Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
I NHOUDSOPGAVE Woord vooraf ....................................................................................................................................... 2 De Doelen ............................................................................................................................................. 2 Vijf basiskenmerken ............................................................................................................................. 2 1) Positieve wederzijdse verantwoordelijkheid. .............................................................................. 2 2) Individuele verantwoordelijkheid. ............................................................................................... 3 3) Directe interactie. ........................................................................................................................ 3 4) Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden. ............................................................................ 3 5) Evaluatie van het samenwerken. ................................................................................................. 3 Coöperatief leren. ................................................................................................................................ 4 De zes sleutels. ..................................................................................................................................... 4 1. Teams. ....................................................................................................................................... 4 2. Klassenmanagement ................................................................................................................. 5 3. De wil tot coöpereren ............................................................................................................... 5 4. Mogelijkheid tot samenwerking ............................................................................................... 5 5. Basisprincipes ............................................................................................................................ 5 6. Structuren ................................................................................................................................. 6 Domeinen ............................................................................................................................................. 6 1. Klasbouwers .............................................................................................................................. 6 2. Teambouwers ........................................................................................................................... 6 3. Beheersing................................................................................................................................. 7 4. Denkvaardigheid ....................................................................................................................... 7 5. Communicatievaardigheid ........................................................................................................ 7 6. Informatie-uitwisseling ............................................................................................................. 7 De Kernkwaliteiten............................................................................................................................... 7 Indicator 1 ........................................................................................................................................ 7 Indicator 2 ........................................................................................................................................ 7 Indicator 3 ........................................................................................................................................ 8 Indicator 4 ........................................................................................................................................ 8 Indicator 5 ........................................................................................................................................ 9 Indicator 6 ........................................................................................................................................ 9 Indicator 7 ........................................................................................................................................ 9 Indicator 8 ........................................................................................................................................ 9 Welke structuren die we in ieder geval aanleren in de onderbouw ............................................. 10 BIJLAGE 1 ............................................................................................................................................ 11 Opbouw structuren ........................................................................................................................ 11 1
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Bijlage 2 .............................................................................................................................................. 14
W OORD VOORAF Coöperatief leren is een werkwijze om de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. Aan Coöperatief leren kan een aantal vaardigheden gekoppeld worden. Leerlingen kunnen van elkaar leren, niet alleen kennis maar ook vaardigheden. Leerlingen leren veel van voordoen, samendoen en nadoen (modeling). Leerlingen brengen hun gedachten onder woorden, leren argumenteren, passen hun ‘waarheid’ aan door nieuwe inzichten en verbindingen. Kinderen willen graag samenwerken. Wanneer de leerkracht een vrije samenwerkingsopdracht geeft, kiezen leerlingen vaak een vriendje of vriendinnetje om in tweetallen aan de taak te werken. Samenwerkend leren is een bewust in te zetten instrument voor de leerkracht om bijvoorbeeld samenwerkingsvaardigheden aan te leren. Een leerkracht pakt samenwerkend leren gestructureerd aan, waardoor het meer diepgang en kwaliteit krijgt. Dit alles vindt bij voorkeur in tweetallen of in viertallen plaats. Een belangrijke randvoorwaarde voor samenwerkend leren is een goed pedagogisch klimaat. Andersom werkt het ook: samenwerkend leren draagt bij aan een goed pedagogisch klimaat. Voordat er begonnen werd met het samenwerkend leren zijn er afspraken gemaakt over: de manier van praten (volume, respect) de rolverdeling en de verwachtingen van de groep en individueel groepslid. De leerkracht zorgt er voor dat hij/zij voor zichzelf helder heeft, waarom hij/zij de leerlingen wil leren samenwerken en, wat denkt hij/zij te verwachten of te bereiken met de kinderen. De vijf basiskenmerken helpen ons om samenwerkend leren een plaats te geven binnen de groep.
D E D OELEN 1. In alle groepen wordt minimaal 2 keer per week één of meerdere werkvormen van coöperatief leren gebruikt. 2. Na iedere vakantie krijgen de kinderen een nieuwe plek. Hierna worden er intensief (minimaal 3 per week) Teambouwers ingezet. 3. Het stilteteken wordt in iedere groep consequent gehanteerd. 4. Het bordmannetje wordt in iedere klas consequent gebruikt. 5. Het Coöperatief leren komt als vast onderdeel op de onderwijsinhoudelijke vergaderingen. 6. Elke leerkracht noteert jaarlijks welke bekende en welke nieuwe Coöperatieve werkvormen er gehanteerd zijn in de groep. 7. Nieuwe leerkrachten worden ingewerkt/begeleid door een collega op het gebied van Cooperatief leren.
V IJF BASISKENMERKEN 1) Positieve wederzijdse verantwoordelijkheid. De leerlingen moeten het gevoel hebben elkaar nodig te hebben bij de samenwerkingsopdracht. Zij weten dat ze elkaar nodig hebben om een activiteit met succes uit te kunnen voeren. De leerlingen hebben een groepsdoel en dat doel kan alleen maar bereikt worden, wanneer elk groepslid een bijdrage levert. De leerkracht kan dit resultaat bereiken door een taakverdeling te hanteren. 2
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Elk groepslid heeft een taak, die nodig is voor het bereiken van het eindresultaat. Het is de bedoeling dat kinderen materiaal en informatie delen.
2) Individuele verantwoordelijkheid. De leerlingen weten dat ze ook individueel verantwoordelijk zijn. Elke leerling in de groep moet na afloop kunnen vertellen hoe het proces verlopen is en wat zijn eigen bijdrage is geweest aan het eindresultaat.
3) Directe interactie. De opdracht is zo geformuleerd dat deze de leerlingen uitnodigt om veel te praten. Door veel te praten wisselen de leerlingen kennis, ideeën en informatie uit. Bovendien ontdekken zij dat ze samen meer weten dan alleen. Het is belangrijk dat alle leerlingen aan de beurt komen. Hierover kunnen werkafspraken gemaakt worden. Bijvoorbeeld: degene die praat heeft een voorwerp in zijn handen, om de beurt / in vaste volgorde praten.
4) Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden. De leerkracht besteedt bewust aandacht aan samenwerkingsvaardigheden (inscholing). Voordat het samenwerkend leren begint, staat de leerkracht bewust stil bij een in te oefenen vaardigheid. Hij/zij vertelt dat deze vaardigheid besproken wordt aan het eind van het samenwerkend leren. Bijvoorbeeld: deze samenwerkingsopdracht ga ik letten op ‘elkaar aankijken, wanneer een leerling tegen anderen praat’. In de evaluatie komt deze inscholingsvaardigheid terug. Enkele specifieke basisvaardigheden van het samenwerkend leren zijn:
elkaars naam gebruiken elkaar aankijken tijdens het praten vriendelijk op elkaar reageren elkaar gelegenheid geven mee te doen een inbreng durven hebben duidelijk praten, zodat anderen je verstaan meewerken aan de groepsopdracht luisteren naar elkaar elkaar uit laten praten de inbreng van een ander accepteren bij je groepje blijven rustig praten en werken materiaal met elkaar delen om de beurt praten aan de taak doorwerken tot deze af is
5) Evaluatie van het samenwerken. Na een samenwerkingsopdracht kijken de leerkracht en de leerlingen gezamenlijk naar het proces en product van het samenwerken. De evaluatie heeft een expliciete plaats en functie binnen het samenwerkend leren. De leerling moet namelijk (kunnen) reflecteren op hoe het proces verlopen is.
3
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
De vragen die de leerkracht kan stellen zijn:
Hoe is het samenwerken gegaan? Heeft iedereen zijn rol gehouden? Wat ging goed bij het samenwerken? Wat ging er minder? Wat zou je de volgende keer anders doen? Wat heb je van de anderen geleerd? Hoe ging het ‘elkaar aankijken als je met de anderen praatte’?
C OÖPERATIEF LEREN . Het kenmerkende van coöperatief leren is: -
directe interactie tussen de leerlingen in een groepje; in de uitwisseling van gedachten, ideeën en opvattingen zit de leerwinst; - het creëren van wederzijdse afhankelijkheid: de opdracht wordt door de leraar zo geformuleerd dat de groep alleen succes kan hebben als alle leden van de groep zich inzetten en een bijdrage leveren; individuele verantwoordelijkheid; elke leerling is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leren en gedrag, niet alleen het groepsresultaat telt, elke leerling wordt ook persoonlijk beoordeeld op prestaties. Het gaat om het (bewust) samenwerken van goede en minder goede leerlingen in tweetallen of kleine groepjes. De kinderen ondersteunen en helpen elkaar en zoeken samen naar oplossingen voor problemen. Zwakke leerlingen profiteren van de aanmoediging, uitleg en hulp van medeleerlingen. Ook goede leerlingen profiteren van het samenwerken in een heterogene groep: door anderen te helpen, bereiken ze beheersing van de stof op een hoger niveau. Bovendien neemt de effectieve leertijd toe wanneer de leerkracht gebruik maakt van het vermogen van leerlingen om elkaar te helpen. Het gaat bij coöperatief leren om zowel het leren van inhouden als het leren samenwerken; er is dus sprake van een cognitief en een sociaal doel. Onderwijspedagoog “Kagan” heeft het gehele concept opgezet op een gemakkelijk te hanteren manier. Hij spreekt over de zes sleutels van het coöperatief leren en over het werken binnen zes domeinen. Om daarmee in de praktijk te werken heeft hij een aantal structuren opgezet die in de klas uit te voeren zijn. Wanneer de leerkracht deze structuren zich eigen heeft gemaakt, komen de kinderen toe aan het werkelijk samenwerkend leren.
D E ZES SLEUTELS . Coöperatief werken staat en valt bij het enthousiasme en de medewerking van de leerkracht en de kinderen. Wanneer kinderen de tijd krijgen om de stof zich eigen te maken en te verwoorden, blijft er meer hangen en komt er meer inzicht. Dit geldt in principe voor alle vakken. Het sociale aspect is zeer belangrijk. Zonder acceptatie van elkaar is samenwerking niet mogelijk.
1. Teams. De kinderen werken samen in groepjes. Deze bestaan uit vier of vijf kinderen die in tweetallen of in viertallen samen kunnen werken. Zij krijgen samen de verantwoordelijkheid voor de opdrachten en voor elkaar. Echter, de kinderen worden ook op hun individuele werk aangesproken. De samenstelling van deze groepen is heterogeen. Kinderen van verschillend niveau zitten bij elkaar. Jongens en meisjes door elkaar. Het werken in een team geeft ook een vertrouwd gevoel, waardoor de kinderen meer durven. In een groep ontstaat onderlinge begeleiding, sturing, tuto4
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
ring etc. De groepen moeten in een schooljaar meerdere malen wisselen van samenstelling, liefst na iedere vakantie. Als de kinderen op deze manier met elkaar te maken krijgen, komt er een grotere saamhorigheid in de klas. Daarbij komt ook het feit dat kinderen het niet altijd goed kunnen vinden met andere kinderen en zijn ze op deze manier niet voor langere tijd tot elkaar veroordeeld.
2. Klassenmanagement De inrichting van het lokaal en de invulling van de lessen moet zo zijn dat: de kinderen bijvoorbeeld te allen tijde met elkaar kunnen werken, zonder al te veel verschuivingen. Ze moeten allemaal, bij wijze van spreken hun hand kunnen leggen op een stuk schrijfpapier. Ze moeten elkaar kunnen blijven zien en spreken. Daarbij is het belangrijk dat ze ook het bord en de leerkracht op een gemakkelijke manier kunnen zien. De leerkracht zal bij de voorbereiding van de lessen rekening moeten houden met een overlegmoment. De kinderen moeten over de aangeboden stof kunnen praten of reflecteren. Dit kan in verschillende structuren gebeuren. De leerkracht gebruikt een duidelijk stiltesignaal, waardoor er efficiënt met de tijd omgegaan kan worden. Manieren van materiaalvoorziening, hanteren van klassenregels en normen zijn duidelijk afgesproken in de groep en moeten een verantwoordelijkheid worden voor de hele groep. Hierdoor zal er meer werkgeruis ontstaan. De leerkracht zal dit moeten accepteren. Het enthousiasme van de kinderen zal dit vergemakkelijken.
3. De wil tot coöpereren Het spreekt voor zich dat de kinderen moeten willen samenwerken. Er wordt nogal wat van hen gevraagd. Zij moeten elkaar tot steun zijn, ze moeten geduld hebben met elkaar, zij moeten aardig zijn, zij moeten kunnen incasseren etc. Om de wil van de kinderen groter te maken is een goed pedagogisch klimaat noodzakelijk. Kinderen moeten op een positieve manier benaderd worden en elkaar op een positieve manier kunnen benaderen. De leerkracht is daar een grote spil in en een voorbeeld voor de klas. Binnen het coöperatief leren bestaan daarvoor twee domeinen: Klasbouwers en teambouwers. Natuurlijk kan daarnaast gewerkt worden met een individuele of groepsbeloningssysteem.
4. Mogelijkheid tot samenwerking Op allerlei manieren is het mogelijk om de kinderen het samenwerken aan te leren. Voordoennadoen, rollen verdelen, structureren en reflecteren zijn de vier belangrijkste. Dit samenwerken moet aangeleerd worden. Kinderen moeten kunnen zien hoe het werkt. Ze zijn met heel veel zaken bezig als ze aan het samenwerken zijn. Niet alleen met het oproepen van de kennis, maar ook met sociale interactie, problemen oplossen, plannen bedenken, elkaar helpen en bij de opdracht blijven bijvoorbeeld. Vooral wanneer de coöperatieve structuren complexer worden is het noodzakelijk dat deze goed aangeleerd worden.
5. Basisprincipes Er zijn vier basisprincipes waaraan coöperatief leren te herkennen is en waar wij ons aan meten. Het eerste principe is: “positieve gezamenlijke verantwoordelijkheid”. De vragen die de leerkracht zich kan stellen zijn: Is mijn winst ook jouw winst? En is hulp gewenst? 5
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Het tweede principe is: “individuele verantwoordelijkheid”. Is een individuele presentatie gewenst? Het derde principe is: “gelijkwaardige samenwerking”. Is de samenwerking gelijkwaardig? Wanneer de principes allemaal met ja beantwoord kunnen worden, werk je als leerkracht op een wijze waarbij de kinderen coöperatief leren. En tot slot het vierde principe: “simultaan interactie”. Hoeveel procent van de kinderen is, gedurende de les tegelijkertijd actief betrokken bij de leerstof? Bijvoorbeeld, wanneer de kinderen werken in tweetallen is dat minstens 50%. In viertallen minstens 25%. Waarschijnlijk zijn de percentages hoger, omdat de kinderen leren om naar elkaar te luisteren, te stimuleren en vragen te stellen.
6. Structuren Wanneer kinderen moeten leren samenwerken, moet hen dit eerst geleerd zijn. Er dienen door de leerkracht duidelijke kaders aangegeven te worden. De manier waarop samenwerking tot een productief samenzijn komt, moet daarbij worden aangeboden binnen strikte grenzen. De leerkracht geeft daarbij precies elke stap aan die de kinderen moeten uitvoeren. Ze hiervoor de structuren van coöperatief leren.
D OMEINEN Coöperatief leren werkt niet alleen aan het vergroten van kennis, maar leert de kinderen ook hoe ze met elkaar moeten omgaan. Zo vormt zich een vicieuze cirkel. Het leren samenwerken verbetert het pedagogische klimaat, hetgeen weer het samenwerken bevordert. Binnen coöperatief leren zijn er zes domeinen. Het is goed om regelmatig te wisselen van domein. De kinderen worden hierdoor uitgedaagd om op verschillende terreinen met elkaar te werken. Binnen de bestaande vakken zijn de structuren en de domeinen te gebruiken. Coöperatief leren omvat de volgende zes domeinen. 1. Klasbouwers In de klas hoort een sfeer te zijn waarbinnen kinderen zich veilig, gekend en prettig voelen. Wanneer ze met plezier hun dag besteden in de klas leren ze meer en zijn ze bereid om mee te doen met de les. Daarom lopen kinderen veel naar andere kinderen in de klas om opdrachten uit te voeren. Het kan zijn dat ze bepaalde informatie moeten vinden, maar ook dat ze in tweetallen praten over zaken die niets met het onderwijs te maken hebben. Bijvoorbeeld: Wat zou je op je verjaardag willen doen? Wat is je lievelingsdier? Het is raadzaam om minstens twee keer per week een opdracht te geven waarbij de kinderen in de klas elkaar beter leren kennen. 2. Teambouwers Teambouwers zijn bedoeld om de kinderen in een groepje van vier elkaar goed te leren kennen, de wil tot samenwerken te vergroten, elkaar te accepteren en om de kinderen veiliger te laten voelen in hun groepje. 6
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Veel werk wordt gedaan in het groepje. De kinderen moeten daarvoor goed met elkaar kunnen omgaan. Binnen een groepje zitten vier leerniveaus en ook dat is iets waar de kinderen aan moeten wennen. Door de klasbouwers zal dit gemakkelijker gaan verlopen. Na iedere vakantie worden de groepjes gewisseld. We proberen ervoor zorg te dragen dat de kinderen niet twee keer met elkaar in een groepje zitten. Gezien de grootte van de groep zal dit niet altijd lukken. 3. Beheersing Voor beheersing van de stof is Coöperatief leren een goed systeem. Er zijn vele vragen binnen de vakken die gesteld kunnen worden waar kinderen in twee- of viertallen over kunnen praten. Ze kunnen elkaar overhoren, ze kunnen elkaar helpen bij het uit het hoofd leren van regels etc. 4. Denkvaardigheid De denkvaardigheid wordt aangepakt door open vragen te stellen waar niet een eenduidig antwoord op te geven is. Wanneer kinderen een eigen mening moeten vormen, zijn ze bezig met de materie en leren ze veel door eigen ontdekking en door opmerkingen van andere kinderen. 5. Communicatievaardigheid Het leren communiceren is iets dat veel wordt geoefend. De kinderen leren om niet allemaal tegelijk te praten, wachten op je beurt, ze leren elkaar positief te benaderen, ze leren om op een goede manier feedback te geven etc. Een vaardigheid die niet alleen in de klas een goede kunde is, maar ook in de toekomst. 6. Informatie-uitwisseling Uitwisseling van relevante informatie geeft de kans om de kennis te uiten over onderwerpen waar het kind in is geïnteresseerd. Andere kinderen kunnen daarmee hun voordeel doen. Aangetoond is dat kinderen veel van hun kennis opdoen van anderen en door het verwoorden. Het kan teleurstellend werken wanneer kinderen telkens hun vinger opsteken, maar geen antwoord mogen geven. Elk kind krijgt binnen dit domein de mogelijkheid om te vertellen wat hij weet of heeft bedacht.
D E K ERNKWALITEITEN Indicator 1 De Uitgangspunten van Coöperatief leren zijn de zes sleutels: -
-
Didactische structuren GIPS: Gelijke deelname Individuele verantwoordelijkheid Positieve wederzijdse afhankelijkheid Simultane actie Teams Klassenmanagement Motivatie Sociale vaardigheden
Indicator 2 De leerkrachten kennen (tenminste) de volgende structuren: - Binnen - buitenkring 7
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
- Commentaar op tournee - Feitenbingo - Geef door - Geef geld - Genummerde koppen bij elkaar - Laat zien - Mix en koppel - Mix en ruil - Mix tweetal gesprek - Praatkaartjes - Rondpraat - Schud en Pak - Simultaan tafelrondje - Tafelrondje per tweetal - Team doe mee en vertel - Teaminterview - Tweegesprek op tijd - Tweepraat - Tweetal coach - Twee vergelijk - Verslaggever - Zoek iemand die - Zoek de valse De leerkrachten instrueren de stappen van de structuren De leerkrachten geven de leerlingen denktijd. De leerkrachten maken optimaal gebruik van de didactische structuren; zij zijn zich bewust van het doel van de les en maken daarna de keuze voor de meest passende didactische structuur. De leerkrachten maken gebruik van de opbouw van de structuren (zie bijlage 1 Didactische structuren) De leerkrachten informeren elkaar tijdens de groepsoverdracht over welke didactische structuren de groep kent. De leerkrachten informeren elkaar tijdens de groepsoverdracht in welke mate de groep een didactische structuur beheerst (qua opbouw)die buiten de standaardlijst valt.
Indicator 3 De leerkrachten weten waar de letters GIPS voor staan - Gelijke deelname - Individuele aanspreekbaarheid - Positieve wederzijdse afhankelijkheid - Simultane interactie De leerkrachten checken of een didactische structuur aan GIPS voldoet, voordat ze deze aan de groep aanbieden.
Indicator 4 De leerkrachten gebruiken de didactische structuren binnen de domeinen: - Klasbouwers (tenminste 1 keer per week) - Teambouwers (tenminste 2 keer per week) 8
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
-
Beheersing (tijdens instructie, inoefening en verwerking) Communicatievaardigheden Informatie – uitwisseling Denkvaardigheid
Indicator 5
4
1
Schoolbord
3
2
Vanaf groep 3 t/m 8 zitten de leerlingen in teams (groepen van 4, maximaal 5 leerlingen). Binnen een team zitten leerlingen uit hetzelfde leerjaar. Een team bestaat uit zowel jongens als meisjes, leerlingen van verschillende niveaus (cognitief en emotioneel). Bij de uitvoering van een teambouwer verhuist nummer 5 van zijn plek aan de tafel naar de overkant en zit dan op een kruk. De plaatsen binnen een team zijn genummerd. (linksvoor is 1 enz.) 5
De teams wisselen de laatste dag voor de vakantie of de eerste dag na de vakantie van samenstelling. Binnen de teams wordt er met oog- en schoudermaatjes gewerkt. Tweetallen anders dan oog- en schoudermaatjes worden willekeurig gevormd.
Indicator 6
De leerkrachten kunnen makkelijk tweetallen vormen. De leerkrachten maken gebruik de teamnummering. Ieder team heeft een teambak. De leerkrachten geven aan welk stemvolume gebruikt mag worden tijdens een activiteit. We kennen: o De Groepsstem o De Teamstem o De Maatjesstem
Indicator 7 De leerkracht onderhoud het stilteteken in de groep. (Hand omhoog, leerlingen steken ook de hand op, zijn direct stil en waarschuwen waar nodig mede teamleden. Binnen 8 seconden dient de hele groep stil te zijn.) Wanneer de leerkracht de aandacht van de groep wil steekt die zijn rechterhand op (algemeen stopteken). De leerkracht bespreekt regelmatig met de kinderen dat dit betekent dat iedereen: Stopt met praten Stopt met doen Kijkt Luistert Anderen waarschuwt (door ook het stilteteken te gebruiken) In groep 1/2 wordt het stiltesignaal ondersteund door een auditief signaal.
Indicator 8 De leerkrachten bereiden allemaal 1 keer per jaar een nieuwe klas- of teambouwer voor, deze 9
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
wordt in een teamvergadering ervaren. Nieuwe collega’s worden geïnformeerd en ondersteund bij het invoeren/eigen maken van cooperatief leren door de directie en of intern begeleider. (eventueel m.b.v. klassenbezoek) Sollicitanten worden geïnformeerd over coöperatief leren en geselecteerd , indien mogelijk, op hun bereidheid coöperatief leren vorm en inhoud te geven in hun lessen.
Welke structuren die we in ieder geval aanleren in de onderbouw
zoek iemand die tweetal coach tweepraat tweegesprek op tijd mix tweetal gesprek mix en ruil mix en koppel binnen buiten kring
10
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
BIJLAGE 1 Opbouw structuren
Binnen – Buiten Kring Opbouw organisatie - Kan ook zittend tegenover elkaar - Eerst: 1 plaats doorschuiven, steeds dezelfde richting, met dezelfde kring - Later: meerdere plaatsen, richting veranderen, kring die gaat draaien variëren
Opbouw inhoud Praktijkideeën - Eigen beleving, eigen voor- - Wat deed je in het weekkeuren kort vertellen, beend? heersingsvragen rond een - Wat is je mooist gekregen eenvoudig onderwerp. De cadeau? vragen worden mondeling gesteld. - Uitgebreider vertellen over - Wat is je lievelingsdier? ervaringen/voorkeuren, - Wat wil je het liefste worbeheersing en denkvaarden? digheid. Vragen kunnen op - Wat is 7x8? kaartjes staan. Deze kun- Waar denk je aan bij ……? nen door de leerkracht of - Welke stappen zijn nodig door kinderen gemaakt bij het maken van een sazijn. menvatting? - Geven van eigen mening. - Wat vind jij van ……? koppelen van eigen erva- Wat is het voordeel van …? ring/voorkeuren aan les- Wat heb jij het meest gestof. Vragen staan op leerd van …..? vraagkaartjes
Twee Gesprek Op Tijd Opbouw organisatie Opbouw inhoud Praktijkideeën - Doe samen met een kind de - Laat kinderen eerst zelf vra- - Welk feest vind je leuk? structuur goed voor of laat gen stellen over elk onder- - Wat doe je als je het zien met een voorbeeld werp (experimenteren), boos/blij/verdrietig/bang duo (model staan), twee geef daarna pas een onderbent? kinderen waarvan je zeker werp. - Welk vervoersmiddel vind jij weet dat ze het goed kun- - Starten met vragen over het leukst? nen. beleving/ervaring daarna - Wat wil je later worden? - Als kinderen denken dat ze beheersing en denkvaardig- - Welk boek dat je thuis hebt het kunnen mogen ze meeheid. vind jij het leukst? doen. - Wat heb je dit weekend - In de kring kun je de meeste gedaan? structuren doen: eerst ene - Wat is je lievelings huisdier? buur dan andere buur. - Waar speel je het liefst? - Het kind dat mag beginnen - Wat is je mooiste verstopmet vertellen kun je iets in plek? handen geven: een kaartje, - Wat doe je als je ’s morgens een knuffel etc. wakker wordt? -
Wat vind je het leukste tv programma?
11
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Mix Tweetal Gesprek Opbouw organisatie - Loop door de ruimte zonder contact met de ander te maken - Op teken (muziek, klappen, trom …) doe je je hand omhoog en zoek je een ander kind. Als je een partner hebt gevonden doe je je hand naar beneden, - Luister naar de leerkracht welk kind mag beginnen. - Eén kind vertelt, als je het niet meer weet, neem denkpauze. - Eén kind luistert, mag het gesprek niet overnemen. - Als de leerkracht het aangeeft wisselen de kinderen van rol. - Je mag niet twee keer met hetzelfde kind een koppel vormen.
Opbouw inhoud - Leg eerst het accent op het mixen. - Gaat dit goed, dan het vormen van een koppel. - Lukt dit: het houden van een “Twee Gesprek Op Tijd” - Spreek af wie begint (even checken: handen omhoog wie begint)
Praktijkideeën Zie: Twee Gesprek Op Tijd
Opbouw inhoud - Antwoord/oplossing is visueel zichtbaar. - Er zijn niet teveel vragen waarop maar 1 antwoord gegeven kan worden. - Langzamerhand kan het aantal vragen uitgebreid worden.
Praktijkideeën Alles met voorbeeldkaart of zelfcorrigerend. - Puzzels - Ketting rijgen - Kralenplank - Ringen en stokjes - Mozaïek - Loco - Computerspelletjes
Beginnen kind met: - Langste haar - Kleinste handen - Meeste kleuren in kleren - Kortste voornaam - Eerst op de grond zit - Eerste jarig - ….. - ….. - …..
Tweetal Coach Opbouw organisatie - Aanleren kan in de kring waarbij de leerkracht en een kind het voordoen. - Twee kinderen die het goed kunnen mogen het in de kring laten zien hoe het moet. - In de onderbouw is dit een structuur die ingezet wordt als 2 kinderen met speelmateriaal werken met een gesloten opdracht. - Vanaf groep 3 kan het bij het werken in werkboekjes.
12
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
Zoek De Valse Opbouw organisatie Opbouw inhoud - De leerkracht geeft 1 zin - Beginnen met vragen die waarop het antwoord waar dichtbij eigen beleof niet waar is. ving/ervaring liggen. - De leerling verzint een zin - Eenvoudig onderwerp opdie waar of niet waar is. geven waarbij veel mogelijkheden zijn. B.v. Lente. - De leerling verzint 2 zinnen: - Onderwerp beperken: over 1 is waar 1 is niet waar. jezelf, huisdieren, regels in - De leerling verzint 3 zinnen. de klas. 1 van de 3 is niet waar.
Praktijkideeën - Kinderen vooral zelf vragen laten bedenken vrij of rond het thema van de klas.
Zoek Iemand Die Opbouw organisatie - Begin met eerst iemand te laten vinden die hetzelfde heeft als zij. Ze vormen dan koppels. Hebben ze een koppel gevormd dan gaan ze zitten. - Ga je voor het eerst met kinderen een werkblad gebruiken maak dan een werkblad met 2 of 3 items. Laat kinderen wel aftekenen maar laat ze hun eigen manier vinden hoe ze dit willen doen. - Werkbladen kunnen zowel als Klasbouwer als op beheersing zijn. - Leerlingen kunnen later ook zelf werkbladen maken over een bepaalde leerstof.
Opbouw inhoud - Beginnen met vragen die dicht bij eigen beleving/ervaring liggen.
-
-
Eenvoudig onderwerp opgeven waarbij veel mogelijkheden zijn.
Onderwerp kan rond een bepaalde leerstof zijn.
Praktijkideeën Zoek een kind met dezelfde: - Vorm/kleur/grootte logical blocs - Kaartje speelmateriaal - Soort boek - Wereldmateriaal: dieren - Papier grootte - Kleur ogen, schoenen, trui - Letter - Pictogram Zoek een kind dat - Van hetzelfde lievelingsdier houdt - Dezelfde letters kan lezen - Dezelfde getallen kan benoemen - Dezelfde kleur mooi vindt - ’s morgen eet ……
13
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
B IJLAGE 2
14
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
15
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
16
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
17
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
18
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
19
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
20
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
21
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
22
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
23
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
24
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
25
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
26
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
27
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
28
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
29
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
30
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
31
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
32
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
33
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
34
Beleidsplan coöperatief leren 2013-2019
35