Collectiebeleidsplan van schatkamer tot website 2013-2016
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING 3 1 Missie van het Universiteitsmuseum Utrecht 2 Positionering
2 GEBRUIK VAN DE COLLECTIE
4 1 Collectie & publiek 2 Collectie & onderwijs en onderzoek
3 DE COLLECTIE OP HOOFDLIJNEN
1 2 3 4 5 6
1 Depotsituatie 2 Registratie en documentatie 3 Digitalisering en digitale presentatie van collecties
4 BEHOUD EN BEHEER
4
Collectiegeschiedenis Algemene collectiebeschrijving Inhoudelijke waardering van de collectie Verzamelbeleid Procedure verwerven en afstoten Utrechtse objecten in andere collecties
5 OVERZICHT VAN DE COLLECTIES
7
8
1 Collectie Geesteswetenschappen 2 Collectie Medische wetenschappen A Collectie Humane Geneeskunde B Collectie Tandheelkunde 3 Collectie Diergeneeskunde 4 Collectie Bètawetenschappen A Collectie Natuurwetenschappelijk instrumentarium B Collectie Farmacie C Collectie Scheikunde D Collectie Biologie E Collectie Geologie en Paleontologie
6 SAMENVATTING VAN VOORGENOMEN ACTIES
17
Bijlage 1 Nadere toelichting op de deelcollecties Bijlage 2 Criteria en formulieren voor verwerven en afstoten
Voorpagina, UZ 3507. Glazen model van Bougainvillia, een hydroïedpoliep, collectie Blaschkamodellen 2
1. INLEIDING 1.1 Missie van het Universiteitsmuseum Utrecht Het Universiteitsmuseum Utrecht (UM) is er om het academisch erfgoed van de Universiteit Utrecht (UU) te beheren en ontsluiten en om het belang van (Utrechtse) wetenschap voor het publiek zichtbaar te maken. Het UM daagt bezoekers uit nieuwsgierig te zijn naar wie zij zelf zijn en naar de manier waarop onze wereld in elkaar steekt en hanteert hierbij als leidraad de vier focusgebieden van de Universiteit Utrecht: Life Sciences, Sustainability, Institutions en Youth and Identity. Het museum maakt het wetenschappelijk proces begrijpelijk en gebruikt daarbij de collectie.
1.2 Positionering Het Universiteitsmuseum is een plek van interactie en ontmoeting tussen publiek en wetenschappers en reflecteert de Universiteit Utrecht, waar onderzoek van vroeger en nu grenzen verlegt en nieuwe kennis en oplossingen de kerntaak vormen. Het museum is onlosmakelijk verbonden met de universiteit, met Utrechtse kennispartners en de stad Utrecht. De komende beleidsperiode wil het museum zich verder ontwikkelen tot een unieke ontmoetingsplek waar bezoekers kennismaken met het wetenschappelijk proces en met de passie en fascinatie van de onderzoeker. Het richt zich daarbij primair op families met kinderen en leerlingen uit het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Secundair richt het museum zich op leerkrachten en volwassenen van 45 jaar en ouder die zonder kinderen het Universiteitsmuseum (virtueel) bezoeken. Een belangrijk secundaire doelgroep vormen daarnaast de stakeholders van het Universiteitsmuseum: alumni, medewerkers en studenten. Het Universiteitsmuseum wil het (maatschappelijk) belang van wetenschap zichtbaar maken en het begrip voor de werking van wetenschap vergroten. Dit doet het museum door van de bezoeker een onderzoeker te maken. In het Universiteitsmuseum gaat de bezoeker op ontdekkingstocht. Hij wordt uitgedaagd zelf actief te zijn en zelf te onderzoeken. De sterke collectie van het UM zal daarbij in toenemende mate een belangrijke rol spelen. De collectie is immers een krachtig instrument om de nieuwsgierigheid van de bezoeker aan te wakkeren en zichtbaar te maken hoe wetenschappers uit het verleden, gedreven door hun nieuwsgierigheid, onderzoek verrichtten en wetenschappelijke grenzen verlegden. De collectie van het Universiteitsmuseum beslaat een groot deel van de academische disciplines aan de universiteit en blijft groeien door actuele verwervingen uit diverse faculteiten. Voor het ontsluiten van de collectie werkt het Universiteitsmuseum binnen de Stichting Academisch Erfgoed (SAE) samen met andere universiteiten. Bruine rat, stukje huid van de ringslang, kop van een mopshond, kop van een kip, oog van een doornhaai
4 3
2. GEBRUIK VAN DE COLLECTIE 2.1 Collectie & publiek Het Universiteitsmuseum zet in op het verder vergroten van haar expertise om wetenschap op verantwoorde en eigenzinnige wijze te presenteren en te communiceren. De collectie zal daarbij in toenemende mate worden ingezet. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van sociale media, interactives en games om een gedifferentieerd aanbod van presentatie- en communicatievormen te bieden. De komende beleidsperiode zullen vaste tentoonstellingen stapsgewijs worden aangepast en vernieuwd. Door een combinatie van collectie en nieuwe vormen van presentatie en interactiviteit, verbindt het museum wetenschap van vroeger en nu, maakt het zichtbaar hoe wetenschappers vroeger en nu, gedreven door hun nieuwsgierigheid, innovatief zijn en oplossingen bieden voor (maatschappelijke) vraagstukken. Hierbij zijn de vier focusgebieden van de Universiteit Utrecht - Life Sciences, Sustainability, Institutions en Youth and Identity - leidend. Daarnaast maakt het museum binnen de muren plaats voor één of twee ruimten om kleinere wisseltentoonstellingen te realiseren. Bij deze wisseltentoonstellingen zal naast aandacht voor de focusgebieden van de Universiteit Utrecht ook ruimte zijn voor kleine tijdelijke tentoonstellingen die de bezoeker een kijkje gunnen in de bijzondere deelcollecties. Het Universiteitsmuseum kan, als elk ander museum, slechts een deel van de collectie in tentoonstellingen aan het publiek tonen. De komende jaren wordt daarom de schatkamer van het museum stapsgewijs virtueel geopend voor publiek. In 2009 is hiertoe begonnen met het digitaliseringproject Objecten in Context. Dit project resulteert in een digitale presentatie op de collectiewebsite die vanaf december 2012 online te bezoeken is. Gedurende de beleidsperiode wordt gestreefd naar het realiseren van vervolgprojecten voor de digitalisering van deelcollecties en het verder vullen van de collectiewebsite. Realisatie van deze vervolgprojecten is afhankelijk van de mate waarin het museum er in slaagt hiertoe externe middelen te verwerven. Ook bij publieksactiviteiten en educatief aanbod voor scholen zal de collectie in toenemende mate een rol spelen. Daarnaast opent het museum voor specifieke doelgroepen regelmatig de deuren van het depot in het Science Park.
Studenten Tandheelkunde krijgen een rondleiding in het depot
2.2 Collectie & onderwijs en onderzoek De collecties zijn de afgelopen jaren in toenemende mate weer gebruikt bij het universitair onderwijs en voor onderzoeksstages door studenten. De collectie toont hiermee haar waarde voor het onderwijs en als bron voor wetenschapshistorisch en universiteitshistorisch onderzoek. Zo wordt voor wetenschapshistorisch onderzoek, dat door het Descartes Centre voor wetenschapshistorie van de UU wordt opgezet, de fotocollectie regelmatig geraadpleegd. Daarnaast maken masterstudenten met enige regelmaat gebruik van
de collectie. Een voorbeeld hiervan is de paleontologische collectie, die in overleg met docenten van aardwetenschappen beschikbaar is voor studenten die een masterscriptie op het gebied van de vertebratenpaleontologie willen schrijven. Daarnaast ziet een aantal faculteiten het belang van de collectie om eerstejaarsstudenten kennis te laten maken met het verleden van hun vakgebied. De studenten bezoeken in groepen de verzameling in het depot van het museum, waarbij de conservatoren een rondleiding verzorgen. Ook onderzoekers van buiten de UU raadplegen de collectie voor onderzoek. De komende beleidsperiode zal het Universiteitsmuseum blijven inzetten op het vergroten van de zichtbaarheid van de collectie en het gebruik daarvan door studenten.
Kinderen in het Bleulandkabinet
3. DE COLLECTIE OP HOOFDLIJNEN 3.1 Collectiegeschiedenis Op 26 november 1928 werd aan de Universiteit Utrecht de Stichting Universiteitsmuseum opgericht. In Artikel 2 van de stichtingsbrief, onderdeel van de stichtingsakte, staat dat de Stichting Universiteitsmuseum tot doel heeft “ … het bijeenbrengen, uitbreiden en beheeren van eene verzameling van geschriften en voorwerpen, welke voor de kennis van de geschiedenis van de Utrechtse Universiteit belang zijn te achten, het organiseren van tentoonstellingen van voorwerpen als bedoeld en al hetgeen verder wordt vereischt om de belangstelling in de geschiedenis van het universitair onderwijs te wekken”. De collectie waarmee het museum begon, was de verzameling van rond de duizend natuurwetenschappelijke instrumenten van het Natuurkundig Gezelschap Utrecht (opgericht in 1777). Deze instrumenten waren verzameld voor proeven, maar ook voor demonstraties bij voordrachten. Dit instrumentarium besloeg een periode van ruwweg 1650 tot 1850. Al in 1889 had het Natuurkundig Gezelschap de instrumenten overgedragen aan de universiteit. Sinds de oprichting is de verzameling van het museum sterk gegroeid, vooral door de overname van onderwijs- en onderzoekscollecties van de UU. Was de collectie aanvankelijk natuurkundig van aard, gaandeweg raakten ook andere wetenschapsdisciplines vertegenwoordigd. Verder werden ook objecten verworven door schenkingen van particulieren en door aankoop. Zo beslaat de collectie van het museum nu een groot deel van de academische disciplines aan de universiteit. Een aantal deelcollecties wordt op basis van een contract beheerd door het Universiteitsmuseum . De stapsgewijze groei van de verzameling sinds de oprichting blijkt uit de volgende chronologische lijst overnames van grote deelcollecties: - 1936, schenking van hoogleraar astronomie A.A. Nijland van zijn verzameling Universiteitsgeschiedenis aan het UM en zijn verzameling 4
Studentenleven aan het Utrechts Studenten Corps - 1951, overname van de verzameling instrumenten van het Natuurkundig Gezelschap - 1951, overname van de vroeg 18e-eeuwse collectie Zoölogische preparaten van professor Jan Bleuland van de faculteit Biologie - 1954, verwerven tandheelkundige collectie. De collectie bevindt zich nog in het Tandheelkundig instituut. In 1988 werd zij fysiek in beheer overgedragen aan het UM. - 1954, overname van de collectie Diergeneeskunde van de Maatschappij voor Diergeneeskunde - 1966, verwerving van de Donderscollectie (hoogleraar F.C. Donders), afkomstig van het Ooglijdersgasthuis. Op basis van een beheersovereenkomst - 1970, overname van de collectie van het Corpsmuseum, een klein deel is afkomstig uit de collectie Nijland. Op basis van een beheersovereenkomst met het Utrechts Studenten Corps - 1989, overname van de collecties van het Zoölogisch Museum, later aan gevuld met onderwijsobjecten van het departement Biologie - 1989, overname van de oogheelkundige verzameling van de Dr. F.P. Fischerstichting - 1991, overname van delen van de geologische collectie van de faculteit Aardwetenschappen - 2002, overname van de collectie kunsttechnieken (Swillenscollectie) van de faculteit Kunstgeschiedenis - 2011, overname collectie Farmacognosie en farmaceutisch/scheikundig instrumentarium van het departement Farmacie - 2012, overname van de historische verzameling muziekinstrumenten van Muziekwetenschappen
later vaak samengebracht in de museumcollectie van de faculteit of afdeling. De instrumentencollecties uit die vakgebieden bestaan voor het overgrote deel uit instrumentarium dat is gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek. De bovengenoemde collectie van het Natuurkundig Gezelschap was voornamelijk bedoeld voor de demonstratie van natuurkundige verschijnselen. De verzameling instrumenten toont de ontwikkeling van wetenschappelijk instrumentarium en onderzoekstechnieken vanaf 1650 tot nu. In de medische collecties (geneeskunde, tandheelkunde, diergeneeskunde) is de ontwikkeling van medische apparatuur en hulpmiddelen gedocumenteerd. Universiteitsbreed nam met name in de 19e eeuw het gebruik van hulpmiddelen bij het onderwijs een grote vlucht. Modellen werden aangekocht of zelf vervaardigd. Allerlei materialen werden daarbij toegepast: was, hout, papiermaché, keramiek, metaal en kunststoffen. Vanaf 1860 werden collegeplaten gebruikt bij colleges. Deze werden aangekocht of door eigen tekenaars geschilderd. Vanaf 1900 kwamen daar glasdia’s bij, waarvoor naast foto’s uit boeken ook eigen foto’s, bijvoorbeeld van expedities en opgravingen, werden gebruikt. De onderwijsmiddelen in de collectie komen uit de hele breedte van de universiteit.
UZ-4976, aardappelvirus in blad
UF-11, Oogspiegel volgens Coccius, Paetz & Flohr, Duitsland, 1853
De complete collectie is een weerslag van de geschiedenis en de praktijk van het onderwijs en onderzoek aan de UU, de universiteitsgeschiedenis en het studentenleven. Daarnaast is zij ook een academisch-historische verzameling in meer algemene zin, los van het Utrechtse belang.
3.2 Algemene collectiebeschrijving Het merendeel van de collectie komt voort uit het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek van de UU sinds de oprichting van de universiteit in 1635. Zij is dan ook zeer breed: van wasmoulages uit het geneeskundig onderwijs tot fossiele schelpen uit de paleontologische collectie. Getalsmatig ligt de nadruk op die takken van wetenschap waarin preparaten, modellen en apparatuur van oudsher gebruikt worden bij onderzoek en onderwijs: de natuurwetenschappen en geneeskunde. Het aandeel uit de alpha- en gammawetenschappen is kleiner. Het grootste deel van de objecten uit de biologie, geologie, farmacie en geneeskunde dateert uit de periode tussen 1800 en 1950. In die vakgebieden werden natuurlijke preparaten verzameld en vervaardigd voor het onderwijs,
Naast deze onderwijs- en onderzoeksobjecten zijn er objecten die de geschiedenis van de universiteit en de verschillende studie- en onderzoeksrichtingen illustreren. Dit deel van de verzameling bestaat uit allerlei soorten beeldmateriaal, (foto’s, tekeningen etc.), documenten, brieven, oorkondes, aandenken en geschenken, munten en penningen etc. Hieronder valt ook het hooglerarenarchief, waarin vooral archivalia met betrekking tot de geschiedenis van onderzoek, onderwijs en onderzoekers is ondergebracht. De verzameling hooglerarenportretten, beschreven in Utrechtse Universiteitsportretten (Jan Teeuwisse, 1991) en aanvullingen sindsdien, valt onder de verantwoordelijkheid van het UM. Een groot deel daarvan hangt in het academiegebouw of op andere plekken in de universiteit. Het UM beheert op basis van een contract de oogheelkundige collectie van de Dr. F.P. Fischerstichting (onderdeel van de collectie Oogheelkunde) en de historische tandheelkundige collectie van de NMT (Nederlandse Maatschappij tot bevordering van Tandheelkunde, onderdeel van de collectie Tandheelkunde). Deze verzamelingen zijn eigendom van genoemde contractpartners. Niet alle objecten in de collectie hebben een directe relatie met de UU. In de beginjaren van het museum was er nog geen duidelijk collectieprofiel. Er zijn dan ook regelmatig objecten opgenomen, soms ook aangekocht, die geen directe band met de UU hebben, maar bijvoorbeeld wel een aanvulling op de collectie vormden. Deze objecten hebben in het algemeen een (wetenschaps)historische waarde en blijven deel uit maken van de verzameling.
5
3.3 Inhoudelijke waardering van de collectie
3.4 Verzamelbeleid
Een aantal criteria is opgesteld aan de hand waarvan de collectie (deelcollecties, losse objecten) wordt beoordeeld. Aan de hand van die criteria worden drie categorieën onderscheiden die de ‘waarde’ van de objecten, of in bepaalde gevallen deelcollecties, bepalen zowel binnen de verzameling van het UM, als in een breder kader: een wetenschapshistorisch kader (bijvoorbeeld de wetenschapshistorische waarde van een type microscoop) of binnen het vakgebied waartoe de collectie wordt gerekend (bijvoorbeeld het belang van een aantal fossielen voor paleontologisch onderzoek). Deze indeling kan als referentiekader dienen voor het verzamelbeleid. Daarnaast wordt de mate van registratie en conservering van de objecten bepaald door de categorie waartoe zij worden gerekend. De volgende drie categorieën worden onderscheiden:
De groei van de collectie werd lange tijd niet afgebakend door een duidelijk omschreven collectiebeleid. Collecties die vrij kwamen, werden opgenomen en ook via aankoop of toevallige schenkingen kwamen objecten binnen. Zo werden er ook objecten opgenomen die weinig verband hielden met de doelstellingen van het museum (zie boven). De collectie werd op die manier groot en divers, maar toonde op verschillende gebieden weinig samenhang. Om die reden is er vanaf 1999 gericht gewerkt aan samenstelling en omvang van de collectie. Het verzamelgebied werd duidelijk afgebakend. Het doel was een verzameling te krijgen die de geschiedenis van de wetenschapsbeoefening en het wetenschappelijk onderwijs aan de UU en de geschiedenis van de universiteit documenteert. Verder moest de verzameling tot een aanvaardbare goed te beheren omvang worden gebracht. Met name binnen de medische collecties zijn veel dubbele objecten gedeselecteerd. Inmiddels telt de verzameling ongeveer 183.000 objectnummers. Het UM blijft verzamelen. De komende jaren zal met een nader aangescherpt verwervings- en afstootbeleid verder gewerkt worden aan de inhoud en onderlinge samenhang van de gehele collectie. In het kader van het boven geschetste collectieprofiel, zijn criteria opgesteld op grond waarvan bepaald kan worden of mogelijke aanwinsten kunnen worden opgenomen. De hoofdlijn is dat de collectie van het UM het onderwijs en onderzoek aan de UU door de eeuwen heen documenteert en op te nemen objecten moeten daarom hieruit voortkomen of hieraan kunnen worden gekoppeld. Voor een aantal deelcollecties zijn specifieke doelstellingen geformuleerd en aangepaste criteria opgesteld (bijvoorbeeld de beroepsgroepenverzamelingen die uitsluitend bij het UM worden beheerd). Deze zijn in hoofdstuk 3.2 toegelicht. Voor de te volgen procedure zie onderstaande alinea ‘Procedure verwerven en afstoten’.
A-16, Astronomische theodoliet, John Dollond, Engeland, 1790-1839
Kerncollectie A, Sleutelstukken Tot de kerncollectie van zogenaamde Sleutelstukken worden objecten of deelcollecties gerekend die een markante ontwikkeling binnen het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in het algemeen of aan de Universiteit Utrecht in het bijzonder illustreren. Een deel van de sleutelstukken heeft een Utrecht overstijgend (nationaal of internationaal) belang. Voor deze categorie gelden de door het Instituut Collectie Nederland (ICN) gedefinieerde termen ijkwaarde (unicum, monotype e.d.), schakelwaarde (legt essentiële fase in een ontwikkeling vast) en symboolwaarde. Deze categorie voorwerpen en (deel)collecties heeft de hoogste prioriteit als het gaat om registratie en conservering.
Kerncollectie B Onder deze waardering vallen deelverzamelingen en voorwerpen die van UU-historisch of UU-wetenschapshistorisch belang zijn. Daarbij wordt gekeken of de objecten of deelverzamelingen: - een bijdrage leveren aan de kennis over de Utrechtse wetenschaps beoefening - een ontwikkeling illustreren binnen een UU-vakgebied - de UU-bedrijfsgeschiedenis beschrijven - een directe relatie hebben met aan de UU verbonden belangrijke personen. Bij deze categorie gelden de ICN termen ensemble waarde, documentatiewaarde en presentatiewaarde. Studiecollectie C Tot de zogenaamde studiecollectie behoren voorwerpen die van belang zijn voor het gehele verzamelgebied en de historie van het museum, of voorwerpen die objecten in de kerncollectie aanvullen en/of de informatie daarover verdiepen.
UZ-1916, Owens driehoornkameleon
3.5 Procedure verwerven en afstoten
Beslissingen over het opnemen of afstoten van objecten worden genomen door de directeur. Hij/zij wordt daarin geadviseerd door de commissie Verwerven en Afstoten, bestaande uit conservatoren, een medewerker behoud en beheer en een presentatiemedewerker. Deze commissie toetst voorstellen over het opnemen of afstoten van objecten aan de hand van criteria die zijn geformuleerd in bijlage 2. De commissie komt drie keer per jaar bij elkaar. Vanuit financieel maar ook vanuit beheersmatig oogpunt zullen overigens niet altijd alle objecten of collecties die worden aangeboden (via passief of actief verzamelen) en die binnen de gestelde verzamelcriteria vallen, kunnen worden opgenomen. Er zal dan ook niet worden gestreefd naar ‘volledigheid’ van de collecties. Keuzes zullen onvermijdelijk zijn. Indien objecten worden afgestoten, bijvoorbeeld omdat ze niet in het collectieprofiel passen, zal de verdere afhandeling daarvan lopen volgens de ‘Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten’ (LAMO) samengesteld door het Instituut Collectie Nederland (zie www.icn.nl). Het bewaken van deze procedure ligt bij de commissie Verwerven en Afstoten. 6
3.6 Utrechtse objecten in andere collecties In het verleden zijn Utrechtse objecten of deelcollecties in de verzamelingen van andere musea terecht gekomen. Zo is bij het SAE-project aangaande de sanering van de geologische verzamelingen in Nederland dat in 2002 is afgesloten, Utrechts geologisch materiaal overgedragen aan Naturalis. Afgestoten objecten uit de geneeskundige collectie zijn ondergebracht bij een aantal musea in Europa. In dit soort gevallen is de overdracht (meestal) goed gedocumenteerd en geratificeerd. Maar in de loop der jaren zijn Utrechtse objecten opgenomen in collecties van andere musea zonder dat de status van die overnames duidelijk is. In dit soort gevallen ontbreekt vaak documentatie zoals bruikleen- of overdrachtsformulieren en/of objectlijsten. Wanneer er wel iets schriftelijk is vastgelegd, is dat vaak te summier. Een deel van deze objecten staat beschreven in oude catalogi van het museum maar is in de collectie dus niet meer aanwezig. Verder is de informatie die in de catalogi staat vermeld in veel gevallen bij de huidige beheerders onbekend. De komende periode wordt uitgezocht in welke musea en collecties zich mogelijk Utrechts materiaal bevindt. Daarvan wordt een lijst opgesteld. Op basis van die inventarisatie en correlatie met gegevens uit de catalogi en eventueel relevante correspondentie kunnen er met de huidige beheerders nieuwe afspraken worden gemaakt over de status van die objecten. Indien van toepassing kunnen er nieuwe bruikleenovereenkomsten worden gesloten, maar terugname in de collectie van het UM is ook mogelijk. Op deze manier kan het behoud van de objecten voor de toekomst beter worden verankerd. Het UM fungeert dan als vangnet voor objecten afkomstig uit de UU bij musea die om welke reden dan ook hun collectiebezit willen heroverwegen.
De vinvis wordt opgehangen in het depot
depot, het invoegen van deelcollecties scheikunde en geneeskunde in de depots aan de Lange Nieuwstraat en het actief fysiek afstoten van objecten met behulp van de herplaatsingsdatabase van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en veilingen. In de komende jaren zal extra aandacht worden besteed aan periodieke controles van licht, klimaat en vraat en de vastlegging daarvan. Hierbij worden Spectrumprocedures gehanteerd en geïmplementeerd. Op het gebied van actieve conservering en restauratie zal vooral worden voortgeborduurd op de specifieke expertise die is opgedaan gedurende projecten met betrekking tot de conservering van vloeistofpreparaten en gipsen objecten. Ook wordt onderzocht of binnen de beleidsperiode de Blaschka-modellen kunnen worden gerestaureerd (mogelijk als deel van een internationaal lopend project).
4.2 Registratie en documentatie De registratie van de naar schatting 183.000 objecten uit de collectie van het Universiteitsmuseum bevond zich tot 2009 in verschillende zelf vervaardigde datasets in het databaseprogramma FilemakerPro. De vorm en mate van volledigheid en standaardisatie van de collectieregistratie verschilden hierdoor enorm. Om verderop in dit beleidsplan genoemde redenen is besloten een aantal databases samen te voegen en ze vervolgens te converteren naar het in de museumwereld veel gebruikte collectieregistratiesysteem Adlib Museum. Sindsdien bevindt alle collectie-informatie zich ‘onder één dak’ en zijn gegevens en objecten onderling gemakkelijker aan elkaar te koppelen. Dit biedt een grote meerwaarde in een zo gevarieerde collectie als die van het Universiteitsmuseum. Hoewel er gedurende het conversietraject een eerste grote slag is gemaakt in het opschonen en standaardiseren van collectie-informatie, moet er nog veel werk worden verzet om alle objectbeschrijvingen op basisregistratieniveau te krijgen en op gestandaardiseerde wijze te registreren. Jaren van achterstallig onderhoud en inconsequenties bij de invoer van informatie hebben een geheel achtergelaten dat alleen met voldoende inzicht en ervaring goed doorzoekbaar en begrijpelijk is. Het beheer van een omvangrijke collectie met een klein team en de wens tot het digitaal presenteren van collecties, maken standaardisatie van gegevens in de komende jaren tot een absolute prioriteit. In 2011 is een 0.6 fte registratorfunctie gecreëerd. Deze formatie-uitbreiding is op zichzelf onvoldoende voor het gestructureerd aanpakken van de registratieachterstand. Dit zal, mede met hulp van vrijwilligers, thematisch moeten gebeuren over een periode van vele jaren, bijvoorbeeld in het kader van digitalisering (zie onder 4.3).
4 BEHOUD EN BEHEER 4.1 Depotsituatie In 1996 werd het nieuwe museumgebouw in het voormalige botanische laboratorium van de universiteit betrokken. Een deel van het gebouw werd ingericht als depotruimte. De collectie die daar niet kon worden ondergebracht, werd in verspreide depots in de binnenstad en op de Uithof opgeslagen. In 2005 werd in het Caroline Bleekergebouw op de Uithof een nieuw, geklimatiseerd depot in gebruik genomen. Dit diende ter vervanging van de decentrale depots in de binnenstad en op de Uithof. Hierin is de hele collectie opgeslagen, met uitzondering van het deel dat is geëxposeerd. De depots in het Caroline Bleekergebouw zijn eind 2011 gedeeltelijk heringericht, waardoor in de bestaande ruimtes extra ruimte is gecreëerd. De collectie Tandheelkunde zal op afzienbare termijn nog eens extra worden ingedikt. Andere projecten op het gebied van depotinrichting en objectverplaatsingen die zullen plaatsvinden, zijn de herinrichting van het alcohol-
Studenten krijgen een rondleiding door het Tandheelkundig depot
Er ligt voor de komende jaren immers een veel breder pakket aan ambities die samen moeten leiden tot een basaal registratie- en documentatieniveau en een betere bruikbaarheid van de rijkdom aan objecten.
7
De komende jaren zal veel aandacht worden besteed aan het vastleggen en implementeren van procedures ten aanzien van registratie en documentatie met behulp van SPECTRUM, een internationale standaard voor collectiemanagement en een middel om de procedures rond collectiebehoud, beheer, mobiliteit en digitalisering te optimaliseren. Verder vereisen zowel de lijntaken als diverse projecten dat de standplaatsregistratie van een groot aantal deelcollecties op orde wordt gebracht. Achterstallige werkzaamheden met betrekking tot verwerving en afstoot van objecten worden projectgewijs opgepakt om de groeiende achterstand terug te dringen. Verder is er de zorg om langdurige uitstaande bruiklenen en extern verspreide collecties Er is geen volledig overzicht van objecten die aan andere musea zijn uitgeleend en van objecten en collecties die zich bij andere musea bevinden. Dit is met name het geval bij objecten die voor 2000 zijn uitgeleend. Hiervan zal een overzicht worden gemaakt naar aanleiding waarvan bruiklenen vernieuwd of teruggehaald kunnen worden. Tot slot zal er beleid worden geformuleerd ten aanzien van vrijwilligers, die gezien de personele bezetting een wezenlijke bijdrage leveren aan registratie en documentatie. Vrijwilligers worden intensiever begeleid en gaan werken volgens gestructureerde projectplannen.
gegevens op het platform Dimcon van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, en vervolgens op Europeana, een verzamelplatform voor museumcollecties op Europees niveau. Daarnaast zijn er diverse externe sites waarop objecten uit de collectie van het Universiteitsmuseum te zien zijn: Collectie Utrecht, Erfgoed Utrecht, Medisch Erfgoed, Dieren Digitaal en Catalogus Professorum. Voor zover het zinnig is objectinformatie op deze sites te tonen en – waar nodig – koppelingen te leggen met (objecten op) de eigen site, wordt een plan ontwikkeld om de metadata op deze sites te actualiseren en koppelingen te optimaliseren. Het is niet mogelijk of wenselijk te streven naar het in één keer gedigitaliseerd aanbieden van de circa 183.000 objecten in de collectie. Digitalisering geschiedt in plaats daarvan grotendeels projectmatig. Voor deze projecten wordt externe financiering gezocht, om de kleine formatie die er op het gebied van collectiebeheer bestaat, tijdelijk aan te vullen met externe krachten. Door het koppelen van het digitaliseringsproces aan tentoonstellingen en evenementen kan het Universiteitsmuseum in relatief korte tijd veel informatie over een bepaald onderwerp of collectieonderdeel genereren en aanvullen met contextinformatie. Door samenwerkingsverbanden met externe partners als de SAE kunnen gezamenlijke subsidieaanvragen worden gedaan, vindt kennisuitwisseling plaats en worden resultaten gedeeld en breder verspreid. Na de afronding van het digitaliseringsproject Objecten in Context eind 2012 – waarin ruim duizend objecten werden gedigitaliseerd rondom zeven hoogleraren – staat er vanaf 2013 een aantal nieuwe digitaliseringsprojecten op stapel. Zo zal er met de opbrengst uit de jaarfondscampagne onder alumni van de Universiteit Utrecht een deel van de collectie worden gedigitaliseerd. Daarnaast werkt de Stichting Academisch Erfgoed aan een projectplan rondom het thema expedities, waarbij naast de diverse academische partners ook het Tropenmuseum in Amsterdam is betrokken. Het plan is om Wikipedia Nederland artikelen te laten schrijven die betrekking hebben op expeditiethema’s waarvan collectie aanwezig is in de diverse instellingen. De uitgekozen collecties worden vervolgens gedigitaliseerd.
UMD-1650, Waarschuwingsbord ‘hondsdolheid’, circa 1900-1950
4.3 Digitalisering en digitale presentatie van collecties In het kader van de regeling ‘digitaliseren met beleid’, een subsidieregeling van Senter Novem die inmiddels is beëindigd, heeft het Universiteitsmuseum in 2007/2008 een informatiebeleidsplan opgesteld. Hierin is de (gewenste situatie betreffende de) informatiehuishouding aangaande collecties op intern en extern niveau vastgelegd. Dit plan wordt in 2012 geactualiseerd. Een van de voornaamste conclusies van het bestaande plan is dat het UM behoefte heeft aan een website naast de algemene UM website binnen de UU voor een (contextuele) presentatie van objecten. Om dit mogelijk te maken is gekozen voor de implementatie van Adlib Museum. Dit is een flexibel collectieregistratiesysteem dat de back office vormt voor digitale presentaties en gegevensuitwisseling met derden. Daarnaast wordt de collectie via de eind 2012 op te leveren collectiewebsite van het museum, via diverse invalshoeken benaderd. De collectiewebsite is toegespitst op de secundaire doelgroep van het Universiteitsmuseum: bovenbouw voortgezet onderwijs, leerkrachten, studenten, volwassen van 45 jaar en ouder en stakeholders. Voor het aanbod van verdiepende informatie over de objecten is gekozen voor samenwerking met de Stichting Academisch Erfgoed (SAE). Vanuit dit samenwerkingsverband is in de periode 2010/2012 door de projectgroep Unicum de website www.academischecollecties.nl opgezet en zijn standaarden voor gegevensuitwisseling vastgesteld. De website laat collecties en objecten uit de diverse academische collecties op gestandaardiseerde wijze en in samenhang met elkaar zien, waardoor nationale dwarsverbanden tussen de verzamelingen duidelijke worden en (inter)nationale gegevensuitwisseling mogelijk is. Deze uitwisseling vindt plaats door aanlevering van
UMD-7649, Vaandel van de faculteit Diergeneeskunde, 1925
5 OVERZICHT VAN DE COLLECTIES De indeling van de collectie in deelcollecties volgt de indeling van wetenschappelijke disciplines zoals die op de Universiteit Utrecht wordt toegepast. De diverse deelcollecties zijn gerangschikt onder de wetenschappelijke discipline waaruit zij zijn voortgekomen. Indien daarvan is afgeweken, is dat per deelcollectie aangegeven. De indeling komt overeen met de indeling die wordt toegepast in het registratiebestand. 8
5.1 COLLECTIE GEESTESWETENSCHAPPEN Onder de collectie Geesteswetenschappen valt een aantal uiteenlopende deelcollecties. De verzameling Universiteitsgeschiedenis bestaat uit objecten en documentatie die de geschiedenis van de UU beschrijven. De grondlegger van de collectie is de astronoom professor dr. A.A. Nijland (1868-1938), die zijn privéverzameling over de geschiedenis van de UU in 1936 aan het museum heeft geschonken. Zij bestaat uit documentatie, kunstnijverheid, prenten, tekeningen en foto’s. Daarnaast zijn er onderwijscollecties uit de vakgebieden Kunstgeschiedenis en Archeologie. De kunstcollectie van de UU (hoogleraarportretten) en de verzameling Studentenleven worden er eveneens toe gerekend. De kunstverzameling is vanaf de 17e eeuw opgebouwd. De collectie Studentenleven bestaat voor 85% uit materiaal van het USC, het Utrechtse Studenten Corps. De meeste andere studentenverenigingen hebben het verenigingsarchief nog in eigen beheer of ondergebracht in Het Utrechts Archief. In 2012 wordt de overname van de verzameling historische muziekinstrumenten van Muziekwetenschappen voorbereid.
0285-42106, Schilderskist uit de collectie Swillens, 1830
Positionering In de collectie van het Universiteitsmuseum is de geschiedenis van de eigen universiteit breed gedocumenteerd. Buiten het UM bewaart Het Utrechts Archief de bestuurlijke archieven van de UU. De Universiteitsbibliotheek bezit een verzameling brieven van in het bijzonder theologen en letterkundigen en beheert documentatie van en over een aantal hoogleraren. De hoogleraarportretten geven samen met die uit Leiden, Groningen en Amsterdam een uniek beeld van ruim vierhonderd jaar academisch leven en vanuit kunsthistorisch oogpunt een blik op vierhonderd jaar portretkunst. De verzameling kunsttechnieken (‘Swillenscollectie’) is de enige op dat gebied in Nederland. In het buitenland is er alleen in Brussel (Vrije Universiteit) een soortgelijke verzameling bekend. De archeologiecollectie is zeer bescheiden te noemen. In Nederland zijn er diverse grotere archeologische collecties, zoals die van het Allard Pierson Museum van de UvA en de collecties van een aantal archeologische en oudheidkundige musea. De verzameling met betrekking tot het studentenleven in Utrecht is specifiek gerelateerd aan het USC en het Utrechtse studentenleven.
Conservering en registratie De conservering is goed. Dankzij clusterregistratie is er een goed beeld te krijgen van de totale verzameling. In 2012 worden in samenwerking met de Universiteitsbibliotheek Utrecht voorbereidingen getroffen om het hoogleraararchief over te dragen aan de bibliotheek. Aan de overdracht van het archief zal een ontsluitingsproject worden gekoppeld. Specifieke objecten (documenten) voor het Universiteitsmuseum en de collectie zullen daarbij uit het archief worden geselecteerd. Belangrijke documenten worden gedigitaliseerd. De bescheiden collectie kunstnijverheid is deels beschreven. Hier en daar zal
archiefonderzoek nodig zijn. Hier ligt in de komende periode geen prioriteit. De collectie Studentenleven wordt beheerd door een door het bestuur van Stichting Corpsmuseum en Archieven betaalde medewerker. De registratiegraad is minimaal. De collectie Kunstgeschiedenis is goed en op niveau geconserveerd en geregistreerd. Archeologie is geheel en zeer volledig geregistreerd. Van de collectie Muziekinstrumenten is een gegevensbestand beschikbaar dat in het huidige bestandssysteem wordt overgezet.
Gebruik De collectie is een belangrijke bron van informatie over de geschiedenis van de UU. Met name de collectie Universiteitsgeschiedenis wordt regelmatig geraadpleegd door onderzoekers uit binnen- en buitenland. De hoogleraarportretten zijn grotendeels te vinden in de Senaatszaal van het Academiegebouw. Ook elders in universiteitsgebouwen hangen op verscheidene plaatsen portretten. Uit de bescheiden archeologiecollectie in het UM zijn tweehonderd voorwerpen in langdurige bruikleen afgestaan aan de Rijksuniversiteit Groningen en vijfentwintig voorwerpen aan het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Daarnaast worden zestig voorwerpen uit de Egyptische collectie momenteel beheerd door het Allard Pierson Museum. Eens per jaar wordt de collectie gebruikt in het kunsthistorisch onderwijs. In publicaties wordt regelmatig gerefereerd aan objecten uit deze collectie. De collectie Studentenleven is een belangrijke bron voor historisch onderzoek, zowel voor de geschiedschrijving van de (sub)verenigingen zelf als voor biografen en historici. De collectie wordt ook regelmatig aangesproken voor het illustreren van publicaties. Daarnaast komen er bruikleenverzoeken binnen voor jaarreünieën, lustra en tentoonstellingen.
Verzamelbeleid Voor de gehele collectie geldt een verzamelbeleid conform het in bovengenoemde alinea 3.4 Verzamelbeleid geformuleerde beleid. De collectie Archeologie zal niet verder worden aangevuld. In 2012 wordt een verzameling van vijfhonderd historische muziekinstrumenten in beheer overgenomen van de afdeling Muziekwetenschappen.
UF-29, Oogspiegel volgens Follin, Paetz & Flohr, Duitsland, ca. 1878
5.2 MEDISCHE WETENSCHAPPEN 5.2.A Collectie Humane Geneeskunde De collectie Humane Geneeskunde kent een grote diversiteit aan objecten en preparaten uit de geschiedenis van de medische faculteit. Basis van de collectie is de indrukwekkende verzameling menselijke en dierlijke preparaten van prof. J. Bleuland (1756-1838). Hoewel het anatomische deel van deze verzameling zich bevindt in Museum Bleulandinum van het UMC Utrecht, staat in het Universiteitsmuseum een deel van deze verzameling in permanente tentoonstelling opgesteld. Het UM heeft in eigen beheer het restant van de 9
humaan-pathologische collectie van Bleuland. De humane en dierlijke preparaten van Bleuland (zie 5.4.D, Collectie Biologie) horen historisch gezien tot dezelfde verzameling die in 1880 is gesplitst en sindsdien gescheiden wordt beheerd.De diverse onderzoeks- en onderwijsmiddelen die in het verleden gebruikt zijn aan de Universiteit Utrecht vormen een wetenschapshistorisch interessante verzameling. Te noemen zijn de hart-long machine van prof. Jongbloed en instrumenten gebruikt in het fysiologisch laboratorium van prof. Donders. Daarnaast bevat de collectie Humane Geneeskunde circa 11.000 objecten, afkomstig uit een breed spectrum aan medische specialismen. Binnen de collectie neemt de verzameling oogheelkunde die het UM in opdracht van de Dr. F.P. Fischerstichting beheert een belangrijke plaats in. Deze collectie valt onder de Wet tot Behoud Cultuurbezit.
Positionering Er zijn naast Utrecht twee andere musea in Nederland, te weten Leiden en Groningen, die de mogelijkheid hebben om de geschiedenis van de geneeskunde visueel voor het publiek toegankelijk te maken. De aandacht voor de medische geschiedenis is op deze manier geografisch goed verdeeld. Evenals Utrecht kennen de universiteiten van Amsterdam, Leiden en Nijmegen een apart anatomisch museum. Het AMC te Amsterdam en de Erasmus MC te Rotterdam hebben beide een bescheiden collectie Humane Geneeskunde, maar deze zijn niet direct toegankelijk voor het publiek. Het UMC St Radboud te Nijmegen en het academisch ziekenhuis Maastricht zijn prille verzamelaars van hun medisch erfgoed.
Dit zal de komende periode gebeuren bij een specifiek te benoemen aantal objecten uit de collectie Bleuland en Donders. Een groot deel van de opgenomen collecties uit het UMC Utrecht, het voormalige AZU museum en het opleidingsinstituut van het UMC Utrecht dient nog te worden ingevoegd en geregistreerd. De standplaatsregistratie wordt in de beleidsperiode bijgewerkt.De conservering is goed. Wel zijn materialen als rubber en kunststoffen, die veelvuldig in deze collectie voorkomen, aan te merken als ‘zorgenkindjes’. In de museumwereld is vooralsnog te weinig conserveringstechnische kennis beschikbaar om deze materialen voor verval te behoeden.
Gebruik De collectie Humane Geneeskunde leent zich uitstekend voor het presenteren van verhalen over de geneeskunde in een brede sociale en wetenschapshistorische context. Deze insteek wordt gekozen bij het ontsluiten van deze collectie. Het gaat niet langer om het object alleen, maar vooral om de samenhang van het object met zijn gebruikers, i.c. de onderzoeker, de arts en de patiënt. Een deel van de medische collectie is permanent tentoongesteld in het Universiteitsmuseum. In het Bleulandkabinet staat een zogenaamde Bleulanddialoogtafel, waarin bepaalde objecten virtueel en in interactie met de bezoeker worden gepresenteerd. Museum Boerhaave heeft bijzondere sleutelstukken van het Universiteitsmuseum Utrecht in bruikleen, onder andere enkele van de befaamde wasmodellen van Petrus Koning en de eerste hart-longmachine van prof. Jongbloed. De collectie is uitgangspunt bij het geven van lezingen in het UMC Utrecht en voor medische historische geïnteresseerde gezelschappen. Door collectiegericht onderzoek worden nieuwe invalshoeken gepresenteerd die aansluiten bij het interessegebied van een breed publiek. In steeds grotere mate worden de collectieonderdelen gedigitaliseerd. Het aanleveren van specifieke informatie voor de collectiewebsite behoort tot de prioriteiten.
Verzamelbeleid De collectie verfijnen is een continu proces. De ontwikkelingen op het gebied van de geneeskunde in Utrecht worden op de voet gevolgd. Hoewel het onmogelijk is om volledig te zijn, wordt ernaar gestreefd opvallende objecten van hedendaags medisch onderzoek uit Utrecht voor de collectie te verkrijgen. In samenspraak met de medisch conservatoren van Amsterdam, Groningen en Leiden wordt besproken waar het zwaartepunt van de verzameling per stad op zal komen te liggen. Dit ter voorkoming van doublures in de relatief kleine medische collecties in Nederland. In het rapport Medische collecties ontleed uit 2000 zijn de verzamelcriteria per universiteit vastgesteld. Voor geneeskunde in Utrecht geldt een landelijke verantwoordelijkheid voor het verzamelen van onder andere de oogheelkunde.
UM-3499, Hart-longmachine ontwikkeld door Utrechtse fysioloog Jacob Jongbloed, Van Doorn, De Bilt
Conservering en registratie De registratiegraad van de objecten is 99%. De kwaliteit van de ingevoerde gegevens laat echter nog te wensen over. Dankzij een nieuw registratieprogramma wordt het mogelijk het registratieniveau van objecten te verhogen.
UT-26890, Gipsmodel van het hoofd. Met open wangen ter beoordeling van de plaatsing van het gebit, methode J.A.W. van Loon, 1946-1947 10
5.2.B Collectie Tandheelkunde In 1877 begon de eerste lector tandheelkunde T.H. Dentz (1854-1933, lector van 1877-1908) met het verzamelen van onderwijsmaterialen. Later is zijn collectie met name door de lectoren Dr. J.A.W. van Loon, Mej. G.J. Schuiringa en de tandarts F.E.R. de Maar verder uitgebreid. In 1954 werd de onderwijsverzameling onderdeel van het Utrechts Universiteitsmuseum. Gehuisvest bleef zij echter in het Tandheelkundig Instituut. Na de sluiting van de subfaculteit Tandheelkunde in 1988 werd de collectie fysiek overgebracht naar het museum. De Universiteit Utrecht kocht gezamenlijk met de Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Tandheelkunde (NMT) de collecties Kalman Klein en De Maar aan, in respectievelijk 1964 en 1997. De collectie werd hierdoor kwalitatief versterkt. De Stichting Vrienden Tandheelkundig Erfgoed (SVTE) ondersteunt het Universiteitsmuseum bij het beheren en presenteren van de collectie. 0285-39138, Molaar gebruikt in het onderwijs. Tandheelkundig Instituut Utrecht, 1910
Positionering De collectie Tandheelkunde is uniek in Nederland en wereldwijd behoort zij tot de meest complete op dit gebied. In Europa zijn er, naast enkele particuliere initiatieven, alleen in Groot Brittannië musea met tandheelkundige collecties voor het publiek toegankelijk. Het Universiteitsmuseum heeft sinds 1988 een landelijke taak met betrekking tot het tandheelkundig erfgoed. Het is daarmee verantwoordelijk voor het beheer en de verwerving van objecten die de ontwikkeling in de tandheelkunde in het algemeen tonen.
Conservering en registratie In het kader van het door de overheid gefinancierde interuniversitair behoudsproject is de verzameling tussen 2001 en 2005 gesaneerd, geregistreerd en geconserveerd. Hoewel elk object daardoor een summiere registratie kent, is het aanvullen en standaardiseren van het registratiebestand een vereiste voor het verder ontsluiten van de collectie. De gebruikte thesaurus is niet eenduidig waardoor zoeken in het bestand wordt bemoeilijkt. Met de invoering van Adlib Museum en het project Objecten in Context is een begin gemaakt met het verbeteren hiervan. Voor vervolgprojecten zal worden samengewerkt met medeverantwoordelijke partijen als de NMT. Door een grote herindeling van de collectie, waarbij de tandartsen die als vrijwilligers in het depot meewerken een belangrijke rol spelen, moet ook de standplaatsregistratie worden bijgewerkt. Dit wordt projectmatig aangepakt.
Gebruik Bij het algemene publiek krijgt de geschiedenis van de tandheelkunde aan de hand van de collectie regelmatig aandacht. Media, schrijvers en kunstenaars weten hun weg naar het Universiteitsmuseum te vinden evenals middelbare scholieren die een profielwerk willen schrijven. Vanuit het beroepsveld stellen de tandartsonderzoekers specifieke vragen over het tandheelkundig verleden. Daarnaast wordt er met regelmaat een verzoek gedaan voor het geven van lezingen over de geschiedenis van de tandheelkunde aan de hand van de collectie. Jaarlijks wordt er aan de hand van de collectie een college verzorgd aan vijfdejaarsstudenten van de faculteit Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA). Bovendien krijgen elk jaar 120 eerstejaarsstudenten tandheelkunde uit Amsterdam een rondleiding waarbij de collectie tandheelkunde centraal staat en de tandanatomie wordt behandeld aan de hand van de collectie Natuurlijke Historie. In het hoofdgebouw van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde is een presentatie ingericht met objecten uit de collectie. Museum Boerhaave te Leiden heeft tandheelkundige objecten in permanente bruikleen. Het Universiteitsmuseum initieert onderzoek naar de mate van betrokkenheid van de beroepsgroep bij collecties als Tandheelkunde en faciliteert de inzet van masterstudenten bij dit onderzoek.
Verzamelbeleid Het Universiteitsmuseum heeft in zijn verwervingsbeleid voor objecten de relatie met de Universiteit Utrecht als voorwaarde. Gezien de landelijke taak van het UM met betrekking tot het tandheelkundig erfgoed gelden deze specifieke verzamelcriteria bij deze collectie niet. Samen met vertegenwoordigers uit de beroepsgroep is er een lijst opgesteld van nog aan de collectie ontbrekende tandheelkundige instrumenten met wetenschapshistorische betekenis. Hoewel verre van compleet zal deze lijst een leidraad zijn bij het verwerven van collectie. Met name recente ontwikkelingen van na 1970 ontbreken nog volledig. Denk daarbij aan objecten uit de Implantologie, CAD technologie en de lasertechnieken. Ook in komende periode wordt de tandheelkundige collectie verfijnd: door het verkleinen van de verzameling kan zij aan kracht winnen. De objecten die geen meerwaarde voor de collectie hebben, worden aan de collectie onttrokken en via de daarvoor geldende richtlijnen (LAMO) afgestoten.
5.3 COLLECTIE DIERGENEESKUNDE De collectie Diergeneeskunde neemt een enigszins aparte plaats in binnen het Universiteitsmuseum. Dit omdat een groot deel van de collectie is tentoongesteld in de gebouwen van de faculteit Diergeneeskunde en omdat de beroepsvereniging (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, KNMvD), de Vriendenkring (Numan Stichting) en de studentenvereniging (Diergeneeskundige Studenten Kring) nauw bij de museale activiteiten zijn betrokken.
Positionering De UU is de enige Nederlandse universiteit met een opleiding voor dierenartsen. De collectie is uniek in Nederland en heeft alleen daarom al een hoge cultuurhistorische waarde 1. Zij dateert al van de oprichting van ’s-Rijks Veeartsenijschool in 1821. In 1947 schonk de dierenarts H.A. Kroes een bescheiden privécollectie van circa vijfhonderd objecten aan de Maatschappij voor Diergeneeskunde. Deze werd in overleg met die Maatschappij en de faculteit Diergeneeskunde in 1954 als onderdeel van het Universiteitsmuseum opgenomen. In 1980 omvatte de collectie al tegen de 11.000 objecten en naar schatting gaat het nu om 18.000 voorwerpen. De collectie Diergeneeskunde is zeer divers van aard.
1
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de collectie Diergeneeskunde: Peter
Koolmees, ‘50 jaar onderweg. Terugblik en vooruitblik op het Museum Diergeneeskunde’, Argos 32 (2005) 60-66 en Peter Koolmees, ‘Over koetjes en kalfjes? De collectie Diergeneeskunde van het Universiteitsmuseum Utrecht’, Gewina, 30 (2007) 162-174. 11
Ze reconstrueert en illustreert zowel de geschiedenis van het vakgebied en de beroepsbeoefening als die van de faculteit en het onderzoek en onderwijs en kan in feite worden gezien als het ‘bedrijfsmuseum’ van de diergeneeskunde in Nederland. De verloskundige en chirurgische instrumenten vormen een zwaartepunt in de collectie. De oudste instrumenten dateren uit de late achttiende eeuw. In het kader van een inventarisatie van het wetenschappelijk belang, de kwaliteit, de omvang en de positionering van de collectie in internationaal perspectief, vond in 2001 een internationale visitatie plaats. Uit deze evaluatie bleek dat de collectie Diergeneeskunde in Utrecht met veterinaire musea in München, Parijs, Kopenhagen en Hannover tot de Europese top behoort. Het belang van de collectie voor de instandhouding van het Nederlands veterinair erfgoed en voor de maatschappelijke rol van de faculteit, werden evident geacht.
zal nog verder actief worden gecollectioneerd. Als gevolg van de van oudsher bestaande nauwe band tussen de opleiding en de beroepsvereniging KNMvD, speelt de collectie ook een rol bij het bewaren en documenteren van de geschiedenis van de vereniging, met uitzondering van het archief, dat bij het Utrechts Archief berust. Ten aanzien van nieuwe verwervingen is de afgelopen jaren steeds het principe van ‘selectie aan de poort’ gehanteerd. Nu het inzicht in de samenstelling van de collectie Diergeneeskunde is gegroeid, zal de kwaliteit van en de balans tussen de collecties worden verbeterd door de ‘oudere’ collectie kritisch te bekijken. Naar verwachting zal als gevolg daarvan in de periode 2012-2016 ongeveer een kwart van de bestaande collectie kunnen worden afgestoten. Dit zal gebeuren volgens de criteria die daarvoor binnen het UM zijn opgesteld en in afstemming met verwante erfgoedinstellingen.
5.4 BÈTAWETENSCHAPPEN 5.4.A Collectie Natuurwetenschappelijk Instrumentarium
UMD-5316, Schilderij van de anatomie van de geit, Douwe van der Zweep, 1921
Conservering en registratie Vanaf 1990 zijn in het kader van het Deltaplan (een door de overheid gesubsidieerd initiatief om de achterstanden in registratie en conservering in museale collecties weg te werken, 1990-2000) veel instrumenten actief geconserveerd. Dankzij de latere Nuis- (“Deltaplan” voor academische collecties, 1999-2010) en SAE-projecten geldt hetzelfde voor 95% van de onderwijsplaten en de fotocollectie. Ook zijn enkele unieke boeken gerestaureerd en heeft de Numan Stichting enkele grotere restauratieprojecten gefinancierd. Tevens heeft een project plaatsgevonden waarbij veel vloeistofpreparaten van veterinaire verloskunde zijn geconserveerd. Met uitzondering van tentoongestelde objecten zijn alle objecten ondergebracht in de geklimatiseerde depots van het UM. De collectie is zo goed als geheel geregistreerd. Relatief gezien zijn veel objecten uit deze collectie gedigitaliseerd; deze collectie is van alle collecties van het Universiteitsmuseum het meest uitgebreid gedigitaliseerd.
De collectie Natuurwetenschappelijke Instrumenten omvat voornamelijk instrumentarium dat in het verleden aan de UU bij onderzoek en onderwijs in de natuurwetenschappen is gebruikt. Een belangrijk deel van de verzameling was oorspronkelijk in het bezit van het in 1777 opgerichte Natuurkundig Gezelschap. Hoogleraar natuurkunde Johannes Th. Rossijn (1744-1817) had dit gezelschap met een aantal welvarende burgers opgericht om als financier op te treden voor de aankoop van instrumentarium voor zijn laboratorium. In 1889 werden de instrumenten afgestaan aan de universiteit. De ‘herontdekking’ in 1918 van dit instrumentarium op de zolder van het Natuurkundig Laboratorium vormde de aanzet tot de stichting van het UM. De verzameling microscopen, die vanuit wetenschapshistorisch oogpunt internationale faam heeft, is grotendeels tot stand gekomen door het verzamelwerk van professor Pieter Harting in de 19e eeuw. Harting deed onderzoek naar de geschiedenis van de microscopie en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de invoering van de microscopie bij onderwijs en onderzoek aan Nederlandse universiteiten. Er is geen aparte collectie die gekoppeld is aan wiskunde. Een klein aantal wiskundige modellen wordt tot deze collectie gerekend.
Gebruik Doel van de collectie is het documenteren en presenteren van de geschiedenis van het beroep dierenarts, de veterinaire wetenschappen en het diergeneeskundig onderwijs in Utrecht. Op vijf locaties in de faculteit zijn permanente presentaties ingericht die de geschiedenis van het vakgebied Diergeneeskunde en van het opleidingsinstituut verbeelden. De collectie Diergeneeskunde wordt in het onderwijs vooral ingezet bij rondleidingen voor studenten van keuzevakken. Onderzoek aan de collectie vindt vooral plaats in het kader van vergelijkende wetenschapsgeschiedenis (Descartes Centre, UU).
Verzamelbeleid Was in het verleden de insteek bij het verzamelen met name technischveterinair met nadruk op de ‘klassieke’ disciplines als verloskunde, hoefkunde, anatomie en chirurgie, de laatste jaren is de aandacht gericht op de wetenschapsgeschiedenis en de relatie mens-dier. De collectie vertoonde op gebieden als gezelschapsdieren en proefdierkunde nog lacunes. Intussen is de collectie op deze vakgebieden aangevuld. In de periode 2012-2016
UZ 6478, perenhouten kristalmodellen, circa 1825
Positionering In diverse musea worden soortgelijke historische instrumenten verzameld. De instrumentenverzamelingen van Teylers Museum, Museum Boerhaave en het UM Groningen zijn deels vergelijkbaar, maar elke verzameling heeft zijn eigen karakter en unica. De microscopencollectie is uniek in Nederland en heeft ook internationaal belang. Het Fysisch Kabinet met instrumenten uit de 18e en 19e eeuw is een goed gedocumenteerde weergave van de academische traditie van het aanschouwelijk maken van de destijds bekende natuurkundige wetten. Daarnaast heeft de collectie een typisch Utrechts academisch karakter, aangezien instrumentarium is bewaard dat afkomstig is uit onderzoeksrichtingen die aan de UU hebben bestaan. 12
Gebruik Diverse objecten uit de collectie worden tentoongesteld in de vaste en ook tijdelijke exposities in het museum en op Sonnenborgh, Museum en Sterrenwacht. Op bescheiden schaal wordt de collectie door onderzoekers bezocht. De collectie wordt gebruikt bij wetenschapshistorische cursussen voor studenten en voor leerlingen uit de bovenbouw van het VWO.
Conservering en registratie De instrumentencollectie vormt de basis van het UM en er is sinds de stichting van het museum veel gewerkt aan de ordening, beschrijving en regstratie van de objecten. Voor een groot deel zijn door inhoudelijke experts nauwkeurige objectbeschrijvingen opgesteld. De collectie is dan ook goed geregistreerd. De conservering is goed: tijdens de Nuis-projecten in de periode 1998-2002 zijn veel instrumenten actief geconserveerd of gerestaureerd.
Verzamelbeleid Het belangrijkste deel van het ‘instrumentele erfgoed’ van de UU maakt inmiddels onderdeel uit van de verzameling. Maar het UM houdt de ogen open voor mogelijk nog historische en moderne instrumenten die elders in de UU in onbruik zijn geraakt en in de collectie kunnen worden opgenomen. Het hoofddoel van toekomstig verzamelbeleid zal het verzamelen van instrumentarium uit het einde van de 20e en het begin van de 21e eeuw zijn. Recente ontwikkelingen op het gebied van de wetenschap als steeds verder voortschrijdende internationalisering en interdisciplinariteit (‘Big Science’) en het gebruik van complexe, uit vele componenten geassembleerde functionele apparatuur (‘black boxes’) maken een gericht verzamelbeleid nodig, waarbij behoud- en beheersaspecten van moderne materialen een belangrijke rol zullen spelen. Het verzamelbeleid op onderzoeksapparatuur zal dan ook collectiebreed toegepast moeten worden, dus deelcollectie overstijgend. De criteria hiervoor worden uitgewerkt in de beleidsperiode. De insteek bij het verzamelbeleid is dat de moderne wetenschapsgeschiedenis van de UU gedocumenteerd dient te worden met objecten. Tot nu toe is het merendeel van het kleine aantal recente apparaten dat is aangeboden niet opgenomen, vooral vanwege het weinig specifieke karakter van aangekocht standaard onderzoeksapparatuur.
Overigens is er een kleine overlap met farmaceutische objecten en middelen in de collectie Diergeneeskunde. De verzameling is begin 2011 door het departement farmacie aan het UM overgedragen. Er was al een klein aantal farmaceutisch/scheikundige apparaten in de collectie aanwezig. Ook waren al eerder rond de 150 onderwijsmodellen van bloemen overgenomen van Farmacie. De bloemmodellen zijn samengevoegd met een aantal van Plantensystematiek afkomstige modellen die al in de biologische collectie aanwezig waren.
Positionering Het Nationaal Herbarium in Leiden heeft als onderdeel van zijn verzameling ‘Economische botanie’ de verzameling koloniale grondstoffen van de UvA en het Koninklijk Instituut voor de Tropen overgenomen. Het UM Groningen beheert een academische farmaceutische verzameling. Het ensemble van simplicia, het zeer goed gedocumenteerde instrumentarium en chemicaliën onderscheidt de Utrechtse collectie van de andere collecties.
Preparaten van verschillende soorten vezels
Gebruik Een klein aantal preparaten en wat apparatuur uit de collectie staan tentoongesteld in de permanente opstelling in het Rariteitenkabinet. Het merendeel van de plantaardige preparaten is voor het publiek tentoongesteld bij de Botanische Tuinen op de Uithof. Plannen voor het gebruik binnen het UM zijn nog niet uitgewerkt.
Conservering en registratie
Monsterflesjes van diverse zwavelpreparaten, Farmaciecollectie
5.4.B Collectie Farmacie De collectie Farmacie omvat de historische verzameling uit de farmacognosie (simplicia: farmaceutische grondstoffen van natuurlijke oorsprong), chemicaliën, instrumentarium, collegeplaten, documenten en meubilair afkomstig van het departement Farmaceutische Wetenschappen. Het geheel beslaat ruwweg een periode van 1800 tot 1980. De verzameling is rond 1890 begonnen door hoogleraar dr. H. Wefers Bettink (1839-1921). Hij verwierf materiaal voornamelijk via contacten met handelaren en plantages in de voormalige koloniën. Daarnaast is er ook materiaal aangeschaft bij groothandels in farmaceutische en scheikundige producten en bij levensmiddelenleveranciers.
Een klein deel van de collectie is inmiddels op administratief niveau geregistreerd in het bestand van het UM. Er is door een vrijwilliger een begin gemaakt met een summiere registratie van de apparatuur. Met medewerking van de Botanische Tuinen zijn de plantaardige preparaten op de Botanische Tuinen geregistreerd. De conditie van de objecten is over het algemeen goed. Herbariumbladen zijn gevroren en schoongemaakt, en enkele glazen potten zijn vervangen. Vooral de natuurlijke grondstoffen zullen moeten worden opgenomen in periodieke controlerondes. Het instrumentarium is in veel gevallen in originele kartonnen verpakkingen of originele cassettes bewaard en in goede staat.
Verzamelbeleid De collectie zal naar verwachting in de toekomst niet noemenswaardig groeien. Mogelijk komen er sporadisch nog objecten boven water die bij de collectie ingevoegd worden. In de collectie van het UM is een aantal farmaceutische objecten aanwezig dat niet afkomstig is van de UU. Dit materiaal is ooit door het UM aangekocht of geschonken door artsen of apothekers. Het belang hiervan 13
zal aan de hand van de nieuw verworven verzameling opnieuw worden bepaald, waarbij afstoot van deze objecten een optie kan zijn.
5.4.C Collectie Scheikunde Er is nooit gericht verzameld op het gebied van scheikunde. De scheikundige collectie die afkomstig is van het departement Scheikunde is dan ook klein en bestaat uit glaswerk en apparatuur (‘laboratoriuminventaris’). Een aantal objecten is afkomstig uit onderzoek. Het merendeel van het scheikundig instrumentarium (instrumenten die zijn gebruikt bij scheikundig onderzoek) in de collectie, is afkomstig uit andere vakgebieden, waarbij ook scheikundige onderzoeksmethoden werden toegepast, met name farmacie. In 2012 heeft emeritushoogleraar Verdonk een thermogravimetrisch analyseapparaat van Cahn (jaren zeventig) en een differentieel thermisch analyseapparaat van Dupont (jaren zestig aan het museum geschonken. In juni 2012 is een klein aantal meetapparaten (onder andere antieke kwikthermometers, densimeters, vijzels) overgenomen.
Positionering De zoölogische verzameling is bescheiden van omvang. Deze onderscheidt zich vooral van de grote natuurhistorische collecties als die van Naturalis door de uitgebreide verzameling Vergelijkende Anatomie. Het museum Vrolik van de UvA beheert ook een 19e-eeuwse collectie vergelijkende anatomie. Een collectie Fytopathologie wordt bewaard door het Planteziektekundig Instituut in Wageningen. Natuurhistorische collegeplaten worden in diverse academische verzamelingen bewaard (zie www.geheugenvannederland.nl). In Utrecht vormen de platen, met modellen, preparaten en glasdia’s (zowel met betrekking tot de zoölogie als de botanie), in een aantal gevallen met de originele catalogi en aanwijzingen voor gebruik bij colleges, een ensemble dat de ontwikkeling van het onderwijs en van wetenschappelijke inzichten illustreert. Verder zijn er in de collectie diverse bijzondere preparaten van planten en dieren opgenomen, zoals het skelet van de uitgestorven buidelwolf.
Conservering en registratie
Verzamelbeleid De collectie zal naar verwachting in de toekomst niet noemenswaardig worden uitgebreid. In 2010 is er contact geweest met de afdeling scheikunde en er is gebleken dat er nauwelijks objecten zijn die in de collectie zouden kunnen worden opgenomen. Bij het onderzoek en practica wordt vooral algemeen scheikundig instrumentarium en glaswerk gebruikt, dat geen specifieke waarde heeft. Het is echter mogelijk dat er sporadisch apparatuur wordt ‘ontdekt’.
De collectie wordt voortdurend gecontroleerd en is in goede staat. De collectie is geregistreerd. In de praktijk blijkt echter het niveau van de registratie onvoldoende. De registratie zal gecontroleerd en bijgewerkt moeten worden. In de beleidsperiode zal een meerjarenplan worden opgesteld waarin het bijwerken van de registratie in prioriteiten is uitgewerkt.
LI-38, Lens vervaardigd door Christiaan Huygens, waarmee hij in 1655 de maan Titan van Saturnus ontdekte
G-478.1887, Schelpen afkomstig van een grondboring, Amsterdam, 1887
5.4.D Collectie Biologie Binnen de biologische collectie worden een zoölogische en een botanische verzameling onderscheiden. Elke deelcollectie omvat preparaten en onderwijsmiddelen: modellen, collegeplaten en glasdia’s. De zoölogische verzameling is afkomstig uit het voormalige Zoölogisch Museum, de onderwijscollectie van de studie biologie en uit de verschillende biologische onderzoekslaboratoria (b.v. fysiologisch lab, histologisch lab). De basis voor de collectie is het dierkundige deel van de vergelijkend-anatomische verzameling van de hoogleraar in de geneeskunde Jan Bleuland, hoogleraar in de periode 1795-1826 (zie 5.2.A Humane Geneeskunde) die in 1816 door de UU is aangekocht. Door opvolgers van Bleuland en de latere hoogleraren binnen de biologie is de collectie uitgebreid. Er zijn ook toevoegingen uit de oude studiecollectie en het museum van diergeneeskunde (al in de 19e eeuw opgenomen) en er zijn zoölogische preparaten afkomstig van studierichtingen als natuurkunde en farmacie. De botanische collectie komt grotendeels uit het Planteziektekundig Instituut Willie Commelin Scholten. Daarnaast is er botanisch onderwijsmateriaal afkomstig van Plantensystematiek (voormalig Herbarium Utrecht) en Farmacie.
Collectiebeheer en verzamelbeleid De biologische collectie is onderhoudsgevoelig, biologische objecten zijn immers kwetsbaar. Skeletten en opgezette dieren zijn onderwerp van een terugkerend vraatprobleem. Hier wordt met behulp van externe specialisten aan gewerkt. Periodieke controles blijven een punt van aandacht. De collectie is geregistreerd. In de praktijk blijkt echter het niveau van de registratie onvoldoende. De registratie zal daarom ook gecontroleerd, gestandaardiseerd en aangevuld moeten worden. De collegeplaten zijn al eerder in het kader van het in 2005 afgeronde collegeplatenprojekt van de SAE geïnventariseerd en geconserveerd. In de loop van de beleidsperiode zal een plan worden opgesteld om het depot waarin de vloeistofpreparaten worden bewaard efficiënter en toegankelijker in te richten. De biologische collectie zal naar verwachting niet noemenswaardig groeien. Alle preparaten en relevant historisch onderwijsmateriaal zijn opgenomen in de collectie. Het is echter niet uitgesloten dat er nog preparaten, modellen of collegeplaten boven water komen die in aanmerking komen om te worden opgenomen.
Gebruik De biologische collectie wordt veel gebruikt bij tentoonstellingen. Er worden objecten uitgeleend aan andere musea. In Naturalis (bloemmodellen) en het Veluws Museum in Harderwijk (vloeistofpreparaten) staan objecten in 14
langdurige bruikleen in de vaste opstelling tentoongesteld. Voor eerstejaarsstudenten in de biologie is er elk jaar in het kader van de cursus Biodiversiteit een rondleiding met de conservator door het zoölogische depot. Ook bij andere rondleidingen voor studenten wordt het depot opengesteld. Voor speciale evenementen (Culturele Zondagen, Lustrum) worden er in het depot rondleidingen gegeven. Ook bij specifieke publieksactiviteiten die in het UM worden georganiseerd, wordt de collectie regelmatig gebruikt. Door het uitgesproken historische karakter van de verzameling, en de koppeling tussen de collectie en een aantal historische Utrechtse biologen (onder andere Bleuland, Van Lidth de Jeude, De Fremery, Harting, Hubrecht) leent zij zich goed voor biohistorisch onderzoek. Daarvoor zal samenwerking gezocht worden met het Instituut voor de Grondslagen en Geschiedenis van de Natuurwetenschappen. Bij recente digitaliseringsprojecten zijn honderden objecten gefotografeerd om ze via internet toegankelijk te maken.
in dat opzicht een wetenschapshistorische waarde. Daarnaast zijn fossielen en gesteentemonsters op zich ook buiten de historische context voor actueel onderzoek door specialisten interessant. Het in de literatuur afgebeelde en beschreven materiaal (onder andere type-exemplaren beschreven door Lorié) blijft wetenschappelijk van belang. Tot de onderwijsmodellen hoort de grote historische collectie kristalmodellen.
Positionering Enigszins vergelijkbare academische onderwijscollecties zijn er in het UM Groningen en in het Geologisch Museum van Artis. Maar elke collectie heeft zijn specifieke karakter en unica. Vooral met de aan Utrechtse onderzoekers en expedities gekoppelde objecten onderscheidt de collectie zich van die uit Groningen en Amsterdam.
Gebruik
G-3.1897, Walchia Conifeer, Onder-Perm, Nonnweiler
5.4.E Collectie Geologie en Paleontologie De geologische en paleontologische collectie omvat tegen de 40.000 nummers aan gesteentemonsters en fossielen, microscopische slijpplaatjes en onderwijsmodellen. Verder is er een serie collegeplaten en een uitgebreide collectie glasdia’s. De collectie is voor een groot deel vormgegeven door de eerste hoogleraar in de geologie in Utrecht, C.E.A. Wichmann (van 1879-1921). Hij kreeg bij zijn aanstelling de gelegenheid de kleine geologische verzameling die al aanwezig was, verder uit te breiden. Wichmann kocht gesteentemonsters en fossielen bij voornamelijk Duitse handelaren. Ook door schenkingen en eigen verzamelwerk tijdens excursies en veldwerk is de collectie aanzienlijk gegroeid. De Utrechtse geoloog Dr Jan Lorié (1852-1924, privaatdocent vanaf 1884) heeft tussen 1880 en 1922 veel materiaal gedoneerd, onder andere onderzoeksmateriaal. De verzameling is grotendeels een historische onderwijscollectie, maar bevat ook objecten afkomstig uit wetenschappelijk onderzoek. Tot deze laatsten behoren onder andere de Nederlandse ijstijdfossielen die door De Fremery (1831) en Harting (1867) beschreven zijn en grondmonsters en fossiel materiaal dat Lorié heeft verzameld en bestudeerd voor zijn onderzoek aan het ijstijdlandschap en de bodem van Nederland. Bijzondere deelcollecties zijn onder andere de Quercy-collectie, de fossielen van de White River Formation, de collectie Nederlandse Zwerfstenen, de collectie gesteentes uit de Gotthardtunnel en de Vesuviuscollectie. Door het onderzoek van Professor Wichmann en later Professor Rutten aan de geologie van Indonesië is er een groot aantal gesteentes en vooral fossielen uit Indonesië. Een groot deel van de objecten in de collectie is verzameld in inmiddels gesloten of ontoegankelijke groeves en ontsluitingen. Aangezien de verzamellocatie binnen de geologie en paleontologie mede het belang van objecten bepaalt, hebben deze daarom een zeldzaamheidswaarde. Het materiaal dat in de tweede helft van de 19e eeuw is verzameld, draagt de toenmalige opvattingen over paleontologie (naamgeving, verwantschap, evolutie) met zich mee en heeft
De collectie wordt ingezet bij tentoonstellingen en bij onderwijsactiviteiten (b.v. ‘Collectie in de klas’). Ook bij rondleidingen in het depot komt zij aan bod. De paleontologische collectie staat ter beschikking voor bachelors- of masterscripties in de aardwetenschappen. De collectie wordt sporadisch geraadpleegd voor wetenschappelijk onderzoek. Bij recente digitaliseringsprojecten zijn honderden objecten gefotografeerd om via internet toegankelijk te maken. De collectie dient voor de toekomst beter toegankelijk gemaakt te worden, zodat zij efficiënter kan worden ingezet voor tentoonstellingen, onderwijs en onderzoek. Zo is een overzicht nodig van de in de wetenschappelijke literatuur beschreven en afgebeelde unica (catalogus van typeexemplaren), en van anderszins waardevol materiaal, zoals gesteentes en fossielen afkomstig van bijzondere vindplaatsen, gekoppeld aan het onderzoek waarbinnen dit is verzameld. Gesteentemonsters en vooral fossielen zijn vaak voor actueel onderzoek door specialisten interessant en betere ontsluiting kan deze belangstelling aanwakkeren. In de komende beleidsperiode zal het benodigde onderzoek in de planning worden opgenomen.
UGEO-1265, Onderkaak met kiezen van een kleine mammoet, eerste helft 19e eeuw. Opgegraven in Rusland
Conservering en registratie De geologische/paleontologische collectie is in goede conditie. Er wordt sinds 2012 gewerkt aan de conservering en restauratie van gipsafgietsels. Een aantal jaren terug is de gehele collectie geïnventariseerd, schoongemaakt en opnieuw verpakt en een aantal beschadigde fossielen is gerestaureerd. Een aantal objecten komt nog voor restauratie in aanmerking. De collectie was oorspronkelijk geregistreerd in een Excel-bestand. Dat is eerder overgezet naar FilemakerPro en onlangs naar Adlib Museum. De kwaliteit van de oude registratie was onvoldoende en niet alle gegevens zijn via FilemakerPro in Adlib Museum terechtgekomen. Gezien het groot aantal objecten is de herziening van de registratie een project dat veel tijd gaat kosten. In de beleidsperiode zal de omvang hiervan worden geïnventariseerd 15
en zal bepaald worden wanneer dit kan worden ingepland. Relatief gezien is de standplaatsregistratie van deze collectie behoorlijk goed op orde.
Verzamelbeleid Het merendeel van de historische onderwijscollectie van de faculteit Aardwetenschappen is overgenomen door het UM. Op de faculteit Aardwetenschappen is echter nog een grote geologische en paleontologische collectie aanwezig, waaronder achtergebleven objecten die oorspronkelijk deel uitmaakten van de historische verzameling die nu beheerd wordt door het UM. Streven is om op termijn de collectie op dat punt weer te completeren. Daarnaast is er ook nog een aantal historische collecties en objecten (onder andere de Van Riemsdijkkast – een 19e-eeuwse collectie fossielen en gesteentes van Jhr. Van Riemsdijk - en de historische onderwijscollectie van modellen van foraminiferen) die tezijnertijd aan het UM zouden kunnen worden overgedragen. Het UM heeft al een deel van de collectie van Van Riemsdijk in beheer en ook een deel van de foraminiferenverzameling in langdurige bruikleen voor de opstelling in Kennislab. Daarnaast zijn er uit het meer recente verleden enkele onderzoekscollecties aangelegd die niet meer direct worden gebruikt. In de komende beleidsperiode zal in nauw overleg met de faculteit worden bepaald wat er uit de grote verzameling op de faculteit nog kan worden toegevoegd. Het is verder onbekend of er op de faculteit onderzoeksinstrumentarium aanwezig is dat in de collectie opgenomen zou kunnen of moeten worden.
Kinderen in het Rariteitenkabinet
16
16
6. SAMENVATTING VAN VOORGENOMEN ACTIES Een aanzet tot werkplan 2013 - 2016 De komende jaren zal de collectie in toenemende mate ingezet gaan worden bij tentoonstellingen en andere publieksactiviteiten. Onderdeel daarvan is het virtueel toegankelijk maken van de collectie, onder andere in het kader van door de Stichting Academisch Erfgoed opgezette projecten. Deze digitalisering houdt in dat de collecties en collectiestukken die daarvoor in aanmerking komen worden gefotografeerd en op de vereiste wijze worden geregistreerd. Voor projectmatige digitalisering zal naar externe financiering gezocht gaan worden. Prioritering van te digitaliseren deelcollecties zal worden afgestemd met tentoonstellingsplannen op de lange termijn. Een algemene voorwaarde voor de toegankelijkheid van de collectie is een goed registratieniveau. De komende periode is het invoeren in Adlib Museum van niet of gebrekkig geregistreerde objecten en bijwerken van het registratieniveau van de collectie in zijn geheel het speerpunt. Binnen de collectie Medische Wetenschappen zullen achterstanden in de registratie worden aangepakt. De registratie van de biologische collectie zal worden verbeterd. Een plan zal worden opgesteld om het vloeistofpreparatendepot beter toegankelijk in te richten. Daarnaast zal een plan worden ontwikkeld voor het op termijn bijwerken van de registratie van de geologische en paleontologische collectie. Verder zal een begin worden gemaakt met een catalogus van typemateriaal uit de paleontologische collectie. Het hooglerarenarchief zal worden overgedragen aan de Universiteitsbibliotheek. Voor het Universiteitsmuseum relevante documenten zullen worden uitgeselecteerd en belangrijke documenten zullen worden gedigitaliseerd. De collectie tandheelkunde zal worden aangescherpt. De collectie Diergeneeskunde zal kritisch worden bekeken. Naar verwachting kan de collectie inkrimpen. Er zal een inventarisatie worden gemaakt van objecten uit de collectie die zich in andere musea bevinden. Indien nodig worden nieuwe bruikleenovereenkomsten opgesteld. Er zal een verzamelbeleid worden opgesteld voor het hedendaags verzamelen van wetenschappelijk instrumentarium. Dit zal collectiebreed ingezet kunnen worden, aangezien bij een groot deel van het wetenschappelijk onderzoek gelijksoortige apparatuur wordt gebruikt. Het wegwerken van achterstand met betrekking tot af te stoten objecten zal projectmatig worden georganiseerd. De rondleidingen die worden gegeven in het kader van diverse cursussen op de UU en de UvA blijven doorgaan. Indien de gelegenheid zich voordoet om ook voor andere cursussen de collectie open te stellen, zal dat mogelijk worden gemaakt. Bij al dit werk is de inzet van vrijwillige collectiemedewerkers zeer waardevol. Voor de inzet van vrijwilligers is vrijwilligersbeleid in voorbereiding en worden projectplannen opgesteld. UZ 5999, een stolp uit de 19e eeuw met tropische vogels
11 11 15 15
BIJLAGE 1. NADERE TOELICHTING OP DE DEELCOLLECTIES
17 12 16
BIJLAGE 1. NADERE TOELICHTING OP DE DEELCOLLECTIES 1. Collectie Geesteswetenschappen A. Universiteitsgeschiedenis De collectie Universiteitsgeschiedenis bevat objecten en documenten die de geschiedenis van de UU (onderwijs, onderzoek, geschiedenis van de instelling) documenteren. Deze kunnen zijn gekoppeld aan personen (hoogleraren, wetenschappers), faculteiten, onderzoek, universiteitsgebouwen etc. De aard van de objecten is divers. Een groot deel omvat diverse soorten afbeeldingen, zoals etsen, tekeningen of foto’s. Verder zijn er documenten als bullen en oorkondes. Ook bevat de verzameling objecten zoals historisch meubilair, kostuums, en sier- en gebruiksvoorwerpen die voortkomen uit de geschiedenis van de UU. Een collectie penningen, waaronder diverse eremedailles, behoort eveneens tot deze verzameling.
B. Hoogleraarportretten De verzameling Hoogleraarportretten heeft een iets bredere betekenis dan de naam suggereert. Deze omvat rond de vijfhonderd portretten, borstbeelden en plaquettes van hoogleraren, wetenschappers (ook niet Utrechtse), bestuurders en andere personen die een rol hebben gespeeld in de UU of in de wetenschap. De Senaatszaal in het Academiegebouw telt 185 portretten van hoogleraren. Ook in andere universitaire gebouwen, in andere ruimtes in het Academiegebouw en in het UM zijn portretten opgehangen. Als topstukken kunnen de 20e-eeuwse portretten van de kunstenaar Sierk Schröder worden aangemerkt. In 2010 werden er drie speciaal voor dit doel vervaardigde schilderijen van vrouwelijke hoogleraarportretten in de Senaatszaal toegevoegd.
C. Studentenleven De Utrechtse verzameling Studentenleven betreft voor het grootste deel het verenigingsleven van de Utrechtse studenten van met name het Utrechts Studenten Corps (USC). Eigenaar van de USC-collectie is de Stichting Corpsmuseum en Archieven (SCA). Op basis van een bruikleenovereenkomst met de stichting wordt de collectie door het UM beheerd.
D. Kunstgeschiedenis De collectie Kunstgeschiedenis bestaat grotendeels uit de verzameling van tekenaar-assistent P.T.A Swillens (1890-1963), die de collectie in opdracht van Prof. W. Vogelsang (1875-1954, hoogleraar van 1907-1945) bijeenbracht. Zij omvat een collectie kunsttechnieken, collegeplaten en documentatie. De collegeplaten zijn door Swillens zelf getekend. De kunsttechniekencollectie is een verzameling schildersbenodigdheden, waaronder originele 17e-eeuwse varkensblazen verfzakjes.
E. Archeologie De archeologische collectie is in 1998 in beheer overgenomen door het UM. De collectie is vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw tot aan het eind van de jaren tachtig opgebouwd door het toenmalige Archeologisch Instituut van de universiteit. Nagenoeg alle objecten zijn door aankoop verworven. De grafsteen uit Smyrna (100-200 AD) is in 1750 aan de toenmalige hoogleraar in de Griekse taal- en letterkunde Rijklof Michael van Goens geschonken.
F. Muziekwetenschappen In 2012 wordt de verzameling muziekinstrumenten van Muziekwetenschappen in beheer overgedragen aan het Universiteitsmuseum. Het betreft circa vijfhonderd muziekinstrumenten met historische waarde. Een deel is afkomstig uit de privéverzameling van hoogleraar natuurkunde Minnaert, die deze in 1963 aan de vakgroep schonk.
2. Collectie Medische Wetenschappen A. Humane Geneeskunde De voorwerpen uit de collectie Humane Geneeskunde zijn deels afkomstig van de preklinische en klinische afdelingen van het voormalige Stads- en Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU) en van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). Zij is samengesteld uit enerzijds preparaten van menselijk materiaal, te weten preparaten op alcohol, terpentijn, formaline en droogpreparaten, en anderzijds instrumenten en apparaten. Veel van deze collectiestukken zijn gebruikt in het onderwijs aan de Universiteit Utrecht. Andere daarentegen zijn juist specifiek van dienst geweest bij geneeskundig onderzoek of behandeling van patiënten. Er worden acht deelcollecties onderscheiden:
Humane preparaten anatomie, pathologie. De verzameling van de hoogleraar in de geneeskunde Jan Bleuland werd in 1816 door Willem I aangekocht en geschonken aan de Universiteit Utrecht. De destijds meer dan drieduizend preparaten op het gebied van menselijke anatomie, pathologie en vergelijkende (dierlijke) anatomie, werden eind 19e eeuw opgesplitst en onderverdeeld bij geneeskunde (anatomie en pathologie) en zoölogie. In Museum Bleulandinum bevindt zich nu het anatomische deel van de verzameling. Bij de verhuizing van het AZU naar de Uithof werd het nog resterende deel van Bleulands pathologieverzameling overgedaan aan het Universiteitsmuseum. Bij het opheffen van de vakgroep Zoölogie zijn de preparaten vergelijkende dierlijke anatomie nagenoeg allemaal geheel overgedragen aan het UM (zie Collectie Biologie hierboven en -onder). Naast menselijk anatomisch materiaal is er een rijke collectie van onderwijsmiddelen, gebruikt vanaf het midden van de 19e eeuw. Gemaakt van was, papier-maché, gips of kunststof illustreren zij de geschiedenis van het anatomisch onderwijs in Utrecht. De collectie Osteopathologie bestaat uit een reeks belangwekkende botpreparaten, verzameld door de uit Wenen afkomstige professor Albert Narath 18
(1864-1924, hoogleraar van 1896-1906) en later uitgebreid door zijn opvolger Jan Hiddo Laméris (1872-1948, hoogleraar van 1907-1943). De botpreparaten zijn gebruikt voor onderzoek en onderwijs bij de vakgroep Fysische Antropologie. Ze laten aandoeningen zien die in de huidige Westerse wereld niet of nauwelijks meer voorkomen. Interessant aan deze goed beschreven collectie is dat het ziekteproces per preparaat geheel bekend is, waardoor alle 479 preparaten een bijzonder verhaal in zich dragen.
Oogheelkunde De collectie Oogheelkunde, die onder de Wet Beschermd Cultuurbezit valt, is afkomstig uit het voormalig Koninklijk Nederlandsch Gasthuis voor Minvermogende Ooglijders. Sinds 1989, toen het Ooglijdersgasthuis opging in het UMC Utrecht, is de collectie eigendom van de Dr. F.P. Fischerstichting. Zij heeft de verzameling instrumenten met bijbehorende bibliotheek in bruikleen gegeven aan het UM. Deze collectie van wereldfaam bevat onderzoeks- en onderwijsinstrumenten uit de tijd van de vermaarde oogartsen en fysiologen F.C. Donders (1818-1889, hoogleraar van 1848-1888) en zijn opvolger H. Snellen (18341908, hoogleraar van 1877-1899). Een verzameling historische brillen, afkomstig van een van de directeuren van het Ooglijdersgasthuis, professor H.J.M. Weve, is in 1950 aan de verzameling toegevoegd.
Dermatologie De collectie dermatologische moulages bestaat uit 475 wasmodellen, zogenaamde moulages, van huidaandoeningen. De verzameling is in de jaren 1925-1950 gemaakt door amanuensis J. Meijer. De collectie is de grootste verzameling wasmoulages in Nederland. Naast moulages bezit het Universiteitsmuseum een grote collectie foto’s van mensen met dermatologische afwijkingen uit het begin van de twintigste eeuw. Deze zijn gemaakt in opdracht van professor A. Narath (1864-1924), hoogleraar heelkunde te Utrecht.
Chirurgie Professor Albert Narath (zie boven, Ostheopathologie) en later zijn opvolger Prof. Laméris (1878-1948) lieten meer dan 1200 patiëntenfoto’s maken ten behoeve van het geneeskundig onderwijs. De verzameling is zeer goed gedocumenteerd. Recenter zijn de fotografische operatieverslagen uit de periode van Prof. P. Wittebol, hoogleraar chirurgie tussen 1971-1988. Tot deze collectie behoort ook een aanzienlijke hoeveelheid instrumenten uit diverse snijdende specialismen zoals algemene chirurgie, KNO, neurochirurgie, urologie en gynaecologie en verloskunde. Experimentele geneeskunde toont zich in de twee hart-longmachines, die in de jaren vijftig ontwikkeld werd door de fysioloog professor dr. Jongbloed. Een daarvan is te zien in Museum Boerhaave te Leiden. Documentatiemateriaal en een film over het gebruik van de hart-longmachine completeren deze collectie. Collegeplaten en glasdia’s uit de eerste helft van de twintigste eeuw geven een indruk van het gegeven geneeskundig onderwijs.
Anesthesie Diverse objecten zijn gebruikt t.b.v. de anesthesie in de 19e en 20e eeuw. Narcosekappen, beademingsapparatuur en bewakingsunits maken hier onderdeel van uit. Ook bezit het museum een zogenaamde ‘ijzeren long’ die ten tijde van de polio-epidemie in de jaren vijftig is gebruikt.
Gynaecologie, Verloskunde Bij de verhuizing van het AZU naar de Uithof zijn helaas enkele objecten uit verzameling 19e-eeuwse verlostangen zoekgeraakt, maar desondanks is de overgebleven collectie zeer bijzonder te noemen. Andere instrumenten vanuit dit specialisme informeren ons over de verloskundige praktijk in de eerste helft van de twintigste eeuw. Foto’s uit het prakticatenhuis (voor co-assistenten en arts-assistenten verloskunde) geven een beeld van de opleidingssituatie van de aankomende medici. Patiëntenboeken en verslagen van medici uit deze tijd completeren het beeld. Onlangs nog werden glasdia’s verworven met betrekking tot een onderzoek van Prof. De Snoo (1877-1949), hoogleraar verloskunde en vrouwenziekten te Utrecht (1926-1947). De vaak zeer grote collegeplaten op het gebied van verloskunde en gynaecologie zijn van een bijzondere schoonheid; enkele met de hand getekende platen laten het werk zien van de medische illustrator aan het einde van de 19e eeuw.
Kindergeneeskunde Verscheidene uit het Wilhelmina Kinderziekenhuis afkomstige objecten richten zich specifiek op de behandeling van kinderen: van een houten kist die eind 19e eeuw dienst deed als couveuse tot aan een van de eerste transportcouveuses.
Fysische Antropologie Naast de bovengenoemde specifiek geneeskundige collecties is er na het sluiten van de vakgroep Fysische Antropologie een typisch fysisch-antropologische onderwijs- en vergelijkingscollectie overgedragen aan het Universiteitsmuseum. Het gaat om een verzameling van circa 450 gipsafgietsels van fossiele mensachtigen en mensen, subfossiele en middeleeuwse skeletvondsten uit Nederland, en origineel skeletmateriaal van diverse (mens)apensoorten. Hierbij horen ook de zogenaamde ‘Niasmaskers’. Dit zijn gipsen gelaatsafgietsels van de mannelijke bewoners van het eiland Nias in de Indische archipel. Deze zijn in de jaren twintig van de vorige eeuw gemaakt door de Amsterdamse antropoloog professor J.P. Kleiweg de Zwaan (1871-1971) voor zijn onderzoek naar de ‘algemene lichaamsbouw’ en de cultuur van de verschillende volken in Indonesië.
B. Tandheelkunde Binnen de collectie worden de volgende acht deelcollecties onderscheiden:
Tandanatomie/pathologie Dr. J.A.W. van Loon (1876-1940, lector van 1911-1940), heeft een verzameling samengesteld ten behoeve van het onderwijs; zo heeft hij circa 3500 objecten nagelaten. Van Loon verzamelde humane en dierlijke schedels, fossielen en schelpen. Daarnaast heeft hij een onderwijscollectie van gipsmodellen met dentale pathologie aangelegd.
19
De verzameling Von Koenigswald/ Korenhof omvat een reeks in de jaren dertig van de 20e eeuw door de Utrechtse paleontoloog professor G.H.R. von Koenigswald (1902-1982, hoogleraar paleontologie van 1948-1968) op kerkhoven op het Indonesische eiland Java verzamelde tandkappen van menselijke kiezen. Dit materiaal is eind jaren vijftig bestudeerd en beschreven door de latere hoogleraar C.A.W. Korenhof, in het kader van zijn promotieonderzoek naar de betekenis van de evolutie van kiezen voor de evolutie van de mensachtigen. Voor dit onderzoek zijn afgietsels gemaakt van de binnenzijde van de tandkappen. Deze afgietsels worden bij het originele materiaal bewaard.
Chirurgie De verzamelingen Kalman Klein en De Maar zijn in respectievelijk 1964 en 1997 aangekocht door de NMT en in langdurig bruikleen gegeven aan het Universiteitsmuseum. Kalman Klein (1885-1947), tandarts in Den Haag, heeft een grote en diverse verzameling aangelegd, waaronder tandheelkundige instrumenten als tandsleutels en pelikanen. Moderne extractietangen en de recentelijk verworven kaakchirurgische sets dragen bij aan de chronologische opbouw van deze collectie.
Prothetiek/Tandheelkundig chirurgische prothetiek Aan de hand van gipsmodellen, protheses en fotomateriaal laat de verzameling Schuiringa/Kruisbrink/Spijkman de ontwikkeling van de maxillo-faciale prothetiek zien vanaf 1921 tot circa 1980. Dat daarbij nagenoeg de volledige patiëntengeschiedenissen zijn bijgevoegd, met veelal door de patiënt zelf toegevoegde informatie, maakt deze verzameling uniek in de wereld. De collectie is bijeen gebracht door mevr. Schuiringa (1887-1975, lector van 1921-1957), haar leerling J.J. Kruisbrink en haar collega uit het Academisch Ziekenhuis, J.J. Spijkman. Verder is er een indrukwekkende hoeveelheid kunsttanden uit het midden van de 19e eeuw. Het is een verzameling van vervangende elementen, waarbij de ontwikkelingen in diverse materialen en de opvatting voor esthetiek zichtbaar wordt.Tot slot behoort tot deze verzameling de objecten uit Stichting Openbaar Kunstgebit. Dit is een serie kunstvoorwerpen waarbij ‘het kunstgebit’ het centrale thema vormt. De voorwerpen zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw vervaardigd door de hoogleraar prothetiek, G. Flögel, kunstenaar / tandarts Max Reneman en tandtechnicus W. Haak. De collectie is destijds tentoongesteld in het P. Gettymuseum in Los Angeles.
Orthodontie Als grondlegger van de dento-maxillare orthopedie in Nederland heeft J.A.W. van Loon een aantal gipsmodellen verzameld met orthodontische afwijkingen. Van zijn veel geciteerde onderzoek over de positie van het gebit in de kaak bezit het Universiteitsmuseum objecten. Speciaal kan daarbij de Kubus Cranioforus genoemd worden, die ook tegenwoordig nog in proefschriften wordt afgebeeld. Recentere objecten met betrekking tot de orthodontie zijn in de collectie opgenomen, zoals de discobeugel.
Restauratieve tandheelkunde De verzameling restauratieve tandheelkunde omvat vulmaterialen uit het midden van de 19e eeuw tot in de late 20e eeuw. Zij laat zien welke ontwikkeling zich op dit gebied heeft voorgedaan. Uitgebreide series onderwijsmateriaal, waarbij het prepareren van een caviteit aan studenten getoond kon worden, zijn in de verzameling tandheelkunde te vinden. Materialen voor kroon- en brugwerk en studentenwerkstukken over dit vakgebied geven een indruk van de opdracht die een student in de eerste helft van de 20e eeuw kreeg.
Endodontologie Een bescheiden verzameling instrumenten voor een wortelkanaalbehandeling vertegenwoordigt de endodontologie.
Mondhygiëne In de collectie Kalman Klein en De Maar bevinden zich objecten met betrekking tot de mondhygiëne. Tot deze verzameling hoort onder andere het bekende ‘kistje van Marie-Louise’, een toiletset van de tweede vrouw van Napoleon. Ook tandsteeninstrumenten en tandenborstels uit de 19e eeuw zijn in deze verzameling te vinden. Vermeldenswaardig zijn de exclusieve tandenstokerdoosjes uit de 18e en 19e eeuw. Een indrukwekkende verzameling tandenstokers, waarbij vele met prachtige vormen, is van speciale waarde.
Praktijkinrichting De collectie Praktijkinventaris beslaat alles wat nodig is om het tandheelkundige vak in de praktijk uit te kunnen oefenen, zoals praktijkstoelen, diverse boormachines, units, instrumentkasten, röntgenapparaten en handinstrumentarium. Bijzonder vermeldenswaardig zijn onder andere prachtig gestileerde instrumentkasten uit de late 19e eeuw, zoals de kast van de tandarts Picnot.
Tandtechniek De verzameling tandtechniek, daterend uit het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw, omvat apparaten waarmee de tandtechnicus zijn prothese maakte. Bijzonder is de 19e-eeuwse inrichting van de werkplaats van de tandtechnicus Holtzapfel. Deze verzameling wordt niet verder uitgebreid.
Archief tandheelkunde Het archief omvat documenten vanaf het prille begin van de opleiding tandheelkunde in 1877, patiëntenboeken en notulen van lectorenvergaderingen. Ook is er een rijke verzameling aan foto’s van het tandheelkundig instituut, vanaf eind 19e eeuw.
Bibliotheek De collecties van Kalman Klein en De Maar bevatten twee verzamelingen historische boeken van wereldfaam. Het oudste boek stamt uit de 16e eeuw. Beide collecties zijn aangekocht door de Universiteit Utrecht. De boeken zijn in beheer overgedragen aan de Universiteitsbibliotheek. 20
Prenten Beide heren Kalman Klein en F.E.R. de Maar hebben een indrukwekkende verzameling prenten met tandheelkundige voorstellingen bijeengebracht. Deze verzameling is uniek in de wereld. Nergens zijn er zoveel prenten met deze speciale thematiek. De collectie is aangekocht door de NMT en in langdurig bruikleen gegeven aan het Universiteitsmuseum.
3. Collectie Diergeneeskunde De collectie Diergeneeskunde is qua inhoud en vorm onder te verdelen in drie brede clusters (Veterinaire disciplines, Faculteitsgeschiedenis en studentenleven en Audiovisueel erfgoed) die samen negentien deelcollecties omvatten. Daarnaast is er een archief, bestaande uit drie meter aan historische documenten.
Veterinaire disciplines Het cluster ‘Veterinaire disciplines’, is het grootst en meest divers en omvat elf deelcollecties: Verloskunde, Chirurgie, Tandheelkunde, Inwendige ziekten, Diagnostiek en Laboratorium, Hoefkunde, Pathologie, Anatomie, Parasitologie, Farmacie en Apotheek en Veterinaire volksgezondheid. Het omvat in totaal circa 2300 instrumenten waarvan de oudste dateren uit de 18e eeuw. Een deel is uniek en ontwikkeld in Utrecht. Deze collecties geven een goed beeld van de ontwikkelingen in de specialismen in de afgelopen tweehonderd jaar. In de collectie Verloskunde bevinden zich ongeveer honderd unieke prototypes van verloskundige instrumenten die zijn ontwikkeld aan ’s-Rijksveeartsenijschool. De deelcollectie Hoefkunde bestaat uit circa vijfhonderd instrumenten, 1900 hoefijzers en honderd onderwijspreparaten. Deze collectie geeft een zeer compleet overzicht van de ontwikkeling van het hoefijzer vanaf de middeleeuwen tot heden. De deelcollectie Pathologie geeft een beeld van de belangrijkste (historische) ziekten van vooral landbouwhuisdieren en het paard. Ze bestaat uit ongeveer tweehonderd coupes, gelatine- en vloeistofpreparaten. De deelcollectie Anatomie bestaat uit circa 150 vloeistofpreparaten van de dierlijke anatomie, wasmodellen en droge preparaten (skelet- en botmateriaal). Het is het historisch deel van de onderwijscollectie Anatomie. De deelcollectie Parasitologie omvat ongeveer honderd preparaten. De collectie geeft een representatief overzicht van Utrechts onderwijs en onderzoek in de parasitologie en voorkomende (historische) aandoeningen. Tot de apotheekcollectie behoren twee opstanden en circa duizend instrumenten voor medicijnbereiding en toediening, medicijnen en medicijnverpakkingen en –grondstoffen. De deelcollectie Veterinaire Volksgezondheid bestaat uit ruim vijfhonderd objecten. Hiertoe behoren onderzoeksinstrumentarium, objecten met betrekking tot de kwaliteitscontrole van voedingsmiddelen als vlees, melk, zuivel, eieren in het algemeen en van het slachten en de vleeskeuring in het bijzonder. De collectie geeft een overzicht van de geschiedenis van de discipline en is zeer goed gedocumenteerd.
Faculteitsgeschiedenis en Studentenleven Het cluster Faculteitsgeschiedenis en Studentenleven documenteert de geschiedenis van de opleiding en bestaat uit circa driehonderd voorwerpen, vooral textilia en memorabilia. De deelcollectie Studentenleven omvat ongeveer tweehonderd objecten die betrekking hebben op de studentenvereniging Absyrtus en D.S.K. De deelcollectie Faculteitsgeschiedenis documenteert de geschiedenis van de opleiding en bestaat uit circa driehonderd voorwerpen.
Audiovisueel erfgoed Het cluster Audiovisueel erfgoed is groot, gevarieerd en voor een deel nog onontgonnen terrein. De deelcollecties zijn fotografisch materiaal (circa vijfduizend foto’s zijn inmiddels gedigitaliseerd), films en geluid, onderwijsplaten en schilderijen en prenten. De circa duizend handgemaakte en gedrukte onderwijsplaten hebben een grote presentatiewaarde omdat ze een goed overzicht van het onderwijs geven in de verschillende veterinaire disciplines. Verder zijn er ongeveer honderd schilderijen en prenten, voornamelijk hoogleraarportretten, maar er zijn ook enkele aquarellen van grote waarde.
4. Bètawetenschappen A. Natuurwetenschappelijk Instrumentarium Binnen de collectie worden drie deelcollecties onderscheiden.
Algemeen instrumentarium De verzameling Algemeen instrumentarium (circa 4300 objecten) is afkomstig uit een verscheidenheid aan (natuurwetenschappelijke) disciplines. Grofweg bestaat de verzameling uit instrumenten en modellen voor proefnemingen en demonstraties en de ondersteunende (meet)apparatuur. Deze verzameling illustreert naast de internationale ontwikkelingen in wetenschap en onderwijs vooral de specifiek Utrechtse academische geschiedenis. De oudste instrumenten dateren uit de 16e eeuw. Tot de collectie behoort de 18e-eeuwse luchtpomp van Van Musschenbroek, die in 1706 door de universiteit is aangekocht en daarmee het eerste object in de collectie van het UM is. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld de 19e-eeuwse Nederlandse standaardmeter, elektriseermachines, modellen van machines, maar ook lampen, batterijen, microtomen en meetapparatuur.
Sterrenkundige collectie De sterrenkundige collectie beslaat instrumentarium uit het begin van de 16e eeuw tot en met in de 21e eeuw gebruikte onderzoeksapparatuur. Zij geeft een bijna compleet overzicht van de ontwikkelingen in de sterrenkunde. Een 16e-eeuwse astrolabe van Hartman, telescopen van Dollond, Fraunhofer-lenzen, een unieke collectie globes (waaronder van Adams) en een grotendeels 18e -eeuwse collectie zonnewijzers behoren tot de topstukken. Ook is een groot aantal instrumenten rond specifiek Utrechts onderzoek, zoals de zonneopstelling, vertegenwoordigd. De daaraan gekoppelde meteorologische collectie beslaat circa honderd objecten. Deze wordt gevormd door het historisch instrumentarium van het KNMI dat door het UM wordt beheerd. De collectie vindt haar oorsprong bij de oprichting van het meteorologisch instituut door Buys-Ballot (1817-1890, hoogleraar van 1847-1888) op Sonnenborgh in 1848. De 18e- en 19e-eeuwse meteorologisch instrumentaria geven een compleet overzicht van de ontwikkeling van de meteorologie in haar beginjaren. 21
Optica en microscopen De collectie Optica en microscopen vindt haar oorsprong in de 18e eeuw, toen optische instrumenten een plaats kregen in het universitaire onderwijs. De collectie groeide met name in de 19e eeuw, gelijkopgaand aan de uitbreiding van de universiteit met de instelling van nieuwe natuurwetenschappelijke disciplines. De collectie microscopen behoort tot de top-10 in de wereld en komt voort uit de verzameling van hoogleraar zoölogie Pieter Harting (1812-1885, hoogleraar van 1843-1882). De verzameling is gegroeid met microscopen die gebruikt en afkomstig zijn uit het onderwijs en onderzoek op de UU, maar ook door aankopen. Historische microscopen van Van Leeuwenhoek, Musschenbroek en Culpepper, maar ook modernere van Leitz en Zeiss maken deel uit van de verzameling. Daarmee geeft de verzameling een representatief overzicht van de ontwikkeling van de microscoop door de eeuwen heen en documenteert een belangrijk stuk (universitaire) wetenschapsgeschiedenis. De collectie wordt gecompleteerd door een verzameling van bij de microscopie gebruikte hulpmiddelen als microtomen, verlichting etc. De verzameling optische instrumenten omvat onder andere lenzen, prisma’s, stereoscopen, camera-lucida’s, vroege fotocamera’s etc. Topstukken zijn een Huygens-lens, Newton-prisma’s van Dollond en een lens van Campani.
B. Farmacie De collectie grondstoffen (simplicia) bevat rond de 3000 plantaardige en dierlijke preparaten en afgeleide producten als oliën, vetten, poeders en vezels. De preparaten zijn droog (bijvoorbeeld kinabast) of gedroogd bewaard (bijvoorbeeld als herbariumblad) of zijn in vloeistof geconserveerd. De afgeleide producten zijn over het algemeen het product van een bewerking en zijn onder de juiste depotomstandigheden stabiel. De grondstoffen zijn voor een groot deel afkomstig uit het toenmalige Nederlands-Indië, een kleiner deel komt uit Suriname, Nederland of elders. De chemicaliënverzameling betreft zowel organische als anorganische verbindingen. Deze is verzameld tijdens het professoraat van professor dr. Schoorl, die hoogleraar was van 1908 tot 1942. De stoffen kunnen zowel voor onderzoek als voor het onderwijs van betekenis zijn geweest. Ze waren van belang voor de analyse van geneesmiddelen en dienden waarschijnlijk als referentiemateriaal voor de karakterisering en identificatie van onbekende verbindingen, terwijl sommige ook in reagentia voor de farmaceutische analyse kunnen zijn toegepast. De chemicaliëncollectie wordt grotendeels bewaard in glazen flesjes van verschillend formaat met ingeslepen stop. Daarnaast zijn ook originele fabrieksverpakkingen aanwezig, in een enkel geval nog onaangebroken. De collegeplaten zijn over het algemeen in eigen beheer gemaakte botanische platen. Deze verzameling sluit aan op de botanische collegeplaten die afkomstig zijn van botanie. Het instrumentarium bestaat uit scheikundig glaswerk en laboratoriumapparatuur, balansen, meetapparatuur etc. die gebruikt zijn bij het onderzoek in de farmaceutische laboratoria. Daarnaast is er ook typisch farmaceutisch instrumentarium als pillenplanken, stampers en vijzels.
C. Scheikunde De scheikundige collectie is klein en bestaat hoofdzakelijk uit laboratoriumglaswerk. Er is een klein aantal in scheikundig onderzoek gebruikte apparaten. Verder is er een klein aantal collegeplaten. Het grootste deel van de scheikundige objecten in de collectie is niet afkomstig van de afdeling scheikunde, maar komt van de farmacie, biologie en geneeskunde.
D. Biologie De biologische verzameling bestaat uit twee deelcollecties:
Zoölogische verzameling De preparatenverzameling bestaat uit circa 11.000 preparaten van ongewervelde en gewervelde dieren. Naast opgezette exemplaren en complete skeletten, zijn er preparaten die gebruikt zijn bij het onderwijs in de vergelijkende anatomie en morfologie. Dit zijn delen uit de anatomie zoals ledematen, schedels en organen. Al deze preparaten tonen een schakering aan technieken die de afgelopen tweehonderd jaar zijn toegepast, van verschillende manieren van opzetten tot diverse soorten vloeistofpreparaten (geconserveerd op alcohol of terpentijn, soms met opspuitingen van aders en/of vaten met kwik of bijenwas). Typisch 19e-eeuws zijn de droge opspuitpreparaten waarbij weke delen als organen, bloedvaten en zenuwen vrij zijn geprepareerd (vaak in samenhang met een deel van het skelet) en de vaten zijn opgespoten en gekleurd met vloeibare was en afgewerkt met lak. Naast bovengenoemde macroscopische objecten is er een collectie van enige duizenden microscopische preparaten, afkomstig van verschillende zoölogische onderzoekslaboratoria. Hieronder zijn weefselcoupes, complete organismen (bijvoorbeeld kleine insecten), of onderdelen van organismen (bijvoorbeeld haren of insectenvleugels). Een deel van deze preparaten is voor onderzoek of onderwijs in eigen laboratorium gemaakt, een deel is aangekocht. Een aantal historische preparaten wordt bewaard bij de collectie microscopen. De oudste dateren uit de 18e eeuw. Binnen de onderwijsmiddelen kunnen drie belangrijke 19e-eeuwse deelcollecties van modellen worden onderscheiden. De 85 glasmodellen van ongewervelde (zee)dieren, vervaardigd door vader en zoon Blaschka uit Bohemen, later uit Dresden, is uniek in Nederland. Deze zijn in 1882 door professor A.A.W. Hubrecht aangeschaft. Daarnaast is er een aantal anatomische papier-maché modellen van de firma Auzoux in Parijs, uit de tweede helft van de 19e eeuw. De derde deelcollectie zijn 19e- en vroeg 20e-eeuwse anatomische en embryologische wasmodellen, afkomstig uit verschillende ateliers (onder andere Ziegler en Weisker). Los van deze zijn er in eigen werkplaats gemaakte modellen en modellen die bij andere leveranciers zijn aangekocht. De collectie loopt door tot in de tweede helft 20e eeuw. De verzameling van rond de 1200 zoölogische collegeplaten beslaat een periode van rond 1850 tot 1960. Het merendeel is door eigen tekenaars vervaardigd, naar afbeeldingen uit boeken, of naar eigen waarneming. Daarnaast zijn er platen die zijn aangeschaft bij uitgevers in Duitsland en Frankrijk. De serie van 113 platen over de anatomie en ontwikkeling van diverse (on)gewervelde dieren van de Duitse professor Leuckart (in twee reeksen uitgegeven tussen 1877-1892) is naar het zich laat aanzien de enige nog complete serie ter wereld.
Botanische verzameling De verzameling botanische preparaten bestaat uit een vloeistofcollectie van circa 150 phytopathologische (planteziektekundige) preparaten; een klein aantal vloeistofpreparaten van planten, een klein aantal herbariumbladen en microscopische preparaten. De phytopathologische of planteziektekundige preparaten zijn afkomstig uit het Phytopathologisch Laboratorium Willie Commelin-Scholten. Zij zijn gemaakt tijdens het professoraat van dr. Johanna Westerdijk. Zij was van 1906 tot 1952 directrice van het Willie Commelin-Scholten Instituut en in 1917 aangesteld aan 22
de UU als eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Het WCS-instituut was een samenwerking tussen de UvA en de UU. De preparaten werden tot in de jaren zestig van de 20e eeuw gebruikt bij het onderwijs in de plantenziektekunde, in combinatie met collegeplaten. De bijbehorende collectie van rond de vijfhonderd collegeplaten is ook bewaard gebleven. Daarbij hoort ook een verzameling foto’s van aangetaste plantendelen. Samen geven zij een fraai beeld van het onderwijs in de plantenziektekunde in de 20e eeuw. De collectie plantkundige modellen bestaat uit vroeg 20e-eeuwse modellen van bloemen die zijn aangekocht bij de firma Brendel (Neumarkt, Silezië) en modellen van de vaatbundels in verschillende plantengroepen, gemaakt door de preparateur H. Gasser van de Universiteit van Graz in Oostenrijk. Deze modellen zijn gemaakt van hout en papier-maché. Ze zijn afkomstig van de voormalige vakgroep Plantensystematiek en van Farmacie. De vijfduizend botanische glasdia’s zijn afkomstig uit de periode van rond 1900 tot 1940. Een deel toont afbeeldingen uit leerboeken. Daarnaast zijn er foto’s die gemaakt zijn bij onderzoek, excursies en veldwerk. Hieronder zijn naast botanische opnames ook foto’s van het dagelijks leven in de steden en dorpen in Nederlands-Indië en Suriname. Daarnaast is er een verzameling collegeplaten die aansluit bij de collectie glasdia’s. Voor een deel zijn het aangekochte reeksen, voor een deel zijn de platen door eigen tekenaars gemaakt. Er is een klein aantal botanische microscopische preparaten.
E. Geologie en Paleontologie De verzameling is onderverdeeld in vijf deelverzamelingen. Binnen deze drie onderverdelingen is er een aantal afgesloten verzamelingen die zich elk onderscheiden door de gemeenschappelijke herkomst (vindplaats) van de objecten per collectie. Dit zijn de collectie van Nederlandse zwerfstenen, de gesteentemonsters verzameld bij de aanleg van de Simplontunnel, de zoogdierenfossielen uit Quercy, Frankrijk, en de fossielen van gewervelde dieren uit de White River Formation, VS.
Systematisch-paleontologische collectie De systematisch-paleontologische collectie omvat fossielen en afgietsels van fossielen van een groot aantal planten- en diersoorten. Deze verzameling diende om studenten de verscheidenheid aan fossielen en de biologische systematiek en evolutie te onderwijzen.
Stratigrafische collectie De stratigrafische collectie bevat zowel fossielen als gesteentemonsters. De collectie is geordend naar geologisch tijdvak en vindplaats per land. Met behulp van deze collectie konden de studenten de verschillende aardlagen door de aardgeschiedenis heen en de daarvoor karakteristieke gidsfossielen en gidsgesteentes leren herkennen. De collectie vormt een afgerond geheel en is in zijn omvang en volledigheid uniek in Nederland. Belangrijke onderdelen zijn onder andere archeologische vondsten (vuurstenen werktuigen, onder andere uit de VS) en de Alluvium-collectie (afzettingen van de laatste 10.000 jaar) van Dr. Jan Lorié, waaronder in de literatuur beschreven fossielen, zogenaamde type-exemplaren.
Petrologische collectie De petrologische collectie bevat monsters van een groot aantal verschillende soorten gesteentes. De collectie geeft een beeld van de op aarde aanwezige soorten en types van gesteente. De verzameling werd gebruikt om studenten de belangrijkste gesteentetypes te onderwijzen. Tot deze verzameling behoren de gesteentemonsters van de Vesuvius die in 1833 door de koning van Napels aan de UU zijn geschonken en schenkingen van geologen als Dubois en Lorié. Zij weerspiegelt de ontwikkelingen die vanaf het begin van de 19e eeuw tot rond 1960 binnen de petrologie hebben plaatsgevonden (onder andere in naamgeving).
Geologische onderwijsmodellen Naast de fossielen- en gesteentecollecties is er een aantal geologische onderwijsmodellen. Uit de kristallografie zijn er verschillende verzamelingen kristalmodellen, gemaakt van uiteenlopende materialen als glas, metaal, hout en klei. De oudste zijn een aantal oorspronkelijke modellen van de grondleggers van de kristallografie, de Fransmannen Romé de l’Isle en Haüy (tussen 1820 en 1830). De collectie collegeplaten is de rond 1900 aangekochte reeks paleontologische collegeplaten van de Duitse hoogleraar Zittel.
Glasdia’s De collectie glasdia’s omvat tegen de vierduizend dia’s die gebruikt zijn bij het onderwijs in alle subdisciplines van de geologie. Daaronder zijn ook foto’s die gemaakt zijn bij de verschillende expedities van Utrechtse geologen in de 20e eeuw. Er is een klein aantal microscopische slijpplaatjes van gesteentes.
23
BIJLAGE 2. Criteria en formulieren voor verwerven en afstoten Formulier selectiecriteria VERWERVEN van objecten ten behoeve van collectieverbetering trefwoord: datum: conservator: Te verwerven object(en) of (deel)collectie Vakgebied & discipline Aantal objecten Omschrijving te verwerven object(en), event. met toelichting Periode Formaat (l x br x h) Gewicht Materiaal Maker Toestand Herkomst Betekenis voor UU Betekenis voor UM en collectie Kerncollectie A/B/anders Voldoet aan opgestelde selectiecriteria (zie hieronder) Verwervingswijze (aankoop, schenking, legaat, uit UU, landurige bruikleen, anders) Kosten verwerven Kosten event. restauratie Kosten regulier onderhoud Toelichting, achtergrond, argumentatie en/of verwijzing naar collectieplan Toelichting gebruikswaarde voor presentatie onderwijs/onderzoek Aanbeveling conservator (opnemen ja/nee) Aanbeveling V&A cie (opnemen ja/nee) Besluit MT Voorstel (evt) voor vervolgprocedure
d.d.: d.d.:
24
Selectiecriteria voor het VERWERVEN van objecten voor het Universiteitsmuseum:
Kruis aan wat van toepassing is 1. Objecten zijn afkomstig van de Universiteit Utrecht en vallen in de categorie A of B, zoals gehanteerd in het collectieplan (d.w.z. van (inter)nationaal belang of van lokaal belang). 2. Objecten zijn binnen de Universiteit Utrecht ontwikkeld en/of gebruikt ten behoeve van onderzoek of onderwijs. 3. Objecten zijn van UU-historisch of UU-wetenschapshistorisch belang: zij voegen iets wezenlijks toe aan de kennis over de Utrechtse wetenschapsuitoefening; illustreren een markante ontwikkeling binnen een UU-vakgebied; zijn van wezenlijk belang voor de UU-bedrijfsgeschiedenis; hebben een directe relatie met aan de UU verbonden belangrijke figuren. 4. Objecten zijn van relevantie voor de historie van het Universiteitsmuseum en zijn verzamelgebied (van museaal collectiehistorische waarde), los van criteria 1, 2, 3. 5. Objecten vallen onder de verzamelcriteria van een van de beroepscollecties. Voor deze collecties gelden specifieke criteria, afhankelijk van afspraken en contracten. Zie daarvoor de desbetreffende delen van het collectieplan het vakgebied betreffend. 6. Objecten vallen onder de verzamelcriteria van het Hooglerarenarchief. Het voornamelijk uit papieren documentatie en foto’s bestaande Hooglerarenarchief neemt een aparte plaats in binnen de verzamelingen van het UM. Zie voor de verzamelcriteria de desbetreffende beschrijving in het collectieplan.
Naast documentatie die kan worden opgenomen in het Hooglerarenarchief is opname van documentatie mogelijk die concreet aan objecten gerelateerde informatie biedt; dit kunnen bijvoorbeeld oude boeken of catalogi zijn. Deze worden in het gerelateerde registratierecord opgenomen in het open veld ‘beschrijving’. Verder worden zij primair beschreven in het bibliotheeksysteem van de handbibliotheek van het UM maar krijgen indien nodig een bijzondere (conserverende) behandeling en opslag aldaar.
25
Formulier selectiecriteria AFSTOTEN van objecten ten behoeve van collectieverbetering trefwoord: datum: conservator:
Af te stoten object(en) of deelcollectie
Omschrijving af te stoten object(en) (+ toelichting) Aantal objecten Inventarisnummer(s) Vakgebied & discipline Periode, tijd Formaat (l x br x h) Gewicht Materiaal Maker Herkomst Toestand Betekenis voor UU Betekenis voor UM en collectie Kern- of studiecollectie Gemaakte aankoopkosten, verkregen subsidies Voldoet aan de criteria voor afstoten (zie hieronder) Toelichting, achtergrond, argumentatie en/of verwijzing naar collectieplan Toelichting gebruikswaarde voor presentatie onderwijs/onderzoek Aanbeveling conservator (afstoten ja/nee) Aanbeveling V&A cie (afstoten ja/nee) Besluit door MT Voorstel (evt) voor vervolgprocedure
d.d.: d.d.:
26
Selectiecriteria voor het AFSTOTEN van objecten voor het Universiteitsmuseum
Kruis aan wat van toepassing is 1. Zijn niet afkomstig van de Universiteit Utrecht en vallen niet in de categorie A of B, zoals gehanteerd in het collectieplan (dat wil zeggen van (inter)nationaal belang of van lokaal belang). 2. Zijn niet binnen de UU ontwikkeld en/of gebruikt ten behoeve van onderzoek of onderwijs. 3. Zijn niet van UU-historisch of UU-wetenschapshistorisch belang (volgens de definitie “zij voegen iets wezenlijks toe aan de kennis over de Utrechtse wetenschapsuitoefening; illustreren een markante ontwikkeling binnen een UU vakgebied; zijn van wezenlijk belang voor de UU-bedrijfsgeschiedenis; hebben een directe relatie met aan de UU verbonden belangrijke figuren”). 4. Behoren niet tot het verzamelterrein van musea, dat wil zeggen zijn niet drie-dimensionaal of beelddrager (prent, foto). Voorwerpen die niet tot deze groep behoren, horen thuis in de daartoe geëigende instellingen, zoals een bibliotheek of archief . Uitzondering: documentatie die concreet aan objecten gerelateerde informatie biedt en documentatie die deel uitmaakt van het hooglerarenarchief. 5. Zijn niet van zodanige relevantie voor de historie van het Universiteitsmuseum en zijn verzamelgebied (van museaal collectiehistorische waarde) dat het het rechtvaardigt om deze stukken te behouden. 6. Hoewel ondergebracht bij een van de beroepscollecties vallen de objecten niet binnen de verzamelcriteria die daarvoor zijn opgesteld: voor de beroepscollecties gelden specifieke criteria, afhankelijk van afspraken en contracten. Deze criteria worden vastgelegd in de desbetreffende delen van het collectieplan het vakgebied betreffend. 7. Objecten zijn dusdanig incompleet en beschadigd dat ze van geen belang zijn voor de collectie. 8. Van de objecten zijn meer exemplaren in de collectie aanwezig en het bewaren van een groter aantal is niet essentieel voor de deelcollectie waar de objecten toe behoren of anderszins van toegevoegde waarde.
27