BELEIDSPLAN SCHULDHULPVERLENING LEEK, MARUM EN NOORDENVELD 1 juli 2012 – 1 januari 2016
1
2
1.
Inleiding/leeswijzer
Het beleidsterrein schuldhulpverlening is de laatste jaren voortdurend in beweging. Diverse onderzoeksrapporten hierover uitgebracht maken meer duidelijk over de omvang, oorzaken en gevolgen van schulden. Landelijk beeld is dat de vraag naar schuldhulpverlening en budgetbeheer de laatste jaren toeneemt. Mede door de economische crisis heeft deze trend zich ook in 2011 voortgezet. Wat tevens duidelijk wordt en dit is een landelijk beeld, is dat het niet alleen de minima zijn die een beroep doen op de schuldhulpverlening, maar ook de mensen met een hoger inkomen. Landelijke cijfers tonen aan dat in 2011 voor het eerst zich meer mensen bij de schuldhulpverlening hebben aangemeld met inkomen uit arbeid. (49%) dan mensen met een uitkering als enige inkomstenbron (44%) Het totaal aantal meldingen is overigens in 2011 landelijk stabiel gebleven. Wat het werkgebied van de ISD betreft is het beroep op schuldhulpverlening toegenomen met 10,4% ten opzichte van 2010. Overigens is de wachttijd van de kredietbank ondanks de toeloop redelijk stabiel gebleven. Voor de gemeenten Leek en Marum was de gemiddelde wachttijd in 2011 vier weken en voor de gemeente Noordenveld vijf weken. Het toenemende beroep op de schuldhulpverlening van de laatste jaren heeft er zeker aan bijgedragen dat schuldhulpverlening voor gemeenten niet meer vrijblijvend is maar nu een wettelijke verplichting is geworden. Deze verplichting is verwoord in de per 1 juli 2012 ingevoerde Wet op de Schuldhulpverlening (hierna te noemen SHV). De inwerkingtreding leidt er toe dat de gemeenten (lees: ISD) de taak krijgen om regie te voeren en integraal beleid te ontwikkelen. Dit kan worden vormgegeven door het stabiliseren of oplossen van problematische schulden en andere problemen in relatie tot de schulden waar de persoon mee te maken heeft. Te denken valt aan psychosociale problemen, relatieproblemen, maar ook zaken die betrekking hebben op woonsituatie, gezondheid, verslaving of gezinssituatie. Ook is er de mogelijkheid om een koppeling met andere beleidsterreinen tot stand te brengen. Er moeten keuzes worden gemaakt om integrale schuldhulpverlening te ontwikkelen. Door het vaststellen van dit beleidsplan “Schuldhulpverlening Leek, Marum en Noordenveld” wordt voldaan aan de wettelijke verplichting. In dit beleidsplan zullen de uitgangspunten voor de jaren 2012 tot en met 2015 worden aangegeven. Leeswijzer : Deze beleidsnotitie bestaat uit de onderstaande hoofdstukken: 1. Inleiding/leeswijzer 2. Wettelijke grondslag 3. Schuldhulpverlening in het algemeen en huidige uitvoering daarvan in de gemeenten Leek,Marum en Noordenveld 4. De processtappen binnen het geheel van schuldhulpverlening 5. Landelijke visie 6. Lokale visie 7. Uitwerking visie 8. Toelatingsbeleid in de schuldhulpverlening 9. Recidive 10. Actief wachtlijstbeheer
3
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Inzetten op preventie en nazorg Managementinformatie, kwaliteit en resultaten Streefcijfers Rechtsbescherming, klachten en geschillen Doorwerking van de Awb op de WGS Financiën Informatie en communicatie Samenvatting en beslispunten
De notitie wordt afgesloten met de vier beslispunten waar de gemeenteraad een besluit over moet nemen. Tevens zijn de volgende bijlagen bijgevoegd: a) Basisdienstenboek 2012 GKB b) Relatie met andere wetgeving c) Rolverdeling van de instanties werkzaam op het terrein van schuldhulpverlening d) Onderzoek `schuldhulpverlening loont e) Klachtenreglement GKB f) Concept werkproces ISD m.b.t. schuldhulpverlening
2.
Wettelijke grondslag
In artikel 4 van de nieuwe wet staan de taken die aan de gemeenteraad zijn opgedragen en die vastgelegd moeten worden in een beleidsplan: - Het vaststellen van een plan ten behoeve van integrale schuldhulpverlening voor een periode van maximaal vier jaar. - De hoofdzaken van het te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen van schulden. - Welke resultaten men wenst te behalen, welke maatregelen worden genomen om de kwaliteit te borgen en de wijze van uitvoering van de integrale schuldhulpverlening. - De maximale periode inzake de wachttijden. - Hoe de schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende minderjarige kinderen wordt vormgegeven. - De mogelijkheid vast te leggen onder welke voorwaarden het bestuur de aanvrager kan verplichten over een basisbankrekening te beschikken. (niet verplicht) Vaststellen beleidsplan en het effect daarvan Door de wet is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het bepalen van de visie op armoedebeleid en het opstellen van een beleidsplan. Het voordeel hiervan is dat het op het schuldhulpverleningsbeleid hierdoor kan worden beoordeeld op sterkte en zwakte en dat het tevens een beeld geeft van de kwaliteit van de schuldhulpverlening waarbij het ook kan dienen als sturingsinstrument. Taakverdeling tussen gemeenten, ISD en GKB met betrekking tot schuldhulpverlening : Gemeenteraad: Vaststellen van de visie op het te voeren beleid door: vaststellen beleidskaders; beschikbaar stellen van de middelen. Bestuur van de ISD: sturing door jaarlijkse uitvoeringsovereenkomst met de GKB; sturing door voorbereiding van de besluitvorming; verantwoording afleggen aan de gemeenteraad.
4
GKB: Uitvoeringbeleid: uitvoering op microniveau. Het breed moratorium Naast de wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening is er nog een belangrijke ontwikkeling namelijk het breed moratorium. Het breed moratorium houdt in dat een schuldsituatie kan worden `bevroren`. Door te verlangen dat schuldeisers tijdelijk hun incassomaatregelen staken creëert het moratorium een afkoelingsperiode waarin de problemen zorgvuldig in kaart gebracht kunnen worden en een oplossing daarvoor kan worden bedacht. Dit kon altijd al via het huidige moratorium dat geregeld is in de WSNP. Schuldhulpverlening als middel ten behoeve van overige wetgeving In de afgelopen jaren is gebleken dat schuldhulpverlening een aanzienlijke bijdrage levert aan het bereiken van doelstellingen in overige wetten en regels. Hieronder worden in het kort deze wetten en regels vermeld waarmee nogmaals de raakvlakken van schuldhulpverlening in het totale hulpverlenings- of zorgtraject worden benadrukt. Voor een uitgebreide toelichting van de relatie tussen schuldhulp en de onderstaande regelgeving wordt verwezen naar bijlage b . Wet:
Bijdrage:
Wet Werk en Bijstand (WWB) Beleid armoedebestrijding
Schuldhulp om inkomen te vergroten
Re-integratiebeleid
Schuldhulp als onderdeel van een re-integratietraject om de kans op werk te vergroten.
Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP)
Schuldhulp als `minnelijke oplossing` en preventiemiddel.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Schuldhulp om de participatie te vergroten.
3.
Schuldhulpverlening in het algemeen en uitvoering daarvan in de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld
Het doel van schuldhulpverlening Het doel van schuldhulpverlening is het bevorderen van participatie en het beperken van maatschappelijke kosten. Hierbij dient de burger in de eerste plaats alles in het werk te stellen om problemen zelf op te lossen. Wanneer blijkt dat dit niet mogelijk is zal een zodanige begeleiding moeten worden geboden dat de burger in staat wordt gesteld om dit te leren. Het hoofddoel is hierbij een duurzame oplossing door een integrale aanpak met als uitgangspunten: a. schuldenaar is probleemeigenaar; b. het schuldenpakket, motivatie en vaardigheden van de aanvrager bepalen het maximaal haalbare; c. door een integrale aanpak heeft schuldhulpverlening een duurzaam effect. Er moet een volledig aanbod zijn van producten die ingezet kunnen worden ten behoeve van schuldhulpverlening. Het aanbod dient preventief, curatief en op nazorg gericht te zijn. Het aanbod is er op gericht om burgers in staat te stellen om, ondanks hun financiële en/of immateriële situatie zo optimaal mogelijk deel te nemen aan de maatschappij en hun situatie te stabiliseren en waar mogelijk te verbeteren. Daarbij wordt als gegeven geaccepteerd dat sommigen doorlopende begeleiding nodig hebben om een stabiele situatie te behouden.
5
Bij preventie wordt gedacht aan voorlichtingscampagnes en andere vormen van gedragsbeïnvloeding, zoals het aanleren van budgetvaardigheden en dergelijke. Bij curatieve hulpverlening gaat het om zaken als herfinanciering van schulden, schuldbemiddeling, saneringskredieten, inschakelen van flankerende hulp, budgetbeheer, treffen van betalingsregelingen en doorgeleiding naar het WSNP-traject. Nazorg kan nodig blijken om losse eindjes uit het hulpverleningstraject alsnog aan elkaar te knopen en terugval in oude gewoonten te voorkomen. Gezien de diversiteit van schuldsituaties en de daarbij betrokken personen moet binnen het volledige aanbod individueel maatwerk worden geleverd. Onderscheid tussen vrijwillige schuldhulpverlening en wettelijke regeling Bij vrijwillige schuldhulpverlening of ook wel minnelijke schuldhulpverlening genaamd, gaat het kort gezegd om de hulpverlening zoals die verzorgd kan worden door gemeenten en gemeentelijke kredietbanken (en eventueel andere instanties) De wettelijke schuldhulpverlening loopt via de rechtbank en is gebaseerd op wet en regelgeving, namelijk de Faillissementswet, kortheidshalve aangeduid als WSNP. Bij deze vorm van schuldhulpverlening is de rol van de gemeente of GKB beperkt tot de afgifte van een zogenaamde gemeentelijke schuldsaneringsverklaring. In onze situatie is dit de GKB die hiertoe gemachtigd is. Voorwaarde voor toelating tot de WSNP is dat de burger heeft geprobeerd om de schulden te regelen via een vrijwillig schuldhulpverleningstraject. In dit beleidsplan richten we ons voornamelijk op de minnelijke schuldhulpverlening. Het wettelijke traject blijft een uitzondering en is geheel geregeld door de WSNP. De gemeenten hebben geen invloed op de WSNP. Als we in dit plan dus spreken over schuldhulpverlening, dan wordt daarmee het minnelijk traject bedoeld. Doelgroep van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld Op dit moment wordt schuldhulpverlening geboden aan burgers van de ISD gemeenten in een (dreigende) problematische schuldsituatie. Dit loopt via de Gemeenschappelijke Kredietbank Drenthe te Assen (GKB). Hulp wordt geboden ongeacht de hoogte/soort van schulden en inkomen. De huidige aanpak kenmerkt zich al door een integrale benadering van de schulden problematiek en waar nodig inschakeling van andersoortige hulpverlening. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking van de GKB met het algemeen maatschappelijk werk (Noorder Maat) maar ook door om nog een voorbeeld te noemen, de samenwerking met Humanitas (thuisadministratie ) en met woningcorporaties (huurachterstanden). Schuldhulpverleningstrajecten zijn gericht op het oplossen van de schuldsituatie, maar ook op gedragsverandering ter voorkoming van recidive (herhaling) en verlies van werk. In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van inkomensbeheer, een sterk preventief middel waarmee schuldsituaties gestabiliseerd kunnen worden en escalaties van schuldsituaties (zoals huisuitzetting) wordt voorkomen. De huidige uitvoering De ISD heeft een raamovereenkomst afgesloten met de Gemeenschappelijke Kredietbank Drenthe (GKB). De GKB is een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Assen, Hoogeveen en Meppel en is dus wat betreft de schuldhulpverlening de hoofdaannemer. Het beheer van de bank wordt gevoerd door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De wethouders van de genoemde gemeenten vormen het algemeen en dagelijks bestuur. De GKB werkt weliswaar vanuit een centraal kantoor in Assen maar houdt daarnaast spreekuren op locaties in de gemeenten. Voor ons werkgebied wordt spreekuur gehouden in Leek en Tolbert (gemeentehuis en bij Novatec) en in Roden (Vasalis-gebouw).
6
Tevens overweegt de GKB om ook in ons werkgebied (gedeeltelijk) te beginnen met huisbezoeken in plaats van spreekuren op locatie. De GKB werkt met vier teams. De drie ISD-gemeenten hebben samen een eigen team. Het team werkt alle zaken af voor de cliënt. Personele bezetting Schuldhulpverlening is constant aan invloeden onderhevig. Er zijn periodes met een enorme toeloop en soms is er ook weer sprake van een afname. Per gemeente blijkt het soms behoorlijk te schommelen. De GKB werkt daarom met een zogenaamde ` flexibele schil`. Er wordt gewerkt met de norm dat 30% van het totale aantal medewerkers een tijdelijk dienstverband moet hebben. In december 2011 werkte 45% van de medewerkers met een tijdelijk contract. Het aantal medewerkers bedraagt nu 120 personen. De ISD koopt evenals 17 andere niet-GR gemeenten diensten in bij de GKB. Hiertoe is een raamovereenkomst gesloten. Jaarlijks wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met afspraken voor het komende jaar. De GKB draagt zorg voor integrale schuldhulpverlening in het werkgebied van de ISD. In de inleiding is al op het begrip integrale schuldhulpverlening ingegaan. In de praktijk houdt dit in dat het traject is gericht op het oplossen van de schuldensituatie, maar ook op gedragsverandering ter voorkoming van recidive (herhaling) en verlies van werk. Om gedragsverandering te bevorderen wordt maatschappelijk werk in relatie tot schuldhulpverlening ingekocht bij NoorderMaat. Dit gebeurt in de vorm van budgetcoaching. De medewerkers die zich hiermee bezighouden zijn gehuisvest bij de GKB. Op deze wijze wordt integraal gewerkt en lopen materiële en immateriële begeleiding in elkaar over en kunnen elkaar daardoor versterken. Budgetcoaching heeft tot doel de cliënt uiteindelijk zelfstandig in staat te stellen om zijn financiële huishouden te kunnen voeren. De budgetcoach richt zich op te volgende gebieden van preventie: 1. Voorkomen van problematische schulden, door financieel administratieve coaching. 2. Voorkomen van uitval uit schuldregelingstraject door inventarisatie problematiek en indien nodig opstarten van een coachingstraject met betrekking tot financiën of met financiële situatie verweven problematiek. 3. Voorkomen van recidive: nazorg door financieel administratieve coaching. De GKB voert het `volledige plaatje` voor de schuldhulpverlening uit. Het gaat hierbij om intake, schuldregelingen, beschermingsbewind maar ook het houden van spreekuren in de gemeentehuizen van Leek en Roden. Een overzicht en verklaring van de werkzaamheden staat in het bijgevoegde dienstenboek van de GKB vermeld (bijlage a). Ook organiseert de GKB diverse preventieactiviteiten. Een voorbeeld van zo`n preventieactiviteit is de `klassekas` voor basisschoolscholieren, maar tevens worden budgetcursussen georganiseerd. Overzicht werkzaamheden GKB Assen Tevens staat erachter aangegeven hoe vaak in het werkgebied van de ISD in 2011 gebruik is gemaakt van de vermelde dienst. In het dienstenboek staat een omschrijving van deze diensten. Dienstverlening per product Intake Schuldregeling Verklaring WSNP Budgetbeheer totaal Beschermingsbewind Inloopzitting
2011 225 181 76 444 15 102
7
Zitting op afspraak AMW NoorderMaat Totaal
439 24 1506
GKB Groningen Er maken op dit moment nog drie personen gebruik van de hulp van de GKB Groningen (gemeente Leek twee personen en Marum één persoon). Het betreft hier personen die voor de start van de ISD al gebruik maakten van de diensten van de GKB Groningen. Tot 1 januari 2005 waren beide gemeenten nog aangesloten bij deze kredietbank. Zelfstandigen Voor zelfstandigen maken we gebruik van de diensten van het gespecialiseerde bedrijf. Zuidweg & Partners. In 2011 hebben 13 zelfstandigen een dienst afgenomen. Met genoemd bedrijf is een contract afgesloten. Kredietcrisis In de inleiding is al gememoreerd dat als gevolg van de kredietcrisis de laatste jaren steeds meer een aanspraak is gedaan op schuldhulpverlening. Het landelijke beeld is dat het niet alleen de minima zijn die een beroep doen op schuldhulpverlening maar ook anderen die te maken krijgen met een onverwachte inkomensdaling. Een inkomensdaling die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door het niet meer kunnen opbrengen van hypotheekverplichtingen. Er is in die zin sprake van een verschuiving. Ook binnen het werkgebied van de ISD is deze verschuiving waarneembaar. Uit landelijke cijfers blijkt dat het aantal personen met inkomen uit arbeid dat zich heeft aangemeld 49% van het totaal bedraagt. Ook het aantal ZZP-ers met financiële problemen is toegenomen.
4.
D e processtappen binnen het geheel van schuldhulpverlening
Het minnelijk traject Eerst wordt een schuldhulpverleningstraject opgestart. Dit heet ook wel `minnelijk traject`. Door de schuldhulpverlener wordt een inventarisatie gemaakt van de hoogte van de schulden en hoeveel schuldeisers er zijn. Vervolgens wordt getracht om tot een akkoord te komen met deze schuldeisers door een deel van de schuld te betalen waarbij de rest van de vordering wordt kwijtgescholden. Wanneer alle schuldeisers met het aanbod instemmen is het minnelijk traject gelukt. Door de klant wordt dan gedurende een vastgestelde periode van drie jaar via de schuldhulpinstantie per maand een bedrag betaald aan de schuldeisers. Mocht een of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan dan is het minnelijk traject mislukt. Vervolgens is de schuldenaar aangewezen op een WSNP-traject. Het WSNP-traject Het hoofddoel van de WSNP is het bieden van een schone lei aan schuldenaren die te goeder trouw zijn. De gemeente, in ons geval de GKB, stelt hiervoor een verzoekschrift op met als bijlage een WSNP-verklaring. De schuldhulpverlener moet hiervoor wel gecertificeerd zijn anders kan geen aanvraag worden gedaan. Vervolgens worden de stukken naar de rechtbank gestuurd. In de rechtzitting die daarop volgt vraagt de rechter om aanvullende informatie en legt hij de schuldenaar uit welke verplichtingen hij heeft wanneer hij tot de WSNP wordt toegelaten. Daarna spreekt de rechtbank uit of hij wordt toegelaten tot de WSNP. Er geldt een termijn van drie jaar vanaf de start van de sanering waarbij een bewindvoerder wordt aangewezen. Wanneer schuldeisers in het minnelijk traject weigeren mee te werken terwijl het aanbod toch redelijk was gezien de financiële situatie van de klant wordt tegelijk met het verzoek om een WSNP-verklaring ook verzocht de schuldregeling op te leggen aan de onwillige schuldeisers, dit heet dwangakkoord.
8
Faillietverklaring Wanneer het WSNP-traject niet succesvol is of niet tot stand komt dan kan een van de schuldeisers of de schuldenaar een faillietverklaring aanvragen. Wanneer dit faillissementsverzoek door de Rechtbank wordt ingewilligd wordt de schuldenaar `in staat van faillissement` verklaard. Dit betekent dat de schuldenaar meteen de zeggenschap over zijn vermogen verliest. In het vonnis wordt door de Rechtbank een curator en een Rechter-commissaris benoemd. De curator is veelal een advocaat die het beheer over de failliete boedel van de zogenaamde `failliet` overneemt. De Rechter-commissairs is een rechter die toezicht houdt op de curator. Nadruk in het beleidsplan In het beleid dat hierbij aan u wordt voorgelegd wordt de nadruk gelegd op de eerste fase, het minnelijk traject. Door te investeren in de `voorkant` van het proces wordt voorkomen dat de schuldenaars en schuldeisers zijn aangewezen op de WSNP. In het minnelijk traject is het vaak nog haalbaar om de schuld geheel af te lossen. In de WSNP wordt het percentage dat afgelost wordt vaak al laag en wanneer een faillissement wordt uitgesproken krijgen veel schuldeisers al vaak helemaal niets meer van de vordering terug.
5.
Landelijke visie
Visie landelijke overheid Door de nieuwe wet zijn gemeenten verplicht integrale schuldhulpverlening te bieden. In de wet wordt het als zodanig omschreven: “het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.” Dit houdt in dat er niet alleen aandacht moet zijn voor het oplossen van de financiële problemen van een klant, maar ook voor eventuele omstandigheden die op enigerlei wijze in verband kunnen staan met de financiële problemen van een klant. Hierbij kan het gaan om psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de verslaving of de gezinssituatie. Wanneer die problemen niet worden aangepakt kunnen de schulden ook niet worden opgelost. Bovendien is de kans groot op recidive. Schulden hangen niet per definitie samen met het hebben van te weinig geld, maar ook vaak met een levensstijl die niet past bij het inkomen. Hierdoor richten we ons in de schuldhulpverlening ook niet primair op armoedebestrijding. Het is belangrijk dat mensen in schuldensituaties in een zo vroeg mogelijk stadium worden bereikt zodat de schulden zo min mogelijk oplopen. Participatie van haar inwoners komt al tot uiting in het bijstands- en minimabeleid van ISD en gemeenten. Zowel het hebben van voldoende inkomen als reintegratie is van groot belang. Iedereen moet mee kunnen doen in de samenleving, ook mensen met schulden. Inzet op preventieve maatregelen en vroegtijdige signalering is daarbij van groot belang. Er ligt dus een sociale en regieopgave bij de gemeente. Tevens is sprake van een financiële opgave voor gemeenten. De sociale ambities dienen gehaald te worden binnen de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen. Hier zijn geen extra middelen voor beschikbaar gesteld door het Rijk (zie hoofdstuk 12 financiën) Om de financiële risico's zoveel mogelijk te beperken zullen duidelijke afspraken gemaakt worden met de GKB.
9
6.
Lokale visie
De uitgangspunten kunnen worden weergegeven en samengevat in de onderstaande visie: De ISD-gemeenten voeren de regie over integrale schuldhulpverlening waarbij de uitvoering (via de ISD) is uitbesteed aan de GKB Assen. De schuldhulpverlening is voor iedereen toegankelijk. Niemand wordt uitgesloten tenzij daar bijzondere redenen voor zijn. De verantwoordelijkheid voor het welslagen van het schuldhulpverleningstraject blijft liggen bij de schuldenaar en de schuldeiser. Een integrale aanpak van de schuldhulpverlening moet leiden tot (financiële) zelfstandigheid van de burger.
7.
Uitwerking visie in de volgende uitgangspunten
Integrale aanpak door maatwerk Maatwerk kan worden geleverd door flexibel in te spelen op de behoefte van de burger door een structurele benadering via een integrale benadering van de schuldenproblematiek en waar nodig inschakeling van het netwerk van de burger of andersoortige hulpverlening zoals bijvoorbeeld maatschappelijk werk, Humanitas, kerken en woningcorporaties. Op basis van de persoonlijke en gezinssituatie wordt een passende vorm van hulp- en dienstverlening gezocht. Het eventueel in te zetten eigen netwerk van de burger kan bestaan uit familie, vrienden en buren. Afspraken met woningcorporaties zijn in onze regio overigens niet geformaliseerd. In andere regio`s is hier soms wel sprake van. Het is goed afspraken tussen GKB en Wold&Waard te bevorderen. In november jl. heeft een overleg plaatsgevonden tussen Wold&Waard, GKB, ISD en de gemeenten Grootegast en Zuidhorn om nadere afspraken te maken voor het werkgebied van Wold&Waard. Met Woonborg zal tevens een overleg worden gepland. Op initiatief van de Stichting Voedselbank Noordenveld is een convenant gesloten met verschillende organisaties om meer ondersteuning en begeleiding te bieden aan afnemers van voedselpakketten. Om de krachten te bundelen is op initiatief van de Stichting Voedselbank door Humanitas Noordenveld, de GKB, NoorderMaat, de Voedselbank en de ISD een convenant afgesloten om inwoners die zijn aangewezen op een voedselpakket te helpen uit die situatie te komen. Vrijwilligers van Humanitas brengen de financiële situatie van de aanvragers in kaart en onderzoeken welke oplossingen mogelijk zijn. Hierbij kan men denken aan het attent maken op voorzieningen waar wel recht op bestaat maar waar geen gebruik van wordt gemaakt of door samen met de cliënt inzicht te geven in het huishoudboekje en daar waar nodig te helpen de financiën op orde te krijgen. Om dat goed te kunnen doen is ook nadrukkelijk een nauwere samenwerking tussen deze instanties gezocht. Over en weer is inzichtelijk gemaakt voor welke zaken men bij wie terecht kan om de problemen op te lossen. Bij schuldhulpverleningstrajecten gaat het om het oplossen van de schuldsituatie, maar ook om gedragsverandering ter voorkoming van recidive en verlies van werk. Rolverdeling Bij schuldhulpverlening hebben diverse personen en organisaties hun eigen specifieke rol. Een overzicht hiervan is bijgevoegd in bijlage c.
10
8.
Toelatingsbeleid in de schuldhulpverlening en eigen bijdragen (beslispunt 1)
In deze paragraaf worden twee mogelijkheden geboden waaruit een keuze gemaakt kan worden. Integrale schuldhulpverlening staat open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld waarvan redelijkerwijs is te voorzien dat die niet zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden of in een toestand verkeren dat zij zijn opgehouden te betalen. Er zijn geen (financiële) beperkingen voor de toegang. Overigens zijn er twee groepen wettelijk uitgesloten: • Dak- en thuislozen: Deze moeten worden opgevangen door de centrumgemeenten. Voor Leek en Marum is dit de gemeente Groningen en in het geval van de gemeente Noordenveld de gemeente Assen. Er zal dan ook in voorkomende gevallen verwijzing naar deze gemeenten moeten plaatsvinden. • Zelfstandigen: Deze groep kan een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) Mocht de ondernemer niet in aanmerking komen voor een Bbz-krediet omdat het bedrijf niet levensvatbaar is, dan is het niet zinvol om schuldhulp aan te bieden. In dat geval kan de zelfstandige er beter aan doen te stoppen om grotere financiële problemen te voorkomen. Is de zelfstandige met zijn bedrijf gestopt dan kan hij er natuurlijk wel voor in aanmerking komen. Eigen bijdragen Op dit moment wordt de schuldhulpverlening laagdrempelig aangeboden door middel van spreekuren op locatie. (Leek, Tolbert en Roden) Gezien de toenemende uitgaven voor schuldhulpverlening en tegelijkertijd de teruglopende budgetten is het een overweging eigen bijdragen in te stellen door ook de klant met een bovenminimaal inkomen zelf een financiële bijdrage te laten leveren. Dit heeft echter ook nadelen. Bij een schuldensituatie zal ondanks het hogere inkomen geen of weinig ruimte zijn voor het betalen van een eigen bijdrage. Verder is het de vraag of dit wel zal leiden tot een echte besparing. Daar kan tegenin worden gebracht dat er ook sprake is van een eigen verantwoordelijkheid van de schuldenaar en dat er dus ook een financiële bijdrage mag worden gevraagd. Overigens zijn er niet veel gemeenten die een bijdrage bij de toegang vragen. Zoals gesteld is het de vraag of dit wel echt een besparing oplevert. Hoe hoog moet een bijdrage dan wel zijn? Waar het schuldhulpverlening betreft gaat het vaak al om personen die op het minimum zitten. Waar gemeenten wel steeds meer gebruik van maken omdat hiermee echt wordt voldaan aan het streven naar bevordering van de zelfredzaamheid is budgetbeheer verbinden aan een maximum periode. Deze periode kan dan alleen worden verlengd onder bepaalde voorwaarden. Er kunnen twee soorten budgetbeheer worden onderscheiden: • Budgetbeheer Plus: Dit houdt in dat de GKB de inkomsten van de verzoeker ontvangt en de vaste lasten betaalt. In Budgetbeheer plus worden ten minste de kosten voor huur/hypotheek, energie, en de zorgverzekeringskosten betaald. Een budgetbeheer rekening plus omvat gemiddeld zes betalingen per maand. • Budgetbeheer totaal verschilt van budgetbeheer plus in die zin dat een onbeperkt aantal betalingen wordt verricht, maar in ieder geval de betalingen zoals deze onder budgetbeheer Plus zijn benoemd.
11
Keuzes Optie A: Uit onderzoek blijkt dat in het werkgebied van de ISD in totaal 335 personen gebruik maken van budgetbeheer. 124 personen ontvangen dit langer dan drie jaar (waarvan 59 personen langer dan vijf jaar). Ook zitten hier personen bij die een vermogen hebben dat hoger ligt dan de maximum vermogensgrens in de WWB (ongeveer 10 personen) of een inkomen dat hoger ligt dan 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (ongeveer 55%). Van deze laatste groep heeft ongeveer 70% een inkomen tot netto € 1.500 per maand. Vraag kan dus ook zijn of deze groep ook een bijdrage kan leveren. Hetzelfde geldt voor het instellen van een vermogensgrens. Daarentegen zal door het maximeren van de periode van budgetbeheer echt worden voldaan aan het streven naar het bevorderen van de zelfredzaamheid en tot het terugdringen van de uitgaven. Overzicht budgetbeheer per gemeente: Leek: : totaal 148, waarvan langer dan 3 jaar: 64 Marum: : totaal 53, waarvan langer dan 3 jaar: 15 Noordenveld: totaal: 128, waarvan langer dan 3 jaar: 57 Uit ervaringen van andere gemeenten die nu al met deze systematiek werken blijkt het volgende: • 1/3 ervan doet geen beroep meer op het budgetbeheer; • 1/3 kan er wel zonder maar wenst toch voortzetting van budgetbeheer voor eigen rekening; • 1/3 blijft in het budgetbeheer. Uitgaande van bovenstaande leidt dit na de eerste herbeoordeling tot de volgende besparing op de uitgaven van budgetbeheer (de hieronder aangegeven cijfers zijn een indicatie): Leek: 64 x 617 = Marum: 15 x 617 = Noordenveld: 57 x 617 = Totaal gemeenten
€ 39.488,00 x 2/3 = - 9.255,00 x 2/3 = - 35.169,00 x 2/3 =
€ 26.325,34 - 6.170,00 - 23.446,00 € 55.941,34
Schuldhulpverlening en dus ook budgetbeheer is altijd van beperkte duur. Er zal het moment moeten komen dat het traject afgelopen is en dat iemand zelf weer financieel op eigen benen moet staan. Eventueel kan hij zich dan weer laten bijstaan vanuit eigen netwerk of (vrijwillige) hulpverlening. Budgetbeheer wordt per klant betaald door de gemeenten. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat bij schuldhulpverlening de eigen verantwoordelijkheid centraal staat, zal duidelijk zijn dat voorzetting daarvan op eigen kosten niet mogelijk is. Wanneer iemand toch voortzetting wenst dan kan dat alleen op eigen kosten. Er zou gekozen kunnen worden bij een termijn die aansluit bij de gemiddelde termijn die staat voor een schuldhulpverleningstraject, namelijk ongeveer 36 maanden. Het op termijn beëindigen van budgetbeheer, of het zelf financieren daarvan, past dus wel binnen de doelstelling van de nieuwe wet namelijk het bevorderen van de zelfredzaamheid en de financiële zelfstandigheid van de klant. Mocht gekozen worden voor deze optie dan zal daar zorgvuldig mee moeten worden omgegaan en zal in die gevallen waarin dit niet verantwoord is budgetbeheer moeten worden voortgezet. Er mag niemand tussen wal en schip raken. Voordeel: Naast het bevorderen van de financiële zelfstandigheid van de klant leidt dit direct tot het terugdringen van de uitgaven voor budgetbeheer.
12
Alleen die personen die niet in staat zijn hun eigen financiën zelf te beheren kunnen gebruik blijven maken van budgetbeheer. Zij die hiertoe wel in staat zijn kunnen alleen in aanmerking komen voor voortzetting daarvan voor eigen rekening. Nadeel: De kans bestaat dat er mensen zijn die tussen wal en schip raken wanneer budgetbeheer zonder meer wordt beëindigd omdat zij dit niet tijdig aangeven. Optie B: Een andere mogelijkheid is als hiervoor aangegeven, dus het op termijn beëindigen van de schuldhulpverlening, maar in deze optie wordt er reeds na 18 maanden een herbeoordeling van de noodzaak van budgetbeheer uitgevoerd. Wanneer geen problemen zijn te verwachten omdat iemand wordt geacht zijn eigen zaken te regelen wordt het budgetbeheer afgesloten en gaat de klant zijn eigen financiën weer beheren. Zijn wel problemen te verwachten dan wordt budgetbeheer voortgezet en na 18 maanden vindt een nieuwe beoordeling plaats. Nadeel van deze systematiek is dat het wel eerst een investering vraagt. De kosten voor een dergelijk heronderzoek zijn gelijk aan de kosten van een integrale intake (€ 247 per gesprek). Dit geldt dan niet voor de groep onder optie A omdat deze groep al minimaal 36 maanden gebruik maakt van schuldhulpverlening. Optie B heeft betrekking op de nieuwe gevallen. Voordeel: Op termijn is het een investering die leidt tot het behoorlijk terugdringen van de uitgaven. Immers een deel van de groep wordt al na 18 maanden beëindigd na een zorgvuldige beoordeling. Daar staat wel tegenover dat er eerst in heronderzoek moet worden geïnvesteerd. Nadeel: De kosten. Er dient eerst een investering plaats te vinden van € 247 per gesprek. ADVIES: Het bestuur van de ISD adviseert te kiezen voor optie A. Om te voorkomen dat personen tussen wal en schip kunnen raken zal de beëindiging nooit zonder meer mogen plaatsvinden. Echter, deze klanten zijn dan ook al 36 maanden bij de GKB bekend dus zal men er een goed beeld van gekregen hebben. Wanneer het absoluut niet verantwoord is zal de GKB niet tot beëindiging overgaan.
9.
Recidive (beslispunt 2)
In deze paragraaf worden twee mogelijkheden geboden waaruit een keuze gemaakt kan worden. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, kan een nadrukkelijke grens worden gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Het gaat daarbij evenwel niet alleen over eigen verantwoordelijkheid, maar ook over prioriteitstelling: keuzes tot het al dan niet toelaten tot de schuldhulpverlening kunnen mede worden gemaakt tegen de organisatorische achtergrond van beschikbare formatie en tijd. Op basis van art. 3 van de Wet op de schuldhulpverlening kan aan een persoon die al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening nieuwe hulpverlening worden geweigerd. Bij de vraag wanneer welk type hulpverlening wordt geweigerd, is het van belang om de diensten goed te onderscheiden. Schuldhulpverlening is een breed begrip en omvat alle diensten zoals door de GKB zijn omschreven in het basisdienstenboek. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening kunnen de verleende schuldhulpverlening en/of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van de wet ook meetellen. De grote beleidsvrijheid zoals aan de gemeente gegeven om een dergelijke recidivebepaling op te nemen, ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, hiervan af te wijken.
13
Uit onderzoeken blijkt dat in het werkgebied van de GKB bij gemeenten die tot de grootte van Noordenveld behoren in 28% van de gevallen er sprake is van recidive. Hiervan heeft ongeveer 86% een eerdere schuldhulpverlening afgebroken. De rest heeft een eerdere schuldhulpverlening wel afgerond. Bij gemeenten die tot de grootte van Leek en Marum is er in 33% van de gevallen sprake van recidive. Hiervan heeft ongeveer 91% een eerdere schuldhulpverlening afgebroken. De rest heeft een eerdere schuldhulpverlening wel afgerond. Het gaat hier om gemiddelden maar er kan redelijkerwijs van uit worden gegaan dat deze percentages overeenkomen met de werkelijke situatie. Een integraal traject schuldhulpverlening inclusief begeleiding kan wel drie jaar of meer duren. Dit betekent een behoorlijke financiële en personele inzet. Om die reden is het gerechtvaardigd een termijn te hanteren. Dit ook gezien het feit dat de overgrote meerderheid een traject tussentijds door eigen toedoen heeft beëindigd. Er kan redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat de klant tijdens het traject waarschuwingen krijgt om zijn gedrag te veranderen of aan voorwaarden en verplichtingen te voldoen. Er kan een keuze gemaakt worden tussen het wel of niet (strikt) toepassen van een recidivebepaling. Gezien bovenstaande cijfers zal dat toch tot een redelijke besparing leiden. Er zijn verschillende mogelijkheden om met recidive om te gaan: Recidive niet toestaan. Dus bij herhaalde aanvraag zonder meer weigeren, behalve wanneer de klant buiten eigen toedoen een vorig traject heeft moeten beëindigen. Er dient minimaal twee jaar te liggen tussen een door klant door eigen toedoen afgebroken traject en het toekennen van een nieuw traject. Ondanks herhaalde aanvraag wel toekennen maar onder strikte voorwaarden waarbij de handelingsvrijheid steeds verder wordt beperkt. Keuzes Optie A: Het weigeren van schuldhulpverlening na een door eigen toedoen afgebroken traject zal uiteindelijk in veel gevallen leiden tot een verschuiving van het probleem. Er ontstaan problemen bij betaling vaste lasten, schulden lopen verder op. Ook bestaat de kans dat de klant zich meldt bij maatschappelijk werk of sociale zaken voor ondersteuning. In deze optie is het voorstel in geval van recidive de gevraagde schuldhulpverlening toe te kennen maar dan wel onder strikte voorwaarden. Voorwaarden waarbij de klant steeds minder ruimte krijgt voor eigen handelen: • bij eerste keer recidive zal er alleen schuldhulpverlening worden verleend onder voorwaarde van budgetbeheer; • bij tweede keer recidive zal het worden toegekend onder voorwaarde van inkomensbeheer. Voordeel: Als gemeente voorkom je dat de problemen alleen maar in omvang zullen toenemen. De burger wordt nadrukkelijk op de eigen verantwoordelijkheid gewezen. Van de klant wordt alle medewerking gevraagd om zich verantwoord te gedragen. Er kan niet steeds een beroep op schuldhulpverlening worden gedaan. Het moet duidelijk zijn dat zijn houding dient te veranderen. Dit gebeurt door de aanscherping van de voorwaarden. Verder wordt bij hernieuwde aanvraag de klant steeds meer bevoegdheden afgenomen. Hiermee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat schuldensituaties escaleren en er grote problemen ontstaan. Gezien de hoge aantallen recidive (gemiddeld 28 tot 33% ) zal deze optie op termijn bovendien kunnen leiden tot een besparing op het aantal aanvragen en dus op de kosten van budgetheer van 10 tot 20%. Dit blijft een inschatting omdat we tot dusver nog geen ervaring met deze werkwijze hebben. Nadeel: Het kost een extra inspanning van de GKB. Bij deze benadering zullen de werkzaamheden van de GKB toenemen. Er zal meer aandacht aan de klant moeten worden
14
besteed. Ook het handhaven van de strengere werkwijze kost tijd. De hierboven aangegeven besparing zal daarom netto minder uitvallen. Overigens zal het per saldo wel meer opleveren dan het kost, vooral ook wanneer gekeken wordt naar het maatschappelijk voordeel dat deze werkwijze oplevert. Overigens wil dit niet zeggen dat wanneer gekozen wordt voor de werkwijze in optie A er nooit sprake kan zijn van het weigeren van schuldhulpverlening. Hier kan sprake van zijn wanneer de klant in het geheel geen verplichtingen wil nakomen of zich ernstig misdraagt tegenover medewerkers van de kredietbank. Optie B: In deze optie is het voorstel in geval van recidive de gevraagde schuldhulpverlening toe te kennen maar dan wel na een wachttijd van twee jaar (eventueel kan dit nog kunnen worden aangevuld met het stellen van de strikte voorwaarden zoals onder optie A vermeld). Hooguit zal er gedurende deze twee jaar nog alleen een passend advies worden verstrekt over hoe te handelen om ergere problemen te voorkomen. Zo kan advies worden verstrekt over hoe men alle doorbetalingen van vaste lasten zelf kan regelen zodat in ieder geval deze schulden niet verder oplopen. Hierbij zal ook gekeken worden welke vorm van hulpverlening de klant hierbij het beste kan ondersteunen. Op deze wijze kan de klant er zelf aan werken om de belemmeringen voor schuldhulpverlening weg te nemen, om daarna eventueel weer een beroep te doen op de schuldhulpverlening. Voordeel: Het moet de klant duidelijk zijn dat zijn houding dient te veranderen. Dit gebeurt door deze wachttijd in te stellen. Verder wordt bij een hernieuwde aanvraag de klant steeds meer bevoegdheden afgenomen. Gezien de aantallen van recidive zal dit direct leiden tot een afname van het aantal aanvragen en dus zullen de kosten van schuldhulpverlening met 10 tot 20% worden teruggebracht. Dit in tegenstelling tot optie A waarbij ook binnen de twee jaar de GKB actief kan blijven met de klant en de besparing hierdoor kleiner is. ADVIES: Het bestuur van de ISD adviseert te kiezen voor optie A. Ook in geval van recidive zal het in een aantal gevallen onvermijdelijk zijn toch hulp te bieden. Op deze wijze blijft de klant toch in beeld maar worden toch scherpe voorwaarden gesteld. Wel kan recidive mogelijk voor een deel worden voorkomen door drie maanden na het afsluiten van een schuldhulpverleningstraject een heronderzoek in te stellen.
10 .
Actief wachtlijstbeheer ( beslispunt 3 )
In deze paragraaf worden twee mogelijkheden geboden waaruit een keuze gemaakt kan worden. Een goede dienstverlening betekent dat een klant sneller en afdoende geholpen wordt. Om die reden schrijft de wet een wachttijd voor van maximaal vier weken (art. 4). Dit betekent dat er binnen vier weken na eerste melding een intakegesprek moet hebben plaatsgevonden. Onder wachttijd verstaan we de tijd tussen de aanmelding en de feitelijke integrale intake bij de GKB. Laagdrempelige voorziening Met inwerkingtreding van de wet is er tevens de verplichting om vanaf 2012 schuldhulpverlening laagdrempelig aan te bieden. In paragraaf 8 is daar al op in gegaan. Een laagdrempelige voorziening kan op veel manieren worden bevorderd:
15
Spreekuren: De GKB houdt op locatie spreekuren in Leek (gemeentehuis en bij Novatec) en in Roden (Vasalisgebouw). Dit is een inloop- en afsprakenspreekuur. Ook in Marum bestaat behoefte aan een eigen spreekuur. Op het moment van schrijven van deze notitie wordt bekeken in welke vorm dit spreekuur er komt. Er zijn twee opties: iedere week spreekuur in Marum, of één keer per twee weken. In het laatste geval zal er een gezamenlijk spreekuur zijn met de gemeente Leek. De ene week wordt dan spreekuur gehouden in Marum en de andere week in Leek. Voordeel van deze laatste optie is dat dit kosteloos is aangezien er nu wekelijks een spreekuur is in Leek. Op dit moment bezoeken de klanten uit Marum het spreekuur van Leek. Het is de bedoeling dat dan wel gebruik gemaakt kan worden van het spreekuur in Marum of Leek. Wachtijden: Er kan gestreefd worden naar het beperken van de wachttijd tot de wettelijke grens van vier weken maar ook naar een wachttijd van twee of drie weken. Dit laatste zal de inzet van extra personeel betekenen en tevens een toename van de daar aan verbonden kosten. Een exacte berekening is moeilijk te maken. Alle kosten zijn namelijk in de prijs verdisconteerd. Wordt gekozen voor een kortere wachttijd dan zal in ieder geval een flexibele intake moeten plaatsvinden. Het ligt dan voor de hand het aantal spreekuren/huisbezoeken uit te breiden en extra personeel in te zetten. De laatste jaren is wel gebleken dat het aantal aanvragen behoorlijk fluctueert. Het ene moment is er sprake van een aanzienlijke toename en vervolgens weer van een afname. Voor de spreekuren is dit jaar in totaal voor Leek, Marum en Noordenveld een bedrag van € 23.710 begroot. Het zal duidelijk zijn wat de prijs wordt wanneer het aantal spreekuren uitgebreid zal worden. Overigens heeft de gemeenteraad van Marum al te kennen gegeven ook een eigen spreekuur te wensen.. Een vlotte dienstverlening betekent een minder grote schuldenlast. Om die reden schrijft de wet een wachttijd van maximaal vier weken voor (art. 4). Dit betekent dat er binnen vier weken na eerste melding een intakegesprek moet hebben plaatsgevonden. Onder wachttijd verstaan we de tijd tussen de aanmelding en de feitelijke integrale intake bij de GKB. In 2011 liet de wachttijd in ons werkgebied een redelijk stabiel beeld zien. De gemiddelde wachttijd bleef over het algemeen binnen de streeftermijn van vier weken. (Noordenveld vijf weken, Leek en Marum vier weken) Het is ideaal wanneer deze termijn nog korter kan. Door de toenemende schuldenproblematiek is dit moeilijk. Beperking van de wachttijden zal leiden tot een personele uitzetting bij de GKB en dus ook een toename van de kosten. Overigens blijkt dat er met name in Marum verhoudingswijze geregeld sprake is van het niet verschijnen van mensen op hun afspraak. Dit leidt vervolgens weer tot een toename van de wachttijden. Wanneer de keuze gemaakt wordt voor een nadere beperking van de wachttijden dan zal dit een keuze zijn voor inzet van extra middelen. Extra aandacht voor gezinnen met minderjarige kinderen: Een wettelijk aandachtspunt is dat voorkomen moet worden dat kinderen de dupe worden van de schulden van de ouders. Het risico bestaat dat de kinderen dan ook op latere leeftijd schuldenaar worden. Aan deze groep zal dan ook voorrang worden verleend waar het gaat om schuldhulpverlening. Bij de aanmelding voor schuldhulpverlening en het inplannen van een intakegesprek wordt voorrang gegeven aan ouders met kinderen en schulden. De maximale wachttijd voor een intakegesprek voor deze groep wordt daarom door ons bepaald op één week. Bij het plan van aanpak zal altijd sprake moeten zijn van een doorverwijzing naar een flankerende hulpinstelling zoals maatschappelijk werk, Centrum voor Jeugd en Gezin en dergelijke. De inzet moet zijn dat de oorzaak van schulden wordt weggenomen en zoveel mogelijk de negatieve effecten van schulden op de leefwereld van de kinderen worden weggenomen. Tevens zal een eventuele afwijzing en/of beëindiging van een hulptraject alleen plaatsvinden met instemming van een vertegenwoordiger van de flankerende hulpinstelling.
16
Bedreigende situaties: Wanneer er sprake is van een bedreigende situatie dan geldt maximaal een wettelijke wachttijd van drie werkdagen. Bedreigende situaties zijn schulden die betrekking hebben op de levering van energie, water, de huur van een woning of de premie voor een zorgverzekering. Wel is het goed daaraan toe te voegen dat de datum waarop bijvoorbeeld een eventuele uithuiszetting of afsluiting door een nutsbedrijf zal plaatsvinden bekend moet zijn om te kunnen spreken van een bedreigende situatie. Keuzes Optie A: Wachttijden GKB beperken tot een gemiddelde termijn van twee of drie weken. Dit door de inzet bij de GKB van extra personeel voor spreekuren en klanten in het werkgebied van de ISD. Bij de aanmelding voor schuldhulpverlening en het inplannen van een intakegesprek wordt voorrang gegeven aan ouders met kinderen en schulden. De maximale wachttijd voor een intakegesprek voor deze groep wordt daarom door ons bepaald op één week. Voordeel: Klant wordt eerder geholpen. Nadeel: Financiële uitzetting bij de GKB door inzet van extra personeel. Hoeveel is moeilijk exact aan te geven. Aantal spreekuren moet worden uitgebreid en extra personeel ingezet om de toename van aanvragen af te handelen. Er kan in alle redelijkheid vanuit worden gegaan dat wanneer de wachttijd met 25 tot 50% moet worden ingekort er sprake zal zijn van minimaal 1 fte uitbreiding bij de GKB voor het gehele werkgebied van de ISD. Hierbij moet worden opgemerkt dat de door het Rijk de laatste jaren ingezette extra middelen waren bestemd om de wachttijden te verkorten. Hiervoor zijn ze ook gebruikt. Deze extra middelen zijn er de komende jaren niet meer. Optie B : Streven naar gemiddelde wachttijd per jaar van maximaal vier weken voor toegang tot de schuldhulpverlening. Dit is de wettelijke termijn. Door uit te gaan van gemiddelde jaarlijks te meten termijn van drie weken is het niet nodig dat de GKB een grote flexibele schil heeft waarmee een grote toeloop kan worden opgevangen. Dit zorgt voor beperking van de risico's. De toeloop bij de GKB kan per gemeente erg fluctueren zo is de laatste jaren wel gebleken. Bij de aanmelding voor schuldhulpverlening en het inplannen van een intakegesprek wel voorrang geven aan ouders met kinderen en schulden. De maximale wachttijd voor een intakegesprek voor deze groep kan daarom worden bepaald op één week. Voordeel: Uitgaande van het huidige niveau aan aanvragen geen verdere personele uitzetting door GKB. Beheersing van de personeelskosten. Wachttijd blijft desondanks binnen wettelijk toegestane termijn. Nadeel: Klant moet iets langer wachten tot hij geholpen wordt. Daar staat tegenover dat een ernstige schuldensituatie veelal in de loop van langere tijd is ontstaan en er dus ook niet verwacht kan worden dat deze binnen heel korte termijn is opgelost. ADVIES: Het bestuur van de ISD is hier niet unaniem over besloten. Leek en Noordenveld kiezen voor de wettelijke bovengrens van vier weken. Marum wenst een beperking van de wachtlijst tot twee weken en wil tevens een eigen spreekuur.
17
11.
Inzetten op preventie en nazorg ( beslispunt 4)
Bij de opzet van integrale schuldhulpverlening wordt gezocht naar mogelijkheden om schulden te voorkomen door het teweegbrengen van gedragsverandering bij cliënten. Dit zal onder meer kunnen door het (laten) ontwikkelen en geven van budgetcursussen. Een nadeel is echter dat de budgetten beperkt zijn. Beoordeeld zou kunnen worden in hoeverre cursussen opzet kunnen worden met bijvoorbeeld woningcorporaties en Humanitas. Ten behoeve van vroegtijdige signalering zullen er tevens afspraken gemaakt moeten worden met diverse instanties. Een eerste aanzet is hiertoe al gegeven. Een eerste overleg heeft in november plaatsgevonden met Wold&Waard. Hierbij waren naast de ISD, de gemeenten Grootegast en Zuidhorn en de kredietbanken van Assen en Groningen aanwezig. Allen zijn werkzaam in het werkgebied van Wold&Waard. Uitgangspunt is in ieder geval het opzetten van een gezamenlijk werkproces. Verder is in 2011 op initiatief van de Stichting Voedselbank Noordenveld een convenant gesloten met verschillende organisaties om meer ondersteuning en begeleiding te bieden aan afnemers van voedselpakketten. Om de krachten te bundelen hebben de Voedselbank, Humanitas Noordenveld, de GKB, NoorderMaat en de ISD een convenant afgesloten om inwoners die zijn aangewezen op een voedselpakket te helpen uit die situatie te komen. Vrijwilligers van Humanitas brengen de financiële situatie van de aanvragers in kaart en onderzoeken welke oplossingen mogelijk zijn. Hierbij kan gedacht worden aan het attent maken op voorzieningen waar wel recht op bestaat maar waar geen gebruik van wordt gemaakt, of door samen met de cliënt inzicht te geven in het huishoudboekje en daar waar nodig te helpen de financiën op orde te krijgen. Om dat goed te kunnen doen is ook nadrukkelijk een nauwere samenwerking tussen deze instanties gezocht. Over en weer is inzichtelijk gemaakt voor welke zaken met bij wie terecht kan om de problemen op te lossen. Andere instanties die een doorverwijsfuncties hebben zijn natuurlijk de (gemeentelijke) loketten en dan met name de spreekuren van de Wmo-loketten, de Noordenveldwerker, Centrum voor Jeugd en Gezin. Ouderenwerk, Vluchtelingenwerk en Centrum voor Migranten (voor Leek en Marum). Waar mogelijk hebben al deze instanties een doorverwijsfunctie naar de GKB en omgekeerd ook. OGGZ-netwerk . Hierin zijn veel instanties vertegenwoordigd waar klantsituaties worden besproken. De ISD is hier ook in vertegenwoordigd. De ISD is vertegenwoordigd in zowel het netwerk van Noordenveld als dat van Leek, Marum en Grootegast. Onderdeel van preventie zijn verder voorlichting, vroegtijdige signalering en doorverwijzing maar ook het bestrijden van het niet-gebruik van voorzieningen, bijvoorbeeld bijzondere bijstand, Wmo-voorzieningen, teruggave belastingen, kwijtscheldingsbeleid etc. Nazorg Het succesvol afronden van een schuldregeling betekent niet automatisch het einde van budgetbeheer. Deze ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. Het aanbieden van nazorggesprekken is gekoppeld aan het beëindigen van budgetbeheer. Het einde van budgetbeheer is immers het moment dat de cliënt wordt losgelaten en zelf de financiën weer moet regelen.
18
Keuze • Onderzoeken in hoeverre het mogelijk is met een aantal maatschappelijk instanties budgetcursussen te organiseren. Hiertoe in 2013 stappen ondernemen. • Inzetten op preventie door middel van het waar mogelijk samenwerken met diverse instanties. Hiertoe ook in 2013 verdere stappen ondernemen. • Vrijwilligers informeren. Informatie verstrekken via de gebruikelijke gemeentelijke kanalen maar ook de regionale kranten. • Extra aandacht voor gezinnen met minderjarige kinderen door bij aanmelding voor schuldhulpverlening in een maximale wachttijd vast te stellen van maximaal één week en waar nodig flankerende hulp inschakelen.
12.
Managementinformatie, kwaliteit en resultaten
Zoals in de visie aangegeven voert de ISD de regie over de schuldhulpverlening. Aan deze regievoering kan uiting worden gegeven door te sturen op kwaliteit, resultaten en behaalde resultaten. Op basis van de driemaandelijkse managementinformatie (maraps) worden de kwaliteit en de gewenste resultaten vermeld. Hierdoor kan er worden gestuurd op de doelstellingen en kwaliteitsaspecten. De huidige marap-informatie, maar tevens de jaarrapportage, is voldoende voor de gemeenten voor een periodieke beoordeling. Er staat voldoende informatie in vermeld. Wel zal het onderdeel wachttijden in de maraps nog moeten worden bijgevoegd. Naast de schriftelijke informatie vindt op dit moment al regelmatig overleg tussen ISD en GKB plaats: Minimaal twee keer per jaar vindt overleg plaats met de directeur van de GKB over de behaalde resultaten, kwalitatief en kwantitatief. Minimaal twee keer per jaar vindt een plenair overleg plaats tussen GKB en de afnemers. In dit geval de drie GKB GR gemeenten en de 17 gemeenten die de diensten inkopen. Op afroep zijn de directeur van de GKB en andere medewerkers van de GKB altijd bereid toelichting te geven aan de medewerkers van de ISD maar ook in bestuur en aan gemeenteraden. In de hierboven aangegeven overlegvormen wordt aandacht geschonken aan kwaliteit, uitvoering, behaalde en te verwachten resultaten. Tevens vindt er vooral in de plenaire overleggen informatieverstrekking plaats over landelijke ontwikkelingen. Waar nodig worden deskundigen ingehuurd.
13 .
Streefcijfers
Ontwikkelingen op landelijk niveau zijn van invloed op het aantal burgers dat een beroep doet op schuldhulpverlening. Het is daarom moeilijk om op gemeentelijk niveau cijfers vast te leggen. Toch is het goed cijfers te noemen die de werkelijkheid benaderen. Er dient een ambitie te zijn die daaruit kan spreken. Onderstaande cijfers worden daarom aangegeven als de ambitie die de gemeenten hebben met dit beleid. De cijfers zoals deze eind 2011 bekend zijn dienen dan als 0-meting. Het aantal personen bij wie een schuldhulpverleningstraject is opgestart dat ook daadwerkelijk succesvol is geworden bedraagt in het werkgebied van de GKB gemiddeld 54,66%. Voor de individuele gemeenten gelden de volgende slagingspercentages: Marum 48% , Leek 65,22%, en Noordenveld 59,52%. Landelijk bedraagt dit cijfer 43%. Dit betekent dat zowel het gehele werkgebied als het werkgebied van de ISD-gemeenten een hoger slagingspercentage heeft.
19
Waar de verschillen tussen de drie ISD-gemeenten door veroorzaakt worden is niet geheel duidelijk. Met name het percentage van Marum is lager. Wellicht dat dit te maken heeft met een beperkter netwerk in Marum. Zo is er bijvoorbeeld Humanitas niet actief. Dit in tegenstelling tot Leek en Noordenveld. Het is goed zijn om hier samen met de gemeente Marum, maatschappelijk werk en andere (belangen) organisaties activiteiten te ondernemen die kunnen leiden tot het opvullen van deze lacune. Op deze wijze kan gestreefd worden naar hetzelfde resultaat slagingspercentage als het niveau Leek en Noordenveld. Het bestuur wil daarom streven naar een slagingspercentage voor het gehele werkgebied van 65%. Onder een schuldhulpverleningstraject kan worden verstaan een saneringskrediet, schuldbemiddeling, herfinanciering of betalingsregeling. Bij de cijfers gaat het om het opzetten van een schuldregeling die ook daadwerkelijk leidt tot de opstart van een schuldbemiddeling of saneringskrediet. Dat de uitkomst niet altijd een schuldregeling is, kan meerdere achtergronden hebben: • het niet mee willen werken van een of meerdere schuldeisers. • het gedrag van de schuldenaar. Een schuldregeling doorlopen is een forse opgave. De schuldenaar moet vanaf het moment dat hij zich aanmeldt aan tal van voorwaarden voldoen. Voorbeelden van dergelijke voorwaarden zijn het wegdoen van een auto die niet nodig is voor woon-werkverkeer, maar ook kan gedacht worden aan meerderjarige thuisinwonende kinderen die kostgeld moeten betalen. Een ander voorbeeld is een niet-werkende partner die indien deze daar toe in staat is werk moet zoeken. Lang niet alle schuldenaren zijn bereid deze concessies te doen. Ook moeten schuldenaren in hun gedrag laten zien dat zij in staat zijn om duurzaam uit de schulden te blijven. Zij mogen vanaf het moment dat zij zich aanmelden geen nieuwe schulden maken. Gezien de ongewisse economie is het heel moeilijk een voorspelling te doen. Mocht de economie verslechteren dan kan het zo zijn dat het aantal mensen dat een beroep doet op een traject schuldhulpverlening zal toenemen. Wat overigens wel opvalt is dat ondanks de verslechterende economie het aantal aanmeldingen in 2011 landelijk vrij stabiel is gebleven.
14. Rechtsbescherming, klachten en geschillen Huidige werkwijze Momenteel is er sprake van een (dienstverlenings-)overeenkomst tussen de ISD en de GKB. Bij haar dienstverlening hanteert de GKB op dit moment een formeel klachtenreglement en een geschillenreglement. Hierbij wordt het volgende onderscheid gehanteerd: a. Bij een klacht over de dienstverlening is het klachtenreglement van toepassing. b. Van een geschil is sprake wanneer een klant het niet eens is met een beslissing van de GKB, bijvoorbeeld een afwijzing van schuldhulpverlening. De klant kan in dat geval een heroverwegingsverzoek doen, waarna eventueel nog door het door de GKB als `bezwaar`omschreven actie mogelijk is (voor alle duidelijkheid: dit is geen bezwaar in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb). Om de klachten- en geschillenprocedure te verbeteren, is in april 2010 door de GKB een klachtencoördinator aangesteld en een nieuw reglement opgesteld. De klachtencoördinator is verantwoordelijk voor de afhandeling van zowel de klachten als de geschillen. De registratie van klachten en geschillen is naderhand sterk verbeterd, waardoor de kwaliteit van de dienstverlening door de GKB nog gerichter verbeterd kan worden.
20
Omdat de klachten in de visie van de GKB een kans zijn om de dienstverlening te verbeteren, heeft de GKB bewust gekozen voor een laagdrempelige klachtenprocedure. Zo kunnen klanten sinds 2011 zeer eenvoudig digitaal (via de website) een klacht indienen. Hier wordt veelvuldig gebruik van gemaakt. Van de in 2011 ingediende klachten is 36% via de website ingediend. Helaas heeft de laagdrempeligheid van het klachtenbeleid ook een keerzijde: klachten worden door de klant vaker minder goed voorbereid. Dit resulteert in veel ongegronde klachten. De verbeterde registratie van klachten heeft, in combinatie met de laagdrempeligheid, geleid tot een toename van het aantal ingediende klachten. Na het indienen van een klacht/geschil kan de klant een verzoek tot heroverweging doen. Voordat er een heroverweging plaats vindt, kunnen de medewerker en klager gehoord worden. Wanneer de GKB waarde ziet in het horen van de klager wordt deze uitgenodigd voor een gesprek, wat dan ook regelmatig gebeurt. Hierna wordt een beslissing genomen. De (regio)manager beslist binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek tot heroverweging. Als de heroverweging van de (regio)manager niet of slechts gedeeltelijk leidt tot het wijzigen van de beslissing wordt aan de indiener de mogelijkheid tot bezwaar kenbaar gemaakt. Hiervoor bestaat een bezwaarcommissie. Nogmaals: het begrip bezwaar in dit verband moet niet verward worden met bezwaar in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (A wb ). Deze commissie bestaat uit de directeur van de GKB, een adviseur intern beleid/kwaliteit en de klachtencoördinator. Allereerst wordt er een vooronderzoek ter voorbereiding gedaan. Ook bij dit bezwaar wordt de indiener in de mogelijkheid gesteld om te worden gehoord. De commissie beslist binnen zes weken na ontvangst van het bezwaar. Wanneer de indiener het niet eens met de beslissing is, is er een aantal opties: - Hij kan naar een gemeentelijke ombudsman gaan, dit kan niet bij geschillen maar alleen bij klachten. - Wanneer de persoon onder beschermingsbewind staat kan hij naar de Rechtbank gaan. - Een andere mogelijkheid is om naar de Nederlandse Vereniging voor Kredietbanken (NVvK) gaan. Dit is de branchevereniging. De procedures gaan op dezelfde manier als hiervoor omschreven. 15.
Doorwerking van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) op de Wet op de Schuldhulpverlening
Na inwerkingtreding van de Wet op de Schuldhulpverlening is de Awb in principe van toepassing. De huidige (kader)wettekst van de Wet op de Schuldhulpverlening zegt hier niets over. Er wordt dan ook nergens in het kader van de Awb besproken over een besluit in de zin van de Awb. Er is sprake van een besluit in de zin van de Awb wanneer er: - een aanvraag is ingediend die schriftelijk, gedagtekend en door betrokkene ondertekend is; - een beslissing is die schriftelijk is, genomen door een bestuursorgaan en daarbij gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg. Bestuursorgaan Het is in die zin van belang om te weten wanneer er sprake is van een bestuursorgaan. Dit wordt geregeld in art. 1.1 van de Awb. Dit artikel omschrijft wat een bestuurorgaan is: Een bestuursorgaan neemt besluiten (artikel 1:3 lid 1 Awb). Kortom: wil een instantie bepaalde handelingen verrichten in de zin van de Awb dan dient deze instantie aangemerkt te worden als een bestuursorgaan.
21
Er zijn twee typen bestuursorganen: • een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of • een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Implementatiemogelijkheden Om dit bekijken of gemeenten de verplichting hebben de Awb en de bijbehorende rechtsgang van toepassing te laten zijn bij uitvoering van de Wet op de Schuldhulpverlening is het van belang te weten hoe de nieuwe wet op de schuldhulpverlening in ons werkgebied is georganiseerd en geïmplementeerd. Hiertoe zijn de volgende mogelijkheden: • De gemeente of in dit geval de ISD verzorgt zelf de schuldhulpverlening Wanneer de schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door de gemeente/ISD is de Awb van toepassing. De gemeente/ISD is namelijk een bestuursorgaan, in deze handelend in het publiekrechtelijke domein. Dit betekent dat in die situatie het publiekrecht van toepassing is en dus de Awb. • De gemeente voert schuldhulpverlening uit in een gemeenschappelijke regeling Hier wordt gedoeld op de situatie dat de gemeente haar bevoegdheden in het kader van de schuldhulpverlening heeft overgedragen aan een gemeenschappelijke regeling. Ook dan kan er sprake zijn van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 eerste lid onder a Awb. De GKB is weliswaar een gemeenschappelijke regeling maar alleen van de gemeenten Assen, Hoogeveen en Meppel. De ISD of de ISD gemeenten nemen niet deel in deze GR. De ISD koopt namelijk de diensten in. De gemeente koopt schuldhulpverlening in bij een GKB of bijvoorbeeld een organisatie die op basis van een gemeenschappelijke regeling alleen voor overheden werkt Dit is zoals het nu gaat. Wordt de schuldhulpverlening uitgevoerd door de GKB als private organisatie, dan is de schuldhulpverlening privaatrechtelijk De Awb is dan niet van toepassing wanneer er geen sprake is van een bevoegdheidsoverdracht aan de GKB maar in de vorm van een opdrachtverlening. Voorwaarde is daarbij dat er geen sprake is van een strikte taakomschrijving en strikte regels vastgesteld in het beleidsplan, waaraan de opdrachtnemer de GKB, zich dient te houden. Wanneer hier wel sprake van is wordt de GKB gezien als een verlengstuk van de ISD als bestuursorgaan en daarmee zelf als bestuursorgaan. Hiervoor zou gekozen kunnen worden. Echter, er is wel enige onduidelijkheid of dit juridisch helemaal juist is. Om die reden geeft het bestuur van de ISD er toch de voorkeur aan de rechtspositie van de klant blijvend te garanderen door het van toepassing zijn van de Awb op besluiten die betrekking hebben op de toegang tot de schuldhulpverlening (besluiten over het wel of niet toekennen van een voorziening door de GKB). De directeur van de GKB zal worden gemandateerd om besluiten te nemen over de toegang tot schuldhulpverlening. (toekenning of de weigering van de toegang tot schuldhulpverlening.) Tevens blijft het huidige klachten/geschillenreglement van de GKB van toepassing voor alle zaken die betrekking hebben op het traject na de toegang tot de schuldhulpverlening. Dit zijn dan namelijk zaken die betrekking hebben op de uitvoering. Na één jaar zal dit onderdeel worden geëvalueerd. •
Door voor de Awb te kiezen te kiezen zullen er alsnog beleidsregels moeten worden vastgesteld. Hiertoe is het bestuur van de ISD bevoegd. De regels hebben met name toepassing op: bepaling van de doelgroep; het aanbod;
22
de verplichtingen; het weigeren en beëindigen van schuldhulpverlening.
Het concept van deze beleidsregels is als onderdeel van bijlage a ter kennisneming bijgevoegd. Verder zal de GKB worden verzocht in de marap informatie te verstrekken met betrekking tot de bezwaarschriften (aantallen, soorten besluiten, of termijnen die gehaald moeten worden)
16.
Financiën
Er is geen specifieke financieringsregeling voor de reguliere uitvoering van schuldhulpverlening. Gemeenten moeten hun activiteiten voor schuldhulpverlening zelf bekostigen uit de algemene middelen (uitkering gemeentefonds). Binnen het gemeentefonds is ook geen budget aan te wijzen of te herleiden, dat geacht wordt bestemd te zijn voor schuldhulpverlening. Ook binnen de gemeentebegroting is er geen apart budget voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. De activiteiten zijn gekoppeld aan de uitvoering van de WWB en andere uitkeringsregelingen. De laatste jaren hebben de gemeenten van het Rijk wel een specifieke stimuleringsbijdrage ontvangen om de integrale schuldhulpverlening van een extra impuls te voorzien. Deze regeling is in 2011 afgelopen. Het kabinet had hiertoe extra middelen beschikbaar gesteld. Dit betrof geoormerkte gelden. Deze gelden zijn besteed om de extra toeloop op schuldhulpverlening op te vangen en de wacht- en doorlooptijden te beperken. Ondanks de toename van het aantal aanvragen is de wachttijd teruggebracht naar vier tot vijf weken in december 2011. Ter illustratie wordt hieronder een overzicht gegeven van de kosten in 2011: Resultaat per gemeente Omschrijving Lasten gemeente Leek Lasten gemeente Marum Lasten gemeente Noordenveld Totale lasten ISD
17.
Realisatie 2011 175.092 76.784 241.841 493.717
Informatie en communicatie
Via de websites van de gemeenten en de ISD kan informatie worden verstrekt over schuldhulp-verlening in het algemeen en de GKB in het bijzonder. Ook is er een link met de website van de GKB. Tevens zal via het maandelijkse infobulletin van de ISD informatie over schuldhulpverlening worden verstrekt. Verder kunnen folders worden verspreid op plaatsen waar veel mensen komen (gemeentehuizen, bibliotheken, huisartspraktijken, dorpshuizen e.d.). Intern Ook binnen de keten van schuldhulpverlening moet duidelijk zijn dat de GKB de spil van de hulpverlening vormt. Anderzijds moeten de schuldhulpverleners van de GKB bewust zijn van de belangen van andere organisaties in de keten. Hierbij kan gedacht worden aan het OGGZplatform waarin allerlei maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn. Ook de ISD is hierin vertegenwoordigd.
23
Een goede communicatie tussen medewerkers van ISD en GKB is van belang, vooral waar het gaat om gezamenlijke cliënten. Het is van belang dat er wederzijds over rechtstreekse contactgegevens wordt beschikt, dat ze elkaar over en weer informeren en elkaars verantwoordelijkheden en bevoegdheden kennen en respecteren. Verder dient bij alle betrokkenen in klantencontacten sprake te zijn van “schuldenalertheid” en de eventuele problematiek die daarachter schuil gaat. Afspraken hierover dienen tussen beide organisaties te worden vastgelegd. Het is wenselijk dat ook andere afdelingen van gemeenten die met mensen in schuldsituaties te maken kunnen krijgen, te denken valt aan afdelingen Wmo deze werkwijze ook hanteren. Hier zullen nadere afspraken over gemaakt kunnen worden. Er is hierover al overleg geweest door de ISD met de gemeenten. (een mogelijke inhoud voor een werkproces is bijgevoegd in bijlage f.) Er zullen nadere afspraken gemaakt worden met Humanitas, NoorderMaat, Woonborg en Wold&Waard om tot samenwerking te komen.
18.
Samenvatting en beslispunten
1. • • • •
Gemeentelijke visie De gemeenten zijn verantwoordelijk voor integrale schuldhulpverlening maar hebben de volledige uitvoering daarvan uitbesteed aan de GKB. De schuldhulpverlening is toegankelijk voor alle burgers. Niemand wordt uitgesloten tenzij daar bijzondere redenen voor zijn. De klant is in principe zelf verantwoordelijk. Een integrale aanpak van de schuldhulpverlening moet leiden tot (financiële) zelfstandigheid van de burger.
Een integrale aanpak wordt vormgegeven door het leveren van maatwerk door middel van een structurele oplossing van de schuldsituatie en het bewerkstelligen van een gedragsverandering ter voorkoming van recidive. 2. Preventie en nazorg Er wordt ingezet op preventie en nazorg waarbij gedacht wordt aan budgetcursussen, het maken van afspraken door GKB met samenwerkende partners, het geven van voorlichting, vroegtijdige signalering en doorverwijzing door de verschillende instanties en het bestrijden van het niet-gebruik van voorzieningen door de gemeenten en ISD. Dit zal in de loop van 2013 nader uitgewerkt moeten worden. Gezien de meer beperkte middelen zal beoordeeld moeten worden hoeveel ruimte daar voor is. 3. Terugkoppeling Terugkoppeling door de GKB van behaalde kwantitatieve en kwalitatieve resultaten vindt driemaandelijks plaats via het huidige format aangevuld met de wachttijden en de resultaten van geschilprocedures per gemeente. De huidige overlegvormen tussen GKB en gemeenten worden wat betreft inhoud en frequentie voortgezet. 4. Streefcijfers Er wordt gestreefd naar een slagingspercentage in de komende vier jaar in de gemeenten Marum, Leek en Noordenveld van 65%. In Marum kan dit door het versterken van het sociale netwerk, waarbij diverse organisaties een rol kunnen spelen (gemeente, ISD, woningcorporaties en andere maatschappelijke organisaties). Hiertoe zullen in de komende periode de nodige stappen toe worden ondernomen.
24
5. Rechtspositie klanten en positie van de gemeenten/ISD De rechtspositie van de klant wordt blijvend gegarandeerd door het van toepassing laten zijn van de Awb op besluiten die betrekking hebben op de toegang tot de schuldhulpverlening. Het huidige klachten/geschillenreglement van de GKB blijft gelden voor alle zaken die betrekking hebben op het traject na de toegang tot de schuldhulpverlening. Wanneer gesproken wordt over de “toegang tot schuldhulpverlening” dan hebben we het over de toekenning of weigering daarvan. Alles wat daarna komt (bijvoorbeeld wanneer iemand na toelating het niet eens is met verplichtingen die lopende het traject worden opgelegd) kan meer worden gezien als een uitvoeringshandeling en past meer onder een klachtenregeling. Uit ervaringen tot dusver van de GKB is het niet te verwachten dat er veel bezwaarschriften binnenkomen die betrekking hebben op de toegang. Toch is het voorstel dit eerst voor een bepaalde periode zo te regelen, bijvoorbeeld voor een jaar en het daarna opnieuw te bekijken . De GKB zal gemandateerd worden om besluiten te nemen over de toegang tot schuldhulpverlening (toekenning van de schuldhulpverlening of de weigering daarvan). Na één jaar zal dit onderdeel worden geëvalueerd. De GKB zal de voorwaarde worden opgelegd in de marap informatie te verstrekken met betrekking tot de bezwaarschriften (aantallen, soorten besluiten, of termijnen die gehaald moeten worden) 6. Communicatie en voorlichting Er zal worden gewerkt aan een goede interne en externe communicatie en voorlichting door gebruikmaking van regionale kranten, folders en websites. Beslispunten Met betrekking tot onderstaande beslispunten worden de gemeenteraden verzocht kaders te stellen: BESLISPUNT 1: Toegang tot schuldhulpverlening Optie A: De maximum periode van budgetbeheer stellen op 36 maanden en deze daarna beëindigen tenzij de klant niet zelfredzaam genoeg is. Personen die wel in staat zijn hun financiële zaken zelf te regelen kunnen alleen aanspraak maken op voortzetting daarvan voor eigen rekening. Geschatte besparing voor ISD: € 55.941,34. Geschatte directe besparing voor Marum: € 6.170.00. Optie B: Als onder A maar na 18 maanden vindt een herbeoordeling van budgetbeheer plaats. Indien na onderzoek blijkt dat in staat is financiële zaken zelf te regelen wordt het budgetbeheer beëindigd. Indien cliënt hiertoe niet in staat wordt budgetbeheer voortgezet en vindt na 18 maanden nieuwe beoordeling plaats. De kosten van een beoordeling bedragen € 270 per geval. De geschatte directe besparing ligt in dit geval lager. Advies bestuur ISD: Kiezen voor optie A (zie verder onder paragraaf 8 van deze notitie). BESLISPUNT 2: Recidive Optie A: In geval van recidive wordt de gevraagde schuldhulpverlening toegekend onder strikte voorwaarden. Voorwaarden waarbij de klant steeds minder ruimte krijgt voor eigen handelen:
25
• •
Bij eerste keer recidive zal er alleen schuldhulpverlening worden verleend onder voorwaarde van budgetbeheer. Bij tweede keer recidive zal het worden toegekend onder voorwaarde van inkomensbeheer.
Geschatte afname van de kosten: 10 tot 20% op de totale kosten op langere termijn. Optie B: In geval van recidive de gevraagde schuldhulpverlening toekennen na een wachttijd van twee jaar. Dit eventueel aangevuld met het stellen van de strikte voorwaarden zoals onder optie A vermeld. Bij weigeren van de toelating alleen nog een passend advies verstrekken over hoe te handelen om ergere problemen te voorkomen. Geschatte directe besparing: 10 tot 20%. In geval van beide opties binnen drie maanden na afsluiting van een schuldhulpverleningstraject een heronderzoek laten plaatsvinden om zoveel mogelijk recidive te voorkomen. Beoordeeld zal worden in overleg met de GKB in hoeverre dit binnen het huidige nazorggesprek valt. Advies bestuur ISD: Kiezen voor optie A (zie verder onder paragraaf 9 van deze notitie ). BESLISPUNT 3: Wachttijden Optie A: Wachttijden GKB beperken tot een gemiddelde termijn van twee of drie weken. Dit door de inzet bij de GKB van extra personeel voor spreekuren en klanten in het werkgebied van de ISD. Geschatte kosten: de kosten van 1 fte voor het gehele werkgebied van de ISD. Optie B: Streven naar gemiddelde wachttijd per jaar van maximaal vier weken voor toegang tot de schuldhulpverlening. Dit door uit te gaan van gemiddelde jaarlijks te meten termijn van drie weken. Geschatte kosten: normale uitvoeringskosten. Advies bestuur ISD: Het bestuur heeft hierover niet unaniem besloten. Marum geeft voorkeur voor optie A om op deze wijze voor twee weken te kiezen. Leek en Noordenveld kiezen voor optie B, vier weken (zie verder onder paragraaf 11 van deze notitie). BESLISPUNT 4: Voorlichting, preventie en nazorg •
•
Onderzoeken in hoeverre het mogelijk is met een aantal andere maatschappelijke instanties budgetcursussen te organiseren. Streven naar co-financiering van deze instanties. Inzetten op preventie door de huidige samenwerking met diverse instanties te intensiveren.
26
•
•
•
Vrijwilligers informeren. Informatie verstrekken via de gebruikelijke gemeentelijke kanalen maar ook de regionale kranten. Dit kan toegevoegd worden aan de reguliere voorlichting door de ISD en gemeenten. Extra aandacht voor gezinnen met minderjarige kinderen door bij aanmelding voor schuldhulpverlening in een maximale wachttijd vast te stellen van maximaal 1 week en waar nodig flankerende hulp inschakelen. Huidige nazorg via GKB voortzetten. Kiezen voor heronderzoek na 3 maanden na beëindiging schuldhulpverlening.
Geschatte kosten: De reguliere kosten van voorlichting. Wellicht is er enigszins een stijging van de kosten van advertenties, flyers e.d. Het organiseren van een cursus zal een investering kunnen zijn. Beoordeeld zal worden in hoeverre hier gebruik gemaakt kan worden van co-financiering door andere instanties. Tevens adviseert het bestuur bij afsluiting van schuldhulpverlening na drie maanden een heronderzoek in te stellen ondermeer bedoeld ter voorkoming van recidive. Advies bestuur ISD: Instemmen met het hiervoor gestelde (zie verder onder paragraaf 11 en 17 van deze notitie).
27