Beetje Anders
een beeldend kunsteducatief project van K&C, expertisecentrum en projectorganisatie kunst en cultuur gemaakt voor de groepen 1/2 en 3/4 van het basisonderwijs
-1-
BEETJE ANDERS
Inhoudsopgave Verantwoording Doelen van het project Onderdelen van het project Opzet van het project De verschillende kastjes Kunstenaargegevens
blz. 3 blz. 4 blz. 4 blz. 5-6 blz. 7-13 blz. 14-16
-2-
BEETJE ANDERS
Beetje Anders
een beeldend kunsteducatief project voor de groepen 1/2 en 3/4
Verantwoording Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Ze willen de wereld om zich heen verkennen. Maar naast de werkelijke, waarneembare wereld, bestaat er voor de meeste kinderen een fantasiewereld die soms net zo reëel is.
Een wereld, waarin je kunt vliegen als een vogel, je hele gesprekken kunt houden met je beer en je, hartje winter, kunt spelen dat het zomer is.
Het kunsteducatieve, beeldende project ‘Beetje Anders’ sluit aan bij deze fantasiewereld, die voor de jonge leerlingen nog zo vanzelfsprekend is. Speciaal voor hen gingen we op zoek naar beeldende kunstenaars, die met hun beelden iets veranderen aan onze leefwereld. Die ons anders laten kijken naar dat, wat wij vaak als gewoon en normaal beschouwen. Die met hun kunstwerken ons toeschouwers, een beetje op het verkeerde been zetten of tot verwondering brengen. Kortom: kunstenaars, die door de werkelijkheid te vervreemden een omgeving maken die een Beetje Anders is. Vermoedelijk heeft u al eens de vijf grote, betonnen olifanten pal naast de snelweg gezien of oog in oog gestaan met een enorme blauwe troffel die schuin in de grond steekt. Het zijn prachtige voorbeelden van vervreemding in beeldende kunst. Aangezien deze kunstwerken te groot zijn om de school in te brengen, hebben we voor de leerlingen kleinere kunstwerken gezocht, die enerzijds dicht bij de werkelijkheid liggen, anderzijds hun fantasie prikkelen. Van het project Beetje Anders zijn twee verschillende versies gemaakt. Het project dat bestemd is voor de groepen 1, 2, en 3 richt zich op vervreemding van vorm, kleur, functie en materiaal. In het project dat ontwikkeld is voor de groepen 3 en 4, wordt ook aandacht besteed aan vervreemding van omgeving en formaat. -3-
BEETJE ANDERS
Doelstellingen van het project Beetje Anders
Leerlingen ontdekken dat er kunstenaars zijn, die bij het maken van hun kunstwerk afwijken van de waarneembare werkelijkheid Kinderen ontdekken dat ‘vervreemding’ in verschillende aspecten van een kunstwerk kan voorkomen, zoals: o kleur (gr. 1 t/m 4) o vorm (gr. 1 t/m 4) o functie (gr. 1 t/m 4) o materiaal (gr. 1 t/m 4) o omgeving (gr. 3 en 4) o formaat (gr. 3 en 4) o of in combinatie van bovengenoemde factoren Leerlingen van groepen 3 en 4 leren dit te benoemen als vervreemding Kinderen praten met elkaar en met hun leerkracht over beeldende kunst in ‘t algemeen en de kunstwerken in het project in ‘t bijzonder Kinderen maken een werkstuk waarin de veranderde werkelijkheid centraal staat
Onderdelen van het project
3 stapelbare kastjes met deurtjes, waarin o beeld ‘Deukbekertjes’ o beeld ‘Puppy’ o educatief beeld ‘Beestentoren’ 1 houten paneel met foto ‘Vis in boom’ 1 houten doos, waarin o 1 leerkrachtenhandleiding o 12 geplastificeerde kijk – en praatplaten; foto’s van kunstwerken (A4 formaat) -4-
BEETJE ANDERS
Opzet van het project Het project Beetje Anders bestaat uit drie houten kastjes, die tot een torentje gestapeld kunnen worden. Ieder kastje bevat een kunstwerk. De kunstwerken zijn gekozen om een bepaald aspect van vervreemding bespreekbaar maken De buitenkant van de kastjes is in een neutrale, lichte kleur geschilderd om de aandacht van de leerlingen te focussen op het kunstwerk. De deuren, die de kunstwerken aan het zicht onttrekken, zijn om dezelfde reden aangebracht. Het is niet nodig om een vaste volgorde bij het bespreken van de kunstwerken aan te houden. U kunt bijv. één van de leerlingen een kastje laten kiezen of met het kunstwerk beginnen, waarvan u vermoedt dat het favoriet zal zijn bij de leerlingen. Omdat de kastjes ook los van elkaar te gebruiken zijn, heeft u de mogelijkheid om slechts één kastje in de klas te zetten. Zo wordt de aandacht van de leerlingen gevestigd op een specifiek kunstwerk of een bepaald aspect van vervreemding. De kastjes kunnen in dat geval het beste op ooghoogte aan de klas gepresenteerd worden. Het project geeft u aanleiding om met de leerlingen over vervreemding te spreken, zowel aan de hand van de kunstwerken in de kastjes als in beeldende kunst in ’t algemeen.
-5-
BEETJE ANDERS
De onderstaande vragen zijn geformuleerd om u daarbij te helpen. De vragen kunt u ook gebruiken bij de geplastificeerde afbeeldingen.
- Wat vind je leuk (of niet leuk) aan dit beeld? - Waar doet dit beeld je aan denken? - Hoe denk je dat het gemaakt is? - Wat is er vreemd, anders of gek aan dit beeld? - Kun jij een ‘gek’ beeld bedenken? - Waar zou je het dan neer willen zetten? - Welk beeld kun je ook buiten zetten? - Heb je wel eens een ‘gek’ beeld in het echt gezien? Meer specifieke vragen over de beelden in het project vindt u in het hoofdstuk ‘De verschillende kastjes’ blz. 7 t/m 13. Sommige vragen zult u, afhankelijk van de leeftijd en het niveau van de leerlingen, iets anders willen of moeten inkleden. Als de leerlingen het antwoord op een vraag niet kennen, bedenkt u samen met de leerlingen mogelijke antwoorden. Op deze manier leren de kinderen dat kunstwerken vaak niet eenduidig te interpreteren zijn.
Kijk- en praatplaten Bij het project hoort een houten doos met een losse deksel, waarin u twaalf geplastificeerde foto’s en een handleiding voor de leerkracht vindt. De foto’s zijn bedoeld als kijk- en praatplaten. U kunt ze gebruiken tijdens de inleiding van een kijk- of doeles. De afbeeldingen zijn gekozen omdat ze een of meerdere aspecten van vervreemding duidelijk maken. Bij de keuze van het fotomateriaal is rekening gehouden met de leeftijd en belangstelling van de leerlingen. Achterop vindt u de gegevens over het beeld, de kunstenaar, zijn/haar manier van werken en andere wetenswaardigheden.
-6-
BEETJE ANDERS
De verschillende kastjes Kastje 1 Anders van vorm en materiaal Als de leerlingen dit kastje openen, zien zij een zwart dienblaadje waarop een aantal witte, gedeukte bekertjes staan. Het lijken heel gewone plastic bekertjes. Maar zijn het wel plastic bekertjes? Om te zorgen dat alle leerlingen de bekertjes van dichtbij kunnen zien en voelen, kunt u het dienblad met de bekertjes optillen en op het kastje plaatsen. U haalt een plastic bekertje tevoorschijn, houdt het omhoog en stelt er een aantal algemene vragen over bijv.:
- Wat drink je het liefst uit zo’n plastic bekertje? - Kun je ook hete thee uit zo’n bekertje drinken? - Weet je, als je de beker beet pakt, of het drinken heet of koud is? - Valt zo’n bekertje gemakkelijk om? Weet je hoe dat komt? Vervolgens knijpt u het plastic bekertje samen. Het ziet er nu net zo gekreukeld uit als de bekertjes in het kastje. U laat een leerling het plastic bekertje oppakken en vraagt:
- Zijn de bekers in het kastje net zo als het bekertje dat je in je hand hebt? - Wat is er anders aan? - Waaraan denk je als je zo’n gedeukt bekertje ziet? - Zou jij eruit willen drinken? - Is het drinken uit een gedeukte beker makkelijker of moeilijker dan uit een gewone beker? U vertelt iets over
het kunstwerk en zijn maker, Rob Brandt. Zie gegevens op blz. 8 en 14. Tip: zet één of meer witte plastic bekertjes klaar
-7-
BEETJE ANDERS
‘Deukbekers’ Heel veel mensen knijpen bijna gedachteloos hun plastic bekertje na gebruik in elkaar. Daarna gooien ze het weg. Rob Brandt vond zo’n gedeukt plastic bekertje eigenlijk heel mooi. Hij besloot er een nieuw gebruiksvoorwerp van te maken. Bijna iedereen, die de deukbeker - gevuld met koffie, thee of ranja - voor het eerst ziet, is verrast en kijkt uit naar een andere, betere beker. Het gedeukte bekertje wordt direct geassocieerd met een reeds gebruikte beker. En wie wil er nu uit zo’n gedeukt bekertje drinken? Omdat gedeukte koffiebekers van licht plastic materiaal niet goed blijven staan, besloot Rob Brandt de bekers in een ander materiaal uit te voeren. Hij maakte eerst gipsen gietmallen van verschillende bekertjes en goot ze vervolgens af met gietklei. Na het bakken in de oven, kregen de bekers een witte glazuurlaag, waardoor ze net zo glanzend woerden als de bekende plastic bekertjes. Daarnaast zorgt de glazuurlaag er voor dat vloeistoffen niet kunnen doordringen in de poreuze klei en dat de bekertjes afgewassen kunnen worden. Hierdoor zijn ze steeds weer te gebruiken. Over de hele wereld blijken mensen de gedeukte bekertjes zo leuk te vinden dat er veel vraag naar is. Zoveel zelfs, dat Rob onlangs besloot om bij zijn nieuwe atelier een fabriek te bouwen om de productie van de bekertjes te kunnen garanderen. Kijk- en praatplaten Dat Rob niet de enige kunstenaar is, die een bestaand voorwerp als uitgangspunt voor zijn kunstwerk neemt, blijkt uit de afbeeldingen die bij kastje 1 horen. De afgebeelde kunstwerken zijn gemaakt met behulp van vruchten, groentes, bloemen en/of planten. 1A – Arcimboldo ‘portret van Rudolf II 1B – Jeff Koons ‘Puppy” 1C – Stine Heilmann ‘Botanische Couture”Kastje 2 -8-
BEETJE ANDERS
Anders van functie Voordat u dit kastje aan de leerlingen laat zien, dient u de stekker van het elektriciteitssnoer in het stopcontact te steken. Het elektriciteitssnoer is aan de achterzijde van het kastje rond 2 haken gewikkeld. Om oververhitting van het snoer te voorkomen, raden wij u aan het, tijdens gebruik, helemaal af te wikkelen. Het kunstwerk ‘Puppy’ van Lobke Burgers dat in dit kastje zit, ligt of staat, is multifunctioneel. Niet alleen is het een verrassend object met een hoge knuffelwaarde, het beeld van het harige hondje is ook een lampje. Door de hondenstaart op en neer te bewegen, kan het lampje, dat in de bek van het hondje is gemonteerd, aan of uit gezet worden. Als de deurtjes van dit kastje geopend worden, zien de leerlingen een klein hondje liggen. Het hondje ligt vast aan een stevige riem. Aan zijn halsband hangt een hondenpenning en de puppy heeft een kap om zijn nek. Doordat het hondje met zijn achtereind naar de toeschouwer ligt, is de kop van het hondje nog niet goed te zien. U bekijkt met de leerlingen dit beeld en vraagt:
- Kun je het hondje aan alle kanten goed zien? Hoe komt dat? - Heb je wel eens eerder zo’n hondje gezien? - Wat hangt er aan zijn halsband en heeft iedere hond zoiets aan zijn halsband?
-9-
BEETJE ANDERS
Vervolgens stelt u de leerlingen voor het hondje uit zijn hokje te halen, zodat iedereen hem eens goed aan alle kanten kan bekijken. Voorzichtig haalt u de puppy tevoorschijn en plaatst hem vóór of op het kastje. U moet hierbij rekening houden met de lengte van de riem. De stekker, die weggewerkt is in de handlus van de riem, blijft in het stopcontact aan de binnenzijde van het kastje zitten. Opnieuw bekijkt en bespreekt u met de leerlingen het hondje. De kunstenares heeft een lampje gemonteerd op de plek van het bekje. Door de hondenstaart zijdelings te bewegen, gaat het lampje branden. De volgende vragen kunnen nu aan bod komen
- Waarin verschilt dit hondje van een echt hondje? - Wat kun je met een speelgoedhondje doen, dat je met dit hondje niet kan? - Zijn er nog meer verschillen te bedenken? - Wat vind je; is dit een beeld of een lamp? Hoe zou jij het noemen? - Waar zou jij het in jouw huis willen neerzetten? - Dit beeld heet ‘Puppy’. Elk jong hondje wordt een puppy genoemd. Kun jij een andere naam bedenken voor dit beeld? NB Het lampje mag in verband met gevaar op oververhitting niet te lang achter elkaar branden.
Kijk- en praatplaten In de houten doos vindt u een aantal afbeeldingen van kunstwerken, waarvan de functie anders is dan het uiterlijk van het beeld doet vermoeden. Kortweg gezegd ‘het beeld is niet, wat het lijkt’. Niet alleen beeldende kunstenaars, maar ook designers, beeldhouwers en architecten gebruiken dit aspect in hun kunstwerken.
2A – Alessandro Mendini ‘kurkentrekker Anna G’ 2B – Hans van Bentem ‘Gettoblaster’ 2C – Per Kirkeby ‘Wanås’ 2D – Meret Oppenheim ‘Fur covered cup’
- 10 -
BEETJE ANDERS
Kastje 3 Anders van kleur (groep 1, 2 en 3) ‘Beestentoren’ Het bleek in de praktijk heel lastig om een klein, ruimtelijk kunstwerk te vinden dat aan de leerlingen toont wat een vreemde (anders dan de normale) kleur doet met een voorwerp. En dat liet zien wat de invloed is van een helder gekleurd voorwerp op zijn omgeving. Omdat dit aspect van vervreemding vaak voorkomt in kunstwerken hebben de beeldende consulenten van K&C zelf de inhoud van dit kastje gemaakt.
Het interieur van dit kastje is aangekleed als landschap. Gras ligt op de bodem van het kastje en daarboven is een wolkenlucht geschilderd. Midden op het gras staat een vreemd voorwerp. Vier verschillende beesten zijn op elkaar gestapeld en vormen zo een toren. Alle beesten zijn rood van kleur. U geeft de leerlingen de gelegenheid om een kijkje te nemen in het kastje. Als alle kinderen weer op hun stoel zitten, sluit u de deurtjes en vraagt:
- Wie kan vertellen wat hij heeft gezien? - Heb je wel eens eerder zoiets gezien? U opent opnieuw de deurtjes van het kastje en zorgt ervoor dat alle leerlingen goed in het kastje kunnen kijken. U vertelt dat de makers het voorwerp op het gras een ‘Beestentoren’ noemen. Vervolgens stelt u de volgende vragen:
- Klopt de naam ‘Beestentoren’? Vind jij dit ook een toren? - Heb je wel eens eerder een toren gezien en waar was dat? - Wat is er anders aan dit torentje? - Heb jij wel eens eerder een rode olifant gezien of een blauw paard? - Kun je een reden bedenken waarom de beesten rood zijn geverfd? - 11 -
BEETJE ANDERS
Kijk- en praatplaten U vertelt dat kunstenaars mensen, dieren of dingen soms een andere kleur geven. Dat kan hij om allerlei redenen doen. Hij kan bijv. bepaalde kleuren heel erg mooi vinden. Of misschien wil hij graag dat zijn kunstwerk erg opvalt. Of hij kiest een bepaalde kleur vanwege de uitstraling. Ter verduidelijking gebruikt u de volgende afbeeldingen uit de houten doos. 3A – Franz Marc ‘Grote blauwe paarden’ 3B – David McKee detail uit ‘Elmer in de sneeuw’ 3D – Claes Oldenburg ‘Knife Ship II’
Afbeelding 1B is ook bij dit onderdeel bruikbaar.
Kastje 3 Anders van formaat en vreemd in de omgeving (groep 3 en 4) Om leerlingen naast het hierboven beschreven aspect van vervreemding (een vreemde kleur) kennis te laten maken met kunst in een ‘vreemde’ omgeving is er een tweede versie van kastje 3 gemaakt. De onderdelen (beestentoren, lucht en gras) zijn gelijk aan die van het hierboven beschreven kastje. Maar de lucht en het grasland hebben met elkaar van plaats geruild. Daardoor staat de ‘opeenstapeling’ van beesten niet meer op het gras, maar op een wolk in de lucht. Dit aspect van vervreemding (een vreemde omgeving) is als uitbreiding bedoeld voor de groepen 3 en 4. Aan de achterkant van dit kastje vindt u een tweede voorbeeld van een vreemde omgeving. Het betreft hier een foto van een beeld van Emile van der Kruk. De afbeeldingen 4A, 4B en 4C horen bij deze versie.
- 12 -
BEETJE ANDERS
Het interieur van dit kastje is aangekleed als landschap. Maar vreemd genoeg is de bodem van het kastje als lucht geschilderd, terwijl er gras tegen het plafond geplakt is. Middenin de lucht staat, op een wolkje, een vreemde rode toren van dieren. Aan de achterzijde van dit kastje hangt onder het afdakje een foto van het beeld ’Vis in boom’ van Emile van der Kruk. U laat het paneel met de foto van ‘Vis in boom’ zien en vraagt de leerlingen om een eerste reactie. Daarna stelt u vragen zoals
- Hoe zou de vis in de boom gekomen zijn? - Hoe groot denk je dat dit beeld is en waar kun je dat aan zien? -Vind je dit een goede plek voor dit beeld? - Zou het beeld er in de winter anders uitzien, dan in de zomer? - Wat voor kleur heeft het beeld? - Als jij de maker van dit beeld was geweest, welke kleur had jij het dan gegeven? - Zou jij het meer of minder willen laten opvallen?
Kijk- en praatplaten U vertelt de leerlingen dat veel kunstenaars de toeschouwers graag willen verrassen met hun buitenbeelden. Zo kan een afwijkend materiaal ervoor zorgen dat een beeld duidelijk opvalt in de omgeving, zoals blijkt uit foto 4A. Maar een voorwerp kan ook enorm groot gemaakt worden, waardoor het direct in het oog springt. Zie foto 4B. En dan is er nog de omgeving. Als een kunstenaar zijn beeld plaatst in een omgeving waar je het niet verwacht, dan valt het extra op (4C). 4A – Christo ‘Reichstag’ 4B – Claes Oldenburg ‘Knife Ship II’ 4C – Tom Claassen ‘Olifanten Afbeeldingen 2B en 1B zijn ook illustratief voor dit aspect van vervreemding.
- 13 -
BEETJE ANDERS
Kunstenaargegevens voor de leerkracht Rob Brandt Rob werd in 1946 in Gorssel geboren en volgde begin 70-er jaren een opleiding tot beeldend kunstenaar aan de Academie ‘St Joost’ in Breda. Als aankomend keramist besloot hij werkervaring op te doen bij het Keramische Werkcentrum in Heusden. Later volgden de Sfinx fabriek in Maastricht en Structuur ’68 in Den Haag. In 1982 sloot Brandt zich aan bij Cheops, een collectief van vijf keramisten. Zij wilden andersoortige keramiek maken en dit niet alleen tentoonstellen in een museum of een galerie, maar ook toegankelijk maken voor het grote publiek. Het leidde o.a. tot een vensterbankproject in de Spanjaardstraat in Middelburg. In plaats van bloempotten en de toen zo populaire, gefiguurzaagde ganzen werden er in de vensterbanken keramische kunstvoorwerpen getoond. De Cheops-groep heeft geprobeerd een brug te slaan tussen keramiek, beeldhouw- en schilderkunst. Het spel, de humor, de verrassing en de samenwerking tussen de leden van de groep is in al het werk duidelijk zichtbaar. Rob Brandt maakt absurdistisch, humoristisch keramisch werk. Zijn aandacht wordt getrokken door vergetelheid en alledaagsheid. Hij heeft een zwak voor die dingen en zaken waar men doorgaans aan voorbij loopt. Zijn van porselein gemaakte, gedeukte bekertjes zijn hiervan een goed voorbeeld. ‘Statue for Cobra II’ 1998 Dat Rob niet alleen klein werkt, maar ook monumentale beelden maakt, blijkt uit bovenstaande afbeelding. Het beeld, een eerbetoon aan het werk van de COBRA-groep, is 4m hoog en staat in Delft.
- 14 -
BEETJE ANDERS
Lobke Burgers Lobke Burgers groeide op het platteland op, in de buurt van Nijmegen. En omdat vriendjes en vriendinnetjes ver weg woonden, moest ze zich zelf zien te vermaken. Doordat Lobke als kind al van knutselen en tekenen hield, lukte dat uitstekend. Vaak maakte ze poppetjes, geknipt uit kartonnen dozen. Voor die poppetjes werden vervolgens hele huizen en speeltuinen in elkaar geknutseld. Na haar middelbare school ging Lobke naar de ‘Akademie voor Kunst en Vormgeving’ in Den Bosch. Daar kwam Lobke in aanraking met allerlei andere materialen. Naast het tekenen werden hout en metaal haar favoriete materialen om in te werken. Op de academie kwam ze ook voor het eerst met fotografie in aanraking. Ze raakte er gefascineerd door de werking van licht en de schaduwbeelden die daardoor ontstonden. In 2005 maakte Lobke haar eerste ruimtelijke objecten met licht. Het werd een serie honden, die op de plek van de bek een gloeilamp hadden gekregen. De antikrab kraag om de nek van de hond diende tevens als lampenkap. Een houten frame, waarvan de onderdelen met metaaldraad aan elkaar vastgezet zijn, vormt de basis voor elke hond. Vervolgens monteert Lobke een lichtschakelaar in de aanzet van de staart en bepaalt ze de plek voor de fitting. Om de hond meer body te geven zet Lobke op het houten frame schuimrubber vast. Vervolgens wordt elke hond bekleed met nepbont. Zorgvuldig naait Lobke de stof vast rond de kop, het lijf, de pootjes en de staart. Een nepneusje zorgt voor de finishing touch. Ogen zijn met opzet weggelaten. ‘Scary Dog’
2005
Lobke’s honden zijn heel verschillend van elkaar. Niet alleen qua uiterlijk, maar ook qua karakter. Bang, nieuwsgierig, lief, uitgelaten of zelfs angstaanjagend. Zoals Lobke het zelf verwoordde:“Elk hondje vertegenwoordigt eigenlijk een deel van mezelf.”
- 15 -
BEETJE ANDERS
Emile van der Kruk
Emile’s beelden hebben geen uitbundige kleuren. Rode, gele of bruine aardkleuren worden in bepaalde delen van de beelden gebruikt evt. gecombineerd met wit of zwart. Zijn beelden zijn nooit abstract van vorm. Het onderwerp is voor de toeschouwer altijd te herkennen. Emile gebruikt meestal hout voor zijn beelden. Maar voor het beeld “Vis in de Boom”, dat in een Amersfoorts plantsoen te zien is, gebruikte hij het materiaal kunsthars. Als hij het beeld uit hout of brons gemaakt had, dan zou het veel te zwaar voor de boom geworden zijn. Het beeld ‘Vis in boom’ of ‘Vis in groen’ zoals het ook wel genoemd wordt, is qua vorm kenmerkend voor het werk van de beeldhouwer Emile van der Kruk. Het is groot en niet al te gedetailleerd. Het beeld is in een neutrale kleur geschilderd. Emile werd in 1956 geboren in Rotterdam. In die stad ging hij ook naar de kunstacademie. Later vervolgde hij zijn opleiding in Amersfoort. Emile werkt veel in hout. Op het hout schetst hij eerst de contouren. Naderhand beschildert hij het beeld. Het materiaal hout heeft voor hem een gevoeligheid, die hij mist in metaal of steen. Daarbij komt, dat het hakken in steen hem veel te lang duurt. Er zijn tijden geweest dat hij dagelijks een beeld maakte. Om het hout te bewerken en tot een beeld te vormen gebruikt hij in eerste instantie een kettingzaag. Sporen van de kettingzaag zijn duidelijk zichtbaar in Emile’s werk. Hij gebruikt alleen een beitel voor de details. ‘Asja’ 2004
De onderwerpen voor zijn beelden variëren van stillevens tot dieren en mensfiguren. Emile van der Kruk is een van Nederlands bekendste beeldhouwers van dit moment.
- 16 -
BEETJE ANDERS
- 17 -
BEETJE ANDERS