Bijlagenrapport bodembeleid Westerkwartier, gemeenten Grootegast, Leek en Marum.
Inhoudsopgave 1. 2.a 2.b 3. 4.a 4.b 5. 6. 7. 8a. 8b. 9. 10a. 10b. 11. 12. 13. 14. 15.
diverse wet en regelgeving bodem wm vergunning en bodemtoets, nulsituatietoets redelijkheidsoverweging nulsituatie proces afstemming grondwerk toets (aanvullend) bodemonderzoek toets onverdacht meldingsformulier toepassen grond grondverzet en wegbermen/ gronddepot bestemmingsplan en bodemtoets bodemtoets bij bouwvergunningen checklist historisch onderzoek bodemonderzoek en archeologie grondaankoop en bodemonderzoek bodemkwaliteitsverklaring beslisschema bij verkoop van grond bodemdatabestanden bewijsmiddelen grondverzet asbest-verdachte omstandigheden lijst van afkortingen en verklaringen
Legenda van in de bijlagen en stroomschema's gebruikte afkortingen OG M RO OW BWT
= Opdrachtgever = taakveld Milieu = taakveld Ruimtelijke Ordening = taakveld Weg- en Waterbouw = taakveld Bouw en woningtoezicht
BIJLAGE 1 WETTELIJK KADER
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Willem de Vries MSW november 2005 definitief College van B&W 16 mei 2006
Wettelijk kader Wet bodembescherming (Wbb) Het uitgangspunt van de Wbb is het beschermen van de bodem en het multifunctionele karakter van de bodem te behouden, dan wel te herstellen. De wet beoogt om de kosten van uitvoer van saneringen bij de vervuiler neer te leggen. De belangrijkste verplichtingen, die in de Wbb zijn vastgelegd, omvatten de zorgplicht, de meldingsplicht en de saneringsplicht. Verder zijn in de Wbb zaken geregeld als financiering, registratie, toezicht en handhaving. Op grond van de Wbb zijn een aantal extra regels opgesteld, die vastgelegd zijn in algemene maatregelen van bestuur, waaronder: • Besluit ondergrondse opslagtanks (BOOT) • Lozingbesluit bodembescherming • Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen (BSB). In de meeste gevallen is de provincie het bevoegd gezag bij de Wbb. Bouwstoffenbesluit (Bsb) Om het hergebruik en de nuttige toepassing van secundaire grondstoffen, waaronder grond, te bevorderen is op 1 juli 1999 het Bouwstoffenbesluit in werking getreden. Het Bsb stelt milieuhygiënische eisen aan de samenstelling van de (secundaire) bouwstoffen en de wijze van verwerking in het werk. Onder het begrip werk wordt verstaan een bouwwerk, maar ook een grondwerk, zoals aanvullingen, ophogingen en waterwerken. Als gevolg van het Bouwstoffenbesluit is het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem alleen nog toegestaan door gebruik te maken van de ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet. Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet (MVG) Teneinde het hergebruik van licht vervuilde grond als bodem weer wettelijk mogelijk te maken is, als onderdeel van het Bouwstoffenbesluit, de MVG in werking getreden. Hergebruik is toegestaan, mits: • bodemkwaliteitskaarten zijn opgesteld; • een bodembeheerplan is opgesteld; • de grond van vergelijkbare kwaliteit is met de ontvangende bodem; • er een systeem van melding en registratie is ontwikkeld. Wet milieubeheer (Wm) De Wm benadert de milieuproblematiek integraal en omvat regels voor procedures, inrichtingen en milieuplannen. De Wm wijst de gemeente als bevoegd gezag aan met uitzondering van een aantal met name grotere inrichtingen waarvoor de provincie of het Rijk het bevoegd gezag is. Op grond van de Wm wordt, als onderdeel van de milieuvergunningverlening, en in diverse Amvb's in bepaalde gevallen een bodemonderzoek voorgeschreven (nulsituatie en eindsituatieonderzoek). Daarnaast zijn de gemeenten als bevoegd gezag verantwoordelijk voor bestuurlijke handhaving en zijn derhalve bevoegd bestuurlijke dwangmiddelen toe te passen. Op grond van de Wm zijn een aantal besluiten in werking getreden met als doel de bodem te beschermen. Als voorbeeld kunnen worden genoemd het Besluit aanwijzing gevaarlijke stoffen en het Besluit tankstations milieubeheer. Wet ruimtelijke ordening (WRO) Het doel van de WRO is het realiseren van de ruimtelijke ordening, waarbij de beschikbare ruimte optimaal wordt ingericht. Bij de ontwikkeling van gemeentelijke bestemmingsplannen is, op grond van art. 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, een bodemonderzoek op de locatie vereist. Woningwet In artikel 8, tweede lid, sub c van de Woningwet wordt vermeld dat de gemeente in de gemeentelijke bouwverordening regels moet opnemen die voorkomen dat op vervuilde grond wordt gebouwd. De gemeenten hebben derhalve de verplichting om bij het afgeven van een bouwvergunning eisen te stellen aan de kwaliteit van de bodem; voldoet de bodem niet aan de milieuhygiënische eisen, dan kan de gemeente een bouwvergunning weigeren of nadere eisen opnemen in de bouwvergunning. In de praktijk komt het er op neer dat een bodemonderzoek is vereist bij de aanvraag van een bouwvergunning. Onder bepaalde voorwaarden kan vrijstelling worden gegeven van de verplichting een bodemonderzoek in te stellen.
Landelijke ontwikkelingen BEVER (beleidsvernieuwing bodemsanering) Als gevolg van knelpunten in de uitvoering van de bodemsaneringsoperatie, is in 1995 het proces beleidsverandering bodemsanering (BEVER) in gang gezet. Een belangrijk aspect van BEVER is dat de saneringsdoelstelling multifunctioneel saneren is vervangen door functiegericht en kosteneffectief saneren, mits de vervuiling voor 1987 is ontstaan. Het geschikt maken van de bodem voor het huidige of beoogde gebruik staat hierbij centraal. Met het verschijnen van het rapport 'Van trechter naar zeef' is duidelijkheid geschapen over de technisch inhoudelijke invulling van functioneel bodemsaneren. Uitgangspunt bij de nieuwe strategie is een integrale aanpak van het gehele geval van bodemverontreiniging. Bij de aanpak van de bovengrond spelen de bodemgebruikswaarden per bodemgebruikvorm een belangrijke rol; het voorkomen van contact met de verontreiniging staat hierbij centraal. Bij de aanpak van de ondergrond gaat het om het verwijderen van mobiele verontreinigingen, waarbij de kosten medebepalend zijn voor het saneringsniveau. Het uiteindelijk doel is een zo min mogelijke nazorg van de restverontreiniging. Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) Stedelijke vernieuwing is gedefinieerd als het scheppen van condities voor de kwaliteitsverbetering van het woon-, werk-, productie- en leefmilieu in en rond de steden door het treffen van maatregelen die vooral gericht zijn op de aard en het beheer van de fysieke leefomgeving (VROM-definitie). Stedelijke vernieuwing beoogt door de genoemde kwaliteitsverbetering, verpaupering te voorkomen en te bestrijden, die door de toenemende druk op het stedelijk gebied dreigt. Bodemverontreiniging kan een belangrijke struikelblok vormen bij de ontwikkeling van stedelijke vernieuwing. Een goed en tijdig inzicht in de omvang van de te verwachten bodemproblemen is daarom van essentieel belang. Binnen het ISV worden ernstige gevallen van bodemverontreiniging in combinatie met ruimtelijke planontwikkeling aangepakt. Stagnatie van stedelijke vernieuwing als gevolg van een noodzakelijke stedelijke bodemsanering kan hierdoor worden vermeden. Bedrijvenregeling Bodemsanering In juni 2001 hebben overheid en bedrijfsleven afspraken gemaakt over een nieuwe regeling voor bodemsaneringen op bedrijfsterreinen. Afgesproken is dat er een wettelijke regeling zal komen met een saneringsplicht en een bijdrageregeling. Hierdoor wordt beter duidelijk wie verantwoordelijk is voor de sanering van een vervuild bedrijfsterrein en wordt duidelijkheid gegeven over een overheidsbijdrage in de saneringskosten. Voorafgaand aan de wettelijke regeling is er een interim-regeling. Rapport "Van trechter naar zeef" Het rapport "Van trechter naar zeef" is een praktische invulling van de uitgangspunten van functiegericht en kosteneffectief saneren. Het rapport vormde de basis voor het "Kabinetsstandpunt over de functiegerichte en kosteneffectieve aanpak van bodemverontreiniging", van 3 december 1999. Aanverwante beleidsvelden Naast de bovengenoemde ontwikkelingen is de bodem in het kader van ruimtelijke inrichting steeds belangrijker geworden: de beschikbare ruimte in Nederland is beperkt en de behoefte aan activiteiten groot. Daarmee is de behoefte om de bodem te gebruiken en om gericht om te gaan met verontreinigde gebieden toegenomen, en ook de betekenis (en financiële) waarde van de bodem. Het bodembeleid wordt derhalve in toenemende mate onderdeel van het beleid inzake ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting, economische zaken, civiele werken, burgerlijke en utiliteitsbouw (scholen, ziekenhuizen etc.) en archeologie. Het bodembeleid is daarmee gericht op het integreren van bodemsanering met andere maatschappelijke ontwikkelingen en andere beleidsvelden. Voor gemeenten is de noodzaak tot het opstellen van een consistent en samenhangend gemeentelijk bodembeleid steeds verder toegenomen. Dit is enerzijds een gevolg van de bovengenoemde ontwikkelingen. Anderzijds is het een voorwaarde om adequaat op nieuwe ontwikkelingen te kunnen inspelen.
BIJLAGE 2A Wm-vergunning en bodemtoets
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Willem de Vries MSW november 2005 definitief College van B&W 16 mei 2006
Activiteit tabel 3.2 NRB, of stoffen aanwezig bijla2e1 NRB? nee Activiteit valt onder Besluit verplicht bodemonderzoek bedr.terreinen nee Dreigt eventuele bestaande verontreiniging onbereikbaar te worden?
nee
nee
Onderzoekseis redelijk ? (zie par. 4.2.1) ja
1r Bodemonderzoek Nulsituatie/BSB Toelichting. De NRB-tabel en NRB-bijlage 1 staan op de pagina's hierna. Bij de aanvraag, of als voorschrift in de milieuvergunning zelf, kan de gemeente een nulsituatieonderzoek verlangen. Een nulonderzoek is bedoeld om de bodemsituatie op de plaats van de inrichting in kaart te brengen. Als de bodem op een later tijdstip nogmaals wordt onderzocht, kan, bij een eventueel geconstateerde bodemvervuiling, een veroorzaker worden aangewezen. Voor het uitvoeren van nulsituatie onderzoeken hanteert de gemeente de richtlijnen gegeven in de publicatie "Nulsituatie/BSB" (Sdu 1993).
nee
r Duurt potentieel bodembedreigende situatie
In alle gevallen dat een nulsituatieonderzoek wordt geëist, wordt ook een eindonderzoek voorgeschreven. De bedrijvengroep van de afd.Milieu is verantwoordelijk voor de hier beschreven werkwijze, en kan desgewenst daarbij ondersteuning krijgen van de bodemgroep
Eindonderzoek bij beëindiging activiteit
NRB lijsten Tabel 3.2 NRB activiteiten en subactiviteiten activiteit 1 opslag bulkvloeistoffen
Subactiviteit 1.1 ondergrondse of ingeterpte tank 1.2 bovengrondse tank, verticaal met bodemplaat 1.3 bovengrondse tank, vrij van de grond opgesteld (horizon-
2 overslag en intern transport bulkvloeistoffen
3 opslag en verlading stort- en stukgoed
4 procesinstallaties 5 overige activiteiten
taal/verticaal) 1.4 put/bassin 2.1 los- en laadplaatsen/vulpunt bovengrondse tank 2.2 leidingen 2.3 pompen 2.4 transport op bedrijfsterrein in open vaten e.d. 3.1 opslag stortgoed 3.2 verlading stortgoed 3.3 opslag en verlading vaste stoffen (inclusief visceuze vloeistoffen) in emballage (drums, containers etc.) 3.4 opslag en verlading van vloeistoffen in emballage (drums, containers etc.) 4.1 gesloten proces of bewerking 4.2 (half-)open proces of bewerking 5.1 riolering 5.2 calamiteitenopvangtank 5.3 werkplaats 5.4 afvalwaterzuivering
NRB Bijlage 1 Stoffenlijst Toelichting Over de vraag of bepaalde stoffen, stofgroepen of preparaten als bodembedreigend moeten worden aangemerkt is nog geen algemene consensus. In deze bijlage zijn twee stoffenlijsten opgenomen die een hulpmiddel kunnen zijn voor de bepaling of een stof potentieel bodembedreigend is. In geval van twijfel zal in gezamenlijk overleg tussen bedrijf en het bevoegd gezag vastgesteld moeten worden of er sprake is van een potentieel bodembedreigende stof. De eerste lijst is ontleend aan de zogenaamde BSB-lijst. De BSB-lijst is ontwikkeld in het kader van de vrijwillige bodemsanering op bestaande bedrijfsterreinen (Eindrapport van de Commissie Bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen, 1991). De tweede lijst is nieuw en is deels gebaseerd op stoffenlijsten uit andere beleidskaders. Beide lijsten kennen hun beperkingen. Zo is niet absoluut uitgesloten dat binnen stofgroepen individuele stoffen voorkomen die niet bodembedreigend zijn. Andersom kunnen er in uitzonderlijke gevallen bodembedreigende stoffen zijn die niet op de lijsten vermeld staan. Lijst 1 BSB-lijst Galvanische baden, beitsbaden e.d. bevattende Metalen BSB-lijst groep I (200), t.w. chroom (Cr), cobalt (Co), nikkel (Ni), koper (Cu), zink (Zn), arseen (As), molybdeen (Mo), cadmium (Cd), tin (Sn), barium (Ba), kwik (Hg), of lood (Pb) en/of Anorganische verbindingen BSB-lijst groep II (220), t.w. ammoniak, fluoride, cyanide, sulfide, bromide, of fosfaat.
Oplosmiddelen; ontvettingsmiddelen e.a. koolwaterstoffen waaronder Aromatische verbindingen BSB-lijst groep III (230) t.w. benzeen, ethylbenzeen, tolueen, xylenen of fenolen; Koolwaterstoffen als genoemd in de BSB-lijst groep VII (270), t.w. tetrahydrofuran, pyridine, tetrahydrothiofeen, cyclohexanon, styreen, weekmakers (ftalaten); Polycyclische Aromatische koolwaterstoffen (PAK) BSB-lijst groep IV (240), t.w. naftaleen, bituminieuze/teerachtige stoffen, creosootolie of carboleum; Gechloreerde/gehalogeneerde koolwaterstoffen (CKW/CFK) BSB-lijst groep V (250), t.w. vluchtige CKW's waaronder trichlooretheen (tri), tetrachlooretheen (per), dichloormethaan, 1,1,1-
trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, trichloormethaan (chloroform), freonen (CFK), chloorbenzenen, chloorfenolen, polychloorbifenylen (PCB). Bestrijdingsmiddelen als bedoeld in BSB-lijst groep VI (260), t.w. organische chloorverbindingen en chloorvrije verbindingen. Oliën als bedoeld in BSB-lijst groep VII (270) zoals boor- en snijoliën, walsolie, slijpolie, smeerolie, thermische olie, hydraulische olie, spijsolie. Lakken/verven bevattende stoffen als genoemd in de BSB-lijst groep VII (270), t.w. tetrahydrofuran, pyridine, tetrahydrothiofeen, cyclohexanon, styreen. Diversen behorende tot BSB-lijst groep VII (280) zoals lakken/verven, verdunning, ontlakkingsmiddelen, schoonmaakmiddelen, houtverduur-zamingsmiddelen, straalgrit, vliegas, anti-corrosiemiddelen en (kunst)harsen. Lijst 2 Potentieel bodembedreigende stoffen Organische vloeistoffen en waterige oplossingen of emulsies van organische stoffen, zoals oplosmiddelen verven, inkten, oliën, vloeibare brandstoffen, mengsels van water en alcohol(en), (chemische) reinigingsmiddelen, metaalbewerkingsvloeistoffen. Waterige oplossingen bevattende (verbindingen van) zware metalen of arseen. 3 Bestrijdingsmiddelen als bedoeld in het Bestrijdingsmiddelenbesluit alsmede de werkzame stoffen voor bestrijdingsmiddelen. 4 Vloeibare en vaste gevaarlijke stoffen en preparaten die volgens de WMS als zodanig moeten worden gekenmerkt, alsmede waterige oplossingen daarvan. 5 Bewerkte en onbewerkte vloeibare en pasteuze agrarische producten. 6 Dierlijke, overige organische en kunstmatige meststoffen. 7 Wegenzout en pekel. 8 Mineralen: - Ertsen (ijzererts, bauxiet, ilmeniet, jarosiet, fosfaaterts, chilisalpeter, etc.); - Steenkool. 9 Zwavel 10 Gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (BAGA). 11 Hieronder met name genoemde afvalstoffen: - GFT-afval; - Niet-gescheiden vast huishoudelijk afval; - Niet gescheiden bouw- en sloopafval; - Sloopauto's, autowrakken en niet gesorteerde delen daarvan; - Shredderafval; - Zuiveringsslib; - Vliegas; - Verontreinigd straalgrit; - Boorspoeling en boorgruis; - Emailslib.
BIJLAGE 2B Redelijkheidsoverweging nulsituatie
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Willem de Vries MSW november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
In het schema van bijlage 2a wordt naast de hierboven genoemde toetsing ook gekeken in hoeverre het redelijk is om een nulsituatieonderzoek te verlangen. Dit is om te voorkomen dat bij de aanwezigheid van hele kleine hoeveelheden bodembedreigende stoffen (zoals bijvoorbeeld een fles schoonmaakmiddel) een nulsituatie gevraagd wordt. Als bij een bedrijf dat onder een AMvB valt geen nulsituatieonderzoek is vereist (bv. mestopslag bij agrarisch bedrijf), dan zal dit ook niet voor een soortgelijke activiteit bij een vergunningplichtig bedrijf (bv. kinderboerderij) gevraagd worden. Voor (intensieve) veehouderijen is geen nulsituatieonderzoek vereist, op grond van een 2-tal uitspraken van de Raad van State (ABRvS 21 januari 1997, nr. E03.95.0821 en ABRvS 20 februari 2002, nr. 200104344/1). Hierin wordt geoordeeld dat bij uitoefening van reguliere activiteiten van een dergelijk bedrijf (o.a. opslag mest en veevoer, bovengrondse dieselolietank) geen nulsituatieonderzoek nodig is indien in de vergunning in voldoende mate gedragsregels en voorzieningen voor de bescherming van de bodem zijn opgenomen. In bepaalde gevallen kan het bevoegd gezag besluiten om een eerder uitgevoerd bodemonderzoek, bijvoorbeeld een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740), te accepteren als nulsituatieonderzoek. Dit zou mogelijk kunnen zijn als de deellocaties waar (toekomstige) bodembedreigende activiteiten worden uitgevoerd voldoende in het onderzoek zijn meegenomen. Dit is ter beoordeling van het bevoegd gezag, en dient gemotiveerd in de vergunning te worden omschreven.
BIJLAGE 3 Proces afstemming grondwerk
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Cathrien Bouwma november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
BIJLAGE 4A Toets (aanvullend) bodemonderzoek bij grondwerk
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Cathrien Bouwma november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
BIJLAGE 4B Toets onverdacht
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Jan Zijlstra Januari 2006 Definitief College van B&W 16 mei 2006
TOETS ONVERDACHT Raadplegen beschikbare 'bodem informatie' (zie bijl .12) + evt. aanvullend archiefonderzoek
Nee
(Bouwwerk gelegsn in W1 of 11
-Ja-
Nee
Bijzondere situatie: (voormalig) bedrijfsterrein, (vm) asbestbouvwerk, demping/stort ophoging onbekend rrateriaal, wegbermen, verhardingslaag, sd.
-Ja—
Nee
J_ Afkijkende grond tijdens afgraven? (Veel puin, asbest, gsur, verklemng)
Onverdacht
4a—*—;,
Verdacht
BIJLAGE 5 Meldingsformulier toepassen grond
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging
Willem de Vries MSW november 2005
Status
definitief
Vastgesteld door Vastgesteld op
College van B&W 16 mei 2006
Meldingsformulier hergebruik grond gem. Grootegast, Leek en Marum (toepassing als bodem) Graag volledig invullen. Dit formulier
moet 5 werkdagen
voor aanvang van de werkzaamheden
worden
ingediend.
Minder dan 2 m 3 grond hoeft niet gemeld t e worden.
# ƒ M
G e m e e n t e
7 / Grootegast
Bezoekadres: Postadres:
Hoofdstraat 97 Grootegast Postbus 46, 9860 AA Grootegast
Telefoonnr: Faxnummer:
0594-695795 0594-614029
E-mail:
[email protected]
,
,
gemeente Leek Tolberterstraat 66 Leek Postbus 100, 9350 AC Leek 0594-551515 0594-517512
[email protected]
Molenstraat 45 Marum Postbus 2, 9363 ZG Marum 0594-641333 0594-641733
[email protected]
I n te vullen door de b e t r e f f e n d e gemeente Meldingnummer:
Grond wordt toegepast in de gemeente:
1.
Meldingsplichtige
1.a
Naam
1.b
Straat en huisnummer
1.c
Postcode, woonplaats
1.d
Naam contactpersoon
1.e
Telefoonnummer contactpersoon
1.f
E-mail adres contactpersoon
2
•
Grootegast
• Leek
• Marum
Gegevens over de meldingsplichtige
1
2.
Medewerker:
De meldingsplichtige bruikt.
is de eigenaar
van het perceel
waar de grond wordt
herge-
Gegevens over de eventuele gemachtigde Gemachtigde Vaak voert de meldingsplichtige niet zelf de feitelijke toepassing uit, maar laat dit doen door bijvoorbeeld een aannemer of een grondverzetbedrijf . In dat geval kan de aannemer of het grondverzetbedrijf optreden als de gemachtigde die namens de eigenaar of opdrachtgever het meldingsformulier indient en mede ondertekent.
2.a
Naam
2.b
Straat en huisnummer
2.c
Postcode, woonplaats
2.d
Naam contactpersoon
2.e
Functie contactpersoon
2.f
Telefoonnummer contactpersoon
2.g
3. 3
E-mail adres contactpersoon
Gegevens over de plaats van herkomst Wat is de herkomstlocatie van de grond
S.v.p. tekening van de locatie / plattegrond bijsluiten met daarop ingetekend waar de grond wordt ontgraven.
3.a
Straat en huisnummer
3.b
Postcode, woonplaats
3.c
Kadastrale aanduiding locatie
Gemeente:
Sectie:
of X en Y coördinaten
X:
Y:
I s de grond afkomstig van een gemeente
• ja, ga verder met vraag 3.e
uit de provincie Groningen?
• nee, ga verder met vraag 3.f
3.e
Uit welke kwaliteitszone op grond van de bodemkwaliteits-kaart/bodembeheerplan is de grond afkomstig?
Naam/nummer bodemkwaliteitszone:
3.f
Een (kadastrale) kaart, waarop de plaats van herkomst van de grond is aangegeven is bi jgevoegd
3.d
3g
I n welk kader wordt de grond ontgraven? Bv. woningbouw, wegen aanleg
3.h
Welke diepte wordt de grond daadwerkelijk ontgraven?
3.i
I n welke periode wordt de grond daadwerkelijk ontgraven?
4. 4
• ja
• nee
Meter beneden / boven maaiveld / NAP
Van
tot
Gegevens over de plaats waar de grond wordt toegepast W a t is b e s t e m m i n g s l o c a t i e van d e
S.v.p. t e k e n i n g van d e l o c a t i e / p l a t t e g r o n d b i j s l u i t e n m e t d a a r o p i n g e t e -
grond
kend waar d e g r o n d w o r d t t o e g e p a s t
4.a
S t r a a t en huisnummer
4.b
P o s t c o d e , woonplaats
4.c
K a d a s t r a l e aanduiding l o c a t i e
Gemeente:
o f X en Y c o ö r d i n a t e n
X:
I n w e l k e k w a l i t e i t s z o n e op g r o n d
Naam/nummer bodemkwaliteitszone:
4.d
Nummer(s):
Sectie:
Nummer:
Y:
van d e b o d e m k w a l i t e i t s k a a r t / bodembeheerplan w o r d t de grond toeqepast? 4.e
4.f
Een (kadastrale) kaart, waarop de plaats van toepassing van de grond is aangegeven
• ja
• nee
Waarvoor w o r d t de grond toegep a s t ? B i j v . woningbouw, wegen aanleg
4.g
W e l k e hoeveelheid w o r d t toege-
m3 / t o n
past? 4.h
Op welke diepte w o r d t de grond toegepast?
M e t e r beneden / boven maaiveld / N A P
4.i 4.j
I n welke periode wordt de grond daadwerkelijk toegepast?
Van
tot
Wat is het gebruik van de locatie? Bijv. wonen met tuin, weg
5 Gegevens over de kwaliteit van de toe t e passen grond Kwaliteit van de toe t e passen grond 5
Aangegeven moet worden op welke wijze de kwaliteit van de toe te passen grond is vastgelegd. Deze verklaring of het rapport dient als bewijsmiddel t e worden bijgevoegd.
5.a
5.b
I s een door het ministerie van VROM erkende kwaliteitsverklaring afgegeven?
• ja, ga verder met vraag 5.b
Wie heeft de kwaliteitsverklaring afgegeven en wat zijn de kenmerken van de kwaliteitsverklaring
Naam:
• nee, ga verder met vraag 5.c
Plaats:
Nummer/kenmerk: Datum:
I s een kopie v / d verklaring bijgevoegd? 5.c
5.d
I s er een bodemonderzoek / partijkeuring uitgevoerd?
• ja, ga verder met vraag 5.d • nee, ga verder met vraag 5.e
Bodemonderzoek / partijkeuring is uitge-
Naam:
voerd door?
Titel onderzoek:
Plaats:
Rapportnr.: Rapportagedatum: I s kopie van onderzoek/partijkeuring
• ja
• nee
bijgevoegd? 5.e
5.f
Bevat de grond (bodemvreemde) bijmen-
• nee, ga verder naar 6
gingen?
• ja, ga verder met vraag 5.f
Uit welk materiaal (met gewichtspercentage) bestaat de bodemvreemde bijmenging?
Materiaal:
% (gewicht)
6 Gegevens over de transporteur 6
Transporteur
6.a
Naam, woonplaats
6.b
Naam contactpersoon
6.c
Telefoonnummer contactpersoon
De vervoerder van grond is verplicht op verzoek van het bevoegd gezag aan te geven wat er vervoert wordt. Een kopie van dit meldingsformulier dient aanwezig t e zijn. Daarnaast is op transport de Provinciale Milieuverordening van toepassing. Een afvalstroomnummer voor dit transport kan bij de provincie Groningen opgevraagd worden.
Verklaring eigenaar en eventueel gemachtigde De eigenaar van het perceel waarop de grond wordt hergebruikt en de eventuele gemachtigde: 1. melden het ontgraven van de grond en hergebruik op de bestemmingslocatie tenminste 5 werkdagen tevoren aan de b e t r e f f e n d e gemeente 2.
verklaren bekend t e zijn met de regels van de vrijstellingsregeling grondverzet, het gemeentelijk beleid beschreven in het Bodembeheerplan van de b e t r e f f e n d e gemeente en de procedures rondom het ontgraven en vervoeren van (licht verontreinigde) grond
3. 4.
erkennen alle verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden van het hergebruik van grond conform de vrijstellingsregeling grondverzet verklaren dat de grond na afgraving zonder verdere bewerking, het zeven van grove bestanddelen daargelaten, wordt toegepast
5.
verklaren bij toepassing op of nabij landbouwpercelen rekening t e houden met de fytosanitaire samenstelling van de grond (bv. bruinrot, aaltjes, etc.)
6.
melden, indien dit zich voordoet, direct aan de b e t r e f f e n d e gemeente dat bij ontgraven of toepassen van de grond bodemvreemd materiaal of eventuele bodemverontreinigingen zijn waargenomen
7.
verklaren dit formulier naar waarheid en volledig is ingevuld. Deze verklaring geldt tevens voor de hieronder aangegeven bijlagen
7.
Ondertekening
Als er sprake is van een gemachtigde moeten zowel de meldingsplichtige als de gemachtigde het formulier ondertekenen. Plaats
Datum
Naam en handtekening meldingsplichtige
Plaats
Datum
Naam en handtekening gemachtigde
RUIMTE VOOR OPMERKINGEN EN TOELICHTING
Onderstaand kunt u aangegeven dat er voor b e t r e f f e n d e transport van de grond een afvalstroomnummer noodzakelijk is. De acceptant van de grond is verantwoordelijk voor het doormelden van de ontvangst (kwartaalmelding) aan het Landelijk meldpunt afvalstoffen te Woerden (Postbus 241, 3440 AE Woerden) • j a , ik heb voor b e t r e f f e n d e transport een afvalstroomnummer nodig. [Indien j a is aangekruist moet een afvalstroomnummer aangevraagd worden bij de provincie Groningen] Indienen meldingsformulier Dit formulier dient t i j d i g en volledig ingevuld t e worden en voorzien t e zijn van bovengenoemde bijlagen en opgestuurd te worden naar de gemeente waar de grond wordt hergebruikt/toegepast (Zie pagina 1 voor adresgegevens van de b e t r e f fende gemeenten).
BIJLAGE 6 Grondverzet en wegbermen/gronddepot
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Willem de Vries MSW november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Grondverzet wegbermen/ gronddepot Wegbermen (interim-beleid) Uitgangspunten: - wegbermen beschouwen als 1 homogeen deelgebied - aanname: bovengrondkwaliteit licht verontreinigd - de beschermingsvariant buitengebied (zie gemeentelijk bodembeheerplan) wordt - voorzover de wegbermen buiten het milieubeschermingsgebied liggen - voor het deelgebied wegbermen opgeheven - vrij grondverzet binnen deelgebied wegbermen is toegestaan (voorzover betreft de wegbermen buiten het grondwaterbescherminsgebied) Consequentie: - wegbermgrond kan met wegbermgrond van elders worden aangevuld - wegbermgrond in depot mag zonder partijkeuring niet voor andere bestemming gebruikt worden - toepassing van grond uit depot "vrij grondverzet" en vrijstellingsgebieden BKK (P95
BIJLAGE 7 Bestemmingsplan en bodemtoets
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Bestemmingsplan wijzigen, actualiseren of nieuw RO
Aanleiding (voorgenomen) bouwaanvraag RO
ja
nee ja
Aanvaardbaar bestaand bodemonderzoek M nee
nee
Locatie verdacht ? (bijlage 4b)
ja nee
Functie bestemming wijzigt?
ja
1r
(Aanvullend) bodemonderzoek NEN 5740 RO/M
f
Voldoende informatie ?
nee
M ja
Bodemkwaliteitsverklaring (bijl.10b) met advies "geschiktheid voor beoogde functie" van taakveld Milieu aan taakveld RO, evt. incl. ontwerp-tekst bodemparagraaf.
Bodemkwaliteitsverklaring (bijlage 10b), advies taakveld Milieu aan taakveld Ruimtelijke Ordening: "onbekende bodemkwaliteit met advies voor vervolg", bijvoorbeeld: - onderzoek door gemeente in kader van landsdekkend beeld met daarbij een termijnstelling voor uitvoering van het onderzoek; - aanschrijving eigenaar voor bodemonderzoek. Advies is afhankelijk van de specifieke omstandigheden die van toepassing zijn voor de locatie.
BIJLAGE 8a Bodemtoets bouwvergunning
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Jan Zijlstra Januari 2006 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Bodemtoets bij bouwvergunningen Qouwaanvraag fcouvw.erk Legenda nummers stroomdiagram:
1. Voldotf het bouvw^erk aan de v o o r a a r d e n van artikel 2.4.1 van de bouwverordening? 1
Neef Vrijstelling \ bodem onderzoekt'
2. Is op basis van historisch onderzoek (WW 5725 + evt. aanvul!er.de gemeentelijke informatie sprake van een onverachte situatie
/"V Nee
3 Ligt het bouwwerf in zone W1 (wonen voor 1900) of in M (.industrie voor 1970) of één van de grijze vsrdacïnte gebieden op de gemeentelijke bodem kwsliteitskaart
** Afhankelijk
van cte vastgestelde
wrie Wiizigingen van (te SQuwverQttienitïg
kunnen genoemde
toetsingsctterè
afwijken
{ Bodem ondersoek uitvoeren
BIJLAGE 8b Checklist historisch onderzoek
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Cathrien Bouwma Januari 2006 Definitief College van B&W 16 mei 2006
formulier Historisch Onderzoek
Dit formulier kunt u indienen bij de Gemeente
Dit formulier is een hulpmiddel om te beoordelen of een bodemonderzoek vereist is om te komen tot een ontvankelijke bouwaanvraag. Met het beoordelen van dit formulier wordt door de gemeente geen uitspraak gedaan over de daadwerkelijke bodemgesteldheid, dit is pas mogelijk na het beoordelen van een bodemonderzoek conform NEN 5740.
formulier Historisch Onderzoek (behorende bij een aanvraag bouwvergunning) Niet in te vullen door de aanvrager: Bouwaanvraagnr:
1
Algemene gegevens Naam aanvrager Adres Postcode Woonplaats Telefoon
2
G
e b r u i k locarïc
het daadwerkelijke gebruik aangeven, bijvoorbeeld braakliggend, grasland, bouwland, erf, tuin, bedrijfsterrein.
in het verleden in het heden in de toekomst 3
Is eerder bodemonderzoek of bodemsanering uitgevoerd op uw perceel?
O nee O ja, in
4
O
onbekend
(een kopie van het rapport bijvoegen s.v.p.)
Zijn ondergrondse tank(s) aanwezig (geweest)? vermeld hier het jaartal van installatie van de tank, of de tank(s) is/zijn gesaneerd en/of verwijderd, de inhoud van de tank(s), voeg eventueel een kopie van het saneringscertificaat toe.
O nee
O
onbekend
O ja, sinds
5
Zijn grondverzetwerkzaamheden verricht op het perceel? het gaat hier om ophogingen, afgravingen, dempingen van sloten en watergangen e.d., ook aangeven waneer deze hebben plaats-gevonden, waar de grond vandaan kwam of naar toe is afgevoerd, voeg eventueel een kopie van het certificaat of partijkeuring van de grond toe.
O nee ja, nameO lijk
O
onbekend
6
Hebben zich in het verleden situaties op het terrein voorgedaan, waarbij de bodem mogelijk is verontreinigd? Hierbij gaat het om mogelijke bodembedreigende activiteiten zoals opslag van gevaarlijke stoffen, afvalstoffen, kolen en/of andere brandstoffen, lozingen op de bodem, calamiteiten zoals brand, lekkende tanks, kapotte leidingen
O nee ja, nameO lijk
7
O
onbekend
Is er een vermoeden van asbest(-verontreiniging) op het perceel? hierbij gaat het om de aanwezigheid van asbest op of in de bodem, bijv. door een puinlaag verontreinigd met asbest of een brand waarbij asbesthoudend materiaal zich heeft verspreidt.
O nee ja, nameO lijk
8
O
onbekend
Wordt grond aan of afgevoerd om het bouwplan te realiseren?
O nee O ja, herkomst/ bestemming grond aantal m3
Aldus naar waarheid ingevuld plaats datum naam
Handtekening
Historische gegevens die bekend zijn bij de gemeente (wordt ingevuld door de bodemmedewerker van de gemeente) Het perceel : Kadastraal bekend gemeente : Bodemkwaliteitszone: •
W1 of I1
•
W2, W3, W4 of buitengebied.
Recent bodemonderzoek: •
Niet bekend
•
Niet recent jaartal:
•
Aanwezig jaartal:
Melding grondstromen: •
Niet bekend
•
Aanwezig jaartal:
Voormalige bedrijfslocatie (HBB): •
Niet bekend
•
Bekend:
Gedempte sloten: •
Niet bekend
•
Bekend:
Locatie waarvoor de provincie bevoegd gezag is op grond van Wbb: •
Niet
•
Wel:
Archeologische gegevens bekend: •
Niet
•
Wel:
Tanks: •
Niet bekend
•
Bekend:
Wm-inrichting: •
Niet bekend
•
Bekend:
Locatie verdacht? O
nee
O
ja, want
Welk onderzoek is vereist? O
Verkennend onderzoek conform NEN 5740;
O
Verkennend onderzoek conform NEN 5707/5897;
O
Onderzoek volgens het gecombineerde protocol (Sdu-uitgave Bodemonderzoek Milieuvergunningen en BSB);
O
Nader onderzoek conform Protocol Nader Onderzoek deel 1 (Sdu-uitgave 1994, ISBN 90-12-09083) of de Richtlijn Nader Onderzoek deel 1 (Sdu-uitgave 1995, ISBN 90-12-08232-3);
O
Archeologisch onderzoek;
BIJLAGE 9 Bodemonderzoek en archeologie
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 19 mei 2006
De Wet op de archeologische monumentenzorg is nog in behandeling in de Tweede Kamer. Deze wet houdt een ingrijpende wijziging in van de monumentenwet 1988 en enkele andere wetten (Wet milieubeheer, Woningwet, ontgrondingswet) en vloeit voort uit de Nederlandse ratificatie van het verdrag van Valetta (Malta). Dit verdrag beoogt het cultureel erfgoed in de bodem te beschermen. Om dit mogelijk te maken dient voorafgaand aan de ontwikkeling van bouwinitiatieven een onderzoek plaats te vinden naar de archeologische waarden. Doel is het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te bewaren door inpassing in het bouwplan of, als dit niet mogelijk is, door het erfgoed zo goed mogelijk te documenteren en voor het nageslacht toegankelijk te maken. De belangrijke punten uit het voorstel voor de nieuwe Wet op de archeologie zijn: • Zorgplicht voor alle overheidslagen, zo ook gemeenten; • Verbod op het verstoren van de bodem zonder of in afwijking van een aparte (archeologie)vergunning. Dit verbod geldt voor door provincies en gemeenten nader aan te wijzen gebieden van archeologische waarde; • De archeologievergunning wordt verleend door het college van B&W. Een aantal minimumeisen op het gebied van de besluitvormingsprocedure wordt in de wet verankerd, zoals de inbreng van voldoende archeologische deskundigheid. De provincie toetst projecten waar grote gemeentelijke belangen spelen; • De vergunningaanvrager wordt beschouwd als 'veroorzaker'. De veroorzaker is verplicht de kosten voor onderzoek, inpassing van archeologie in bouwplannen en verwerking van opgravingen te dragen op een wijze vergelijkbaar met de huidige wettelijke praktijken in de zorg voor het milieu en de ruimtelijke ordening. Een en ander dient te worden geregeld in de voorschriften bij de vergunning; • Expliciete verplichting voor overheden en uitvoerende instanties om over de resultaten van het archeologisch (voor-)onderzoek te rapporteren. Als een bouwvergunning verleend wordt met de verplichting een archeologisch (voor)onderzoek uit te voeren, dan volgt er allereerst een bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bepaalt of er sprake is van een reële kans op het aantreffen van archeologie in de bodem. Is dit niet het geval, dan is er geen verder onderzoek noodzakelijk en kan het bouwplan starten. Is er wel een reële kans op het aantreffen van archeologische waarden, dan volgt een verkennend veldonderzoek met behulp van grondboringen (1e fase van onderzoek) en het graven van proefsleuven (2e fase van onderzoek). Als er daadwerkelijk archeologische waarden worden aangetroffen, worden kenmerken als kwetsbaarheid, diepteligging etc. afgewogen tegen de voorgenomen ingrepen in de bodem. Als de archeologische waarden in het gedrang komen kunnen aanpassingen van het bouwplan worden verlangd om de archeologische waarden te sparen. Is dit niet mogelijk, dan is een definitieve opgraving noodzakelijk. Uit kostenefficiëntie kan overwogen worden om het archeologische en verkennende onderzoek te combineren. Diverse onderzoeksbureaus kunnen deze diensten leveren. Archeologische aspecten, waaraan de gemeente toetst bij het laten uitvoeren van onderzoeken en het beoordelen van de rapporten, zijn: Het onderzoek moet: • voldoen aan de eisen van de KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie); • goed zijn uitgevoerd: men moet de informatie van de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) mee hebben genomen in het onderzoek en Archis moet zijn geraadpleegd (website van de ROB waarop alle gevonden archeologica staan vermeld); • goed gedocumenteerde rapportage bevatten: • alle boringen zijn overzichtelijk getekend op een kaart met bijbehorende (reeds gevonden) archeologica; • er zijn heldere conclusies en aanbevelingen m.b.t. eventueel vervolgonderzoek; • verzonden worden naar de provinciaal archeoloog; • door de provinciaal archeoloog zijn beoordeeld.
BIJLAGE 10a Grondaankoop en bodemonderzoek
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Aankoopadvies van taakveld Milieu aan taakveld RO met bodemkwaliteitsverklaring (bijlage 10b)
BIJLAGE 10b Formulier bodemkwaliteitsverklaring
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Bodemkwaliteitsverklaring Gemeente: Medewerker Bodem
Gegevens aanvrager Afdeling en naam Aanleiding
Beh. Ambtenaar Paraaf afd.hoofd
: :
Gegevens onderzoekslocatie Adres : Postcode, plaats : Kad.gemeente : Sectie / Nr : Grootte terrein (m2) : Archiefnr : Verklaring Op basis van: • gemeentelijk bodeminformatiesysteem; • bodemonderzoek (titel/omschrijving):.. kenmerk:.. , uitgevoerd door .. • beschikking provincie dd , kenmerk
•
, gedateerd .. ;
Omschrijving bodemkwaliteit op basis van onderzoeksresultaat: Ernst en urgentie: Mate van verontreiniging:
Omschrijving bodemkwaliteit op basis van historie: Historische activiteiten: Ubi-codering/prioriteit Vervolgactie op basis van HBB en/of ubi-codering Advies
op basis van vermoeden/beschikking i)
BIJLAGE 11 Beslisschema bij verkoop van grond
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Beslisschema bij de verkoop van grond
Aanvaardbaar bestaand bodemonder-zoek? M
ja
Kleine Strook/ Opp. < ca. 100 m2?
nee
Verdacht? (bijlage 4b)
ja
(Aanvullend) bodemonderzoek NEN 5740 RO/M
nee
Verontreinigde locatie? M
ja
Verkoopadvies 'geschikt' met BVV (bijlage 10b) M
Advies niet verkopen of verkopen onder formuleren vereiste gebruiksbeperkingen of sanerings- en/of beheersmaatregelen in verkoopacte, met Bodemkwaliteitsverklaring (bijlage 10b). M
BIJLAGE 12 Bodemdatabestanden
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
K. Mintjes november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
Tabel bodemdatabestanden NAAM BESTAND
TOELICHTING
Nazca Onderzoeksrapporten RMB
Bodemonderzoeksresultaten Ingekomen (niet in NAZCA ingevoerde) onderzoeksrapporten Registratie, voortgangsbewaking en handhaving meldingen grondverzet/bouwstoffenbesluit Voormalige bedrijfsterreinen, historisch bodembestand Voormalige bedrijfsterreinen, incl. afstrepingen Bedrijvenbestand Milieutoezicht + BOOT Recente luchtfoto's niet digitaal Bestand bouwvergunningen (woningcartotheek)
HBB-module VBT oud VGI-info Stroomlijn/GEON-Viewer Luchtfoto's Geobars/BCS
* Medio 2005 zal dit bestand gereed zijn om te worden beheerd.
BEHEER BODEMMEDEWERKER Ja Ja Ja
RAADPLEGEN T.B.V. VOORONDERZOEK Ja Ja Ja
Ja* Nee Ja Nee Nee Nee
Ja Ja Ja Ja Evt. Ja
BIJLAGE 13 Bewijsmiddelen grondverzet
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Jan Zijlstra, Gem. Grootegast november 2005 Definitief College B&W 16 mei 2006
bewijsmiddelen grondverzet
NEN 5740 onderzoek
Ja
Legenda nummers stroomdiagram: 1. Vl-ijsteiling grond verzet op grond van Bodem Kwal iteitsKaart? 2. Kwaliteitsverklaring / partijkeuring of ander bewijsmiddel? 3. Partij ongeroerd (Ja) of onderdeel bodem (Nee)? 4. Voldoende kv^liteitsgegevens? 5. Volledig onderzoek nodig?
BIJLAGE 14 Asbest-verdachte omstandigheden
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Jan Zijlstra, Gem. Grootegast november 2005 Definitief College B&W 16 mei 2006
Herkennen asbestverdachte omstandigheden De (vermoedelijke) aanwezigheid van asbest kan zowel worden gebaseerd op historische gegevens, als op bodemonderzoeksgegevens (veldwaarnemingen en/of analyses). Om te kunnen oordelen over het risico op aanwezigheid van asbest in het puin, moet gelet worden op de herkomst ervan (tussen 1945 en 1993 gebouwd/toegepast is asbest-verdacht; gesloopt met of zonder asbestinventarisatie BRL 5052 en/of asbestverwijdering BRL 5050, foto's/bouwdossiers van gesloopte bouwwerk). In de volgende situaties dient bij het beoordelen van de bodemkwaliteit een deskundig bodemonderzoeksbureau een visuele inspectie te laten uitvoeren naar het voorkomen van asbest in de bodem of in een verhardingslaag of in slib: • (voormalig) tuinbouwbedrijf; • (voormalig) agrarische bedrijfsterreinen; • watergang waarop is geloosd/afgewaterd vanaf asbest-verdachte locatie; • puinverhardingen of -funderingen, puin in grond; • (sloot)dempingen/stort met sloopafval en/of puin. De inspectie betreft het oppervlak van de locatie en de inhoud van de grondboringen. Wanneer er geen verdachte deeltjes worden aangetroffen in de bodem of in het puin, is er vooralsnog niet de noodzaak voor een verdergaand onderzoek. Indien een visuele beoordeling geen betrouwbare indicatie kan geven over eventuele aanwezigheid van asbest, dient een asbestonderzoek volgens wettelijke regels te worden uitgevoerd. Wanneer op asbest gelijkend materiaal wordt gevonden moet door een deskundig bureau de situatie beoordelen. Bepaald dient te worden of het gevonden materiaal inderdaad asbest is; zo ja, moet worden bepaald of het serpentijnasbest of dat het amfibool-asbest betreft en of het door middel van zeven of "hand picking" te verwijderen is uit de grond of het puin. Al naar gelang de situatie dient een bodemonderzoek NEN 5707 of een partijkeuring NEN 5897 te worden uitgevoerd. Indien tijdens of na ontgraven asbest wordt aangetroffen waar het niet werd verwacht, moet eveneens een asbestonderzoek als hiervoor beschreven worden uitgevoerd.
Asbestsanering. Doel van een sanering van een bodemverontreiniging met asbest is de blootstelling aan asbestvezels weg te nemen. Dit kan door de verontreiniging af te graven of door een leeflaag aan te brengen. Voor de sanering van een verontreiniging met asbest is een saneringsplan noodzakelijk. In het saneringsplan wordt de wijze van saneren beschreven. De sanering kan pas van start als de provincie dit saneringsplan heeft goedgekeurd. Indien het asbest voorkomt in een verhardingslaag is niet de provincie maar VROM-Inspectie/ Arbeidsinspectie het bevoegd gezag, en kan worden volstaan met een plan van aanpak dat tenminste bevat: • Veiligheids-&Gezondheidsplan • Werkplan BRL 5050 • Plan van aanpak CROW 132/AL22
BIJLAGE 15 Lijst van afkortingen en verklaringen
Status Opgesteld door Opgesteld op/laatste wijziging Status Vastgesteld door Vastgesteld op
Willem de Vries MSW november 2005 Definitief College van B&W 16 mei 2006
ABB AMvB AP04 APV Awb
Actief BodemBeheer Algemene Maatregel van Bestuur Accreditatie programma 04, monstername (van Raad voor accreditatie) Algemene Plaatselijke Verordening Algemene wet bestuursrecht
BAGA Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen BBP Bever BEVER/UPR BIO BIS bgv bkk bkv BOOT Bsb BSB B&W
DLG HBB HUM ILG IPO ISV MVG NAVOS NAZCA NEN NMP NO NRB NVN OO PMV SEB SUBAT UBI VNG VBT VROM Wbb Wm WRO Wsv
Bodembeheerplan Beleidsvernieuwing bodemsanering Uitvoeringsprogramma Beleidsvernieuwing Bodemsanering Bijzonder Inventariserend Onderzoek Bodem Informatie Systeem bouwgrondverklaring bodemkwaliteitskaart bodemkwaliteitsverklaring Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks Bouwstoffenbesluit BodemSanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen (commissie, stichting, etc.) Burgemeester en Wethouders
Dienst Landelijk Gebied Historisch BodemBestand Handhavings- en UitvoeringsMethodiek Investeringsbudget Landelijk Gebied InterProvinciaal Overleg Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (bij het Bouwstoffenbesluit) Nazorg voormalige stortplaatsen (onderzoeksproject Provincie Groningen) Naam van het belangrijkste onderdeel van het bodeminformatie-systeem waarin resultaten van bodemonderzoeken en de status van locaties worden verwerkt Nederlandse norm Nationaal MilieubeleidsPlan Nader Onderzoek Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten Nederlandse VoorNorm Oriënterend Onderzoek Provinciale MilieuVerordening Sanering in Eigen Beheer Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations Uniforme Bron Indeling (potentiële bronnen voor bodemverontreiniging) Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voormalige BedrijfsTerreinen (ministerie van ) Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu Wet bodembescherming Wet milieubeheer Wet Ruimtelijke Ordening Wet stedelijke vernieuwing
Gebiedscoderingen homogene deelgebieden Grootegast, Leek en Marum (exacte indeling vastgelegd in gemeentelijk bodembeheerplan): Code Omschrijving W1 Woonbebouwing sinds 19e eeuw, exclusief kleine kernen in het buitengebied W2 Woonbebouwing pas vanaf 1900 W3 Woonbebouwing pas vanaf 1945 W4 Woonbebouwing pas vanaf 1970 11 Industrieterrein, als zodanig in gebruik sinds 19e eeuw 12 Industrieterrein, als zodanig in gebruik sinds 1970 B Buitengebied
i
Doorhalen wat niet van toepassing is.