Beleidskader Invoering Stelselwijziging Jeugdzorg Onderdeel Uitvoeringsagenda 3 decentralisaties gemeenten BorgerOdoorn, Coevorden en Emmen
Gemeente Coevorden Afdeling Beleid & Strategie December 2013
Inhoudsopgave
Samenvatting
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Doelstelling beleidsplan Status beleidsplan Leeswijzer
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Context beleidsplan De Jeugdwet Drie decentralsiaties en Passend onderwijs Rollen van bij de voorbereiding betrokken partijen Landelijke afspraken stelselwijziging jeugd Aanpak stelselwijziging in BOCE gemeenten
3. 3.1 3.2
Beleidskaders invoering stelselwijziging jeugd Algemeen Beleidskaders invoering stelselwijziging Jeugd
4. 4.1 4.2
Werkagenda 2014 Stelselmeter Werkagenda invoering stelselwijziging Jeugd
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Financiën Jeugdzorg De jeugd in de BOCE-gemeenten Positief opvoeden Drenthe
2
SAMENVATTING
Naar verwachting treedt de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking. Deze wet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp en voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het onderhavige beleidsplan is het kader waarmee de BOCE-gemeenten afzonderlijk en in regionaal, provinciaal en landelijk verband zich voorbereiden op de nieuwe taken als de Jeugdwet in werking treedt. Dit beleidsplan moet worden gezien als een onderdeel van de integrale beleidsvorming inzake de drie decentralisaties in respectievelijk de gemeenten Borger Odoorn, Coevorden en Emmen. Ondanks de onduidelijkheden die momenteel (landelijk) nog gelden is het nodig om nu een aantal beleidskaders vast te leggen, op basis waarvan de uitwerking in 2014 van de stelselwijziging kan plaatsvinden. Deze kaders zijn: • •
•
• •
• •
•
Het aanbod jeugdhulp vormt een onderdeel van het brede sociale domein. Het aanbod jeugdhulp is in samenhang georganiseerd overeenkomstig de Jeugdwet. De uitgangspunten en de methodiek van Positief opvoeden Drenthe (PoD) zijn het fundament van dit samenhangende aanbod. De jeugdhulp (als onderdeel van het brede sociale domein) betreft passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende en gerichte interventies in de eigen sociale context, waar mogelijk zware, langdurende interventies buiten de eigen sociale context vervangen. De jeugdhulp bestaat uit een vrij toegankelijk deel en een niet vrij toegankelijk deel. De toeleiding naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp is belegd bij een bevoegd orgaan. De inrichting van het vrij toegankelijke deel en van de toeleidingsfunctie naar de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp wordt mede bepaald door de uitkomsten van de pilots en experimenten. Hierbij is er aandacht voor de taken van het huidige Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De financiering van de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp vindt plaats binnen de daarvoor beschikbare gedecentraliseerde rijksmiddelen. De door het rijk bepaalde wettelijke verplichtingen over de contuïteit van zorg worden nagekomen via het vastleggen en uitwerken van het regionaal transitiearrangement voor de periode 2014 – 2016 in samenwerking met alle Drentse gemeenten. De door het rijk bepaalde verplichtingen over de schaalgrootte van bepaalde vormen van jeugdhulp als Jeugdbescherming, Jeugdreclassering en Jeugdzorg Plus worden nagekomen in samenwerking met alle Drentse gemeenten.
In 2014 wordt ten behoeve van de invoering van de stelselwijziging een aantal voorstellen aan de raad voorgelegd. Het betreft een verordening jeugdzorg, een klachten- en cliëntenregeling, en de begrotingsvoorstellen met daaruit voortvloeiende budgetvorming.
3
1.
INLEIDING
1.1
Doelstelling beleidsplan
Naar verwachting treedt de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking. Deze wet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp en voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Ondanks de onduidelijkheden die momenteel nog gelden is het nodig om hiervoor een aantal beleidskaders vast te leggen, op basis waarvan de uitwerking in 2014 kan plaatsvinden. De uitvoering van dit beleidsplan is afhankelijk van: • het daadwerkelijk inwerking treden van de Jeugdwet. Het is een bestuurlijk voornemen dat de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking treedt, op basis van het voorstel dat inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen; • concrete duiding op landelijk niveau van de doelgroep die onder de Jeugdwet gaat vallen en van de doelgroep die onder de werking van de romp AWBZ gaat vallen. Jeugd maakt onderdeel uit van het brede sociale domein. Om deze reden is in dit document rekening gehouden met de ontwikkelingen die nog meer plaatsvinden in het kader van de nieuwe Wmo/AWBZ, de Participatiewet en Passend Onderwijs. Voor de jeugd is het echter nodig daarnaast een aantal specifieke onderdelen te regelen.
1.2
Status beleidsplan
Het onderhavige beleidsplan is het kader waarmee de BOCE-gemeenten afzonderlijk en in regionaal, provinciaal en landelijk verband zich voorbereiden op de nieuwe taken als de Jeugdwet in werking treedt. Dit beleidsplan moet worden gezien als een onderdeel van de integrale beleidsvorming inzake de drie decentralisaties in respectievelijk de gemeenten Borger Odoorn, Coevorden en Emmen. In 2014 zal worden bepaald waar de BOCE-samenwerking op het sociale domein na 1 januari 2015 concreet toe zal leiden.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden achtereenvolgens het landelijk beleid jeugd(zorg) en de rol van de betrokken partijen toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de landelijke afspraken over de stelselwijziging en de aanpak bij de BOCE-gemeenten. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders opgenomen die nodig zijn voor de verdere voorbereiding in 2014 van de stelselwijziging jeugd. Na elk beleidskader volgt een toelichting. In hoofdstuk 4 wordt kort ingegaan op de landelijke planning en de gemeentelijke aanpak in 2014. Hiermee komt ook de agenda voor de gemeenteraad in beeld. Aan de notitie zijn drie bijlagen toegevoegd. In de eerste bijlage is een toelichting over de financiën jeugdzorg opgenomen. De tweede bijlage bevat informatie over de jeugd in de BOCE-gemeenten. In de derde bijlage wordt Positief opvoeden Drenthe toegelicht.
4
2.
CONTEXT BELEIDSPLAN
In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens het landelijk beleid jeugd(zorg) en de rol van de betrokken partijen bij de voorbereiding op de stelselwijziging toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de landelijke afspraken over de stelselwijziging en de aanpak bij de BOCE-gemeenten
2.1
De Jeugdwet
Wanneer de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking treedt zijn gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Gemeenten voeren nu al taken uit op het gebied van zorg voor jeugdigen: de jeugdgezondheidszorg (op grond van de Wet publieke gezondheid) en het preventieve jeugdbeleid (op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, prestatieveld 2) waar taken als informatie en advies, signalering, licht ambulante hulpverlening, toeleiding naar zorg, de coördinatie van zorg en monitoring en screening onder vallen. Hier komen alle taken bij die nu onder de verantwoordelijkheid van andere bestuurslagen vallen. Zo is de provincie nu verantwoordelijk voor de toegangstaken voor de geïndiceerde jeugdzorg, pleegzorg, ambulante jeugdzorg, crisishulp, residentiële zorg (open en semi-open), justitieel kader, advies- en meldpunt kindermishandeling en de kindertelefoon. De landelijke taken die nu vanuit de AWBZ en de Zorgverzekeringswet worden gefinancierd betreffen de functies begeleiding, persoonlijke verzorging en het bijbehorende kortdurend verblijf, zorg voor verstandelijk beperkte jongeren tot 18 jaar en de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. Tenslotte is het rijk nu nog verantwoordelijk voor de gesloten jeugdzorg. Onderstaand is in een samenvattende schets bovenstaande weergegeven.
De periode voor de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 hebben de gemeenten hard nodig om de overgang naar het nieuwe stelsel zo goed mogelijk te realiseren. Het is een omvangrijke en complexe opgave, die in samenhang met de overige twee decentralisaties in het sociale domein opgepakt wordt. De landelijke inzet van alle betrokken partijen is dat met de decentralisatie van alle jeugdhulp het jeugdstelsel eenvoudiger wordt en beter aansluit op de eigen kracht en sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. De insteek van het rijksbeleid is dat door de versterking van preventie en andere lichtere vormen van hulp het beroep op zwaardere specialistische zorg wordt teruggedrongen. Met de Jeugdwet is daarnaast een financiële taakstelling gemoeid van structureel € 450 miljoen ten opzichte van het macrobudget landelijk van € 3,3 miljard. Deze taakstelling wordt tussen 2015 en 2017 stapsgewijs ingevoerd.
5
2.2
Drie decentralisaties en wet passend onderwijs
Naast de verantwoordelijkheden voortvloeiend uit de Jeugdwet krijgt de gemeente nieuwe verantwoordelijkheden door de nieuwe Wmo en de Participatiewet. De Participatiewet voegt de Wet werk en bijstand, Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. De nieuwe wet vervangt het voormalige wetsvoorstel Werken naar Vermogen. De nieuwe Wmo richt zich op de inwoners ouder dan 18 jaar en heeft als doel het leveren van een bijdrage aan het welbevinden van mensen en het voorkomen van medicalisering. De invoering van de Jeugdwet vraagt om een aantal specifiek op deze wetgeving gerichte voorbereidingen door de gemeente. Het is wenselijk de verbindende thema’s met de andere decentralisaties te onderscheiden. De verwachting is dat juist de verbinding leidt tot meer efficiëntie en doelmatigheid in de uitvoering. De inzet is om meer integrale hulp te bieden in geval van meervoudige problematiek: één huishouden – één plan – één regisseur. Alle decentralisaties hebben als doelstelling om te leiden tot een eenvoudiger stelsel dat beter aansluit bij de vraag van de inwoner en de eigen kracht van de inwoner beter benut. Een andere belangrijke doelstelling is dat er door de verbinding en onderlinge kennisuitwisseling tussen de uitvoering van de nieuwe wetgeving sneller gesignaleerd wordt en dit leidt tot meer preventieve inzet, waardoor de vraag naar meer specialistische ondersteuning afneemt. De jeugdzorg heeft een evidente relatie met het onderwijs. In die zin ligt er ook een verbinding met de ontwikkelingen rondom de invoering van Passend Onderwijs per 1 augustus 2014, welke wel eens de vierde decentralisatie wordt genoemd. Deze opgave wordt vanuit het onderwijsveld geregisseerd, waarbij de verbinding tussen én met de (toekomstige) jeugdzorg van beide zijden wordt doorontwikkeld. Het onderwijs is een belangrijke vindplaats voor de zorg. Daarnaast ligt er een relatie met onder meer de jeugdgezondheidszorg en het onderwerp veiligheid.
2.3
Rollen van bij de voorbereiding betrokken partijen
Voor een succesvolle transitie is samenwerking tussen de drie overheidslagen, rijk, provincie en gemeente, noodzakelijk. Elk overheidsorgaan heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Het rijk is verantwoordelijk voor het stelsel. Hiertoe behoort het opstellen van de kaders, waaronder de wetgeving en de onderliggende regelgeving. Verder zorgt het rijk voor de financiële middelen. Het rijk draagt daarnaast zijn eigen verantwoordelijkheid voor een aantal landelijke taken en voorzieningen over. Het rijk schept, in overleg en afstemming met het VNG en het IPO, de randvoorwaarden om de invoering van de Jeugdwet met ingang van 2015 te kunnen realiseren. De provincie is tot 1 januari 2015 volledig verantwoordelijk voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en voor een zorgvuldige beëindiging van deze taak. De gemeente is verantwoordelijk voor een zorgvuldige voorbereiding op de nieuwe taken. In Drenthe is vanaf het moment dat het rijk het besluit nam om de jeugdzorg over te dragen aan gemeenten uitgesproken om als 12 gemeenten en provincie de samenwerking te zoeken. In 2010 is om deze reden de Drentse pilot Jeugd gestart. In deze pilot staat naast het organiseren van de overdracht van taken het ontwikkelen van een nieuw inhoudelijk fundament centraal. Naast het rijk, de provincie en de gemeente als verantwoordelijke bestuurslagen voor de stelselwijziging zijn de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders direct betrokken partijen. De zorgverzekeraars zijn tot 1 januari 2015 volledig verantwoordelijk voor de zorginkoop van de jeugd-GGZ en voor een zorgvuldige overdracht van deze taak aan gemeenten per 1 januari 2015. De zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede en passende zorg aan hun cliënten. Zorgaanbieders zijn daarnaast verantwoordelijk voor innovatie, het ontwikkelen van kwaliteit, het bieden van transparantie en samenwerken met ketenpartners. Binnen de jeugdzorgaanbieders die actief zijn in Drenthe, is de beweging naar de transformatie al zichtbaar. De organisaties spelen, elk op hun eigen manier en in samenspraak met gemeenten, in op de ontwikkelingen en werken toe naar een optimale voorbereiding op de Jeugdwet. Rond de decentralisatie is de betrokkenheid van zorgaanbieders van belang in relatie tot de continuïteit van zorg aan hun cliënten. De inspectie voor de gezondheidszorg en de inspectie van de jeugdzorg zien er op toe dat deze continuïteit van zorg geborgd is.
6
2.4
Landelijke afspraken stelselwijziging jeugd
Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven, werken het rijk, de provincies en de gemeenten samen aan de uitvoering van de stelselwijziging. Besluiten over de landelijke hoofdlijnen van de stelselwijziging worden dan ook genomen in bestuurlijke overleggen tussen de Staatssecretarissen van VWS en VenJ en een bestuurlijke vertegenwoordiging van de VNG en het IPO. De belangrijkste bestuurlijke afspraken zijn opgenomen in het Transitieplan Jeugd, d.d. 14 mei 2013: 1. Overheveling taken jeugdhulp naar gemeenten op 1 januari 2015. 2. Gemeenten krijgen een grote mate van beleidsvrijheid om op lokaal niveau het beleid en de uitvoering van de jeugdhulp vorm te geven. 3. Gedurende het transitieproces is er ruimte voor initiatieven waarin vooruitgelopen wordt op het nieuwe stelsel. 4. Op een aantal onderwerpen is bij of krachtens de wet geregeld dat regionale samenwerking verplicht is. Gemeenten bepalen zelf op welke schaalgrootte zij de regionale uitvoering organiseren en maken onderling afspraken over de wijze waarop zij de financiering organiseren en de financiële risico’s verdelen. 5. Er komt een aantal landelijke afspraken over onder anderen de verdeling van de verantwoordelijkheden, taken en rollen van rijksinspecties en gemeenten en de uit te wisselen beleidsinformatie tussen gemeenten en inspectie. 6. Er wordt gestreefd naar samenhang met de andere decentralisatieopgaven, zoals voorzien in de wijziging van de Wmo en in de Participatiewet en de wetgeving Passend onderwijs. 7. In de overgang naar het nieuwe stelsel is de continuïteit van geïndiceerde zorg gewaarborgd en is een beperking van de frictiekosten een voorwaarde. 8. De gemeenten krijgen minimaal één jaar voorbereidingstijd voor de definitieve invoering van de Jeugdwet. Dit betekent publicatie van de wet in het Staatsblad op 1 januari 2014. 9. De financiering van de jeugdhulp vindt plaats via het gemeentefonds. In mei 2014 wordt het definitieve over te hevelen bedrag voor elke gemeente gepubliceerd, gebaseerd op de realisatie in 2012. 10. In de periode 2015 – 2017 vindt een efficiencytaakstelling plaats van € 450 miljoen. Gezien de beoogde behandeling van de Jeugdwet in de Eerste Kamer in februari 2014 wordt afspraak nummer 8 niet gehaald. In een bestuurlijk overleg tussen rijk, VNG en IPO is in april 2013 een afspraak gemaakt over de continuïteit van zorg in het overgangsjaar 2015. Gemeenten zijn verplicht om een regionaal transitiearrangement (RTA) te realiseren dat inzicht biedt in de continuiteit van zorg voor cliënten die op 31 december 2014 in zorg zijn en cliënten die op die datum een aanspraak op zorg hebben. Het regionaal transitiearrangement betreft de geïndiceerde jeugdzorg, c.q. de niet-vrij toegankelijke jeugdzorg. In 41 landelijk vastgestelde jeugdzorgregio’s is dit transitiearrangement opgesteld (zie ook hoofdstuk 3).
2.5
Aanpak stelselwijziging in BOCE gemeenten
De gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen (BOCE) werken al een aantal jaren samen op het gebied van jeugd. De oorsprong van deze samenwerking is de start van de Drentse pilot Jeugd in 2010. Toen hebben de 12 Drentse gemeenten en de provincie de keuze gemaakt om de stelselwijziging jeugd in samenwerking op te pakken. Vanaf 2012 is deze samenwerking steeds meer regionaal vormgegeven. Dit heeft onder meer geleid tot de ontwikkeling van een regionale visie op de zorg voor jeugd. Daarnaast wordt ook vanuit de huidige gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van het preventieve jeugdbeleid de samenwerking gezocht. Zo is een aantal taken van de Centra voor Jeugd en Gezin in Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen regionaal georganiseerd. Dit betreft onder andere de telefonische bereikbaarheid, het websitebeheer en het ondersteuningsaanbod aan ouders en jeugdigen zelf. Daarnaast is in juni 2013 de Uitvoeringsagenda 3D BOCE 2013 vastgesteld door de drie colleges. In deze agenda is aangegeven welke opdrachten er zijn voor de drie decentralisaties en welke gemeente trekker is in de realisatie van de opdracht. Jeugd maakt onderdeel uit van deze agenda. Voor 2014 is door de colleges opnieuw een uitvoeringsagenda vastgesteld. De komende periode wordt door elke gemeente gebruikt om in verschillende pilots en experimenten in de eigen lokale situatie ervaring op te doen. Dit betreft pilots op het brede sociale domein om bijvoorbeeld ervaring op te doen met de inrichting van de toegang tot de zorg en de aanpak 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur.
7
3.
BELEIDSKADERS INVOERING STELSWIJZIGING JEUGD
In dit hoofdstuk zijn de beleidskaders opgenomen die nodig zijn voor de verdere voorbereiding in 2014 van de stelselwijziging jeugd. Na elk beleidskader volgt een toelichting.
a) Het aanbod jeugdhulp vormt een onderdeel van het brede sociale domein. Op 1 januari 2015 krijgt elke gemeente er een groot aantal verantwoordelijkheden bij op het sociaal domein. De Jeugdwet, de Participatiewet en de nieuwe Wmo/AWBZ treden dan in werking. Bij alle drie decentralisaties gaat het om de ondersteuning van de inwoners in hun eigen sociale context. Veelal gaat het daarbij primair om ondersteuning ‘achter de voordeur’. Vanwege de overlap in doelgroepen en problematiek, is de verwachting dat er winst te behalen is. Bij alle decentralisaties ligt een bezuinigingstaakstelling. De taken moeten met beperkte middelen worden uitgevoerd. Het is van groot belang om keuzes binnen de keten jeugdzorg in onderlinge samenhang met de andere domeinen te maken en om creatieve en innovatieve oplossingen te bedenken voor de ondersteuning en de begeleiding die nodig is. De drie • • • • • •
decentralisaties hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken: er wordt een groter appèl gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner; de gemeente moet meer mensen bedienen, maar moet dit met minder geld doen; de nieuwe regelingen veranderen van “recht op” naar “compensatie van”; de gemeente komt in aanraking met nieuwe aanbieders en specialismen; de gemeente heeft een kernverantwoordelijkheid in de toewijzing van middelen; een deel van de ‘nieuwe’ aanbieders zijn georganiseerd op regionaal niveau.
Daarnaast streven de decentralisaties een aantal gemeenschappelijke doelstellingen na: 1. regie over de ondersteuning bij de inwoner zelf; 2. ondersteuning op maat; 3. meer inzet op preventie: zo vroeg, zo dichtbij en goedkoop mogelijk; 4. het bevorderen van de eigen kracht; 5. een integrale werkwijze door één huishouden, één plan, één regisseur; 6. een gebiedsgerichte aanpak; 7. financieel toekomstbestendig. De ambitie in de gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen (Zuidoost Drenthe) is dat kinderen gezond en positief opgroeien. De veiligheid van kinderen staat hierbij voorop: zodra deze in het geding komt dient het handelen gericht te zijn op een veilige omgeving voor kinderen. Onder opvoeden wordt verstaan het ondersteunen, stimuleren en sturen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Het vormen van een persoonlijkheid, medemenselijkheid en je plek vinden in de samenleving zijn hierin centrale thema’s. Het uitgangspunt is dat iedereen expert is van zijn eigen leven en het beste doet wat hij/zij kan. Ideeën worden gerespecteerd en er wordt vanuit gegaan dat iedereen capaciteiten en bronnen heeft om uit te putten dan wel om op te bouwen.
b) Het aanbod jeugdhulp is in samenhang georganiseerd overeenkomstig de Jeugdwet. De uitgangspunten en de methodiek van Positief opvoeden Drenthe (PoD) zijn het fundament van dit samenhangende aanbod. In de Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor het gehele stelsel en legt daarmee alle taken voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij gemeenten neer. De ambitie in Zuidoost Drenthe is dat kinderen gezond, positief en veilig opgroeien. Met deze ambitie als uitgangspunt wordt de jeugdhulp in samenhang georganiseerd. Als fundament voor de ontwikkeling van het totale aanbod aan jeugdhulp wordt Positief opvoeden Drenthe (PoD) gebruikt, zowel inhoudelijk als qua methodiek van interventieniveaus. Wanneer alle betrokken partijen de methodiek PoD toepassen is sprake van één gezamenlijke taal. Het hanteren van de interventieniveaus (1 tot en met 8) is essentieel en leidend voor het realiseren van de samenhang in jeugdhulp. PoD richt zich op de ouders en opvoeders van alle jeugdigen. Het ordent het aanbod van opvoedondersteuning. De kracht van de samenhangende inzet van deze ondersteuning is dat steeds dezelfde theoretische uitgangspunten en gedragsprincipes worden
8
gebruikt. In het kader van de voorbereiding op Passend onderwijs vindt met het onderwijsveld overleg plaats over het gebruik van PoD in de ondersteuningsplannen, die door de samenwerkingsverbanden van basis- en voortgezet onderwijs worden ontwikkeld. Een positief schoolklimaat is een noodzakelijke voorwaarde voor de uitoefening van jeugdhulp en beperkt de hulpvraag. c) De jeugdhulp (als onderdeel van het brede sociale domein) betreft passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende en gerichte interventies in de eigen sociale context, waar mogelijk zware, langdurende interventies buiten de eigen sociale context vervangen. In het eerder genoemde samenwerkingsverband Drentse Pilot jeugd staat naast het organiseren van de overdracht van taken het ontwikkelen van een nieuw inhoudelijk fundament centraal. De notitie Als jeugd en toekomst tellen – nabij zijn en aansluiten met positief jeugdbeleid beschrijft de visie van de Drentse pilot Jeugd. De BOCE-gemeenten gebruiken dit visiedocument onder andere als toetsingskader voor de verdere uitwerkingsvoorstellen van de toekomstige lokale- en regionale uitwerking van de jeugdhulp. Het uitgangspunt is zo dichtbij en licht mogelijk als kan in aansluiting op eigen kracht van het gezin, de omgeving en de jeugdige zelf. Voor de BOCE-gemeenten is hierin een volgende stap gezet door de vaststelling van het visiedocument Ieder kind in Zuidoost Drenthe doet mee - Regionale samenwerking voor jeugd en gezin in februari 2013, als uitgangspunt voor de verdere uitwerking van beleid. Dit document is mede tot stand gekomen in samenwerking met de betrokken partners in het veld. In gesprekken met professionals en bestuurders is van gedachten gewisseld over de regionale visieontwikkeling. Sindsdien wordt de regionale visie betrokken bij de verdere uitwerking van de invoering van de wet en bezien in het licht van de andere decentralisaties. d) De jeugdhulp bestaat uit een vrij toegankelijk deel en een niet vrij toegankelijk deel. De toeleiding naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp is belegd bij een bevoegd orgaan. De jeugdhulp zoals genoemd in de Jeugdwet bestaat uit vrij toegankelijke ondersteuning en nietvrij toegankelijke jeugdhulp. Vrij toegankelijke ondersteuning is de ondersteuning zoals die nu door de gemeenten wordt verstrekt via de Centra voor jeugd en gezin (CJG). Niet-vrij toegankelijke ondersteuning is de specialistische jeugdhulp die in het huidige stelsel nog wordt geboden na een indicatiebesluit. De schakel tussen het vrij toegankelijk deel en het niet-vrij toegankelijk deel is in de huidige situatie belegd bij Bureau Jeugdzorg Drenthe, die hiervoor is gemandateerd door de provincie Drenthe. Zij verstrekken nu de indicatiebesluiten. Ook heeft Bureau Jeugdzorg tot 1 januari 2015 een verantwoordelijkheid met betrekking tot het waarborgen van de veiligheid van kinderen. In de Jeugdwet is opgenomen dat er geen bureau’s Jeugdzorg meer zijn na 1 januari 2015. De uitvoering van de oordeelsvorming en de besluitvorming voor het inschakelen van specialistische jeugdhulp, dient dus voor 2015 geregeld te worden. Volgens Jeugdwet is deze toeleidingsfunctie middels wettelijke besluiten een verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders, die deze ofwel zelf kan uitvoeren, ofwel kan mandateren aan een extern bevoegd orgaan. In 2014 wordt bepaald hoe en aan welke bevoegde instantie het mandaat zal worden verleend voor het uitvoeren van de wettelijke besluitvorming inzake de toeleidingsfunctie. e) De inrichting van het vrij toegankelijke deel en van de toeleidingsfunctie naar de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp wordt mede bepaald door de uitkomsten van de pilots en experimenten. Hierbij is er aandacht voor de taken van het huidige Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Zoals gezegd zijn in het bestaande stelsel gemeenten al verantwoordelijk voor een deel van de zorg voor jeugd. Het gaat hierbij om de jeugdgezondheidszorg (op grond van de Wet publieke gezondheid) en het preventieve jeugdbeleid (op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, prestatieveld 2) waar taken als informatie en advies, signalering, licht pedagogische ondersteuning, toeleiding naar zorg en de coördinatie van zorg onder vallen. De uitvoering van het preventieve jeugdbeleid wordt in de huidige situatie gedaan door het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).
9
Het CJG is een netwerkorganisatie bestaande uit de kernpartners op het vlak van de preventieve jeugdhulp. De CJG’s in de drie gemeenten werken op onderdelen van de uitvoering samen. Dit betreft de telefonische bereikbaarheid, de informatievoorziening via een gezamenlijke website en de organisatie en uitvoering van het preventieve aanbod aan de ouders, de opvoeders en de jeugdigen zelf. Met de ingrijpende veranderingen in het sociale domein en de taken en verantwoordelijkheden die gemeenten erbij krijgen is ook de rol en positie van het CJG aan het veranderen. Bij de uitwerking van het jeugdhulpaanbod is er aandacht voor de doorontwikkeling van het CJG, zodat deze blijft aansluiten bij de ingezette koers van de decentralisaties. Met de ingrijpende veranderingen in het sociale domein en de taken en verantwoordelijkheden die gemeenten erbij krijgen is ook de rol en positie van het CJG aan het veranderen. Het uitgangspunt is dat het preventief jeugdbeleid geïntegreerd wordt in een brede toegang per gebied. Nog nader onderzocht zal worden of er in een dergelijk model nog wel bestaansrecht is voor een afzonderlijk CJG. Het uitgangspunt is dat de toeleiding vormgegeven wordt binnen het gebiedsgericht werken, in of nabij de sociale teams. De precieze positie en functie van de toeleiding zal nader uitgewerkt worden mede naar aanleiding van de pilots gebiedsgericht werken. Het toepassen van PoD betekent dat de interventieniveaus PoD 1 t/m 3 onderdeel uitmaken van het vrij toegankelijke deel. Interventieniveau PoD 4 kan alleen ingezet worden door een PoD 3-geschoolde medewerker. Alleen op basis van een besluit, zoals opgenomen in de Jeugdwet als verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders, kan PoD 5 t/m 8 worden geboden. Onderstaand is in fuguur 1 ter informatie de huidige PoD-indeling van de interventiesniveaus weergegeven, met als schakelpunt voor het erbij halen van meer specialistische expertise interventieniveau 4. In de eerder genoemde experimenten en pilots binnen het sociaal domein wordt verkend of dit model ook voor de toekomstige situatie bruikbaar is.
Fig. 1: Jeugdzorgketen Zuidoost Drenthe
f)
De financiering van de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp vindt plaats binnen de daarvoor beschikbare gedecentraliseerde rijksmiddelen.
In de Meicirculaire 2013 zijn de budgetten opgenomen die de gemeenten ontvangen voor de uitvoering van de jeugdhulp waar zij per 2015 verantwoordelijk voor worden. Deze budgetten bevatten nog onzekerheden. In de Meicirculaire is uitgegaan van het scenario met de hoogste kortingsbedragen en de laagste groeipercentages. Het macrobudget is landelijk € 3,6 miljard, door de onzekerheden over de budgetverdeling over de gemeenten is door het rijk uitgegaan van
10
€ 3,3 miljard. In dit budget is de bezuiniging van 15% verwerkt, voor 2015 is de eerste stap 5%. Uit de Meicirculaire 2013 blijkt dat de gemeente Borger-Odoorn een bedrag van circa € 4.7 miljoen ontvangt, de gemeente Coevorden van circa € 6.2 miljoen en de gemeente Emmen van circa € 27.2 miljoen1. Er is nog geen zicht welk deel van dit budget nodig is voor de continuïteit van zorg en welk deel van het budget nodig is voor het behoud van de infrastructuur en de specialistische zorg die (boven-)regionaal is georganiseerd. De verdeling van de budgetten van het rijk naar de gemeenten voor 2015 vindt plaats op basis van historische gegevens. Vanaf 2016 wordt geleidelijk een objectief verdeelmodel ingevoerd. De inschatting is dat er nog wijzigingen optreden. Dit is overigens momenteel een landelijk gegeven. Op termijn wordt tevens bezien hoe een toe te kennen integraal ‘budget sociaal domein’ per gemeente wordt ingericht. g) De door het rijk bepaalde wettelijke verplichtingen over de contuïteit van zorg worden nagekomen via het vastleggen en uitwerken van het regionaal transitiearrangement voor de periode 2014 – 2016 in samenwerking met alle Drentse gemeenten. In 41 landelijk huidige jeugdzorgregio’s is dit transitiearrangement opgesteld. Onze regio beslaat de provincie Drenthe. Op 30 oktober 2013 is het “Regionaal Transisitiearrangement voor de transformatie van de jeugdzorg Drenthe” (RTA) ondertekend. Bij het opstellen zijn de huidige jeugdzorgaanbieders en de financiers als partijen betrokken. Achmea is niet op de uitnodiging ingegaan, en heeft het RTA niet ondertekend. De partijen hebben zich verbonden aan de gemaakte afspraken met een aantal voorbehouden, waaronder het uiteindelijke budget en aantal cliënten in relatie tot de gegevens van nu. Ook is opgenomen dat een aantal plannen nader wordt uitgewerkt. Het aangaan van het RTA betekent een intergemeentelijke samenwerking als voorbereiding op de inkoop van de gespecialiseerde jeugdzorg in 2015 en 2016. In de regio Drenthe is ervoor gekozen een transitiearrangement op te stellen voor de periode 2014 tot en met 2016. Er is gekozen voor een periode van drie jaar om binnen de opdracht voor continuïteit van zorg en de bezuinigingstaakstelling ruimte te creëren om de noodzakelijke stelselherziening te realiseren. Binnen dit traject zijn de nodige herijkmomenten opgenomen. Zo wordt ervan uitgegaan dat voor 2015 de huidige bekostigingssystematiek wordt gehandhaafd, dat kennis en ervaring opgedaan wordt en dat er eind 2014 een voorstel wordt gemaakt voor de bekostiging van 2016. h) De door het rijk bepaalde verplichtingen over de schaalgrootte van bepaalde vormen van jeugdhulp als Jeugdbescherming, Jeugdreclassering en Jeugdzorg Plus worden nakomen in samenwerking met alle Drentse gemeenten. Op basis van het RTA is vastgelegd dat de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp door de twaalf Drentse gemeenten, dan wel op Noord-Nederlandse schaal wordt ingekocht. De komende periode is nodig om nader te regelen op welke schaal bepaalde vormen van jeugdhulp georganiseerd worden en op welke manier de inkoop en de financiering van deze ondersteuning plaats gaat vinden. Wanneer op regionale- dan wel bovenregionale schaal bepaalde expertise wordt ingekocht, is besluitvorming over de manier waarop de onderlinge verrekening plaats vindt nodig. Informatie over het huidig gebruik van bepaalde voorzieningen door elke individuele gemeente is hierbij helpend. De inrichting van het financieel kader, inclusief een risico-inventarisatie, en de verantwoordingssystematiek met de wijze van monitoring van onder anderen de effectiviteit van de zorg in relatie tot de kosten, wordt in 2014 nader uitgewerkt. Hierover zijn ook binnen het RTA afspraken gemaakt met zorgaanbieders.
1
Rapportage Bijstelling verdeling historische middelen jeugdzorg 2011, SCP/Cebeon, 3 december 2013. De budgetten zijn gewijzigd t.o.v. Meicirculaire 2013; Emmen € 30.2 miljoen, Borger-Odoorn € 5.5 miljoen en Coevorden € 6.9 miljoen.
11
4.
WERKAGENDA
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de landelijke planning en de gemeentelijke aanpak in 2014. Hiermee komt ook de agenda voor de gemeenteraad in beeld.
4.1
De stelselmeter
Door het rijk, de VNG en het IPO is in september 2012 een onafhankelijke commissie ingesteld om de decentralisatie van alle jeugdhulp naar de gemeente te volgen: Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ). De belangrijkste opgave van de TSJ is de voortgang van de decentralisatie te monitoren. De TSJ kijkt naar wat gemeenten (moeten) doen en van daaruit of gemeenten hiertoe in staat worden gesteld. Als instrument hiervoor heeft de TSJ de stelselmeter ontwikkeld. Deze stelselmeter is bedoeld om op landelijk niveau de stand van zaken te meten. Daarnaast is de stelselmeter bedoeld als hulpmiddel voor de gemeenten zelf. In de gemeentelijke aanpak wordt gebruik gemaakt van deze stelselmeter. De stelselmeter bestaat uit een aantal elementen, namelijk: a. b. c. d. e. f. g.
De gemeente heeft beleid voor jeugdhulp binnen haar beleidscyclus geïntegreerd. De gemeente heeft een budget en een bekostigingssystematiek voor jeugdhulp. De gemeente heeft een systeem voor toeleiding en casemanagement. De gemeente beschikt over een passend en dekkend jeugdhulpaanbod. De gemeente stuurt op de kwaliteit van de jeugdhulp. De gemeente stuurt op de effectiviteit van de jeugdhulp. De gemeente heeft voor de uitvoering van jeugdhulp noodzakelijke samenwerking georganiseerd. h. De continuïteit van zorg is gedurende de stelselwijziging gewaarborgd. i. De gemeente voert jeugdbescherming en jeugdreclassering verantwoord uit. In 2014 wordt ten behoeve van de invoering van de stelselwijziging een aantal voorstellen aan de raad voorgelegd. Het betreft een verordening jeugdzorg, een klachten- en cliëntenregeling, en de begrotingsvoorstellen met daaruit voortvloeiende budgetvorming.
12
4.2
Werkagenda invoering stelselwijziging jeugd
De onderstaande planning is mede op basis van de stelselmeter van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) opgesteld. Nadrukkelijk wordt nogmaals vermeld dat deze planning er op is gericht dat de Jeugdwet tijdig is aangenomen en met ingang van 2015 in werking treedt. Besluit
Besluit
College
Raad
Onderwerpen Regionaal Transitiearrangement
Okt.
(Continuïteit van zorg)
2013
Beleidskader Invoering Stelselwijziging
Jan.
April
Jeugd
2014
2014
Afstemming ondersteuningsplan (Passend
Mei
onderwijs)
2014
Inrichting (beleids-)monitoring
Mei
(indicatoren en meetmechanismen)
2014
Overdrachtprotocollen BJZ met gemeenten
Mei
en regio’s (beleggen toeleidingsfunctie)
2014
Gemeentelijke verordening jeugdzorg Inrichting registratiesysteem
Juni
Sept.
2014
2014
Werkplanning 13
13
14
14
14
14
Q3
Q4
Q1
Q2
Q3
Q4
15
Aug. 2014
Gemeentelijk documentatiesyteem lopende
Aug.
dossiers Bureau Jeugdzorg (BJZ)
2014
Regelingen clientenvertrouwenspersonen,
Aug.
Sept.
klachtprocedures en bescherming
2014
2014
persoonsgegevens jeugd Gemeentelijk uitvoeringsprogramma
Sept.
jeugdzorg: bestaat uit vele onderdelen, zie
2014
toelichting* Inrichting rechtspersonen specialistische
Okt.
jeugdhulp in regionaal verband per 1-1-15
2014
Uitwerking bekostigingssysytematiek,
Okt.
Nov.
verantwoordingssytematiek, budgetten en
2014
2014
risicoparagraaf in begroting 2015 Contractuele afspraak vormen van
Okt.
jeugdhulp (contracten, subsidies, PGB’s)
2014
Inrichting sociale teams in alle gebieden,
Nov.
incl jeugd en toeleiding per 1-1-15
2014
Inrichten gemeentelijke organisatie
Nov.
uitvoering jeugdwet
2014
Definitief overzicht afgegeven indicaties
Dec.
voor 2015, inclusief opbouw dossiers
2014
Uitvoering jeugdwet
>>
Hieronder worden de onderwerpen toegelicht. Vanzelfsprekend is er per onderwerp een nadere uitwerking nodig, waarin de verbinding en afhankelijkheden met andere onderwerpen, met de 3Daanpak, met de BOCE-utvoeringsagenda en de bovenregionale/landelijke ontwikkelingen een rol spelen.
Onderwerpen werkplanning jeugd
Toelichting
Regionaal Transitiearrangement
Betreft specialistische jeugdhulp. Op 30 oktober overeenkomst
(Continuïteit van zorg)
getekend door de gemeenten regio Drenthe.
Beleidskader Invoering Stelselwijziging
Is uitwerking van 3D-brede kaders, speciefiek t.b.v. inrichting
Jeugd
stelselwijziging jeugd als gevolg van de Jeugdwet.
Afstemming ondersteuningsplan (Passend
Is formele verband met de Passend Onderwijs. Groeimodel
onderwijs)
samenwerking jeugdzorg en PO/VO.
Inrichting (beleids-)monitoring
Voorbereiding en inrichting van instrument voor sturing op
(indicatoren en meetmechanismen)
kwaliteit en effectiviteit van de jeugdhulp. (binnen 3D)
Overdrachtprotocollen BJZ met gemeenten
Afspraken over nieuwe werkwijze en consequenties.
en regio’s (beleggen toeleidingsfunctie) Gemeentelijke verordening jeugdzorg
Op basis van de jeugdwet wordt de publiekrechtelijke regeling voor de uitvoering vastgesteld.
Inrichting registratiesysteem Gemeentelijk documentatiesyteem lopende dossiers Bureau Jeugdzorg (BJZ) Gemeentelijk uitvoeringsprogramma jeugdzorg: bestaat uit vele onderdelen.
Inclusief afspraken over positie huisarts bij toegang tot jeugdhulp, regionale samenwerking met Raad voor de Kinderbescherming, met GGD over aansluiting publieke gezondheidszorg en met veiligheidsregio’s over meldingen, de organsiatie van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, het inrichten jeugdhulp binnen de gebiedsteams, het inrichten toeleidingsfunctie naar specialistische jeugdhulp. Op basis van het RTA worden in Q1 2014 gemaakt: .Plan versterking voorliggend veld (als input voor inbedding jeugd in gebiedsgericht werken) .Transformatieplan waarin met zorgaanbieders wordt uitgewerkt hoe de continuiteit wordt geborgd. Ook de uitkomsten van deze twee plannen worden meegenomen in het uitvoeringsprogramma.
Regelingen clientenvertrouwenspersonen,
Op basis van de jeugdwet wordt de publiekrechtelijke regeling
klachtprocedures en bescherming
voor de uitvoering vastgesteld.
persoonsgegevens jeugd Inrichting rechtspersonen specialistische
Formele oprichting en inrichting van (verplichte)
jeugdhulp in regionaal verband per 1-1-15
samenwerkingsverband(en) tussen gemeenten ten behoeve van aansturing en inkoop specalistische jeugdzorg.
Uitwerking bekostigingssysytematiek,
Voorbereiding, inrichting en besluitvorming inzake de
verantwoordingssytematiek, budgetten en
financiële allocaties en budgetaire kaders. Inbedding in brede
risicoparagraaf in begroting 2015
3D-cluster ligt voor de hand.
Contractuele afspraak vormen van
Voor zowel voor de vrij-toegankelijke jeugdhulp in sociale
jeugdhulp (contracten, subsidies, PGB’s)
teams, als voor de niet-vrij toegankelijke (specialistische) jeugdhulp. Basis is het gemeentelijk uitvoeringsprogramma.
Definitief overzicht afgegeven indicaties voor 2015, inclusief opbouw dossiers Inrichting sociale teams in alle gebieden,
Voorbereiding op de daadwerkelijke uitvoering van het dorp-
incl jeugd en toeleiding per 1-1-15
en wijkgericht werken in de 6 gebieden vanaf 1-1-2015.
Inrichten gemeentelijke organisatie
Voorbereiding op de daadwerkelijke uitvoering van de
uitvoering jeugdwet
regiefunctie van de gemeente (3d-breed) vanaf 1-1-2015.
14
Bijlage 1
Financiën Jeugdzorg
In de Meicirculaire 2013 zijn de eerste uitkomsten gepubliceerd over de verdeling van het historisch budget van over te hevelen jeugdzorgmiddelen. Daarna zijn er door het ministerie van VWS en de Tweede Kamer enkele beslissingen genomen die gevolgen hebben voor de omvang en de verdeling van de over te hevelen middelen. Dit betreft vooral de omvang van het over te hevelen budget voor jeugd ggz en de bepaling van de gemeente van herkomst bij de voogdij. Bovendien bleken in de basisgegevens voor de berekening van de gemeentelijke budgetten onvolkomenheden te zitten, die gevolgen hebben voor de verdeling van de betrokken middelen. Dit betreft vooral de gegevens over de JeugdzorgPlus. Daarom heeft het ministerie van VWS mede op verzoek van de Tweede Kamer aan het SCP en Cebeon gevraagd om een nieuwe verdeling van het historisch budget op te stellen. De naar gemeenten over te hevelen middelen voor de jeugdzorg worden bepaald op basis van de definities die voor de afbakening van de doelgroepen worden gehanteerd in de nieuwe Jeugdwet. Voor het in 2015 naar gemeenten over te hevelen macrobudget wordt momenteel uitgegaan van € 3,5 miljard. Het macrobudget van over te hevelen middelen is volgens recente informatie van het ministerie van VWS als volgt samengesteld: • Voor de jeugdzorg gefinancierd uit de Zvw, is het macrobudget 2012 bepaald op een bedrag van € 850 miljoen (was €704 miljoen); • Voor de jeugdzorg gefinancierd uit de Awbz, is het macrobudget 2012 bepaald op een bedrag van € 982 miljoen (was €954 miljoen); • Voor de jeugdzorg gefinancierd door rijk en provincies, is het macrobudget 2011 bepaald op een bedrag van € 1.702 miljoen aan provinciale jeugdzorg, waarvan € 1.180 miljoen (was € 1.181 miljoen) als doeluitkering van het ministerie van VWS voor de provinciale jeugdzorg, € 185 miljoen voor de door het ministerie van VWS direct gefinancierd JeugdzorgPlus, en € 337 miljoen (was € 325 miljoen) als doeluitkering van het ministerie van V&J voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. In onderstaande figuur is bovenstaande samengevat.
15
Door het macrobudget per zorgvorm te delen door het totaal aantal cliënten (op landelijk niveau) per zorgvorm is het landelijk gemiddelde budget per cliënt per zorgvorm berekend. Bij de indeling naar zorgvorm is steeds de zwaarste zorgvorm als uitgangspunt genomen. Onderstaande tabel geeft gemeenten een globale indicatie van de verschillen in niveaus van het landelijk gemiddelde budget per cliënt voor de verschillende zorgvormen. In de tabel is geen rekening gehouden met mogelijke overlap in gebruik van voorzieningen naar financieringsvorm. De aantallen cliënten voor de verschillende vormen van jeugdzorg kunnen dus niet worden opgeteld om het totaal aantal (unieke) cliënten in jeugdzorg te krijgen. Er loopt een datatraject bji het CBS om het aantal unieke jeugdigen in zorg te bepalen. Hiervoor moeten de verschillende datasystemen worden gecombineerd. De tabel biedt daarnaast geen inzicht in de kosten per zorgvorm. Het is niet mogelijk om een kostprijs per cliënt te berekenen. De reden hiervoor is dat de budgetten in de tabel zijn berekend op basis van geraamde macrobudgetten 2015 en de aantallen cliënten hebben betrekking op het werkelijk gebruik in 2011 (of 2010 dan wel 2012).
Tabel 1: Landelijk gemiddeld budget en aantal cliënten per zorgvorm, 2015 zorgvormen Totaal AWBZjeugdzorg • zorg aan jeugd zonder verblijf • zorg aan jeugd met verblijf Totaal Zvw-jeugdzorg - jeugd-ggz eerste lijn - jeugd-ggz tweede lijn zonder verblijf - jeugd-ggz tweede lijn met verblijf Totaal Provinciaalgefinanc. jeugdzorg - Totaal Jeugd en opvoedhulp •
alleen ambulante zorg (J&O)
•
verblijf deel/voltijd (J&O)
•
verblijf pleegzorg (J&O)
- jeugdbescherming - jeugdreclassering - geaccepteerde aanmeldingen bjz - gemelde kinderen AMK JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg) Totaal budget (mln)
gemiddeld budget per zorgvorm (in € mln)
Aantal cliënten
gemiddeld budget per cliënt in €
982
82.398
11.918
772
75.038
10.288
210
7.360
28.533
850 20
248.304 60.538
3.423 330
577
196.105
2.941
253
3.959
63.973
1517
99.508
15.245
922
65.614
14.054
126
31.705
3.985
509
15.572
32.698
287
18.337
15.631
267 70 171
46.115 16.294 61.151
5.780 4.324 2.796
44
28.851
1.508
185
1.554
119.048
3.534
16
Onderstaand is het totaal budget Jeugdzorg voor de BOCE-gemeenten weergegeven.
Gemeente
Jeugdzorgbudget, Meicirculaire 2013
% verschil
Borger-Odoorn Coevorden Emmen
€ 4.720.877 € 6.221.077 € 27.174.774
17% 11% 11%
Bijgesteld Jeugdzorgbudget, december 2013 € 5.517.401 € 6.928.432 € 30.238.360
Meer informatie over het budget jeugdzorg is te vinden in de notitie ‘Bijstelling verdeling historische middelen jeugdzorg 2011’ van Cebeon/SCP.
17
Bijlage 2
De jeugd in de BOCE-gemeenten
Vanuit de Drentse pilot Jeugd is de monitor Meetbaar Beter ontwikkeld. De monitor Meetbaar Beter is de plek waar alle informatie over jeugd(zorg) in Drenthe samen komt, in de vorm van trends, prognoses en vergelijkingen (%), op postcode- en/of gemeenteniveau. In deze monitor worden de cijfers opgenomen van diverse instellingen, als de jeugdgezondheidszorg, welzijns- en maatschappelijk werk organisaties en jeugdzorgaanbieders. De cijfers zijn beschikbaar op gemeenteniveau over de jaren 2010, 2011 en 2012. Aansluitend bij de Wet op de Jeugdzorg is het bereik van de cijfers 0 t/m 23 jaar. De cijfers van de organisaties betreffen geen unieke cliënten. Hierdoor zijn de klantstromen in de jeugdzorg(keten) niet betrouwbaar weer te geven. Dit is alleen te verhelpen door het koppelen van de gegevens op basis van een uniek ID (bijvoorbeeld BSN). Daar is op dit moment nog geen wettelijke basis voor. De deelnemende organisaties zijn eigenaar van de cijfers, en zijn verantwoordelijk voor het juist en betrouwbaar aanleveren van de cijfers aan de monitor. Ieder half jaar is er een factsheet beschikbaar met cijfers over de jeugd(zorg) op gemeenteniveau. De factsheets van de gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen zijn bijgevoegd. Meer informatie is te vinden op de website www.meetbaarbeterdrenthe.nl.
18
Bijlage 3
Positief opvoeden Drenthe2
Elke ouder wil dat zijn of haar kind gelukkig is en een veilige en zelfbewuste plek inneemt in deze wereld. Elke ouder wil dat zijn of haar kind ‘erbij hoort’; bij het gezin dat ouders vormen, bij de school die ouders en/of de jongere hebben gekozen, bij de buurt waar ouders wonen. Dat lukt alleen als de belangrijke volwassenen in scholen, buurten, sportverenigingen en andere leefmilieus samen met de ouders de opvoeding van de kinderen dragen. De kerngedachte achter Positief opvoeden Drenthe (PoD) is dat ouders/opvoeders en de maatschappij samen opvoeden en samen een verantwoordelijkheid delen in het zoeken naar hoe er voor elk kind een veilige en stimulerende opvoedingsomgeving ontwikkeld kan worden. Het delen, begrijpen en aan elkaar verbinden van de pedagogische aanpak sluit hierop aan. Dit alles met het doel om kinderen en jongeren kansen te geven en opvoedingsproblemen te voorkomen, te verhelpen of hanteerbaar te maken. PoD is een werkmodel dat is opgebouwd uit een acht samenhangende interventieniveaus. Binnen elk interventieniveau bieden organisaties een aanbod, dat onderling een verbindend kader vormt en door elke organisatie wordt dezelfde werkwijze gehanteerd. Er is sprake van een gemeenschappelijke taal. Alle bij PoD betrokken organisaties hanteren de volgende gemeenschappelijke uitgangspunten: a. b. c. d. e.
Ondersteunen van ouders bij het realiseren van een positieve opvoedingsaanpak in en om het gezin. Ondersteunen van professionals bij het realiseren van een positieve ondersteuningsaanpak. Meten wat gedaan wordt, middels praktijkgestuurd onderzoek. Commitment van de organisatie aan het ontwikkelen van duurzame samenwerking. Leren van de ervaringen van elke betrokken organisatie en gebruik maken van de uitkomsten van het praktijkgestuurd onderzoek.
Het streven is de hulpverlening zo kort en zo licht als mogelijk te houden, en intensief in te zetten waar dat nodig is. De interventies binnen PoD voldoen aan alle ‘what works principles’. Dat betekent dat de interventie ontwikkeld en gevolgd wordt ten aanzien van de volgende principes: • goede kwaliteit van de relatie tussen hulpverlener en cliënt; • een goede structurering van de interventie (duidelijke doelstelling, planning en fasering); • een goede ‘fit’ van de aanpak van het probleem en de hulpvraag; • uitvoering van de interventie zoals deze uitgevoerd hoort te worden (methodische integriteit); • professionaliteit (goede opleiding en training) van de hulpverlener; • goede werkomstandigheden van de hulpverlener (zoals draaglijke caseload, goede ondersteuning, veiligheid van de professional); • het routinematig monitoren en bespreken van de effectiviteit van de behandeling gedurende de uitvoering en na afloop daarvan; • de interventie past binnen en versterkt de overige activiteiten die binnen een gezin plaatsvinden (het principe van één gezin, één team, één plan).
2
Positief Opvoeden Drenthe is niet hetzelfde als Triple P. De interventies die in Drenthe worden uitgevoerd zijn niet te verglijken met de interventies van Triple P.
19
Onderstaand is een toelichting op de interventieniveaus weergegeven. Medio 2014 is in de monitor Meetbaar Beter bij elk interventieniveau het aanbod te vinden dat door de betrokken organisaties wordt aangeboden. Dit biedt inzicht op Niveau 1 Universele preventie
2 Selectieve preventie
Wat Voorlichting voor alle ouders en opvoeders als flyers, posters, tv-spots. Adviesgesprekken en ouderavonden. Groepsbijeenkomsten en lezingen
3 Lichte opvoedhulp
Eén tot vijf gesprekken volgens een gemeenschappelijke methodiek
4 Intensieve opvoedhulp
Generalistisch aanbod voor groepen ouders (gemiddeld 5 keer) of individuele gezinnen (gemiddeld 10 keer)
5 Ambulante hulpverlening
Specialistisch aanbod (tot 25 keer)
6 Intensieve ambulante hulpverlening
Specialistisch aanbod
7 Zorg overdag
Specialistisch aanbod
8 Verblijf
Specialistisch aanbod
Voor wie? Ouders en opvoeders die geïnteresseerd zijn
Door wie? CJG kernpartners
Ouders met een specifieke vraag over gedrag en/of ontwikkeling van hun kind Ouders met beginnende opvoedproblemen of zorgen over de ontwikkeling van hun kind Ouders met kinderen met ernstige gedragsproblemen die een korte gerichte training of hulpaanbod nodig hebben Ouders met specifieke opvoedproblemen die een gerichte training of hulpaanbod nodig hebben Ouders met kinderen met zeer ernstige gedragsproblemen Ouders met kinderen met zeer ernstige gedragsproblemen Ouders met kinderen met ernstige gedragsproblemen dat thuis blijven niet meer mogelijk is, dan wel er sprake is van overname van de opvoeding
CJG kernpartners
CJG professionals van jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk
Gespecialiseerde generalisten van bijv. Yorneo
Specialisten van bijv. Indigo, GGz Drenthe en Accare
Specialisten van bijv. Indigo, GGz Drenthe en Accare Specialisten van bijv. Indigo, GGz Drenthe en Accare Specialisten van bijv. Indigo, GGz Drenthe en Accare. En ook pleegzorg en jeugdbescherming en jeugdreclassering
20