Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector Rapport deel 1: Een inventarisatie
Ir. Karoline Poorter
Technische Universiteit Delft
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector Rapport deel 1: Een inventarisatie
Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde Afdeling Real Estate & Housing Sectie Housing April 2006 Auteur: Mw. ir. K.F. Poorter
Voorwoord Met
de
uitkomst
van
diverse
adviesrapporten
(WRR,
SER,
commissie
de
Boer)
is
het
onderwerp
belanghoudersparticipatie in de sociale huursector geïntroduceerd of in ieder geval nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Door belanghouders te betrekken bij hun beleidsvorming kunnen woningcorporaties een legitieme basis verkrijgen voor hun activiteiten. Uit dit onderzoek is gebleken dat veel corporaties reeds belanghouders betrekken bij het nemen van beslissingen en het vormen van beleid. Dat gebeurt op zeer uiteenlopende wijze. Corporaties die nog midden in het vormgevingsproces van belanghoudersparticipatie zitten, kunnen wellicht door in dit rapport te lezen hoe andere
corporaties
met
belanghoudersparticipatie
omgaan,
inspiratie
opdoen
voor
hun
eigen
belanghoudersparticipatiebeleid. Ik wil alle corporaties die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bedanken. Speciale dank gaat uit naar Dr. ir. V. Gruis die de aanzet heeft gegeven voor dit onderzoek en optreedt als begeleider.
Delft, april 2006 Karoline Poorter
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
i
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................................ iii 1. Belanghoudersparticipatie....................................................................................................................................1 1.1 Probleemstelling en vraagstelling ....................................................................................................................1 1.2 Onderzoeksaanpak.........................................................................................................................................2 1.2.1 Vragen van de telefonische enquête ..........................................................................................................2 1.2.2 Procesmodellen en typering van belanghoudersparticipatie .........................................................................2 1.2.3 Bestudering van jaarverslagen ..................................................................................................................2 1.3 Leeswijzer .....................................................................................................................................................2 2. Maatschappelijke context.....................................................................................................................................3 2.1 Waarom een discussie over het maatschappelijk ondernemerschap van corporaties ............................................3 2.2 Belanghoudersparticipatie binnen Maatschappelijk Ondernemerschap ................................................................7 3. Theoretisch kader ............................................................................................................................................. 10 3.1 Belanghoudersparticipatie is... ...................................................................................................................... 10 3.2 Belanghouders: wie zijn dat? ........................................................................................................................ 11 4. Inventarisatie ................................................................................................................................................... 13 4.1 Waarom een telefonische enquête ................................................................................................................ 13 4.2 Steekproef en verdeling in strata................................................................................................................... 13 5. Enquêteresultaten............................................................................................................................................. 15 5.1 Hoeveel woningcorporaties doen aan belanghoudersparticipatie ...................................................................... 15 5.2 Welke belanghouders worden betrokken........................................................................................................ 16 5.3 Schaalniveau waarop belanghouders worden betrokken.................................................................................. 18 5.4 Meerwaarde van belanghoudersparticipatie.................................................................................................... 18 5.5.1 Achterliggende argumenten bij meerwaarde ............................................................................................ 19 5.5 Plannen voor de toekomst ............................................................................................................................ 20 5.6 Mate van invloed van de belanghouders ........................................................................................................ 21 5.7 Prestatieafspraken en meebeslissen .............................................................................................................. 23 5.8 Moeilijkheden bij belanghoudersparticipatie ................................................................................................... 23 5.9 Belanghoudersparticipatie en visitatie ............................................................................................................ 24 5.10 Deelconclusies hoofdstuk 5 ......................................................................................................................... 24 6 Naar een typering van belanghoudersparticipatie ................................................................................................. 26 6.1 Typering van het procesverloop .................................................................................................................... 26 6.1.1 Procesmodellen op bedrijfsniveau ........................................................................................................... 27 6.1.2 Procesmodellen op wijkniveau ................................................................................................................ 31 6.2 Typering van inhoudelijke aspecten............................................................................................................... 33 7 Verslaglegging: jaarverslagen ............................................................................................................................. 40 7.1 Inhoudelijke eisen........................................................................................................................................ 40 7.2 Enkele voorbeelden van verslaglegging.......................................................................................................... 41 7.3 Deelconclusies verslaglegging ....................................................................................................................... 41 8 Conclusies ......................................................................................................................................................... 43 Literatuurlijst ........................................................................................................................................................ 46 Bijlage 1: Begrippenlijst......................................................................................................................................... 48 Bijlage 2: Onderzoekslijn MOVe ............................................................................................................................. 49 Bijlage 3: Verloop telefonische enquête en vragenlijst.............................................................................................. 50 Bijlage 4: Functiebenaming respondenten............................................................................................................... 51 Bijlage 5: Voorbeelden van verslaglegging van belanghoudersparticipatie in jaarverslagen ......................................... 52
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
ii
Samenvatting Woningcorporaties vervullen een cruciale rol in de stedelijke ontwikkeling. Zij bezitten een groot deel van de woningvoorraad in te transformeren wijken en leggen in toenemende mate verbanden tussen de volkshuisvesting en andere publieke terreinen in de stedelijke ontwikkeling. Woningcorporaties zijn op te vatten als maatschappelijke ondernemers die een zelfstandige bedrijfsvoering combineren met een maatschappelijke doelstelling. Door de afname van toezicht vanuit de overheid en de afwezigheid van aandeelhouders is het niet altijd duidelijk waarom de activiteiten van corporaties relevant zijn voor de maatschappij. Horizontale verantwoording en het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen (belanghoudersparticipatie) zouden kunnen zorgen voor de gewenste legitimiteit van het handelen van de corporaties. Hoewel corporaties al initiatieven tot belanghoudersparticipatie hebben genomen, is de praktijk nog in een pril stadium van ontwikkeling. Samenhangend hiermee is theoretisch en empirisch onderzoek beperkt voorhanden. Een analyse van de wijze waarop belanghoudersparticipatie kan worden ingezet als instrument in het maatschappelijk ondernemerschap van woningcorporaties ontbreekt, terwijl belanghoudersparticipatie juist als wezenlijk kenmerk van maatschappelijk ondernemerschap wordt erkend. Het onderzoek naar belanghoudersparticipatie in de sociale huursector van de Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing, richt zich op de vormgeving van belanghoudersparticipatie. In dit rapport wordt verslag gelegd van de resultaten van de telefonische enquête waaraan 118 corporaties uit Nederland hebben meegewerkt. Deze enquête is afgenomen om een goed beeld te krijgen van de stand van zaken van belanghoudersparticipatie op dit moment. In de enquête stond de vraag centraal of woningcorporaties belanghouders anders dan huurders betrekken bij het nemen van beslissingen en indien dit het geval is, welke vorm er aan de belanghoudersparticipatie wordt gegeven en welke mate van invloed de belanghouders hebben op beslissingen die de corporaties moeten nemen. In dit rapport worden de bevinden weergegeven gekoppeld aan het theoretisch kader van belanghoudersparticipatie. Resultaten van de enquête worden derhalve afgewisseld met kritische beschouwingen en bevindingen over aanverwante thema’s, zoals visitatie, prestatieafspraken met de gemeente en het afleggen van verantwoording. In het kader van dit onderzoek is gesteld dat er sprake is van belanghoudersparticipatie als een corporatie bij het nemen van beslissingen (met name op beleidsniveau) belanghouders, zoals de gemeente, zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen of collega corporaties, betrekt. De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden naar aanleiding van de enquêteresultaten zijn dat:
Er eind 2005 begin 2006 door woningcorporaties veel aan belanghoudersparticipatie wordt gedaan op verschillende schaalniveaus en op zeer uiteenlopende wijze. 90% van de corporaties die mee hebben gewerkt aan het onderzoek zegt dat ze aan belanghoudersparticipatie doen. De ene corporatie is daarin verder gevorderd dan de andere. Ervan uitgaande dat de steekproef representatief is, zou dit erop neerkomen dat 88% van alle Nederlandse corporaties belanghouders betrekt bij het nemen van beslissingen;
Er op heel uiteenlopende wijze vorm wordt gegeven aan belanghoudersparticipatie;
De partijen die het meest genoemd worden als partijen die betrokken worden bij het nemen van beslissingen de
Het schaalniveau waarop belanghouders betrokken worden het meest op projectniveau en daarna op wijk- en
gemeente(n), zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen en collega corporaties zijn; bedrijfsniveau wordt gesteld;
De mate van invloed van belanghouders op projectniveau veelal op meebeslissen wordt gesteld en op wijk- en
De meerwaarde die corporaties zien in het betrekken van belanghouders veelal pragmatisch en inhoudelijk van
bedrijfsniveau veelal op raadplegen; aard is en minder uit het oogpunt van maatschappelijke inbedding;
Voor wat betreft de toekomstplannen op het gebied van de vormgeving van belanghoudersparticipatie een groot deel van de corporaties die hebben meegewerkt aan het onderzoek aangeeft de huidige lijn voort te willen zetten. De corporaties die veranderingen door willen voeren, weten echter vaak nog niet op welke manier ze dat willen aanpakken;
De verslaglegging van belanghoudersparticipatie in de jaarverslagen beperkt is.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
iii
Met behulp van de enquêteresultaten is er een aanzet tot een typering van belanghoudersparticipatie gemaakt. Deze typering valt uiteen in een procesmatige en een inhoudelijke typering. Bij de aanzet voor een procesmatige typering is er vooral gekeken naar het moment waarop belanghouders betrokken worden en naar de gebruikte methoden. Bij de aanzet tot een inhoudelijke typering is er gelet op aspecten van belanghoudersparticipatie als:
De verankering in het (beleidsvormings)proces;
De samenstelling van de betrokken belanghouders: aantal en soort;
Het moment waarop belanghouders betrokken worden;
De mate van invloed van de belanghouders;
De frequentie van het overleg;
De juridische verankering.
Hieruit zijn enkele modellen voortgekomen die dienen als basismateriaal voor een verdere typering van belanghoudersparticipatie.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
iv
1. Belanghoudersparticipatie In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar belanghoudersparticipatie in de sociale huursector behandeld. Eerst wordt ingegaan op de probleemstelling, de centrale vraagstelling en de doelstelling van dit onderzoek. Daarna volgt een toelichting op de gebruikte onderzoeksaanpak. Woningcorporaties vervullen een cruciale rol in de stedelijke ontwikkeling. Zij bezitten een groot deel van de woningvoorraad in te transformeren wijken en leggen in toenemende mate verbanden tussen de volkshuisvesting en andere publieke terreinen in de stedelijke ontwikkeling. Woningcorporaties zijn op te vatten als maatschappelijk ondernemers die een zelfstandige bedrijfsvoering combineren met een maatschappelijke doelstelling. Door de afname van toezicht vanuit de overheid en de afwezigheid van aandeelhouders is het niet altijd duidelijk waarom de activiteiten van corporaties relevant zijn voor de maatschappij. Horizontale verantwoording en het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen (belanghoudersparticipatie) zouden kunnen zorgen voor de gewenste legitimiteit van het handelen van de corporaties. Hoewel corporaties al initiatieven tot belanghoudersparticipatie hebben genomen, is de praktijk nog in een pril stadium van ontwikkeling. Samenhangend hiermee is theoretisch en empirisch onderzoek beperkt voorhanden. Een analyse van de wijze waarop belanghoudersparticipatie kan worden ingezet als instrument in het maatschappelijk ondernemerschap van woningcorporaties ontbreekt, terwijl belanghoudersparticipatie juist als wezenlijk kenmerk van maatschappelijk ondernemerschap wordt erkend. Het onderzoek naar belanghoudersparticipatie in de sociale huursector richt zich op de wijze waarop sociale verhuurders hun belanghouders (kunnen) betrekken bij hun beleidsvorming en maakt deel uit van de onderzoekslijn MOVe (Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid woningcorporaties)1.
1.1 Probleemstelling en vraagstelling De probleemstelling van het overkoepelde onderzoek luidt als volgt: Probleemstelling Het is onduidelijk op welke wijze sociale verhuurders hun belanghouders (kunnen) betrekken bij de beleidsvorming en beleidsuitvoering en wat een ‘goede’ vormgeving van belanghoudersparticipatie is.
Om bij te dragen aan bovenstaande probleemstelling worden in dit onderzoek de volgende vragen gesteld: Centrale vraagstelling 1. Welke initiatieven worden ontplooid door sociale verhuurders om hun belanghouders te betrekken bij hun beleidsvorming? 2. Hoe kunnen deze initiatieven worden beoordeeld vanuit de (te verwachten) effectiviteit, efficiëntie, rechtmatigheid, legitimiteit en transparantie van het beleid? 3. Welke relaties zijn er tussen de publieke regulering van sociale verhuurders en de initiatieven die zij (kunnen) ondernemen voor het vergroten van belanghoudersparticipatie?
In dit rapport wordt een antwoord geformuleerd op de eerste vraag (zie kader). Het doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de methoden die gebruikt kunnen worden voor het betrekken van belanghouders bij de beleidsvorming van woningcorporaties met uiteindelijk een beoordeling van de effecten per methode op het gebied van efficiëntie, effectiviteit, legitimiteit, transparantie en rechtmatigheid. 1
Zie voor aanvullende informatie bijlage 2
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
1
1.2 Onderzoeksaanpak Om aan de algemene probleemstelling bij te kunnen dragen is gestart met een literatuurstudie naar reeds ondernomen vormen van belanghoudersparticipatie en naar de sociale context van belanghoudersparticipatie als onderdeel van de discussie over het Maatschappelijk Ondernemerschap. Uit de literatuur zijn niet voldoende voorbeelden van belanghoudersparticipatie naar voren gekomen om een typering van belanghoudersparticipatie te kunnen maken. Daarom is er besloten een nulmeting te verrichten om te bepalen op welke manier eind 2005 begin 2006 aan belanghoudersparticipatie vorm wordt gegeven door woningcorporaties. (zie omkaderde vraag van de centrale vraagstelling). Deze nulmeting bestaat uit een telefonische enquête onder 160 van de 508 woningcorporaties in Nederland (peildatum 2004).
1.2.1 Vragen van de telefonische enquête De vragen die telefonische aan de respondenten gesteld zijn, zijn vrij globaal van aard. Het gaat immers om een inventarisatie. De vragen betroffen in hoofdlijnen welke partijen er betrokken worden bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau, welke methode(n) er gebruikt wordt/worden en welke mate van invloed de belanghouders hebben. De vragen richtten zich op drie schaalniveaus: bedrijfsniveau, wijkniveau en projectniveau. Verder is er nog een vraag gesteld met betrekking tot de meerwaarde die de respondent ziet in het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen en is gevraagd of de corporatie naar verwachting in de toekomst anders vorm zal gaan geven aan belanghoudersparticipatie in vergelijking met nu.2
1.2.2 Procesmodellen en typering van belanghoudersparticipatie Naar aanleiding van de resultaten van de telefonische enquête zijn er procesmodellen van belanghoudersparticipatie opgesteld. Deze procesmodellen geven aan op welke manier en globaal op welk moment in het beleidsvormingsproces belanghouders betrokken worden op Bedrijfsniveau en op Wijkniveau. Deze modellen vormen een typering van belanghoudersparticipatie op procesniveau. Verder is er een aanzet voor een typering van belanghoudersparticipatie gemaakt op inhoudelijke aspecten.
1.2.3 Bestudering van jaarverslagen In het kader van het thema verantwoording afleggen en transparantie is gevraagd aan de respondenten of zij het jaarverslag 2004 toe wilden sturen. Op die manier kon bepaald worden of er door corporaties verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaatsvindt en zo ja, op welke manier dat gebeurt.
1.3 Leeswijzer In dit rapport wordt verslag gelegd van de uikomsten van de telefonische enquête waaraan 118 corporaties uit Nederland hebben meegewerkt. Alvorens er wordt ingegaan op de uitkomsten van de telefonische enquête wordt er in het tweede hoofdstuk ‘maatschappelijke context’ een toelichting gegeven op de discussie rond het maatschappelijk ondernemerschap van corporaties. De discussie rond het maatschappelijk ondernemerschap is het kader waarbinnen belanghoudersparticipatie en andere aanverwante onderwerpen geplaatst kunnen worden. In hoofdstuk drie wordt het theoretisch kader van belanghoudersparticipatie behandeld waarbij er wordt ingegaan op de definitie van belanghoudersparticipatie en wie belanghouders zijn. Vanaf hoofdstuk vier wordt er ingezoomd op de telefonische enquête onder de noemer ‘inventarisatie’. In hoofdstuk vier wordt ingegaan op de onderzoekstechnische gegevens van de inventarisatie. De resultaten van de telefonische enquête komen in hoofdstuk vijf aan bod. De eerste aanzet voor een typering van belanghoudersparticipatie in de vorm van (proces)modellen volgt in hoofdstuk zes en de resultaten van de bestudering van de jaarverslagen staan in hoofdstuk zeven. Tenslotte volgen in hoofdstuk acht de voorlopige conclusies. In de bijlagen staat aanvullende informatie waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
2
In bijlage 3 is de vragenlijst inclusief toelichting opgenomen. In bijlage 4 is een lijst opgenomen met de functiebenaming van de respondenten
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
2
2. Maatschappelijke context In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke context van het onderzoek naar belanghoudersparticipatie in de sociale huursector uiteengezet. Er wordt eerst kort een toelichting gegeven op de geschiedenis van de woningcorporaties,
waarna
de
discussie
rond
het
Maatschappelijk
Ondernemerschap
wordt
geïntroduceerd en de koppeling wordt gemaakt met belanghoudersparticipatie en andere thema’s, zoals visitatie, verantwoording en dergelijke. Hierbij wordt er verder ingegaan op de rapporten van de SER, WRR en Commissie de Boer.
2.1 Waarom een discussie over het maatschappelijk ondernemerschap van corporaties In de loop van een eeuw tijd is de positie van de woningcorporaties veranderd van instellingen opgericht door filantropen naar sterk door de overheid gesubsidieerde instellingen tot uiteindelijk zelfsupport, professioneel opererende organisaties. De maatschappelijke doelstelling van de corporaties, het huisvesten van de doelgroep van beleid, is het belangrijkste onderscheid tussen de corporatiesector en marktpartijen die ook woningen beheren en verhuren. Winstbejag maakt geen deel uit van de doelstelling van een corporatie. Corporaties zijn volgens de woningwet toegelaten instellingen en winst die door corporaties behaald wordt, dient terug te vloeien in de volkshuisvesting, wordt gesteld in het Besluit Beheer Sociale Huursector (artikel 22). Dit gegeven is niets nieuws onder de zon. De laatste jaren heeft er echter een aantal wezenlijke veranderingen in de maatschappelijke en economische verhoudingen plaatsgevonden. (SER 2005) Deze ontwikkelingen hebben er toe geleid dat op dit moment de positie van woningcorporaties (tussen markt en overheid in) stof voor veel discussie vormt. Centraal staat hierbij de vraag welke vorm bij woningcorporaties past: taakorganisatie3, marktpartij4 of hybride organisatie5 (Dogge 2002). Mensen zijn steeds verder geëmancipeerd geraakt waardoor hun voorkeuren steeds specifieker en persoonlijker van aard zijn geworden. Woningcorporaties en andere instellingen die bijdragen aan publieke voorzieningen moeten hierdoor steeds meer inspelen op verschillende en in de tijd wisselende voorkeuren en behoeften. Er is kortom meer vraag naar maatwerk. In plaats van een aanbodgestuurde inrichting is er behoefte aan een meer vraaggerichte publieke dienstverlening door woningcorporaties en andere organisaties. Volgens de SER heeft de emancipatie van de mensen, in het kader van de ‘ontzuiling’, geleid tot een verlies aan
maatschappelijke legitimatie van tal van organisaties die van oudsher bepaalde publieke diensten – bijvoorbeeld op het vlak van wonen, de zorg en het onderwijs – leveren.6 De SER stelt dat er daardoor behoefte is aan een hernieuwde maatschappelijke legitimatie, ook door woningcorporaties. Een andere ontwikkeling die heeft geleid tot discussie over de rol van woningcorporaties is ‘de Grote Beweging’ waarbij een nieuw arrangement tussen overheid en corporaties centraal staat. Minister Dekker stelt onder andere voor het extern toezicht op corporaties te beperken onder de voorwaarde dat het interne toezicht en de horizontale verantwoording versterkt worden. Ook maakt een wijziging van het huurbeleid deel uit van de Grote Beweging. Daarnaast zijn er plannen om het BBSH te wijzigingen. Al deze punten tezamen hebben geleid tot de discussie die momenteel gevoerd wordt onder de naam Maatschappelijk Ondernemerschap. Deze discussie betreft alle organisaties die werkzaam zijn in het publieke domein. Het gaat hierbij
3 Taakorganisatie = een organisatie die op basis van instructies van de overheid alleen ‘voorgekauwde’ plannen realiseert (afgeleid van artikel Van woorden naar daden. Implementatie van het groeimodel voor professionalisering van corporaties. Auteurs Bernd Wondergem & Ids Algera. Dit artikel staat in de uitgave Sturen in wonen. strategisch ondernemen in een veranderende omgeving van KPMG, branchegroep Woningcorporaties, 2006 Volgens Ekkers (2002) is een ‘taakorganisatie’ een organisatie met een voorgeschreven taak die veelal publiekrechtelijk is verankerd. (p152) 4 Volgens Ekkers (2002) zijn ‘marktpartijen’ private organisaties die zijn gericht op het behalen van rendement en continuïteit, terwijl zij zich daarbij aan risico’s van de markt blootstellen. (p152) 5 Volgens Ekkers (2002) zijn ‘hybride organisaties’ organisaties die voorgeschreven activiteiten en marktactiviteiten verenigen. (p152) 6 SER, Ondernemerschap voor de publieke zaak. Den Haag 2005
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
3
om ondernemerschap waarbij het hoofdmotief niet (alleen) streven naar winst en continuïteit is, maar waarbij er structureel geld wordt vrijgemaakt voor activiteiten die een positieve bijdrage aan de samenleving leveren.7,8 In deze discussie wordt er een onderscheid gemaakt in maatschappelijk ondernemen en een maatschappelijke onderneming.9 Wil er sprake zijn van maatschappelijk ondernemerschap, dan moet een maatschappelijke onderneming maatschappelijk ondernemen. Een woningcorporatie valt onder de categorie maatschappelijke onderneming, omdat zij een toegelaten instelling is met een maatschappelijke doelstelling. Het is nu de vraag of er een spanningveld is tussen het zijn van een maatschappelijke onderneming en het daadwerkelijk maatschappelijk ondernemen. Is er bijvoorbeeld sprake van maatschappelijk ondernemen als een corporatie enkel woningen beheert en daarmee geld genereert, maar dit niet terug investeert in het publiek belang?10
Maatschappelijke Onderneming Maatschappelijk Ondernemerschap Maatschappelijk Ondernemen
Figuur 1: Maatschappelijk ondernemerschap valt uiteen in maatschappelijk ondernemen en maatschappelijke onderneming Ter illustratie volgen hierna enkele definities van een maatschappelijke onderneming, zoals weergegeven in verschillende toonaangevende rapporten. Een maatschappelijke onderneming is…
Een onderneming die is vormgegeven als privaatrechtelijke rechtspersoon die een maatschappelijk doel nastreeft dat vervlochten is met (ofwel deels parallel loopt met) het algemeen belang, die goederen en diensten voortbrengt en waarvan het financiële overschot of de winst niet wordt uitgekeerd, maar geheel wordt aangewend voor het realiseren van het maatschappelijke doel dat de onderneming nastreeft. (WI, pagina 20)11 De maatschappelijke onderneming wil ondernemend zijn, maar voelt zich geen ‘puur’ private organisatie, gericht op winst. De maatschappelijke onderneming ziet zichzelf evenmin als overheidsorganisatie. Wel zijn maatschappelijke ondernemingen werkzaam in het publieke domein. Als ‘toegelaten instelling’ hebben sommige maatschappelijke ondernemingen speciale rechten verworven. Deze brengen een speciale verantwoordelijkheid met zich. (citaat van NTMO en vermeld in SER, pagina 49)12 Maatschappelijke ondernemingen zijn gericht op het optimaal uitvoeren van publieke taken, waarbij sprake is van meervoudige doelen. Maatschappelijke ondernemingen kunnen wel commerciële activiteiten ontplooien naast de uitvoering van hun publieke taken waarbij winst kan worden gemaakt. Winst is hierbij geen doel op zich maar een middel voor verbetering en innovatie van de uitvoering van de publieke taken. (Edith Hooge, pagina 14)13
Maatschappelijke ondernemingen…leveren producten op gebieden als onderwijs, zorg en huisvesting vanuit een maatschappelijke doelstelling. Het kapitaal, dat in hen geïncorporeerd zit, dient dan ook die maatschappelijke doelstelling. De maatschappelijke doelstelling neemt niet weg dat zij in een marktsituatie
7
http://www.kickstart.nl/achtergronden/maatschappelijk.aspx (geraadpleegd 10 oktober 2005) De SEV spreekt van Vernieuw(d) Maatschappelijk Ondernemerschap en wil dat corporaties en andere maatschappelijke ondernemingen beter inspelen op maatschappelijke vragen, hun ondernemerschap versterken, en hun legitimiteit vergroten. Positionering, zeggenschap en sturing vormen voor de SEV hoofdthema’s. 9 Zie rapporten van de SER, WRR en commissie de Boer 10 In dit kader houdt Vincent Gruis zich bezig met een onderzoek naar Bedrijfsstijlen van woningcorporaties 11 WI, investeren in de samenleving. Een verkenning naar de positie van de maatschappelijke onderneming. Den Haag 2005 12 Geciteerd in SERrapport, Ondernemerschap voor de publieke zaak onder verwijzing naar Theo Toonen, Gerrit Dijkstra, Frits van der Meer en het Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming (NTMO), De waarde van de maatschappelijke onderneming geborgd, 2003, p. 14. 13 Hooge, Edith, Lectorale Rede: De betekenis van Corporate Governance voor het Mkb en de (semi) publieke sector. Januari 2005 8
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
4
opereren en onderhevig zijn aan ontwikkelingen die zich op hun markten voordoen. De koers van de maatschappelijke onderneming wordt uitgestippeld in continue dialoog met maatschappelijke belanghouders, aan wie zij zich ook publiekelijk wil verantwoorden. Ingebed in de samenleving willen maatschappelijke ondernemingen zeker stellen dat zij voldoende kennis hebben over de vraag waar zij aan moeten voldoen en willen zij afgerekend worden op de resultaten die zij leveren. Zij stellen scherpe eisen aan de eigen bedrijfsvoering en aan de wijze van verantwoording. Van de overheid verwachten zij zodanige regelgeving dat meer ruimte ontstaat voor maatschappelijk ondernemen.(NTMO)14 … een particuliere, niet op winst gerichte organisatie, die poogt met collectieve en private middelen publieke doelen te realiseren en daarbij principes uit het bedrijfsleven gebruikt, zoals innovatie, marktgericht werken en bedrijfsrisico dragen. (Gruis, pagina 5)15 … Het gaat om private organisaties met een doelstelling die deels samenvalt met een publiek doel, om ondernemersbeslissingen die - binnen de maatschappelijke missie van de organisatie - naast maatschappelijke afwegingen ook een gezonde bedrijfseconomische argumentatie hebben. Een belangrijk element is dat winst niet wordt uitgekeerd aan aandeelhouders maar wordt teruggeploegd ten behoeve van de maatschappelijke doelstelling. (De Boer, pagina 9)16 Ondernemerschap voor de publieke zaak staat, in de visie van de raad, in de kern voor het zo doelmatig mogelijk inzetten van de beschikbare middelen om een kwalitatief hoogwaardige publieke dienstverlening te leveren die aansluit bij de behoeften en wensen van mensen. Het bedoelde ondernemerschap wil medewerkers aanspreken op hun professionaliteit en creativiteit om maatwerk te kunnen leveren en om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Ondernemen betekent ook risico’s dragen en beheersen. (SER, pagina 29,30)17 De maatschappelijke onderneming is geen deel van de overheid; ze is geen taakorganisatie. Zij is echter wel vanuit haar maatschappelijk doel betrokken bij de verwezenlijking van publieke belangen…Verder is cruciaal voor een maatschappelijke onderneming dat ze geen winst aan derden uitkeert, maar een financieel overschot aanwendt ten behoeve van haar maatschappelijk doel. In het verlengde hiervan ligt de vaststelling dat een maatschappelijke onderneming niet streeft naar maximaal financieel resultaat. (Conijn, pagina 2)18 …Type organisatie dat publieke taken combineert met de innovatie- en klantgerichtheid van het zelfstandig ondernemerschap (WRR, pagina 51)
Maatschappelijk ondernemen is…
…het mobiliseren van de kracht van ondernemingslust voor de publieke zaak. (De Boer, 1999)19
Enkele belangrijke organisaties op het gebied van de volkshuisvesting stellen het volgende over het belang van belanghoudersparticipatie. (In een vet lettertype zijn de thema’s weergegeven die met belanghoudersparticipatie verweven zijn) In haar rapport ‘ondernemerschap voor de publieke zaak’ (2005) stelt de SER het volgende:
…”Kenmerkend voor ondernemerschap in publieke dienstverlening is de maatschappelijke inbedding. Ondernemingen opereren niet in een vacuüm maar hebben maatschappelijk draagvlak nodig om effectief te kunnen functioneren…organisaties die publieke diensten verlenen, hebben een maatschappelijke legitimatie – een license to operate – nodig om goede prestaties te kunnen leveren. Die legitimatie was lange tijd gebaseerd op de oorsprong van particulier initiatief in verzuilde verbanden. Zij kan nu echter niet meer op een rijke ontstaansgeschiedenis berusten, maar moet telkens weer worden verdiend en waargemaakt, in wisselwerking met de maatschappelijke omgeving: afnemers van diensten, overheden en overige belanghebbenden (stakeholders). …Het gaat om een passende 14
NTMO = Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming info komt van www.ntmo.nl geraadpleegd 26 september 2005 Advies van Commissie De Boer, Lokaal wat kan, centraal wat moet. Nieuw bestel voor woningcorporaties. In opdracht van Aedes en het ministerie van VROM. Mei 2005 16 Gruis, V., Maatschappelijk ondernemerschap woningcorporaties, Bedrijfsstijlen in theorie en praktijk. Literatuurstudie en aanpak casestudies. Juli 2005. 17 SER, Ondernemerschap voor de publieke zaak. april 2005 18 Conijn, Johan, Woningcorporaties: naar een duidelijke taakafbakening en een heldere sturing. In opdracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Rigorapport nr 88.850. April 2005 19 Boer, N. de (1999 p.20) Maatschappelijk ondernemen in de gezondheidszorg; wat en hoe? Amsterdam, De Balie. Aangehaald in Gruis, V., Maatschappelijk ondernemerschap woningcorporaties, Bedrijfsstijlen in theorie en praktijk. Literatuurstudie en aanpak casestudies. Juli 2005 15
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
5
vormgeving van meervoudige verantwoording, dat wil zeggen: een evenwichtige combinatie van extern (verticaal) toezicht, interne controle en horizontale verantwoording…De organisatie zal moeten laten zien dat zij haar verschillende stakeholders serieus neemt en beschouwt als krachten die kunnen helpen om de kwaliteit en effectiviteit van de dienstverlening te verbeteren. …. Organisaties moeten verder serieus werk maken van een structurele aanpak van de dialoog met de maatschappelijke omgeving… Voor een effectieve dialoog met de maatschappelijke omgeving zal deze laatste wel moeten beschikken over informatie over het functioneren en presteren van de organisatie. Visitaties en benchmarking zijn belangrijke hulpmiddelen om dit meer inzichtelijk te maken. Naar de mening van de raad verdienen deze instrumenten een bredere toepassing binnen de verschillende sectoren van de publieke dienstverlening. Het leervermogen hoort daarbij centraal te staan”. In haar rapport ‘bewijzen van goede dienstverlening’ (2004) stelt de WRR (wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid) dat één van de doelen van de decentralisering van het overheidsbeleid (scheiding tussen uitvoering en beleid) volgens de principes van het ‘new public management’ een duidelijker taakafbakening tussen de verschillende instellingen was. Door de benodigde controle op de uitvoering van het beleid zijn volgens de WRR echter nieuwe vormen van bureaucratie ontstaan en is niet meer duidelijk welke partij waarvoor verantwoordelijk is. Hierover stelt zij het volgende:…”Om controle te houden op de financiën, de kwaliteit van de dienstverlening en de uitvoering van de doelstellingen is een heel stelsel van interne en externe toezichthouders opgetuigd. De vice-voorzitter van de Raad van State sprak recentelijk niet voor niets van het ontstaan van een nieuwe ‘tussenstructuur’ in het bestuur: een gezichtsloze en nauwelijks doordringbare laag van toezichthouders, inspecties en expertisecentra tussen de politiek en de instellingen (Raad van State 2004: 22-23). Voor politici is onduidelijk tot hoever hun bevoegdheid strekt, bestuurders en professionals weten niet aan wie en waarover verantwoording moet worden afgelegd en de cliënt ziet door de bomen het bos al helemaal niet meer.” De WRR stelt tevens dat de scheiding in beleid en uitvoering kennistekort als gevolg heeft en dat de overheid daardoor te veel op resultaat is gaan sturen. Volgens de WRR zijn hierdoor de inhoudelijke kaders van dienstverlenende instellingen ondergesneeuwd geraakt. Volgens de raad ligt de nadruk tegenwoordig te veel op toezicht. Meten en beoordelen staan centraal en de middelmaat regeert, doordat instellingen of afdelingen worden beoordeeld op grond van gemiddelde ‘scores’ waaraan zij zouden moeten voldoen. Volgens de WRR leidt dit ertoe dat vernieuwende initiatieven en kwaliteitsverbetering die inspelen op veranderende maatschappelijke eisen ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende aandacht krijgen en daardoor moeilijk van de grond komen. Er is te veel aandacht voor ondermaatse prestatie, stelt zij. De WRR stelt dat er behoefte is aan een systeem van checks and balances. Met behulp van dit systeem wil de WRR kunnen inspelen op het aanwezige verbeterings- en vernieuwingspotentieel zonder afbreuk te doen aan het gemengde en relationele karakter van de maatschappelijke dienstverlening20. Daartoe moet het systeem volgens de raad ook effectieve correctiemechanismen bevatten. Als één van de vijf instrumenten voor het nieuwe systeem van checks and balances schuift de WRR het verwerven van kennis naar voren. Deze kennis kan volgens de WRR op lokaal niveau gegenereerd worden door overleg en samenwerking tussen professionele dienstverleners, management, lokale overheden en lokaal functionerende organisaties van belanghebbenden. Netwerken van organisaties die eenzelfde visie op kwaliteit voorstaan, zouden hun krachten moeten bundelen en de dialoog met belanghebbenden, overheden en politiek zou moeten worden versterkt. Brancheorganisaties zouden meer moeten bijdragen aan het organiseren en uitdragen van kennis en aan het initiëren en gaande houden van het normatieve debat over wat goed onderwijs, goede zorg en goed wonen is. De inhoudelijke dialoog tussen de overheid en ‘het veld’ zou door sectorale adviesorganen vormgegeven kunnen worden, stelt de raad. Als één van de andere instrumenten wordt de organisatie van inbreng en betrokkenheid van tegenspelers genoemd. Beïnvloeding door belanghebbenden, met als belangrijkste ring van belanghebbenden de cliënten en hun vertegenwoordigende organisaties, moet de norm worden volgens de WRR. Inspraak en medezeggenschap zijn te veel een doel op zichzelf geworden, meent de raad. Door een dialoog met en invloed van belanghebbenden te verplichten, 20
uit WRR rapport bewijzen van goede dienstverlening:”De maatschappelijke dienstverlening in Nederland kan worden getypeerd als een gemengd bestel. Dat houdt in dat velerlei georganiseerde belanghebbenden (belangenorganisaties, professionals, instellingen, koepels en vakbewegingen) samen met de overheid invulling geven aan het beleid en de uitvoering van publieke taken.”
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
6
zouden volgens de raad mogelijkheden geboden worden om op de lokale situatie toegesneden praktijken te ontwikkelen en om te variëren en met verschillende vormen van inspraak en beïnvloeding te experimenteren. Ontsluiting van informatie is hiervoor volgens de WRR essentieel. Volgens de WRR behoort openbare verantwoording eveneens tot één van de vijf instrumenten voor het nieuwe systeem van checks and balances. De verantwoording betreft rekenschap afleggen over de wijze waarop diensten worden uitgevoerd en waarop met financiële middelen wordt omgegaan. Volgens de raad moet er tevens een richtlijn voor de verslaggeving komen. De verslaggeving is een belangrijke bron van informatie voor de cliënten en hun belangenorganisaties aan de hand waarvan zij hun oordeel kunnen vormen over de aard en de kwaliteit van de geboden diensten, stelt de WRR. De raad ziet ook een belangrijke rol weggelegd voor kwaliteitsverbeterende methoden zoals visitatie en intercollegiale consultaties. Van deze methoden gaat volgens de raad een belangrijk leereffect uit dat eveneens zichtbaar gemaakt moet worden voor de buitenwereld.
2.2 Belanghoudersparticipatie binnen Maatschappelijk Ondernemerschap Samengevat zijn de thema’s die gerelateerd zijn aan de discussie rond het Maatschappelijk Onderschap: positie van de woningcorporatie, legitimiteit, verantwoording van woningcorporaties over hun activiteiten & toezicht op hun activiteiten, verslaggeving & informatievoorziening, visitatie, transparantie, benchmarks en wet- en regelgeving.21 In figuur 2 zijn deze thema’s weergegeven. Hun onderlinge relatie is met pijlen aangegeven en zal hieronder worden toegelicht. Figuur 2 en bijbehorende beschrijving laten zien dat belanghoudersparticipatie onderdeel is van een veel groter en complex geheel en maakt deel uit van het denkkader behorende bij dit onderzoek. Uiteraard zijn er nog meer pijlen mogelijk. 15
Transparantie
Benchmarks 8
6 Toezicht en verantwoording Verticale en horizontale verantwoording (resp. naar politiek (BBSH eisen) en naar Stakeholders) Intern en extern toezicht
7
Visitatie 11 1 Positie corporaties Doelstelling, werkveld, opgave
5
13
16
18 Legitimiteit
Verslaggeving en informatievoorziening
3 9 10 Wet en regelgeving
2
4
Belanghouders/ Stakeholders
12
14
17
Figuur 2: Schema van thema’s met hun onderlinge relatie die spelen bij Maatschappelijk Ondernemerschap Eén van de hoofdthema’s in de discussie rond Maatschappelijk Ondernemerschap is de positie/identiteit van de woningcorporatie. De woningcorporatiebranche ligt momenteel onder vuur. Binnen de discussie rond Maatschappelijk Ondernemerschap wordt regelmatig gesteld dat sommige woningcorporaties zich niet voldoende gedragen als een maatschappelijke onderneming. Soms zijn/lijken zij meer verworden tot projectontwikkelaars die zich te ver buiten hun speelveld begeven en te veel bouwen voor rijkere huurders of kopers. Andere corporaties zitten volgens critici op hun 21
(artikel naar verdiend vertrouwen uit Aedes-magazine/Aedesnet).
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
7
geld en lijken te vergeten dat de opbrengsten van de verhuuractiviteiten weer terug dienen te vloeien in de volkshuisvesting. Hieraan gekoppeld woedt de discussie of woningcorporaties private organisaties moeten worden of hybride organisaties (tussen markt en overheid in) moeten blijven en in hoeverre de regelgeving aangepast dient te worden (9). De positie die een woningcorporatie inneemt, is afhankelijk van haar doelgroepen, speelveld en rol. Volgens de makers van het concept van het MaatschappijRelatieManagement (SEV22) zijn er vier verschillende identiteiten binnen maatschappelijk ondernemen voor woningcorporaties mogelijk. Zo is er de woningcorporatie als maatschappijvriendelijk, als maatschappijgericht, als maatschappijgedreven en als maatschappelijk partner. De precieze identiteit die een bestuurder van een woningcorporatie kiest, is volgens de makers afhankelijk van de vraag vanuit de samenleving, de eigen taakopvatting van de woningcorporatie (doelstelling/missie) en de mogelijkheden (financieel en wettelijk) van de corporatie.23 Bij de discussie rond Maatschappelijk Ondernemerschap speelt het thema belanghoudersparticipatie een belangrijke rol. Er zijn twee vormen van ‘het willen’ van belanghoudersparticipatie. Ten eerste is er het ‘objectieve willen’ waarbij het meest voor de hand liggende motief voor het streven naar belanghoudersparticipatie is dat dit bij kan dragen aan een beleid dat legitiem is (i.e. relevant is voor de maatschappij) doordat vertegenwoordigers van die maatschappij inbreng hebben of in ieder geval van invloed zijn op het beleid van een woningcorporatie. Een andere reden voor het stimuleren van belanghoudersparticipatie is het tegen gaan van marktfalen. Marktfalen kan onder meer optreden als de aanbieders op een markt een veel sterkere positie hebben dan de vragers. Het gevolg hiervan is dat aanbieders dan hoge prijzen kunnen vragen of slechte kwaliteit kunnen leveren zonder door de markt te worden afgestraft (Wolters en Verhage, 2001). Ook woningcorporaties zijn kwetsbaar voor marktfalen. Ondanks het feit dat woningcorporaties publieke doelen nastreven, zijn er weinig concrete mogelijkheden om corporaties tot effectief, efficiënt en legitiem handelen te dwingen (Gruis, 2004). Belanghoudersparticipatie is een manier om een tegenwicht te creëren voor de zelfstandige, enigszins gemonopoliseerde positie van woningcorporaties. Naast het ‘objectieve willen’ van belanghoudersparticipatie is er het ‘subjectieve willen’. Zo kan voor corporaties zelf belanghoudersparticipatie van belang zijn om draagvlak te krijgen voor hun beleid en steun te verwerven voor de uitvoering ervan. Volgens de WRR draait het in de dialoog met belanghouders om “het oppikken van omgevingssignalen en consultatie
(met als doel breed gedragen kwaliteitsnormen te ontwikkelen)”.24 Het thema belanghoudersparticipatie heeft bovendien veel raakvlakken met de andere thema’s. Zo wordt bij visitatie aan belanghouders gevraagd naar hun mening over een woningcorporatie (3). Aan de hand van deze informatie kan een woningcorporatie zich bezinnen op haar positie (1). Ook geldt dat door middel van het rechtstreeks betrekken van belanghouders bij haar beleid (belanghoudersparticipatie) een woningcorporatie haar positie kan bepalen. (2) De keuze voor een bepaalde positie is echter ook weer van invloed op de rol die een woningcorporatie weggelegd ziet voor belanghouders bij het bepalen van haar beleid (2). De wet- en regelgeving heeft tevens (mogelijk) invloed op de mate waarin belanghouders betrokken moeten, kunnen en mogen worden bij de beleidskeuzes van een woningcorporatie (10). Zo zijn er plannen voor wijzigingen in het BBSH waarbij er een contracteerverplichting komt tussen corporaties en de gemeente op basis van de gemeentelijke woonvisie, woningcorporaties landelijk mogen investeren om zo concurrentie tussen corporaties onderling te vergroten, het financieel toezicht op corporaties strikter geregeld wordt, er meer sanctiemogelijkheden zijn als een corporatie bijvoorbeeld ten onrechte de gemeentelijke opgave laat liggen ondanks voldoende investeringscapaciteit en het mogelijk wordt dat de minister het intern toezichtorgaan ontslaat.25 Wet- en regelgeving is ook van invloed op het toezicht op en het verantwoording afleggen door woningcorporaties. (18). Door belanghouders te betrekken bij haar beleidsplannen kan een woningcorporatie zorgen voor een legitieme basis voor haar handelen en kan zij draagvlak creëren voor haar plannen (4). In Het WRR rapport ‘ Maatschappelijke dienstverlening’ wordt gesteld dat er behoefte is aan controle op de kwaliteit van de dialoog tussen belanghouders en woningcorporatie. Deze controle zou uitgevoerd moeten worden door de interne toezichthouder, omdat deze beschikt over kennis van het lokale speelveld. (12) Verder wordt gesteld dat de uitkomst 22 23 24 25
SEV = Stichting Experimenten Volkshuisvesting (Bewust positie kiezen Aedes-magazine dossier MO). WRR, Bewijzen van goede dienstverlening, Amsterdam 2004 Zie brief minister Dekker Beleidsvisie toekomst van woningcorporaties. (2005)
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
8
van de stakeholderdialoog kan worden gebruikt om toetsbare lokale normen te formuleren, waaraan het bestuur van de woningcorporatie kan worden getoetst.26 Een goed intern toezicht op woningcorporaties kan eveneens bijdragen aan de legitimiteit van hun handelen (13). Bij het toezicht op woningcorporaties wordt er regelmatig gesproken van een verdeling in verticaal, intern en horizontaal toezicht, door de SER meervoudige verantwoording genoemd. De SER stelt hierover het volgende27: “Het kabinet maakt
duidelijk dat publieke controle niet iets is dat alleen binnen de overheid moet worden geregeld. In aanvulling op een (sterk versoberd) regime van verticale verantwoording, controle en toezicht zouden burgers en hun organisaties een belangrijke rol moeten spelen in horizontale vormen van verantwoording, door klantenpanels, kwaliteitshandvesten en benchmarking.” Informatievoorziening is een belangrijk aspect bij verantwoording. Zonder informatie kunnen partijen die de activiteiten van een woningcorporatie moeten beoordelen niets. (14 + 16) Een goede verslaggeving van de activiteiten draagt tevens bij aan transparantie (15). Een discussie die op dit moment bijvoorbeeld woedt, gaat over het wel of niet verplicht stellen het salaris van woningcorporatiedirecteuren in het jaarverslag op te nemen. (17) Door als woningcorporatie een visitatie toe te staan of aan te vragen, kan de legitimiteit van haar handelen worden onderbouwd/beoordeeld (5). Daarbij kan er een vergelijking worden gemaakt met andere woningcorporaties door middel van benchmarks (6). De SER ziet deze benchmarks primair als instrument van kennisoverdracht en wederzijds leren en voor het beschikbaar komen van informatie over het functioneren en presteren van de maatschappelijke ondernemingen (7).28 Er gaan stemmen op de visitatie verplicht te stellen voor de woningcorporaties. Hiertoe zou wet- en regelgeving aangepast dienen te worden (11). Omdat visitatierapporten openbaar zijn voor belanghouders van een corporatie, wordt bijgedragen aan transparantie van de activiteiten van een woningcorporatie. (8)29
26
WRR, Maatschappelijke dienstverlening. Een onderzoek naar vijf sectoren. 2004 SER, Ondernemerschap voor de publieke zaak. Den Haag 2005 28 (artikel SER-advies Ondernemerschap voor de publieke zaak: intern toezicht en verantwoording cruciaal, Aedes-magazine 4/2005) 29 (Aedes-magazine Relatie met belanghouders kan beter. De bevindingen van tweeëneenhalf jaar visitatie 24/2004) 27
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
9
3. Theoretisch kader Alvorens de resultaten van de inventarisatie worden behandeld, wordt in dit hoofdstuk het theoretisch kader
van
belanghoudersparticipatie
uiteengezet
waarbij
er
eerst
wordt
toegelicht
wat
belanghoudersparticipatie is en welke definitie ervoor wordt gebruikt in het kader van dit onderzoek. Daarna wordt er ingegaan op de theorie achter het begrip belanghouder (of in het Engels ‘stakeholder’).
3.1 Belanghoudersparticipatie is... In het SER rapport ‘ondernemerschap voor de publieke zaak’ (p70) wordt belanghoudersparticipatie als volgt omschreven30
…”Echte betrokkenheid van stakeholders gaat verder dan alleen het onderhouden van contacten met de eigen cliënten. De organisatie moet ‘de hort op’ en de dialoog aangaan met de verschillende betrokkenen om te weten hoe de mensen de diensten van de organisatie ervaren en om de organisatie te stimuleren om het (nog) beter te doen.” In dit onderzoek is belanghoudersparticipatie als volgt gedefinieerd:
Er is sprake van belanghoudersparticipatie als woningcorporaties bij het nemen van beslissingen (en dan vooral op beleidsniveau) andere partijen betrekken, zoals de gemeente, zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen en andere corporaties. Het woord ‘beslissingen’ in deze definitie riep bij sommige respondenten van de telefonische enquête meteen de verdedigende reactie op dat woningcorporaties zelfstandige ondernemingen zijn die zelf beslissingen kunnen nemen en dat geen enkele belanghouder meebeslisbevoegdheid heeft. De term ‘meebeslissen’ is echter een heel andere dan het betrokken worden bij het nemen van beslissingen. In dit onderzoek wordt het betrekken van partijen bij het nemen van beslissingen gezien als het betrekken van partijen bij het maken van keuzes, oftewel het betrekken van partijen in het beleid- en besluitvormingsproces. Daarvoor hoeven de partijen anders dan de corporatie niet meebeslisbevoegd te zijn. (zie ook paragraaf 5.6 mate van invloed van belanghouders) Verder is van belang op te merken dat belanghoudersparticipatie niet per definitie om samenwerking met belanghouders hoeft te gaan. De term ‘ participatie’ geeft enkel aan dat belanghouders betrokken worden bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau. De belanghouders zijn niet per definitie gebonden aan de uitvoering van de beslissingen. Met andere woorden: belanghoudersparticipatie hoeft niet altijd in te houden dat de belanghouders zelf actief bijdragen aan de uitvoering van het beleid waarbij zij bij het nemen van de beslissingen zijn betrokken. Belanghoudersparticipatie hoeft dus niet altijd uit te monden in samenwerking tussen de woningcorporatie en de belanghouder(s) die betrokken is of zijn bij het nemen van een bepaalde beslissing. Samen aan een project werken is geen belanghoudersparticipatie wanneer de plannen van de woningcorporatie feitelijk al klaar zijn en andere partijen enkel de keuze hebben of ze daarin meegaan - bijvoorbeeld de benodigde zorg gaan leveren in door de corporatie gebouwde woningen - of niet. Het wordt een ander verhaal als woningcorporaties bijvoorbeeld zorgpartijen inspraak geven in de woningplattegronden van de woningen die de corporatie gaat bouwen. In dit geval is er namelijk sprake van belanghoudersparticipatie op projectniveau. De grens tussen samenwerking en belanghoudersparticipatie is echter vaag. Belanghoudersparticipatie kan uiteindelijk wel uitlopen op samenwerking, bijvoorbeeld als een corporatie zorgpartijen vraagt naar hun behoeften en die van hun cliënten en zij er vervolgens samen voor kiezen een woonzorgzone te gaan ontwikkelen. In het kader van dit onderzoek is het maken van prestatieafspraken met de gemeente ook gezien als een vorm van belanghoudersparticipatie.
30
Het woord ‘belanghoudersparticipatie’ wordt door de SER niet als zodanig gebruikt.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
10
3.2 Belanghouders: wie zijn dat? Het onderzoek richt zich vooral op belanghouders anders dan huurders, dus de gemeente, zorg- en welzijnspartijen, maar ook projectontwikkelaars, andere woningcorporaties, belangenvertegenwoordigers en dergelijke. Huurders (in de vorm van personen, dus niet instellingen zoals zorg en welzijn) worden in het kader van dit onderzoek gezien als een aparte groep belanghouders (vergelijk commissie Leemhuis31). Zij hebben een contract met de corporatie afgesloten betreffende de huur van hun woning en hun inspraak is juridisch geregeld in het BBSH en in de Overlegwet Huurders Verhuurder. Zij zijn en worden daarom niet betrokken in dit onderzoek. Sake Zijlstra, eveneens verbonden aan de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde (TUDelft), houdt zich wel bezig met de zeggenschap en keuzevrijheid van huurders in het promotieonderzoek ‘demand driven housing management’. Tijdens het afnemen van de telefonische enquête zijn derhalve ook enkele vragen gesteld ten bate van zijn onderzoek. In dit onderzoek is, zoals de gegeven definitie van belanghoudersparticipatie al aangeeft, gewerkt met een aantal voorbeelden van belanghouders, te weten: zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen, gemeente, andere corporaties en belangenvertegenwoordigers. Het is belangrijk op te merken dat de gemeente in dit rijtje het enige publiekrechtelijke orgaan is en derhalve een andere rol vervult dan de andere groepen belanghouders (waaronder niet de huurders bedoeld worden). Die andere groepen belanghouders, zoals zorg- en welzijnspartijen en marktpartijen hebben vaak (nog) geen formeel of juridisch recht op overleg of participatie. De respondenten kwamen uit zichzelf regelmatig met voorbeelden van andere soorten belanghouders dan welke in de definitie worden genoemd. Zo werden de bewoners die geen huurder zijn in enkele gevallen ook genoemd als belanghouder. Enkele van de respondenten gaven aan nog nader onderzoek te doen naar wie hun belanghouders eigenlijk zijn. In het boek ‘de strategische stakeholderdialoog. Opkomst – succesfactoren – toekomst’32 worden enkele definities van stakeholders gegeven, te weten: Edward Freeman (1984 p. 17): Any group or individual who can affect or is affected by the achievement of the
organisations’s objective. Singer en Deakin (1999. p. 18)33: Those whose relations to the enterprise cannot be completely contracted for, but upon
whose co-operation and creativity it depends for its survival. Deze twee definities van belanghouders lopen sterk uiteen. Wat duidelijk wordt aan de hand van deze definities is dat de rol van de belanghouders, of het belang dat aan de belanghouders wordt gegeven in de loop van de jaren is veranderd. Vanaf de jaren 1970 van de vorige eeuw werd een bedrijf niet langer meer gezien als een gesloten systeem dat los staat van de maatschappij. Het begrip ‘corporate responsibility’ deed zijn intrede. Het bedrijfsleven sluit volgens deze ideologie vrijwillig ‘sociale contracten’ af met de samenleving. Vanaf de jaren 80 vindt er een opkomst plaats van afdelingen voor public relations en public affairs. Deze afdelingen dienen als bruggen tussen de onderneming en de externe omgevingsfactoren. Het draait hierbij om ‘corporate responsiveness’ waarbij het vooral gaat om het belang van de belanghouder in de onderneming. In 1984 worden belanghouders voor het eerst gezien als belangrijke strategische component. (zie definitie van Freeman) Er wordt een relatie gelegd tussen de (financiële) ondernemingsprestaties en de relaties met en de invloed
31 In het rapport ‘verbetering positie en zeggenschap huurders’ van de commissie Leemhuis (2005) wordt het volgende gesteld: “ Huurders zijn stakeholders van de verhuurder en van de overheid. Vanwege het specifieke belang dat zij als huurders hebben
bij het beleid van de verhuurder en van de overheid (op het terrein van wonen), dienen huurders temidden van andere stakeholders een prioritaire positie in te nemen…Het hiervoor al aangegeven grote belang van de woning voor het voorzien in een primaire levensbehoefte betekent, dat huurders een specifiek, van andere stakeholders te onderscheiden belang hebben…Het betekent dat de huurder niet zomaar een contractant is of zomaar één van de stakeholders van verhuurders en overheid.” 32
Auteurs Tulder, R, M.Kaptein, E.M. van Mil en R.A. Schilpzand. Dit boek is een uitgave van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vakgroep Business-Society Management, Faculteit Bedrijfskunde/Rotterdam School of Management en Schuttelaar en Partners, Adviesbureau voor Maatschappelijke Communicatie BV. 2004. De verdere informatie in deze paragraaf en een deel van de volgende paragraaf is afkomstig uit dit boek. Respectievelijk pagina’s 16t/m18 en 18 t/m 28. 33 Opgenomen in Shell International (2001). A better way to do Business; external affairs in the 21st century: The Response. Londen: Shell International Ltd., p. 61. Gezien in het boek de Strategische stakeholderdialoog.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
11
van de belanghouders. De aandacht gaat uit naar het managen van de belanghouders om de bedrijfsprestaties te verbeteren. Hierbij ligt de nadruk vooral op het instrumentele nut van de relaties met de belanghouders. Vanaf de jaren 90 wordt de aanpak van de belanghouders gebaseerd op het vormen van strategische netwerken. Er wordt een wederzijdse afhankelijkheid tussen belanghouders en de onderneming verondersteld. (zie definitie van Singer en Deakin). Het gaat niet alleen meer om het belang dat belanghouders hebben in de onderneming, maar ook om het strategisch belang dat ondernemingen hebben bij een goede relatie met hun belanghouders. Het zogenaamde ‘business-society’ denken waarbij het onderhouden van netwerkcontacten en de opkomst van de stakeholderdialoog steeds belangrijker worden gevonden en termen als ‘stakeholder engagement’ hun intrede doen. Zo kunnen er in de loop van de tijd een drietal motieven voor belanghoudersparticipatie worden onderscheiden, te weten participatie/inspraak vanuit:
Ideologische motieven; corporate responsiveness
Instrumentele motieven; marketing, informatie
Strategische motieven; effectiviteit van organisaties is mede afhankelijk van hun netwerk
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
12
4. Inventarisatie In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gevolgde onderzoeksmethodiek van de inventarisatie, waarbij eerst wordt ingegaan op de reden van de keuze voor een telefonische enquête en daarna wordt ingegaan op de steekproef en de verdeling van de corporaties in 9 strata.
4.1 Waarom een telefonische enquête Aangezien er in de literatuur slechts weinig informatie voorhanden is over reeds ondernomen vormen van belanghoudersparticipatie, is er besloten een nulmeting te verrichten om te bepalen op welke manier eind 2005 begin 2006 door woningcorporaties aan belanghoudersparticipatie vorm wordt gegeven. Er is gekozen hiervoor gebruik te maken van een telefonische enquête onder een representatief deel van alle woningcorporaties in Nederland. Voor de vorm van de telefonische enquête is gekozen, omdat er bij die methode de mogelijkheid bestaat door te vragen en de respondent indien gewenst direct om verheldering van de vraag kan verzoeken. Verder speelde mee dat het responspercentage naar verwachting hoger zou zijn dan in het geval van een schriftelijke enquête.
4.2 Steekproef en verdeling in strata Met behulp van gegevens van het CFV (Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting) is er een gestratificeerde steekproef getrokken uit het woningcorporatiebestand gebaseerd op de gegevens van 2004. Het woningcorporatiebestand is verdeeld over 9 strata. Deze verdeling in strata is gebaseerd op de verdeling van woningcorporaties over geografische setting en grootte van het woningbezit. Zie tabel 1. Er is onderscheid gemaakt in woningcorporaties met bezit in sterk tot zeer sterk stedelijk gebied, stedelijk gebied en in weinig tot niet stedelijk gebied. Tevens is er een driedeling gemaakt in de grootte van het woningbezit van de woningcorporaties (tot 5.000 woningen, 5.000-10.000 woningen en meer dan 10.000 woningen). Voor de verdeling in de 9 strata is gekozen om - indien gewenst - te kunnen bepalen of de stedelijke
setting
en/of
de
grootte
van
het
woningbezit
bepalend
is
voor
de
vormgeving
die
aan
belanghoudersparticipatie wordt gegeven. De stedelijkheidsindeling is gebaseerd op de CBS indeling. Het CBS komt op basis van omgevingsadressendichtheid (aantal adressen per 500 m2) tot een gemeentelijke indeling in zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, stedelijk, weinig stedelijk en niet-stedelijk. Die indeling is door het CFV omgezet naar drie categorieën. De woningcorporaties zijn ingedeeld naar de gemiddelde stedelijkheid van hun bezit. Dat gemiddelde is bepaald door voor elke corporatie de aandelen van het bezit te wegen met de bijbehorende gemeentelijke stedelijkheidsgraden.34 Bezit tot 5.000
Bezit
woningen
woningen
woningen
Sterk tot zeer sterk
Klein Zeer Stedelijk
Middelgroot Zeer Stedelijk
Groot Zeer Stedelijk
stedelijk gebied
KZS
MZS
GZS
Stedelijk gebied
Klein Stedelijk
Middelgroot Stedelijk
Groot Stedelijk
KS
MS
GS
Klein Landelijk
Middelgroot Landelijk
Groot Landelijk
KL
ML
GL
Weinig
tot
niet
stedelijk gebied
5.000-10.000
Bezit meer dan 10.000
Tabel 1: verdeling in strata Uit de steekproef zijn 163 woningcorporaties naar voren gekomen die allemaal telefonisch zijn benaderd. Uiteindelijk hebben 118 corporaties hun medewerking verleend aan het onderzoek. Onder de corporaties die hun medewerking hebben verleend, bevonden zich drie keer twee corporaties die met elkaar gefuseerd zijn na 2004. De fusies betroffen twee corporaties uit het GS-stratum, de fusie tussen twee corporaties uit het MZS-stratum en de fusie van een corporatie uit het GZS-stratum met een corporatie uit het GS-stratum. De door deze fusies ontstane corporaties zijn respectievelijk ingedeeld in de GS, MZS en GS strata. De steekproefgrootte is uiteindelijk bijgesteld naar 160 corporaties (i.e. 163-3 gefuseerde corporaties). 34
bron Maarten Scholten van het CFV.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
13
Het non respons percentage van de enquête bedraagt 26%. Voor een verdeling van de aantallen ‘getrokken’ corporaties in de steekproef over de strata zie tabel 2. Bezit
tot
5.000
Bezit
5.000-10.000
Bezit
meer
woningen
woningen
woningen
Klein Zeer Stedelijk
Middelgroot Zeer Stedelijk
Groot Zeer Stedelijk
KZS = 20
MZS = 19
GZS = 19
Respons = 75%
Respons = 89%
Respons = 79%
Klein Stedelijk
Middelgroot Stedelijk
Groot Stedelijk
KS = 20
MS = 20
GS = 15
Respons = 45%
Respons = 85%
Respons = 93%
Weinig tot niet stedelijk
Klein Landelijk
Middelgroot Landelijk
Groot Landelijk
gebied
KL = 20
ML = 19
GL = 8
Respons = 40%
Respons = 79%
Respons = 100%
Sterk
tot
zeer
sterk
stedelijk gebied
Stedelijk gebied
dan
10.000
Tabel 2: Verdeling van de aantallen ‘getrokken’ woningcorporaties en responspercentages over de verschillende strata na fusie. Uit tabel 2 kan opgemaakt worden dat de medewerking onder de corporaties met een bezit van meer dan 5.000 wooneenheden die zich in de steekproef bevonden in alle geografische settings groot is geweest. Gemiddeld genomen heeft 74% van de corporaties uit de steekproef medewerking verleend aan het onderzoek. Er kunnen echter geen harde conclusies getrokken worden over de kleinere corporaties uit de steekproef (strata KZS, KS en KL) en hun omgang met belanghouders, omdat het non respons percentage bij deze groep vrij hoog is.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
14
5. Enquêteresultaten In deze paragraaf worden de resultaten van de telefonische enquête gepresenteerd waarbij er zoveel mogelijk gewerkt is met de veralgemenisering van de enquête resultaten.35 De resultaten worden afgewisseld met kritische beschouwingen en bevindingen over aanverwante thema’s, zoals visitatie, prestatieafspraken met de gemeente en het afleggen van verantwoording.
5.1 Hoeveel woningcorporaties doen aan belanghoudersparticipatie Van het aantal corporaties dat mee heeft gewerkt aan het onderzoek (i.e. 118 corporaties) betrekt gemiddeld 90% belanghouders bij het nemen van beslissingen. Omgerekend naar de totale populatie woningcorporaties in Nederland komt het erop neer dat naar verwachting 88% van de Nederlandse woningcorporaties belanghouders betrekt bij het nemen van beslissingen. In tabel 3 is te zien hoe de verdeling van het percentage corporaties dat heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat aan belanghoudersparticipatie doet, is verdeeld over de 9 strata. Er wordt vanuit gegaan dat de steekproef representatief is en voor de omrekening naar de totale corporatie populatie (veralgemenisering van de enquêteresultaten) is gewerkt met de percentages zoals vermeld in tabel 3. Bezit
tot
5.000
Bezit
5.000-10.000
Bezit
meer
woningen
woningen
woningen
KZS = 53%
MZS = 94%
GZS = 100%
Stedelijk gebied
KS = 67%
MS = 94%
GS = 100%
Weinig tot niet stedelijk
KL = 100%
ML = 100%
GL = 100%
Sterk
tot
zeer
sterk
dan
10.000
stedelijk gebied
gebied
Tabel 3: Per stratum percentage van corporaties die hebben meegewerkt aan het onderzoek en die aan belanghoudersparticipatie doen In tabel 3 vallen de strata KZS en KS op door het in verhouding lage percentage. Op het eerste oog zou gedacht kunnen worden dat corporaties die binnen deze twee strata vallen minder aan belanghoudersparticipatie doen dan collega corporaties in andere strata. Onder de corporaties die mee hebben gewerkt, bevonden zich echter enkele zeer kleine corporaties met een bezit van slechts enkele tientallen woningen en corporaties die zich specifiek op een bepaalde doelgroep richten (studenten of ouderen). Deze corporaties hebben een ander, veel specifieker werkgebied en minder uitgebreide activiteiten in vergelijking met collega corporaties. In een aantal gevallen is er zelfs sprake van een gedeeld bestuur van corporatie en zorgpartij. Ook komt het voor dat het bezit van corporatie X is verkocht aan een andere corporatie waarvan corporatie X de woningen weer terug huurt. In een ander geval beheert een andere corporatie de woningen van corporatie Y. Deze specifieke corporaties vielen veelal onder stratum KZS (7 stuks), en KS (3 stuks). Dat verklaart waarschijnlijk voor een groot deel het lage percentage van corporaties uit de steekproef die aan belanghoudersparticipatie doen in deze twee strata. Aan de hand van de enquêteresultaten kan derhalve niet generaliserend gesteld worden dat er niet of veel minder aan belanghoudersparticipatie wordt gedaan door kleine corporaties dan door grotere corporaties.
35 Indien veralgemenisering van de data niet mogelijk is, staat er in de tekst duidelijk aangegeven dat de cijfers alleen een weergave zijn van de antwoorden van de respondenten
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
15
5.2 Welke belanghouders worden betrokken Naar aanleiding van de enquêteresultaten is bepaald dat corporaties in Nederland de volgende soorten belanghouders betrekken bij het nemen van beslissingen.
Gemeente (98%)
Zorg en welzijnspartijen (96%)
Marktpartijen36 (59%)
Collega corporaties (51%)
Overig37 (47%)
Belangenbehartigers38 (31%)
In tabel 4 is te zien welke partijen er betrokken worden per stratum. Belanghouders die worden betrokken bij het nemen van beslissingen 120
100
Percentages
80
60
gemeente
40
zorg en welzijn collega corporaties
20
overig markt belangenvertegenwoordigers
0 KZS
MZS
GZS
KS
MS
GS
KL
ML
GL
Strata
Tabel 4: Soort partijen die per stratum betrokken worden Wat in het algemeen opvalt wanneer naar tabel 4 wordt gekeken, zijn de hoge percentages bij de gemeente en de zorg en welzijnspartijen. Dit is echter niet zo verwonderlijk wanneer men zich realiseert dat corporaties bij bijna al hun plannen vroeg of laat met de gemeente te maken zullen krijgen. Al is het alleen maar om een bouwvergunning te verkrijgen of om de schaarse bouwgrond in het bezit te krijgen. Nu is het sec indienen van een verzoek om een bouwvergunning uiteraard geen vorm van belanghoudersparticipatie, maar om die bouwvergunning te verkrijgen wordt vaak vooraf overleg gevoerd met de gemeente. En dat kan wel aangemerkt worden als een vorm van belanghoudersparticipatie. Volgens de wetgeving zijn corporaties verder verplicht eens per jaar met de gemeente te overleggen over hun jaarplannen (overzicht van voorgenomen activiteiten). Op die manier moeten corporaties verantwoording afleggen over hun geplande activiteiten en kunnen de kaders van corporatie en gemeente op het gebied
36
Onder de groep marktpartijen vallen partijen als: projectontwikkelaars, aannemers, vastgoedbeleggers Onder de groep ‘ overig’ vallen partijen als: politie, bewoners die geen huurder zijn, scholen, universiteiten, winkeliers, Kamer van Koophandel, buurthuis, kerk, ministerie van VROM, provincie, CFV, huisartsen, fysiotherapeuten en tandartsen, bibliotheek, kinderopvang, leveranciers, apotheek, vrijwilligersorganisaties, vuilnisbedrijf, dak- en thuislozenopvang, openbaar vervoer, architecten. 38 Onder de groep belangenbehartigers vallen partijen als: ouderenorganisaties, Aedes, winkeliersverenigingen, de Woonbond, allochtonenverenigingen, Vrouwen Advies Commissies, Leger des Heils, gehandicaptenorganisaties. 37
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
16
van de volkshuisvesting op elkaar afgestemd worden. Dit kan gezien worden als een verplichte vorm van belanghoudersparticipatie. Begin 2000 is ‘wonen en zorg’ als zesde prestatieveld voor woningcorporaties toegevoegd aan het BBSH. Met de vergrijzing is wonen, zorg en welzijn een ‘hot topic’ bij corporaties. Dat kan het hoge percentage behorende bij de zorgen welzijnspartijen verklaren. De grote aandacht voor wonen, zorg en welzijn is ook te zien in de jaarverslagen. Daar wordt over het algemeen zeer uitvoerig verslag in gedaan over projecten op het gebied van wonen, zorg en welzijn. De andere partijen, zoals collega corporaties, belangenvertegenwoordigers, marktpartijen en de categorie overige belanghouders, worden op basis van de antwoorden van de respondenten in een wisselender aantal door corporaties betrokken bij het nemen van beslissingen. Niet alle corporaties hebben te maken met alle groepen belanghouders. Sommige corporaties hebben bijvoorbeeld een monopoliepositie in hun werkgebied en betrekken daarom geen collega corporaties bij het nemen van beslissingen. Marktpartijen worden soms gezien als concurrent en worden daarom niet betrokken bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau. Corporaties die werkzaam zijn in hetzelfde gebied worden soms ook als concurrenten gezien en daarom niet betrokken bij het nemen van beslissingen. Wanneer de data van tabel 4 per soort belanghouder gesorteerd worden naar grootte van het percentage van het aantal waarnemingen per stratum, kunnen de volgende figuren gemaakt worden. Figuren 3a t/m 3e. Met een kleur zijn de 5 strata aangegeven waarbij het percentage van het aantal waarnemingen het hoogst is. Onder de figuren staat steeds het type belanghouder vermeld. De belanghouder ‘gemeente’ is niet weergegeven, omdat deze belanghouder bij alle strata - behalve stratum KZS - 100% scoort.
KZS
MZS
GZS
KZS
MZS
GZS
KZS
MZS
GZS
KZS
MZS
GZS
KZS
MZS
GZS
KS
MS
GS
KS
MS
GS
KS
MS
GS
KS
MS
GS
KS
MS
GS
KL
ML
GL
KL
ML
GL
KL
ML
GL
KL
ML
GL
KL
ML
GL
overig
zorg en welzijn
collega corporaties
markt
belangen-vertegenwoordigers
figuur 3a
figuur 3b
figuur 3c
figuur 3d
figuur 3e
Figuur 3a t/m 3e: weergave van het soort belanghouder naar grootte van het aantal waarnemingen per stratum in onderlinge vergelijking tussen de strata (in kleur zijn de 5 strata aangegeven waarbij het percentage waarnemingen het hoogst is) Wat opvalt aan de figuren 3a t/m 3e is dat corporaties die binnen de steekproef en binnen de strata MZS, GZS, KS en MS vallen, bij de vijf hoogst scorende corporaties behoren. Stratum GZS scoort op alle weergegeven soorten belanghouders hoog. Strata MZS en KS scoren op alle soorten belanghouders behalve marktpartijen hoog. En stratum MS scoort op alle soorten belanghouders behalve belangenvertegenwoordigers hoog. Strata GL en KZS scoren op geen enkele soort belanghouder hoog. Op basis van dit onderzoek kunnen geen harde conclusies getrokken worden over wat dat zou kunnen betekenen voor de hele corporatiebranche. Er kunnen wel enkele veronderstellingen geformuleerd worden. Gebaseerd op de gegevens van de figuren 3a t/m 3e zou er gesteld kunnen worden dat corporaties in landelijke gebieden het minst hun collega corporaties betrekken bij het nemen van beslissingen. Dat zou eraan kunnen liggen dat er op het platteland minder collega corporaties in het zelfde werkgebied actief zijn. (zie figuur 3c) Verder lijkt het erop dat vooral de kleinere landelijke tot stedelijke corporaties en de grotere in het stedelijke tot zeer stedelijke gebied opererende corporaties marktpartijen betrekken bij het nemen van beslissingen. (zie figuur 3d) Misschien heeft dit te maken met de opgave van deze corporaties. Misschien hebben de kleinere stedelijke tot zeer stedelijke corporaties en de grote landelijke corporaties bijvoorbeeld minder te maken met herstructureringsopgaven of nieuwbouw. Zie ook de gemaakte opmerking bij paragraaf 5.1 over de specifieke focus op bepaalde doelgroepen van corporaties in de strata KS en KZS.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
17
Verder lijkt het erop dat de grotere stedelijke tot zeer stedelijke en de kleinere landelijke tot stedelijke corporaties vooral zorg- en welzijnspartijen betrekken bij het vormen van beleid. (zie figuur 3b). Deze veronderstellingen zouden in vervolgonderzoek nader bestudeerd kunnen worden.
5.3 Schaalniveau waarop belanghouders worden betrokken Nadat de meer algemene vraag over of de corporatie belanghouders betrekt bij het nemen van beslissingen - en zo ja welke – door de respondent beantwoord was, is er verder ingezoomd op drie schaalniveaus (bedrijf, wijk en project). Door de verdeling in deze drie schaalniveaus was het mogelijk verder door te gaan op de vormgeving die aan belanghoudersparticipatie wordt gegeven en de mate van invloed die de belanghouders hebben op de onderwerpen waarbij zij betrokken worden. Echter niet voor alle woningcorporaties uit de steekproef kon de verdeling in de drie schaalniveaus (bedrijf, wijk, project) gemaakt worden. Vooral bij de kleinere corporaties lopen wijk- en projectniveau in elkaar over. Bij de grotere corporaties is de vormgeving van belanghoudersparticipatie op bedrijfsniveau per woonbedrijf verschillend en wordt op wijk- en projectniveau afhankelijk van de lokale situatie vormgegeven aan belanghoudersparticipatie. In het kader van dit onderzoek was het niet haalbaar om alle verschillende woonbedrijven afzonderlijk te benaderen en is volstaan met een algemeen antwoord vanuit de contactpersoon bij de centrale vestiging/hoofdkantoor. Van het aantal respondenten gaf 77%-82%39 aan dat de corporatie waar hij/zij voor werkt belanghouders betrekt bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau. Eveneens 82% van de respondenten gaf aan dat belanghouders betrokken worden bij het nemen van beslissingen op wijkniveau. Op projectniveau werd dit door 89 % van de respondenten aangegeven. Zie tabel 5. schaalniveau
Totaal
Bedrijfsniveau
77%/82%
Wijkniveau
82%
Onderwerpen Ondernemingsplan
Strategisch
Strategische
Prestatieafspraken
(43%)
voorraadbeleid
koers/jaarplan
met de gemeente
zorg
(42%)
(19%)
(11%)
(2%)
Wijkvisies/
Wonen en zorg
Herstructurering
Prestatieafspraken
wijkontwikkelings-
(13%)
(9%)
met de gemeente
plannen
Wonen en
(1%)
(60%) Projectniveau
89%
Wonen en zorg
Leefbaarheid
Herstructurering
Nieuwbouw
Renovatie
(28%)
(17%)
(10%)
(9%)
(3%)
Sloop
Jongeren
Multifunctionele
Kinderdagverblijf
Brede
(1%)
(1%)
accommodaties
(2%)
School
(1%)
(2%)
Tabel 5: schaalniveau en onderwerpen waarbij belanghouders betrokken worden. De weergegeven percentages zijn alleen een weergave van de antwoorden van de respondenten.40 Wanneer men kijkt naar de hoge percentages van respondenten die aan hebben gegeven dat er belanghouders worden betrokken bij het nemen van beslissingen op de verschillende schaalniveaus, rijst de vraag waarom er nu in rapporten van de WRR, de SER en commissie de Boer zo sterk wordt ingezet op belanghoudersparticipatie alsof dat iets heel nieuws is. Dit komt waarschijnlijk doordat er nog maar weinig bekend is over de manier waarop corporaties belanghouders betrekken en bij welke onderwerpen dat gebeurt. Dit onderzoek kan daarover meer duidelijkheid brengen.
5.4 Meerwaarde van belanghoudersparticipatie Men zou aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kunnen constateren dat corporaties heel goed weten wat er van belang is voor een goede bedrijfsvoering en dat ze op tijd in hebben gezien dat ze voor het verrichten van bepaalde activiteiten de mening van belanghouders goed kunnen gebruiken. Dat zij gewoon eerlijk voor zichzelf bekennen dat zij 39
Wanneer de respondenten weg worden gelaten die op bedrijfsniveau als onderwerp waarbij belanghouders worden betrokken alleen ‘prestatieafspraken’ noemden, blijft er een percentage van 77% over. 40 Meerdere antwoorden waren mogelijk. Het weergegeven percentage is het aantal malen dat een bepaald antwoord is waargenomen gedeeld door het aantal corporaties die hebben meegewerkt aan de enquête en die aan belanghoudersparticipatie doen.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
18
niet alles weten en graag gebruik maken van de expertise van andere partijen. Het is dan de vraag of deze corporaties bij het nemen van het besluit belanghouders te gaan betrekken er hetzelfde beeld van hadden als dat er gegeven wordt in de eerder genoemde rapporten van de SER, WRR en commissie de Boer. Het is de vraag of het hoofdmotief voor het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen bij deze corporaties is geweest dat ze op die manier verantwoording af zouden kunnen leggen over hun activiteiten en de legitimiteit van hun handelen zouden kunnen vergroten, zoals wordt gesteld in die rapporten. Voor veel corporaties is de stap naar belanghoudersparticipatie misschien wel zo’n logische geweest dat ze er niet eens zo expliciet over na hebben gedacht. Misschien vonden zij het logisch dat ze niet in hun eentje bijvoorbeeld plannen kunnen maken voor een wijk, omdat ze nu eenmaal niet de enige partij in die wijk zijn. Of misschien vonden zij het logisch dat het in het kader van een beter product van belang is andere partijen te betrekken bij het maken van plannen, omdat zij over specialistische kennis beschikken die zij zelf niet hebben. In de enquête is gevraagd naar de meerwaarde die de respondent ziet in het betrekken van de belanghouders. Er waren meerdere antwoorden mogelijk. Wanneer de meest genoemde antwoorden veralgemeniseerd worden voor de totale populatie corporaties in Nederland dan komt daar het volgende overzicht uit:
creëren of vergroten van draagvlak (41%);
benutten van kennis en expertise (21%);
een beter eindresultaat, besluitvorming/product/strategie (15%);
een grotere slagingskans, soepeler proces bij realisatie (15%);
vraag en aanbod afstemmen, gericht bouwen (13%);
partijen hebben elkaar nodig (10%);
de corporatie kan het niet alleen (8%);
andere insteek (6%);
een integrale aanpak/afstemmen van plannen/samenhang tussen activiteiten (5%).
5.5.1 Achterliggende argumenten bij meerwaarde Er waren meerdere antwoorden mogelijk op de vraag welke meerwaarde de corporatie ziet in het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen. Wanneer er naar de samenhang van de gegeven antwoorden wordt gekeken (lees; de combinatie van antwoorden per respondent), dan kunnen de genoemde redenen (meerwaarde) voor belanghoudersparticipatie worden verdeeld in drie hoofdredenen.41 De eerste reden is een pragmatisch argument: de activiteiten kunnen gemakkelijker worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld voor wat betreft de meerwaarde verkrijgen van draagvlak is naar aanleiding van de samenhang in antwoorden geconstateerd dat het willen verkrijgen van draagvlak voor activiteiten die de corporatie onderneemt vooral te maken heeft met achterliggende redenen als het willen voorkomen van weerstand, een soepeler verloop van het proces, een betere relatie met belanghouders, het mogelijk maken van een integrale aanpak, een grotere kans van slagen, het vergroten van de efficiëntie. Wanneer we bij de meerwaarde verkrijgen van draagvlak blijven, kan naar aanleiding van de samenhang in de antwoorden een tweede onderliggende reden voor het willen verkrijgen van draagvlak voor activiteiten die een corporatie wil ondernemen worden vastgesteld, te weten sociale inbedding van activiteiten. Door deze sociale inbedding krijgen de activiteiten die ondernomen worden een erkende toegevoegde waarde voor de maatschappij en wordt er legitimiteit verschaft aan het handelen van de corporatie. Belanghoudersparticipatie vindt dan plaats vanuit een moreel argument. Verder is er nog een derde achterliggend algemeen argument voor het willen betrekken van belanghouders. Dat is het inhoudelijk argument waarbij belanghouders vooral worden betrokken omdat zij over specialistische kennis en expertise beschikken. Wanneer alle opgegeven antwoorden van meerwaarde van belanghoudersparticipatie 41
De verdeling in deze drie argumenten is gebaseerd op de verdeling zoals toegepast in het boek De strategische stakeholderdialoog. Opkomst - Succesfactoren – toekomst (2004) (pagina 35 en 36) van de auteurs R. van Tulder, M. Kaptein,
E.M. van Mil en R.A. Schilpzand. Dit boek is een uitgave van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vakgroep Business-Society Management, Faculteit Bedrijfskunde/Rotterdam School of Management en Schuttelaar en Partners, Adviesbureau voor Maatschappelijke Communicatie BV. Er wordt in dit boek verwezen naar Vandenabeele, J. en L. Goorden (2002). Biotechnologie en het Debat Anno 2002. (VIB)
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
19
gegroepeerd worden naar achterliggende redenering volgens deze driedeling (inhoudelijk, pragmatisch, moreel) dan ontstaat de indruk dat de corporaties uit de steekproef de meerwaarde van belanghoudersparticipatie vooral op het inhoudelijke en pragmatische vlak zien en veel minder op het morele vlak (zie figuur 4).
inhoudelijk
pragmatisch
moreel
creëren of vergroten van draagvlak (41%) benutten van kennis en expertise (21%) het toetsen van de haalbaarheid van plannen/zicht op kansen en mogelijkheden (1%) leereffect (1%)
een grotere slagingskans, soepeler proces bij realisatie (15%) een integrale aanpak/afstemmen van plannen/samenhang tussen activiteiten (5%) zicht op elkaars werkzaamheden (1%)
een beter eindresultaat, product/ besluitvorming/ strategie (15%)
legitimiteit/goedkeuring voor activiteiten (2%) maatschappelijke inbedding (1%) verantwoording afleggen (1%) transparantie (1%) te weten komen of je de goede/juiste dingen doet (3%)
vraag en aanbod afstemmen, gericht bouwen (13%) andere insteek (6%) efficiëntie (1%) het bereiken van de eigen doelstelling (2%) samen sta je sterker (4%) voorkomen van weerstand (1%) de corporatie kan het niet alleen (8%) een betere relatie met de belanghouders/ belanghoudersparticipatie is een goede basis voor samenwerking (1%)
partijen hebben elkaar nodig (10%)
Figuur 4: Verdeling van de antwoorden met betrekking tot de meerwaarde van belanghoudersparticipatie omgerekend naar de totale corporatie populatie in Nederland afgerond op hele percentages. Als kritische opmerking moet nog genoteerd worden dat de antwoorden ‘partijen hebben elkaar nodig’ en ‘de corporatie kan het niet alleen’ eigenlijk niet te classificeren zijn als meerwaarde van belanghoudersparticipatie, maar wel als motivatie voor belanghoudersparticipatie. Tussen meerwaarde van en reden voor belanghoudersparticipatie zit een verschil. Omdat een groot aantal respondenten één of beide antwoorden hebben gegeven, staan deze twee antwoorden toch vermeld in dit rapport.
5.5 Plannen voor de toekomst Er zou wellicht geconcludeerd kunnen worden dat corporaties uit zichzelf het belang van belanghoudersparticipatie al in hebben gezien. Zonder de rapporten en adviezen van de WRR, de SER en commissie de Boer hadden zij de belanghouders misschien ook wel betrokken bij het nemen van beslissingen gewoonweg omdat dat bedrijfstechnisch verstandig is om te doen. De opgevoerde meerwaarde (en soms ook redenen) om belanghouders te betrekken zijn namelijk veelal pragmatisch en inhoudelijk van aard te noemen. Het morele argument van het verkrijgen van legitimiteit
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
20
en maatschappelijke inbedding worden aanzienlijk minder vaak genoemd.42 De expliciete aandacht die het onderwerp belanghoudersparticipatie in en door deze rapporten heeft gekregen, heeft er misschien wel toe geleid dat corporaties nu veel bewuster om (willen) gaan met hun belanghouders en met de manier waarop en de onderwerpen waarbij zij hun belanghouders betrekken. De antwoorden op de vraag naar de toekomstplannen van de corporaties op het gebied van de vormgeving die aan belanghoudersparticipatie wordt gegeven, kunnen daar inzicht in verschaffen. Aan de respondenten is gevraagd of er bij de corporatie waarvoor zij werken in de toekomst naar verwachting anders vorm gegeven gaat worden aan belanghoudersparticipatie. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk die de respondent zelf mocht ‘roepen’. De meest gegeven antwoorden zijn de volgende:
Niet anders dan nu/doorgaan met de manier waarop het nu gaat (26%);
Meer/intensiever aan belanghoudersparticipatie gaan doen (14%)(de manier waarop is veelal nog niet bekend);
Meer expliciet maken op het gebied van belanghoudersparticipatie/ belanghoudersbeleid maken/ meer
Meer zorgpartijen of welzijnspartijen betrekken (12%);
planmatig/professioneler vorm geven aan belanghoudersparticipatie (13%);
Belanghoudersparticipatie gestructureerder aanpakken (13%)(de manier waarop is veelal nog niet bekend).
Belanghouders betrekken bij het ondernemingsplan/beleidsplan (9%)
Meer bijeenkomsten met belanghouders organiseren (9%)43
Andere antwoorden die door de respondenten minder vaak gegeven werden op deze vraag zijn: actiever aan belanghoudersparticipatie doen (6%), meer met belanghouders gaan praten/overleggen (7%), belanghouders eerder betrekken in het planvormingsproces (4%), beter relatiebeheer/communicatie naar belanghouders toe (8%), een adviesraad oprichten (3%), stakeholders verdelen in groepen en per groep apart benaderen (6%), andere of meer belanghouders gaan betrekken (5%), de relatie met de gemeente intensiveren (8%), meer vastleggen in overeenkomsten/afspraken (4%), meer commerciële partijen betrekken (2%), meer transparantie (1%), meer verantwoording afleggen (6%), werken met klantenpanels (2%), wijkvisies opstellen (2%), meer zichtbaar maken met wie de corporatie praat (3%). Belanghouders adviesrecht geven (3%). Maatschappelijke prestaties beter inzichtelijk maken (1%). Enkele respondenten gaven aan (nog) geen idee te hebben van de manier waarop de corporatie in de toekomst vorm wil geven aan belanghoudersparticipatie (2%). Enkele anderen zeiden dat ze wel zouden zien hoe het zou gaan lopen (5%). Relatief veel corporaties willen blijkbaar voor wat betreft belanghoudersparticipatie doorgaan in dezelfde lijn. Wat echter vooral opvalt, is dat corporaties die veranderingen willen doorvoeren op het gebied van de vormgeving van belanghoudersparticipatie vaak nog niet weten hoe ze dat willen doen. Dit vergroot het belang van de verspreiding van (best) practices op dit gebied. Het voornemen is de enquête na twee jaar nogmaals af te nemen om te bezien of en zo ja in hoeverre er daadwerkelijk iets van deze plannen terecht is gekomen en of er dan op een andere manier vorm wordt gegeven aan belanghoudersparticipatie dan nu.
5.6 Mate van invloed van de belanghouders Voor elk van de drie schaalniveaus (bedrijf, wijk, project) is er per door de respondent gegeven voorbeeld gevraagd naar de mate van invloed van de belanghouders op beslissingen die de corporatie neemt met betrekking tot te verrichten activiteiten of te vormen beleid. Hierbij zijn er vier niveaus van invloed gebruikt waaruit de respondent gevraagd werd te kiezen. Deze vier niveaus zijn oplopend in grootte van invloed: informeren, raadplegen, adviesrecht en meebeslissen. Hierna volgt een korte omschrijving van de definiëring van deze begrippen. (zie ook hoofdstuk theoretisch kader 3.1) Informeren Er is sprake van informeren in het geval dat de corporatie enkel informatie bij de belanghouders vandaan haalt zonder terugkoppeling van haar plannen en zonder de gelegenheid tot reactie door de belanghouders.
43
De percentages achter de antwoorden geven weer het aantal waarnemingen gedeeld door het aantal respondenten dat heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat aan belanghoudersparticipatie doet. Er waren meerdere antwoorden mogelijk. De gegeven antwoorden in dit rijtje betreffen de antwoorden zoals gegeven door 9 of meer respondenten. De weergegeven percentages zijn niet exact aangezien deze afhankelijk zijn van de interpretatie van de onderzoeker. Deze antwoorden zijn uit zichzelf ‘geroepen’ door de respondenten.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
21
Als de corporatie bijvoorbeeld alleen vraagt aan een zorgpartij hoeveel zorgcliënten deze partij heeft en de corporatie vervolgens zelf plannen gaat maken op het gebied van wonen en zorg, dan is er in ieder geval voor wat betreft de planvormingsfase (wellicht een woonzorgvisie) een heel beperkte mate van invloed van de belanghouders. Raadplegen De mate van invloed van belanghouders ligt op het raadpleegniveau als de corporatie bijvoorbeeld met conceptplannen komt en de belanghouders vraagt om input in reactie op haar plannen. Een andere vorm van raadplegen is als de corporatie eerst informeert naar de wensen van de belanghouders op een bepaald gebied, daarna plannen maakt en die eventueel weer terugkoppelt naar de belanghouders waarbij zij de gelegenheid hebben hun zienswijzen kenbaar te maken en er vervolgens nog wijzigingen mogelijk zijn in de plannen. Adviesrecht Adviesrecht is een grotere mate van invloed dan het raadpleegniveau. Als onderscheid tussen deze twee vormen kan aangemerkt worden dat wil er sprake zijn van adviesrecht er een soort verantwoording achteraf afgelegd moet worden over welke adviezen niet zijn meegenomen en waarom die adviezen niet mee zijn genomen. In het kader van dit onderzoek is adviesrecht niet per definitie een juridisch verankerd recht. In de loop van het afnemen van de enquête is deze mate van invloed een tijdje weggelaten om verwarring met het adviesrecht dat de huurdersvertegenwoordiging kent te voorkomen. Toch is dit niveau van invloed later weer ingevoerd omdat volgens sommige respondenten raadplegen te weinig invloed aangaf en meebeslissen te veel. Het adviesrechtniveau als mate van invloed is daardoor wel enigszins verworden tot een tussenvorm van alle maten van invloed die zwaarder wegen dan raadplegen, maar niet op het meebeslisniveau liggen. Meebeslissen Er is sprake van meebeslissen van belanghouders als de corporatie bepaalde activiteiten niet of juist wel doet als de belanghouders dat niet of juist wel willen. Als een zorgpartij bijvoorbeeld niets ziet in de ontwikkeling van een woonzorgzone in het ene gebied, maar wel in een ander gebied en er uiteindelijk gezamenlijk wordt besloten de woonzorgzone in het andere gebied te ontwikkelen, is er in het kader van dit onderzoek gesteld dat dat een vorm van meebeslissen is. De term meebeslissen zoals gehanteerd in dit onderzoek betreft niet persé ook de medeverantwoordelijkheid of eindverantwoordelijkheid van belanghouders voor de beslissingen die de corporatie neemt. De term meebeslissen is niet helemaal zuiver. Meerdere malen werd door respondenten aangegeven dat belanghouders tot op zekere hoogte mogen meebeslissen, maar dat de corporatie de financiële overwegingen voor zichzelf houdt. Dat is uiteraard logisch, omdat de corporatie als enige partij verantwoordelijk is voor de financiële continuïteit van het bedrijf. Na de interne financiële afweging kan de corporatie belanghouders keuzeopties bieden, wat weer wel opgevat kan worden als een vorm van meebeslissen. Meer dan eens gaven respondenten aan dat er bij hun vorm van belanghoudersparticipatie sprake is van
overeenstemming bereiken of afstemmen van plannen en dat de termen raadplegen, adviesrecht of meebeslissen volgens hen de lading niet helemaal dekken. In tabel 6 staat weergegeven welke mate van invloed de belanghouders volgens de respondenten hebben op de verschillende schaalniveaus. Uit tabel 6 blijkt dat de mate van invloed ‘raadplegen’ zowel op bedrijfsniveau als op wijkniveau het meest genoemd is (resp. 55% en 47%). Meerdere antwoorden waren overigens mogelijk omdat er per schaalniveau meerdere onderwerpen spelen. Zie tabel 5 eerder in dit rapport (paragraaf 5.3 schaalniveaus waarop belanghouders betrokken worden). informeren
raadplegen
adviesrecht
meebeslissen
Bedrijfsniveau
25%
55%
18%
20%
Wijkniveau
8%
47%
19%
36%
Projectniveau
2%
31%
21%
63%
Tabel 6: overzicht van de mate van invloed van de belanghouders per schaalniveau gebaseerd op de antwoorden van de respondenten Op projectniveau is de mate van invloed ‘meebeslissen’ door de respondenten het meest genoemd. (63%) Verklaarbare reden hiervoor is dat er op dit niveau al snel sprake is van samenwerking waarbij alle partijen in meerdere of mindere
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
22
mate verantwoordelijk zijn voor de uitkomst van het project. Regelmatig terugkerende zin in deze context was dat ‘wie betaalt, bepaalt’. Op wijkniveau en bedrijfsniveau scoort de mate van invloed ‘meebeslissen’ aanzienlijk lager dan op projectniveau. Toch ligt het percentage van het aantal keren dat er door respondenten is genoemd dat belanghouders meebeslissen op wijkniveau vrij hoog. Van de respondenten heeft 36% aangegeven dat de belanghouders in zekere mate meebeslissen op dit niveau. De onderwerpen die hierbij worden aangegeven lopen uiteen. Bij wijkvisies wordt relatief vaak aangegeven dat belanghouders meebeslissen, maar dat wordt ook een aantal keer genoemd bij de onderwerpen herstructurering en woonzorgzonering. Op bedrijfsniveau is de opvallende uitschieter het percentage van respondenten dat heeft aangegeven dat belanghouders alleen worden geraadpleegd (55%). Het aantal respondenten dat de mate van invloed op het niveau van informeren, adviesrecht en meebeslissen heeft gesteld, is ongeveer gelijk. (resp. 25%, 18% en 20%). Op bedrijfsniveau zijn de onderwerpen waarover belanghouders naar zeggen van de respondenten kunnen meebeslissen vooral de prestatieafspraken met de gemeente (7%), het strategisch voorraadbeleid (5%) en het ondernemingsplan (3%). Wanneer de data van tabel 6 veralgemeniseerd worden voor de totale corporatie populatie in Nederland ontstaat de volgende tabel, tabel 7. informeren
raadplegen
adviesrecht
meebeslissen
Bedrijfsniveau
13%
50%
10%
26%
Wijkniveau
3%
43%
15%
33%
Projectniveau
1%
42%
14%
54%
Tabel 7: overzicht van de mate van invloed van de belanghouders per schaalniveau veralgemeniseerd naar de totale corporatie populatie in Nederland Wat opvalt is dat de mate van invloed ‘meebeslissen op bedrijfsniveau’ aanzienlijk hoger uitvalt dan de respondenten aangaven en de mate van invloed ‘informeren op bedrijfsniveau’ aanzienlijk lager. Dit verschil heeft te maken met de wegingsfactor per stratum bij het veralgemeniseren van de data van de respondenten. Het werkelijke percentage zal naar verwachting het midden houden tussen de twee ‘extremen’.
5.7 Prestatieafspraken en meebeslissen Op de vraag welke mate van invloed de gemeente heeft als het gaat om prestatieafspraken, liepen de antwoorden nogal uiteen. Sommige respondenten gaven aan dat de gemeente ‘technisch’ meebeslist, omdat er aan de hand van de prestatieafspraken gezamenlijk wordt besloten hoeveel woningen er bijvoorbeeld gesloopt mogen worden of bijgebouwd mogen worden. Andere respondenten vonden dat er absoluut geen sprake is van meebeslissen, omdat de corporatie geen uitvoeringsorgaan is van de gemeente. De term ‘afstemmen’ werd bij dit onderwerp meer dan eens genoemd. De twee voorgaande paragrafen (5.6 en 5.7) geven feitelijk aan dat het begrippenapparaat op dit moment nog niet helemaal goed werkt.
5.8 Moeilijkheden bij belanghoudersparticipatie In theorie kan belanghoudersparticipatie allemaal heel vanzelfsprekend en eenvoudig lijken: voordat je als corporatie een plan definitief maakt, ga je nog even vragen aan de belanghouders wat zij ervan vinden. Op die manier weet je als corporatie of de plannen die je hebt gemaakt, kunnen rekenen op draagvlak en als dat het geval is, is er een legitieme basis voor het handelen van de corporatie. De praktijk zit anders in elkaar. Corporaties willen ook hun belanghouders betrekken bij het nemen van beslissingen. Dat doen ze ook al. Dat blijkt wel uit de resultaten van dit onderzoek. In de praktijk lopen corporaties echter ook tegen problemen aan waar ze zelf niet direct invloed op uit kunnen oefenen. Zo gaf een respondent aan dat niet alle belanghouders even geïnteresseerd zijn in meepraten op beleidsniveau. Enkele andere respondenten gaven aan dat belanghouders soms heel mat reageren als hen iets gevraagd wordt.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
23
Andere respondenten gaven aan dat de belangen van belanghouders tegenstrijdig kunnen zijn. Je kunt het als corporatie dan niet alle belanghouders naar de zin maken. De vraag is dan hoe je daarmee omgaat als corporatie.
5.9 Belanghoudersparticipatie en visitatie Zoals in figuur 2 (zie paragraaf 2.2) is aangegeven, is er een relatie tussen belanghoudersparticipatie en visitatie. Bij visitatie wordt een corporatie beoordeeld op haar maatschappelijke prestaties. De visitatiecommissie zoekt naar de verklarende factoren waarom prestaties wel of niet worden gehaald. Daarbij wordt er gekeken naar het interne toezicht, het overleg met stakeholders, het beleid en de opgaven van de corporatie (ambities) en de werkorganisatie (cultuur en structuur). De visitatiecommissie gaat hiertoe praten met corporaties en haar belanghouders. De commissie stelt met betrekking tot belanghoudersparticipatie de volgende vragen:
Welke stakeholders betrekt de corporatie bij haar beleidsvorming?
Hoe wordt input vanuit de stakeholders gebruikt bij de beleidsvorming en hoe legt de corporatie lokaal en/of
In hoeverre dragen de contacten met stakeholders bij aan de prestaties van de corporatie? 44
regionaal verantwoording af over de prestaties?
Zes van de respondenten gaven aan dat er bij de corporatie waar zij werken net een visitatietraject doorlopen is. (1 in stratum MS, 3 in stratum ML en 2 in stratum GL). Van 7 andere corporaties die wel het visitatietraject doorlopen hebben, is dit door de respondent niet genoemd.45 Vier van de respondenten gaven het volgende aan als uitkomst van de visitatie:
De belanghoudersparticipatie kan beter gestructureerd worden. De corporatie wil nu op een gestructureerde manier belanghouders betrekken, beleidskeuzes duidelijker uitleggen en beter uitleggen wat dat voor de belanghouders betekent.
De belanghouders reageren heel mat. Veel initiatieven op het gebied van wijkvisies komen van de corporatie. De corporatie zal actief naar de belanghouders gaan om hun mening te vragen. Men denkt nu aan het organiseren van een jaarlijks terugkerende participatiedag waarop aan belanghouders en sleutelfiguren uit de wijk gevraagd wordt om langs te komen.
De corporatie betrekt de belanghouders helemaal niet aan het begin van de besluitvorming. De belanghouders willen dat zelf ook niet of weten niet dat dat een mogelijkheid is. Verder zit de corporatie te veel in de stenen volgens Raeflex. De corporatie wil dit gaan verbeteren, vooral op het gebied van wonen en zorg en leefbaarheid.
De corporatie moet de belanghouders beter betrekken bij beleidsvorming en beleidsvoorbereiding.
Het ziet er naar uit dat visitatie corporaties kan helpen belanghoudersparticipatie op de kaart te zetten of in ieder geval belanghoudersparticipatie onder de aandacht brengt van corporaties. Corporaties worden zich er in ieder geval bewust van hoe belanghouders over ze denken. In het kader van dit onderzoek zal over het onderwerp visitatie niet meer gezegd worden dan bovenstaande aangezien Arne van Overmeeren - eveneens werkzaam als onderzoeker bij de Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing - zich verder met het onderwerp bezighoudt.
5.10 Deelconclusies hoofdstuk 5 Naar aanleiding van de enquêteresultaten kunnen de volgende deelconclusies getrokken worden:
Eind 2005 begin 2006 wordt er - afgaand op de antwoorden van de respondenten – door woningcorporaties veel aan belanghoudersparticipatie gedaan op verschillende schaalniveaus en op zeer uiteenlopende wijze. 90% van de
corporaties
die
mee
hebben
gewerkt
aan
het
onderzoek
doet
naar
eigen
zeggen
aan
belanghoudersparticipatie. De ene corporatie is daarin verder gevorderd dan de andere. Veralgemeniserend naar de totale corporatie populatie in Nederland doet naar verwachting 88% van alle Nederlandse corporaties op dit moment aan belanghoudersparticipatie;
De partijen die het meest genoemd worden, zijn de gemeente, zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen en
De meerwaarde die corporaties zien in het betrekken van belanghouders is veelal pragmatisch en inhoudelijk van
collega corporaties; aard en minder uit het oogpunt van governance; 44 45
www.raeflex.nl geraadpleegd 26 januari 2005 Er is overigens niet specifiek gevraagd aan de respondent of de corporatie een visitatietraject heeft doorlopen.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
24
Het schaalniveau waarop belanghouders betrokken worden, wordt het meest op projectniveau en daarna op wijk- en bedrijfsniveau gesteld;
De mate van invloed wordt op bedrijf- en wijkniveau veelal op raadplegen gesteld en op projectniveau veelal op
Voor wat betreft de toekomstplannen op het gebied van de vormgeving van belanghoudersparticipatie geeft een
meebeslissen. groot deel van de corporaties die hebben meegewerkt aan het onderzoek aan dat ze de huidige lijn voort willen zetten. De corporaties die veranderingen door willen voeren, weten vaak nog niet op welke manier ze dat willen aanpakken.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
25
6 Naar een typering van belanghoudersparticipatie In dit hoofdstuk wordt een eerste aanzet van een typering van belanghoudersparticipatie gegeven; het typologische
kader.
Daartoe
worden
eerst
de
procesmodellen
met
het
procesverloop
van
belanghoudersparticipatie die zijn opgesteld naar aanleiding van de resultaten van de telefonische enquête behandeld. Deze modellen vertegenwoordigen de typering van belanghoudersparticipatie op het procesniveau. Er worden voorbeelden - uit de praktijk vernomen - van de vastgestelde methoden weergegeven. Daarna volgt de typering van de inhoudelijke aspecten van belanghoudersparticipatie, zoals structuur versus geen structuur, veel belanghouders versus weinig belanghouders.
6.1 Typering van het procesverloop Aan de respondenten is per schaalniveau gevraagd of zij een voorbeeld konden geven van de manier waarop belanghouders betrokken worden bij het nemen van beslissingen. Naar aanleiding van deze antwoorden zijn ‘procesmodellen’ opgesteld met daarin de belangrijkste genomen stappen in het proces van belanghoudersparticipatie. Daarbij is de volgende driedeling gemaakt:
Stappen die genomen worden voordat er beleid is gemaakt (bijvoorbeeld stappen die zijn gezet nog voordat er
Stappen die zijn genomen voordat het beleid definitief is vastgesteld. Deze fase wordt aangeduid met de term
een concept wijkvisie was opgesteld). Deze fase wordt aangeduid met de term ‘vooraf’. ‘tijdens’. Deze term geeft aan dat er al een concept (beleids)plan is gemaakt, maar dat de definitieve uitwerking nog niet gemaakt is.
Stappen die zijn genomen nadat het beleid definitief is vastgesteld. Deze fase wordt aangeduid met de term ‘achteraf’.
De verschillende stappen zijn in kaders weergegeven waarbij de lijnen aangeven welke stap er daarna is gezet. Een gestippelde lijn geeft aan dat deze vervolgstap niet in alle gevallen genomen is. De dik omlijnde kaders geven de overgangsstap weer tussen de drie fasen (vooraf, tijdens, achteraf). In principe kan de belanghoudersparticipatie vanaf iedere stap ingezet worden. Dus niet het hele procesmodel hoeft doorlopen te worden. Naar aanleiding van de enquêteresultaten kunnen er drie soorten procesmodellen opgesteld worden. Eén model van de methoden die gebruikt worden voor het betrekken van belanghouders voorafgaand aan het beleidsvormingsproces, een model van tijdens het beleidsvormingsproces en een model van na het beleidsvormingsproces. Wat vooral opvalt aan de procesmodellen op bedrijfsniveau en wijkniveau is dat er veel manieren zijn waarop belanghouders betrokken worden bij het vormen van beleid. In de volgende paragrafen worden de verschillende procesmodellen behandeld waarbij er voorbeelden worden gegeven van de praktische invulling ervan.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
26
6.1.1 Procesmodellen op bedrijfsniveau Bedrijfsniveau vooraf
tijdens
achteraf
B Bijeenkomst of onderzoek onder belanghouders naar thema’s die zij belangrijk vinden
B1a
B1b Speciale bijeenkomst waarop de plannen worden toegelicht Speciale bijeenkomst waarop een reactie gegeven kan worden op de plannen
Corporatie stelt concept plan op
Corporatie stuurt conceptplan rond
B2a
Corporatie stelt definitieve plan op
Definitieve plannen worden rondgestuurd
Partijen kunnen respons geven
B2 Interviewrondes
B2b
B3 Via de decisionroom methode worden belangrijke onderwerpen voor het plan vastgesteld
Bijeenkomst waarop onderzoekresultaten worden gepresenteerd en er gediscussieerd kan worden over het ondernemingsplan en andere thema’s
Figuur 5: procesmodel op bedrijfsniveau van voorbeeldprocessen van belanghoudersparticipatie waarbij de belanghouders worden betrokken voordat er conceptmatig beleid is gevormd Bedrijfsniveau
vooraf
tijdens
(Speciale) bijeenkomst waarop een reactie gegeven kan worden op de plannen
B4
Corporatie stelt concept plan op
achteraf
Corporatie stuurt conceptplan rond
De corporatie bespreekt de conceptplannen met alle partijen afzonderlijk
Corporatie stelt definitieve plan op
Speciale bijeenkomst waarop de plannen worden toegelicht Definitieve plannen worden rondgestuurd
Partijen kunnen respons geven
B5
Corporatie stelt concept plan op
Adviesraad
Corporatie stelt definitieve plan op
Figuur 6: procesmodel op bedrijfsniveau van voorbeeldprocessen van belanghoudersparticipatie waarbij de belanghouders worden betrokken tijdens het beleidsvormingsproces
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
27
Bedrijfsniveau vooraf
tijdens
achteraf
B6
Plannen worden alleen besproken tijdens een vergadering
Corporatie stelt definitieve plan op Er wordt alleen een bijeenkomst georganiseerd waarop de plannen worden toegelicht
Figuur 7: procesmodel op bedrijfsniveau van voorbeeldprocessen van belanghoudersparticipatie waarbij de belanghouders worden betrokken nadat er beleid is gevormd De methoden die het meest toegepast worden zijn de methode B4 en B1a. Bij de methode B4 gaven de respondenten veelal aan dat de mate van invloed van de belanghouders op het raadpleegniveau ligt. Adviesrecht en informeren zijn bij deze methode ongeveer even vaak genoemd als mate van invloed, maar aanzienlijk minder vaak dan raadplegen. Enkele door de respondenten gegeven voorbeelden van de methode B4. 1
De corporatie ontwikkelt een visie op haar strategisch voorraadbeleid en legt dit bij de gemeente neer voor feedback.
2
Er zijn sessies gehouden met belanghouders om het imago van de corporatie te toetsen en plannen voor te leggen. Een aantal belanghouders is gevraagd deel te nemen in sessies met als thema bijvoorbeeld bouwen en wonen (gemeente, projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars), wonen en zorg (zorg en welzijn en school, gemeente). Daarnaast zijn aparte sessies gehouden met klanten en met de RvC, MT en OR. Dit strategisch manifest is de basis voor het ondernemingsplan. Nieuwe onderwerpen die naar boven komen, zijn opgenomen in het ondernemingsplan.
3
Tijdens een aantal vergaderingen per jaar met gemeente en andere corporaties worden de plannen van de corporatie m.b.t. het strategisch voorraadbeleid naar voren geschoven. De andere partijen doen hetzelfde. De corporatie bekijkt vervolgens intern of het verstandig is door te gaan met haar eigen plannen of niet. Voor wat betreft de jaarplannen vraagt de corporatie bij bepaalde zaken de politieke partijen naar hun mening op daarvoor gehouden speciale avonden. De jaarplannen worden voorgelegd en naar aanleiding van de input kan de corporatie haar plannen bijstellen.
4
Aan het einde van het jaar verwacht de corporatie een concept ondernemingsplan klaar te hebben. Via een symposium met een discussie zal gevraagd worden wat de stakeholders ervan vinden, waarna er indien nodig aanpassingen worden gemaakt.
5
De corporatie heeft een plan in hoofdlijnen gemaakt waarin info van belanghouders - die vernomen is in de wandelgangen - verwerkt is. Voor de invulling van het plan gaat de corporatie een ronde maken langs belanghouders. Dit proces is nu gaande. Lokaal zijn stakeholders uitgenodigd om over deze visie van gedachten te wisselen. Dit is gedaan aan de hand van een presentatie/voorlichting. De tweede stap die genomen zal worden is dat stakeholders kunnen schieten op de plannen van de corporatie. Dit is van belang om de blinde vlekken uit de plannen te halen. Inhoudelijk blijft het ondernemingsplan gelijk, maar hoe er in de praktijk mee om wordt gegaan is afhankelijk van de input van de stakeholders. Ook partijen als de Kamer van Koophandel en Schiphol worden erbij betrokken.
6
Met collega woningcorporaties vindt er sowieso altijd Beleidsoverleg Wonen plaats en overleg in het Sociaal Overleg. Gemeente, zorg- en welzijnspartijen waarmee de corporatie contact heeft, krijgen het concept ondernemingsplan toegestuurd en de directeuren van de corporatie hebben vervolgens met iedere partij apart overleg over dit concept plan. Er is gekozen de partijen individueel te benaderen, omdat men denkt op die manier de meeste input te krijgen.
7
Eens per 2 jaar wordt er een bijeenkomst georganiseerd voor de stakeholders waarbij belangrijke onderwerpen (bijvoorbeeld fusie) worden besproken. Voor wat betreft het strategische plan worden er bijeenkomsten georganiseerd met stakeholders per groep (bijvoorbeeld collega corporaties).
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
28
8
Het strategisch plan is besproken en toegelicht tijdens andere vergaderingen waarbij de stakeholders zijn gevraagd naar hun mening over plannen van de corporatie.
9
Als het ondernemingsplan klaar is wordt aan de gemeente en politiek gevraagd welke 5 doelstellingen van de corporatie zij het belangrijkst vinden. Goede ideeën worden overgenomen. Het ondernemingsplan is een dynamisch plan en wordt constant herschreven.
10
Het concept ondernemingsplan is voorgelegd aan de belanghouders tijdens individuele gesprekken (meer ruimte voor diepgang dan in een grote groep). Daarna is er verantwoording afgelegd.
11
Toen het voorlopig ondernemingsplan was opgesteld, zijn er 2 tot 3 bijeenkomsten per regio georganiseerd waarbij er aan de hand van stellingen werd gediscussieerd over de richting die de corporatie op moet gaan. Het definitieve ondernemingsplan is tijdens een grote bijeenkomst gepresenteerd aan de belanghouders.
Bij de B1a methode wordt de mate van invloed van de belanghouders veelal op raadplegen (meest) of informeren gesteld. Adviesrecht en meebeslissen worden veel minder vaak genoemd. Deze methode is overigens de enige methode waarbij meebeslissen als mate van invloed wordt genoemd. Enkele door de respondenten gegeven voorbeelden van de methode B1a. 1
Er is een enquête onder de partijen gehouden waarin wordt gevraagd naar verwachtingen van de partijen en naar het imago van de corporatie.
2
Voor wat betreft het strategisch voorraadbeleid voert de corporatie gesprekken met de gemeente en verder is de woonvisie van de gemeente bron van informatie.
3
Er is een debat busdag georganiseerd. Met een Amerikaanse bus is er in alle drie de steden waar de corporaties werkt op de markt gestaan waarbij klanten (ook de niet-huurders zoals omwonenden) een enquête in konden vullen in info konden krijgen en stickers konden plakken met budgetten op wat zij belangrijk vinden. Aan de hand van de uitkomst zijn conclusies getrokken over wat het speelveld van de corporatie is volgens de klant. Daarna is er nog een discussie gehouden met andere belanghouders (politie, zorg, welzijn, ondernemers) over bepaalde thema’s. Deze discussie vormde weer input voor het ondernemingsplan. Op die manier wilde de corporatie haar beleid toetsen bij de belanghouders. Als er door de belanghouders nieuwe punten werden genoemd dan heeft de corporatie die ook meegenomen. Tevens heeft de corporatie afspraken gemaakt over hoe er verantwoording wordt afgelegd en hoe de corporatie gaat laten zien waarmee ze bezig is. Een jaar geleden is er een overleg geweest rond het thema om de keukentafel zitten. De corporatie heeft in een theater een keuken laten nabouwen en heeft daar met o.a. de directie van de Rabobank, ondernemer van een broodjeszaak, de burgemeester en wethouders gesproken over de richting die de corporatie op moet gaan. Zo wilde de corporatie haar ideeën toetsen.
4
Er is een symposium georganiseerd door de corporatie. Daarvoor is een speciaal gespecialiseerd bureau aangetrokken. Het symposium werd geopend door het tonen van een film over de corporatie, zodat alle stakeholders met dezelfde info van start gingen. De stakeholders zijn tijdens dit symposium verdeeld in groepjes die aan de slag konden gaan met bepaalde thema’s. Van deze input zal een terugkoppeling plaatsvinden.
5
De corporatie heeft een nieuw beleidsplan opgesteld en daarvoor iemand van een adviesbureau ingehuurd om interviews te houden met stakeholders. Daarnaast heeft de corporatie meegedaan aan de USP-scan met daarin vragen over onderdelen van het beleidsplan. Op die manier heeft de corporatie de wensen en verlangens van de stakeholders geïnventariseerd en gebruikt als input voor het beleidsplan.
6
In het verleden is er geïnventariseerd onder de stakeholders over de maatschappelijke prestaties en het imago van de corporatie. Daartoe zijn er enquêtes rondgestuurd en telefonische enquêtes afgenomen door een externe partij. Uitkomst dient als input voor het ondernemingsplan.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
29
7
Ongeveer 4 jaar geleden is er een stakholdersoverleg geweest met verschillende partijen. Daarin werd het kader uiteengezet in verschillende gremia (adviescolleges) bestaande uit gemeente, projectontwikkelaars en zorgpartijen. Kernwoorden zijn interactie, inspiratie en drive. Dit kader is vervolgens getoetst door een brede vertegenwoordiging door middel van een spel waaruit moest blijken wat de andere belanghouders belangrijk vinden. Er werd bijvoorbeeld een gelimiteerd budget gegeven met de vraag hoeveel geld de partijen aan elk thema zouden willen spenderen.
8
Er is een stakeholdersonderzoek gehouden bestaande uit een vragenlijst met daarin vragen betreffende de strategische doelen, imago en samenwerking. Vragen waren o.a. wat vinden de stakeholders van de prestaties van de corporatie? Er vindt terugkoppeling van de resultaten plaats aan de hand van een uitnodiging van de corporaties aan de stakeholders. Tijdens dit gesprek kunnen partijen onduidelijkheden verduidelijken (stakeholders kunnen bijvoorbeeld vragen wat de uitkomst van hun inbreng is). Met betrekking tot het strategisch voorraadbeleid wordt gekeken naar het beleid van de gemeente, marktontwikkelingen van de woonsituatie in Nederland, inbreng van verzoeken van bijvoorbeeld zorgpartijen. Bij de belanghouders wordt de informatie verzameld die moeten leiden tot een ideaal strategisch voorraadbeleid.
9
Het ondernemingsplan wordt opgesteld aan de hand van workshops rond bepaalde thema’s (in het vorige ondernemingsplan waren de thema’s corporatie X als werkgever, corporatie X en zorg en in de sector). Het opgestelde ondernemingsplan wordt teruggekoppeld naar de belanghouders en zij kunnen een reactie geven. Voor wat betreft de portefeuillestrategie heeft de corporatie samen met zorgpartijen een quickscan gemaakt en een masterplan opgesteld. Dit plan diende als input voor de portefeuille strategie en heeft geleid tot een intentieovereenkomst.
10
Van interessante gebieden worden de mogelijke partners betrokken en gevraagd naar de ontwikkelingen die spelen bij deze partners. Daarop worden strategische beslissingen van de corporatie afgestemd. Dat gaat door middel van marktanalyses en gesprekken met zorgaanbieders of de gemeente of makelaars om informatie en commitment te krijgen
11
Eens per 3 jaar wordt er een imago-onderzoek gehouden. Een extern bureau houdt hiertoe 30 interviews met belanghouders. Er worden vragen gesteld als: wat vindt u van de missie van de corporatie en wat mist u? De uitkomst van het onderzoek dient als input voor het ondernemingsplan (samen met het klantenonderzoek en het medewerkers-tevredenheidsonderzoek).
12
Er wordt vergaderd met de gemeente en collega corporaties. Een van de collega corporaties heeft een plan opgesteld met wat er is aan huurwoningen. Daarna is er een externe partij gekomen die begeleiding heeft gegeven. Daaruit is een rapport gekomen met daarin beschreven het soort woningen dat er al is en wie er op de markt zijn. Aan de hand van dit rapport gaat de corporatie zelf haar strategisch voorraadbeheer bepalen.
13
Strategisch voorraadbeleid: bij het bepalen van de locatie voor een woonzorgzone worden de gemeente en zorgpartijen geraadpleegd. Op landelijk niveau zit de corporaties in het overleg ‘ de vernieuwde’ stad. Strategische thema’s worden daarin bediscussieerd (bijvoorbeeld toekomstig huurbeleid, fiscalisering). Er wordt gezamenlijk onderzoek gedaan en er wordt van gedachten gewisseld om een gezamenlijke strategie te vormen.
14
Er is een bijeenkomst gehouden met ambtenaren, zorg en welzijn, maatschappelijk werk, ouderenorganisatie, jeugd en jongerenwerk, commerciële partijen en instellingen voor gehandicapten. Er zijn vragen gesteld als: wat vindt u dat corporatie Y moet bouwen? De resultaten van deze bijeenkomst zijn input voor te maken prestatieafspraken met de gemeente. De input van de bijeenkomst kan leiden tot samenwerking/projecten/veranderingen in het strategisch voorraadbeleid.
Bij methode B1a lijkt het erop dat de corporatie het gesprek met de belanghouders losser ingaat dan bij de methode B4. Er zijn meestal nog geen concrete plannen die worden besproken, zoals bij methode B4 wel het geval is. Er wordt meer over het functioneren van de corporatie in het algemeen gepraat waarbij er bijvoorbeeld wordt besproken welke thema’s
de
belanghouders
het
belangrijkst
vinden.
Hierna
stelt
de
corporatie
gelijk
het
definitieve
ondernemingsplan/strategisch voorraadbeleid plan op. Vooral als er over strategisch voorraadbeleid wordt gesproken is er op onderdelen sprake van meebeslissen volgens de respondenten. Het lijkt wat vreemd dat er bij deze methode als mate van invloed ‘meebeslissen’ wordt aangegeven. De reflectiefactor lijkt namelijk te ontbreken, omdat de corporatie na een gezamenlijke bijeenkomst met de belanghouders meteen het definitieve plan opstelt. Er is niet eerst een conceptplan waar de belanghouders hun mening over uit kunnen spreken. Het gegeven dat de respondenten toch ‘meebeslissen’ als mate van invloed hebben aangegeven, heeft er misschien mee te maken dat er naar aanleiding van de overleggen uiteindelijk convenanten worden gesloten of prestatieafspraken worden gemaakt.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
30
Methode B6 wordt ook een aantal keren genoemd, waarbij de mate van invloed op het informeren of raadpleeg niveau ligt. Adviesrecht en meebeslissen worden helemaal niet genoemd bij deze methode. Dat is ook logisch gezien het feit dat de plannen al gemaakt zijn en de belanghouders achteraf pas op de hoogte gebracht worden. Het is zelfs de vraag of deze methode überhaupt aangemerkt moet worden als een vorm van belanghoudersparticipatie. De overig methoden worden slechts sporadisch toegepast.
6.1.2 Procesmodellen op wijkniveau Wijkniveau vooraf
tijdens
achteraf
Portfolio analyse W1 Overleg met collega corporaties
Bijeenkomst(en) met belanghouders Gezamenlijke concept wijkvisie
Overleg met gemeente en collega corporaties Overleg met gemeente
Concept plan wordt rondgestuurd
Speciale bijeenkomst met belanghouders
Bijeenkomst(en) met belanghouders
W2 Oprichting stuurgroep en projectgroep
(Gezamenlijke) definitieve wijkvisie
Convenant
Concept wijkvisie van de corporatie
W3 Beleidsplannen van belanghouders
W4 Zitting in overleggroepen W5 Bijeenkomst(en) met belanghouders
Concept wijkvisie van externe partij
W6
(gezamenlijke) definitieve wijkvisie
Convenant
Gezamenlijke visie
Convenant
Visie van zorgpartijen Selectie van zorgpartij
zorgtender
Overleg zorgpartij en corporaties
Visie van corporatie
Figuur 8: procesmodel op wijkniveau van voorbeeldprocessen van belanghoudersparticipatie waarbij de belanghouders worden betrokken voordat er conceptmatig beleid is gevormd De methode W1 (overleggen) wordt veruit het meest toegepast waarbij er heel veel aangegeven is door respondenten dat er uiteindelijk een gezamenlijke visie ontstaat. De mate van invloed wordt door respondenten veelal op raadplegen of meebeslissen gesteld en in mindere mate op adviesrecht. Methode W2 en W3 worden aanzienlijk minder toegepast. Methode W4, W5 en W6 worden sporadisch toegepast.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
31
Enkele door de respondenten gegeven voorbeelden van methode W1. 1
Als de gemeente, de corporatie of de zorgpartij iets opzet dan vindt er overleg plaats. De gemeente of de corporatie formuleert daarna de visie, die een gezamenlijke visie is.
2
Onder regie van de gemeente wordt er jaarlijks 1 wijkvisie doorontwikkeld. Een wijk wordt hierbij aangegeven als aandachtsgebied en er gaat een integraal buurtbeheer traject van start waarbij alle partijen om de tafel gaan zitten met elkaar.
3
Brainstormsessies (bij nieuwe ontwikkelingen zoals invoering WMO georganiseerd door de gemeente). De corporatie organiseert ook brainstormsessies als zij in een wijk aan de slag gaat. Belanghouders kunnen dan aangeven hoe ze over de wijk denken.
4
5
De concept wijkvisie wordt rondgestuurd met de vraag om respons, die vervolgens in een regulier overleg gegeven kan worden.
Sessies met verschillende partijen die in de wijk zitten. Om de tafel, van gedachten wisselen. Met huurders en gemeente is er een continu overleg. De visie is samen met collega corporaties ontwikkeld waarna er een sessie heeft plaatsgevonden met gemeente en andere stakeholders.
6
Bij aandachtswijken worden er gerichte visies gemaakt. In het overleg met gemeente en andere corporaties worden er afspraken gemaakt. Vervolgens worden de plannen aan de andere belanghouders bekendgemaakt en wordt gevraagd om een reactie die door middel van overleg kan worden gegeven.
7
In wijken met grote opgave (herstructurering) wordt gevraagd naar de mening van belanghouders in de wijk. De corporatie ontwikkelt een plan waarbij ze steeds terugkoppelt naar belanghouders.
8
Speciale vergaderingen waarin belangen uitgewisseld worden en plannen worden vergeleken. Dit mondt vaak uit in convenanten en gezamenlijke visies.
9
De corporatie maakt een sociale kaart (portfolioanalyse). Samen met de stakeholders wordt er een conceptvisie gemaakt tijdens avonden waarin intensief overleg plaatsvindt.
10
Met betrekking tot herstructurering wordt onder regie van de gemeente met alle betrokkenen een wijkvisie opgesteld. Voor een wijk waarin veel Antilliaanse gezinnen woonachtig zijn, heeft een architectenbureau een aantal ontwikkelingsrichtingen aangegeven. Alle richtingen zijn in meer of mindere mate geïnspireerd op de manier van wonen op de Antillen. Aan de hand van de schetsen heeft een bont gezelschap van belangenhouders over de toekomst van deze buurt/wijk gediscussieerd. De uitkomsten van deze discussies zijn verwerkt in het wijkplan.
11
Informeel samenwerkingsverband met corporaties in dezelfde stad. Iedere 2 jaar is een andere corporatie voorzitter. Bij de overleggen is ook de gemeente aanwezig. Wijkvisies worden opgesteld vanuit dat initiatief. Verder een breder overleg met partijen die significant bezit hebben in de wijk (bijvoorbeeld projectontwikkelaars en beleggers). De conceptvisie wordt opgestuurd en daarna besproken tijdens het overleg.
Op projectniveau wordt er veelal (op ad-hocbasis) overlegd met belanghouders waarbij plannen worden voorgelegd en er om respons wordt gevraagd of waarbij er wordt gevraagd of partijen willen meedoen. Meerdere keren werd er geantwoord dat er een projectstructuur wordt opgezet met een stuurgroep en werkgroepen. In een enkel geval werd er genoemd dat er een Wijk Ontwikkelings Maatschappij of een aparte stichting is opgericht. Voor dit niveau zijn geen aparte procesmodellen gemaakt. Projecten vloeien veelal voort uit wijk- of woonzorgvisies en zitten derhalve veel meer op het uitvoeringsniveau en minder in de beleidsvorming.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
32
6.2 Typering van inhoudelijke aspecten De procesmodellen laten slechts een deel zien van de manier waarop belanghouders betrokken kunnen worden bij het nemen van beslissingen. Zo laten de modellen zien op welk moment belanghouders betrokken worden en welke methode(n) daarbij gebruikt wordt/worden. Wat de modellen echter niet laten zien, is het aantal en de soort stakeholders die betrokken worden, of de methode(n) structureel wordt/worden toegepast of ad hoc, of de belanghouders veel of weinig invloed hebben. Wanneer deze aspecten nader worden bekeken, kan er een typering van belanghoudersparticipatie op inhoudelijke aspecten worden gemaakt, waarbij de volgende aspecten naar voren komen: 1.
De verankering in het (beleidsvormings)proces;
2.
De samenstelling van de betrokken belanghouders: aantal;
3.
De samenstelling van de betrokken belanghouders: soort;
4.
Het moment waarop belanghouders betrokken worden;
5.
De mate van invloed van de belanghouders;
6.
De frequentie van het overleg;
7.
De juridische verankering.
Hierna volgt een toelichting op de inhoudelijke aspecten. Het is van belang hierbij op te merken dat deze toelichting een beredeneerde toelichting is en nog niet wetenschappelijk getoetst is. 1. Verankering in het proces:
Ad hoc versus gestructureerde vormgeving van belanghoudersparticipatie Het voordeel van een gestructureerde
vorm
van belanghoudersparticipatie
is
de
implementatie
van
de
belanghoudersparticipatie in de bedrijfsvoering. Een mogelijk nadeel van een gestructureerde vormgeving van belanghoudersparticipatie is het vergaderen om het vergaderen. Een gestructureerde vorm van belanghoudersparticipatie hoeft echter niet per definitie in te houden dat er vaak overlegd wordt met belanghouders. Belanghoudersparticipatie is gestructureerd vormgegeven:
Als er over vaste onderwerpen met de belanghouders wordt gesproken. Bijvoorbeeld over het jaarverslag, het jaarplan en het ondernemingsplan.
Als er vaste momenten zijn waarop belanghouders naar hun mening wordt gevraagd. Bijvoorbeeld op een vast moment in het jaar wordt er over het jaarverslag gesproken en op een vast moment in het proces van een project of wijkontwikkelingsplan.
Als belanghouders volgens een vaste methode worden betrokken bij het nemen van beslissingen. Bijvoorbeeld: voordat er een ondernemingsplan wordt opgesteld, wordt er eerst een bijeenkomst met belanghouders georganiseerd om te horen wat zij de belangrijkste onderwerpen vinden.
Wanneer belanghouders op ad-hocbasis worden betrokken bij het nemen van beslissingen wordt voorkomen dat er wordt vergaderd om het vergaderen. Het nadeel hiervan kan zijn dat belanghouders zich niet serieus genomen voelen. Het zou erop kunnen lijken dat hun mening alleen gevraagd wordt als het de corporatie uitkomt. Een ander nadeel zou kunnen zijn dat er geen belanghoudersparticipatiebeleid wordt gevormd, waardoor het leereffect van belanghoudersparticipatie beperkter is dan wanneer belanghouders structureel betrokken worden bij het nemen van beslissingen. Bij projecten is het van belang een zo gestructureerd mogelijke vorm van belanghoudersparticipatie te hebben. Over het algemeen zijn er veel verschillende partijen betrokken bij een project en is een juiste communicatie van belang voor het slagen van het project. 2. Samenstelling van betrokken belanghouders: soorten
Veel soorten belanghouders versus weinig soorten belanghouders Niet alle soorten belanghouders zullen even veel waarde hechten aan het hebben van invloed op beslissingen die de corporatie neemt. Naar mate de te nemen beslissingen meer op het uitvoerend niveau liggen, zullen naar verwachting steeds meer soorten belanghouders het belang van belanghoudersparticipatie inzien en hun stem willen laten gelden.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
33
Op het wijkniveau zullen waarschijnlijk de meeste soorten belanghouders hun invloed willen laten gelden omdat er op dit niveau in mindere mate over een heel strikt afgebakend gebied gesproken wordt. Het projectniveau is alweer specifieker. Minder belanghouders zullen zich naar verwachting verbonden voelen met het onderwerp. Zorgpartijen zullen bijvoorbeeld weinig binding hebben met de bouw van een schoolgebouw. Het aantal soorten belanghouders is afhankelijk van het soort project. Voor wat betreft het aantal belanghouders kan er gesteld worden dat het op projectniveau ‘makkelijker praten’ is als er per soort belanghouder niet te veel personen om de tafel zitten. 3. Samenstelling van betrokken belanghouders: aantal
Veel belanghouders versus weinig belanghouders Het voordeel van het betrekken van weinig belanghouders kan zijn dat de inbreng van alle belanghouders goed gehoord kan worden. Laten we stellen dat een aantal van 10 belanghouders een klein aantal is. Voor wat betreft de te volgen methodiek is het mogelijk individuele gesprekken met de belanghouders te voeren, waardoor er diepgaand over bepaalde onderwerpen gesproken kan worden. Hierbij is het echter wel van belang dat de juiste belanghouders worden geselecteerd. Deze selectie hangt af van het onderwerp waarover de mening van de belanghouders gevraagd wordt. Het risico bestaat dat belanghouders die niet gevraagd worden naar hun mening zich gepasseerd voelen of dat belangrijke input niet verkregen wordt. Wanneer er veel belanghouders worden betrokken is het voordeel dat er een breed denkkader mogelijk is. Er zijn andere methoden vereist dan in het geval dat er weinig belanghouders worden betrokken bij het nemen van beslissingen. Om ervoor te zorgen dat er naar alle belanghouders geluisterd kan worden, zou er een verdeling gemaakt kunnen worden in groepen belanghouders die bestaan uit belanghouders met een zelfde soort achtergrond, zoals zorgpartijen of projectontwikkelaars en vastgoedbeleggers. Op die manier kunnen de belanghouders intensiever betrokken worden op basis van hun specifieke expertise. Het nadeel van deze methode is dat de verschillende soorten belanghouders elkaar niet ontmoeten. 4. Moment waarop belanghouders betrokken worden:
Vroeg in het beleidsvormingsproces versus laat in het beleidsvormingsproces Als belanghouders vroeg in het beleidsvormingsproces betrokken worden, kan er nog wat gedaan worden met hun input en voelen de belanghouders zich waarschijnlijk serieuzer genomen dan wanneer hun mening pas gevraagd wordt als de beslissingen feitelijk al genomen zijn. Het kan handig zijn alvast een kader te hebben, een afbakening van onderwerpen waarop de belanghouders kunnen reageren. In de praktijk wordt er regelmatig gewerkt met stellingen of budgetten. Naarmate het niveau concreter wordt van onderwerp (meest specifiek is projectniveau) zullen belanghouders naar verwachting eerder worden betrokken bij het nemen van beslissingen. Het ene niveau vloeit namelijk voort uit het andere niveau. Als op wijkniveau iets wordt beslist, wordt dit op projectniveau uitgevoerd. Het is dan logisch dat de belanghouders die zijn betrokken bij het nemen van beslissingen op wijkniveau, vrijwel meteen ook betrokken worden bij het nemen van beslissingen op projectniveau. 5. Mate van invloed van belanghouders:
Weinig invloed versus veel invloed Voortbordurend op het moment waarop belanghouders worden betrokken in het (beleidsvormings)proces zou het logisch zijn dat belanghouders meer invloed hebben op te nemen beslissingen die hen meer aangaan. Er zou zelfs gesteld kunnen worden dat het bedrijfsniveau het niveau is waarop belanghouders de minste invloed uit zouden mogen oefenen, omdat te nemen beslissingen op dit niveau meer op de corporatie zelf zijn gericht dan bijvoorbeeld het geval is op projectniveau. Corporaties zijn immers zelfstandige organisaties en geen taakorganisaties. Hoe zelfstandig corporaties zouden mogen zijn, is echter nog een punt van discussie. Wat in dit kader verder onderzocht zou kunnen worden is de verhouding tussen de mate van invloed van partijen en de impact van hun inbreng. Zie figuur 9. De gemeente heeft bijvoorbeeld veel invloed, doordat er voor de uitvoering van het grootste gedeelte van de plannen vergunningen vereist zijn die de gemeente afgeeft. Maar heeft de gemeente daardoor ook veel impact? Een
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
34
welzijnsorganisatie heeft misschien weinig invloed op beslissingen die de corporatie neemt, maar heeft haar inbreng hoe klein dan ook - dan ook per definitie weinig impact? Weinig invloed
Weinig impact
Veel impact
Veel invloed
Figuur 9: verhouding van invloed en impact 6. Frequentie van het overleg:
Enkele keren overleg – vaak overleg De frequentie van het overleg is afhankelijk van het onderwerp. Sommige onderwerpen, zoals een nieuw ondernemingsplan, komen slechts eens in de zoveel jaar aan de orde. Andere onderwerpen, zoals het jaarverslag en het jaarplan, keren jaarlijks terug. Weer andere onderwerpen, zoals projecten, of wijkvisies, komen niet volgens een vast stramien terug. Het aantal keren dat belanghouders per onderwerp betrokken worden, zal dan ook verschillend zijn. Bij projecten en wijkvisies zal er wellicht gedurende een bepaalde periode intensief overleg plaatsvinden met belanghouders, terwijl er voor het verkrijgen van input voor het jaarplan wellicht met een tweetal keren overleg met de belanghouders volstaan kan worden. Over het algemeen zou gesteld kunnen worden dat hoe gedetailleerder het onderwerp hoe meer raakvlakken er zijn met de belanghouders en hoe vaker er overlegd zal moeten worden. 7. Juridische verankering:
Niet juridisch verankerd – juridisch verankerd Voor wat betreft de juridische verankering van de belanghoudersparticipatie zou gesteld kunnen worden dat de belanghoudersparticipatie gewaarborgd wordt door deze juridisch te verankeren. Aan de andere kant zou gesteld kunnen worden dat wanneer de belanghoudersparticipatie juridisch is verankerd men kan vervallen in procedures, wat ten koste kan gaan van de inhoud van de participatie. Het is de vraag in welke gevallen het verstandig is de participatie juridisch te verankeren, of wat daar de voordelen van zijn. Naarmate te nemen beslissingen meer financiële implicaties hebben, is het misschien van belang de participatie juridisch te verankeren om eventuele medeverantwoordelijkheid voor de uitkomst te borgen. Dan rijst alleen de vraag of belanghoudersparticipatie gelijk moet staan aan medeverantwoordelijkheid. Per schaalniveau (bedrijf, wijk, project) zou er een schematische weergave gemaakt kunnen worden van de inhoudelijke typering van de gevolgde methode van belanghoudersparticipatie. Met ovalen wordt aangegeven wat de reikwijdte per deelaspect naar verwachting zou kunnen zijn. Hoe langwerpiger de ovaal hoe verspreider naar verwachting de in de praktijk gevonden antwoorden op de as zullen liggen, dus in een des te uiteenlopender wijze men naar verwachting in de praktijk omgaat met dit aspect.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
35
Een voorbeeld: corporatie X werkt met een adviesraad die inspraak heeft in het ondernemingsplan. Het bijbehorende schema van de inhoudelijke typering van deze vorm van belanghoudersparticipatie zou er als volgt uit kunnen zien (zie figuur 10) Verankering in het proces Ad hoc
Gestructureerd
Samenstelling van betrokken belanghouders: soort Weinig soorten belanghouders
Veel soorten belanghouders
Samenstelling van betrokken belanghouders: aantal Weinig belanghouders
Veel belanghouders
Moment waarop belanghouders betrokken worden Vroeg in het (beleidsvormings) proces
Laat in het (beleidsvormings) proces
Weinig invloed
Veel invloed
Weinig overleg
Vaak overleg
Mate van invloed van belanghouders
Aantal keren overleg/Frequentie van het overleg
Juridische verankering Niet juridisch verankerd
Juridisch verankerd
Bedrijfsniveau: Adviesraad
Figuur 10: Inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie in het geval van een adviesraad Naar verwachting is de belanghoudersparticipatie gestructureerd geregeld als er een adviesraad bestaat. Er zullen waarschijnlijk afspraken zijn gemaakt over het aantal keer dat er overleg plaatsvindt en over de onderwerpen waarbij de raad inspraak heeft. Het aantal soorten belanghouders dat is vertegenwoordigd in de raad is afhankelijk van het aanbod en de achtergrond van de mensen die zitting willen nemen in de raad. Daarom is de ovaal langwerpig weergegeven. Het zou kunnen dat er bij bestudering van het functioneren van een adviesraad veel soorten belanghouders in de raad zitting hebben. Maar het zou ook kunnen zijn dat er slecht een paar soorten belanghouders in de raad zitten. De raad zal naar verwachting wel een maximum aantal leden hebben. Het moment waarop de leden betrokken zullen worden in het beleidsvormingsproces zal naar verwachting afhankelijk zijn van het onderwerp waarover zij inspraak hebben. In het ene geval zou het goed mogelijk kunnen zijn dat de raad pas geraadpleegd wordt als de bepaalde plannen al vrij ver zijn uitgewerkt. In het andere geval is het goed mogelijk dat de leden heel vroeg betrokken worden. In verband met een verwachtte spreiding in de wijze van de omgang met dit aspect in de praktijk is de ovaal langwerpig weergegeven. Over het algemeen heeft een adviesraad naar verwachting (gekwalificeerd) adviesrecht dat veelal juridisch vastgelegd zal zijn en de invloed van de raad op te nemen beslissingen zal naar verwachting vrij groot zijn.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
36
Een ander voorbeeld van een manier waarop belanghouders betrokken kunnen worden is het organiseren van een symposium. In figuur 11 is daarvan de inhoudelijke typering weergegeven.
Verankering in het proces Ad hoc
Gestructureerd
Samenstelling van betrokken belanghouders: soort Weinig soorten belanghouders
Veel soorten belanghouders
Samenstelling van betrokken belanghouders: aantal Weinig belanghouders
Veel belanghouders
Moment waarop belanghouders betrokken worden Vroeg in het (beleidsvormings) proces
Laat in het (beleidsvormings) proces
Weinig invloed
Veel invloed
Weinig overleg
Vaak overleg
Niet juridisch verankerd
Juridisch verankerd
Mate van invloed van belanghouders
Aantal keren overleg/Frequentie van het overleg
Juridische verankering
Bedrijfsniveau: Symposium
Figuur 11: Inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie in het geval van een symposium Bij een symposium zullen over het algemeen naar verwachting veel belanghouders worden uitgenodigd. Het vergt de nodige tijd en moeite om zoiets op poten te zetten en dan lijkt het praktischer meerdere belanghouders uit te nodigen. Zo’n symposium kan gestructureerd plaatsvinden, bijvoorbeeld als de corporatie ieder jaar een dag voor de belanghouders organiseert. Een symposium kan ook meer op ad-hocbasis plaatsvinden, bijvoorbeeld als de corporatie alleen een symposium organiseert als zij vindt dat er een onderwerp is dat geschikt is voor bespreking tijdens een symposium. De soorten belanghouders die uitgenodigd worden, is waarschijnlijk afhankelijk van het onderwerp dat besproken wordt. Het moment waarop het symposium wordt georganiseerd ten opzichte van het beslissingsproces kan sterk uiteen lopen. Er kan een symposium voorafgaand aan het beslissingsproces worden georganiseerd als een soort brainstorm. Het symposium kan ook vrij aan het eind van het beslissingsproces worden georganiseerd waarbij de plannen worden gepresenteerd aan de belanghouders en er een soort check plaats vindt of de belanghouders zich kunnen vinden in het voorstel. De invloed van de belanghouders zal naar verwachting beperkter zijn dan dat het geval is bij bijvoorbeeld een adviesraad.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
37
Ook voor de inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie op wijkniveau waarbij er gebruik wordt gemaakt van vergaderingen kan een dergelijke figuur gemaakt worden. Zie figuur 12. Verankering in het proces Ad hoc
Gestructureerd
Samenstelling van betrokken belanghouders: soort Weinig soorten belanghouders
Veel soorten belanghouders
Samenstelling van betrokken belanghouders: aantal Weinig belanghouders
Veel belanghouders
Moment waarop belanghouders betrokken worden Vroeg in het (beleidsvormings) proces
Laat in het (beleidsvormings) proces
Weinig invloed
Veel invloed
Weinig overleg
Vaak overleg
Mate van invloed van belanghouders
Aantal keren overleg/Frequentie van het overleg
Juridische verankering Niet juridisch verankerd
Juridisch verankerd
Wijkniveau: vergaderingen
Figuur 12: Inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie in het geval van vergaderingen (wijkniveau) Of er op structurele basis of op ad-hocbasis wordt vergaderd, zal naar verwachting variëren. Soms zullen er vergaderingen worden georganiseerd, omdat een bepaald onderwerp zich aandient. Een andere keer zullen er van te voren afspraken zijn gemaakt dat er een x-aantal keren per jaar vergaderd zal worden over een specifiek onderwerp. Het aantal belanghouders dat betrokken wordt bij het nemen van beslissingen zal sterk afhankelijk zijn van het onderwerp dat besproken wordt. Het aantal belanghouders zal waarschijnlijk niet zo groot zijn, omdat de methode van vergaderingen daarvoor niet geschikt is. De mate van invloed zal afhangen van verschillende factoren zoals aansprakelijkheid en onderlinge verhoudingen (lees macht). Het aantal keren dat er overleg zal plaatsvinden zal afhangen van de complexiteit van het onderwerp en het moment waarop de belanghouders worden betrokken in het beslisproces. De mate van juridisch verankering hangt af van het feit of er bijvoorbeeld convenanten zijn gesloten of niet.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
38
Op projectniveau zou de typering van de inhoudelijke aspecten er als volgt uit kunnen zien indien er als methode voor vergaderingen wordt gekozen. (zie figuur 13) Verankering in het proces Ad hoc
Gestructureerd
Samenstelling van betrokken belanghouders: soort Weinig soorten belanghouders
Veel soorten belanghouders
Samenstelling van betrokken belanghouders: aantal Weinig belanghouders
Veel belanghouders
Moment waarop belanghouders betrokken worden Vroeg in het (beleidsvormings) proces
Laat in het (beleidsvormings) proces
Weinig invloed
Veel invloed
Weinig overleg
Vaak overleg
Mate van invloed van belanghouders
Aantal keren overleg/Frequentie van het overleg
Juridische verankering Niet juridisch verankerd
Juridisch verankerd
Projectniveau: vergaderingen
Figuur 13: Inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie in het geval van vergaderingen (projectniveau) De belangrijkste verschillen met vergaderingen die over onderwerpen op wijkniveau gehouden worden en vergaderingen die op projectniveau gehouden worden, zullen naar verwachting de volgende zijn:
De vergaderingen die op projectniveau gehouden worden, zullen naar verwachting veel gestructureerder geregeld worden en belanghouders zullen waarschijnlijk vroeg in het beslissingsproces betrokken worden.
De mate van invloed van de belanghouders die op projectniveau betrokken worden, zal naar verwachting groter zijn, omdat er naar verwachting meer gewerkt zal worden met juridische verankering in de vorm van overeenkomsten of convenanten.
Daar het projectniveau al snel op het uitvoeringsniveau ligt, zal er naar verwachting vaak overleg plaatsvinden.
Aan de hand van verdiepende casestudies zal in vervolgonderzoek getoetst worden of de veronderstellingen over de inhoudelijke typering van belanghoudersparticipatie bijgesteld moeten worden en of er verder invulling aan gegeven kan worden.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
39
7 Verslaglegging: jaarverslagen Naast de telefonische gesprekken is er tevens informatie gehaald uit de jaarverslagen die - op verzoek door de respondenten zijn toegestuurd. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de bestudering van de jaarverslagen gepresenteerd. Eerst volgt een korte toelichting over de reden waarom deze verslagen zijn bestudeerd en de onderliggende vragen. Daarna worden de bevindingen weergegeven met praktische voorbeelden. In het kader van het thema verantwoording afleggen en transparantie is gevraagd aan de respondenten of zij het jaarverslag 2004 toe wilden sturen. Onderliggende vraag is of er door corporaties reeds verslaglegging van belanghoudersparticipatie
plaatsvindt.
Daartoe
is
er
gekeken
of
er
verslag
wordt
gedaan
van
de
belanghoudersparticipatie en zo ja, op welke manier dat gebeurt. Over twee jaar zullen eventueel de jaarverslagen van 2006 of 2007 bestudeerd worden om te zien of er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden op het gebied van de verslaglegging van belanghoudersparticipatie. Er is gewerkt met jaarverslagen, omdat dit openbare stukken zijn. Er zijn in totaal 79 jaarverslagen bekeken. Van de respondenten heeft 67 % het jaarverslag toegestuurd per post of email. Sommige respondenten gaven aan dat er in het jaarverslag niet over belanghoudersparticipatie was geschreven, maar wel in het ondernemingsplan of in een aparte uitgave over maatschappelijk ondernemerschap. De algemene conclusie die getrokken kan worden na het bestuderen van de jaarverslagen is dat er slechts weinig jaarverslagen zijn waarin het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen een duidelijk apart aandachtspunt betreft. Veelal moet er tussen de regels door gelezen worden om te kunnen vaststellen of er wel of niet verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaatsvindt. Dat is bovendien niet altijd eenduidig vast te stellen door de eerder
genoemde
vage
grens
tussen
belanghoudersparticipatie
en
samenwerking.
(zie
paragraaf
3.1
belanghoudersparticipatie is…)
7.1 Inhoudelijke eisen Er kan inhoudelijk geschreven worden over belanghoudersparticipatie bijvoorbeeld door verslaglegging van deelname in bepaalde overlegstructuren en gemaakte afspraken, overeenkomsten of convenanten, gezamenlijke visies. Er kan ook beschouwend geschreven worden over belanghoudersparticipatie bijvoorbeeld als volgt: de corporatie vindt het
belangrijk de mening van haar belanghouders te peilen en daartoe organiseert zij bijeenkomsten met belanghouders en participeert zij in overleggen. Dat laatste wordt niet veel gedaan. De koppeling met Maatschappelijk Ondernemen, verantwoording afleggen en dergelijke ontbreekt veelal. Wanneer gekeken wordt naar de opgegeven redenen voor meerwaarde van belanghoudersparticipatie kan hieruit wellicht geconcludeerd worden dat corporaties belanghouders vooral uit bedrijfsmatig oogpunt betrekken en minder uit governance oogpunt. Het toezicht en het borgen van de maatschappelijke inbedding spelen blijkbaar een kleinere rol dan de inhoudelijke en pragmatische overwegingen die aan de keuze belanghouders te betrekken bij het nemen van beslissingen ten grondslag liggen. In het kader van dit onderzoek is er gesteld dat er sprake is van verslaglegging van belanghoudersparticipatie als er in het jaarverslag wordt geschreven dat de corporatie belanghouders, belanghebbenden of stakeholders (het is maar welk woord ervoor gekozen wordt) betrekt bij het vormen van beleid, of dat de corporatie aangeeft dat er overleg plaatsvindt in het kader van horizontale verantwoording of lokale verankering. Als enkel aangegeven wordt dat de corporatie deelneemt in (regionale) overleggen of als er enkel vermeld wordt dat er convenanten zijn gesloten of prestatieafspraken zijn gemaakt, zonder dat de context van maatschappelijk ondernemerschap wordt genoemd, wordt er in het kader van dit onderzoek gesteld dat er geen verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaatsvindt.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
40
7.2 Enkele voorbeelden van verslaglegging In 43% van de ontvangen jaarverslagen vindt er volgens de hiervoor gestelde vereisten verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaats. Hieronder volgen enkele voorbeelden (een compleet overzicht van voorbeelden staat in bijlage 5) Corporatie 1
2
Omschrijving van de inhoud Vermelding dat de corporatie een uitgebreid overzicht heeft gemaakt van de diverse vormen van samenwerking en overleg met haar stakeholders en de vermelding dat de gewenste relatie met stakeholders met de RvT besproken is en regulier onderwerp van gesprek zal blijven in kader van invulling van de corporatie van het maatschappelijk ondernemerschap. Actieve open benadering van de stakeholders zal voortgezet worden.
Plaats in het verslag Hoofdstuk samenwerking, paragraaf samenwerking met corporaties en andere partners
Onder het kopje van 'wat nu?' wordt vermeld dat de corporatie zich af heeft gevraagd of ze wel voldoende rekening houdt met de visies en belangen van anderen. Vermelding dat ze daarmee eind 2004 is gestart samen met de stakeholders.
Hoofdstuk 1, paragraaf even vooraf
Daarna de vermelding dat in de eerste helft van 2005 er overleggen met de belanghebbenden op stapel staan over onder andere de vraag: wat hebben de belanghebbenden te zeggen. Vermelding dat door actief, open en transparant de dialoog aan te gaan met alle betrokken partijen de corporatie haar activiteiten zo dicht mogelijk bij de maatschappelijke omgeving wil brengen. Vermelding dat de corporatie haar beleid wil afstemmen op dat van de gemeente, andere stakeholders en maatschappelijke instellingen Vermelding dat de corporatie regelmatig overlegt met stakeholders en dat er daarbij wordt gekeken naar waar doelstellingen elkaar raken. 3
Vermelding dat de corporatie een visitatietraject gaat doorlopen en dat daaruit duidelijk moet worden of het beleid dat de corporatie voert aansluit bij het beeld en de verwachtingen die de belanghebbenden van de corporatie hebben. Vermelding dat de corporatie hecht aan goede relaties met belanghebbenden met daarbij een opsomming van welke partijen daaronder worden verstaand (gemeente, zorg, collega corporaties, huurders, pers, internationale contacten).
Hoofdstuk 2, bewoners zijn belangrijk! Hoofdstuk 2, bewoners zijn belangrijk!: onder kopje prestatieafspraken Hoofdstuk 2, bewoners zijn belangrijk! onder kopje overleg met andere belanghebbenden: bericht van het directiebestuur: onder het kopje algemeen bericht van het directiebestuur: onder het kopje externe contacten
Tabel 8: Voorbeelden van verslaglegging van belanghoudersparticipatie De verslaglegging van belanghoudersparticipatie wordt het meest gedaan in het voorwoord, daarna in de inleiding en in het stuk van de Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen en daarna onder het kopje samenwerking. Wat betreft de verslaglegging van belanghoudersparticipatie valt het op dat er in veel verslagen melding wordt gemaakt dat er prestatieafspraken zijn gemaakt met de gemeente en in veel verslagen wordt vermeld dat de corporatie in samenwerkingsverbanden met collega corporaties of zorg- en welzijnspartijen zit. Vooral bij de verslaglegging van het prestatieveld wonen en zorg wordt vaak uitgebreid verslag gedaan van de samenwerking met andere partijen om het gewenste product te kunnen leveren. Regelmatig is hierbij een lijstje van gerealiseerde of in ontwikkeling zijnde projecten gevoegd. Er zou dan weliswaar sprake kunnen zijn van belanghoudersparticipatie, maar in veel gevallen komt dat in het jaarverslag niet als zodanig uit de verf. Het komt ook voor dat de relatie met belanghouders niet in het jaarverslag wordt omschreven, maar bijvoorbeeld wel in het jaarplan of in andere uitgaven van corporaties waarin zij zichzelf presenteren.
7.3 Deelconclusies verslaglegging De verslaglegging van belanghoudersparticipatie betreft meestal slechtst 1 of 2 zinnen, niet veel meer dan zoals hiervoor in tabel 8 is weergegeven. Slechts een enkele corporatie licht toe op welke wijze de stakeholders is gevraagd naar hun mening (bijvoorbeeld door het organiseren van een symposium). Er wordt niet verslag gedaan van wat er vervolgens met de verkregen input is gedaan. Wat verder opvalt, is dat de termen stakeholders, belanghouders, belanghebbenden of maatschappelijke omgeving worden gebruikt, maar dat er niet altijd duidelijk wordt gemaakt welke partijen daaronder door de corporatie verstaan worden. Dat geeft onduidelijkheid over welke partijen de corporatie precies bedoelt. In een of twee jaarverslagen werd bijvoorbeeld gesteld dat de stakeholders de overheid, CFV en WSW zijn en dat andere partijen worden gevat onder de noemer maatschappelijke omgeving. De verschillende termen hebben dus niet bij iedereen dezelfde betekenis.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
41
Jaarverslagen zijn zoals eerder genoemd openbare stukken. Toch vindt er geen of heel beperkt verslaglegging van belanghoudersparticipatie plaats. Daardoor lijkt het erop dat corporaties zichzelf te kort doen. Wellicht kan een deel van het imagoprobleem van corporaties opgelost worden door meer te doen aan ‘storytelling’. De SEV spreekt in dit kader van Het Maatschappelijk Harder. Misschien zouden woningcorporaties meer in moeten zetten op marketingstrategieën bij het kenbaar maken van hun prestaties en misschien is het jaarverslag het beste medium om dat in te doen.46
46 Vergelijk advies van Commissie de Boer, waarin wordt gesteld dat het jaarverslag de belangrijkste bron is waaruit de omgeving en het externe toezicht de voor hen relevante informatie halen (pagina 12)
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
42
8 Conclusies Met behulp van de telefonische enquête is algemeen inzicht verkregen in de stand van zaken van belanghoudersparticipatie eind 2005 begin 2006. Daarmee is het eerste deel van de centrale vraagstelling beantwoord, te weten: Welke initiatieven worden ontplooid door sociale verhuurders om hun belanghouders te betrekken bij hun beleidsvorming en beleidsuitvoering? Er is duidelijk geworden dat het onderwerp belanghoudersparticipatie op de agenda van de corporatiesector staat en dat er door een groot aantal corporaties reeds een begin is gemaakt met de vormgeving van belanghoudersparticipatie. Er staan echter nog veel vragen open waarop aan de hand van vervolgonderzoek een antwoord gevonden zou kunnen worden. Enkele van deze vragen worden ook in dit hoofdstuk beschreven. De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden naar aanleiding van de telefonische enquête zijn:
Belanghoudersparticipatie is een issue bij woningcorporaties
Eind 2005 begin 2006 wordt er door woningcorporaties veel aan belanghoudersparticipatie gedaan op verschillende schaalniveaus en op zeer uiteenlopende wijze. 90% van de corporaties die mee hebben gewerkt aan het onderzoek doen naar eigen zeggen aan belanghoudersparticipatie. De ene corporatie is daarin verder gevorderd dan de andere. Wanneer de data van de enquête veralgemeniseerd worden naar de totale corporatie populatie
in
Nederland
doet
naar
verwachting
88%
van
de
Nederlandse
corporaties
aan
belanghoudersparticipatie;
De partijen die het meest genoemd worden zijn de gemeente, zorg- en welzijnspartijen, marktpartijen en collega
De meerwaarde die corporaties zien in het betrekken van belanghouders is veelal pragmatisch en inhoudelijk van
corporaties; aard en minder uit het oogpunt van maatschappelijke inbedding;
Het schaalniveau waarop belanghouders betrokken worden, wordt het meest op projectniveau en daarna op
De mate van invloed wordt op bedrijf- en wijkniveau veelal op raadplegen gesteld en op projectniveau veelal op
wijk- en bedrijfsniveau gesteld;
meebeslissen;
De verslaglegging van belanghoudersparticipatie in de jaarverslagen is zeer beperkt;
Voor wat betreft de toekomstplannen op het gebied van de vormgeving van belanghoudersparticipatie geeft een groot deel van de corporaties die hebben meegewerkt aan het onderzoek aan dat ze de huidige lijn voort willen zetten. De corporaties die veranderingen door willen voeren, weten vaak nog niet op welke manier ze dat willen aanpakken.
Belanghoudersparticipatie gaat over interactie tussen verschillende partijen. Belanghoudersparticipatie moet daarom van twee kanten komen. Soms gaan partijen pas na inmenging van een derde partij met elkaar om de tafel zitten, bijvoorbeeld als de gemeente overleggen regisseert. Andere partijen worden dan min of meer gedwongen met elkaar te overleggen en naar elkaars plannen te luisteren. Dat gebeurt regelmatig, zoals ook is gebleken uit de telefonische enquête. Het projectniveau vloeit vaak voort uit deze ‘gedwongen’ overleggen. Dat geeft een zekere garantie dat belangen van verschillende partijen in ieder geval in de fase voorafgaand aan het project gehoord zijn. Bovendien speelt op projectniveau vaak onderlinge (financiële) afhankelijkheid van partijen, waardoor de wederzijdse belangen waarschijnlijk duidelijk naar voren komen. Deze methode van een regisserende partij op wijkniveau kan in principe goed werken. Op bedrijfsniveau is het echter een ander verhaal. Dan zou het niet zo moeten zijn dat een externe partij de corporatie dwingt te overleggen met andere partijen. Op bedrijfsniveau moet ‘het willen’ van belanghoudersparticipatie vanuit de corporatie zelf komen, omdat een corporatie zelf de regie voert over haar bedrijfsvoering. Daar staat tegenover dat belanghouders dan ook bereid moeten zijn op dat niveau mee te denken. Aangezien het bedrijfsniveau een vrij abstract niveau is waarop beslissingen worden genomen, zouden de volgende vragen gesteld kunnen worden:
Is het nodig is dat er op bedrijfsniveau belanghouders betrokken worden?
Willen belanghouders op bedrijfsniveau betrokken worden?
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
43
Het zou kunnen gebeuren dat door belanghouders te betrekken op bedrijfsniveau er te veel mensen op het hoogste punt van de beleidspiramide komen te staan, waardoor het beleidsproces stroperig wordt. Enkele vragen die hiermee samenhangen luiden:
Wat voor gevolgen heeft het betrekken van belanghouders (op bedrijfsniveau) op de efficiëntie van de
Zijn er bepaalde onderwerpen op bedrijfsniveau die zich beter lenen voor belanghoudersparticipatie dan andere?
bedrijfsvoering?
Hoeveel invloed hebben belanghouders daadwerkelijk als ze betrokken worden bij het nemen van beslissingen op bedrijfsniveau?
Welke meerwaarde zien corporaties in het betrekken van belanghouders specifiek op het bedrijfsniveau?
Welke meerwaarde zien corporaties in het betrekken van belanghouders op wijkniveau en projectniveau?
Is deze meerwaarde afhankelijk van de context waarbinnen de corporaties actief is?47
Worden belanghouders betrokken bij de vormgeving van belanghoudersparticipatie? Is dat nodig?
Welke rechten kunnen aan belanghouders worden gegeven zonder negatieve bijeffecten?
Hoe gaat men om met conflicterende belangen tussen belanghouders en de corporatie?
Wat zijn de voors en tegens van de verschillende mogelijke manieren van het betrekken van de belanghouders?
Wat vinden de belanghouders (hiervan)?
De gemeente werd door de respondenten meerdere keren genoemd als regisserende partij van overleggen. Hierbij rijst de vraag wanneer afspraken die zijn gemaakt op initiatief van een andere partij dan de corporatie een vorm van belanghoudersparticipatie zijn. Dergelijke afspraken hebben namelijk wel invloed op beslissingen die de corporatie gaat nemen. Bijvoorbeeld op wat er gebouwd gaat worden. In deze context is het belangrijk op te merken dat corporaties passief en actief aan belanghoudersparticipatie kunnen doen. Enkele respondenten gaven bijvoorbeeld aan dat zij andere partijen naar zich toe laten komen met plannen of hun mening over plannen van de corporatie. Daarbij werd gesteld dat de deur van de corporatie altijd open staat voor andere partijen om langs te komen. Dat is een passieve vorm van belanghoudersparticipatie. Er zitten positieve en minder positieve kanten aan deze methode. Aan de ene kant wil de corporatie een laagdrempelige organisatie zijn, maar aan de andere kant kan het gevolg zijn dat alleen de belanghouders die het hardst schreeuwen gehoord worden. Een andere passieve vorm van belanghoudersparticipatie is het geval wanneer de corporatie haar eigen plannen baseert op informatie die zij van belanghouders krijgt tijdens vergaderingen die niet zijn belegd met het doel de mening van belanghouders over een specifiek onderwerp te vragen, in de wandelgangen of uit beleidsplannen van andere partijen. De belanghouders komen dan niet zelf aan het woord over het betreffende onderwerp. Zij kunnen geen echte respons leveren. Er vanuit gaan dat de corporatie wel weet wat de andere partijen willen op basis van deze gegevens is misschien wat kort door de bocht. Een actieve vorm van belanghoudersparticipatie is bijvoorbeeld als de corporatie een concept ondernemingsplan klaar heeft en belanghouders uitnodigt langs te komen en hun mening te geven over het plan. In het voorbeeld van de gemeente als regisserende partij zou er gesteld kunnen worden dat er geen sprake van belanghoudersparticipatie is als een woningcorporatie enkel achterover leunt en als uitvoerder van de wensen van de gemeente optreedt. Er zou gesteld kunnen worden dat er wel sprake is van belanghoudersparticipatie als de corporatie binnen het door de gemeente geregisseerde overleg ook zelf initiatief toont. Per gegeven voorbeeld van de gebruikte methoden voor het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen op verschillende schaalniveaus is er bij de telefonische enquête niet expliciet gevraagd naar de precieze belanghouders die betrokken worden. De beperkte tijd die gegeven was per af te nemen enquête was daartoe niet toereikend. Als de specifieke belanghouders wel ter sprake kwamen, dan was het antwoord op wijkniveau veelal dat dat heel erg afhankelijk is van de samenstelling van de wijk en op projectniveau dat dat weer afhangt van het soort project. Dit antwoord is op zich ook logisch. Het is logisch dat er bij een woonzorgproject zorgpartijen betrokken worden en dat er scholen bij plannen voor de bouw van een schoolgebouw worden betrokken. 47 Als een corporatie heel actief is op het gebied van herstructurering, ziet zij dan bijvoorbeeld een andere meerwaarde in belanghoudersparticipatie dan een corporatie die heel actief is op het gebied van wonen en zorg?
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
44
Nader onderzoek zal wellicht een antwoord kunnen geven op vragen zoals:
Welke belanghouders worden er precies betrokken bij bepaalde onderwerpen?
Is er een verschil in de omgang van corporaties met verschillende soorten belanghouders?
Is er een verschil in de mate van invloed van verschillende belanghouders?
Wat is de grens tussen belanghoudersparticipatie en samenwerking?
Gezien de nadruk die in rapporten van de SER, WRR en commissie de Boer wordt gelegd op horizontale verantwoording en toezicht kunnen tevens een aantal vragen gesteld worden, te weten:
Moet belanghoudersparticipatie een zevende prestatieveld worden?
of moet het derde prestatieveld (het betrekken van huurders bij beleid en beheer) uitgebreid worden naar ‘het
of moet belanghoudersparticipatie helemaal geen prestatieveld worden?
betrekken van huurders en andere belanghouders bij beleid en beheer?
Veel van bovenstaande vragen zullen onderwerp zijn van het vervolgonderzoek.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
45
Literatuurlijst A B C D
E
Boer, Commissie de, Lokaal wat kan, centraal wat moet. Nieuw bestel voor woningcorporaties. In opdracht van Aedes en het ministerie van VROM. Mei 2005 Conijn, Johan, Woningcorporaties: naar een duidelijke taakafbakening en een heldere sturing. Rigo rapport nr 88.850. In opdracht van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Amsterdam, april 2005 Dekker, minister, Beleidsvisie toekomst van woningcorporaties. (2005) Derksen, Guido, Horizontale verantwoording en maatschappelijke inbedding: ‘Het is ook gewoon business’. 8 juni 2005 Derksen, Guido, Directeurencontact over SER-advies ‘ Waar zijn we eigenlijk voor’ . Aedes-magazine 8/2005 Derksen, Guido, Bas van Dungen, directeur LVT, Wees niet bang voor openheid en transparantie. Aedesmagazine 1/2005 Doevendans, Paul en Wim Reedijk, Koers bepalen met Maatschappijrelatiemanagement. Bewust positie kiezen. Dossier maatschappelijk ondernemen Dogge, Patrick Jan Cornelis, Van Woningverhuurder naar Aanbieder van Woongenot de strategische mogelijkheden en beperkingen van de inzet van diensten ter verbetering van de marktpositie. Proefschrift Technische Universiteit Eindhoven. Technische Universiteit Eindhoven, Faculteit Bouwkunde, 2002 Ekkers, Paul, Van Volkhuisvesting naar woonbeleid. SDU uitgevers. Den Haag 2002
F G H
Gruis, V., Maatschappelijk ondernemerschap woningcorporaties, Bedrijfsstijlen in theorie en praktijk. Literatuurstudie en aanpak casestudies. Juli 2005 Gruis, V. (2004) Naar een vernieuwd toezicht; financieel en volkshuisvestelijk toezicht in één hand, Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nr. 6, pp. 42-46. Gruis, V., Stipaanvraag Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector (2005)
Haan, Mieke de, Koers bepalen met Maatschappijrelatiemanagement. Bewust positie kiezen. Dossier maatschappelijk ondernemen Aedes-magazine Haan, Mieke de, Relatie met belanghouders kan beter. De bevindingen van tweeëneenhalf jaar visitatie. Aedesmagazine 24/2004 Haan, Mieke de, Maatschappelijk ondernemen krijgt vaart. Op zoek naar nieuwe verhoudingen. Aedes-magazine 11/2004 Hooge, Edith, Lectorale Rede: De betekenis van Corporate Governance voor het Mkb en de (semi) publieke sector. Januari 2005
I J K L
Klieverik, Harry, Sas adviseert verplichte visitatie. Aedes-magazine 13-14/2005 Klieverik, Harry, Rigo-rapport over BBSH en corporaties. Aedes-magazine 8/2005 Kromwijk, Martien, Voorstellen voor nieuw kader. Maatschappij moet meer toegang hebben. Aedes-magazine 6/2005 Kunst, Hannie, Maatschappelijk ondernemen is het managen van betekenis. In ons gewone doen van betekenis zijn. Aedes-magazine 21/2004 Leeuwen, Willem van, De maatschappelijke onderneming staat midden in de samenleving. 8 juni 2005 Leemhuis, Verbetering positie en zeggenschap huurders. Advies van de commissie Zeggenschapen versterking positie huurders(-organisaties). In opdracht van De Woonbond en het ministerie van VROM. 11 oktober 2005
M
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
46
N O P
Nieuwenhuijzen, Joost, In Duitsland werkt het. Volledige liberalisatie biedt kansen. Aedes-magazine 3/2005 Oude Engberink, Johan, Hét instrument als leermiddel en voor verantwoording. Visitatie hoort in AedesCode thuis. Aedes-magazine 15-16/2005 Pflug, Margriet en Conny Heemskerk, Naar verdiend vertrouwen. 8 juni 2005 Pflug, Margriet, Benader belanghouders actief en persoonlijk. Aedes-magazine 13-14/2005 Pflug, Margriet, Belanghouders zijn nog maar amper ontdekt. Aedes-magazine 6/2004 Pflug, Margriet, CDA-rapport Investeren in de samenleving: Maatschppelijke onderneming vraagt om juridische verankering. Aedes-magazine 3/2005 Pflug, Margriet, SER-advies Ondernemerschap voor de publieke zaak: Intern toezicht en verantwoording cruciaal. Aedes-magazine 4/2005 Pflug, Margriet, Erwin Bel, Kwh-directeur, Beeldmerk maatschappelijk ondernemen. Aedes-magazine 9-10/2005 Pflug, Margriet, WRR: Meer ruimte voor dienstverlening. Te veel controlezucht. Aedes-magazine 25-26/2004
Q R S T
Rooijakkers, Petra, De bevindingen van twee jaar visitatie. Relatie met belanghouders kan beter. Aedesmagazine 24/2004 Schellekens, Bert, Door visitatie kan het beeld veranderen. Ga met stakeholders in discussie. Aedes-magazine 22/2004 Scherpenisse, Rene, Over belanghouders, Verdienen en leiderschap. Maatschappelijk ondernemen is…..Aedesmagazine 19/2004 SER, Ondernemerschap voor de publieke zaak. Advies nr. 05/04. Den Haag 2005 Tulder, R, M.Kaptein, E.M. van Mil en R.A. Schilpzand. De strategische stakeholderdialoog. Opkomst Succesfactoren – toekomst. 2004 Dit boek is een uitgave van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vakgroep Business-Society Management, Faculteit Bedrijfskunde/Rotterdam School of Management en Schuttelaar en Partners, Adviesbureau voor Maatschappelijke Communicatie BV.
U V W
Wapenaar, Arie, Edith Hooge lector corporate governance ‘Benader belanghouders actief en persoonlijk. Aedesmagazine 13-14/2005 WI, Investeren in de samenleving. Een verkenning naar de positie van de maatschappelijke onderneming. Den Haag, wetenschappelijk instituut voor het CDA, 2005 Wondergem, Bernd en Ids Algera,Van woorden naar daden. Implementatie van het groeimodel voor professionalisering van corporaties. Dit artikel staat in de uitgave Sturen in wonen. strategisch ondernemen in een veranderende omgeving van KPMG, branchegroep Woningcorporaties, 2006 Wolters, A. en Verhage, R. (2001) Concurrentie in corporatieland, Utrecht, DGHV/NETHUR. WRR, Bewijzen van goede dienstverlening. Amsterdam 2004 WRR, Maatschappelijke dienstverlening. Een onderzoek naar vijf sectoren. 2004
X Y Z Aedesnet: Vijf vragen of Maatschappijrelatiemanagement. 28 juli 2005 Internet:
http://www.kickstart.nl/achtergronden/maatschappelijk.aspx (geraadpleegd 10 oktober 2005) www.raeflex.nl (geraadpleegd 26 januari 2005
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
47
Bijlage 1: Begrippenlijst Belanghouders: Alle partijen die werkzaam zijn in hetzelfde gebied of die op andere wijze raakvlakken hebben met de corporatie en die geraakt kunnen worden door het beleid van de corporatie en de daaruit voortvloeiende activiteiten Belanghoudersparticipatie: Het betrekken van belanghouders bij het vormen van beleid waarbij de betrokken partijen niet gebonden hoeven te zijn aan de uitvoering van dit beleid. Samenwerking: Al dan niet op contractuele basis gezamenlijk uitvoeren van activiteiten om tot een vooraf bepaald product of doel te komen waarbij er een duidelijke taakafbakening is en er een duidelijk (financieel) verschil is gemaakt in welke partij waarvoor verantwoordelijk is. Legitimiteit: Handelen van een partij dat is onderbouwd vanuit de behoefte van belanghouders van de corporatie. Binnen MOVe wordt legitimiteit dus gebruikt voor de maatschappelijke inbedding en wordt gescheiden van de zuiver juridische rechtmatigheid (het in overeenstemming, of niet strijdig, zijn met de wet). Legitimering: Het proces van het legitimiteit verwerven. Maatschappelijke onderneming: Een onderneming die is vormgegeven als privaatrechtelijke rechtspersoon, doorgaans een vereniging of stichting, die een maatschappelijk missie heeft die vervlochten is met (ofwel deels parallel loopt met) het algemeen belang, die goederen en diensten voortbrengt en daarvan het financiële overschot of de winst niet wordt uitgekeerd, maar geheel wordt aangewend voor het realiseren van de maatschappelijke missie van de onderneming (gebaseerd op WI, 2005) Maatschappelijk ondernemen: Het volgen van een bedrijfsmatige aanpak bij het realiseren van de maatschappelijke missie van de onderneming(Gruis, 2005). De onderneming neemt dan - binnen de maatschappelijke missie van de onderneming - maatschappelijk én bedrijfseconomisch beargumenteerde beslissingen om hun diensten en/of hun organisatie aan te passen en te vernieuwen, opdat de belanghouders beter worden bediend (gebaseerd op Projectgroep Public Governance, 2004) Maatschappelijk ondernemerschap: Hiervan is sprake als een maatschappelijke onderneming op een maatschappelijke manier onderneemt Rechtmatigheid: Het handelen van een partij in naleving van de geldende wet- en regelgeving. Toezicht: Toezicht is het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren (Ambtelijke Commissie Toezicht 2000, in: WRR, 2004). Transparantie: Transparantie betekent dat besluiten worden genomen, toegepast en gehandhaafd volgens afgesproken procedures. Informatie is vrij verkrijgbaar en direct toegankelijk voor diegenen die worden geraakt door besluiten. Dit houdt ook in dat er voldoende informatie wordt verschaft en dat de informatieverschaffing gebeurt op een begrijpelijke manier en via toegankelijke media. (AR, 2003). Verantwoording: Over specifieke onderwerpen aan een specifiek forum achteraf informatie en uitleg geven (gebaseerd op AR, 2004). Bij zwaardere vormen van verantwoording kan het forum nadere vragen stellen, een oordeel uitspreken en, in de zwaarste vorm, sancties opleggen.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
48
Bijlage 2: Onderzoekslijn MOVe Dit onderzoek maakt deel uit van de onderzoekslijn MOVe (Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid Woningcorporaties) Woningcorporaties vervullen een cruciale rol in de stedelijke ontwikkeling. Zij bezitten een groot deel van het woningbezit in te transformeren woonwijken en hebben in toenemende mate een rol bij het leggen van verbindingen tussen de volkshuisvesting en andere sectoren van publiek belang (zorg, welzijn, veiligheid en onderwijs). In de jaren ’90 zijn woningcorporaties veranderd van overheidsgestuurde, taakgerichte organisaties in zelfstandige ondernemingen met een publieke taakstelling. Sindsdien is in de sociale huursector het begrip ‘maatschappelijk ondernemerschap’ in gebruik geraakt. Dit begrip duidt zowel op de bijzondere positie van de corporaties (als speler tussen overheid, markt en maatschappij), als op een manier van werken (er wordt op een ondernemende wijze gewerkt aan het verwezenlijken van de maatschappelijke doelen). Er bestaan nog veel vragen over het maatschappelijke ondernemerschap van woningcorporaties. Het begrip is relatief nieuw en, zeker in de sociale huursector, nog slecht gedefinieerd. Corporaties zijn nog zoekende naar de manier waarop zij hun bedrijfsvoering en voorraadbeleid op een effectieve en efficiënte wijze kunnen inrichten. Er is nog weinig theoretische en empirische kennis over de vertaling van het maatschappelijk ondernemerschap in bruikbare concepten voor woningcorporaties. Een belangrijke deelvraag hierbij is of en hoe kennis en ervaring uit de andere publieke sectoren en de commerciële sector in binnen- en buitenland kan worden gebruikt voor woningcorporaties. Bij de invulling van het maatschappelijk ondernemerschap wordt veel belang gehecht aan de legitimatie van het handelen van de corporaties vanuit de maatschappij. Ook over deze maatschappelijke inbedding bestaan er nog veel vragen. In beginsel kan de maatschappelijke inbedding plaatsvinden door het geven van een bepaalde mate van (mede)zeggenschap aan huurders en belanghouders. Maar, op welk moment in de beleidscyclus moeten corporaties belanghouders betrekken, welke belanghouders zijn dat dan en welke rechten hebben zij? Naast de genoemde bedrijfskundige vragen (die vanuit het perspectief van corporaties als maatschappelijke ondernemers zelf kunnen worden gesteld) bestaan er ook bestuurskundige vragen. Moet de effectiviteit, efficiëntie en legitimatie van corporaties vooral worden gestimuleerd via publiekrechtelijk toezicht of juist door ‘zelfsturing’? Aan de ene kant kan te veel overheidsbemoeienis belemmerend werken op het maatschappelijk ondernemerschap en daarmee averechtse effecten hebben op de legitimiteit van het handelen. Aan de andere kant kan te weinig overheidstoezicht ertoe leiden dat organisaties op drift raken en hun publieke doelen uit het oog verliezen. Om bij te dragen aan meer inzicht in bovenstaande vraagstukken is de afdeling Real Estate & Housing van de Technische Universiteit Delft gestart met de onderzoekslijn ‘Maatschappelijk Ondernemerschap en Voorraadbeleid Woningcorporaties’. De onderzoekslijn richt zich door middel van een aantal samenhangende projecten op vragen betreffende: -
de vertaling van het maatschappelijk ondernemerschap in de bedrijfsvoering, strategie en voorraadbeleid van woningcorporaties (vormgeven aan het maatschappelijke ondernemen);
-
de inbedding van corporaties als zelfstandige ondernemingen met een publieke taak in de maatschappij (inbedding van de corporatie als maatschappelijke onderneming).
Op dit moment wordt er binnen het onderzoek gewerkt aan de volgende projecten: -
Bedrijfsstijlen en voorraadbeleid woningcorporaties (Dr. ir. V. Gruis)
-
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector (Mw. ir. K.F. Poorter)
-
Klantgestuurd voorraadbeleid (ir. S. Zijlstra)
-
Visitatie van woningcorporaties (ir. A.J. van Overmeeren – Onderzoeksinstituut OTB)
-
Gebiedsgericht voorraadbeleid (vacature)
Het onderzoek wordt geleid door Dr. ir. V.H. Gruis. Neemt u voor vragen en informatie contact op via
[email protected] of 015-2783928.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
49
Bijlage 3: Verloop telefonische enquête en vragenlijst De enquête werd begonnen met het geven van de definitie van belanghoudersparticipatie waarbij er werd gezegd dat de huurders buiten het bereik van dit onderzoek vallen: Belanghoudersparticipatie = Het betrekken van belanghouders, zoals marktpartijen, zorg- en welzijnspartijen en de
gemeente bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau. Hierbij werd de opmerking gemaakt dat belanghoudersparticipatie niet per definitie om samenwerking met belanghouders hoeft te gaan, gevolgd door de opmerking dat de term ‘ participatie’ enkel aangeeft dat belanghouders betrokken worden bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau en dat ‘participatie’ dus niet altijd in hoeft te houden dat de belanghouders zelf actief bijdragen aan de uitvoering van het beleid/gebonden zijn aan de uitvoering van het beleid) 1. Betrekt u belanghouders anders dan huurders bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau? Algemene vraag met ja of nee te beantwoorden 2. Welke belanghouders betrekt u (in het algemeen) bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau?
(bijv. welzijns- en zorgpartijen, projectontwikkelaars, gemeente) (open vraag op het algemene niveau, waarbij soms op verzoek van de respondent partijen werden voorgedragen. Dan werden partijen genoemd die ook in de definitie voorkomen. In het geval dat de respondent bepaalde partijen uit de definitie niet uit zichzelf noemde, werd er nog speciaal gevraagd of die partijen dus niet betrokken worden. Soms waren de respondenten die partij ‘vergeten’.) 3. Op welk niveau/welke niveaus vindt de belanghoudersparticipatie binnen uw organisatie plaats? (bijv. Bedrijfniveau (ondernemingsplan, strategisch voorraadbeleid) Wijkniveau (opstellen wijkvisie) Projectniveau (woonzorgzone plan, leefbaarheidsproject) 4. Kunt u hiervan een voorbeeld/voorbeelden geven 5. Kunt u aangeven op welke manier u de belanghouders betrekt?
(Heeft u bijvoorbeeld belanghouders informatie gestuurd en gevraagd hierop te reageren? (klankbord). Heeft u bijvoorbeeld een workshop georganiseerd? Heeft u bijvoorbeeld een brainstormsessie gehouden? Bent u met belanghouders gaan praten?) 6. Kunt u aangeven welke mate van invloed de belanghouders hebben in het hiervoor door u beschreven geval(len)?
(Is er bijvoorbeeld louter sprake van eenzijdige informatieverstrekking van de belanghouders of worden ze ook geraadpleegd voordat de corporatie beslissingen neemt? Hebben ze (gekwalificeerd) adviesrecht, of is er zelfs sprake van meebeslissen? 7. Waaruit bestaat volgens u de toegevoegde waarde van het betrekken van belanghouders bij het nemen van beslissingen op beleidsniveau? (open vraag. Geen opsomming van mogelijke antwoorden) 8. Heeft de corporatie waarvoor u werkt plannen om in de toekomst anders vorm te geven aan belanghoudersparticipatie? (open vraag, dus geen opsomming van mogelijke antwoorden)
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
50
Bijlage 4: Functiebenaming respondenten aantal
functie-omschrijving
20
directeur, directeur woondiensten, regiodirecteur, rayonmanager, directeur stad en voorraadbeleid, vestigingsmanager, bedrijfsleider, bestuurslid
hoofden
12
hoofd frontoffice, hoofd woondiensten, hoofd beleid en communicatie, hoofd algemene zaken, hoofd financiën, hoofd beleidsafdeling, hoofd productontwikkeling
beleidmakers
30
beleidsmedewerker, bestuursadviseur
directeuren
communicatieven
4
communicatiemedewerker, relatiebeheerder
economen
5
penningmeester, coördinator exploitatie, financieel adviseur, controller
8
strategie & beleid, strategie en innovatie, strategie en ontwikkeling, strategie en marketing, strategie en vastgoed, marketing en innovatie, marketingmedewerker
strategen/innovatieven
managers overigen onbekenden totaal
12 2 25
manager wonen, ontwikkelingsmanager vastgoed, portefeuille manager, manager directiestaf, manager bestuurszaken lid MT, verhuurmedewerker onbekend
118
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
51
Bijlage 5: Voorbeelden van verslaglegging van belanghoudersparticipatie in jaarverslagen corporatie 1
Omschrijving van de inhoud Vermelding dat de prestaties worden belicht vanuit de verschillende invalshoeken van de maatschappelijke partners die als belanghouder van de corporatie daar een eigen visie op hebben. Vermelding dat er onderzoek naar de mening van de belanghouders over de organisatie is gedaan. vermelding dat draagvlak lokaal onder belanghouders als goed ervaren wordt en dat er op vele fronten de dialoog gezocht is en is samengewerkt met gemeente, zorg, welzijn, projectontwikkelaars en belangenorganisaties. Door het hele rapport komen verschillende partijen (politie, wethouders, directeur welzijnsorganisatie, directeur zorgorganisatie aan het woord).
Plaats in het verslag Voorwoord
Vermelding dat de corporatie een uitgebreid overzicht heeft gemaakt van de diverse vormen van samenwerking en overleg met haar stakeholders en de vermelding dat de gewenste relatie met stakeholders met de RvT besproken is en regulier onderwerp van gesprek zal blijven in kader van invulling van de corporatie van het maatschappelijk ondernemerschap. Actieve open benadering van de stakeholders zal voort gezet worden.
Hoofdstuk samenwerking, paragraaf samenwerking
Vermelding dat de corporatie zichzelf vragen stelt over wat de samenleving mag verwachten van de corporaties: moet de maatschappelijke omgeving van de corporatie meer zeggenschap krijgen over beleidskeuzes van de corporatie? Hoe zou dit vormgegeven moeten worden? Vermelding dat de corporatie zich naar stakeholders als betrouwbare en stabiele volkshuisvestelijke factor heeft geprofileerd waar men op kan rekenen.
Voorwoord
4
Vermelding dat de corporatie openheid wil geven aan klanten en stakeholders over haar bedrijfsvoering en prestaties en dat de corporatie hen mee wil laten praten over haar functioneren.
Voorwoord,
5
Vermelding dat het voor de corporatie van belang is haar visie te delen met collegacorporaties, de gemeente, het stadsgewest, maatschappelijke organisaties, bewoners en andere belanghebbenden, om haar doelen te realiseren. Vermelding dat corporatie actief is in overlegverbanden en in samenwerking. Vermelding dat de corporatie voornemens is een imago-onderzoek uit te voeren.
Hoofdstuk waardering van anderen: paragraaf bijdragen aan samen leven Hoofdstuk waardering van anderen: paragraaf imago past bij identiteit
6
Vermelding dat de corporatie met huurdersorganisaties, maatschappelijke organisaties en lokale overheden bijeenkomsten wil gaan organiseren voor een nieuwe strategische oriëntatie van de corporatie. Vermelding dat wensen van maatschappelijke instellingen betrokken zijn bij het selecteren van (nieuwbouw)projecten vermelding dat de corporatie deelneemt aan overleggen.
Hoofdstuk 1, inleiding
2
3
7
Vermelding dat er begonnen is met nieuwe vormen van overleg met stakeholders.
Inleiding Apart
belanghouders samenwerking
hoofdstuk
en
met corporaties en andere partners
Hoofdstuk
2,
paragraaf
algemene beschouwing
paragraaf
organisatie in ontwikkeling
Hoofdstuk onze klant: Hoofdstuk wonen en zorg: paragraaf samenwerking Hoofdstuk maatschappij: paragraaf samenwerking Hoofdstuk strategie in paragraaf ontwikkeling:
stakeholders
Door het hele rapport zijn wethouders aan het woord gelaten. 8
Onder het kopje van 'wat nu?' wordt vermeld dat de corporatie zich af heeft gevraagd of ze wel voldoende rekening houdt met de visies en belangen van anderen. Vermelding dat ze daarmee eind 2004 is gestart samen met de stakeholders. Daarna de vermelding dat in de eerste helft van 2005 er overleggen met de belanghebbenden op stapel staan over onder andere de vraag wat hebben de belanghebbenden te zeggen. Vermelding dat door actief, open en transparant de dialoog aan te gaan met alle betrokken partijen de corporatie haar activiteiten zo dicht mogelijk bij de maatschappelijke omgeving wil brengen. Vermelding dat de corporatie haar beleid wil afstemmen op dat van de gemeente, andere stakeholders en maatschappelijke instellingen. Vermelding dat de corporatie regelmatig overlegt met stakeholders en dat er daarbij wordt gekeken naar waar doelstellingen elkaar raken.
9
Vermelding dat corporatie zich kan vinden in de adviezen van commissie de Boer. Door het hele verslag komen verschillende belanghouders zelf aan het woord (wethouders, manager van een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap, architect, directeur van een bouwbedrijf, beleidsontwikkelaar gemeente, huurdersraad, leden bewonerscommissie, medewerker van gemaksdienstverlener.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
Hoofdstuk 1, even vooraf
Hoofdstuk
2,
zijn belangrijk!
bewoners
2, bewoners belangrijk!: onder kopje prestatieafspraken Hoofdstuk 2, bewoners zijn belangrijk! onder kopje overleg met andere belanghebbenden: Hoofdstuk
zijn
Voorwoord
52
10
11
12
13
Hoofdstuk personeel en
Vermelding dat de corporatie hecht aan goede contacten met externe relaties.
organisatie
Vermelding dat de corporatie werkt aan een eigentijdse vorm van maatschappelijke verankering en dat maatschappelijke groeperingen het beleid beïnvloeden en worden uitgenodigd om zich uit te spreken over de bereikte resultaten. Verder vermelding dat het vermogen van de corporatie een maatschappelijke bestemming heeft en dat deze bestemming o.a. wordt gewaarborgd door een voortdurende dialoog met de omgeving. Vermelding dat de corporatie een visitatietraject gaat doorlopen en dat daaruit duidelijk moet worden of het beleid dat de corporatie voert aansluit bij het beeld en de verwachtingen die de belanghebbenden van de corporatie hebben Vermelding dat de corporatie hecht aan goede relaties met belanghebbenden met daarbij een opsomming van welke partijen daaronder worden verstaand (gemeente, zorg, collega corporaties, huurders, pers, internationale contacten). Vermelding dat er op basis van een conceptplan aan de hand van stellingen en dilemma's de gestelde doelen van 2004 besproken zijn en uitgedragen zijn richting lokale en regionale volkshuisvestingspartners en overige stakeholders. Vermelding dat de belangen van de klanten niet per definitie gelijk zijn aan het algemeen belang en dat het daarom van belang is dat daarover wordt gepraat met andere belanghouders zoals de gemeenten, collega corporaties en andere maatschappelijke belangenbehartigers. Vermelding dat er in de Aedescode eisen staan t.o.v. de omgang met bewoners en andere belanghouders Vermelding dat de corporatie het belangrijk vindt met diverse andere partijen te overleggen over haar beleidsuitgangspunten. Vermelding dat de corporatie contact heeft met diverse organisaties zoals VAV, welzijnsinstelling en de ouderenbond, politie, zorginstelling.
Hoofdstuk profiel van de corporatie
Hoofdstuk bericht van het directiebestuur: onder het kopje algemeen Hoofdstuk bericht van het directiebestuur: onder het kopje externe contacten Inleiding: onder het kopje
ondernemingsplan Hoofdstuk
Maatschappelijk ondernemen
Hoofdstuk andere externe verbanden: onder het kopje Aedescode Paragraaf betrokkenheid overige partijen bij het kwaliteitsbeleid Betrokkenheid partijen bij het kwaliteitsbeleid: het kopje overig Voorwoord
14
Vermelding dat de corporatie heeft onderzocht wat de samenwerkingspartners van haar vinden en verwachten.
15
vermelding dat er in een overlegplatform met collega corporaties wordt nagedacht over afstemming van beleid met het oog op de toekomst en dat er met de lokale politiek discussie heeft plaatsgevonden over het lokale woonbeleid
Netwerken
16
Vermelding dat de vertegenwoordigers van de maatschappelijke partners van de corporatie een relevant onderdeel zijn van het jaarverslag. Vermelding dat de corporatie zich open transparant opstelt richting haar statutair adviesorgaan en de huurderskoepel en ook in open debatten met maatschappelijke partners. Vermelding van het VolksHuisvestelijk Platform en wat zij doet
Voorwoord
overige Onder
Hoofdstuk spiegel Hoofdstuk samenleving
Verder in dat hoofdstuk de vermelding dat de corporatie letterlijk in gesprek gaat met haar omgeving. Door het hele verslag komen verschillende belanghouders zelf aan het woord in het verslag (wethouders, adviseur multicultureel instituut, voorzitter zorgorganisatie, directeur maatschappelijke organisatie, voormalig hoofd stedenbouw van de gemeente). 17
Vermelding dat er een symposium is georganiseerd voor alle belanghebbende organisaties en dat er toen een prestatiecontract voor de regio is afgesloten. Vermelding dat de corporatie deelneemt aan een integraal overleg en dat daar een contract voor de regio uit is gekomen.
18
Vermelding dat er relatiedagen zijn georganiseerd waarop werd maatschappelijke organisaties hun beleid op elkaar kunnen afstemmen.
bekeken
19
Vermelding dat de agenda van de corporatie als maatschappelijke onderneming mede bepaald wordt door belanghebbenden. En de vermelding dat de input van de omgeving de corporatie heeft gestimuleerd de strategische doelen bij te stellen.
20
Vermelding dat de corporatie het jaarverslag ziet als startschot voor de dialoog met haar stakeholders.
21
Vermelding dat de corporatie samen met de gemeente en collega corporaties een alliantie heeft gesloten. Door het hele verslag komen verschillende belanghouders zelf aan het woord in het verslag (voorzitter huurdersplatform, huismeester, architect, voorzitter bewonerscommissie, directeur van een zorginstelling, buurtgids.
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
of
Inleiding Hoofdstuk hoofdlijnen van beleid: (intensivering) samenwerking en relatie met andere rechtspersonen Hoofdstuk meer dan commercieel, aparte paragraaf maatschappelijk ondernemen Algemene beschouwingen
Hoofdstuk
organisatie
de
interne
Hoofdstuk de omgeving
53
22
Vermelding dat de raad steunt dat de directeur-bestuurder ernaar streeft met stakeholders contracten te sluiten en dat er door middel van een visitatie een stakeholdersraadpleging heeft plaatsgevonden.
Verslag van de RvT
Vermelding dat de stakeholders hebben aangegeven dat zij vertrouwen hebben in het beleid en de aanpak van de corporatie. En de vermelding dat sommige van de relaties aangeven dat zij graag verder worden betrokken bij de uitwerking en samenwerking van de feitelijke uitvoering van de plannen en ambities van de corporatie. Door het hele verslag komen verschillende belanghouders zelf aan het woord (in briefvorm) (voorzitter OR, directeur-bestuurder zorgorganisatie, wethouder). 23
Vermelding dat zomerdebatten extra impulsen hebben geleverd tot het ophalen van signalen uit de omgeving van de corporatie welke de corporatie om wil zetten in een maatschappelijke agendering van haar activiteiten. Door het hele verslag komen verschillende belanghouders zelf aan het woord (consultant vastgoed, voorzitter raad van bestuur collega corporatie, medewerkers, medewerkers begeleid wonen, wethouder, bewoners).
Voorwoord
24
Vermelding dat er door corporaties onderling afstemming en formulering van gezamenlijk beleid plaatsvindt door middel van gestructureerde overleggen.
Hoofdstuk
25
Vermelding dat de corporatie het van belang vindt te weten welke eisen en wensen andere stakeholders, gemeente, zorginstellingen, bedrijven en inwoners, hebben voor de toekomst. Vermelding dat er daartoe een inventarisatie van meningen, eisen en wensen heeft plaatsgevonden met behulp van een communicatieadviesbureau en aan de hand van enquêtes, interviews, ronde tafel gesprekken. Vermelding dat deze input in de woonvisie verwerkt zal worden.
26
Vermelding dat er bij veel stakeholders een kennisachterstand is met betrekking tot de structuur en de mogelijkheden van de corporatie. Vermelding dat er veel energie is gestoken in de profilering van de corporatie bij de stakeholders en overige bedrijven en instellingen.
Verslag van de RvT: inleiding Verslag van de RvT: paragraaf klant en markt:
Vermelding dat de corporatie belanghebbenden wil voeren.
Verslag van de paragraaf toekomst
27
uitdrukkelijk
de
dialoog
met
haar
partners
en
Vermelding dat de corporatie een netwerkorganisatie wil zijn die graag en veel met anderen samenwerkt waarbij ieder uitgaat van zijn eigen kernkwaliteiten. Vermelding dat de corporatie in principe altijd bereid is haar beleid toe te lichten of in gesprek te gaan over beleidskeuzes met consumentenorganisaties en stakeholders. Vermelding dat de corporatie rekening houdt met de belangen van haar samenwerkingspartners en dat ze in wil spelen op hun behoeften. Daarbij staat ter illustratie een opsomming van activiteiten. Vermelding dat de RvC 9 groepen stakeholders heeft vastgelegd en dat er periodiek overleg met belangrijkste stakeholders plaatsvindt.
samenwerkingsverbanden Hoofdstuk woonvisie
imago
RvT:
Hoofdstuk grote beweging Hoofdstuk transparant Hoofdstuk investeren in samenwerking in de keten Verslag van de RvC
28
Vermelding dat er een symposium is georganiseerd door de corporatie met als thema 'maatschappelijke verankering' en de vermelding dat de corporatie het oordeel van de stakeholders (partijen waarmee je lokaal samenwerkt) belangrijk vindt.
Hoofdstuk samenwerken
29
Vermelding dat de corporatie de dialoog met haar omgeving belangrijk vindt. Er is een koppeling gemaakt met de Aedescode (vormgeving van beleid in dialoog met externe partijen). In een populaire versie van het jaarverslag is de visie van de corporatie op maatschappelijk ondernemen nog eens extra onder woorden gebracht. Gaat vooral over prestatieafspraken met de gemeente als waarborg voor lokale verankering
Voorwoord
30
Vermelding dat de corporatie iets wil betekenen voor haar klanten en relaties en dat er onderzoek wordt gedaan om zeker te weten dat de corporatie de juiste keuzes maakt (imago-onderzoek). Apart kopje adviesforum
Hoofdstuk organisatie in beweging: onder kopje
31
werken aan imago
Maatschappelijke verantwoording
Verslag adviesforum Vermelding dat de corporatie regelmatig beleidsmakers van zorgpartners bezoekt om te luisteren en te praten over landelijke trends en de lokale markt. Tevens vermelding van klantendagen. Communicatie met de omgeving via expertmeetings.
zorgpartners
33
Vermelding dat het oordeel van de maatschappij belangrijk wordt gevonden en dat dat een continue dialoog vergt met de belanghouders.
Hoofdstuk rekening verantwoording
34
Apart hoofdstuk adviesraad. Vermelding dat de stakeholders (gemeente, adviesraad en huurdersorganisatie) zijn betrokken bij het opstellen van het profiel voor een directeur-bestuurder. Vermelding dat de corporatie het nieuwe strategische kader heeft gekozen als onderwerp om de band met de stakeholders aan te halen. Vermelding dat hierover uitvoerig overleg is geweest met diverse organisaties. Expertmeetings van RvC met stakeholders m.b.t. strategische visie.
32
Belanghoudersparticipatie in de sociale huursector. Rapport deel 1: Een inventarisatie.
Hoofdstuk
contact
met
Hoofdstuk contact met de
omgeving
en
Hoofdstuk verantwoording van het toezicht Hoofdstuk nieuw strategisch kader Hoofdstuk verantwoording van het toezicht
54