BELEIDSNOTITIE BIJZONDERE BIJSTAND ISD NOORDENKWARTIER. (LEEK, MARUM en NOORDENVELD) Ingangsdatum 1 mei 2011.
1. Algemene bepalingen bijzondere bijstand: 4 1.1. Het begrip bijzondere bijstand Algemene draagkrachtbepalingen: 1.2. Vaststellen van de in aanmerking te nemen draagkracht 1.3. Draagkrachtjaar 1.4. Het inkomen en de draagkrachtruimte 1.4.1. De WIJ-norm: 5 Specifieke draagkrachtbepalingen 1.5. Draagkrachtpercentages 1.6. Draagkracht op grond van vermogen: 1.7. Verrekening draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand: 6 1.8. Draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand voor uitkeringsgerechtigden 1.9. Waarde vervoermiddelen als vermogensbestanddeel 1.10. Draagkracht bij categoriale bijzondere bijstand Inkomensbepalingen: 1.11. Vaststelling van het jaarinkomen bij een regelmatig inkomen: 7 1.12. Vaststelling van het jaarinkomen bij een onregelmatig inkomen 1.13. Het in aanmerking te nemen inkomen 1.14. Vrij te laten inkomensbestanddelen 1.15. Vrijlating langdurigheidstoeslag 1.16. Pensioenvrijlating 1.17. Niet als buitengewoon aangemerkte kosten 1.18. Heffingskortingen Overige bepalingen: 1.19. Moment van aanvragen bijzonder bijstand: 8 1.20. Drempelbedrag 1.21. Bijzondere bijstand in de vorm van een lening. 1.22. Bijzondere bijstand aan eigen woningbezitters: 9 1.23. Voorliggende voorzieningen 1.24. Bijstand op grond van zeer dringende redenen. 1.25. Alleen meerkosten zijn bijzondere kosten: 10 1.26. Individualiseringsbeginsel 1.27. Geen noodzaak op grond van wet 1.28. Vormen van bijzondere bijstand 1.29. Medische adviezen: 11 2. Bijzondere bijstand voor medische kosten: 12 2.1. Algemene bepalingen medische kosten en bijzondere bijstand 2.2. Alternatieve geneeswijzen: 13 2.3. Brillen: 14 2.4. Dieet: 15 2.5. Verplicht eigen risico in de zorgverzekering: 16 2.6. Kleding, schoeisel en beddengoed : 17 2.7. Pedicure: 19
2
2.8. 2.9. 2.10. 2.11.
Psychotherapie: 20 Reiskosten ivm medische behandeling: 21 Stookkosten : 22 Tandheelkundige hulp: 23
3. Toeslagen voor levensonderhoud: 24 3.1. Garantietoeslag voormalig eenoudergezin 3.2. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar : 26 3.3. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting. 3.4. Overbruggingsuitkeringen: 4. Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten: 4.1. Duurzame gebruiksgoederen 4.2. Woninginrichting: 32 4.3. Verhuiskosten: 34 4.4. Witgoedregeling: 36 4.5. Baby-uitzet: 38
30
5. Woonkosten: 39 5.1. Woonkosten, huursubsidie en bijzondere bijdrage huurlasten 5.2. Woonkostentoeslag huurwoning: 40 5.3. Woonkostentoeslag eigen woning: 42 5.4. Doorbetaling vaste lasten: 44 6. Kosten naturalisatie/medische keuring inburgering. 6.1. Legeskosten naturalisatie/verlengen verblijfsvergunning: 46 6.2. Kosten medische keuring/ontheffing inburgeringsexamen: 47 7. Overige kosten: 48 7.1. Begrafenis/crematiekosten 7.2. Eigen bijdrage Wet op de Jeugdhulpverlening: 49 7.3. Kinderopvang/peuterspeelzaal: 51 7.4. Maaltijdvoorziening: 53 7.5. Premie ziektekosten/arbeidsongeschiktheidsverzekering: 54 7.6. Rechtshulp, griffierechten en bewindvoering : 55 7.7. Reiskosten (omgangsregeling, bezoek gedetineerden en studerende kinderen.) : 57 7.8. Schuldhulpverlening: 59 8. Categoriale bijzondere bijstand: 61 8.1. Aanvullende zorgverzekering vanaf 1 januari 2012 kan hier geen beroep meer op worden gedaan 8.2. Collectieve zorgverzekering: 63 8.3. Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen: 65 8.4. Duurzame gebruiksgoederen 65 jaar en ouder: 67
3
8.5.
§ 1.
Computer voor minima: 69
ALGEMENE BEPALINGEN BIJ BIJZONDERE BIJSTANDSVERLENING.
In het kader van de WWB moeten regels met betrekking tot de bijzondere bijstand worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders of in geval van een Intergemeentelijke Sociale Dienst het bestuur. Bij de oprichting van de ISD Noordenkwartier is de notitie bijzondere bijstand vastgesteld. (2004) Nu er een aantal jaren mee is gewerkt is de notitie op onderdelen gewijzigd. Deze wijzigingen zijn een gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving, beleid en praktijkervaringen. 1.1. Het begrip bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is de bijstand als bedoeld in art. 35 lid 1 WWB. Op grond van dit artikel heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover: 1. de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en; 2. deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit: de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen. (voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm m.u.v. het inkomen en vermogen als bedoeld in art. 31 lid 2 en art. 34 lid 2 WWB) ALGEMENE DRAAGKRACHTBEPALINGEN 1.2. Vaststellen van de in aanmerking te nemen draagkracht. Draagkracht is het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen of inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan het maximaal vrij te laten vermogen of de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Op grond van art. 35 WWB dienen gemeenten regels vast te stellen met betrekking tot het in aanmerking te nemen vermogen en inkomen boven de bijstandsnorm. 1.3 Draagkrachtjaar: De draagkracht wordt per ‘draagkrachtjaar’ vastgesteld, d.w.z. over een periode van twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend c.q. de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft dus niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar. Wanneer de omstandigheden dat vragen kan ook een andere aanvangsdatum worden gekozen als startpunt van het draagkrachtjaar. Dit kan het geval zijn als de kosten eerder gemaakt zijn dan de aanvraag is ingediend. Het meenemen van de draagkracht over een langere periode dan een jaar zal in principe alleen voorkomen ingeval van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Wanneer binnen de vastgestelde periode van een jaar een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de reeds eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden. De draagkrachtcriteria gelden ook voor personen in een inrichting. 1.4. Het inkomen en de draagkrachtruimte: Bij het beoordelen of bijzondere bijstand kan worden verleend moet eerst de draagkrachtruimte worden vastgesteld. Hieronder wordt verstaan het verschil tussen het inkomen van aanvrager en de voor betrokkene van toepassing zijnde bijstandsnorm verhoogd met indien van toepassing de gemeentelijke toeslag.
4
1.4.1. De WIJ-norm: Met ingang van 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren. (WIJ) ingevoerd. Voor de doelgroep van de Wet Wij geldt logischerwijs niet de `van toepassing zijnde bijstandsnorm` maar de `van toepassing zijnde Wij-norm.` Waar in deze notitie gesproken wordt van bijstandsnorm wordt hier tevens mee bedoeld de van toepassing zijnde WIJ-inkomensvoorzieningsnorm. SPECIFIEKE DRAAGKRACHTBEPALINGEN: 1.5. Draagkrachtpercentages: Wanneer er sprake is van bijzondere noodzakelijke kosten wordt niet de volledige draagkrachtruimte in het inkomen aangesproken. Er worden 2 percentages gehanteerd: 100 % en 35 %. a. 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor kosten die gerekend moeten worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit betreft de volgende kosten:
• • • •
• • • •
woonkosten; premie zorgverzekering; hiermee wordt niet bedoeld de categoriale bijzondere bijstand aanvullende zorgverzekering. premie van een door een zelfstandige gesloten verzekering tegen arbeidsongeschiktheidskosten. legeskosten verschuldigd voor de kosten van wijziging en verlenging van verblijfsdocumenten als bedoeld in de Vreemdelingenwet en voor de kosten van naturalisatie; verwervingskosten voor zover deze niet worden vergoed vanuit werkdeelparticipatiegelden. duurzame gebruiksgoederen geldlening. schulden.
Omdat deze kosten tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, dient bijstandsverlening in laatstgenoemde kosten, het inkomen boven de relevante bijstandsnorm voor 100% te worden aangemerkt als draagkracht. b. 35% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kunnen worden.
1.6. Draagkracht op grond van vermogen: 100% van het vermogen boven het vrij te laten vermogen (art. 34 WWB) wordt in aanmerking genomen. Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan de vermogensgrens in de WWB wordt bij de beoordeling van aanwezigheid van financiële draagkracht in aanmerking genomen. Van belang is wel dat het vermogen nog daadwerkelijk aanwezig is. Er geldt bij de beoordeling
5
van de aanvraag dus geen 'fictief vermogensbegrip' zoals bij de vermogensvaststelling bij aanvraag van een periodieke algemene bijstandsuitkering. Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het vermogen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Voorbeeld: Aanvrager vraagt € 1000,00 bijzondere bijstand aan. Het vermogen ligt € 300,00 boven de voor hem geldende vermogensgrens. Verder voldoet hij aan alle voorwaarden voor de bijzondere bijstand. Aanvrager kan zelf € 300,00 bijdragen voor de bijzondere kosten. Er kan maximaal € 700,00 aan bijzondere bijstand worden verstrekt.
1.7. Verrekening van de draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand. De draagkracht wordt verrekend door eerst de draagkracht te laten gebruiken alvorens tot bijstandsverlening over te gaan. Het verbruiken van de draagkracht dient aangetoond te worden door middel van nota`s. Uitzondering hierop zijn de woonkostentoeslag en de kosten van bewindvoering. Hierbij wordt de draagkracht maandelijks verrekend. Voorbeeld: Aanvrager vraagt een woonkostentoeslag aan van € 80,00 per maand. Aangezien het hier gaat om periodieke bijzondere bijstand over een voorzienbare periode wordt de draagkracht omgerekend naar de maand. Draagkrachtruimte ( verschil inkomen en van toepassing zijnde bijstandsnorm) € 600,00:12 = € 50,-- per maand. Maandelijks uit te betalen: € 80,00 minus € 50,00 = € 30,00. . 1.8. Draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand voor uitkeringsgerechtigden. Voor personen met een WWB,WIJ, IOAW of IOAZ-uitkering wordt de draagkracht op nihil gesteld en de draagkrachtperiode voor onbepaalde tijd vastgesteld voor de duur van de periode waarover de belanghebbende deze uitkering ontvangt. 1.9. Waarde vervoermiddelen als vermogensbestanddeel: Vervoermiddelen, zijnde een auto of motor worden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan € 5000,00. De vrijlating is alleen van toepassing voor het vervoermiddel dat gebruikt wordt voor het dagelijkse woon/werkverkeer. Indien er meerdere vervoermiddelen zijn wordt de eventuele waarde daarvan volledig bij het vermogen geteld. De waarde van een auto/motor wordt bepaald aan de hand van de ANWB/BOVAG Koerslijst (inkoopwaarde). De gegevens kunnen worden gecontroleerd via Suwinet (RDW). Wanneer de auto/motor ouder is dan 10 jaar wordt er vanuit gegaan dat het vrijgelaten bedrag niet wordt overschreden. Een uitzondering op deze regeling zijn old-timers aangezien deze vaak een behoorlijke waarde kunnen vertegenwoordigen. 1.10 Draagkracht bij categoriale bijzondere bijstand:
6
In afwijking van het vastgestelde draagkrachtbeleid bijzondere bijstand, wordt bij categoriale bijzondere bijstand bij een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm in het geheel geen draagkracht aanwezig geacht. Bij een inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bestaat er geen recht op categoriale bijzondere bijstand. INKOMENSBEPALINGEN: 1.11. Vaststelling van het jaarinkomen bij een regelmatig inkomen: Hierbij wordt uitgegaan van de hoogte van de inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. (Bijvoorbeeld het inkomen in maand of 4 weken daaraan voorafgaand) In de berekening wordt de vakantietoeslag meegenomen. 1.12. Vaststelling van het jaarinkomen bij een onregelmatig inkomen: Hierbij wordt uitgegaan van de som van de inkomsten over het jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. (free-lancers.) Bij zelfstandigen wordt de draagkracht vastgesteld aan de hand van het laatste boekhoudrapport. Voor de berekening wordt de bruto-netto berekening gehanteerd, het percentage als vermeld in art. 6 van de BBZ wordt in mindering gebracht op het inkomen.( Zie Schulinck) 1.13. Het in aanmerking te nemen inkomen. Voor de vaststelling van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt uitgegaan van de middelen als bedoeld in art. 31 van de WWB. 1.14. Vrij te laten inkomensbestanddelen: Aanvullend hierop kan het college ook rekening houden met buitengewone uitgaven die het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden. Deze kunnen op het inkomen in mindering worden gebracht 1.15. Vrijlating langdurigheidstoeslag. Een eventueel toegekende langdurigheidstoeslag wordt in ieder geval voor het berekenen van de draagkracht buiten beschouwing gelaten. 1.16. Pensioenvrijlating: De vrijlating op grond van art. 33 lid 5 van de WWB geldt alleen voor vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand. Bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand heeft het college op grond van art. 35 lid 1 WWB volledige vrijheid. Het college bepaalt zelf welk deel van de middelen in dat geval in aanmerking wordt genomen Er is voor gekozen de pensioenvrijlating als bedoeld in art. 33 lid 5 van de WWB vrij te laten voor de berekening voor de bijzondere bijstand. 1.17. Niet als buitengewoon aangemerkte kosten: De volgende kosten worden in ieder geval niet als buitengewoon aangemerkt: - kosten die kunnen worden voldaan uit de algemene bijstand of een daarmee vergelijkbaar inkomen (bijvoorbeeld de premie voor de aanvullende zorgverzekering); - belastingaanslagen; - rente en aflossingen in verband met leningen. 1.18. Heffingskortingen: De heffingskortingen behoren (deels) tot de middelen van belanghebbende (art. 31 lid 1 WWB) Dit geldt zowel voor de heffingskortingen die via de voorlopige aanslag lopen als de loonheffingskortingen.
7
Er zijn heffingskortingen die als middel moeten worden aangemerkt en derhalve gekort worden op de uitkering c.q. waar in de draagkrachtberekening rekening mee moet worden gehouden. In andere gevallen hoeft dat niet. Voor de actuele heffingskortingen en of deze eventueel als middel moeten worden aangemerkt wordt verwezen naar Schulinck en www.belastingdienst.nl Ook wanneer de belanghebbende een van deze kortingen (via voorlopige teruggave of verrekening bij loon) niet ontvangt, maar wel recht heeft op de heffingskorting moeten de heffingskortingen in mindering worden gebracht op de uitkering. Het betreft namelijk middelen waarover belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken (art. 31 lid 1 van de WWB). Met inkomsten die niet op de algemene bijstandsuitkering worden gekort. (art. 31 lid 2 WWB) wordt ook geen rekening gehouden voor de draagkracht in de bijzondere bijstand. OVERIGE BEPALINGEN 1.19. Moment van aanvragen bijzondere bijstand Een aanvraag om bijzondere bijstand moet in het algemeen worden ingediend voor het moment waarop de kosten zijn gemaakt of direct nadat de kosten zijn gemaakt. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of de gevraagde kosten noodzakelijk zijn in de zin van de WWB (artikel 11 van de WWB). Onbetaald gebleven rekeningen, waarin achteraf bijstand wordt gevraagd, worden in principe beschouwd als schulden waarin als regel geen bijstand voor wordt verleend. De ISD hanteert het beleid dat de kosten nog kunnen worden ingediend tot en met 3 maanden, volgend op het kalenderjaar waarin deze kosten zijn gemaakt. 1.20.
Drempelbedrag
Naast de draagkracht wordt de hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand mede bepaald door de toepassing van het drempelbedrag. Het in aanmerking nemen van een drempelbedrag betekent dat voordat er sprake kan zijn van verlening van bijzondere bijstand de betreffende kosten eerst door de belanghebbende zelf moet worden voldaan tot het drempelbedrag. Op grond van artikel 35, tweede lid, van de WWB mag het college maximaal een drempelbedrag opleggen van € 122,00 (norm 1-1-2011) over een tijdvak van 12 maanden. Dit bedrag is door de ISD gesteld op € 50,00. Als dit bedrag voor het einde van het kalenderjaar niet wordt overschreden, kan aan het einde van het kalenderjaar of uiterlijk in de eerste drie maanden van het nieuwe kalenderjaar een aanvraag worden ingediend voor deze € 50,00. Voorbeeld 1: Aanvrager heeft in juli 2010 bijzondere kosten tot een bedrag van € 25,00 en dient nog geen aanvraag in. In de rest van het jaar heeft betrokkene geen bijzondere kosten meer. In februari 2011 dient hij een aanvraag in voor deze kosten. Na onderzoek blijkt dat betrokkene aan alle voorwaarden voldoet en dat het hier gaat om bijzondere bijstand. Betrokkene krijgt € 25,00 uitgekeerd. Voorbeeld 2: Aanvrager heeft in juli 2010 bijzondere kosten tot een bedrag van € 25,00 en dient nog geen aanvraag in. In oktober 2010 heeft hij opnieuw bijzondere kosten, nu tot een bedrag van € 60,00. Betrokkene dient voor de eerder gemaakte kosten van € 25,00 en voor de € 60,00 een aanvraag in. Betrokkene voldoet aan alle voorwaarden en het gaat hier om bijzondere kosten. Betrokkene krijgt in oktober € 85,00 uitbetaald. 1.21. Bijzondere bijstand in de vorm van een lening. Artikel 50 van de WWB maakt het mogelijk algemene bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek dan wel pandovereenkomst te verstrekken.
8
In de WWB staat niets vermeld over bijzondere bijstand in relatie tot het hebben van een eigen woning, zoals onder de ABW het geval was. Dit houdt in dat bijzondere bijstand alleen als lening kan worden verstrekt als dat op grond van de overige bepalingen van de WWB mogelijk is. Het is wenselijk in die gevallen waar sprake is van eigen woningbezit bij recht op bijzondere bijstand in de vorm van een lening eerst te beoordelen of er mogelijkheden zijn tot (verdere) verzwaring. 1.22. Bijzondere bijstand aan eigen woningbezitters: In situaties dat sprake is van een eigen woning en er tevens sprake is van overwaarde in de woning, hoger dan het maximaal vrij te laten bedrag als bedoeld in art. 34 lid 2 sub d van de WWB is het desondanks mogelijk bijzondere bijstand om niet te verstrekken indien de bijzondere bijstand over de periode van een jaar (12 maanden), te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan de centrale basisnorm, bedoeld in art. 21 sub c van de WWB. (bijstandsnorm gehuwden) Het restant van de overwaarde wordt beschouwd als in aanmerking te nemen vermogen. Voorbeeld: Mevrouw Jansen is in het bezit van een eigen woning. Uit een recent taxatierapport blijkt dat de waarde van de woning € 120.000,00 bedraagt. Er rust op de woning nog een hypotheek van € 60.000,--. De overwaarde bedraagt € 60.000,--. Verder heeft mevrouw Jansen geen vermogensbestanddelen. Mevrouw Jansen vraagt nu (categoriale) bijzondere bijstand aan tot een totaal bedrag van € 1200,00. Het vestigen van een krediethypotheek kan niet aangezien het hier gaat om bijzondere bijstand. Aangezien de bijzondere bijstand minder bedraagt dan de centrale basisnorm over de periode van een jaar kan tot een bedrag van € 1200,00 bijzondere bijstand worden verstrekt.
1.23.
Voorliggende voorzieningen (artikel 15 van de WWB)
Bijstandsverlening in bijzondere kosten is niet mogelijk indien: - de kosten kunnen worden vergoed op grond van een voorliggende voorziening; - de kosten op grond van een beleidskeuze van niet-budgettaire aard uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de voorliggende voorziening zijn gelaten; tenzij er voor die kosten in deze notitie een uitzondering wordt gemaakt; - de kosten op grond van de voorliggende voorziening niet worden vergoed nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden; Bijstandsverlening is wel mogelijk indien: - er geen daadwerkelijk beroep op de voorliggende voorziening mogelijk is; - voor de betreffende kosten geen voorliggende voorziening bestaat; - de betreffende kosten (deels) om budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed (denk aan eigen bijdragen); - er sprake is van zeer dringende redenen. Het niet doen van een beroep op een voorliggende voorziening kan op zich niet als afwijzingsgrond voor een bijstandsaanvraag dienen. Er zal eerst beoordeeld moeten worden of de belanghebbende voor de voorziening in aanmerking komt. Zo ja, dan moet de bijstand worden geweigerd. Zo nee, dan moet wanneer verder aan de voorwaarden wordt voldaan toekenning van bijstand volgen. Bij gerede twijfel kan bijstand worden toegekend waarbij de verplichting wordt opgelegd om een beroep te doen op de voorziening.
9
1.24 Bijstand op grond van zeer dringende redenen (artikel 16, eerste lid, van de WWB) Artikel 13 van de WWB geeft een aantal situaties aan waarin geen recht op bijstand bestaat. Artikel 16, eerste lid, van de WWB geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid in geval van zeer dringende redenen toch bijstand te verstrekken wanneer geen recht op bijstand bestaat. In bijzondere gevallen dient, wanneer zich daartoe zeer dringende redenen voordoen, de mogelijkheid aanwezig te zijn om een persoon die geen recht op bijstand heeft, toch financieel bij te staan. Vast dient te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. 1.25 Alleen meerkosten zijn bijzondere kosten Alleen de meerkosten komen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. Dit betekent dat kosten, die normaal gesproken geacht worden voor rekening te komen van de belanghebbende, afgetrokken worden van de te verstrekken bijstand. Als er bijvoorbeeld bijstand wordt verstrekt voor afwijkend schoeisel, worden de normale kosten van schoenen afgetrokken van de te verlenen bijstand. 1.26 Individualiseringsbeginsel (artikel 18 van de WWB) Uitgangspunt is dus dat bijzondere bijstand verstrekt dient te worden wanneer op grond van individuele bijzondere omstandigheden iemand noodzakelijke kosten moet maken die niet uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het individualiseringsbeginsel ingevolge artikel 18 van de WWB. De individuele omstandigheden en de afstemming van de bijstand brengen ook met zich mee dat bijzondere bijstand kan worden toegekend zonder dat er sprake is van een daartoe strekkende aanvraag (ambtshalve). Het individualiseringsbeginsel is ook van toepassing op de berekende draagkracht. Dit betekent dat de berekende draagkracht op grond van de bijzondere individuele omstandigheden hoger of lager vastgesteld kan worden. 1.27 Geen noodzaak op grond van wet (artikel 14 van de WWB) Kosten met betrekking tot de volgende zaken worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend: • Het voldoen aan alimentatieverplichtingen; • de betaling van een boete; • geleden of toegebrachte schade; • vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering. • kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden 1.28 Vormen van bijzondere bijstand. (art. 48 WWB) Bijzondere bijstand kan in verschillende vormen worden verleend. De aanvraag wordt in beginsel in de volgende volgorde bekeken: • borgtocht • geldlening • om niet
10
Indien besloten wordt bijstand te verlenen in de vorm van een waarborgsom, wordt de bijstand altijd in de vorm van een lening verstrekt. De belanghebbende kan de waarborgsom immers te zijner tijd terug ontvangen. Als de bijstand de gehele of gedeeltelijke aflossing van een schuldenlast betreft, wordt in principe ook een borgtocht of geldlening toegepast. In bijzondere omstandigheden kan evenwel bijstand om niet worden toegekend. In het algemeen is het zo dat bij de verlening van borgtocht of een geldlening eerst bekeken moet worden of een belanghebbende niet bij een normale kredietverlenende instelling een lening kan krijgen.
1.29 Medische adviezen: Opmerking: In deze notitie is de bijzondere bijstand voor een aantal bijzondere medische kosten gemaximeerd. Het opvragen van een medisch advies is in die gevallen niet nodig. Het opvragen van een advies is dan ook alleen van toepassing wanneer het gaat om de noodzaak vast te stellen van te maken bijzondere kosten. Gedacht kan worden aan die situaties dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd boven het gemaximeerde bedrag. Een medisch advies wordt aangevraagd bij het CIZ, Postbus 695, 9400 AR Assen.
Toetsingscriteria die gelden voor alle adviezen: 1. Het advies dient volledig te zijn. Anders gezegd: het advies moet de vragen beantwoorden die door de ISD aan de adviseur zijn gesteld. 2. Wanneer een bepaald soort voorziening wordt geadviseerd, moeten de selectiefactoren die voor die keuze relevant zijn worden gevolgd. 3. Het advies moet in overeenstemming zijn met de WWB en het gemeentelijk beleid. Toetsingscriteria die met name gelden voor medische adviezen: 1. Is er contact gezocht met c.q. informatie ingewonnen bij de behandelende arts/specialist? Zo ja met wie, en welke informatie is opgevraagd? Het is daarbij aan de adviseur om te bepalen bij wie inlichtingen worden ingewonnen voor een goed advies en niet aan belanghebbende. Het is niet noodzakelijk dat de verklaringen van de huisarts of behandelend specialist exact geciteerd worden. Wel moeten de door hen aangegeven beperkingen voldoende duidelijk zijn weergegeven in het advies. 2. Is de ingewonnen informatie door de adviseur bij de behandelende arts/speciallist recent en voldoende duidelijk? Zo nee, dan zal de adviseur een uitgebreid zelfstandig medisch onderzoek moeten uitvoeren. 3. Worden de beperkingen van belanghebbende opgesomd? Deze vallen niet onder het medisch geheim. De adviseur kan in zijn advies de geconstateerde beperkingen opsommen en nader toelichten. 4. Vloeit de voorgestelde voorziening voort uit de opgesomde beperking(en)? Voor het vragen van adviezen wordt gebruik gemaakt van een standaardformulier waarin deze vragen zijn verwerkt. (EBB)
11
§ 2.1. Algemene bepalingen medische kosten en bijzondere bijstand.. Buitenwettelijk beleid en de collectieve zorgverzekering Wanneer het een aanvraag betreft om bijzondere bijstand voor medische kosten en er is geen sprake van zeer dringende redenen, dan heeft de ISD op grond van de WWB niet de bevoegdheid om bijstand te verlenen voor de betreffende kosten. De ISD heeft een beleid waarbij het uitgangspunt is dat op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand mogelijk moet blijven. Bijstandsverlening voor medische kosten in afwijking van het basispakket van de zorgverzekering. Dit is zogeheten buitenwettelijk beleid. Het gaat om het principe dat bij (para) medische kosten afgeweken kan worden van de WWB. De ISD hecht daarbij wel waarde aan de eigen verantwoordelijkheid van de klant en verwacht van de klant dat deze in ieder geval een aanvullende zorgverzekering en een aanvullende tandverzekering naar de laagste categorie heeft afgesloten. Maximering vergoeding tandartskosten: De ISD heeft er voor gekozen de bijzondere bijstand voor tandheelkundige zorg te maximeren tot € 350,00 per kalenderjaar. Voordeel van deze werkwijze is dat geen beoordeling hoeft plaats te vinden of een eigen bijdrage om budgettaire redenen wordt vastgesteld of omdat er geen sprake is van noodzakelijkheid. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 2.11. Overige overwegingen In afwijking van wat hierboven staat aangegeven is bijstandsverlening voor kosten die de € 350,00 overschrijden toch mogelijk wanneer er gelet op alle omstandigheden daartoe zeer dringende redenen zijn. Bij dringende redenen moet gedacht worden aan acute noodsituaties. (art. 16 WWB ) Collectieve zorgverzekering en maximering vergoeding overige medische kosten. De beide zorgverzekeringen die de ISD heeft afgesloten (Menzis en Zilveren Kruis) bieden een basispakket aan voorzieningen. Dit basispakket dekt niet alle kosten. Om die reden acht het bestuur het afsluiten van een aanvullende verzekering algemeen gebruikelijk. Uitgaande van de algemene regels zou de ISD geen beleid behoeven te formuleren voor ziektekosten omdat de zorgverzekering in principe als passende en toereikende voorziening kan worden aangemerkt (geen voorliggende voorziening.) Echter, de ISD wil de burger ondersteunen in situaties waarbij extra noodzakelijke ziektekosten of eigen bijdragen voor diens rekening blijven. Het gaat hierbij om buitenwettelijk begunstigend beleid. Hiertoe staan in het beleid een aantal algemene uitgangspunten vermeld en wordt verder ingegaan op veel voorkomende specifieke medische kosten. (vanaf paragraaf 2.2.)
12
DE KOSTENSOORTEN: § 2.2.
Alternatieve geneeswijzen en alternatieve geneesmiddelen.
Algemeen De kosten van alternatieve geneeswijzen behoren in het algemeen niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Een uitzondering hierop vormen alternatieve geneeswijzen, waarvan de kosten gedeeltelijk door de aanvullende verzekering van de zorgverzekeraar worden vergoed onder aftrek van een eigen bijdrage. De eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Wanneer vanuit de aanvullende verzekering geen vergoeding meer wordt gegeven omdat de maximumvergoeding op jaarbasis is bereikt sluit de bijstandsverlening hierbij aan. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering. Indicatiestelling Wanneer het een eigen bijdrage betreft, is er in beginsel geen medisch advies vereist. Aan belanghebbende die buiten eigen toedoen niet kan deelnemen aan de collectieve zorgverzekering wordt bijstand verleend als zou hij wel op deze wijze verzekerd zijn. In andere gevallen wordt alleen bijstand verleend wanneer na een advies van het CIZ de kosten noodzakelijk blijken te zijn.
13
§ 2.3. Brillen. Algemeen De kosten van een standaardmontuur en standaardglazen behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. In principe wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de aanschaf van een brilmontuur, glazen en/of contactlenzen. Slechts wanneer er sprake is van bijzondere situaties Er wordt immers een vergoeding verstrekt via de gemeentepakketten van de zorgverzekeraars waar de ISD een collectieve zorgverzekering mee heeft afgesloten. (of vergelijkbare pakketten van overige zorgverzekeraars.) Voorliggende voorzieningen AWBZ en zorgverzekering. De eventuele bijdragen van de zorgverzekering worden van de kosten afgetrokken. De ISD Noordenkwartier heeft een collectieve zorgverzekering afgesloten met Menzis en Zilveren Kruis. Bij deze verzekeraars is tevens sprake van een extra gemeentepakket. Hoogte vergoeding: Zorgverzekeringen gebruiken veelal maximale vergoedingen en maximale vervangingstermijnen. Ook de zorgverzekeraars Menzis en Zilveren Kruis hanteren dit. Voor de verstrekking wordt daarom uitgegaan van een richtprijs/normbedrag voor montuur en glazen gezamenlijk. Dit leidt tot vereenvoudiging in de uitvoering. Opvragen van offertes kan daarmee achterwege blijven. Voor de richtprijs kan een adequate bril (glazen en montuur) worden aangeschaft. De vergoeding is gemaximeerd waarbij uitgegaan wordt van de vergoeding die Menzis verstrekt. Deze vergoeding bedraagt € 200,00 per kalenderjaar. Voor de bijzondere bijstand wordt de vergoeding vastgesteld op € 200,00 per 2 kalenderjaren. Eventueel ontvangen vergoeding uit voorliggende voorziening wordt hierop in mindering gebracht. Dit geldt eveneens voor vergoedingen die niet worden ontvangen maar waar men wel over had kunnen beschikken. De richtprijs voor een bril met bijzondere glazen, die hogere kosten met zich meebrengt bedraagt maximaal € 300,00 per 2 kalenderjaren. Dit alleen wanneer er sprake is van noodzakelijkheid. Onder speciale glazen worden verstaan: - kunststofglazen voor kinderen - brillenglazen met een sterkte groter dan (+/-) 4 sterkte plus cilinder bij elkaar opgeteld) - bifocale of multifocale glazen - extra kosten in verband met een prisma Toelichting: Voor kinderen tot 12 jaar worden kunststofglazen met een hardingslaag niet als luxe aangemerkt. Voor kinderen wordt ook rekening gehouden met bijzondere omstandigheden, anders dan van medische aard. In individuele situaties kan van deze bedragen worden afgeweken indien belanghebbende kan aantonen dat het standaardbedrag ontoereikend is. In geval van contactlenzen wordt uitgegaan van dezelfde systematiek en richtprijzen. De contactlenzenvloeistof is in de richtprijs inbegrepen. Alleen wanneer er sprake is van een medische noodzaak voor contactlenzen komt de contactlenzenvloeistof afzonderlijk voor bijzondere bijstand in aanmerking.
14
§ 2.4. Dieetkosten Algemeen Dieetkosten behoren, voor zover de kosten van het normale voedingspakket worden overschreden, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan mits het volgen van een dieet medisch noodzakelijk is. Voorliggende voorzieningen Er zijn twee soorten dieetkosten, te weten kosten voor dieetpreparaten en kosten voor dieetproducten. Dieetpreparaten zijn preparaten die ten opzichte van normale voeding zowel een gewijzigde chemische samenstelling als een gewijzigde fysische vorm hebben. Er bestaat alleen aanspraak in geval van een ernstige slikstoornis, passagestoornis, voedselallergie of stofwisselingsstoornis. Zowel Zilveren Kruis (Beter Af Polis als Menzis (ZorgVerzorgd) verstrekken onder bepaalde voorwaarden een vergoeding. Dieetproducten zijn alleen wat betreft chemische samenstelling gewijzigd (bijvoorbeeld een zoutarm dieet). De meerkosten van dieetproducten ten opzichte van een normaal eetpatroon worden vergoed via de bijzondere bijstand. Voor kosten van dieetadvisering kan ook bij de zorgverzekeraars een verzoek voor vergoeding worden ingediend. In een aantal gevallen komen de kosten in aanmerking voor vergoeding op grond van de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (WTCG) (zie voor meer informatie de site www.meerkosten.nl) Indicatiestelling Voor de bepaling van de medische noodzaak van dieetproducten is een medisch advies vereist van het CIZ. In het advies worden de eventuele meerkosten op jaarbasis aangegeven. Hoogte vergoeding:. Hierbij kan worden aangesloten bij de dieetlijst van Stimulansz/voedingscentrum
15
§ 2.5. Verplicht eigen risico in de zorgverzekering. Algemeen. Met ingang van 1 januari 2008 is de no-claimteruggaveregeling in de zorgverzekeringswet vervangen door een verplicht eigen risico van € 170,00 per kalenderjaar. (2011) De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplichte eigen risico in rekening bij de verzekerden vanaf 18 jaar. Voorliggende voorziening: In een aantal gevallen bestaat recht op compensatie eigen risico (CER) uitgevoerd door het CAK. De vergoeding bedraagt € 54,00. De Minister van VWS vindt dat chronisch zieken en gehandicapten enkel gecompenseerd hoeven te worden ten aanzien van de bovengemiddelde kosten en dat de gemiddelde kosten van € 116,00 mede bezien in het licht van de verwachte premiedaling door de verzekeringsplichtige zelf kan worden voldaan. Personen die recht hebben op compensatie krijgen jaarlijks in de maand september automatisch bericht van het CAK. Het CAK ontvangt de gegevens van de personen die recht hebben op compensatie van de zorgverzekeraars. Meer informatie: CAK, afdeling CER Postbus 84030 2500 AA Den Haag. Informatienummer 0800-2108 www.hetcak.nl Indicatiestelling: Niet noodzakelijk. Het feit dat eigen bijdrage verschuldigd is al een indicatie. Hoogte vergoeding: Chronisch zieken en gehandicapten kunnen zoals vermeld voor de eigen bijdrage compensatie krijgen van het CAK tot een bedrag van € 54,00. (2011) In de voorliggende voorziening wordt aldus een deel van het eigen risico vergoed en voor het overige deel wordt een vergoeding als niet noodzakelijk gezien. Voor chronisch zieken en gehandicapten bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand op grond van art. 15 lid 1 WWB. Aan het eind van het jaar gaat het CAK over tot uitbetaling. Dit kan aan de hand van bankafschriften worden gecontroleerd. Ook verzekeringsplichtigen die niet onder de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten vallen hebben in principe geen recht op bijzondere bijstand voor de eerste € 116,00, maar wel voor de rest van het eigen risico. De ISD verstrekt bijzondere bijstand tot een maximaal bedrag van € 54,00 voor deze kosten. Wanneer men € 170,00 heeft betaald dan is er sprake van noodzakelijke kosten en zal in alle gevallen overgegaan kunnen worden tot betaling van € 54,00. Ook wanneer men niet de volledige € 170,00 heeft betaald maar wel meer dan € 116,00 kan voor het meerdere bijzondere bijstand worden verleend.
16
§ 2.6. Kleding, schoeisel en beddengoed Algemeen Kosten van aanschaf, vervanging, reiniging en onderhoud van kleding, beddengoed en schoeisel behoren in het algemeen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er zijn echter situaties denkbaar dat hiervoor extra kosten moeten worden gemaakt en dus deze kosten voor de betrokkene bijzonder maken. Voorliggende voorziening Via de AWBZ en de (aanvullende) zorgverzekering is vaak een vergoeding mogelijk. Indicatie Voor het vaststellen van de extra kosten wordt een medisch advies gevraagd. De sociale noodzaak dient door de ISD te worden bepaald aan de hand van de individuele omstandigheden. Vervanging garderobe De normale aanschaf/vervanging van kleding behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bijstand. Dit geldt voor zowel confectie- als maatkleding. Een afwijkende lichaamsbouw (bijv. dwerggroei) is op zich geen aanleiding voor bijstandsverlening. Bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot plotselinge vervanging van een garderobe kunnen dat wel zijn, bijvoorbeeld wanneer betrokkene vanwege ziekte/gebrek een andere garderobe aan moet schaffen vanwege een plotseling sterk gewijzigde lichaamsomvang. Wanneer het gewichtsverlies deel uitmaakt van een al dan niet op medisch advies gevolgd dieet, is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Dit geldt ook voor transseksualiteit. De wijziging van de garderobe vindt in deze gevallen immers geleidelijk plaats. Kledingslijtage en bewassingskosten In verband met ziekte of een handicap kan er sprake zijn van overmatige kledingslijtage en/of extra kosten voor het wassen van kleding. Indien deze kosten medisch noodzakelijk zijn dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. indicatiestelling door het CIZ. Voor berekening van de meerkosten: Zie Schulinck, `startpagina, normen en bedragen, overige bedragen en percentages. ` Orthopedisch schoeisel Omdat er sprake is van een eigen bijdrageregeling, staat de medische noodzaak vast en is een CIZ-advies niet vereist. Hoogte van de bijstand Eerste aanschaf De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is afgestemd op de hiervoor te verlenen vergoedingen ingevolge de Czv. Indien de kosten hoger zijn dan de maximaal mogelijke vergoeding op grond van de Czv, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend in deze meerkosten. De eigen bijdrage zorgverzekering komt voor vergoeding in aanmerking.
17
De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtregels moeten worden toegepast. Bij orthopedisch schoeisel kan bij de eerste aanschaf de volledige eigen bijdrage gerekend worden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Bij vervanging c.q. extra paar wordt de hoogte van de bijstand bepaald aan de hand van de meerkosten ten opzichte van de aanschaf van gewoon schoeisel. De meerkosten moeten worden bepaald aan de hand van de Nibudgids.
18
§ 2.7. Kosten pedicure. Algemeen De kosten van pedicure behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien er sprake is van een medische noodzaak kunnen de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Wanneer aanvrager 70 jaar en ouder is, of wanneer er sprake is van diabetes of reuma wordt er in alle gevallen vanuit gegaan dat er sprake is van noodzakelijkheid. Is aanvrager jonger dan 70 dan dient medische indicatie plaats te vinden De vergoeding bedraagt maximaal € 150,00 per jaar onder aftrek van vergoeding voorliggende voorziening. De behandeling dient plaats te vinden door een geregistreerde pedicure. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering. Indicatiestelling Voor personen jonger dan 70 jaar dient de medische indicatie gesteld te worden via het CIZ.
19
§ 2.8. Kosten van psychotherapie Algemeen Kosten van psychotherapeutische behandelingen, die niet door de voorliggende voorzieningen (inclusief aanvullende verzekeringen) worden gedekt, worden in het algemeen niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering aanvullende verzekeringen en AWBZ. Uitzonderingen (als voorbeeld bedoeld) Op de hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen. Psychotherapie, gevolgd bij een niet door de zorgverzekeraar erkende psychotherapeut/instelling, kan voor vergoeding in aanmerking komen, indien: de hulp deel uitmaakt van een door een medisch specialist (psychiater of neuroloog) vastgesteld hulpverleningsplan (bij verwijzing enkel via de huisarts is de noodzaak niet vastgesteld); Lentis (voorheen CGGZ/RIAGG) van oordeel is, dat de hulp noodzakelijk is, doch zelf niet of niet tijdig in staat is deze ter hand te nemen. Indicatiestelling In situaties waar bijstand mogelijk is (eigen bijdrage ingevolge de AWBZ of aanvullende verzekering,) behoeft geen medisch advies te worden gevraagd. Personen die, voorafgaand aan een te volgen psychotherapie een bijstandsaanvraag indienen en waarbij geen sprake is van een indicatie van de huisarts of verwijzing naar een niet-erkende instantie, dienen doorverwezen te worden naar Lentis. Noodzaak De kosten van psychotherapeutische behandelingen die onder de werking van de collectieve zorgverzekering vallen, dienen als noodzakelijke kosten te worden aangemerkt. Hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is afgestemd op de hiervoor te verlenen vergoedingen ingevolge de collectieve zorgverzekering. Indien de kosten van de te volgen behandelingen hoger zijn dan de maximaal mogelijke vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering, bestaat voor de meerkosten in beginsel geen recht op bijzondere bijstand.
20
§ 2.9. Reiskosten in verband met medische behandeling Algemeen De kosten deelname maatschappelijke verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waar een betrokkene in beginsel zelf in dient te voorzien. Door bijzondere (medische of sociale beperkingen) omstandigheden, kan het voorkomen dat de kosten niet uit het beschikbare inkomen kunnen worden voldaan. Voorliggende voorzieningen - vervoersvoorzieningen (WMO); - zorgverzekeraar; Vervoerskosten in verband met geneeskundige behandeling Voor reiskosten in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld ziekenhuis) kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er geen voorliggende voorziening aanwezig is die de kosten (volledig) dekt. Een eventuele eigen bijdrage van een zorgverzekeraar geldt eveneens als extra bestaanskosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is. Reiskosten i.v.m. ziekenbezoek Reiskosten t.b.v. bezoek aan een tot het gezin behorend familielid die in het ziekenhuis dan wel andere verpleeginrichting verblijft behoort tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Eerst dient onderzocht te worden of er via de aanvullende zorgverzekering een vergoeding mogelijk is alvorens tot bijstandsverlening kan worden overgegaan. Wanneer vergoeding via aanvullende verzekering wordt verstrekt en een eigen bijdrage wordt gevraagd kan in aanvulling op deze regeling bijstand worden verleend. Indien de klant niet aanvullend verzekerd is, dan dient van geval tot geval bekeken te worden of en zo ja hoeveel bijstand er verleend kan worden. Er wordt uitgegaan van het aantal bezoeken dat door de belanghebbende wordt aangegeven met een maximum van 1 bezoek per dag. N.B.: Onder gezin wordt in dit verband verstaan gehuwd of daaraan gelijkgesteld en de inwonende kinderen tot 18 jaar. Onder verpleeginrichting wordt in dit geval niet verstaan een verzorgingstehuis.
21
§ 2.10 Extra stookkosten Algemeen De kosten van extra energieverbruik behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan, indien de medische noodzaak van deze kosten is aangetoond. Hoogte van de bijstand De hoogte van de uitkering wordt bepaald door de meerkosten vast te stellen op grond van tabel 25 onder hoofdstuk `stookkosten` van de Nibudgids. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7 % toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1 graad hoger wordt gezet. Het gasverbruik voor verwarming is namelijk sterk afhankelijk van de grootte en de ligging van de woning en minder afhankelijk van huishoudsamenstelling of inkomen. Procedure De definitieve vaststelling van het bijstandsbedrag geschiedt aan de hand van de eindafrekening. Bij aanzienlijk structureel meerverbruik is periodieke bijstandsverlening in de kosten van de voorschotnota’s mogelijk. De periodieke bijstand wordt voor de duur van één jaar verstrekt. In de beschikking wordt vermeld dat de periodieke bijstand een voorwaardelijk karakter draagt, totdat de volgende eindafrekening is ontvangen. Indicatiestelling De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een medisch advies van de CIZ vastgesteld.
22
§ 2.11. Kosten van tandheelkundige hulp Algemeen Via het basispakket in de Zorgverzekeringswet en aanvullende tandartsverzekeringen worden vergoedingen verstrekt voor tandheelkundige hulp. Veelal is dit beperkt. De ISD gaat er vanuit dat personen in ieder geval een aanvullende tandverzekering van de laagste categorie afsluiten. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering aanvullende verzekeringen en AWBZ. Hoogte van de bijstand Voor de voor eigen rekening blijvende kosten kan maximaal € 350,00 per kalenderjaar aan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen eigen bijdragen die om budgettaire redenen door de zorgverzekeraar zijn vastgesteld of omdat er geen sprake is van noodzakelijkheid. De vergoeding geldt eveneens voor de kosten van alle tandheelkundige hulp of zorg zoals orthodontie, kronen, parodonthie enz.. Al deze kosten kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen maar alleen binnen het maximum bedrag. Indicatiestelling Aangezien het bedrag is gemaximeerd is indicatiestelling niet noodzakelijk.
23
3.1
Garantietoeslag voormalig éénoudergezin
Tijdelijke overbruggingstoeslag voormalig alleenstaande ouder. Wanneer het jongste kind van een alleenstaande ouder meerderjarig wordt, wordt de bijstandsnorm alleenstaande ouder gewijzigd in de bijstandsnorm voor een alleenstaande. In het kader van de WWB worden jongeren van 18 jaar en ouder doorgaans als economisch zelfstandig beschouwd. Dit laat onverlet dat zich de situatie kan voordoen dat het kind door het verwerven van inkomen weliswaar niet meer ten laste van de ouder komt, maar dat het inkomen niet zodanig hoog is dat dit inkomen compensatie geeft voor het wegvallen van de kinderbijslag en het – voor de ouder – van toepassing zijn van de lagere norm voor een alleenstaande. In een aantal gevallen wordt tijdelijk aanvullende bijzondere bijstandsverlening verleend die hieronder worden beschreven. a. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op WSF 2000 (hoger en beroepsonderwijs) In deze gevallen wordt aan de alleenstaande geen forfaitaire toeslag verleend omdat het in aanmerking te nemen inkomen uit studiefinanciering is gebaseerd op het normbedrag voor levensonderhoud art. 33 lid 2 van de WWB. Deze normen zijn ingaande 1 januari 2012 behoorlijk verhoogd (zie berekening). Dat bedrag wordt opgeteld bij de norm van een alleenstaande met inkomsten uit kinderbijslag en is hoger dan de norm voor een alleenstaande ouder met de kinderbijslag. b. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op tegemoetkoming studiekosten (WTOS) In deze gevallen wordt aan de alleenstaande een forfaitaire toeslag verleend van € 252,00 per maand (2013, dit bedrag kan wijzigen door normwijzigingen). Deze toeslag is nagenoeg gelijk aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder met inkomsten uit kinderbijslag en de norm voor een alleenstaande ouder vermeerderd met het inkomen van het studerende kind hetgeen is gesteld op een normbedrag (artikel 33 lid 2 WWB). Eventuele bijverdiensten van het kind spelen geen rol voor het recht op de toeslag zolang er nog aanspraak bestaat op WTOS. c. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op een WWB-uitkering: In deze gevallen wordt aan de alleenstaande een forfaitaire toeslag verleend van € 127,00 per maand.(2013 door normwijzigingen kan dit bedrag worden aangepast) Deze toeslag is nagenoeg gelijk aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder vermeerderd met de inkomsten uit kinderbijslag en de norm voor een alleenstaande vermeerderd met de WWB-uitkering van het kind. Eventuele bijverdiensten van het kind spelen geen rol, deze worden immers in mindering gebracht op de uitkering van het kind. d. Kind heeft inkomen uit arbeid of uitkering niet zijnde een WWB-uitkering. Hierbij wordt niet uitgegaan van een forfaitair bedrag en wordt rekening gehouden met de werkelijke inkomsten. Bij de berekening van de garantietoeslag wordt echter wel aansluiting gezocht bij het middelenbegrip zoals dit is gedefinieerd in artikel 31 e.v. van de WWB. Dit betekent dat alleen de middelen bedoeld in art. 31 e.v. van de WWB in de berekening worden meegenomen. Middelen die in de WWB buiten beschouwing worden gelaten worden hier ook niet meegeteld. Gezien de hoogte van het minimumloon voor een 18-jarige zal bij een 36 urige werkweek deze variant minder vaak voorkomen. Berekening voor wijziging norm.
Norm januari 2013
24
Berekening: norm alleenstaande ouder: KB op maandbasis: Totaal:
€ 1.189,76 91,26+ € 1.281,02
a. Kind ontvangt studiefinanciering (hoger onderwijs) Berekening: norm alleenstaande: € 925,37 WSF normbedrag(art 33 lid 2 WWB) - 618,29+ Totaal: € 1.543,66 Inkomen meer dan de norm alleenstaande ouder b. Kind ontvangt studiefinanciering (beroepsonderwijs) Berekening: norm alleenstaande: € 925,37 WSF normbedrag (art. 33 lid 2 WWB) 472,89+ Totaal: € 1.398,26 Inkomen meer dan de norm alleenstaande ouder c. Kind ontvangt tegemoetkoming studiekosten. Berekening: norm alleenstaande € 925,37 WTOS normbedrag (art. 33 lid 3 WWB) - 106,20 + Totaal: € 1.031,57 verschil = € 249,00 (afgerond € 250,00) d. Kind ontvangt een WWB-uitkering. Berekening: norm alleenstaande Norm < 21 jr.: Totaal:
€
925,37 - 228,39+ € 1.153,76 verschil =€ 127,26 (afgerond € 126,00)
Bovenvermelde bedragen kunnen periodiek door wijziging van de normen wijzigen.
Ingangsdatum en duur: De toeslag wordt toegekend op het moment dat het jongste in de bijstand begrepen kind 18 jaar wordt en de één-oudernorm wordt gewijzigd in de alleenstaandennorm en heeft een duur van maximaal 12 maanden. (inclusief herleving) De toeslag eindigt in ieder geval op het moment dat: - het jongste kind niet meer thuis woont. - de voormalig één-ouder niet langer alleenstaand is. (bijvoorbeeld is gaan samenwonen) - als de gezamenlijke inkomsten van de ouder en het betreffende kind boven de norm voor een alleenstaande ouder en kinderbijslag uitkomen, vervalt het recht. Herleven De toegekende toeslag kan herleven als het laatste tot de huishouding behorende kind, op wie deze toeslag betrekking heeft, na een tijdelijke afwezigheid van maximaal 3 maanden weer bij zijn ouder gaat wonen en er ook overigens nog recht bestaat op een toeslag. Indien de gezamenlijke inkomsten langer dan 3 maanden boven de norm voor een alleenstaande ouder inclusief kinderbijslag uitkomen, bestaat geen recht op herleving van de toeslag. Hierbij maakt het geen verschil of het hier wel of niet om een aaneengesloten periode gaat.
25
Indien de gezamenlijke inkomsten langer dan 3 maanden boven de norm voor een alleenstaande ouder inclusief kinderbijslag uitkomen, bestaat geen recht op herleving van de toeslag. Hierbij maakt het geen verschil of het hier wel of niet om een aaneengesloten periode gaat. § 3.2. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar Algemeen (artikel 20 van de WWB) Ouders hebben op basis van het Burgerlijk Wetboek een onderhoudsplicht voor hun kinderen totdat deze de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben. (artikel 12 van de WWB) Om deze reden is de landelijke basisnorm voor 18 tot en met 20-jarigen in de inkomensvoorziening op grond van de Wet WIJ zeer laag. Er is aangesloten bij de niveaus van de Algemene Kinderbijslag wet. Toeslag op basisnorm (artikel 12 van de WWB) Als de noodzakelijke bestaanskosten van de jongere hoger zijn dan die waarin de basisnorm voorziet en de jongere geen beroep op zijn ouders kan doen omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of omdat hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht ten opzichte van zijn ouders niet te gelde kan maken, kan er bij wijze van aanvullende bijstand een toeslag worden verstrekt. De verhaalsmogelijkheid van de gemeente blijft daarbij wel bestaan. Voor een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde jonger dan 21 jaar wordt bij de bepaling van de hoogte van toeslag aangesloten bij de WIJ-uitkering die geldt voor een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar en ouder. Dit om te voorkomen dat de jongere in financiële problemen raakt. Voorwaarde voor toeslagverlening Alvorens tot aanvullende bijstandsverlening over te gaan, wordt eerst bekeken of de hogere bestaanskosten noodzakelijk zijn. Aangezien er in een thuiswonende situatie geen sprake kan zijn van hogere algemene bestaanskosten dan die waarin de basisnorm voorziet (zie hierboven), komt deze toets neer op het beantwoorden van de vraag of het zelfstandig wonen van de jongere noodzakelijk is. Die situaties worden geacht aanwezig te zijn indien: a. de ouders van de jongere zijn overleden of in het buitenland wonen; b. de jongere in het kader van de Wet op de Jeugdhulpverlening buiten het gezinsverband van zijn ouder(s) is geplaatst; c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening reeds 12 maanden of langer onafgebroken niet meer woonachtig is op het adres van zijn ouder(s). Nadat de noodzakelijkheid van de kosten is vastgesteld, wordt bekeken of het onderhoudsrecht te gelde kan worden gemaakt (zie ook hieronder). Een jongere kan bijvoorbeeld geen onderhoudsrecht te gelde maken, als: - er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouders; - de ouders geen of onvoldoende draagkracht hebben; - beide ouders overleden zijn. Hoogte bijzondere bijstand De noodzakelijke bestaanskosten van de alleenstaande, de alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke norm in de inkomensvoorziening WIJ voor alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het inkomen van de jongere en de toepasselijke norm voor een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder in de inkomensvoorziening WIJ.
26
Eventuele inkomsten van de jongere zelf dienen in eerste instantie op zijn basisnorm in mindering gebracht te worden. Het meerdere wordt met de toeslag/bijzondere bijstand verrekend. Inkomsten die het karakter hebben van alimentatie/onderhoudsbijdrage moeten in eerste instantie verrekend worden met de toeslag/bijzondere bijstand. Voor de berekening van de norm voor een 21 jarige is het gemeentelijk toeslagenbeleid van toepassing, ( zie hiertoe de Toeslagenverordening Wet WIJ.) Procedure toekenning bijzondere bijstand De klantmanager beziet (nadat is vastgesteld dat de hogere bestaanskosten noodzakelijk zijn) of het onderhoudsrecht ten opzichte van de ouders volledig te gelde gemaakt kan worden. De jongere is verplicht de noodzakelijke informatie hierover te overhandigen of aan het verkrijgen daarvan mee te werken. In de meeste gevallen zal door de klantmanager (bij voorkeur schriftelijk) direct contact met de ouder(s) moeten opnemen. Praktisch komt het erop neer dat de ouder aan de dienst al dan niet toezegt alle kosten voor zijn rekening te nemen. Wil de ouder alle kosten dragen, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Wil de ouder de kosten niet dragen, dan wordt de maximale aanvullende toeslag verstrekt. Achteraf wordt dan een verhaalsactie ingesteld. Om die reden dient de klantmanager dit af te stemmen met de afdeling verhaal.
27
§ 3.3. Toeslagen voor jongeren 18 tot 21 jaar in een inrichting. Algemeen (artikel 23 van de WWB) De normen bij verblijf in een inrichting voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder en de partner(s) van de gezamenlijke huishouding wordt als algemene bijstand uitgekeerd voorzover de belanghebbende 27 jaar of ouder is. Daarnaast kunnen er kosten gemaakt moeten worden voor bijvoorbeeld het aanhouden van de woning. Deze kosten kunnen worden vergoed via de bijzondere bijstand. Bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting. Jongeren van 18 tot 21 jaar hebben geen recht op algemene bijstand voor verblijf in een inrichting noch op een inkomensvoorziening op grond van de Wet WIJ. ( art. 42 lid 1 sub k). In het algemeen zal van de ouders een bijdrage in de kosten van verblijf in de inrichting worden gevraagd. Als in verband met bijzondere omstandigheden de ouders niet of niet volledig kunnen bijdragen in de eventueel te maken kosten, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit geldt zowel voor de persoonlijke uitgaven als voor andere noodzakelijke kosten. Rekening moet worden gehouden met het feit dat ouders in deze situatie onderhoudsplichtig zijn. Als aanvullende bijzondere bijstand wordt verleend omdat de jongere niet in staat is de ouderlijke onderhoudsplicht te effectueren, hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid deze op de ouders te verhalen. Hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 29 van de WIJ) De hoogte van de eventueel te verstrekken norm voor 18 tot 21 jarigen in een inrichting is dezelfde als voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder. Er worden een vermogens/inkomenstoets uitgevoerd. Toeslagen voor alleenstaande ouders in een inrichting Artikel 29 van de WIJ voorziet in de bijstandnorm bij verblijf in een inrichting. De norm voor een alleenstaande ouder is gelijk aan de norm voor een alleenstaande. De situatie kan zich voordoen dat een alleenstaande ouder tezamen met het kind in een inrichting verblijft. In dergelijke gevallen zijn de kosten die de belanghebbende voor het kind moet maken, meestal zodanig dat de kinderbijslag daartoe een toereikende vergoeding biedt. Derhalve kan worden volstaan met het normbedrag voor een alleenstaande. Voor de gevallen dat hogere kosten dienen te worden gemaakt, is er aanleiding om de bijstand daarop af te stemmen door aanvulling met bijzondere bijstand.
28
§ 3.4. Overbruggingsuitkeringen Algemeen (artikel 18 en 35 van de WWB) Op grond van het individualiseringsbeginsel is een afwijking van de in de WWB genoemde normbedragen toegestaan. Dit gebeurt op grond van individueel bepaalde bijzondere omstandigheden, waardoor de bijstand bijzondere bijstand is. Een voorbeeld van een dergelijke afwijking is de overbruggingsuitkering. Aan de toekenning van een overbruggingsuitkering gaat altijd een afzonderlijke aanvraag vooraf. De geldlening als voorschot (artikel 52 van de WWB en 37 van de WIJ ) in het geval dat het recht op uitkering nog niet definitief kan worden vastgesteld, is geen overbruggingsuitkering in de zin van deze paragraaf, evenmin als de bijstandsuitkering die in afwachting van de beslissing van een ander uitkeringsorgaan wordt verstrekt. Overbruggingsuitkering asielzoekers en bewoners `Zienn crisisopvang Leek`. Overbruggingsuitkeringen kunnen van toepassing zijn voor asielzoekers die vanuit een AZC afkomstig zijn of in geval er sprake is van verblijf in `Zienn crisisopvang Leek. ` (voorheen Hospitium `Den Eikelaar`.) In die gevallen kan het voorkomen dat men een financieel gat moet overbruggen. Om dit te overbruggen kan eenmalig bijzondere bijstand worden verstrekt ter hoogte van de voor betrokkene geldende (nieuwe) bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag minus alle middelen en reeds betaalde lasten. Overbruggingsuitkering bewoners `Zienn crisisopvang Leek`. Bewoners van `Zienn crisisopvang` te Leek die in de crisisopvang verblijven ontvangen zak- en kleedgeld. (art. 23 WWB/29 WIJ) Bij overgang van crisisopvang naar reguliere opvang wordt de bijstands- c.q. WIJ-norm gewijzigd. Daarnaast is men vooraf de huur verschuldigd. Hierdoor ontstaat in de maand van wijziging een financieel gat. Om dit te overbruggen wordt eenmalig aan het begin van de maand van wijziging bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van de voor betrokkene geldende (nieuwe) (bijstands- of WIJ-norm exclusief vakantietoeslag minus alle middelen en reeds betaalde lasten. Overbruggingsuitkering bij terugval inkomen. Ook kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt wanneer er sprake is van een onvoorzienbare en ernstige terugval in het inkomen. In het algemeen worden ‘normale’ overgangen van loon naar uitkering en van uitkering naar uitkering niet als een zodanige terugval aangemerkt. Wanneer bij aanvang van de uitkering belanghebbende onvoldoende middelen bezit om de eerste maand in eigen levensonderhoud te voorzien, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Deze overbruggingsuitkering is de maandnorm exclusief vakantietoeslag en minus alle middelen en reeds betaalde lasten. Indien belanghebbende op korte termijn mogelijk over voldoende middelen kan beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, wordt de overbruggingsuitkering verleend in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48, tweede lid sub a, van de WWB.
29
4. DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN. § 4.1. Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen Algemeen Uitgangspunt van de WWB is dat de bijstandsnorm toereikend is en dat de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten worden betaald uit de eigen middelen (inkomen en vermogen). Dit geldt ook voor de noodzakelijke (vervanging van) duurzame gebruiksgoederen, zoals wasmachine, meubels, en de (volledige) inrichtingskosten. Voorliggende voorzieningen Men wordt geacht voor deze kosten te reserveren dan wel deze te financieren via gespreide betaling achteraf. Tevens is de langdurigheidstoeslag in een aantal situaties van toepassing. Mogelijke bijstand Omdat de duurzame gebruiksgoederen tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, waarvoor de belanghebbende dient te reserveren, wordt bij de bepaling van de hoogte van de te verlenen bijstand de liquide (te maken) geldmiddelen in de beoordeling betrokken. De mogelijkheid van een lening bij een kredietbank zo nodig met behulp van een borgstelling in het kader van de WWB zal eveneens onderzocht moeten worden. Als dit niet tot de mogelijkheden behoort, komt men pas voor een lening door de gemeente en eventueel bijstandsverlening om niet in aanmerking. Verwijzing GKB Wanneer bijstand wordt gevraagd voor duurzame gebruiksgoederen zal eerst doorverwijzing naar de Gemeenschappelijke Kredietbank (GKB) te Assen voor een lening moeten plaatsvinden. Verwijzing hoeft niet plaats te vinden, indien vooraf duidelijk is dat de GKB geen lening zal verstrekken. Geldlening voor duurzame gebruiksgoederen Bijstand in de vorm van een renteloze geldlening voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen is mogelijk ingeval de GKB niet in een lening kan of wil voorzien. Dit moet blijken uit een brief van de GKB waarin de reden van de afwijzing staat vermeld. Onderzoek dienst bij geldlening Bij verzoeken om een geldlening moet worden onderzocht: - of de kosten van het duurzame gebruiksgoed behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan; - of de aanschaf van het goed noodzakelijk is; - de hoogte van het benodigde bedrag; - de voorzienbaarheid van de uitgave en daarmee samenhangend de reserveringsmogelijkheden; - het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening. - het eventuele recht op de witgoedregeling (zie:paragraaf 4.4.) Voor de maximale hoogte van de noodzakelijke kosten van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wordt uitgegaan van de Nibudrichtlijnen. (zie prijzenboekje in Schulinck) Looptijd geldlening De looptijd van de geldlening is maximaal 36 maanden. In de situatie dat men heeft nagelaten geheel of gedeeltelijk te reserveren of een niet-noodzakelijke lening heeft afgesloten, kan, afhankelijk van de mate van het ongenoegzaam betoond besef van
30
verantwoordelijkheid, de aflossingstermijn op maximaal 48 maanden worden gesteld. Na drie of in laatstgenoemd geval vier jaar regelmatige en volledige aflossing wordt het restant van de lening buiten invordering gesteld. Aflossing De hoogte van de aflossingsbedragen wordt voor belanghebbenden met een inkomen ter hoogte van het sociaal minimum vastgesteld op tenminste 6% van de voor belanghebbenden van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Indien het maandelijkse aflossingsbedrag hoger ligt dan deze 6 % kan voor het meerdere aanvullende bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van suppletie. Het aflossingsbedrag wordt in deze gevallen afgerond op hele euro`s en blijft gedurende de gehele aflossingsperiode ongewijzigd, tenzij een wijziging van de woon/leefsituatie aanleiding geeft tot het wijzigen van de norm. (bijvoorbeeld van alleenstaande naar echtpaar of omgekeerd.) Op grond van artikel 51, tweede lid, van de WWB kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing altijd worden gewijzigd indien de omstandigheden van persoon en gezin daartoe aanleiding geven. Voor nadere regels omtrent de aflossing e.d. wordt verwezen naar het debiteurenbeleid. Voor het inkomensbegrip wordt aangesloten bij artikel 31 van de WWB. Matiging Indien er sprake is van noodzakelijk te achten extra financiële lasten kan de hoogte van het aflossingsbedrag worden gematigd. Samenloop met andere leningen/schulden Andere leningen bij de dienst worden zoveel mogelijk samengevoegd tot één lening. In andere gevallen kan een schuldregeling of schuldsanering aan de orde zijn. Witgoedregeling Huishoudens die gedurende 36 maanden een inkomen op minimumniveau hebben gehad kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor de witgoedregeling. (zie paragraaf 4.4.)
31
§ 4.2. Kosten van woninginrichting Algemeen De kosten van woninginrichting die verband houden met een noodzakelijke verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen te worden bestreden uit het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm via reservering of gespreide betaling achteraf. Wanneer de belanghebbende niet in staat is door individueel bepaalde bijzondere omstandigheden in de kosten van woninginrichting te voorzien, vindt eventueel bijstandsverlening plaats in de vorm van een geldlening. Voorliggende voorziening De mogelijkheden van kredietverlening door de GKB dienen te worden benut. Noodzakelijkheid Indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er onvoldoende of geen reserveringsmogelijkheden zijn geweest, kan er voor de kosten van woninginrichting afzonderlijke bijstand worden verstrekt. Een verhuizing is noodzakelijk wanneer daaraan een medische of sociale indicatie ten grondslag ligt. De voorgaande bijzondere omstandigheden maken dat de eventueel te verstrekken bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt als bijzondere bijstand. Meestal blijkt dit uit een urgentieverklaring. Men wordt geacht de kosten van de eerste woninginrichting zelf te dragen. Vorm bijstand (artikel 48 van de WWB) Bijzondere bijstand in de kosten van woning(her)inrichting (duurzame gebruiksgoederen) wordt verstrekt als geldlening of in de vorm van borgtocht. In bijzondere gevallen wordt de bijstand om niet verstrekt. Bovendien bestaat nog de mogelijkheid aanvullende bijstand te verstrekken in de kosten van periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen van geldleningen voorzover de te betalen bedragen de genormeerde aflossingsbedragen terzake van geldlening overtreffen. Aflossing De hoogte van de aflossingsbedragen wordt door personen met een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm (ongeacht de samenstelling van dit inkomen) vastgesteld op ten minste 6% van de som van de toepassing zijnde theoretische bijstandsnorm. (incl. vakantietoeslag) Indien het maandelijkse aflossingsbedrag hoger ligt dan deze 6 % kan voor het meerdere bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van suppletie. Het aflossingsbedrag wordt in deze gevallen afgerond op hele euro`s en blijft gedurende de gehele aflossingsperiode ongewijzigd, tenzij een wijziging van de woon/leefsituatie aanleiding geeft tot het wijzigen van de norm. (bijvoorbeeld van alleenstaande naar echtpaar of omgekeerd.) De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld als een inkomen boven de norm wordt genoten. De totaal door de belanghebbende te betalen bedragen worden zo vastgesteld dat hij ten minste blijft beschikken over de beslagvrije voet. Op grond van artikel 51, tweede lid, van de WWB kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing gewijzigd worden afhankelijk van de omstandigheden van persoon en gezin. Voor nadere regels omtrent aflossing e.d. wordt verwezen naar het debiteurenbeleid. Op grond van artikel 51, tweede lid, van de WWB kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing altijd worden gewijzigd indien de omstandigheden van persoon en gezin daartoe aanleiding geven.
32
Hoogte bijstand Uitgegaan moet worden van de noodzakelijk te achten woninginrichting. Voor de richtprijzen gelden de eigen richtlijnen van de ISD. Bij de bepaling van de hoogte van de bijstand moet het bedrag dat men redelijkerwijs had kunnen reserveren (voorzienbaarheid van de verhuizing) in mindering worden gebracht. Verhuizing naar woning waarvoor huurtoeslag kan worden ontvangen. Speciale aandacht verdient de categorie belanghebbenden met een woonkostentoeslag, die is gebaseerd op een huur boven de grens van de huurtoeslag en aan wie de verhuisvoorwaarde is opgelegd. Bij verhuizing naar een woning beneden de huursubsidiabele grens is het acceptabel om de noodzakelijke kosten van woninginrichting om niet te verstrekken, indien men korter dan drie jaar in de oude woning heeft gewoond. Het betreft alleen die zaken die noodzakelijkerwijs in verband met de verhuizing moeten worden aangeschaft omdat deze niet meer zijn te gebruiken in het nieuwe huis. Wel dienen de draagkrachtcriteria bijzondere bijstand toegepast te worden.
33
§ 4.3 Verhuiskosten Algemeen De kosten van een medisch of sociaal geïndiceerde verhuizing behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, geen afzonderlijke bijstand wordt verstrekt. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren dan wel een betalingsregeling te treffen. Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan bijstand worden verleend. De te verlenen bijstand krijgt daardoor het karakter van bijzondere bijstand. Voorliggende voorzieningen Met betrekking tot medisch geïndiceerde verhuizingen geldt de WMO als voorliggende voorziening. Ook bij twijfel dient beoordeeld te worden of de WMO van toepassing is. Noodzakelijke verhuizing Indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er onvoldoende reserveringsmogelijkheden zijn geweest, wordt bijzondere bijstand in deze kosten verstrekt. De noodzaak kan ondermeer worden bepaald aan de hand van (on)geschiktheid van de huidige woning in relatie tot: - psychische/sociale situatie van personen die behoren tot het huishouden van de belanghebbende - medische situatie van personen die behoren tot het huishouden van de belanghebbende waarbij de WMO geen uitkomst biedt; altijd de mogelijkheid van WMO-vergoeding onderzoeken. - de verhuizing dient een wezenlijke oplossing te bieden voor de sociale of medisch/psychische problemen; - jongeren en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen komen niet in aanmerking voor bijstand. Om niet In geval van verhuizing op sociale of medische gronden wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt en moet worden aangevraagd in de gemeente van vertrek. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de aanwezige draagkracht. De noodzakelijke kosten die rechtstreeks verband houden met de verhuizing (zoals het huren van een transportauto) kunnen worden vergoed. Verhuizing uit woning boven huurtoeslaggrens Wanneer betrokkene verhuist van een woning boven het maximum van de huurtoeslaggrens naar een woning die voor huurtoeslag in aanmerking komt, dan wordt de bijstand om niet verstrekt. Dit kan van toepassing zijn voor zowel huur als eigen woningen. De kosten voor de eerste maand huur en waarborgsom voor een nieuwe woning alsmede verschuldigde administratiekosten (en evt. transportkosten ) komen namelijk in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Dergelijke kosten maken deel uit van de kosten in verband met een verhuizing, welke behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het eigen inkomen op bijstandsniveau behoren te worden voldaan. Gelet op de betaling achteraf van de uitkering kan gesteld worden dat achteraf over de middelen beschikt kan worden. Alleen in individuele gevallen kan op grond van bijzondere omstandigheden bijstand worden verleend. De verlening vindt plaats in de vorm van leenbijstand.
34
Waarborgsom: De restitutie van de waarborgsom van de vorige woning moet altijd in mindering worden gebracht. Dubbele huur: Bij een niet-voorziene verhuizing of verhuizing op korte termijn, kan i.v.m. de in acht te nemen opzegtermijn hiervan sprake zijn. Voor de eerste maand huur voor de nieuwe woning bestaat geen recht op huurtoeslag als die al is toegekend voor de vorige woning. Ook bestaat geen recht op huurtoeslag als de huur ingaat na de eerste dag van de maand. In die gevallen moet over de betreffende maand het recht op woonkostentoeslag worden onderzocht. De bijstand voor dubbele huur wordt in principe om niet verstrekt. In geval van medische noodzaak van de verhuizing dient beoordeeld te worden of vergoeding via WMO mogelijk is.
35
§ 4.4. Witgoedregeling. Doelgroep: Huishoudens die gedurende een periode van 3 jaar (36 maanden) of meer een inkomen op bijstandsniveau hebben gehad kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor bijzondere bijstand om niet voor de vervanging van de wasmachine, koelkast, of gasfornuis. Reden toepassing soepeler beleid langdurig minima. Huishoudens met langer dan 3 jaar een inkomen op bijstandsniveau vormen vaak een financieel kwetsbare groep. Het zal duidelijk zijn dat na een lange periode van afhankelijkheid van een inkomen op minimumniveau er geen tot weinig reserves zijn om bijvoorbeeld een wasmachine te vervangen. Het is niet altijd mogelijk te sparen. Begrip langdurig. Het begrip `langdurig` is vastgesteld op 3 jaar. Dit sluit aan op de periode die gehanteerd wordt voor categoriale bijzondere bijstand voor personen van 65 jaar en ouder en de langdurigheidstoeslag. Verder is er in die situaties mogelijk sprake van langdurige werkloosheid en minder arbeidsmarktperspectief. Algemene voorwaarden: Naast het 3 jaar-criterium gelden de volgende voorwaarden: -
de aanvraag dient vooraf te worden ingediend onder overlegging van een prijsopgave; er dient geen sprake te zijn van een eerste aanschaf van het goed maar vervanging in verband met een defect; - de aanschaf van het goed dient noodzakelijk te zijn. Zo dient reparatie van het te vervangen goed niet meer mogelijk zijn (verklaring reparateur). Wanneer het apparaat aantoonbaar ouder is dan de gemiddelde levensduur (8 jaar) dan wordt deze verklaring niet gevraagd. - er dient ook daadwerkelijk sprake te zijn van aanschaf; - voor een apparaat kan slechts 1 x per 8 jaar bijzondere bijstand om niet worden verstrekt; (gemiddelde levensduur) Het driejarencriterium is leidend en beslissend en vormt een absolute grens. Wanneer er sprake is van huishoudens die nog geen 3 jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben, maar wel in een problematische situatie verkeren kan in die situaties geïndividualiseerd worden door middel van individuele bijzondere bijstand. Hoogte van de bijstand. Voor vaststelling van de hoogte van de bijstand dient aangesloten te worden bij de gangbare prijs van de Nibud-prijzenlijst. Nadere toelichting per kostensoort: Wasmachine: hiervoor geldt één prijs. (tabel 15 Nibud). Koelkast: 3 soorten worden op de lijst genoemd. 1. Koelkast met vriesvak
36
2. Koelkast zonder vriesvak 3. Koel/vriescombinatie Vergoeding wordt afgestemd op de prijs van koelkast met vriesvak. Eén van de andere koelkasten is ook toegestaan, maar de maximale vergoeding bedraagt nooit meer dan de kosten van het aangeschafte product met een maximum van de prijs van een koelkast met vriesvak. Gasfornuis: 5 soorten worden op de lijst genoemd: 1. gasfornuis (4 pits) + gasoven. 2. gasfornuis (4 pits) + elektr. oven 3. elektr. fornuis (4-plaats) + oven, keramische plaat 4. kookplaat gas 4 pits. 5. kookplaat keramisch 4-plaats Voor vergoeding komt in aanmerking het gasfornuis (4 pits) + gasoven. Een van de andere fornuizen/kookplaten is ook toegestaan, maar de maximale vergoeding bedraagt nooit meer dan de kosten van het aangeschafte product met een maximum van de prijs van een gasfornuis (4 pits) + gasoven. Verhouding t.o.v. duurzame gebruiksgoederen 65 jaar en ouder: De regeling geldt niet voor deze groep aangezien de categoriale bijzondere bijstand 65+ voor deze groep een voorliggende voorziening is. Ook hier geldt in bijzondere gevallen het individualiseringsbeginsel.
37
§ 4.5
Kosten van een babyuitzet
Algemeen De kosten van een babyuitzet worden in bijstandsland tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend, die men geacht wordt uit het eigen inkomen te voldoen door middel van reservering vooraf dan wel achteraf (lening). Bijstandsverlening in deze kosten is daarom in beginsel niet mogelijk. Voorliggende voorziening (Collectieve) zorgverzekering Bijzondere omstandigheden (artikel 35 van de WWB) Op grond van bijzondere omstandigheden kan van bovengenoemde hoofdregel worden afgeweken, waardoor de te verstrekken bijstand bijzonder wordt. Een bijzondere omstandigheid is het langdurig ontbreken van reserveringsruimte in het inkomen, vanwege in het verleden (voor de zwangerschap) afgesloten geldleningen voor andere noodzakelijke uitgaven. Vorm bijstand Een babyuitzet wordt tot de duurzame gebruiksgoederen gerekend. Daarom wordt bijstand in deze kosten in beginsel in de vorm van borgstelling of als geldlening verstrekt. Wanneer de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt de bijstand om niet verleend. Hoogte bijstand De totale vergoeding is vastgesteld op het bedrag Richtprijzen voor babyartikelen en is te vinden in het NIBUD Handboek. Er wordt uitgegaan van de totale norm voor het basispakket (tabel 21) aangevuld met een bedrag van € 100,00. Van dit totale bedrag dienen alle kosten te worden gefinancierd. .
38
5. WOONKOSTEN § 5.1
Woonkosten, huurtoeslag en bijzondere bijdrage huurlasten
Algemeen. Woonkosten behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitgangspunt is dat de algemene bijstandsuitkering in combinatie met huurtoeslag voorziet in de woonkosten. Bij de duurdere subsidiabele woningen blijft een groter deel van de woonkosten ten laste van de huurder. Indien geen of onvoldoende aanspraak op huurtoeslag bestaat, kan in bijzondere situaties via de bijzondere bijstand een tijdelijke woonkostentoeslag worden verstrekt. Om tot behandeling van de aanvraag woonkostentoeslag te kunnen overgaan, dient duidelijk te zijn dat betrokkene geen aanspraak kan maken op huurtoeslag. Door een wetswijziging is tussentijdse aanpassing van de huurtoeslag per 1 januari 2006 mogelijk geworden. Geen woonkostentoeslag voor bepaalde groepen Aan studerenden wordt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De Wet op de Huurtoeslag wordt geacht als een voldoende voorliggende voorziening te functioneren. Krakers en thuis- en daklozen komen gelet op hun specifieke situatie niet voor woonkostentoeslag in aanmerking. Zij moeten hun woonkosten voldoen uit het hen ter beschikking staand inkomen.
39
§ 5.2 Woonkostentoeslag huurwoning Algemeen Ondanks de Wet op de Huurtoeslag kan het voorkomen dat vanuit de bijzondere bijstand een bijdrage in de woonkosten moet worden verstrekt. De huurtoeslag is gelet op het inkomen te laag. Vanaf 1 januari 2006 kunnen wijzigingen gedurende het jaar worden doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Op basis hiervan kan een nieuwe voorlopige toekenning huurtoeslag (voorschot) worden vastgesteld. Te hoge huur Wanneer de huur van een woning hoger is dan de maximale huur voor huurtoeslag, bestaat er geen recht op huurtoeslag. In dat geval kan zolang als noodzakelijk maar maximaal voor de duur van één jaar een woonkostentoeslag worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat men zich voldoende inspanning moet getroosten om zo spoedig mogelijk de beschikking te verkrijgen over goedkopere woonruimte. Dit wordt in de beschikking opgenomen. Indien betrokkene in redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk. De verhuisvoorwaarde wordt niet opgelegd in een van de volgende situaties: - de woning is voor betrokkene aangepast via de WMO of de AWBZ; - voor de woning toepassing wordt gegeven aan de hardheidclausule Hw, zodat ondanks overschrijding van de huurgrens (toch) huurtoeslag wordt verstrekt, omdat die huurgrensoverschrijding het gevolg is van: - woningaanpassing om medische redenen; - de woning aan betrokkene is toegewezen wegens medische urgentie; - het CIZ de medische noodzaak heeft vastgesteld middels een advies. Aan woonkostentoeslag wordt maximaal verstrekt een bedrag gelijk aan de huurgrens minus de huurtoeslag waarop recht zou bestaan. Daarnaast kunnen woonkosten hoger dan het bedrag van de huurgrens in de Wet op de Huurtoeslag in aanmerking komen voor bijstandsverlening. Voorbeeld: Hoogte netto huur: € 900,00 Maximale huurgrens: € 650,00 Wanneer de huurgrens van € 650,00 niet zou worden overschreden zou er recht bestaan op een maximaal bedrag van € 300,00 aan huurtoeslag. Te verstrekken bijstand in dit voorbeeld: € 300,00 (maximale huurtoeslag) + € 250,00 (verschil tussen huursubsidiegrens en netto huur) = € 550,00. Jongeren tot 23 jaar Voor jongeren tot 23 jaar geldt een apart maximumhuurbedrag en een aparte tabel. Wanneer een jongere een woning huurt boven het op hem van toepassing zijnde maximum huurbedrag kan in het algemeen geen woonkostentoeslag worden verstrekt. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de individuele situatie van de jongere en/of zijn gezin daartoe aanleiding geeft. Voorwaarde is dat de jongere in een dergelijk geval een beroep doet op de hardheidsclausule uit de Wet op de Huurtoeslag. Afhankelijk van de individuele omstandigheden kan worden besloten om als overbrugging een woonkostentoeslag te verstrekken totdat nieuwe woonruimte is gevonden (maximaal
40
zes maanden) of totdat recht bestaat op (meer) huurtoeslag omdat de leeftijd van 23 jaar is bereikt. Nalatigheid aanvragen huurtoeslag Indien men nalatig is geweest in het benutten van de huurtoeslagmogelijkheden, moet rekening worden gehouden met artikel 14 lid 3 van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand. De maatregel is in principe gesteld op 100% gedurende de gehele periode waarop aanspraak op bijzondere bijstand gemaakt had kunnen worden. (zie maatregelenbesluit) Zelfstandige woonruimte Evenals bij de huurtoeslag kan er slechts een woonkostentoeslag worden verstrekt als men 18 jaar of ouder is en zelfstandige woonruimte bewoont. Van een zelfstandige woonruimte is sprake ingeval van: eengezinswoningen, appartementen, flats e.d. met een eigen toegang, toilet en keuken. Bewoners van de door de minister aangewezen wooneenheden (geen zelfstandige woonruimte) kunnen echter wel in aanmerking komen voor huurtoeslag/woonkostentoeslag. Kamerbewoners, bewoners van verzorgingstehuizen/bejaardentehuizen en vakantiewoningen komen niet voor een woonkostentoeslag in aanmerking. Vaststelling hoogte woonkosten Uitgangspunt voor de vaststelling van de woonkosten c.q. de woonkostentoeslag is de subsidiabele huur. Dit is de kale huur minus de kosten van een eventuele garage en/of bedrijfskosten en vermeerderd met de servicekosten. Onderhuur/kostgangers Als de huurder een deel van de woning heeft verhuurd aan een onderhuurder of kostganger wordt het huurbedrag verminderd met een bedrag dat evenredig is met het gedeelte van de woning dat is onderverhuurd. De uitkering wordt in deze gevallen bij de berekening van de woonkostentoeslag getoetst aan de bijbehorende bijstandsnorm en de maximale toeslag. Geen dubbele korting Ontvangt bovenstaande huurder een bijstandsuitkering, dan behoeft het huurbedrag niet verminderd te worden. Bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag is namelijk al rekening gehouden met het kostenvoordeel. Hoogte theoretische woonkostentoeslag Voor de vaststelling van de (theoretische) woonkostentoeslag kan gebruik worden gemaakt van dezelfde berekeningswijze als de Belastingdienst. Inkomen medebewoners Bij de vaststelling van de woonkostentoeslag wordt op dezelfde wijze rekening gehouden met inkomsten van medebewoners als bij de bepaling van de huurtoeslag. Hoogte bijstand /draagkracht De hoogte van de verstrekken woonkostentoeslag wordt mede bepaald door de vermogenstoets en het inkomen. Het inkomenssurplus wordt volledig op de theoretische woonkostentoeslag in mindering gebracht. Hetzelfde geldt voor vermogen boven de vermogensgrens. De draagkracht is 100 %.
41
§ 5.3
Woonkosten eigen woning
Algemeen Bewoners van een eigen woning kunnen ook in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag. Daarmee wordt bereikt dat zij, nu er voor deze categorie geen recht bestaat op huurtoeslag, hetzelfde deel van hun inkomen aan woonkosten voldoen als huurders. Hoge woonkosten Indien de woonkosten hoger zijn dan de maximumhuur voor huurtoeslag van de huurtoeslagtabel, kan de woonkostentoeslag in beginsel slechts gedurende maximaal een jaar worden verstrekt. Voorwaarde daarbij is dat men vanaf het begin omziet naar goedkopere huisvesting waarvan de kosten beneden de maximumhuur voor huurtoeslag liggen. Verlenging van de woonkostentoeslag is mogelijk, indien de betrokkene aan kan tonen dat hij in redelijkheid geen goedkopere woonruimte heeft kunnen verkrijgen of wanneer één van de onderstaande situaties zich voordoet: - de woning is voor betrokkene aangepast via de WMO of de AWBZ; - het CIZ de medische noodzaak heeft vastgesteld middels een advies. Woonkosten De woonkosten waarmee bij de berekening van de woonkostentoeslag rekening wordt gehouden, zijn; - hypotheekrente (geen aflossing); - eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (WOZ); - premie brand- en opstalverzekering; - waterschapslasten; - rioolrechten; - erfpachtcanons; - groot onderhoud (voor-/naoorlogs); (zie Schulinck voor de normen) - onderhoud centrale verwarming; en voorzover van toepassing: - liftinstallatie; - algemeen beheer en administratie (bij flatgebouw en appartementen). Hypotheekrente De hoogte van de rentelasten wordt bepaald door het rentepercentage te vermenigvuldigen met de restant hypotheekschuld. Onderhoudsbedragen Voor de hoogte van de mee te nemen onderhoudsbedragen wordt verwezen naar de normen vermeld in Schulinck Handboek. Woonkostentoeslag De berekeningswijze van de woonkostentoeslag is gelijk aan die bij huurwoningen. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre met een eigen inkomen boven de norm en de inkomsten van huisgenoten rekening moet worden gehouden. Zie hiervoor de vorige paragraaf. Teruggave inkomstenbelasting/premieheffing (artikel 58 van de WWB) Als voorwaarde bij de toekenning van een woonkostentoeslag geldt dat de bewoner bij de belastingdienst moet verzoeken om een ‘Beschikking voorlopige teruggaaf. Dit in verband met de fiscale aftrekbaarheid van te betalen of betaalde hypotheekrente. Wanneer er een woonkostentoeslag is verstrekt, wordt de teruggave wegens hypotheekrente (als die volledig betrekking heeft op het bijstandstijdvak) beschouwd als inkomen. Dit inkomen
42
wordt achteraf verrekend met de woonkostentoeslag tot maximaal het bedrag dat aan woonkostentoeslag verstrekt is gedurende het belastingjaar. Premies/subsidies Eventueel ontvangen premies op de aankoop van een woning die bedoeld zijn als een tegemoetkoming in de verschuldigde bedragen voor rente en aflossing worden op het bedrag van de woonkosten en niet op de woonkostentoeslag in mindering te worden gebracht. Procedures Ter vaststelling van de woonkosten dienen bewijsstukken aanwezig te zijn, zoals: kopie van de eigendomsakte van de woning, de hypotheekakte, actuele stand van de hypotheekschuld, rente nota en betalingsbewijzen.
43
§ 5.4
Doorbetaling vaste lasten
Algemeen De kosten van het aanhouden van een woning bij tijdelijk verblijf in een inrichting of tijdens detentie kunnen aangemerkt worden als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Onder voorwaarden kan voor deze kosten bijstand worden verleend. Woonkosten Onder woonkosten worden in deze paragraaf verstaan: - huur - energielasten (gas, water en licht). Afhankelijk van de individuele omstandigheden komen verder de overige woonlasten in aanmerking die noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt om de woning aan te houden, zoals bijvoorbeeld inboedelverzekeringen e.d. Indien er sprake is van een eigen woning, dient de eigenaar een verzoek in te dienen bij de hypotheekverstrekker voor een tijdelijke opschorting van de hypotheekverplichtingen. Overigens komen de eventueel gestelde aflossingsverplichtingen nimmer voor bijstandsverlening in aanmerking. Kosten aanhouden woning tijdens detentie Degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, heeft, behalve indien hij tot bepaalde groepen behoort, geen recht op bijstand. Voor de kosten van het aanhouden van woonruimte in de periode dat de betrokkene rechtens zijn vrijheid is ontnomen, kan in de regel dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene om terzake een afdoende regeling te treffen. Alleen in acute noodsituaties waarin het voor de gedetineerde niet mogelijk is om zelf een afdoende regeling te treffen, kan mogelijk op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten op grond van artikel 16 lid 1 WWB. Verlening van bijzondere bijstand aan gedetineerden met toepassing van artikel 16 lid 1 WWB is in de praktijk dan ook niet uit te sluiten. Het betreft echter slechts heel uitzonderlijke situaties waarbij steeds een strikt individuele afweging van de omstandigheden noodzakelijk is. Opname in inrichting Gedurende een opname in een inrichting (bijvoorbeeld ziekenhuis/APZ) kan het noodzakelijk zijn dat de aanvrager de woonruimte aanhoudt. Bijzondere bijstand voor de doorbetaling van de vaste lasten van de woning is derhalve mogelijk. Voorwaarde is dat de opname in de inrichting tijdelijk van aard is en dat de belanghebbende na de opname terugkeert naar de woning waarvoor bijzondere bijstand wordt verleend. Dit gelet op de huidige domiciliebepalingen ingevolge de WWB. (art. 42 WWB) Bij gedwongen opname of verpleging in een psychiatrisch ziekenhuis (toepassing WET bopz, art. 37, eerste lid, Sr dan wel na ontslag van alle rechtsvervolging in een TBSinrichting op grond van art. 37b, eerste lid, Sr. bestaat eveneens recht op bijzondere bijstand. (wijziging van wet, zie verzamelbrief april/mei 2008) Wijziging bijstandsnorm bij vrijwillige opname in inrichting: Indien de belanghebbende op het moment van opname in de inrichting reeds een uitkering ontvangt op grond van de WWB, wordt in het algemeen de oorspronkelijk vastgestelde bijstandsnorm gehandhaafd tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin de opname in de inrichting plaatsvond. De bijstand volgend op deze twee maanden wordt als volgt vastgesteld:
44
1. de van toepassing zijn zak- en kleedgeldnorm ingevolge artikel 23 van de WWB wordt uitbetaald in de vorm van algemene bijstand. 2. bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de door betrokkene zelf te betalen noodzakelijke vaste lasten. Indien de belanghebbende naast de bijzondere bijstand in de vaste lasten tevens een uitkering krijgt voor bijvoorbeeld een weekendverblijf, dan dient bij de aanvulling rekening te worden gehouden met een vermindering van de norm met de woonkostencomponent. Wijziging bijstandsnorm bij gedwongen opname in inrichting: Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen het wel of niet ontvangen van een WWB-uitkering. In alle gevallen wordt de te verstrekken bijstand verstrekt in de vorm van bijzondere bijstand. Duur van de bijstandsverlening Bijstandsverlening is in beginsel mogelijk indien de opnameperiode niet langer is dan één jaar. Staat vooraf vast dat de opname langer dan één jaar zal gaan duren, dan kan eventueel bijstand worden verleend in de periode van huuropzegging. In de toekenningsbeschikking dient nadrukkelijk de periode te worden vermeld waarover bijstandsverlening zal plaatsvinden. Hoogte bijstand vaste woonlasten Bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de situatie dat de woning niet zal worden gebruikt. Vaak kan met de nutsbedrijven een regeling worden getroffen inzake de betaling van de voorschotnota’s. Dit wordt dan ook als voorwaarde worden gesteld voor bijstandsverlening. De voorschotnota`s komen in principe volledig voor vergoeding in aanmerking. Voorwaarde is dat de definitieve afrekeningen ter inzage worden gegeven, waarna de bijzondere bijstand definitief wordt vastgesteld.
45
KOSTEN NATURALISATIE/MEDISCHE KEURING INBURGERING § 6.1. naturalisatie/verlengen verblijfsvergunning. Algemeen: Voor legeskosten wordt in principe geen bijzondere bijstand verleend aangezien het hier gaat om kosten die behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen in geval van bijzondere omstandigheden kan bijstand worden verleend. Hieronder staat dit verder uitgewerkt. Geen bijzondere bijstand: -
Wanneer voor het eerst een verblijfsvergunning wordt aangevraagd. Wanneer het gaat om kosten verbonden aan naturalisatie. Het maken van deze kosten is een vrijwillige keuze.
Wel bijzondere bijstand in geval van bijzondere omstandigheden voor: -
Kosten van verlenging verblijfsvergunning van een bijstandsgerechtigde. Eerste aanvraag van kinderen van de bijstandsgerechtigde (bijvoorbeeld bij gezinshereniging. Overige individuele omstandigheden.
Wanneer bijzondere bijstand wordt verstrekt dan worden daar de voor een Nederlands identiteitsbewijs geldende kosten op in mindering gebracht. Die kosten worden namelijk door iedere Nederlander gemaakt.
46
§ 6.2. Kosten medische keuring voor ontheffing van de verplichting tot het afleggen van het inburgeringsexamen. Algemeen: Per 1 januari 2007 is de Wet Inburgering (WI) in werking getreden. In deze wet wordt aan bepaalde groepen vreemdelingen de verplichting opgelegd het inburgeringsexamen af te leggen. Vanaf 1 januari 2007 geldt dit inburgeringsexamen tevens als naturalisatietoets voor degenen die willen naturaliseren. Tevens dienen vanaf 21 september 2008 vreemdelingen voor het verkrijgen van een vergunning onder de beperking voortgezet verblijf of een vergunning voor onbepaalde tijd asiel/regulier het inburgeringsexamen te hebben behaald. Voorliggende voorzieningen Er zijn geen voorliggende voorzieningen. Vergoeding op grond van de Wet Inburgering of het werkdeel WWB is niet mogelijk. Ontheffing: Er bestaat de mogelijkheid tot het verkrijgen van een ontheffing van de verplichting tot het afleggen van het inburgeringsexamen. Deze ontheffing wordt verleend wanneer aanvrager aan kan tonen dat hij/zij door een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen. De aanvraag tot ontheffing moet worden onderbouwd met een (medisch) advies van een onafhankelijk arts. Wettelijk kader: A. Vreemdeling die in kader van de WI inburgeringsplichtig is. (art. 6 van de WI) B. Aanvrager van verblijfsvergunning regulier onder beperking voortgezet verblijf of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier en asiel, in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (vanaf 21-9-2008) C. Een vreemdeling die wil naturaliseren in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap (vanaf 1-4-2007) A wordt geregeld door de ISD. De ISD voert de Wet Inburgering uit. B en C wordt uitgevoerd door de gemeenten. Voor het verstrekken van de medische adviezen hebben de ISD-gemeenten het buro Solutions te Groningen ingehuurd. (Solutions vpr.nl) De kosten van het medische advies bedragen € 215,00. (2009) Hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand De kosten komen alleen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking indien er ontheffing wordt verleend..
47
7. OVERIGE KOSTEN: § 7.1
Begrafenis- of crematiekosten
Algemeen De noodzakelijk te achten kosten van lijkbezorging behoren voor de overledene tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen bestreden te worden uit de voorliggende voorzieningen. Wanneer de kosten van lijkbezorging hieruit niet bestreden kunnen worden, komen deze kosten voor rekening van degene die opdracht geeft tot begrafenis/crematie. In de regel behoren de kosten van een standaardbegrafenis of crematie voor de nabestaanden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Voorliggende voorzieningen Begrafenis- of crematiekostenverzekering, nalatenschap, overlijdensuitkering krachtens een sociale zekerheidswet (inclusief WWB), wet op de lijkbezorging. Bijstand aan de nabestaanden Degene die overlijdt laat al zijn bezittingen en schulden na aan zijn wettelijk erfgenamen (en als er een testament is mogelijk aan nog anderen) In de situatie dat de overledene gehuwd was dan voorziet het huidige erfrecht er in dat de nalatenschap overgaat op de langstlevende echtgenoot. Mocht er tevens sprake zijn van kinderen dan maken deze aanspraak op een kindsdeel, maar kunnen daar in beginsel pas over beschikken als de langstlevende echtgenoot is overleden. De kinderen hebben in dat geval dus een vordering op de langstlevende ouder. Uit de nalatenschap dient de langstlevende echtgenoot de schulden, waaronder de kosten van de begrafenis, te voldoen. Als de langstlevende echtgenoot dit niet kan uit de nalatenschap dan dient hij zelf voor die kosten op te komen en kan dan een beroep doen op de bijzondere bijstand. Wanneer er geen sprake meer is van een langstlevende ouder dan zullen de kinderen op moeten komen voor de begrafeniskosten voor zover deze niet kan worden voldaan uit de nalatenschap. In dat geval zullen de kinderen naar rato van hun aansprakelijkheid in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand indien men aan de overige voorwaarden voldoet. Wet op de lijkbezorging Wanneer er geen nabestaanden zijn of wanneer deze weigeren de begrafenis of crematie te verzorgen, dan is op grond van de Wet op de lijkbezorging de gemeente verplicht te zorgen voor de lijkbezorging. Deze wet wordt uitgevoerd door de afdelingen Burgerzaken. Als de Wet op de lijkbezorging reeds is toegepast, dan is bijstand voor deze kosten niet meer mogelijk. Er is dan reeds in de kosten voorzien. De Wet op de lijkbezorging kent zelf de mogelijkheid om het bedrag op de nabestaanden te verhalen. Indien de noodzaak is vastgesteld kan voor deze kosten wel weer bijzondere bijstand worden aangevraagd. Standaardkosten lijkbezorging De kosten van een standaardbegrafenis of crematie dienen sober te zijn. Voor een indicatie kan worden aangesloten bij de prijzengids van het Nibud.
48
§ 7.2
Eigen bijdrage Wet op de Jeugdhulpverlening
Algemeen Indien een kind op grond van de Wet op de Jeugdhulpverlening uit huis is geplaatst zijn de ouders een bijdrage verschuldigd in de hiermee gepaard gaande kosten. Deze ouderlijke bijdrage wordt opgelegd ongeacht de hoogte van het inkomen, ook wanneer dit zonder toestemming van de ouders gebeurt. De ouderbijdrage wordt vastgesteld door het LBIO (www.lbio.nl) Wanneer de ouders niet meer samenwonen dan wordt over het algemeen de ouder die op het moment van plaatsing voor het kind zorgde verzocht de bijdrage te betalen. Het LBIO schrijft in ieder geval de ouder aan die de kinderbijslag ontvangt. Ook als ouders geen kinderbijslag ontvangen is een ouderbijdrage verschuldigd. Voorliggende voorziening Omdat de kosten betrekking hebben op kinderen, is de kinderbijslag een voorliggende voorziening. Indien niet aan de onderhoudseis wordt voldaan, dan zal er geen recht op kinderbijslag bestaan. In dit laatste geval kan ook geen bijzondere bijstand worden verstrekt omdat de kosten van de LBIO-bijdrage in dat geval kosten zijn ter voldoening van Alimentatieverplichtingen van niet-noodzakelijke kosten. (uitspraken CRvB) (Afwijzingsgrond art. 14 onder a WWB) Het beleid van de ISD is dat in deze gevallen steeds een, individuele, financiële beoordeling plaatsvindt met betrekking tot de noodzakelijkheid. Aandachtspunt is de verhouding tussen inkomen en bijdrage. In de volgende situaties behoeft geen ouderbijdrage te worden betaald: -
wanneer aanvrager pleegouder is bij crisisplaatsing. Er behoeft dan 6 weken geen bijdrage betaald te worden wanneer aanvrager bezwaar heeft ingediend tegen de vrijwillige jeugdzorg aan minderjarige kinderen. Tegen justitiële plaatsing (ondertoezichtstelling) kan geen bezwaar worden gemaakt. Wanneer de AWBZ de plaatsing van het kind subsidieert Als het kind naar aanleiding van het plegen van een strafbaar feit door de rechter strafrechtelijk is geplaatst Als aanvrager alimentatie voor het geplaatste kind moet betalen als de rechter aanvrager heeft ontheven van het ouderlijk gezag als het kind een eigen inkomen heeft van tenminste € 226,89 per maand of een uitkering ontvangt op grond van de WSF. (geldt niet bij dagbehandeling)
In de volgende situaties kan buiten invorderingstelling worden verleend: wanneer aanvrager: - Wwb ontvangt berekend naar de norm voor een alleenstaande, een verstrekking ontvangt op grond van de Rva en andere categorieën 2005 en geen ander inkomen heeft. - zak- en kleedgeld ontvangt op grond van art. 41 van het Reglement verpleging ter beschikkinggestelden. - rechtens zijn vrijheid is ontnomen Hoogte: De ouderbijdrage is een inkomensonafhankelijke regeling. De verschuldigde bedragen liggen wettelijk vast. De hoogte van het inkomen heeft geen invloed op de hoogte van de ouderbijdrage, maar is wel afhankelijk van de leeftijd van het kind, de soort zorg en het aantal dagen per week dat het kind is geplaatst.
49
Bij het vaststellen van de bedragen wordt rekening gehouden met andere kosten voor het kind te maken zoals bezoekkosten, schoolgeld, verzekeringen of verblijfkosten in het weekend of tijdens vakanties.
50
§ 7.3. Kinderopvang/peuterspeelzaal. Kosten kinderopvang in het kader van uitstroom De kosten van kinderopvang die verbonden zijn aan het deelnemen aan noodzakelijke scholing of werkervaring behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien er een voorliggende voorziening bestaat, kan er voor deze kosten geen bijstand worden verleend. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van het contract met de kinderopvanginstelling en de betaling van de kinderopvang. In het contract dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden opgenomen: de soort kinderopvang, de te betalen prijs per uur, naw-gegevens, geboortedatum van het kind, het aantal uren kinderopvang per jaar en de duur van de overeenkomst. Voorliggende voorziening: Er zijn gemeenten die een (gedeeltelijke) vergoeding verstrekken vanuit de minimaregeling voor deze kosten. Wanneer recht? Ouders die werken en hun kinderen onderbrengen bij een geregistreerd kinderdagverblijf, bij geregistreerde buitenschoolse opvang of via een geregistreerd gastouderbureau, komen in aanmerking voor een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van het Rijk, de werkgever in een aantal gevallen, de gemeente of het UWV. Voorwaarde is wel dat gebruik gemaakt wordt van geregistreerde kinderopvang, anders bestaat geen recht op vergoeding. Voor een tegemoetkoming van het Rijk dienen ouders zelf eerst een aanvaag in te dienen bij de Belastingdienst. Aanvraagformulieren zijn te verkrijgen bij de kinderopvangorganisaties of de Belastingdienst. Voor de voorwaarden en de inhoud van de regeling wordt verwezen naar Handboek Schulinck en de site van de belastingdienst: www.belastingdienst.nl en het Ministerie van Sociale Zaken. (www.gemeenteloket.nl Kosten kinderopvang op sociale/medische gronden Kosten van kinderopvang die noodzakelijk worden geacht op medische en/of sociale gronden kunnen voor zover er geen voorliggende voorziening is in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand in het kader van maatschappelijke participatie deelneemt aan sociale activiteiten en hiervoor gebruik moet maken van kinderopvang. Hierbij moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling en sociale activering gericht op het laten participeren van een persoon in de maatschappij. In het eerste geval kunnen vanuit het participatiebudget de kosten worden vergoed tot maximaal een periode van 12 maanden. Draagkrachtpercentage: Bij de draagkrachtberekening is het uitgangspunt dat aanvrager niet nadeliger uit is dan wanneer in een vergelijkbare situatie wel recht zou hebben bestaan op een tegemoetkoming op grond van de Wet op de Kinderopvang. Om die reden wordt een draagkrachtpercentage gehanteerd van 35 % van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Kosten peuterspeelzaal.
51
De kosten van bezoek van een peuterspeelzaal behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die bestreden moeten worden vanuit het regulier inkomen. Bijzondere bijstand voor deze kosten is daarom niet mogelijk. In bepaalde situaties, wanneer er sprake is van een medische of sociale noodzaak voor ouder en/of kind kan er reden zijn om over te gaan tot bijzondere bijstandsverlening. (gedacht kan worden aan een situatie waarin het kind ADHD heeft of in die gevallen dat de ouder medische of sociale beperkingen heeft. Voor vaststelling van de noodzaak dient een verklaring te worden overlegd door een hulpverlenende instantie.
52
§ 7.4
Kosten van maaltijdvoorziening
Algemeen In de gemeenten is een door de gemeente gesubsidieerde maaltijdvoorziening bedoeld voor personen die door ziekte en/of andere omstandigheden niet meer voor zichzelf kunnen koken. Door gebruik te maken van deze maaltijdvoorziening kunnen deze personen veelal langer zelfstandig blijven wonen. Indicatiestelling De kosten van pedicure behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien er sprake is van een medische noodzaak kunnen de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Wanneer aanvrager 75 jaar en ouder is wordt er in alle gevallen vanuit gegaan dat er sprake is van noodzakelijkheid. Is aanvrager jonger dan 75 dan dient medische indicatie plaats te vinden. Hoogte bijstand Uitgangspunt voor de kosten van een warme maaltijd vormt het door het NIBUD gehanteerde referentievoedingsbedrag per warme maaltijd. Bij berekening van het bedrag per persoon wordt eveneens rekening gehouden met de gezinsgrootte. (zie inleiding op tabel) De extra kosten worden berekend door op de aan cliënt in rekening gebrachte kosten per maaltijd het bedrag van de referentievoeding per maaltijd in mindering te brengen.
53
§ 7.5.
Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Algemeen Het kan noodzakelijk zijn om een zelfstandige gedurende de bijstandsperiode een arbeidsongeschiktheidsverzekering te laten aanhouden. Dit mede om te voorkomen dat deze na beëindiging van de bijstandsverlening wordt geconfronteerd met acceptatieproblemen of aanmerkelijk ongunstige voorwaarden. Kosten verzekering De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking. In sommige gevallen is er sprake van extreem hoge premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voor de verlening van bijstand komt de premie in aanmerking waarmee een inkomen bij arbeidsongeschiktheid wordt verzekerd tot een netto bedrag per maand ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag plus een eventuele woonkostentoeslag en de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voorbeeld: Belanghebbende heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten voor een netto maandbedrag van € 3000,-- en de kosten bedragen € 500,-- per maand. Als noodzakelijk wordt aangemerkt een verzekerd netto maandbedrag van € 1100,-(bijstandsnorm echtpaar) De daarbij behorende premie is € 225,-- per maand.
54
§ 7.6. Kosten rechtshulp, griffierechten en bewindvoering Algemeen De eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en de bijkomende griffierechten worden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Bijstandsverlening is mogelijk. Kosten die samenhangen met een veroordeling van de bijstandsaanvrager in de proceskosten van de tegenpartij, komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Als op grond van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand rechtshulp is verleend, kan de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp worden aangenomen. Dit heeft tot gevolg dat voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en de bijkomende griffierechten etc. bijstand kan worden verleend, zowel in bezwaar- als beroepsprocedures. Of het een zaak tegen de gemeente betreft, is niet van belang. Ingeval de Raad voor de Rechtsbijstand de procedure niet noodzakelijk acht, is er ook geen reden voor bijstandsverlening voor de proceskosten. Kosten van rechtshulp waarvoor bijstand is verleend en die vervolgens via de gerechtelijke procedure aan de belanghebbende worden vergoed, dienen aan de dienst te worden terugbetaald. Wanneer de aanvrager om formele redenen niet in aanmerking komt voor een toevoeging moet de ISD zelf een afweging maken over de noodzaak van de kosten. Ook wanneer aanvrager de toevoeging niet of te laat heeft aangevraagd zal een afweging gemaakt moeten worden over de noodzakelijkheid van de kosten. De Raad heeft immers geen oordeel kunnen geven over de noodzakelijkheid ervan. In het laatste geval moet wel onderzocht worden of er sprake is van onvoldoende besef voor de verantwoordelijkheid in het bestaan. Voorliggende voorziening Rechtsbijstandsverzekering. Bewindvoering De bewindvoerder/GKB zal voor de werkzaamheden een vergoeding in rekening brengen. Voor het vaststellen van de vergoeding is de bewindvoerder gebonden aan landelijk vastgestelde tarieven van het LOK. Salaris bewindvoerder Een bewindvoerder heeft in beginsel geen recht op een beloning indien degene wiens goederen onder bewind zijn gesteld een inkomen heeft dat slechts bestaat uit een periodieke uitkering. Dit zal in de meeste gevallen bij ons bestand zo zijn waardoor er geen recht op bijzondere bijstand bestaat. Dit is alleen anders als op grond van bijzondere omstandigheden de kantonrechter de beloning anders regelt. Dan moet de bewindvoerder wel voor de kosten vooraf verantwoording afleggen waardoor de beloning pas achteraf kan worden vastgesteld. Bijzondere bijstand kan alleen worden toegekend als die desbetreffende machtiging van de rechter er bij zit. Over het algemeen worden hiervoor de bedragen van het LOK gebruikt. Zie hiervoor ook Schulinck waarin de bedragen worden genoemd. Dit onderwerp wordt daar ook uitgebreid besproken. Overige kosten Voor de intakekosten en de overig aantoonbaar concrete kosten kan wel bijzondere bijstand worden verstrekt mits aan alle voorwaarden is voldaan.
55
Nodig om de aanvraag te beoordelen: - ingevuld inlichtingenformulier met bewijsstukken - beschikking van de kantonrechter waarbij het bewind is ingesteld - overzicht van de door de bewindvoerder gemaakte c.q. gedeclareerde kosten - nadere beslissingen van de kantonrechter mbt dit bewind (machtiging, bewijs dat beloning achteraf is vastgesteld) Er moet een uitspraak van de kantonrechter zijn waarin de vergoeding is vastgesteld - Aanvraag moet achteraf ingediend worden! De bijstand wordt per maand betaald. - Mocht bijzondere bijstand zijn verstrekt voor rechtshulp en griffierechten dan dienen bij veroordeling van de tegenpartij tot betaling van deze kosten de kosten verhaald worden.
56
7.7. Reiskosten: Algemeen Reiskosten binnen de woonplaats komen niet voor vergoeding in aanmerking Reiskosten bezoek gedetineerden Voor deze kosten gemaakt door gezinsleden kan bijzondere bijstand worden verleend voor de tot het gezin behorende familieleden. (bijvoorbeeld partner, kind en ouders). Frequentie: Er wordt uitgegaan van twee bezoeken per maand van naaste familieleden (partner, kind en ouders) Reiskosten studerende kinderen jonger dan 18 jaar. Voorliggende voorziening: De WTOS is een aan de bijstand voorliggende, toereikende en passende voorziening. Voor de direct met het volgen van een studie samenhangende kosten is de WTOS een passende en toereikende voorziening en staat daarom in de weg aan de verlening van bijstand. De toelage op grond van de WTOS bevat geen aparte component voor reiskosten. Om die reden is de WTOS geen toereikende en passende voorziening voor de reiskosten van schoolgaande kinderen omdat de wetgever mede vanuit budgettaire overwegingen heeft gekozen voor een forfaitaire benadering in plaats van een benadering die maatwerk levert. Er kan dan ook in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand worden verstrekt voor reiskosten, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. (CRvB 27-01-2009, nr. 07/5172 WWB) Bij de beoordeling van de noodzakelijkheid dienen de volgende aspecten in aanmerking te worden genomen: -
-
Er is geen soortgelijke opleiding in de regio De voorliggende voorziening, bijvoorbeeld WTOS is uitgeput De reisafstand (enkele reis) bedraagt meer dan 10 kilometer. (De reden hiervoor is dat men dan geacht wordt de 10 kilometer op de fiets of bromfiets te kunnen overbruggen.) Andere bijzondere omstandigheden.
Hoogte vergoeding: Reiskosten in verband met studie: Maximaal 50 % van de kosten van het openbaar vervoer kunnen worden vergoed. Voorliggende voorziening: De Stichting Provinciaal Studiefonds verstrekt bijdragen in de schoolkosten, studiekosten en reiskosten aan inwoners van de provincie Groningen. Met ingang van het schooljaar 2013/2014 komen inwoners van de gemeente Leek niet meer in aanmerking voor een tegemoetkoming via deze regeling. Inwoners van de gemeente Marum kunnen hier nog wel aanspraak op maken. Meer informatie op: http://www.provinciegroningen.nl/loket/subsidies/wonen-en-welzijn/studiefonds/
Reiskosten in overige gevallen:
57
De vergoeding wordt gebaseerd op de hoogte van het bedrag dat de belastingdienst hanteert bij gebruik eigen auto of de kosten van openbaar vervoer. Eventuele parkeerkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Reiskosten in verband met een omgangsregeling Reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide (gescheiden) ouders niet dicht bij elkaar wonen komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten in het kader van een omgangsregeling komen ten laste van de ouder tot wiens gezin het kind behoort. Deze kosten worden gezien als uitgaven die in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten.
58
§ 7.8.
Schuldhulpverlening
Algemeen Schuldhulpverlening is een lokale aangelegenheid, waarbij lokale autoriteiten de prioriteit bepalen. Gemeenten dienen hierbij dan ook de regierol te vervullen. De uitvoering van integrale schuldhulpverlening en van preventiemaatregelen gebeurt immers op lokaal niveau. Gemeenten hebben hierbij de verantwoordelijkheid om de meest kwetsbare groepen te helpen uit een uitzichtloze schuldensituatie te komen. Gemeenten hebben de regierol, maar hoeven en kunnen niet alle aspecten van schuldhulpverlening zelf uitvoeren. Een echte oplossing voor problematische schulden wordt bereikt door een integrale aanpak. Het maken van een goede diagnose, het begeleiden naar verschillende trajecten voor het wegnemen van de oorzaken die hebben geleid tot de problematiek en het aanbieden van trajecten om de ontstane problemen op te lossen. Vanaf 1 december 1998 is de WSNP (Wet schuldsanering natuurlijke personen) in werking getreden. Deze wet bevat een aanpassing van de Faillissementswet en voert een speciale titel in die specifiek gericht is op het saneren van schulden van natuurlijke personen. Naast het bestaande minnelijke traject werd een wettelijk traject toegevoegd. De in de ISD samenwerkende gemeenten nemen voor wat betreft de schuldhulpverlening diensten af van de GKB te Assen. Beschrijving diensten GKB Assen: Overeenkomsten 1. Sociale Kredietverlening. In dit geval zijn dat saneringskredieten ter financiering van een akkoord. 2. Schuldbemiddeling. Verdeling van de beschikbare gelden namens de schuldenaar over al zijn/haar schuldeisers, inclusief een jaarlijkse financiële hercontrole en eindafrekening. Looptijd van de schuldbemiddeling is (exclusief voortraject) maximaal 36 maanden. Budgetbeheer 3. Budgetbeheer plus. De GKB verzorgt maandelijks de doorbetaling van de primaire vaste lasten en huishoudgeld. De soort betaling staat vast en deze kunnen worden aangevuld met kort lopende betalingsregelingen, maximaal 6 maanden, voor schulden betrekking hebbende op een van deze lasten. 4. Budgetbeheer totaal. De GKB verzorgt een onbeperkt aantal doorbetalingen van de vaste lasten, inclusief reserveringen, huishoudgeld (per week of maand) en betalingsregelingen zoals bedoeld bij budgetbeheer beperkt. 5. Beschermingsbewind. De GKB treedt op als bewindvoerder conform de wettelijke taken, zie titel 19 boek 1 Burgerlijk Wetboek. Schuldregeling 6. Intake schuldregeling. De GKB verzorgt intake, rapport, advies en indien van toepassing een afwijzing of kredietverstrekking.
59
Zo nodig verzorgt de GKB een extra intake gesprek. 7. Traject schuldregeling. De GKB inventariseert de schulden en tracht een akkoord tussen de schuldenaar en schuldeisers tot stand te brengen, inclusief voorbereiding informeel dwangakkoord via een kort geding procedure. 8. Verklaring artikel 285 Fw. Na het mislukken van het minnelijke traject is de GKB namens de ISD gemandateerd deze verklaring af te geven. 9. Zitting. De GKB verzorgt op locatie zitting waar alle diensten van de GKB worden aangeboden. De zitting kan bestaan uit op afspraak of/en inloopspreekuur.
60
8. CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND 8.1. Categoriale bijzondere bijstand aanvullende zorgverzekering.
Vanaf 1 januari 2012 kan hier geen beroep meer op worden gedaan. Algemeen: De ISD heeft voor personen die een uitkering WWB, inkomensvoorziening WIJ, Ioaw en Ioaz ontvangen een collectieve zorgverzekering afgesloten. Omdat deze verzekering zich beperkt tot personen die een uitkering van de ISD ontvangen is voor overige minima de regeling categoriale bijzondere bijstand aanvullende zorgverzekering ingesteld. Voorliggende voorziening: Uitgesloten van deze bijstand zijn die personen die een collectieve zorgverzekering hebben afgesloten. (bijvoorbeeld via de ISD, een vakbond of belangenorganisatie.) of die de mogelijkheid hebben gehad deze af te sluiten via de ISD. Ook zullen zich situaties kunnen voordoen dat een uitkering van de dienst wordt ontvangen maar dat buiten de schuld van cliënt het afsluiten van een collectieve verzekering nog niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat iemand niet verzekerd is bij Menzis of Zilveren Kruis en niet meer kan overstappen. In die situatie kan de bijzondere bijstand worden toegekend tot het moment dat men kan overstappen. Voorwaarden: Leeftijd: Regeling is van toepassing voor personen van 18 jaar en ouder en de tot diens huishouding behorende partner, maar niet voor de tot diens huishouding behorende kinderen. Vorm van verzekering: De aanvullende verzekering dient overeen te komen met de door de ISD afgesloten collectieve zorgverzekering bij Zilveren Kruis (Beter af polis 3 sterren/ Tandverzekering Beter af polis met 2 sterren) en Menzis (Aanvullende verzekering 3/ Tandverzekering 2). Aan personen met een gebitsprothese wordt niet de voorwaarde opgelegd een tandverzekering af te sluiten. Heeft men om andere redenen geen tandverzekering afgesloten dan voldoet men niet aan de voorwaarden en bestaat geen recht op de vergoeding. Wanneer een aanvullende verzekering is afgesloten bij een andere dan de hierboven vermelde verzekeraars dan kan ook een vergoeding worden verstrekt mits de aanvullende verzekering wat betreft dekking overeenkomt met die van genoemde verzekeraars. Inkomen: Bij een inkomen tot 110 % van de voor aanvrager toepasselijke bijstandsnorm wordt in het geheel geen draagkracht aanwezig geacht. Bij overschrijding van deze 110 % bestaat in het geheel geen recht.
61
Vermogen: Van toepassing zijn de vermogensgrenzen als vermeld in artikel 34 lid 3 WWB
62
Hoogte van de bijstand De hoogte van de bijstand bedraagt € 11,00 per persoon per maand. (1-1-2011) Dit bedrag geldt ook voor personen die geen tandverzekering hebben omdat zij prothesedragend zijn. Het bedrag kan jaarlijks worden geïndexeerd. Vorm van de bijstand: Periodiek bijzonder waarbij eenmalig een beschikking wordt afgegeven. De bijstand wordt voor onbepaalde tijd toegekend. Jaarlijks wordt ambtshalve een controle uitgevoerd op het inkomen en woonsituatie van aanvrager. Bij de toekenningsbeschikking ontvangt men een mutatieformulier dat alleen bij mutaties behoeft te worden ingeleverd.. Zijn er geen mutaties, dan wordt de bijzondere bijstand per januari van het nieuwe jaar gecontinueerd. Wijze van aanvraag De aanvraag ter verkrijging van de voorziening kan worden ingediend op het daarvoor bestemde formulier, verkrijgbaar bij de ISD. Tijdstip van indienen/aanvragen De aanvraag kan worden ingediend tot en met drie maanden na afloop van het vorige kalenderjaar, waarbij in alle gevallen tot uiterlijk 1 januari van dat vorige kalenderjaar kan worden teruggegaan. Overgangsrecht: Voor personen woonachtig in de gemeente Marum die tot 1 januari 2006 in aanmerking kwamen voor de vergoeding aanvullende verzekering zoals gehanteerd in de gemeente Marum is de vermogensgrens niet van toepassing.
63
§ 8. 2 Collectieve zorgverzekering. De ISD heeft met de zorgverzekeraars Menzis en Zilveren Kruis een collectieve zorgverzekering afgesloten voor het WWB, WIJ, IOAW en IOAZ-bestand.. Voor de groep overige minima is er de bijzondere bijstand voor de premies aanvullende zorgverzekering. (zie paragraaf 8.1. van deze notitie.) Inhoud pakketten: Menzis: Menzis heeft voor het aanvullende pakket, Garant Noord (GN) een vrije pakketkeuze. Het aanvullende pakket GN3 en Tandverzekering 2 (TV 2) komt overeen met het pakket van Zilveren Kruis.(Beter Af 3 en Beter Af Tand 2) Menzis heeft in 2008 de voorwaarde van het afsluiten van een TV 3 voor deelname aan de Garant Noordregeling (GN) (het collectieve deel dat de ISD afsluit voor haar cliënten) losgelaten. Sinds 2008 is het ook mogelijk een Tandverzorgd TV 1 of 2 af te sluiten. Voorkomende tandartskosten die niet onder de dekking van TV 2 vallen worden gedekt vanuit een extra dekking van maximaal € 350,-- per persoon per jaar. Zilveren Kruis: Bij Zilveren Kruis zijn cliënten verplicht de pakketten Beter Af 3 en de Beter Af Tand 2 af te sluiten om deel te kunnen nemen aan het gemeentepakket. Dit is de verplichting die de zorgverzekeraar zelf heeft gesteld. Voor beide tandartsverzekeringen geldt dat men, indien men drager is van een volledige boven- en onderprothese, geen tandartspolis hoeft al te sluiten. Samenstelling pakketten voor deelnemers aan de collectieve zorgverzekering
Menzis:
GN 1,2 of 3 en TV 1 of 2. (vrije keuze)
Zilveren Kruis:
Beter Af 3 en Beter Af Tand 2 (geen vrije keuze)
Bijzondere bijstand als aanvulling op TV van Voor kosten die niet volledig gedekt worden door een aanvullende- of tandverzekering van Menzis Menzis en Zilveren Kruis: kan tot maximaal 350 euro per kalenderjaar aan b.b. worden verleend. (zie paragraaf 2.11) Ingangsdatum collectieve zorgverzekering
De 1e van de maand volgend op aanmelding door
64
Zilveren Kruis en Menzis:
de ISD.
Beeindigingsdatum collect. zorgverzekering: Zilveren Kruis:
Na beëindiging uitkering in alle gevallen 1 januari van het jaar daarop volgend.
Menzis:
Beëindigingdatum uitkering is in principe ook datum beëindiging collectieve zorgverzekering.
Meer informatie over de zorgverzekering is te vinden op:
www.minvws.nl/dossiers/zorgverzekering/default.asp
65
§ 8.3.
Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
Algemeen Personen met een handicap, chronisch zieken en ouderen hebben vaak extra kosten die niet of slechts gedeeltelijk vergoed kunnen worden, of zogenaamde `verborgen kosten` die gemaakt worden. Hierbij kan men denken aan hogere telefoonkosten in verband met het regelen van zaken die met de handicap of ziekte te maken hebben, extra kosten in verband met energieverbruik, extra kosten in verband met klusjes in en om huis, lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties of een bloemetje voor de mantelzorg. Omdat de kosten voor iedereen verschillend kunnen zijn, is gekozen voor uitbetaling van een forfaitair bedrag. Bepaling van de doelgroep: 1. In aanmerking komt diegene die op de datum van de aanvraag: a. 65 jaar of ouder is of: b. Tussen de 18 en 65 jaar en als chronisch zieke of gehandicapte is aan te merken in de zin van deze regeling, of een ten laste komend kind heeft jonger dan 18 jaar als bedoeld in art. 4 van de WWB dat is aan te merken als chronisch zieke of gehandicapte, en: 2. Niet als inwonend staat ingeschreven bij een zorgcentrum, verpleeghuis, gezinsvervangend tehuis of andere instelling ter verpleging of verzorging en: 3. Een inkomen heeft ter hoogte van maximaal 110 % van de voor hem geldende bijstandsnorm teruggerekend vanaf de datum van aanvraag en: 4. Voldoet aan een van onderstaande indicaties: •
• •
Langdurig thuiszorg en/of maaltijdvoorziening ontvangt (langer dan 1 jaar), een WMO-voorziening ontvangt; in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart; een voorziening voor werk ontvangt (voormalige Rea-voorziening, wordt nu uitgevoerd door UWV in het kader van WAO/WIA, Wajong, WAZ en ZW.) Voor 80 tot 100 % arbeidsongeschikt is verklaard; (WAO/WAZ/Wajong) Een handicap of chronische ziekte heeft. (fysiek, verstandelijk of psychisch van aard) Als voorbeelden van chronische ziekten kunnen worden genoemd: cara, astma, diabetes mellitus, epilepsie, reuma, lever- en darmziekten, spierziekten, nierziekten, hartafwijkingen, hemofilie, cystic fibrosis, chronische artritis, multiple sclerose, ziekte van Parkinson en kanker.
De hierboven genoemde indicaties zijn enkele voorbeelden, andere indicaties zijn ook mogelijk zoals bijvoorbeeld de lijst die het CAK hanteert. Aannemelijkheid van de kosten is het uitgangspunt. In tegenstelling tot de individuele bijzondere bijstand, kenmerkt categoriale bijzondere bijstand zich niet door het maatwerkprincipe, maar door het uitgangspunt dat een bepaalde categorie personen wordt geacht in bijzondere omstandigheden te verkeren waarvan het aannemelijk is dat zij bepaalde kosten hebben waarin de algemene bijstand niet voorziet en
66
die de aanwezige draagkracht te boven gaat. Dit houdt in dat er geen medisch advies gevraagd behoeft te worden Bewijsstukken: Als bewijs zou gedacht kunnen worden aan een van de volgende bewijsstukken: -
-
een bewijs van toekenning van langdurige (> 1 jaar) thuiszorg en/of maaltijdvoorziening. (dit laatste indien er een medische noodzaak is) beschikking WMO. kopie parkeerkaart een bewijs van toekenning van een voorziening voor werk. een bewijs van de arbeidsongeschiktheid 80-100 % (beschikking UWV) voor de chronische zieken dient een bewijsstuk van de huisarts of specialist met ingangsdatum te worden ingediend, tenzij op een andere wijze dit inzichtelijk wordt gemaakt. kostenoverzicht verband houdend met chronisch ziekte(n). een ander bewijsstuk van ziekte of handicap.
Moment van aanvragen De kosten kunnen nog worden ingediend tot en met 3 maanden, volgend op het kalenderjaar waarin deze kosten zijn gemaakt. Verhouding categoriale bijzondere bijstand – incidentele bijzondere bijstand. Bij individuele bijzondere bijstand gaat het om benoembare bijstand, voorbeeld reiskosten specialist. Deze kosten staan los van de categoriale bijzondere bijstand. De kosten die daartoe leiden zijn slechts indicatief. Ook bij afwijzing van een verzoek om categoriale bijzondere bijstand dient steeds een individuele afweging te worden gemaakt. Draagkracht en overige voorwaarden. a. In afwijking van het vastgestelde draagkrachtbeleid voor individuele bijzondere bijstand, is het beleid dat bij categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen bij een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm in het geheel geen draagkracht aanwezig wordt geacht. Bij een inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bestaat er geen recht op categoriale bijzondere bijstand. N.B.: Indien aanvrager in het bezit is van een eigen woning en er sprake is van overwaarde in de woning dan bestaat mogelijk toch recht op bijzondere bijstand. Zie hiervoor paragraaf 1.21 van deze notitie.
67
§ 8.4.. Categoriale bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen voor personen van 65 jaar en ouder. Onder toepassing van het bepaalde in artikel 35, lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB) kan aan personen van 65 jaar of ouder die langdurig zijn aangewezen op een minimum inkomen en van wie het vermogen de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Wwb niet te boven gaat, bijzondere bijstand worden verleend in de noodzakelijke kosten van aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Bepaling van de doelgroep: In aanmerking komt diegene die op de datum van de aanvraag: Echtparen waar een of beide partners 65 jaar of ouder is/zijn: b. Een zelfstandige huishouding voert en dus niet als inwonend staat ingeschreven bij een zorgcentrum, verpleeghuis, gezinsvervangend tehuis of andere instelling ter verpleging of verzorging. Onder het voeren van een zelfstandige huishouding wordt in dit verband verstaan de verplichting van aanvrager tot het betalen van woonlasten van de door hemzelf bewoonde woonruime, waaronder in ieder geval niet wordt verstaan een instelling voor verpleging of verzorging. Een aaneengesloten periode van 3 jaar een inkomen heeft gehad ter hoogte van maximaal 110 % van de voor hem geldende bijstandsnorm teruggerekend vanaf de datum van aanvraag; Moment van aanvragen: De te verlenen bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het forfaitair bedrag van € 275,00 per 12 maanden per leefeenheid. (norm 1-1-2011) De aanvraag kan nog worden ingediend tot en met 3 maanden, volgend op het kalenderjaar waarover deze kosten zijn gemaakt. Met ingang van 2010 wordt aan personen die in een voorgaand jaar aanspraak hebben kunnen maken op een tegemoetkoming op grond van deze regeling de bijstand ambtshalve toegekend. Draagkracht en overige voorwaarden. a. In afwijking van het vastgestelde draagkrachtbeleid bijzondere bijstand, is het beleid dat bij categoriale bijzondere bijstand gedurende een periode van 3 jaar bij een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm in het geheel geen draagkracht aanwezig wordt geacht. Bij een inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bestaat er geen recht op categoriale bijzondere bijstand. b. Geen recht op deze bijzondere bijstand bestaat indien aanvrager in genoemde periode van 3 jaar niet onafgebroken een zelfstandige huishouding heeft gevoerd. c. De onder a en b bedoelde periode van 3 jaar wordt als aaneengesloten beschouwd indien deze periode maximaal 3 maanden onderbroken is geweest; Uit het bovenstaande blijkt dat bij de verlening van categoriale bijzondere bijstand de toets of de betreffende kosten in het individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en
68
ook feitelijk zijn gemaakt, achterwege kan blijven. Hierin onderscheidt categoriale bijzondere bijstand zich dan ook van "normale" bijzondere bijstand (ook wel individuele bijzondere bijstand genoemd). Bewijs van aanschaf hoeft niet getoond te worden. N.B.: Indien aanvrager in het bezit is van een eigen woning en er sprake is van overwaarde in de woning dan bestaat mogelijk toch recht op bijzondere bijstand. Zie hiervoor paragraaf 1.22 van deze notitie.
69
8.6.
Computer voor minima met kinderen.
Algemeen: Scholen gaan er in de praktijk vanuit dat hun leerlingen thuis de beschikking hebben over een computer voor bijvoorbeeld het uitwerken van opdrachten. Soms zijn ouders om financiële redenen niet in staat een computer te kopen. Om deze groep tegemoet te komen is er de zogenaamde pcregeling. Voorwaarden: Doelgroep: Minima met kinderen die in groep 8 van het basisonderwijs of het eerste jaar van het voortgezet onderwijs zitten. Inkomen: Het inkomen van de ouders mag niet hoger zijn dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Vermogen: Van toepassing is de vermogensgrens als vermeld in art. 34 WWB. Hoogte van de bijstand: Kijk voor de juiste vergoedingen op de website www.noordenkwartier.nl onder de knop “aanvragen’. “Computer voor mimina met kinderen” Overige voorwaarde: Men mag niet reeds in het bezit zijn van een computer.
70
8.8. Langdurigheidstoeslag.
Zie website www.noordenkwartier.nl onder ` algemeen/verordeningen. `
71