden, is de regionale erfgoedwerking: -
een cel die binnen eenzelfde regio de lokale erfgoedwerkingen ondersteunt en begeleidt naar verdere professionalisering?
-
een platform, aanvullend aan de lokale erfgoedwerkingen, met de bedoeling zich enkel met het regionale bezig te houden (regionaal is dan alles wat het lokale overstijgt (zowel op vlak van inhoud als op vlak van erfgoedwerking)?
-
een platform, aanvullend aan de lokale erfgoedwerkingen, met de bedoeling zich enkel bezig te houden met alle problematieken en opportuniteiten die gemeenschappelijk zijn voor (een deel van) de lokale erfgoedwerkingen binnen eenzelfde regio?
-
enkel bedoeld voor een regionale doelgroep?
-
combinaties van wat hierboven wordt gesteld?
Hoewel er over deze keuzes momenteel nog geen beslissingen werden genomen (deze enquête is bijvoorbeeld een van de instrumenten waarvan men keuzes wil laten afhangen), werd er in de bevraging toch al ingezoomd op de regionale werking, meer bepaald met de vraag “op welke mogelijke actiedomeinen of initiatieven de organisaties een beroep zouden doen in functie van de regionale werking”. Er werden 7 ronden voorzien waarin men zijn voorkeur van 1 (meest belangrijke) tot (max.) 7 (minst belangrijke) in verband met de verwachtingen ten opzichte van een regionale werking te kennen kon geven. Als we de eerste keuze van de organisaties als richting nemen, dan scoort netwerking duidelijk het hoogst, gevolgd door erfgoedzorg en publiekswerking. Verder heeft het erfgoedveld verwachtingen ‘Ondersteuning’
ten AS SUCH
opzichte
van
gezamenlijke
communicatie
en
erfgoededucatie.
sluit de rangen. We zullen ons, voor wat volgt, op dit rijtje baseren.
De grafiek hierna geeft het resultaat uitgebreid weer:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
33
Hoewel erfgoedzorg hier op de tweede plaats komt, moeten we toch wel meegeven dat vooral professionele erfgoedorganisaties hier ‘scoren’. Voor de vrijwilligersorganisaties is erfgoedzorg veel minder een … zorg. We willen de gelegenheid hier aangrijpen om te pleiten voor meer bewustmaking bij vrijwilligersorganisaties voor het belang van de materiële zorg voor de collecties. Erfgoedzorg vraagt een langetermijnplanning, een stapsgewijze aanpak en veel professionele ondersteuning. Toch eerst nog even attent maken op de 9 organisaties (7 vrijwilligersorganisatie en 2 professionelen) die aangeven geen wensen te hebben op vlak van verwachtingen ten opzichte van een regionale erfgoedcel. Dat doet de vraag rijzen naar de ‘afdwingbaarheid’ van de werking van zo’n regionale erfgoedcel. Een erfgoedcel ‘is er’ in principe voor alle erfgoedactoren. Maar wat met actoren die ‘geen wensen’ hebben of die niet mee willen stappen in een regionaal erfgoedverhaal? Bij de gemeenten ging de eerste keuze van het domein waarop regionale samenwerking de meeste meerwaarde kan bieden overduidelijk naar erfgoedzorg, gevolgd door netwerking.
Hoofdstuk 1: Netwerking Als we aan de erfgoedorganisaties binnen de regio Kortrijk de vraag stellen wat ze van een toekomstige regionale erfgoedwerking verwachten, dan antwoordt 35% ‘netwerking’ als eerste keuze. Voor de professionele organisaties op zich komen we zelfs voor ‘netwerking’ op een percentage van 52% en voor de vrijwilligers op 24%. In de enquête wordt er geen definitie gegeven van netwerking maar er worden wel enkele voorbeelden gegeven van manieren waarop en domeinen waarin er kan genetwerkt worden,
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
34
nl. “overlegplatform, bevorderen van samenwerking, uitwisseling van kennis en ervaringen, expertisedeling…”. Als we deze inhouden bekijken, dan maken de organisaties hier duidelijk dat ze binnen een (toekomstige) regionale erfgoedwerking: (meer) met elkaar in contact willen komen; informatie, kennis, expertise met elkaar willen uitwisselen én delen; samen dingen willen doen… In eerste instantie is het wenselijk te weten te komen welke netwerken er momenteel in de regio bestaan. Zo werd er gevraagd of de deelnemende organisaties in een of ander netwerk actief zijn. We kregen hierover volgende informatie:
Algemeen kunnen we dus stellen dat er vooral door de professionelen behoorlijk wordt genetwerkt. Van de vrijwilligersorganisatie beweegt iets meer dan 40% zich in een netwerk. Op deze vraag volgt een interessante open vraag waarin de organisaties kunnen meegeven in wat voor soort netwerken ze zich bevinden. We zien dat er heel wat netwerken bestaan in de regio en dat erfgoedorganisaties zich daar ook actief in bewegen. Zo zijn er ‘erfgoedbrede’ netwerken zoals het erfgoedplatform of het regionaal erfgoedoverleg21, het West-Vlaams erfgoedoverleg, overleg van de provinciale publiekswerkers, overleg van de professionele erfgoedwerkers van de stad Kortrijk etc. Ook in de archiefsector bestaan er heel wat netwerkplatformen zoals het West-Vlaams archievenplatform, overleg van rijksarchieven, archiefwerkgroep van de provincie en overleg van lokale archiefdiensten, VVBAD. Vanuit de museumsector worden dan weer musea van de Leiestreek en de Federatie van de Vrienden van Musea aangehaald. Ook binnen toerisme maken de erfgoedorganisaties gretig gebruik van de aangeboden netwerkplatformen. Zo zijn er Leiedal, Westtoer, Toerisme Leiestreek en
21
Het regionaal erfgoedplatform is een overlegplatform dat in het leven werd geroepen naar aanleiding van de bevraging “Richting een regionaal erfgoedbeleid in Regio Kortrijk”. Alle professionelen en niet-professionele erfgoedactoren maken deel uit van deze vergadering. De vergadering komt 2 ker peer jaar samen.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
35
Toerisme Kortrijk. Heel wat organisaties netwerken ook binnen de eigen thematische platformen zoals die rond industriële archeologie, rond textiel, rond fotografie enz. en daarnaast zien we ook de koepels zoals Heemkunde Vlaanderen, VVF en het Davidsfonds hier hun rol spelen. Verenigingen netwerken ook met andere verenigingen en verder worden ook netwerken vanuit een bestuurlijke context genoemd. We hebben geen zicht op de reden van netwerking. Het lijkt ons zinvol dat de resultaten nu verder worden uitgespit (ook in functie van het legitimeren en uitwerken van de regionale werking) met
ISSUES
zoals de (voornaamste) beweegreden van instappen in bepaalde netwerken
maar ook de meerwaarde die dit al dan niet heeft opgeleverd voor de organisatie. En ligt die meerwaarde op korte of eerder op langere termijn? Kortom: is het netwerk nog weg te denken uit de werking van de organisatie; waarom wel, waarom niet? Als deze zaken uitgeklaard zijn, kan er overleg gepleegd worden met de bestaande platformen zodat lacunes kunnen worden ingevuld en dubbel werk vermeden. Netwerking veronderstelt steeds een deel samenwerking. Vandaar dat we hier ook verder op ingaan. Zo werd er in de bevraging nagegaan of de organisaties samenwerken met andere organisaties of instellingen. Er wordt niet gespecificeerd wat er wordt begrepen onder samenwerking.
Ook uit het PRISMA-onderzoek weten we dat erfgoedorganisaties in Vlaanderen actief samenwerken. 81% van de PRISMA-respondenten deelden mee in het jaar van de bevraging met een andere vereniging, instelling of organisatie te hebben samengewerkt.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
36
In een volgende stap wordt er gevraagd met welk type organisatie men structurele samenwerkingsverbanden (het begrip structureel samenwerkingsverband wordt niet verhelderd) heeft. We zien hier grote verschillen tussen de professionele en vrijwilligersorganisaties. Voor de professionals komen vooral de erfgoedcel en andere professionele (erfgoed)spelers naar voor. Voor de vrijwilligers is het antwoord minder uitgesproken: het hele veld komt zowat aan bod met erfgoedverenigingen en musea op kop. Dit resultaat geeft sowieso aan dat structurele samenwerking zich toch nog vooral binnen de ‘gekende wereld’ afspeelt. De grafiek geeft de gedetailleerde resultaten:
Als we dan even inzoemen op de reactie op de vraag wie de belangrijkste partners zijn waarmee men samenwerkt, dan zien we inderdaad dat het over de ‘professionele
INCROWD’
gaat
zoals koepels, openbare besturen, erkende erfgoedorganisaties. In een volgende vraag wordt gepeild naar het type organisatie waarmee men de laatste drie jaren vooral losse samenwerkingsverbanden had. Ook hier kon men meerdere antwoorden aankruisen:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
37
Ook hier de voorzichtige conclusie dat de professionele organisaties vooral met andere professionals werken. Wat de vrijwilligersorganisaties betreft, zien we ook in het PRISMAonderzoek dat erfgoedverenigingen zich het meest vertrouwd voelen om met andere erfgoedverenigingen samen te werken. Meer organisaties (47) hebben trouwens losse samenwerkingsverbanden dan structurele (39 stuks). We durven hier toch wel te besluiten dat netwerking en samenwerking in deze sector een verhaal van ‘ons kent ons’ is; organisaties werken vanuit vertrouwen samen met organisaties die ze kennen. Ook de belangrijkste partners voor de occasionele samenwerkingen zijn gekende, meestal professionele erfgoedorganisaties. Vertrouwen en kennis van elkaar is zeker een pluspunt omdat men op die manier niet snel voor verrassingen zal komen te staan. Erfgoedorganisaties lijken zich vooral te bewegen in de ‘comfortzone’ van wat ze kennen en weten. Omdat we in deze enquête al heel vaak hebben kunnen concluderen hoe divers het erfgoedveld wel is, kan die diversiteit een teaser zijn om wat specifieker te werken en ook buiten de sector te treden? Uit de comfortzone van wat gekend en al geweten is treden? Het kan voor bepaalde organisaties het gevoel geven zich hier op glad ijs te bevinden maar hier kan de regionale erfgoedcel zijn rol spelen van ervaren en professionele coach.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
38
Ook aan de gemeenten werd gevraagd met welke partners ze samenwerken. De verenigingen worden hier volmondig genoemd als prioritaire partner gevolgd door de lokale en landelijke professionele partners. Samenwerking is er vooral voor de organisatie van de Open Monumentendag en de Erfgoeddag maar ook voor advies allerhande. Verder zijn er publieksgerichte en projectmatige samenwerkingen rond verscheidene thema’s.
Binnen het luik netwerking, hebben de organisaties ook verwachtingen in functie van het delen van expertise. Expertise kan pas gedeeld worden als men daartoe ook bereid is. In die zin werd de vraag gesteld: “Voor welk soort specifieke kennis, expertise, ervaring of vaardigheid kunnen externe organisaties en diensten een beroep doen op de organisatie?”. In functie van toekomstige regionale expertise-uitwisseling, is het interessant om te weten dat er zowel vanuit de professionele organisaties, als in het vrijwilligersveld, heel wat expertise aanwezig is. Het valt op dat men vooral in toch technische erfgoedmaterie zoals inventarisatie/registratie en collectiebeheer, over behoorlijk wat kennis beschikt. De grafiek hierna verheldert. Men kon meerdere antwoorden aankruisen op deze vraag.
Het is vreemd dat we deze aanwezige expertises niet meteen zien terugkomen in het overzicht van de sterktes binnen de organisaties:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
39
Specifiek met het oog op de toekomstige regionale erfgoedwerking, geven we hieronder nog mee wat er in de groepssessies ‘Gewikt en Gewogen’ over netwerking werd gezegd: Daar constateert men dat er al heel wat netwerken zijn in de regio. Een regionale erfgoedwerking moet dan ook vooral aan zet zijn om die netwerken te versterken door op te treden als eerste aanspreekpunt, door organisaties op weg te helpen, naar elkaar door te verwijzen. Het is belangrijk dat de partners in dit netwerk elkaar en elkaars werking écht kunnen leren kennen en dat er voldoende ruimte is voor informele vormen van uitwisseling en kennismaking.
Een
regionaal
netwerk
kan
ook
helpen
om
zicht
te
krijgen
op
gemeenschappelijke thema’s en om informatie door te geven of expertise te delen. Een netwerk uitbouwen en onderhouden is zeker niet evident; een netwerk moet van onderuit groeien, met organisaties die er open voor staan. Bovendien wordt een netwerk bij voorkeur uitgebouwd vanuit concrete projecten en niet op basis van abstracte structuren en verhalen. Tot slot willen we hier het volgende nog kwijt voor de toekomstige regionale erfgoedwerking:
netwerken en samenwerken is niet altijd hetzelfde; het is belangrijk om heel goed te duiden wat men precies voor ogen heeft binnen beide clusters; vooral in functie van een regionale werking dient men zich af te vragen of men zich in een regionaal netwerk bevindt ter versterking van de eigen organisatie of ter versterking van de regionale werking.
instappen in een netwerk is een engagement en kan nooit zomaar vrijblijvend zijn; in een
netwerk
moet
duidelijk
gemaakt
worden
wat
de
finaliteit
is
en
welke
verantwoordelijkheden men verwacht van elke partner; in principe is het een vorm van Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
40
geven en nemen. Het is dus van in het begin belangrijk te weten wat dit oplevert voor je eigen organisatie maar ook voor de andere.
in die zin is vertrouwen het sleutelwoord binnen een netwerk.
netwerken moeten onderhouden worden en moeten regelmatig kritisch bevraagd worden om niet in de alom gevreesde praatbarakkensfeer terecht te komen.
Hoofdstuk 2: Erfgoedzorg
Na netwerking, wordt er ook heel wat verwacht van een regionale erfgoedwerking ten opzichte van de erfgoedzorg. Het begrip wordt met voorbeelden als ‘ontwikkelen van grote onderzoeksprojecten, themaprojecten, erfgoeddatabank, initiatieven tot beter behoud en beheer, regionale registratieprojecten, regionaal erfgoeddepot…’ geduid. Zoals eerder al gezegd, hebben 76 organisaties meegedaan aan deze bevraging. Twee derde van deze organisaties (N=51 of 67%) beheren zelf een erfgoedcollectie, dat betekent dat ze ook de zorg voor een verzameling objecten, boeken, periodieke publicaties, archiefdocumenten, audiovisueel materiaal… op zich nemen. Een derde van de bevraagde organisaties heeft dus geen erfgoedcollectie. In dit deel werken we dus in hoofdzaak met de 51 collectiebeherende organisaties. In een eerste luik zoemen we in op de algemene gegevens van de collectie. Zo wordt in de grafiek hierna alvast duidelijk of de organisatie de collectie zelf beheert (in eigen beheer, ‘in eigen huis’) of de collectie ‘gedeponeerd’ werd, m.a.w. door een andere (bewaar)instelling beheerd wordt.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
41
We zien dat van de 51 collectiebeheerders, 44 organisaties of 86% (een deel van) de collectie in eigen huis beheren; dat zijn 19 (van de 26 of 73%) professionele organisaties en 25 vrijwilligersorganisaties (van de 50 of 50%). De volledige collectie van 6 vrijwilligersverenigingen
werd
overgedragen
aan
een
bewaarinstelling;
1
professionele
en
2
vrijwilligersorganisaties gaven een deel van de collectie in beheer aan een bewaarinstelling. Op de vraag aan welke bewaarinstelling men de collectie toevertrouwde, komen weinig reacties. De openbare bibliotheek van Kortrijk wordt twee maal genoemd, het Rijksarchief in Kortrijk, het stadsarchief van Kortrijk en de stad Brugge worden telkens een keer genoemd. Bij de respondenten werd vervolgens ook gepeild naar hun ‘verzamelgedrag’ met de vraag of de bestaande collecties verder aangroeien. Aangroei kan dus door een actief verzamelbeleid of
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
42
eerder spontaan. In dit geval gaat het dus over schenkingen, lukrake aankopen, ruil etc. De grafiek hieronder geeft het antwoord:
Het is heel duidelijk dat de professionelen meer ‘bewust’ omgaan met de uitbreiding van hun collectie. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat deze beheerders over een collectieplan beschikken.
Hoewel
het
in
deze
enquête
niet
wordt
gevraagd,
weten
we
dat
vrijwilligersorganisaties vaak willekeurig omgaan met schenkingen, m.a.w. men aanvaardt vaak nogal gemakkelijk schenkingen van derden. Dat is op zich geen probleem maar vaak ontbreekt het de organisaties ook aan visie over de manier waarop men die schenkingen aanneemt (vb. men maakt geen overdrachtsnota’s of contracten op) en weet men ook niet wat men met die schenkingen kan en wil doen. Dat leidt soms tot onsamenhangende collecties en tot extra problemen van depot, registratie, plaatsgebrek… Voor bezoekers aan de collecties is het vaak niet evident de rode draad in dit soort collecties te ontwarren. Een goed collectiebeleid met een collectieplan kan hier een deel van de problemen oplossen. In een collectieplan heeft men immers uiteengezet welke collecties men bewaart. Op die manier kan men duidelijk bepalen met welke stukken men de collectie verder wil uitbreiden en welke stukken niet thuishoren in de collectie. Een regionaal erfgoedbeleid kan hier een belangrijke rol spelen: enerzijds op vlak van informatie over en vorming in collectiebeleid maar anderzijds kan een regionale erfgoedcel zelf aan de basis staan van een regionaal collectieplan. Goed om weten is ook wie de eigenaar(s) van de collecties zijn die door onze organisaties beheerd worden. In dit antwoord kon men meerdere mogelijkheden aanvinken. In de grafiek wordt duidelijk dat de vrijwilligersorganisaties vooral zelf de eigenaar zijn van de door hen bewaarde collecties. Voor de professionelen is dat vooral de gemeentelijke of stedelijke overheid. Met ‘andere publieke rechtspersonen’ wordt vooral het OCMW en de
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
43
kerkfabriek bedoeld. Het is alvast geruststellend dat de meeste beheerders weten wie de eigenaar is van de collecties. In het PRISMA-onderzoek blijkt slechts 81% te weten wie de eigenaar is van de collectie.
Nu we inzicht hebben in het beheer van de collecties, gaan we kijken hoe de collectie precies is samengesteld. Er werd gevraagd of men een schatting (tenzij men de juiste cijfers had) kan maken van de verschillende onderdelen van de collectie. De collecties werden onderverdeeld in volgende items: boeken, periodieke publicaties, beeldmateriaal, audiovisueel materiaal en objecten. De grafiek hierna geeft inzicht in de antwoorden. Het vraagt heel wat omzichtigheid om deze cijfers met elkaar te vergelijken aangezien elke collectie zijn eigen specificiteit heeft, maar algemeen kunnen we stellen dat de collecties beeldmateriaal (foto’s, prenten, postkaarten, …) de grootste zijn. Verder zien we hier dat organisaties meestal meer dan één soort collectie beheren. Het gaat hier dus vaak over hybride organisaties, iets wat ook in het PRISMA-onderzoek wordt bevestigd. Hybride organisaties vragen heel wat expertise op vlak van zorg. Objecten hebben bijvoorbeeld heel andere vereisten op vlak van bewaring, depot en registratie dan bijvoorbeeld archiefbestanden. Het is belangrijk dat de collectiebewaarders hier terdege van op de hoogte zijn.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
44
In een volgend item onderzoeken we of archiefbestanden en -documenten (N= 41) en digitale dragers (bestanden op DVD, Cd-Rom, digitale tape of mobiele harde schijven met diverse digitale bestanden; N = 35) aanwezig zijn in de collectie.
Qua strekkende meter archief weten we van 9 professionele organisaties dat ze samen beschikken over 7826 strekkende meter (mediaan= 600m) en van 6 vrijwilligersorganisaties dat ze samen beschikken over 2150 strekkende meter (mediaan = 28m).
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
45
Vervolgens werd er gespecificeerd over welke types archiefbestanden het gaat. Men kon meerdere keuzeantwoorden aanvinken:
Het eigen archief scoort hier het hoogst. Op de tweede plaats komen de persoons- of familiearchieven en dan het archief van andere organisaties. Professionele organisaties beheren ook behoorlijk wat bedrijfs- en overheidsarchief. Heel wat organisaties beheren kopieën van archief dat zich elders bevindt. In het PRISMA-onderzoek zien we eenzelfde trend.
Het wordt vaak gezegd: de basis van een kwalitatieve erfgoedzorg, is een degelijke registratie van de collectie. Pas als je weet wat je in huis hebt, kan je de collectie ook effectief bewaren en inzetten voor verdere ontwikkeling en ontsluiting. Vandaar dat er gepeild werd naar informatie over de registratie en inventarisatie van de collecties. In wat komt wordt er vooral gesproken over de registratiegraad. Hoewel in deze enquête niet (en ook niet in het PRISMA-onderzoek) werd gevraagd hoeveel organisaties er effectief een of andere vorm van registratie doen, vinden we dit toch wel belangrijke informatie. Uit het onderzoek van Heemkunde Vlaanderen weten we wel dat het overgrote deel van de heemkundesector (83.2%) bezig is met de inventarisatie van de eigen collectie. Hier werd in een eerste vraag inzicht gezocht in de mate waarin de collecties geregistreerd, geïnventariseerd of beschreven werden. Dat wil zeggen schriftelijk op fiche of elektronisch op PC gecatalogiseerd. Men kon slechts één antwoord kiezen:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
46
Bij de vrijwilligersorganisaties valt op dat bijna 30% geen informatie kan geven over de graad van registratie (hoewel we weten dat deze enquête door ‘prominente’ personen binnen de organisatie werd ingevuld, zie p. 12). De professionele organisaties geven dan weer een meer helder beeld van de mate waarin hun collecties geregistreerd werden. We zoemen hier verder in door te achterhalen of de collecties geregistreerd werden op algemeen (op collectieniveau), op groeps- of deelcollectieniveau of op objectniveau:
Uiteraard is een registratie op stukniveau de meest interessante (maar ook de meest arbeidsintensieve) vorm. Ook hier geven de professionals een vrij positief antwoord (63% van de collectie is op stukniveau beschreven), voor de vrijwilligers is dat ‘maar’ 38%. Uit deze cijfers blijkt alvast dat registratie geen evidente (maar wel een zeer noodzakelijke) job is. Er is nog veel werk aan de winkel op vlak van registratie. Aan de andere kant zien we dan ook weer dat er, vooral bij de professionele organisaties, wel al heel wat expertise aanwezig is op vlak van registratie en inventarisatie.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
47
Als we dan verder peilen naar de wijze waarop de collecties geregistreerd werden, geeft de onderstaande grafiek hier meer info over:
Een inventarisatie met een steekkaartensysteem of een papieren inventaris kan op inhoudelijk vlak een prima inventaris zijn. Toch willen we hier de beperktheden van het systeem even aanhalen. Buiten het feit dat papier kwetsbaar is, zijn er hier vooral problemen met de doorzoekbaarheid
van
de
inventaris
en
de
inwisselbaarheid
van
de
inventaris.
Een
fichesysteem kan maar op slechts één manier doorzocht worden; een digitaal systeem kan via meerdere insteken geconsulteerd worden. Hetzelfde geldt voor het vergelijken van de stukken met stukken in de eigen collectie of in andere collecties. Voor de collecties die digitaal werden geregistreerd, geeft onderstaande grafiek duiding over de software die werd gebruikt. Zes organisaties lieten trouwens ook weten dat hun catalogus via het internet te consulteren is.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
48
Een volgende stap in functie van een kwalitatieve erfgoedzorg betreft alles wat te maken heeft met het depot, het onderbrengen van de collectie. In een open vraag werd bij de organisaties gepeild naar de plaats waar ze hun collectie bewaren. Meestal worden de collecties op de plaats waar de organisatie actief is, ondergebracht. Op die plaatsen is er een speciale ruimte voorzien voor de collectie. Voor andere gevallen wordt de collectie op een andere, speciaal ingerichte plek ondergebracht. Dat geeft echter nog geen idee of de collectie ook effectief goed bewaard wordt. Vandaar dat de depotnoden van de erfgoedorganisaties afgetast werden. De volgende grafiek geeft inzicht in de opgesomde depotnoden (men kon meerdere antwoorden aanduiden):
Uit deze grafiek komen de eerste problemen al duidelijk naar voren. In eerste instantie is er het feit dat bijna de helft van de erfgoedorganisaties meldt dat er geen problemen zijn op vlak van depot, wat zeker de wenkbrauwen doet fronsen. Ervaring leert immers dat precies daar vaak de grootste problemen opduiken. Dit doet ons voorzichtig concluderen dat er te weinig informatie is bij de verenigingen over een degelijk depotbeleid. Hier ligt er zeker een uitdaging voor een regionale erfgoedwerking, bijvoorbeeld
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
49
onder de vorm van een informatiecampagne waarin duidelijk wordt gemaakt welke depotvereisten er minimum moeten zijn voor een collectiebewaarder
TOUT COURT
en vervolgens
voor de specifieke soorten erfgoed. Verder zien we zowat alle depotproblemen hier de revue passeren. Voor de professionelen is er vooral te weinig personeel, zijn de ruimtes ongeschikt en de bewaarcondities niet aangepast. Deze zaken zien we ook terugkomen in de vraag om de depotnoden in detail te beschrijven. Enkele citaten: “Een deel van de stukken worden bewaard in het gebouw waar de bureaus van het museum zijn gevestigd. De stukken bevinden zich in verschillende lokalen, waar de bewaarcondities niet optimaal zijn.”; “Lokaal van de x mag gebruikt worden zolang het lokaal niet voor andere doeleinden nodig is.”; “Vochtproblemen in het lokaal, niet bevorderlijk voor het bewaren van documenten.” Wij zijn van mening dat in deze fase van een zich ontwikkelend erfgoedveld niet de specifieke depotnood echt van tel is. Deze hangt immers met zoveel verschillende factoren samen; meer inzicht hierover dient volgens ons te komen van depotinspecties (evt. op steekproefniveau). Wat hier wel belangrijk is, is inzicht in de noodzaak van degelijke bewaaromstandigheden van de collecties bij de erfgoedbewaarders. Het regionaal depotbeleid van de provincie WestVlaanderen heeft hier alvast de koe bij de horens gegrepen en de eerste stappen van een depotbeleid gezet. Het uitbouwen van een regionaal erfgoeddepot werd trouwens ook al in de motivatienota “Richting een regionaal erfgoedbeleid in Regio Kortrijk” aanbevolen. Voor de lokale vrijwilligersorganisaties denken we aan informatiecampagnes, voorstellingen van PRACTICES
GOOD
en gezamenlijke depotprojecten die tonen dat er met weinig middelen al heel wat
gerealiseerd kan worden, de basis van een regionaal depotbeleid. Uit de sessies ‘Gewikt en Gewogen’ komt er nog interessante informatie over depotnoden en ook over de mogelijke rol van een regionaal depotbeleid. In eerste instantie zegt men dat bewaren ter plaatse dé beste oplossing is. Omwille van grote problemen in verband met stockageruimte etc. maar ook voor specifieke collecties (zoals de archeologische collecties), kan er nood zijn aan extra ondersteuning en coördinatie. De provincie heeft hier nu een specifieke opdracht gekregen waarbij het niet de bedoeling is dat de provincie depots zal bouwen. Wat een regionaal depotbeleid wel kan doen is ondersteunen en partners bij elkaar brengen rond een regionale depotwerking. Een dergelijk regionaal depot is geen permanente stockageplaats maar een plaats waar ook tijdelijk stukken terechtkunnen (vb. bij verhuis of bij problemen in eigen depot) of waar registratie en projectwerk rond conservatie kan gebeuren. Een plek voor ondersteuning en begeleiding is zeker geen plek waar collecties worden ‘ingepalmd’.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
50
Tot slot en zeker niet het minst interessant, is de vraag naar de inhoudelijke thema’s die in de erfgoedcollecties aanwezig zijn De grafiek toont aan dat zowat alle erfgoedthema’s in de collecties van deze regio aanwezig zijn met als absolute topper het sociaaleconomische, kunsthistorische en politieke. Ook zeer prominent aanwezig in de collecties is het industriële en genealogische erfgoed. Als we dit vergelijken met de reacties die men geeft op de vraag wat men ziet als typisch lokaal en regionaal erfgoed (zie p. 29-30) met industrieel erfgoed op kop, dan zien we toch zeker heel wat overeenstemmingen met wat er in de collecties zelf aanwezig is en met wat men als typisch voor het lokale of regionale benoemt.
In de motivatienota “Richting een regionaal erfgoedbeleid in regio Kortrijk” wordt naast het industriële erfgoed het thema ‘grenzen’ prominent naar voren geschoven (“een grensregio die doorkruist wordt door tal van water- en andere wegen”). Hoewel men in deze enquête enkel kon kiezen voor ‘grensverhalen’, komt het thema hier toch niet zodanig expliciet naar voor. Ook bij de vraag naar typisch lokaal of typisch regionaal erfgoed (woordenwolken op p. 29-30) zien we de grens met alles wat daarbij hoort, niet echt doorwegen. De gemeenten haalden “erfgoed dat relateert aan de grens, smokkel en de Leie” dan weer wel enkele keren aan.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
51
We kunnen stellen dat voor het luik ‘erfgoedzorg’, de cijfers en informatie hier voor zich spreken. Enerzijds zien we dat er heel wat expertise aanwezig is (vooral dan op vlak van registratie) en dat de thema’s in de collecties mooi overeenstemmen met de thema’s die het lokale en regionale erfgoed identificeren. Wat de expertise rond erfgoedzorg betreft, zijn we van mening dat er heel beredeneerd moet worden omgesprongen met het inzetten van die expertises. Het is in eerste instantie belangrijk de kwaliteit van die expertise na te gaan. De volgende vraag is of men ook bereid is die expertise uit te zetten en tegen welke prijs (in geld maar ook in andere vormen van ondersteuning). En verder is er nog de vraag hoe men dan die expertise precies wil uitwisselen. Persoonlijk, ter plaatse en face-to-face of eerder onder de vorm van vormingssessies, publicaties, modules etc. Het is wel zo dat het stimuleren van expertise-uitwisseling van overheidswege ook echt zijn vruchten begint af te werpen. We zien immers heel wat ‘erkende’ of gesubsidieerde organisaties stilaan meer en meer hun rol opnemen en effectief naar buiten komen met ‘hun’ aanbod op vlak van uitwisselbare expertise. Ook dat kan vanuit de regio ontwikkeld en opgevolgd worden. Verder is het ook belangrijk dat organisaties de expertise die ze delen ook effectief documenteren. Dat is niet alleen interessant om aan derden te motiveren (en soms te legitimeren) waar, wanneer, tot wie en welke expertise men heeft gedeeld maar ook voor de interne werking: door een overzicht te krijgen in de zaken waarin je expertise kan delen of op bevraagd wordt, kan het eigen (sterkte)beleid verder ontwikkeld worden. Anderzijds zien we echt wel noden op vlak van registratie en bewaring. En de ondersteuning hierin start naar ons gevoel aan de basis met voorlichtingscampagnes en daarnaast pilootprojecten met
BEST PRACTICES
waarin duidelijk wordt wat er allemaal kan én dat het ook
effectief kan.
Hoofdstuk 3: Publiekswerking
Het ligt voor de hand dat in een kwaliteitsvolle erfgoedwerking ‘publiekswerking’ genoemd wordt als een belangrijk domein in functie van de regionale werking. We kijken wat er over publiekswerking in de enquête aan bod kwam. In eerste instantie werd er gepeild naar de (publieks)doelgroepen. De woordenwolk geeft een inzicht in de groepen die de organisaties opsomden als zijnde groepen die men wil bereiken met de erfgoedwerking:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
52
Zoals uit deze woordenwolk blijkt, mikt men op een zeer breed publiek, wat op zich legitiem en begrijpelijk is. Voor een degelijke publiekswerking is het vaak wenselijk om je doelgroep scherper te beschrijven. Met doelgroepen als ‘geïnteresseerden’, ‘iedereen’, ‘brede publiek’ is het niet evident een activiteitenbeleid op maat te voeren. Een randopmerking is hier dat men ‘spontaan’ bij deze vraag vooral naar doelgroepen voor publieksgerichte activiteiten heeft gegrepen. Uiteraard is er ook de sectorale doelgroep die in een regionale werking duidelijk zal moeten worden benoemd en gelegitimeerd. Een regionale erfgoedcel kan een belangrijke rol spelen en samen met erfgoedveld een doelgroepenbeleid voeren. Belangrijke principes hier zijn enerzijds het benoemen van publieksen sectordoelgroepen. Binnen die doelgroepen moet er dan weer gewerkt worden aan een juiste afstemming tussen aanbod en doelgroep wat sowieso zal leiden tot het maken van scherpe maar weldoordachte keuzes.
De vraag naar doelgroepen werd ook gesteld aan de steden en gemeenten. Ook hier kregen we enkel publieksgroepen als antwoord. De ‘sectordoelgroepen’ met de (lokale) erfgoedactoren voorop worden hier niet spontaan genoemd. Eenmaal worden de adviesraden genoemd maar dan vooral als communicatiekanaal. Hieronder volgt een kort overzichtje van de antwoorden: -
Het onderwijs en daaraan verbonden de jeugdgroepen en gezinnen komen het vaakst aan bod als specifieke doelgroep.
-
‘Senioren’ worden twee keer genoemd en ‘volwassenen’ een keer.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
53
-
Zes gemeenten zeggen dat ze geen doelgroepenbeleid voeren. Twee daarvan specificeren toch door te vertellen dat ze sowieso mikken op de volledige lokale gemeenschap.
-
Drie gemeenten en de provincie West-Vlaanderen zeggen dat ze op het brede publiek binnen de regio mikken (Kortrijk mikt ook op een ‘regionaal publiek’ en de provincie West-Vlaanderen richt zich ook tot ‘bezoekers’). Deze vier actoren melden daarbij dat ze
naargelang
de
(publieks)gerichte
activiteiten
die
ze
organiseren
specifieke
doelgroepen willen benaderen. Onderwijs- jongeren-gezinnen worden hier steeds genoemd. -
Twee maal komen allochtonen en eenmaal kansarmen algemeen aan bod.
Interessant om weten is het soort activiteiten dat de vrijwilligersorganisaties ontwikkelen voor de eigen leden. In een eerste vraag gaat het om activiteiten die men alleen voor leden ontwikkelt. Didactische uitstappen, vormingssessies en gezelligheidsactiviteiten scoren hier in deze volgorde het best. Als we deze cijfers vergelijken met Vlaanderen, dan merken we dat er in deze regio een hogere activiteit is dan in PRISMA wordt aangegeven, nl. 88% van de organisaties heeft minstens een ledenactiviteit ten opzichte van 70% in PRISMA. De grafiek geeft meer informatie (men kon meerdere antwoorden aanvinken):
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
54
In een volgende vraag kwamen we te weten dat van de 74 organisaties, 58 organisaties publiek toegankelijke activiteiten organiseren, ook voor niet-leden. Dat is 78%.
Erfgoeddag
en
Open
Monumentendag
zijn
duidelijk
de
meest
populaire
grote
publieksevenementen voor onze organisaties. Ook in het PRISMA-onderzoek kregen we hetzelfde resultaat. In Vlaanderen is het lokale stadsfestival dan weer net iets populairder dan de Nacht van de Geschiedenis hier. De gemeenten duiden vooral Open Monumentendag aan. Open Monumentendag heeft in ieder geval een langere traditie dan de Erfgoeddag en het is nog steeds de grootste publiekstrekker. Bovendien is er al jaren een dynamiek om deel te nemen aan Open Monumentendag in de regio, aangestuurd door Overleg Cultuur. Op de tweede plaats komt de Nacht van de Geschiedenis en op een gedeelde derde plaats Erfgoeddag, Open Bedrijvendag en Vlaanderen Feest. Erfgoeddag en Open Monumentendag zijn activiteiten die door anderen worden georganiseerd. Het is zeker interessant eens te kijken welke activiteiten onze organisaties zelf in petto hebben. Tentoonstellingen, wandelingen & rondleidingen en lezingen&debatten zijn veruit het meest populair als activiteit. PRISMA geeft hetzelfde resultaat.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
55
Ook in de open vraag die hierop volgde naar het beschrijven van de belangrijkste publieksactiviteit,
scoort
de
tentoonstelling
veruit
het
hoogst.
Ook
wandelingen
of
rondleidingen en lezingen of debatten blijven zeer populair. Aan de gemeenten werd eveneens de vraag gesteld welke publieksgerichte erfgoedactiviteiten er georganiseerd worden door de gemeente; ook hier scoren de tentoonstelling en de wandeling het hoogst. Op de derde en vierde plaats komen publicaties en opendeurdagen. Meer dan de helft van de gemeenten geeft ook aan dat ze educatieve activiteiten organiseren. Verder komen nog aan bod (in volgorde van belangrijkheid): lezingen, voorstellingen, feesten, studiedagen en vorming. In de motivatienota “Richting een regionaal erfgoedbeleid in regio Kortrijk” werd gesuggereerd om de expertise in de regio op vlak van erfgoed ook te koppelen aan erfgoed(beleving) onder de noemer ‘erfgoeddramaturgie’. Deze vernieuwende aanpak moet verder aangemoedigd en opgepakt worden. Zo kan er vernieuwing komen in het aanbod maar ook andere doelgroepen kunnen daardoor aangesproken worden.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
56
Een volgend item hierna geeft een antwoord op de vraag of men, al dan niet in samenwerking met een uitgever periodieke publicaties uitgeeft. Slechts 40% van de professionele organisaties geeft een periodieke publicatie uit en slechts 35% van de erfgoedverenigingen hebben een tijdschrift. Voor vele erfgoedverenigingen (en vooral dan heemkringen) is het tijdschrift het paradepaardje van de werking. Het is merkwaardig dat hier maar 1 op 3 van de verenigingen een tijdschrift uitgeeft. De grafiek verheldert; men kon meerdere antwoorden aanvinken:
We gingen dan ook eens kijken welke andere publicaties onze organisaties uitgeven. Hier zien we een opvallende score voor wetenschappelijke publicaties van 28% en 33%. Voor de professionele sector valt het hoge cijfer van 32% voor educatieve publicaties op. Het PRISMA-onderzoek geeft andere cijfers, vooral dan voor het tijdschrift: 63.4% (t.o.v. 35% hier); nieuwsbrief of ledenblad: 35.8% (t.o.v. 33% hier); jaarboek 21.6% (t.o.v. 23% hier); tentoonstellingsbrochures of –catalogi: 19.4% (t.o.v. 14% hier); inventarissen: 5.2% (t.o.v. 5% hier); wetenschappelijke publicaties: 18.1% (t.o.v. 35% hier) en educatieve publicaties of lespakketten: 7.8% (t.o.v. 11% hier). Wanneer dus voor erfgoedverenigingen in Vlaanderen het tijdschrift heel populair is, zien we dat de organisaties in deze regio meer inzetten op niet-periodieke publicaties zoals wetenschappelijke publicaties en educatieve pakketten.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
57
Hoofdstuk 4: Gezamenlijke communicatie We hebben weinig informatie over de communicatie die door de organisaties wordt gevoerd. De grafiek hieronder geeft inzicht in de kanalen die de afzonderlijke organisaties gebruiken om te communiceren over hun activiteiten of publicaties. Men kon meerdere antwoorden geven:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
58
Hier
zien
we
enkele
vrijwilligersorganisaties.
frappante
verschillen
De professionals
maken
tussen duidelijk
de
professionelen
en
de
veel
meer gebruik
van de
gemeentelijke kanalen (wat logisch is omdat ze vaak een gemeentelijke dienst zijn). Vrijwilligers maken dan weer heel weinig gebruik van die kanalen. Hier kan misschien meer op ingezet
worden.
Verder
zien
we
dat
in
tweede
orde
de
website
en
de
pers
als
communicatiekanalen worden aangewend. De gemeentelijke kanalen, de pers en een website zijn typische communicatiekanalen die zich niet specifiek tot een bepaalde doelgroep richten. Als we even de vergelijking maken met de te bereiken doelgroepen (cf. p. 51 waar we merken dat doelgroepen heel breed worden benoemd) dan kunnen we ons toch afvragen of er hier niet meer gefocust moet worden gewerkt en meer verbindingen moeten worden gelegd tussen aanbod-kanaal-doelgroep. Voor de regionale werking is het belangrijk dat er meteen in het beleidsplan voldoende aandacht wordt besteed aan de communicatie, zowel de sectorale communicatie als de publieksgerichte. De communicatie is hier rechtstreeks verbonden met de boodschap die men wil uitzenden (in dit geval het aanbod) en de doelgroep die men wil bereiken. Uiteraard dient ook het aanbod aangepast te worden aan die doelgroep(en). Op vlak van regionale erfgoedcommunicatie ligt er naar ons gevoel een braakliggend terrein. Welk verhaal wil de regio vertellen? Hoe vertaalt men dat best voor de doelgroepen die men wil bereiken en welke instrumenten zet men in om die doelgroepen ook daadwerkelijk te engageren? En hoe passen de afzonderlijke organisaties zich in die regionale communicatie in? In de sessie van ‘Gewikt en Gewogen’ over publiekswerking, wordt er vooral gesproken over het bereiken van doelgroepen. Dit thema situeert zich wat tussen publiekswerking en communicatie. Vandaar dat we het hier behandelen. Hier wordt er vooral geconstateerd dat het zeer moeilijk is om bepaalde doelgroepen te bereiken. Er worden heel wat pogingen ondernomen om de jeugd bij de erfgoedwerking te betrekken maar het succes is relatief. Ook nieuwe inwoners ziet men hier als een interessante maar moeilijk bereikbare groep. Men concludeert daar dat ‘een mannetje’ ter plaatse (ons kent ons) een heel groot voordeel is bij het bereiken van bepaalde groepen. Een regionale erfgoedcel zou hier een bemiddelende rol kunnen spelen door bijvoorbeeld contact op te nemen met scholen. Verder menen de actoren dat uitwisseling van
BEST PRACTICES
en uitwisseling
van expertise hier een van de taken van de regionale erfgoedcel is. Ook aan de gemeenten werd gevraagd wat een regionale erfgoedcommunicatie wel of niet zou kunnen betekenen. De effectiviteit van een regionale erfgoedcommunicatie onder de vlag van www.uitinderegiokortrijk.be wordt in twijfel getrokken. Een eigen label voor de regionale erfgoedwerking lijkt veel interessanter in functie van identiteit en herkenbaarheid. Over de communicatie van de actuele regionale erfgoedprojecten is men tevreden omdat ze ruime
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
59
aandacht krijgen en omdat ze op een frisse manier gecommuniceerd worden. Men merkt wel op dat de regionale communicatiekanalen (nog) niet het optimale communicatiemiddel is voor lokale erfgoedactiviteiten.
Hoofdstuk 5: Erfgoededucatie
Specifiek over erfgoededucatie vinden we geen informatie terug in de bevraging. Toch merken we dat erfgoededucatie zeker wel een
ISSUE
is in deze regio, bijvoorbeeld al het feit dat
erfgoededucatie in dit rijtje van verwachtingen in functie van een regionale erfgoedcel een plek heeft gekregen. We begrijpen ook dat erfgoededucatie hier vooral wordt begrepen als een aanbod voor kinderen en jeugd. In die zin namen we er de woordenwolk met de doelgroepen terug even bij:
Op het eerste zicht komt de doelgroep van kinderen en jongeren hier niet prominent naar voren. Bij een nadere lezing zien we dat deze groep toch vaak wordt aangehaald. We sommen
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
60
op: kinderen, schoolgroepen, lager onderwijs, kinderen en jongeren, gezinnen, scholen, jeugd, onderwijsinstellingen… Bij de vraag naar het soort activiteiten dat de organisaties ontwikkelt, zien we dat van de professionals 63% en van de vrijwilligersorganisaties 31% educatieve activiteiten organiseren. Bij de professionals zijn er ook 32% van de organisaties die educatieve publicaties of pakketten ontwikkelen. Bij de vrijwilligers is dat 11%. En verder hebben we ook gezien dat de doelgroep jeugd vaak wordt aangehaald als een zeer belangrijke doelgroep in de communicatie (zie p. 51) Hoewel de informatie zichzelf hier wat tegenspreekt, kunnen we toch concluderen dat erfgoededucatie een belangrijk
ISSUE
is bij de organisaties zelf en ook in functie van de
regionale werking een plek opeist én verdient.
Hoofdstuk 6: Ondersteuning
Tot slot benoemde men ‘ondersteuning’
TOUT COURT
als een verwachting voor de regionale
erfgoedwerking. Als men ondersteuning nodig heeft, dan veronderstellen we ook dat er noden zijn. Vandaar dat we kijken naar de noden die men opgeeft. De woordenwolk spreekt voor zich: het gebrek aan middelen en mensen (vrijwilligers, personeel) komt het meest frappant naar voor:
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
61
Als we dan kijken naar de antwoorden op de vraag op welk vlak men vorming nodig heeft, zien we volgend resultaat.
In eerste instantie zeggen heel wat vrijwilligersorganisaties (en iets minder professionele organisaties) dat ze geen nood hebben aan vorming. Waar er wel duidelijk noden zijn, zien we dat vooral conservatie & behoud worden aangeduid. Aangezien registratie & inventarisatie niet in dit rijtje aanwezig is, veronderstellen we dat dat hier ook onder conservatie & behoud valt. We verwijzen hier naar wat er onder collectiezorg werd aangehaald (zie p. 39 ev.). Verder is er ook vraag naar vorming op vlak van digitalisering. Digitalisering staat voor allerhande zaken zoals het plaatsen van collectiestukken op een digitale drager (digitale foto of scan), het werken met digitale collecties of het gebruiken van digitale software voor de registratie.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
62
Hoofdstuk 7: Kiemen van een regionale erfgoedwerking? In de bevraging van de gemeenten werd er gepeild naar hun ervaringen met de bestaande werkgroep ‘Regionaal Erfgoedoverleg’. Meer dan helft van de gemeenten zeggen dat ze het overleg volgen. Twee proberen dat zoveel als mogelijk te doen. Twee andere gemeenten zeggen dat ze niet deelnemen aan het regionaal erfgoedoverleg. Verder wordt er ook gevraagd of men deelneemt aan de Adviesgroep of Open Raad van Bestuur. 9 gemeenten nemen deel en 3 zeggen van niet. 2 gemeenten zijn ronduit positief. Een gemeente vindt het overleg open en constructief; het getuigt van bereidheid om iets van het regionale erfgoedbeleid te maken. Andere meningen zijn dan weer wat verdeeld; ‘soms interessant’, ‘te embryonaal voor lokale toepassing’, ‘te statisch maar wel informatief goed’, ‘te politiek’, ‘vaag en vrijblijvend; er worden meer mogelijkheden gezien in projectmatige samenwerking. Over de aanwerving van de regionale erfgoedcoördinator is men in hoofdzaak positief omdat er echt nood is aan een professionele kracht om een aantal taken op te nemen en om dynamiek in het erfgoedveld te brengen. Bovendien kunnen nu ook dingen aangepakt worden die voordien wegens tijdsgebrek niet aan de orde waren en kan de binding tussen de verschillende erfgoedspelers versterkt worden. Door deze persoon kan het regionale erfgoed in kaart worden gebracht, men kan sterker inzetten op gezamenlijke evenementen en er kan gewerkt worden aan een regionaal depotbeleid. Iemand haalt wel aan dat, als de regionale erfgoedwerking wordt opgedreven, dat ook meteen meer inzet vraagt van de lokale ambtenaren. In het budget van Overleg Cultuur Regio Kortrijk gaat 9% van het budget naar erfgoed. Aan de gemeenten werd gevraagd hoe ze deze verhouding evalueren. Over het algemeen haalt men aan dat het zeker niet te veel is, te meer omdat het geld goed wordt besteed. Een aantal gemeenten vindt dat het budget gerust mag opgetrokken worden. Iemand suggereert om een vergelijking te maken met andere regionale samenwerkingsverbanden en bekijken hoe de verdeling daar gebeurt.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
63
TOT SLOT Het is een open deur intrappen als we hier zeggen dat het erfgoedveld van de regio Kortrijk heel erg divers is. Die diversiteit uit zich op verscheidene vlakken. Zo zijn er niet alleen heel wat erfgoedorganisaties vertegenwoordigd zoals musea, archiefinstellingen, heemkringen, thematische erfgoedverenigingen, culturele verenigingen met een erfgoedwerking, culturele koepels, vriendenverenigingen enz. Maar tal van deze erfgoedorganisaties vertonen ook heel wat interne diversiteit op vlak van werking – het zijn vaak hybride organisaties die meer dan een soort collectie beheren-, op vlak van organisatiestructuur maar zeker ook op vlak van expertises – gaande van publiekswerking tot technisch behoud- en beheerkennis- en op vlak van inhoudelijke thema’s. Wat die thema’s betreft is het mooi om zien dat de thema’s die men ‘typisch lokaal’ of ‘typisch regionaal’ benoemt ook in de collecties zelf vertegenwoordigd zijn. Hoewel deze conclusie voor heel Vlaanderen opgaat, zijn we toch van mening dat vooral in deze regio de eenheid in collectie –met het industriële erfgoed op kop- niet enkel een verbindend element maar ook een echte troef is. Deze troef moet voor organisaties zeker een prikkel zijn om die thema’s en collecties écht in te zetten door middel van projecten, samenwerkingen… Binnen deze bevraging, heeft men zich – terecht, je moet ergens beginnen- beperkt tot de organisaties waarvoor erfgoedzorg minstens één van de hoofdopdrachten is. We zijn er van overtuigd dat in een volgende fase dit boeiende erfgoedveld nog kan verrijkt worden als hier ook
andere
partners
‘hun
intrede’
kunnen
doen.
We
denken
dan
aan
de
kerken,
(kunst)amateurgezelschappen, openbare bibliotheken etc. Gemeentelijke overheden spelen een zeer belangrijke rol voor de lokale erfgoedorganisaties. Het is aan de sector maar ook aan elke organisatie
AN SICH
om deze betrokkenheid en de
meerwaarde ervan blijvend te benadrukken, zeker met het oog op de nieuwe reglementering rond beheercyclus en meerjarenplanning van de gemeenten. Een regionale erfgoedwerking voor deze regio is naar ons gevoel een reeds ingeslagen weg; er broeit iets en de betrokken organisaties staan open voor deze nieuwe wind. Bovendien is zo’n regionale werking in goede handen bij Overleg Cultuur Regio Kortrijk omdat deze organisatie een lange traditie op vlak van regionale samenwerking heeft. Toch willen we de regionale werking ervoor hoeden zich niet te hard te laten meeslepen op de golven van dit ‘momentum’. Er zijn vandaag veel goede voorbeelden van regionale erfgoedwerkingen. Maar elke regio is anders en elke regio moet de gelegenheid krijgen en tijd nemen vanuit de eigen sterktes een werking op te starten. Of, anders gesteld: een opstartende regionale erfgoedwerking mag het zich niet ‘al te gemakkelijk’ maken door zich te laten dirigeren door ‘wetten en verwachtingen’ van buitenaf.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
64
Een regionale werking is iets waarvoor het hele veld mee kiest. Iedereen is mee verantwoordelijk en moet zélf actie ondernemen om er wat van te maken en niet wachten op initiatieven van anderen of van hogerhand. En daar zit volgens ons het geheim van een kwaliteitsvolle regionale werking én op kans van slagen: de sector zélf laten kiezen voor de regio en hen zélf invulling laten maken van wat nodig én haalbaar is. Vertrekken van binnenuit met alle partners op gelijke voet aan dezelfde meet. En durven van de betreden paden af te wijken… We raden de toekomstige ‘gebruiker’ van dit rapport aan om het geheel door te nemen aangezien de naakte cijfers, de conclusies en de resultaten niet los van elkaar kunnen worden beschouwd. Bij wijze van ‘memo’ geven we hier kort enkele in het oog springende dingen mee; we maken hierbij een opdeling in zaken relevant voor de organisaties, gemeenten en regionale werking: Voor de erfgoedorganisaties:
Heel wat van de deelnemende organisaties zijn feitelijke verenigingen; we raden deze organisaties aan om, op hun weg naar professionalisering, een juridische structuur aan te nemen die hen verder kan beschermen in en een meerwaarde bieden bij hun groeiproces
Erfgoedorganisaties hebben een grote achterban (leden, deelnemers aan activiteiten, lezers tijdschrift). Dat is op zich al een interessant gegeven. Organisaties kunnen die aanhang misschien meer naar voren schuiven in de werking maar ook in de marketing van de organisatie door die groep met gepaste trots in te zetten. Nu lijkt het ledenaantal eerder op een goed bewaard geheim… Een grote achterban is ook op politiek vlak een belangrijk statement.
Het lijkt ons ook zinvol dat organisaties hun specificiteit en hun maatschappelijke relevantie meer duiden. Dat erfgoedorganisaties er zijn om erfgoed te bewaren, weet iedereen. Maar niet iedereen weet wat dat erfgoed precies is en waarom het belangrijk is… Die kennis maakt een organisatie interessant, uniek én relevant.
Vernieuwing en verjonging mogen gaan
BUZZWORDS
zijn. Het is écht mogelijk. Bestaande
netwerken openbreken en buiten de gekende zone treden, opent vaak een nieuwe wereld.
Erfgoedorganisaties willen groeien. Toekomstgericht denken en kwaliteitsvol werken zijn voorwaarden voor groei.
Op vlak van ontsluiting kiezen de organisaties binnen deze regio eerder voor kleine gerichte acties dan grote abstracte projecten. Digitale ontsluiting en het ‘durven’ benoemen van doelgroepen zijn hier werkpunten.
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
65
De professionele organisaties beschikken over heel wat expertise die ook voor de anderen dienstig kan zijn. Er moet gewerkt worden aan een kader waarbinnen deze expertise gedeeld kan worden: wie is er bereid om kennis te delen? Met wie? Tegen welke prijs? En hoe?
En verder zijn er sowieso de ‘klassieke’ zorgen die dringend gekanaliseerd moeten worden zoals depotproblematieken, inventarisatie en registratie. Er dient extra aandacht besteed te worden aan alle vormen van materiële erfgoedzorg bij de vrijwilligersorganisaties. Deze actoren leggen immers accenten op verzamelen en ontsluiten waardoor de zorg hier en daar wat op het achterplan komt.
Voor de gemeenten:
Gemeenten zijn onmisbare partners (inhoudelijk, financieel, logistiek) voor de (lokale) erfgoedsector; een regionale werking kan nooit een excuus zijn om die lokale ondersteuning op te geven of te verminderen. Bovendien blijft er sowieso altijd een belangrijke lokale opdracht: ‘Toekomst is iets waarnaar je je hele verleden meeneemt’ (Herman de Coninck)…
De regionale erfgoed(convenants)werking is een troef. Maar elke gemeente is ook anders en dat is óók boeiend. Leren van elkaar en elkaars eigenheden respecteren is de ideale uitvalsbasis voor de gemeenten om regionaal naar elkaar toe te groeien.
Gemeenten moeten bewust kiezen voor een regionale werking. Kiezen betekent hier de balans maken tussen wat men misschien verliest en wat men ervoor in de plaats krijgt.
Ook gemeenten kunnen expertise delen. Zo hebben andere diensten (vb. welzijn) vaak heel wat ervaring met het werken met vrijwilligers. Waarom die expertise niet inzetten voor de erfgoedverenigingen?
Voor de (ontluikende) regionale werking:
Alvorens een regionale erfgoedwerking uit te bouwen, is het wenselijk de focus van die regionale werking scherp te stellen. Er zijn immers heel wat scenario’s mogelijk: gaande van een organisatie die de lokale erfgoedwerking ondersteunt binnen eenzelfde regio tot een organisatie die zich enkel bezig houdt met ‘het regionale’.
Om écht integraal en geïntegreerd te kunnen werken rond erfgoed, is de werking rond ‘al het erfgoed’ aangewezen. In die zin stellen we ons de vraag of er vanuit de regio ook stappen kunnen worden gezet naar een onroerend-erfgoedconvenant. Voor de
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
66
bevraagde organisaties is het alleszins duidelijk dat erfgoed niet op te delen valt in allerhande administratieve domeinen.
Netwerking wordt als een belangrijke focus voor de regionale erfgoedwerking gezien. De regionale erfgoedwerking kan als spil fungeren tussen allerhande netwerken en organisaties wegwijs maken naar de geschikte platformen. Ook hier is er steeds de vraag naar het waarom en het hoe.
Een regionale erfgoedwerking komt sowieso niet in de plaats van de lokale erfgoedwerking. Een regionale werking moet ook een meerwaarde opleveren door in te spelen op de concrete noden van de organisaties en samenwerking, uitwisseling… en dat liefst via concrete projecten.
Het regionale erfgoedveld is zeer divers. Toch is de erfgoedsector een kleine wereld van ons kent ons. Een regionale erfgoedwerking kan deze context misschien wat dynamiseren door organisaties aan te zetten ook buiten de comfortzone actief te zijn.
Ook de verwachtingen en mogelijkheden van de verscheidene spelers zijn zeer divers. Een regionale erfgoedwerking zal hier een
moeten zoeken zodat het hele
MODUS VIVENDI
veld een plaats kan krijgen binnen de werking.
Speciale aandacht dient te gaan naar regionale communicatie: welk verhaal vertellen we, welke rol spelen de actoren hier in, welke doelgroepen willen we bereiken met welk aanbod?
En tot slot willen we hier een pleidooi houden voor helderheid en duidelijkheid. Termen als
‘expertise-uitwisseling’,
‘netwerk
of
platform’,
‘coördinerende
taak’,
‘het
erfgoedbeleid sturen’… worden vaak door verscheidene mensen op een andere manier ingevuld én begrepen. Het is belangrijk ook te duiden wat die woorden precies betekenen, waarom men deze keuzes heeft gemaakt en wat men er uiteindelijk mee wil bereiken in functie van de versterking van het regionale erfgoedveld. En dat is toch wat we allemaal voor ogen hebben?
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
67
BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN DE DEELNEMENDE ORGANISATIES Anzegem (14105 inwoners22) Provinciaal Museum Stijn Streuvels Slagersmuseum Vrienden van de Oude Kerk (Werkgroep) Werkgroep Lokale Historiek Avelgem (9523) Geschied- en Oudheidkundige Kring Avelgem vzw Vrienden van de Molen te Outrijve Deerlijk (11372) Heemkring Dorp en Toren vzw René De Clercqgenootschap Harelbeke (26294) Gidsenkring Harelbeke Heemkundige Kring De Roede van Harelbeke Peter Benoitmuseum en geboortehuis Stadsarchief Harelbeke Kortrijk (73777) Abib Archeologie Zuid-West-Vlaanderen Archief OCMW Broelmuseum Davidsfonds Bellegem Davidsfonds Heule Davidsfonds Kortrijk De Leiegouw. Vereniging voor de Studie van de geschiedenis, taal-en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse De Vrienden van de Musea van Kortrijk Erfgoedcel Kortrijk Esperantofonds Cesar Vanbiervliet Heemkundige Kring langs d'Heuleboorden Heemkundige Werkgroep Bissegem KATHO, departement Ipsoc, opleiding Bachelor in het Sociaal Werk Koninklijke Geschied-en Oudheidkundige Kring Kortrijk 1302 Kultura Kortrijk Fotografencollectief Leieland, cultuur en horizonten Molen-en Bakkerijmuseum Openbare Bibliotheek Kortrijk Respiro Dell'Arte Rijksarchief Kortrijk Stadsarchief Kortrijk Stichting de Bethune Terra Mobile Vakgroep Geschiedenis KU Leuven Kulak Vlaams Filmmuseum en -archief/Huis van Beeld en Geluid Vlaamse Vereniging voor familiekunde, afdeling Kortrijk Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie afdeling West-Vlaanderen Vrienden van Preetjesmolen Vriendenkring Vlas-, Kant-en Linnenmuseum vzw Stedelijke Musea van Kortrijk / Vlasmuseum West-Vlaamse Gidsenkring Kortrijk vzw Curtricke
22
Inwonersaantallen per 1/1/2012, ziehttp://aps.vlaanderen.be/lokaal/lokale_statistieken.htm
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012
68
Kuurne (12626) VZW Kuurns Erfgoed Willemsfonds afdeling Kortrijk Lendelede (5411) Heemkundige Kring Lethae Nederlands Klassiek Verbond, afdeling West-Vlaanderen Menen (32439) Heemkring Menen Site Roussel - Jukeboxbelevingscentrum Stadsarchief Menen Stadsmuseum 't Schippershof Menen Spiere-Helkijn (2047) Heemkundige kring Spira Helcinium Waregem (35831) Be-Part, Platform voor Actuele Kunst Geschied- en heemkundige kring 'De Gaverstreke' Stadsarchief Waregem V.Z.W. Magloire Loquet Wervik (17690) Nationaal tabaksmuseum Stadsarchief Wervik Stedelijke Oudheidkundige Commissie Wervik vzw t Erfgoed Gilwe vzw Viroviacum Romanum Wevelgem (30926) Davidsfonds Bissegem Gemeentelijk archief Wevelgem Heemkundige kring De Meiboom Gullegem Werkgroep Hagal WIBILINGA V.Z.W. Zwevegem (23809) Amantine, Culturele en heemkundige kring Zwevegem Culturele en Heemkundige Kring Mulnis Gemeentelijk archief Zwevegem VZW Transfo Buiten de regio Brugge Volkskunde West-Vlaanderen vzw Izegem Numismatica Zuid-West-Vlaanderen Torhout Heemkunde West-Vlaanderen vzw
Enquête Erfgoedorganisaties en -collecties in de Regio Kortrijk
Rapport opgemaakt door A-jouR, Zomer 2012