REDACTIONEEL
Een klein beetje boosheid? Francine Mestrum Redacielid Samenleving en politiek
Wat vreemd toch, zo begint antropoloog James Ferguson zijn jongste boek Give a Man a Fish: Reflections on the New Politics of Distribution, dat er zoveel kritiek is op het neoliberalisme terwijl in veel van die neoliberaal bestuurde staten systemen van sociale bescherming worden ingevoerd zoals nooit eerder het geval was. Het klopt. Ferguson is gespecialiseerd in Zuidelijk Afrika, maar ook als men kijkt naar de rest van Afrika, naar Latijns-Amerika of naar Azië ziet men dat regeringen gaan werken met minuscule cash transfers voor arme mensen. Ze noemen dat sociale bescherming, zoals de Wereldbank hen voorzegt. Maar is dat ook sociale bescherming? En is het wat nodig is om de wereld tot een betere plek te maken? TWEE SOORTEN ‘SOCIALE BESCHERMING’ De grote paradox van dit moment is dat terwijl
enkele grote financiële internationale instellingen bezig zijn met in het Zuiden ‘sociale bescherming’ te promoten, die bescherming wordt afgebroken waar ze is ontstaan: in West-Europa. Het is nochtans geen contradictie, want het is eenzelfde logica die in Noord en Zuid aan het werk is. Sociaal beleid wordt ‘geneoliberaliseerd’. De ‘sociale bescherming’ waar James Ferguson over spreekt, is dus niet dezelfde als wat wij er traditioneel onder verstaan. We hebben hier wel degelijk te maken met een paradigmawissel. Het verschil tussen de twee soorten ‘sociale bescherming’ zit in de onderbouwing en de doelstelling ervan. In het neoliberalisme is alles toegespitst op groei en economische stabiliteit, de sociale bescherming bevordert de productiviteit en wordt aangevuld met wat de Europese Unie ‘sociale investeringen’ noemt, in ‘menselijk kapitaal’. Daar is uiteraard niets mis mee, maar het is schromelijk onvoldoende. sampol 2015/8|1
SAMPOL_oktober_2015.indd 1
8/10/2015 8:38:16
Francine Mestrum
Een klein beetje boosheid?
Want wie zou er nog ‘investeren’ in bejaarden als die geen ‘return’ meer opleveren? De neoliberale bescherming is er enkel voor de armen en kan perfect leven met kleine cash transfers die mensen toegang verlenen tot geprivatiseerde sociale voorzieningen. Ze creëert en promoot nieuwe markten. Wie zich wil verzekeren - tegen ziekte, werkloosheid of slecht weer - koopt zich een verzekering op de markt. In onze traditionele visie op sociale bescherming wordt iedereen geholpen, arm en rijk. Ze is gebaseerd op rechten en op solidariteit, van ieder volgens vermogen en naar ieder volgens behoeften. Ze is verzekering én herverdeling. Ze is universeel. En de sociale voorzieningen worden door de overheid geboden, eventueel in samenwerking met de non-profit. Dat systeem mag niet zo perfect werken als de theorie het laat uitschijnen, maar het beleid is wel totaal verschillend van wat het neoliberalisme voorschrijft. Sociale bescherming is niet bedoeld om de armoede te bestrijden, maar om armoede te voorkomen. DE CAMPAGNE ‘SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN’ Het nieuwe campagnethema van de Belgische ontwikkelingsngo’s, ‘Sociale bescherming voor iedereen’ (2015-2016), is volledig conform die visie op solidariteit. De campagne kon daarom niet op een beter moment van start zijn gegaan. Want we staan voor een gemeenschappelijke uitdaging. Nu zelfs in België stilaan rechten worden afgebouwd (of voorwaardelijk gemaakt) en uitkeringen worden gekort, begrijpen mensen zeer goed hoe belangrijk een degelijke bescherming wel is. Wat als je ziek wordt en geen geld hebt om naar de dokter te gaan? Wat als je de schoolboeken voor je kind niet kan betalen? Wat als je te oud wordt om te werken? 11.11.11 is erin geslaagd een erg brede alliantie
te sluiten, met ngo’s, vakbonden en mutualiteiten. De bijdragen in dit nummer van Samenleving en politiek belichten de verschillende aspecten ervan en leggen de (voor)geschiedenis van ontwikkeling en sociale bescherming uit. Er worden concrete voorbeelden gegeven van hoe in het Zuiden wordt gewerkt. De vele vragen die zo’n thema telkens doen rijzen, worden uitvoerig beantwoord. Is een universele sociale bescherming wel betaalbaar? Jazeker, alle landen hebben, zo ze dat willen, voldoende begrotingsruimte om iedereen te kunnen helpen, en indien nodig kan ook de internationale solidariteit een tandje bijsteken. Is zo’n sociale bescherming geen westers concept dat wij alweer willen opleggen aan het Zuiden? Neen, want alle mensen, waar ze ook leven, hebben dezelfde behoeften: kwaliteitsvolle en toegankelijke gezondheidszorg, arbeidsrecht, pensioenen en ga zo maar door. Trouwens, we vergeten soms te snel dat alle ontwikkelingslanden in het verleden waren begonnen met het uitbouwen van hun sociale zekerheid, maar dat dit in veel landen nooit is afgewerkt en/of met de structurele aanpassingen vanaf de jaren 1980 werd opzij geschoven. Is zo’n universele sociale bescherming wel nodig? De rijken kunnen toch voor zichzelf zorgen? Dat kunnen ze zeker, maar nog beter is dat ze ook zorgen en meebetalen voor de anderen, dat er een algemene solidariteit ontstaat. Want we weten uit ervaring dat een bescherming die er enkel is voor de armen, ook altijd een arme bescherming wordt. Wat Bogdan Vanden Berghe in zijn bijdrage terecht opmerkt is dat België, met zijn unieke
sampol 2015/8|2
SAMPOL_oktober_2015.indd 2
8/10/2015 8:38:16
Francine Mestrum
ervaring van sociale bescherming en van samenwerking, een voortrekkersrol kan spelen om het neoliberale geweld tegen te gaan. De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) werkt met een programma voor ‘sokkels’ van sociale bescherming. Dit gaat lang niet zo ver als wat de Belgische ngo’s voorstellen, maar het gaat wel in de goede richting. Een samenwerking is dan ook aangewezen. POLITIEKE WIL Afgelopen maand werden in New York de nieuwe ‘Doelstellingen voor Duurzame Ontwikkeling’ aangenomen. Ze zijn zeer omvangrijk en niet bijzonder ambitieus. Maar ze bevatten wel twee belangrijke punten die op sociaal vlak zullen tellen: er wordt schuchter gesproken over sociale bescherming en er wordt ingezet op een strijd tegen de ongelijkheid. We hoeven ons echter geen illusies te maken. Bij de Verenigde Naties werd het strategisch programma voor armoedebestrijding en voor het ‘delen van de welvaart’ overgenomen van de Wereldbank. Het betekent dat men de ongelijkheid wil bestrijden waar ze de groei belemmert, maar in stand wil houden om dynamiek te geven aan de economie. En de manier waarop de Wereldbank de sociale bescherming benadert - risicobeheer - doet evenmin een grote stap vooruit vermoeden. Voor haar gaat het om een verbeterde vorm van armoedebestrijding. Alles zal dus afhangen van de politieke wil die de regeringen - in Noord en Zuid - aan de dag
Een klein beetje boosheid?
willen leggen om effectief voor hun bevolking te zorgen, met een sociaal en met een milieubeleid, en om de nodige fiscale middelen bij elkaar te zoeken. Internationale samenwerking om een eind te maken aan de onwettige kapitaalstroom van Zuid naar Noord - tien keer zoveel als de ontwikkelingshulp - en aan de vele andere vormen van belastingontwijking, is daarom essentieel. Met een ongewijzigd soberheidsbeleid hoeven we van de nieuwe doelstellingen niet veel te verwachten. Het middenveld - de brede alliantie die deze nieuwe campagne vorm geeft - zal dus een grote rol moeten spelen. Want ja, we hebben redenen om tevreden te zijn, er worden stappen vooruit gezet, maar is de wereld er echt beter aan toe dan twintig jaar geleden? Ja, de extreme armoede vermindert, hoe bedrieglijk de cijfers soms ook zijn, maar neen de ongelijkheid die telt, die tussen mensen, wereldwijd, is nog nooit zo groot geweest. Dit betekent onvermijdelijk conflict en onstabiliteit, en geteld bij de klimaatcrisis ook grote vluchtelingenstromen. Wat we vandaag zien, is maar een begin. Zelfgenoegzaamheid is dus niet op zijn plaats. Er is hoop, zeer zeker, en optimisme is een morele plicht. Maar een klein beetje boosheid, zo denk ik soms, over jongetjes die aanspoelen op het strand, over traangas tegen hulpeloze vluchtelingen, over moorden op vakbondsmilitanten en over vrouwen die sterven omdat ze leven geven, zou dat niet kunnen helpen om ons allemaal wakker te schudden en aan te zetten tot handelen?
sampol 2015/8|3
SAMPOL_oktober_2015.indd 3
8/10/2015 8:38:16
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Het politieke momentum grijpen
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel Terwijl in Europa sociale bescherming onder druk komt te staan door allerhande besparingen, geraakt men op het internationale toneel overtuigd van het belang van goed uitgebouwde systemen van sociale bescherming. Verschillende internationale instellingen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Commissie schuiven - althans in woorden - sociale bescherming naar voren als een interessant mechanisme van armoedebestrijding. Een belangrijke stap vooruit, al is de invulling van het concept voor de ene al wat ambitieuzer, radicaler of universeler dan voor de andere. Hoog tijd dat beleidsmakers woorden omzetten in daden. Met de gemeenschappelijke campagne ‘Sociale bescherming voor iedereen’ pogen we, samen met 20 andere Belgische organisaties, het politieke momentum te grijpen en deze strijd op de agenda te krijgen.
SAMPOL_oktober_2015.indd 4
8/10/2015 8:38:16
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel
SOCIALE BESCHERMING IS EEN MENSENRECHT Het begrip is in alle geval niet nieuw. Sociale bescherming is een mensenrecht dat reeds erkend werd in 1948 in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 22 en 25); in 1976 in het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (art. 9 en 10) en in 1952 in Conventie 102 over sociale zekerheid van de IAO. Volgens deze verdragen zijn we allemaal ‘rechthebbenden’ en is het de taak van de overheid om dit recht te garanderen. Ondanks de bevestiging van het recht op sociale bescherming in internationale verdragen en tal van nationale grondwetten, is de situatie anno 2015 bedroevend. Maar liefst 73% van de wereldbevolking heeft geen volwaardige sociale bescherming en voor meer dan de helft van de bevolking ontbreekt zelfs elke toegang tot een minimale vorm van bescherming. WERK ALS TOEGANGSPOORT TOT SOCIALE BESCHERMING Vooral in landen waar een groot deel van de bevolking aangewezen is op precaire jobs om in haar levensonderhoud te voorzien, is de toegang tot sociale bescherming problematisch. Neem El Salvador. Slechts 20% van de bevolking heeft er een formele job, met een contract waarin loon, uren en andere afspraken worden vastgelegd. De overige 80% heeft geen formele baan, wat echter niet betekent dat ze allemaal werkloos zijn. De overgrote meerderheid - 60% van de actieve bevolking - heeft informeel werk. Het zijn verkopers in een kraampje langs de weg, taxichauffeurs of landarbeiders die op een plantage werken voor een onderaannemer. Ze
Het politieke momentum grijpen
hebben geen toegang tot sociale bescherming, omdat ze niet bijdragen aan het systeem van sociale zekerheid dat enkel gericht is op mensen met een formele job. Bij de minste tegenslag komen ze dus in de problemen. In steeds meer landen zien we een duidelijke tendens tot flexibilisering van de arbeidsmarkt. In Zuidelijk Afrika bijvoorbeeld neemt die flexibilisering extreme vormen aan. Gestuurd door economische beleidskeuzes is het een fenomeen dat alle sectoren treft en ervoor zorgt dat steeds meer werknemers (vooral vrouwen) in tijdelijke, informele of interimjobs terechtkomen. Een belangrijke groep zijn de landarbeiders, huishoudwerkers of fabrieksarbeiders die werken met dagcontracten of via koppelbazen. Ze hebben geen zicht op wie hun werkgever is, zijn amper geïnformeerd over hun rechten en kunnen zich door de tijdelijke aard van hun jobs moeilijk organiseren om hun recht op sociale bescherming af te dwingen. Werkgevers laten na sociale bijdragen te betalen, waardoor mensen geen toegang hebben tot sociale bescherming. HET ‘NIEUWE WERKEN’ Niet alleen in het Zuiden is die flexibiliserings tendens erg actueel. Recente evoluties in de arbeidsverhoudingen - denk aan de ‘Uberisering’ van de Amerikaanse arbeidsmarkt of de mini-jobs in Duitsland - zijn in dat opzicht uiterst zorgwekkend. In toenemende mate komen mensen terecht in precaire jobs om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Over vijf jaar tijd zou naar schatting 40% van de Amerikanen een baan hebben met een precair statuut. Dit ‘nieuwe werken’ wordt door voorstanders geroemd als een moderne manier om je leven zelf richting te geven, zonder afhankelijk te zijn van een baas. In realiteit hollen steeds meer mensen op één dag van de ene baas en job naar de andere. sampol 2015/8|5
SAMPOL_oktober_2015.indd 5
8/10/2015 8:38:16
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel
Het politieke momentum grijpen
De arbeidswetgeving wordt verder uitgehold, en de betrokken ondernemingen voelen zich niet verantwoordelijk voor de (veiligheid van) werknemers. Het toenemend gebruik van zwakke statuten maakt dat beschermingsmaatregelen zoals het minimumloon, betaald overwerk of ziekteverlof voor steeds meer mensen niets meer zijn dan een lege doos.
onze welvaart werd mogelijk gemaakt door uitgebreide herverdelingssystemen, gebaseerd op een rechtenvisie en op de twee kernprincipes universaliteit en solidariteit. Zonder die herverdeling, zonder onze sociale zekerheid, zou vandaag 40% van de Belgen in armoede leven.
De afbraak - of de moeizame opbouw - van arbeidsrechten, heeft natuurlijk alles te maken met de mondiale economische logica. Deze botst voortdurend met de nationaal tot stand gekomen en beheerde sociale beschermingssystemen. Om concurrentieel te zijn op de globale markt, trachten landen buitenlandse investeerders te verleiden met een aanlokkelijk investeringsklimaat en schermen ze met lagere lonen, flexibele arbeidsmarkten, interessante belastingtarieven, enzovoort. Deze race to the bottom, of neerwaartse druk op systemen van sociale bescherming, stellen we vandaag vast in verschillende Europese landen en in vele ontwikkelingslanden.
Universaliteit en solidariteit vormen de basispijlers van sociale beschermingssystemen. Maatregelen zullen pas duurzame resultaten opleveren als ze de hele bevolking bereiken. Of je nu man, vrouw, rijk, arm, jong, oud, vluchteling, … bent, het systeem moet voor iedereen toegankelijk zijn en een waardige levensstandaard garanderen. Dit vergt een gedifferentieerde aanpak, met specifieke maatregelen voor en ondersteuning van specifieke groepen.
WAAROM INVESTEREN IN SOCIALE BESCHERMING? De harde bezuinigingen op sociale uitgaven die verschillende landen onder invloed van de internationale instellingen doorvoeren, maken de neerwaartse spiraal compleet. Deze maatregelen zijn echter contraproductief. Sociale bescherming genereert namelijk welvaart; ze houdt immers de koopkracht op peil. In economisch moeilijke tijden voorkomt dit dat een crisis een zichzelf versterkend fenomeen wordt. Essentieel is echter niet het economische voordeel van sociale bescherming, maar het rechtenprincipe. Iedereen heeft recht op een waardig leven, en sociale bescherming kan daar voor zorgen. De geschiedenis van ons land leert dat
UNIVERSALITEIT EN SOLIDARITEIT
Daarom is solidariteit onontbeerlijk voor elk systeem van sociale bescherming. Solidariteit tussen werkenden en werklozen, tussen zieken en gezonden, tussen jong en oud, gezinnen met kinderen en gezinnen zonder kinderen, solidariteit met mensen die op de vlucht zijn. Kortom het bekende principe van de sterkste schouders en de zwaarste lasten. Sociale bescherming mag daarom niet aan de markt overgelaten worden. Op winst gerichte verzekeringen en dienstverlening dreigen het zwakkere deel van de bevolking met minder middelen en hogere kwetsbaarheid uit te sluiten. De expansie van de privésector ondermijnt het publieke systeem. Als de rijkste patiënten en de meest ervaren personeelsleden door de privésector worden weggetrokken uit de openbare gezondheidszorg, wordt die uitgehold tot een tweederangsdienstverlening voor de armsten. Dit tast het basisprincipe van een rechtvaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg
sampol 2015/8|6
SAMPOL_oktober_2015.indd 6
8/10/2015 8:38:17
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel
Het politieke momentum grijpen
aan: de spreiding van het risico en de kosten.
bescherming kunnen afdwingen.
Verhitte discussies over de toenemende druk op onze sociale bescherming en verwerpelijke pleidooien voor een apart statuut voor vluchtelingen stellen de principes van universaliteit en solidariteit in vraag en duiden op de bezorgdheid van velen over de betaalbaarheid van het huidige systeem. Rechtvaardige belastingen, met o.a. een verschuiving van arbeid naar kapitaal, kunnen er voor zorgen dat het systeem betaalbaar blijft. Dit vergt natuurlijk enige politieke moed.
WOORDEN OMZETTEN IN DADEN
GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID Het is aan onze overheden om systemen van sociale bescherming uit te bouwen en de nodige budgetten te voorzien. Maar sociale beschermingssystemen kunnen niet effectief zijn zonder
Vandaag heeft drie vierde van de wereldbevolking geen toegang tot sociale bescherming, de flexibilisering van arbeid is in opmars, privéziekenhuizen schieten in bepaalde landen als paddenstoelen uit de grond, … Kortom: de uitdagingen zijn enorm willen we komen tot een universele sociale bescherming. Toch hebben we ook redenen om optimistisch te zijn: aan het begin van de 21ste eeuw bestaat wereldwijd de consensus dat sociale bescherming een krachtige hefboom is voor ontwikkeling en dat het een antwoord kan bieden op de groeiende ongelijkheid. Sociale bescherming krijgt een centrale plaats in de nieuwe ontwikkelingsagenda van de VN, de Sustainable Development
We hebben redenen om optimistisch te zijn: aan het begin van de 21ste eeuw bestaat wereldwijd de consensus dat sociale bescherming een krachtige hefboom is voor ontwikkeling en dat het een antwoord kan bieden op de groeiende ongelijkheid. participatie van de bevolking. Daar spelen sociale bewegingen een cruciale rol, zoals toezien op de toegankelijkheid en de kwaliteit van het systeem. Sociale bewegingen staan hierbij voor enorme uitdagingen. Voor de vakbonden in het Zuiden bijvoorbeeld wordt het steeds moeilijker om het stijgend aantal precaire werknemers te organiseren. Zij werken vaak via onderaanneming en veranderen regelmatig van sector. Samen met andere sociale bewegingen zoeken vakbonden naar nieuwe strategieën om deze snel groeiende groep van precaire werknemers te sensibiliseren en te organiseren, zodat zij hun recht op sociale
Goals (SDG’s), zeg maar het ‘regeerakkoord’ van de wereldleiders. In een gezamenlijk statement noemden de Wereldbank en de IAO in juni 2015 sociale bescherming een prioriteit. Ze riepen wereldleiders op af te stappen van gerichte en beperkte sociale vangnetten en werk te maken van universele sociale bescherming. Een nieuw en ambitieus discours, althans voor de Wereldbank. Ook de EU verbond zich ertoe om in haar buitenlands beleid sociale bescherming te promoten en te ondersteunen. In België, tot slot, bevestigde Minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo dat sociale bescherming de motor is voor de realisatie van verschillende van de SDG’s. Het begrip is ook sampol 2015/8|7
SAMPOL_oktober_2015.indd 7
8/10/2015 8:38:17
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel
verankerd in de Belgische Wet op Ontwikkelingssamenwerking. We moeten gebruik maken van dit moment en beleidsmakers aan hun belofte houden, zodat woorden worden omgezet in daden. Daarvoor zijn coherente beleidskeuzes nodig. Voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking is het een kans om sociale bescherming actief in het beleid te vertalen. Met de gemeenschappelijke campagne ‘Sociale bescherming voor ieder-
Het politieke momentum grijpen
een’ geven we, samen met 20 andere Belgische organisaties, het startschot voor een positief, alternatief verhaal. Sociale bescherming gaat over een nieuwe gemeenschappelijkheid, over hoe we ons als globale samenleving willen organiseren, welke waarden we centraal stellen en welke doelen we willen nastreven. Sociale bescherming kan een duurzame en structurele oplossing bieden tegen armoede en ongelijkheid. Wij allemaal kunnen deze strijd op de politieke agenda zetten.
Annuschka Vandewalle, Karolien Debel en Liesbet Vangeel Resp. algemeen secretaris en beleidsmedewerkers FOS (Politiek dossier campagne ‘Sociale bescherming voor iedereen’, op www.socialebescherming.be)
sampol 2015/8|8
SAMPOL_oktober_2015.indd 8
8/10/2015 8:38:17
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
België voorbeeldland? Bogdan Vanden Berghe
Het is een vreemde zaak. Ondanks verschillende initiatieven die er rechtstreeks of onrechtstreeks bij aansluiten, heeft het Belgische middenveld nog nooit een brede campagne georganiseerd voor wereldwijde sociale bescherming (hoewel drie vierde van de wereldbevolking er van verstoken blijft). Met de gemeenschappelijke campagne ‘Sociale bescherming voor iedereen’ is dat nu wel het geval. Vandaag weten we immers dat wereldwijde sociale bescherming haalbaar én betaalbaar is. De Belgische expertise en ervaring op vlak van sociale bescherming kan ons land een voortrekkersrol geven in deze wereldwijde agenda. Alleen, dat zal niet vanzelf gebeuren.
De sociale zekerheid (en, ruimer, het concept van sociale bescherming) is geen privilege voor rijke, geïndustrialiseerde landen. Ziekteverzekering, pensioen, kindergeld, werkloosheidsuitkeringen of een faillissementsverzekering: het mag geen onbetaalbare luxe zijn voor ontwikkelingslanden. De traditionele focus op honger en armoede in onze sector blijft uiteraard nodig, maar we doen meer. En dat moet ook maar eens aan bod komen in een grote campagne zoals deze: ‘Sociale bescherming voor iedereen’. Een volwaardige sociale bescherming, in alle fasen van het leven, kan een samenleving fundamenteel transformeren. Omdat ze rijkdom
herverdeelt, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen vermindert en een hefboom is voor economische ontwikkeling. Omdat ze de koopkracht van de bevolking op peil houdt wanneer het economisch moeilijk gaat. Omdat ze voorkomt dat mensen bij de minste tegenslag in armoede terechtkomen. EEN TERUGBLIK Hoewel het recht op sociale zekerheid al sinds 1948 opgenomen is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en dit recht in 1952 door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) concreet uitgewerkt werd in Conventie 102, sampol 2015/8|9
SAMPOL_oktober_2015.indd 9
8/10/2015 8:38:17
Bogdan Vanden Berghe
België voorbeeldland?
duurde het tot de lancering van de Waardig Werk agenda door diezelfde IAO in 1999 vooraleer sociale bescherming naar voor geschoven werd als essentieel onderdeel van een bredere, sociale ontwikkelingsagenda. Desondanks kwamen noch waardig werk, noch sociale bescherming voor in de oorspronkelijke Millenniumdoelstellingen. Dat werd pas in 2007 een beetje rechtgezet met de opname van een specifiek streefdoel voor ‘volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen.’ Een direct gevolg van de internationale campagne Decent Work - Decent Life. Ook in België voerden Noord-Zuidbeweging en vakbonden daar samen campagne over: de Waardig Werk-campagne (2008-2009). Zelfs met die breed gedragen agenda, waarvan sociale bescherming een van de pijlers is, bleef het thema grotendeels afwezig in de dagelijkse praktijk van de ontwikkelingssamenwerking. Zowel bij de meeste ngo’s als in de bilaterale en multilaterale samenwerking was de bestrijding van de extreemste armoede, geïnspireerd door de Millenniumdoelstellingen, de hoofdbekommernis. Herverdeling en bredere sociale ontwikkeling verdwenen naar de achtergrond. De voorbije jaren tonen een kentering in die aanpak. Armoedebestrijding is een goede zaak, maar het uitbouwen van maatregelen en structuren die haar kunnen voorkomen, is beter. Zelfs bij de Wereldbank begint het besef door te dringen dat sociale bescherming meer is dan tijdelijke en aan allerlei voorwaarden gekoppelde ‘noodsteun’ voor slachtoffers van rampen. Gestimuleerd door de breed gesteunde Aanbeveling 202 van de IAO over de Social Protection Floors (goedgekeurd in 2012) en dankzij de druk van enkele landen (waaronder België), vakbonden en sociale organisaties wereldwijd zijn ongelijkheid, waardig werk en sociale bescherming veel beter opgenomen in de
post-2015 duurzame ontwikkelingsdoelen - al is die opname nog geen garantie. BREDE CAMPAGNE Ook bij 11.11.11 leeft al sinds haar ontstaan de overtuiging dat structurele oorzaken aanpakken de juiste weg is. Toch duurde het tot dit jaar om een expliciete campagne over sociale bescherming op poten te zetten en ngo’s, vakbonden en mutualiteiten samen te brengen onder de slogan ‘Sociale bescherming voor iedereen’. Twintig organisaties met een gigantisch ledenaantal en van uiteenlopende ideologische strekking, schreven samen een visie en eisenbundel. Twee jaar lang (2015-2016) voeren we nu campagne. Waarom nu pas? Berekeningen van de IAO leren ons dat - ondanks het wijdverspreide buikgevoel - wereldwijde sociale bescherming geen onhaalbare luxe is. Met 11.11.11 en de coalitie rond deze campagne maken we dat ook concreet. Eind oktober brengen we een rapport uit dat de berekening doet in enkele van de landen waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief is. Lukt het om in Burundi, Peru of Indonesië een volwaardig systeem van sociale bescherming op te zetten? En wat moet dat kosten? Met deze campagne hopen we in eerste instantie de Belgische ontwikkelingssamenwerking aan te porren. Want ondanks de vooruitgang in het denken, blijft de internationale samenwerking grotendeels achterop. In de bilaterale samenwerking van de meeste donoren, waaronder ook België, is sociale bescherming absoluut nog niet stevig geïntegreerd. BELGIË VOORBEELDLAND? Zeker voor ons land is dat een vreemde zaak. België heeft niet alleen een ongelooflijke er-
sampol 2015/8|10
SAMPOL_oktober_2015.indd 10
8/10/2015 8:38:17
Bogdan Vanden Berghe
varing en expertise op het vlak van sociale bescherming, het is op VN-niveau ook één van de voortrekkers van het thema. Samen met Angola zijn we covoorzitter van de Group of Friends of Decent Work en in de voorbereiding van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen verdedigde België consequent het belang van waardig werk en sociale bescherming. Het is belangrijk dat België die rol blijft opnemen, door consequent de ratificatie en implementatie van de belangrijkste internationale normen op het vlak van sociale bescherming (IAO Conventie 102 en Aanbeveling 202) te verdedigen in de multilaterale instanties en in het kader van beleidsdialogen met partnerlanden. België kan - als lid van de Social Protection
België voorbeeldland?
overheidsdiensten Sociale Zekerheid en Werk en de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Meer nog, binnen Sociale Zekerheid is er al een paar jaar een kleine dienst actief die concrete programma’s van capaciteitsversterking uitvoert in verschillende landen. Alleen… die werkt los van Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGD). De vaststelling geldt overigens niet enkel voor dit voorbeeld. Ook andere voor sociale bescherming relevante beleidsdomeinen blijven buiten beeld van de klassieke ontwikkelingssamenwerking. Om de institutionele capaciteit in het Zuiden te versterken, pleiten we er dan ook voor dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking op een structurele manier gaat samenwerken met de
Om de institutionele capaciteit in het Zuiden te versterken, pleiten we ervoor dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking op een structurele manier gaat samenwerken met de gespecialiseerde federale diensten, sociale organisaties en de gewesten en gemeenschappen. Inter-Agency Cooperation Board (SPIAC-B)1 - ook de visie verdedigen van een op rechten gebaseerde sociale bescherming en er ondersteuning bieden aan de VN-organisaties die zo’n visie verdedigen, zoals de IAO en de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar er is ook nog heel wat werk om de diplomatieke steun voor sociale bescherming om te zetten in de praktijk van de eigen internationale samenwerking. IN DE (BELGISCHE) PRAKTIJK De Belgische expertise en ervaring op vlak van sociale bescherming kan ons land een voortrekkersrol geven in deze wereldwijde agenda. Alleen, dat gebeurt niet vanzelf. Vandaag zien we nauwelijks samenwerking tussen de federale
gespecialiseerde federale diensten, sociale organisaties en de gewesten en gemeenschappen. Op die manier kunnen een aantal beperkingen van de geijkte kanalen van de federale ontwikkelingssamenwerking overstegen worden. De rol van DGD zou in die gevallen in de eerste plaats bestaan in het faciliteren en coördineren (en minder in het aansturen) van de samenwerking. Een structurele samenwerking met Sociale Zekerheid kan hierbij een eerste stap zijn. Op basis van deze ervaring kan vervolgens een goed doordachte strategienota uitgewerkt worden die het voorbeeld uitrolt over de andere relevante terreinen en vervolgens naar de Belgische partnerlanden uitdraagt. En wie weet ook naar de rest van de wereld.
sampol 2015/8|11
SAMPOL_oktober_2015.indd 11
8/10/2015 8:38:17
Bogdan Vanden Berghe
België voorbeeldland?
Concreet kan expertise uitgewisseld worden over de implementatie van een goede arbeidswetgeving, over ziekteverzekering en over mechanismen voor vervangingsinkomens bij ziekte, ouderdom, werkloosheid of faillissement. Er kan worden meegewerkt aan strategieën die tot doel hebben informele economische activiteiten (alle economische activiteiten die niet in de officiële cijfers van een land kunnen worden weergegeven) te formaliseren. Daarbij kan toegang tot sociale bescherming een belangrijke rol spelen. Maar ook zaken als professionele training en vorming van de actieve bevolking zijn vaak beperkt en/of zwak uitgebouwd in het Zuiden en niet aangepast aan de ontwikkeling van relevan-
ternationale partners de uitdagingen op het terrein. Zij hebben vaak al concrete initiatieven genomen, en spelen een voortrekkersrol door sociale bescherming uit te bouwen van onderuit. Die voorbeelden - vaak nog op kleine schaal, andere al meer uit de kluiten gewassen - verdienen blijvende ondersteuning. HET BREDERE PLAATJE Los van bovenstaande initiatieven en samenwerkingssystemen zal de minister ook moeten samenzitten met enkele binnenlandse en buitenlandse collega’s. Een goed systeem van sociale bescherming heeft immers een duurzame financiering nodig en daar wringt een stevige schoen. Nog steeds zorgt belastingontwijking
We vragen dat België meer investeert in de Decent Work Country Programmes van de IAO, in core funding voor de Wereldgezondheidsorganisatie en dat mee onderzocht wordt welke vorm een internationaal financieringsmechanisme voor sociale bescherming kan aannemen. te vaardigheden. Hetzelfde geldt voor publieke tewerkstellingsdiensten (arbeidsbemiddeling). Daarnaast kan meer ingezet worden op versterking van het fiscale beleid van de partnerlanden, zodat meer nationale middelen beschikbaar worden. Innovatieve maatregelen uit het Zuiden zelf, zoals werkgarantieprogramma’s en systemen van cash transfers, kunnen inspirerende voorbeelden bieden. Ontwikkelingssamenwerking kan hierbij een verbindende rol opnemen en trilaterale samenwerking stimuleren. De minister mag voor de spreekwoordelijke mosterd ook zeker aan de deur van de campagneleden aankloppen. Sociale organisaties en gespecialiseerde ngo’s kennen via hun in-
door multinationals in ontwikkelingslanden voor een jaarlijks gat op de begroting van bijna 1.000 miljard dollar. België, Europa en de internationale instellingen zijn zich daar bewust van, maar slepen systematisch met de voeten als het onderwerp op tafel komt. We vragen ook dat België meer investeert in de Decent Work Country Programmes van de IAO, in core funding voor de Wereldgezondheidsorganisatie en dat mee onderzocht wordt welke vorm een internationaal financieringsmechanisme voor sociale bescherming kan aannemen. Op Europees niveau moet België er voor pleiten dat meer technische en financiële middelen vrijgemaakt worden om concreet gestalte te
sampol 2015/8|12
SAMPOL_oktober_2015.indd 12
8/10/2015 8:38:17
Bogdan Vanden Berghe
geven aan de engagementen van de Europese Commissie in haar Mededeling over sociale bescherming in de ontwikkelingssamenwerking (augustus 2012). Het project SOCIEUX is hiervan momenteel de enige, bescheiden, concrete toepassing.
België voorbeeldland?
Sociale bescherming voor iedereen is dus geen verre droom, maar een haalbare investering. Zou het kunnen dat we door deze kaart te trekken al een groot deel van de zopas met luide trom ingevoerde Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) structureel kunnen aanpakken en zelfs invullen? Ik durf het hopen.
Bogdan Vanden Berghe Directeur 11.11.11
Noot 1/ SPIAC-B werd opgericht in 2012 op vraag van de G20 en wordt gezamenlijk voorgezeten door de Wereldbank en de In-
ternationale Arbeidsorganisatie. Onder de leden zijn agentschappen, fondsen en programma’s van de VN, internationale financiële instellingen en bilaterale ontwik-
kelingsagentschappen, met enkele observatoren uit niet-gouvernementele organisaties.
sampol 2015/8|13
SAMPOL_oktober_2015.indd 13
8/10/2015 8:38:17
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Mondiale vrije markt vraagt een mondiaal sociaal beleid Gorik Ooms
Met Fiesta Social op 3 oktober kwam de campagne van 11.11.11, ngo’s, vakbonden en ziekenfondsen, ‘Sociale bescherming voor iedereen’, in een stroomversnelling. Eén van de campagne-eisen is ‘een systeem van internationale financiering voor sociale bescherming’. De idee is niet nieuw. In de academische wereld leeft het al langer. Als uitgesproken voorstander van een mondiale sociale bescherming ben ik bijzonder blij dat de 20 partners van deze campagne dit idee meenemen en het aldus uit de academische ivoren toren halen. Wat zijn de voornaamste argumenten?
PRAKTISCH ARGUMENT Ten eerste is er het praktische argument van financiële betaalbaarheid en efficiëntie van ontwikkelingshulp. Sociale bescherming kost geld. Voor de armste landen is het vrijwel onmogelijk om een systeem van sociale zekerheid uit te bouwen op eigen kracht. Zo is het bruto nationaal product van Burundi een kleine 300 euro per inwoner per jaar. Zelfs als de overheid daarvan 25% zou kunnen innen via belastingen en verplichte bijdragen, en dan de helft daarvan zou besteden aan sociale bescherming, dan hebben we het over een budget van minder dan 40
euro per inwoner per jaar voor gezondheidszorg, onderwijs, voedselzekerheid - zonder te denken aan een gewaarborgd inkomen voor elk gezin of pensioenen. Wat je met een dergelijk budget zou kunnen leveren, is zo minimalistisch dat het bijzonder moeilijk is om mensen te overtuigen dat bijdragen zinvol is - niet enkel een wettelijke en morele plicht, maar ook een slimme manier om risico’s te spreiden. Sociale bescherming ‘geraakt niet van de grond’. Veel ontwikkelingshulp dient dan als plaatsvervangende - eerder dan ondersteunende - oplossing, of organisaties experimenteren met zeer lokale initiatieven waarvan de armste mensen moeten worden uit-
sampol 2015/8|14
SAMPOL_oktober_2015.indd 14
8/10/2015 8:38:17
Gorik Ooms
gesloten om de initiatieven leefbaar te houden. Een langetermijnperspectief van internationale medefinanciering onder voorwaarden zou veel efficiënter kunnen zijn. PRINCIPIEEL ARGUMENT Ten tweede is er een principieel argument. Dit is afgeleid van het feit dat sociale bescherming niet alleen een mensenrecht op zichzelf is, maar ook het middel bij uitstek om andere sociale mensenrechten te realiseren. Zo staat of valt, in België, de verwezenlijking van ons recht op gezondheid met onze sociale bescherming. Het is moeilijk om op een zinvolle manier na te denken over rechten, zonder na te denken over samenhangende plichten. Hetzelfde voorbeeld: uw en mijn recht op gezondheid heeft slechts zin als iemand - in dit geval de maatschappij - een plicht heeft om bij te dragen aan de inspanningen die nodig zijn om uw en mijn gezondheid te beschermen. Wanneer we dan van een bepaald recht zeggen dat het een mensenrecht is, volgt daaruit dan niet dat de samenhangende plicht op de collectieve schouders van de mensheid rust? Dus, als we het erover eens kunnen zijn dat gezondheid een mensenrecht is, ook voor de inwoners van Burundi, kunnen we dan nog volhouden dat de samenhangende plicht enkel rust op de schouders van de inwoners en de overheid van Burundi? Voor de duidelijkheid: ik pleit niet voor één enkel mondiaal systeem van sociale bescherming. Om zowel praktische als principiële redenen denk aan democratische besluitvorming - heeft het zin om nationale systemen te behouden, en daar een systeem van mondiale medefinanciering aan toe te voegen. In de meeste landen heeft het bestaande systeem van sociale bescherming nu al vele lagen met verschillende geografische reikwijdte. Als inwoner van Gent betaal
Mondiale vrije markt vraagt een mondiaal sociaal beleid
ik belastingen en bijdragen aan de stad Gent, Vlaanderen, België en Europa (en ook aan de mutualiteit van mijn keuze): elk van die bijdragen voedt een netwerk van sociale bescherming waarvan de deelnemers verschillend zijn. Een systeem van internationale financiering voor sociale bescherming, zoals deze campagne voorstelt, zou een laagje toevoegen: een brede (de mensheid) maar dunne laag, bijvoorbeeld in overeenstemming met de oude belofte om 0,7% van ons bruto nationaal product aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Ook denk ik dat het om zowel praktische als principiële redenen zinvol zou zijn om sociale mensenrechten op te splitsen in ‘kernrechten’ - waarvoor dan de mensheid de collectieve verantwoordelijkheid draagt - en meer breder uitgebouwde rechten, waarover land per land wordt beslist, en waarvoor de bevolking van elk land de verantwoordelijkheid draagt. ARGUMENT VAN WELBEGREPEN EIGENBELANG Ten slotte is er een argument van welbegrepen eigenbelang. Tenminste voor de inwoners van de landen die momenteel een degelijk uitgebouwd systeem van sociale bescherming hebben - en dat graag willen behouden. Om dat uit te leggen moet ik even terugkeren naar de vraag waarom die landen ooit met de uitbouw van dat systeem begonnen zijn. Beknopt: omdat de vrije markt voor steeds toenemende en onhoudbare ongelijkheid zorgde. Probeer u zich even voor te stellen dat u woont in een maatschappij waarin iedereen precies evenveel talenten en middelen heeft. U en uw medeburgers spreken af dat jullie gaan samenwerken, zonder inmenging van een overheid: jullie gaan samen voedsel produceren, huizen bouwen, kleding maken, enzovoort. Dan gaan sampol 2015/8|15
SAMPOL_oktober_2015.indd 15
8/10/2015 8:38:17
Gorik Ooms
Mondiale vrije markt vraagt een mondiaal sociaal beleid
jullie van elkaar goederen en diensten kopen. Telkens wanneer twee of meer mensen gaan samenwerken of dingen van elkaar kopen, spreken ze af wie wat bijdraagt, hoe de opbrengsten worden verdeeld, enzovoort. In de eerste fase van deze samenwerking zullen de afspraken nogal evenwichtig zijn: iedereen heeft immers evenveel talenten en middelen, iedereen is gebaat bij samenwerking. Maar aan het eind van de eerste fase zullen de enen wat meer overhouden dan de anderen - al was het om zuiver toevallige omstandigheden. Nu hebben diegenen die wat meer overhielden een klein beetje voorsprong
Sindsdien is de vrije markt wereldwijd uitgebouwd, en steeds dieper geïntegreerd. Sociale bescherming heeft die beweging niet gevolgd. Sociale bescherming is nationaal gebleven. Het ongelijkheid bevorderende effect van de vrije markt is mondiaal gegaan - de noodzakelijk correctie niet. Al in de jaren 1950 voorspelde Gunnar Myrdal de gevolgen: de rijkste landen zouden rijker worden, de armste landen armer. Die voorspelling is uitgekomen, tenminste tot het eind van de 20ste eeuw. Vanaf het begin van de 21ste eeuw zien we een inhaalbeweging: de ongelijkheid tussen landen blijft bijzonder groot, maar neemt lichtjes af
De vrije markt is wereldwijd uitgebouwd, en geraakte steeds dieper geïntegreerd. Sociale bescherming heeft die beweging niet gevolgd. Sociale bescherming is nationaal gebleven. Het ongelijkheid bevorderende effect van de vrije markt is mondiaal gegaan - de noodzakelijk correctie niet. op de anderen: iets meer middelen, waarvan ze een deel kunnen gebruiken om hun talenten - of die van hun kinderen - verder te ontwikkelen. In de tweede fase van de samenwerking zullen de afspraken al wat minder evenwichtig zijn: wie meer kan inbrengen, zal een ruimer deel van de opbrengst opeisen. Waardoor het verschil steeds groter wordt. Na enkele generaties zullen uw kleinkinderen deel uitmaken van een samenleving waarin een deel van de bevolking het leeuwendeel van de middelen controleert, en bovendien ook toegang heeft tot beter onderwijs, betere gezondheidszorg, enzovoort. Dat was de situatie waarin de meeste landen van Europa en Noord-Amerika zich bevonden aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw - zonder ooit door de ideale fase van absolute gelijkheid van kansen gegaan te zijn, overigens. Dat was de situatie waarin onze sociale bescherming werd uitgebouwd.
(tenminste als we het gemiddeld bnp per inwoner als graadmeter nemen). Maar achter die façade van afnemende ongelijkheid tussen de ‘gemiddelde inwoners’ van alle landen schuilt een toenemende ongelijkheid binnen zowat elk land van de wereld. De verklaring is eenvoudig: de armere landen gaan de concurrentie aan met de rijkere landen door zo goedkoop mogelijke productievoorwaarden aan te bieden, en wanneer de economie aantrekt groeit de sociale bescherming niet (of niet even snel) mee. De rijkere landen zijn er lang in geslaagd om te compenseren door een steeds toenemende productiviteit - via steeds hoger en beter opgeleide werknemers - na te streven, maar beginnen nu ook door de knieën te gaan. Achter een ogenschijnlijk neutraal begrip als ‘loonkostenhandicap’ schuilt een voornemen om de loonkost te doen afnemen (of trager te doen groeien dan elders) en dat heeft onvermijdelijk
sampol 2015/8|16
SAMPOL_oktober_2015.indd 16
8/10/2015 8:38:17
Gorik Ooms
gevolgen voor de sociale bescherming. In een mondiale vrije markt zijn bindende afspraken tussen landen nodig over sociale bescherming. Op het eerste gezicht botst dat met het principe van de soevereine staat en het streven naar democratische besluitvorming, volgens dewelke elk land zelf moet kunnen beslissen hoe sterk of hoe zwak sociale bescherming zou moeten zijn. Fundamenteel is het echter niet anders dan afspreken dat er geen loodhoudende verf in kinderspeelgoed mag zitten: elk land kan dat soeverein naast zich neerleggen, maar moet dan aanvaarden dat andere landen geen speelgoed van dat land meer willen invoeren. Wat heeft dat allemaal te maken met ‘een systeem van internationale financiering voor sociale bescherming’? In de huidige situatie, met nog steeds bijzonder grote ongelijkheid tussen landen, is het niet vanzelfsprekend dat bijvoorbeeld de Europese Unie van India eist dat de sociale bescherming daar substantieel moet toenemen, als voorwaarde in een toekomstig vrijhandelsverdrag. De overheid van India zal opwerpen dat het Europa enkel te doen is om het beschermen van haar concurrentiepositie, niet om de sociale bescherming van inwoners
Mondiale vrije markt vraagt een mondiaal sociaal beleid
van India. Faire internationale afspraken over sociale bescherming vereisen dat de achterliggende principes ook internationaal worden toegepast: dat de inwoners van Europa en India ook solidair zijn met elkaar. MONDIAAL MAATSCHAPPELIJK DEBAT De idee roept meer vragen op dan momenteel beantwoord kunnen worden. Moeten er tussen nationale systemen en een mondiaal systeem ook regionale systemen komen? Streven we naar een enkel mondiaal systeem, of naar verschillende systemen: één voor gezondheid, één voor onderwijs, één voor pensioenen, enzovoort? Hoe ver gaan we in het koppelen van verschillende mensenrechten: verliest een land waar mensenrechtenactivisten (mond)dood worden gemaakt ook het recht op steun uit een mondiaal systeem voor sociale zekerheid? En vooral: wie gaat dit soort beslissingen nemen? Antwoorden op die vragen zullen echter pas worden gevonden wanneer voldoende mensen beseffen dat een mondiale vrije markt een mondiaal sociaal beleid vraagt. Deze campagne-eis wordt hopelijk het startpunt van een mondiaal maatschappelijk debat.
Gorik Ooms Algemeen directeur van Protection International
sampol 2015/8|17
SAMPOL_oktober_2015.indd 17
8/10/2015 8:38:17
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Hoe fiscale ruimte creëren? Isabel Ortiz, Matthew Cummins en Kalaivani Karunanethy
Er wordt vaak gezegd dat sociale bescherming onbetaalbaar is, of dat de overheidsuitgaven onvermijdelijk moeten dalen in aanpassingsperiodes. Toch zijn er alternatieven, zelfs in de armste landen. In deze bijdrage1 schetsen we een waaier aan mogelijkheden om de begrotingsruimte te verbreden en middelen te zoeken voor sociale investeringen.
Al de financiële mogelijkheden die in deze bijdrage de revue passeren, worden ondersteund door verklaringen van de Verenigde Naties en van internationale financiële instellingen. Regeringen, over de hele wereld, passen ze al decennialang toe. Costa Rica en Thailand hebben militaire uitgaven verminderd en het geld gebruikt voor universele gezondheidszorg. Egypte heeft een ‘Economische Rechtvaardigheidsinstantie’ in het Ministerie van Financiën. In veel landen worden belastingen opgetrokken om sociale investeringen te doen. Brazilië heeft een financiële transactietaks gebruikt om de sociale bescherming uit te breiden. Bolivia, Mongolië en Zambia financieren hun universele pensioenen, kindertoeslagen en andere programma’s met belastingen op mijnbouw en gasontginning. In meer dan zestig landen werd
met succes onderhandeld over de schuldenlast, en meer dan twintig landen hebben een deel van de schuldenlast afgewezen, zoals Ecuador, Irak en IJsland. Het uitgespaarde geld wordt gebruikt voor sociale programma’s. In veel landen worden begrotingstekorten gemaakt (‘deficit spending’) om het sociaaleconomisch herstel op te trekken. Elk land is uniek. Alle mogelijkheden moeten zorgvuldig worden onderzocht en in een nationale sociale dialoog besproken. Vandaag, in tijden van broos mondiaal herstel, begrotingsconsolidering en trage groei, is de noodzaak om begrotingsruimte te creëren bijzonder groot. Deze bijdrage is daartoe een inleiding en geenszins volledig.
sampol 2015/8|18
SAMPOL_oktober_2015.indd 18
8/10/2015 8:38:17
Isabel Ortiz, Matthew Cummins en Kalaivani Karunanethy
8 MANIEREN OM BEGROTINGSRUIMTE TE CREËREN VOOR SOCIALE BESCHERMING 1. De meest orthodoxe mogelijkheid: het herschikken van de overheidsuitgaven Zowel binnen als buiten de regeringen zullen belangengroepen altijd met elkaar in concurrentie zijn om het beleid te beïnvloeden en begrotingsmiddelen te krijgen. Het debat wordt vaak gemanipuleerd door gevestigde belangen en/of ideologische affiniteiten. Zo wordt soms gezegd dat sociale uitgaven voor onbeheersbare tekorten zorgen, terwijl bijvoorbeeld militaire en andere niet-productieve uitgaven buiten schot blijven. Corruptiebestrijding kan een belangrijke bron van begrotingsruimte zijn voor sociaaleconomische ontwikkeling. Ze wordt geraamd op meer dan 5% van het mondiale ‘bruto nationaal product’. In de Afrikaanse Unie wordt het bedrag op 25% van het bbp van Afrikaanse staten geraamd, wat betekent dat jaarlijks 148 miljard dollar verloren gaat aan corruptie. Zelfs in de Verenigde Staten denkt men dat 5 tot 10% van de jaarbegroting voor Medicare en Medicaid verloren gaat aan corruptie. Het is een goed startpunt om uit te gaan van nieuwe prioriteiten voor de overheidssector om op die manier de begrotingsruimte uit te breiden. Er is wel tijd voor nodig. Onmiddellijke resultaten zullen er waarschijnlijk niet uit voortvloeien. 2. Het optrekken van de belastingsinkomsten Door belastingstarieven aan te passen - bijvoorbeeld voor verbruik, vennootschapsbelasting, financiële activiteiten, personenbelasting, eigendom, in- of uitvoer, ontginning van natuurlijke hulpbronnen, enzovoort - of
Hoe fiscale ruimte creëren?
de belastinginvordering efficiënter te maken, kan veel worden bereikt. In het algemeen wordt de begrotingspositie van een land er door versterkt. Nieuwe belastingen kunnen potentieel ook ten dienste staan van meer rechtvaardigheid, vooral als de ongelijkheid groot is. Met het verhogen van de belastingstarieven kan iets gedaan worden voor arme en kwetsbare gezinnen, kunnen armoede en ongelijkheid verminderen en kan er op termijn inclusieve groei tot stand komen. Het is in de jongste geschiedenis echter niet zo vaak gebeurd dat de progressieve belastingen werden opgetrokken voor de rijkste gezinnen om op die manier sociale investeringen in het voordeel van de armen te kunnen doen. Dit komt hoofdzakelijk door de liberaliseringsgolf en het dereguleringsbeleid dat sinds het begin van de jaren 1990 in de meeste economieën wordt toegepast. Maar gelet op de noodzakelijke rechtvaardige ontwikkeling - en de daarbij horende begrotingsmiddelen - zijn veel regeringen nu bezig met het optrekken van hun belastingsinkomsten. Er zijn grosso modo zes belastingcategorieën die in aanmerking komen voor hogere inkomsten: verbruiks- en omzetbelasting, inkomensbelasting, vennootschapsbelasting, natuurlijke hulpbronnen, import- en exporttarieven, en andere meer innovatieve benaderingen. Veel ontwikkelingslanden hebben de afgelopen jaren hun inkomsten- en vennootschapsbelasting verminderd. Met de toenemende ongelijkheid wordt het stilaan dringend om meer progressieve belastingen in te voeren. Om sociale bescherming te financieren kunnen transacties in de financiële sector worden belast. Dat is vrij makkelijk in te voeren en te controleren, aangezien er met bankinstellingen wordt gewerkt die onder toezicht staan. Iedereen kan er onder vallen, het is een instrument voor fiscale controle en het is zeer progressief. Brazilië koos voor deze oplossing van 1997 tot sampol 2015/8|19
SAMPOL_oktober_2015.indd 19
8/10/2015 8:38:17
Isabel Ortiz, Matthew Cummins en Kalaivani Karunanethy
2007. Dat mechanisme werd ‘sociale bijdrage’ genoemd. Landen zoals Botswana (diamant), Brazilië (aardolie), Indonesië (aardolie en gas) en Maleisië (bosbouw) houden controle over hun natuurlijke hulpbronnen door middel van overheidsbedrijven. Bolivia heeft een nieuwe regulering voor de verdeling van de opbrengsten van koolwaterstoffen ingevoerd, zodat de regering een sociaal programma als ‘Renta dignidad’ (‘waardigheidsinkomen’) kan aanhouden - een basispensioen voor alle mensen van ouder dan 60, zonder bijdragen. 3. Meer bijdragen door meer mensen sociale zekerheid te geven In de bestaande sociale zekerheidssystemen kunnen er meer middelen gevonden worden door er meer mensen toegang toe te geven. Op
Hoe fiscale ruimte creëren?
is Uruguay. ‘Monotax’ is een vereenvoudigd belastingsysteem voor kleine bedrijfjes. De micro-bedrijven die zich aansluiten krijgen automatisch toegang tot uitkeringen van het op bijdragen berust systeem voor sociale zekerheid. Het is een goed instrument om de informele sector en kleine bedrijfjes te formaliseren. 4. Lobbyen voor hulp en transfers Dit betekent dat men met verschillende donoren of met internationale organisaties gaat praten om meer Noord-Zuid of Zuid-Zuid transfers te krijgen. In principe is de officiële ontwikkelingshulp de eerste keuze voor het uitbreiden van de begrotingsruimte, hoewel er heel wat onzekerheid bestaat over de toekomst ervan. De huidige hulpstromen blijven ver onder de beloofde 0,7% van het bbp. Donorlanden gaan vaak op zoek
In de bestaande sociale zekerheidssystemen kunnen er meer middelen gevonden worden door er meer mensen toegang toe te geven. Op die manier komt begrotingsruimte vrij voor andere sociale uitgaven. Door mensen met een baan ook bijdragen te laten betalen, en toegang tot de sociale zekerheid te geven, kan de informele economie geformaliseerd worden. die manier komt begrotingsruimte vrij voor andere sociale uitgaven. Door mensen met een baan ook bijdragen te laten betalen, en toegang tot de sociale zekerheid te geven, kan de informele economie geformaliseerd worden. Sociale bijdragen voor de financiering van de sociale zekerheid is een erg betrouwbaar en voorspelbaar systeem. Het maakt meer middelen vrij op de begroting, zeker in landen met lage inkomsten uit belastingen. Een goed voorbeeld van hoe bijdragen uit de informele sector kunnen worden gestimuleerd,
naar hun geliefkoosde ontwikkelingslanden. Er zijn veertien ‘donor darlings’ die meer dan 30% van alle officiële hulpstromen ontvangen, terwijl de armste landen zo goed als buiten de hulpstromen worden gehouden. Bovendien komt slechts de helft van de traditionele hulp ook echt in de ontwikkelingslanden terecht. De Zuid-Zuid transfers winnen aan belang, meestal als bilaterale hulp. De data over deze transfers lopen uiteen en zijn onbetrouwbaar. Ze worden op 8,5% geraamd van alle mondiale ontwikkelingssamenwerking. De landen
sampol 2015/8|20
SAMPOL_oktober_2015.indd 20
8/10/2015 8:38:17
Isabel Ortiz, Matthew Cummins en Kalaivani Karunanethy
die hier moeten worden vermeld, zijn China, Brazilië en Venezuela. 5. Het uitschakelen van onwettige financiële stromen Gelet op de gigantische bedragen die jaarlijks onwettig de ontwikkelingslanden verlaten, moeten de beleidsmakers zich buigen over het witwassen van geld, omkoperij, belastingontwijking, transferprijzen en andere financiële misdrijven die veel geld kosten aan de regeringen. Het zijn middelen die beter kunnen worden ingezet voor sociale en economische ontwikkeling. Volgens de Verenigde Naties bedroegen in 2014 de geldstromen uit de ontwikkelingslanden 970 miljard dollar. Het grootste deel gaat naar de Verenigde Staten, dat instaat voor twee derden van het mondiale spaargeld. Arme landen dragen dus middelen over naar rijke landen. Naast de legale geldstromen zijn er de onwettige transfers, meestal door goederen tegen een foute prijs te factureren. Dit bedrag wordt voor 2012 op 1.000 miljard dollar geraamd. De gemiddelde jaarlijkse uitstroom van onwettig kapitaal wordt op meer dan 10% geschat in dertig ontwikkelingslanden. Dat is een werkelijk verbijsterend bedrag, zeker als we het vergelijken met de uitgaven voor gezondheidszorg. In 2012 was het bedrag van de onwettige uitstroom bijna tien keer zo hoog als de totale ontwikkelingshulp die arme landen kregen. 6. Gebruik maken van de buitenlandse muntreserves bij de centrale bank en de overheid Hiermee wordt bedoeld dat begrotingsbesparingen en andere overheidsinkomsten die in speciale fondsen zitten, zoals soevereine vermogensfondsen, effectief gebruikt worden. Ook buitenlandse muntreserves bij de centrale bank
Hoe fiscale ruimte creëren?
kunnen worden gebruikt voor binnenlandse of regionale ontwikkeling. Er zijn 29 landen die goed voorzien zijn van middelen in soevereine vermogensfondsen, zoals China en Rusland. Er staan ook drie minst ontwikkelde landen op de lijst: Kiribati, Mauritanië en Oost-Timor. Veel ontwikkelingslanden hebben het afgelopen decennium enorme muntreserves opgeslagen bij hun centrale bank. De buitenlandse muntreserves zijn over de hele wereld tussen 2000 en 2013 verzesvoudigd. De meeste landen investeren hun reserves in schatkistcertificaten van de Verenigde Staten, terwijl dat geld zou kunnen worden gebruikt voor sociale en economische ontwikkeling. 7. Lenen of de bestaande schuldenlast herschikken Leningen met een verlaagde intrestvoet zijn veruit te verkiezen wanneer de schuldenlast als een strategische optie wordt gezien om sociale en economische bestedingen te kunnen doen. De internationale ontwikkelingsassociatie (IDA) van de Wereldbank leent renteloos aan de armste landen of geeft extra lange gratieperiodes van 35 tot 40 jaar voor de terugbetaling. Ook regionale ontwikkelingsbanken of speciale fondsen (zoals het OPEC fonds voor internationale ontwikkeling) kennen soms lage intrestvoeten toe. De duurzaamheid van de schuldenlast moet uiteraard worden bekeken. Voor het IMF ligt de drempel op 40% voor de langetermijnschuld t.a.v. het bbp. Meer mogen de ontwikkelingslanden niet lenen als ze hun macro-economische stabiliteit en de fiscale duurzaamheid van hun leningen willen behouden. In de praktijk zijn er vijf mechanismen die landen kunnen gebruiken om hun schuldenlast te herstructureren: heronderhandelen, een sampol 2015/8|21
SAMPOL_oktober_2015.indd 21
8/10/2015 8:38:17
Isabel Ortiz, Matthew Cummins en Kalaivani Karunanethy
vermindering van de schuldenlast, swaps of omzettingen, het afwijzen van de schuldenlast en ‘defaulting’ (niet betalen). Hoeft het gezegd dat deze mechanismen niet voor de hand liggen? 8. Een soepeler macro-economisch kader Dit kan betekenen dat het begrotingstekort groter wordt en dat er meer inflatie is, zonder de macro-economische stabiliteit in gevaar te brengen. De orthodoxe macro-economische benadering wordt in twijfel getrokken, zelfs door het vele werk van de Verenigde Naties, sinds de jaren 1990, om menselijke ontwikkeling en mensenrechten te bevorderen. Met een soepeler begrotingsbeleid kan meer ruimte worden gecreëerd voor ander beleid. Sommige landen zouden meteen veel meer geld hebben voor gezondheidszorg. In landen zoals Eritrea, Guinea en Zuid-Soedan, zou 2% meer begrotingsruimte leiden tot 6% meer uitgaven in de gezondheidszorg. Een tweede mogelijkheid is een soepeler monetair beleid. Een expansief monetair beleid wordt
Hoe fiscale ruimte creëren?
in verband gebracht met de mate waarin lonen en inkomens automatisch worden aangepast aan prijsveranderingen. De inflatiedrempels zijn het gevolg van een politieke keuze, gebaseerd op bijzondere omstandigheden in verschillende landen. De bedoeling is dat met het monetair beleid werkgelegenheid wordt gecreëerd. Maar in veel gevallen kan er worden gezorgd voor meer sociale en economische investeringen. De meeste landen werken met een mix van diverse maatregelen om hun begrotingsruimte te verbreden. Een nationale sociale dialoog is de beste oplossing om tot optimale macroeconomische en begrotingsoplossingen te komen, en om te zorgen voor werkgelegenheid, inkomenszekerheid en mensenrechten. Een nationale tripartiete dialoog (met regeringen, werkgevers en werknemers), samen met het maatschappelijk middenveld, academici, VNagentschappen en anderen, is van fundamenteel belang om de bereidheid te creëren meer begrotingsruimte te zoeken en te kiezen voor een optimale mix van beleid voor inclusieve groei en sociale rechtvaardigheid.
Isabel Ortiz, Matthew Cummins, Kalaivani Karunanethy Resp. directeur en medewerkers departement ‘Sociale bescherming’, Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) in Genève Voor cijfers en gedetailleerde berekeningen van wat dit alles betekent, zie: http://www.ilo.org/secsoc/information-resources/publications-and-tools/Workingpapers/ WCMS_383871/lang--en/index.htm
Noot 1/ Deze bijdrage is een ingekorte versie van: Isabel Ortiz, Matthew
Cummins, Kalaivani Karunanethy, Fiscal Space for Social Protection. Options to Expand
Social Investments in 187 Countries – ESS Working Paper nr 48, ILO, Geneva.
sampol 2015/8|22
SAMPOL_oktober_2015.indd 22
8/10/2015 8:38:17
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Hoe arbeidsrechten afdwingen? Koen Vanbrabandt
Sociale bescherming is een centraal thema voor vakbonden. Zowel het Internationaal Vakverbond (IVV), de Global Union Federations (GUF’s - de Europese en mondiale sectorale vakbondsfederaties), als de lokale vakbonden plaatsen dit thema bovenaan de agenda. Samen organiseren en verdedigen ze 2,9 miljard werknemers wereldwijd. Slechts 60% van die werknemers werkt in de formele economie. Dat betekent dat meer dan 1 miljard werknemers in de informele sector werken waar toegang tot basisrechten, een gegarandeerd minimumloon en sociale bescherming onbestaande zijn. Informeel werk moet daarom zoveel mogelijk geformaliseerd worden. Collectieve onderhandelingen zijn een cruciaal element in het afdwingen van arbeidsrechten.
GEEN NIEUW THEMA Artikel 23 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stelt: ‘Eenieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.’ Conventie 102 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) uit 1952 legt een aantal
minimumnormen vast: medische zorgen, ziekte-uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, uitkeringen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziektes, familiale uitkeringen, moederschapsuitkeringen en uitkeringen voor nabestaanden. Sociale bescherming berust volgens de IAO op twee mechanismes: een verzekeringsmechanisme en een bijstandsmechanisme. Het verzekeringsmechanisme voorziet in een bijdrage van de rechthebbende waarvoor die in ruil een uitkering ontvangt. Het bijstandsmechanisme voorziet in een uitkering sampol 2015/8|23
SAMPOL_oktober_2015.indd 23
8/10/2015 8:38:17
Koen Vanbrabandt
Hoe arbeidsrechten afdwingen?
zonder directe financiële bijdrage van de rechthebbende. Het samenspel tussen de twee toont dat het sociale zekerheidsprincipe gebaseerd is op solidariteit tussen ouderen en jongeren, werkenden en werklozen, zieken en gezonden. Bescherming tegen arbeidsongevallen en pensioenen wordt meestal eerst ingevoerd, terwijl werkloosheidsuitkeringen en maatregelen ter ondersteuning van gezinnen en kinderen het minste aandacht krijgen. Wereldwijd ontvangt slechts 12% van de werklozen een werkloosheidsvergoeding. De regionale verschillen zijn enorm: van 64% in West-Europa tot een schamele 7% in Azië en de Pacific, 5% in LatijnsAmerika en de Caraïben en minder dan 3% in Afrika en het Midden-Oosten. (ITUC, World Social Protection Report 2014/2015, June 2014; Executive Summary) Maar sociale bescherming krijgt wel steeds meer de broodnodige internationale aandacht. In 2012 keurde de IAO Aanbeveling 202 goed met betrekking tot sociale bescherming. En op de 104 de IAO-Conferentie in juni 2015 werd uitgebreid ingegaan op de vraag of er een nieuwe IAO-norm mogelijk is voor de non-standard forms of employment of precair werk (korte contracten, tijdelijk werk, onderaanneming en outsourcing, flexibele uurcontracten, enzovoort). Werknemers met een precair statuut hebben lagere lonen, minder toegang tot vorming en opleiding, en genieten minder van sociale bescherming. Ze hebben weinig mogelijkheden om door te groeien en zijn, omwille van hun statuut, minder vertegenwoordigd door vakbonden. Vaak is precair werk net een manier om collectieve onderhandelingen en vakbondslidmaatschap te ondermijnen. In bepaalde landen worden jobs in onderaanneming wettelijk zo geregeld dat lid worden van de vakbond onmogelijk wordt.
Een dergelijke driehoekwerkrelatie vormt een ernstig obstakel voor collectieve onderhandelingen: het bedrijf waar de werknemer werkt bepaalt de loon-en arbeidsvoorwaarden maar de onderaannemer of het intermediërend kantoor is de officiële werkgever en heeft geen controle over het werk. STERKE VAKBONDEN NODIG Voor vakbonden zijn de IAO-Conventies, de VN-principes inzake Ondernemingen en Mensenrechten en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen belangrijke instrumenten. Probleem is echter dat deze principes nog te vaak onderbenut, te vrijblijvend en te vrijwillig zijn voor bedrijven en op het terrein weinig afdwingbaar als het gaat over respect voor de mensenrechten. Implementatie, afdwingbaarheid en controle zijn essentieel. En daarvoor zijn sterke vakbonden nodig. Het Internationaal Vakverbond (IVV) publiceerde op basis van erkende indicatoren in haar Global Rights Index 2015 een rangschikking van 141 landen waar werknemersrechten het best beschermd zijn, op wettelijke basis en in de praktijk. China, Colombia, Egypte, Guatemala, Pakistan, Qatar, Saoedi-Arabië, Swaziland, Verenigde Arabische Emiraten en Wit-Rusland zijn de 10 slechtste landen voor werknemers. Europa doet het als continent het best maar gaat erop achteruit. Onder druk van de besparingspolitiek worden arbeidsrelaties systematisch ondermijnd. Werkgevers en overheden gebruiken de economische crisis om sociale rechten en bescherming aan te vallen onder het mom van fiscale verantwoordelijkheid. In Griekenland en Roemenië zijn de systemen van collectieve onderhandelingen volledig ontmanteld. Sectoraal of nationaal overleg wordt vervangen door onderhandelingen op bedrijfsniveau.
sampol 2015/8|24
SAMPOL_oktober_2015.indd 24
8/10/2015 8:38:18
Koen Vanbrabandt
De globale economie slaagt er onvoldoende in om jobzekerheid, leefbare werkomstandigheden en een eerlijk loon te garanderen. Het loonaandeel in de wereldeconomie daalt terwijl het aandeel kapitaal stijgt. Het gebrek aan sociale bescherming laat sporen na bij een hele generatie werknemers, zeker in tijden van crisis. Mondiale vakbondsfederaties (Global Union Federations, GUF’s) nemen een belangrijke rol op in het verdedigen en afdwingen van arbeidsrechten wereldwijd. IndustriALL Global Union of de Building and Woodworkers International (BWI) groeperen sectorale vakbonden wereldwijd. Zo’n 600 vakbonden uit 140 landen zijn aangesloten bij IndustriALL Global Union. Die vertegenwoordigt 50 miljoen leden werkzaam in industriële sectoren zoals chemie, energie, metaal, papierindustrie, textiel en mijnen. BWI doet hetzelfde voor 326 vakbonden uit 130 landen en met 12 miljoen leden uit de bouw en aanverwante sectoren. Naast de mondiale federaties zijn er ook Europese sectorale federaties. De GUF’s werken uiteraard nauw samen met de IAO. Ze zien vaak toe op de implementatie en concretisering van de Conventies. Een van de middelen hiertoe is het afsluiten van globale raamakkoorden (Global Framework Agreements, GFA’s). Door het afsluiten van zo’n raamakkoord engageren multinationals zich om de IAO-basisconventies overal en in al hun vestigingen na te leven. Het is vergelijkbaar met een mondiale collectieve arbeidsovereenkomst. Voor vakbonden is het essentieel dat ook toeleveranciers en onderaannemers van de multinational onder dit akkoord vallen. Wereldwijd zijn er op dit moment ongeveer 100 GFA’s afgesloten. Het aantal multinationals is uiteraard vele malen hoger. Dat betekent dat veel multinationale ondernemingen (nog)
Hoe arbeidsrechten afdwingen?
niet bereid zijn om een akkoord te sluiten over erkende basisrechten. Dit hoeft ook niet te verwonderen gezien de helft van de werknemers wereldwijd wonen in landen die Conventie 87 betreffende de vakbondsvrijheid nog steeds niet geratificeerd hebben. Het gaat om onder andere Brazilië, China, India, Iran, Kenia, Marokko, Nieuw-Zeeland, Saoedi-Arabië, Thailand, Verenigde Staten en Vietnam. Bedrijven en overheden zijn dus beiden nalatig. Het is aan vakbonden, ngo’s en andere middenveldorganisaties om hiertegen te ageren. Als een overheid de mensenrechten niet respecteert mag dit geen vrijgeleide zijn voor de bedrijven om mensen- en werknemersrechten aan hun laars te lappen en vice versa. In de praktijk gebeurt het echter vaak dat bedrijven en overheden de verantwoordelijkheid naar elkaar doorschuiven. Respect voor mensenrechten en verantwoordelijkheid is geen voluntair concept of optioneel. Ook niet als er gewerkt wordt via onderaanneming of uitbesteding. Er moet meer proactief opgetreden worden. Niet enkel vermijden dat mensenrechten geschonden worden. Voor werknemers betekent dit dat geen enkel bedrijf maatregelen neemt om hen te ontraden om zich aan te sluiten bij een vakbond of om collectieve onderhandelingen te ontlopen. IndustriALL Global Union en UNI Global Union speelden een essentiële rol bij de totstandkoming en ondertekening van het Bangladesh Accord on Fire and Building Safety. Dat werd afgesloten op 25 mei 2013, kort na het instorten van het Rana Plaza complex in Bangladesh waarbij 1.138 werknemers het leven lieten. De Bengaalse overheid of de kledingbedrijven kenden de onveiligheid van de kledingfabrieken maar hadden niets gedaan. Het Bangladeshakkoord was het eerste wettelijk bindende akkoord met betrekking tot inspectie en verbetering van de sampol 2015/8|25
SAMPOL_oktober_2015.indd 25
8/10/2015 8:38:18
Koen Vanbrabandt
Hoe arbeidsrechten afdwingen?
veiligheidsomstandigheden van alle bedrijven die aan merken leveren aangesloten bij het Akkoord. Meer dan 200 merken ondertekenden ondertussen het akkoord. Het werk is zeker niet ten einde in Bangladesh. De uitdagingen blijven groot om minimumlonen en uitkeringen voor nabestaanden te garanderen. WELKE ANTWOORDEN? Als alternatief voor de contraproductieve mondiale besparingspolitiek pleitte het Wereldcongres van het Internationaal Vakverbond (IVV) in 2014 voor: - progressieve belastinghervormingen; - een einde stellen aan belastingparadijzen en ontduiking van de vennootschapsbelasting; - langetermijninvesteringen in infrastructuur en sociale bescherming; - financiële hervormingen, met inbegrip van een belasting op financiële transacties; - de strijd aangaan tegen zwartwerk en corruptie. Europese vakbonden ontwikkelen ondertussen andere actieplannen, onder andere tegen sociale dumping. Een van de voornaamste problemen met betrekking tot de sociale bescherming en de integratie van migrantenwerknemers houdt verband met de afdwinging van hun rechten. In deze context wordt de afwezigheid van doeltreffende arbeidsinspectiesystemen of passende mechanismen voor het afdwingen van hun rechten in verband gebracht met sociale
dumping en uitbuiting van werknemers. Dit probleem wordt steeds groter nu de budgetten voor de inspectiediensten in vele EU-lidstaten worden teruggeschroefd. Hoofdprioriteiten voor de Europese Federatie voor Bouw-en Houtarbeiders voor de komende jaren worden: de bescherming van het stakingsrecht en de vrijheid van vereniging, de veiligstelling van gelijke behandeling en nondiscriminatie, bestrijding van sociale fraude en uitbuiting van werknemers, bevordering van investeringen die kwalitatief goede banen creëren en bestrijding van deregulering op vlak van veiligheid en gezondheid op het werk en de rechten van de werknemers. Uit een grootschalige opiniepeiling van het Internationaal Vakverbond (IVV) blijkt dat de steun voor maatregelen tot sociale bescherming groot is en elk jaar groeit. Zo'n 87% van de ondervraagden is voor werkloosheidsuitkeringen. Steun voor zwangerschapsverlof krijgt de steun van 89%. Betaalbare toegang tot onderwijs en gezondheidszorg wordt door 95% gedragen. Het draagvlak is er, de wettelijke normen zijn er, de harde realiteit ook. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) luidt immers de alarmbel over de ongelijkheid. In de meeste landen bereikt de ongelijkheid onder de bevolking het hoogste niveau in dertig jaar. In de hele OESO verdient het rijkste 10% van de bevolking vandaag gemiddeld 9,6 keer zo veel als het armste 10%.
Koen Vanbrabandt Europese en Internationale Dienst, de Algemene Centrale-ABVV
sampol 2015/8|26
SAMPOL_oktober_2015.indd 26
8/10/2015 8:38:18
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Arm maakt ziek, ziek maakt arm Thomas Rousseau
Beste politieke leider van een land in Sub-Sahara-Afrika, in uw land leeft het overgrote deel van de burgers in extreme armoede, hebben velen geen toegang tot drinkbaar water en is de alfabetiseringsgraad niet bijster hoog. De uitdagingen zijn enorm. Ze bevinden zich op verschillende domeinen (zowel binnen als buiten de gezondheidszorg), maar de beschikbare middelen zijn uiteraard beperkt. U ziet de ernst in van de situatie en beslist in te zetten op armoedebestrijding. Uit literatuur en internationale ervaringen blijkt namelijk dat sociale ontwikkeling en economische ontwikkeling hand in hand gaan. Maar al snel begrijpt u dat er een sterke relatie bestaat tussen gezondheid en armoede: arm maakt ziek, ziek maakt arm. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, beste politieke leider van een land in Sub-Sahara-Afrika, is het cruciaal dat iedereen toegang krijgt tot essentiële en kwalitatieve gezondheidszorgen. Een loodzware opdracht.
De relatie tussen armoede en gezondheid is al langer bekend. Ze is zowel van toepassing in arme als in rijke landen. Overal ter wereld zien we dat hoe lager mensen zich op de sociale ladder bevinden, hoe meer kans ze hebben op gezondheidsproblemen. De leefomstandigheden, zoals huisvesting en werkomstandigheden, van lagere sociale klassen zijn beduidend minder goed, wat een negatieve invloed heeft op de gezondheid. Daarbovenop wordt vooral de
kwetsbare bevolking dikwijls geconfronteerd met gewapende conflicten, migraties, natuuren milieurampen, met zware gevolgen voor de gezondheid. Wenst u als politieke leider de gezondheid van uw bevolking te bevorderen, dan zullen de verschillende ministers in uw regering in de eerste plaats structurele en politieke maatregelen moeten doorvoeren om mensen te beschermen tegen sampol 2015/8|27
SAMPOL_oktober_2015.indd 27
8/10/2015 8:38:18
Thomas Rousseau
Arm maakt ziek, ziek maakt arm
de ziekmakende omgevingsfactoren, vanuit de optiek ‘beter voorkomen dan genezen’. Bovendien maken mensen in armoede vaak minder gebruik van de gezondheidszorg omwille van de financiële drempels. Medische zorgen worden voor zich uitgeschoven of zelfs uitgesteld. Voor zij die er wel gebruik van maken, kan dit catastrofale financiële gevolgen hebben. Dikwijls komen mensen in armoede terecht in een vicieuze cirkel: armoede maakt ziek en ziekte maakt arm. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken is het cruciaal dat iedereen toegang krijgt tot essentiële en kwalitatieve gezondheidszorgen. DE HAKBIJL VAN HET IMF EN DE WERELDBANK In het veld merkt u, als politieke leider, helaas heel wat problemen met betrekking tot de toegang tot beschikbare gezondheidszorg. Vooreerst is er een chronische onderfinanciering van uw gezondheidssector als een gevolg van de Structurele Aanpassingsprogramma’s die het IMF en de Wereldbank begin de jaren 1980 aan uw land hebben opgelegd. Uw voorgangers werden gedwongen de hakbijl te zetten in de uitgaven voor onderwijs, gezondheidszorg en andere publieke diensten. De gevolgen waren rampzalig. De publieke gezondheidsdiensten werden afgebouwd en de gezondheidszorg werd ontoegankelijk gemaakt voor grote delen van de bevolking. Er werd beslist om patiënten te laten meebetalen voor de geneesmiddelen door middel van eigen bijdragen (‘user fees’ in het Engels). In zowat alle landen ter wereld vormen eigen bijdragen een belangrijk middel om gezondheidszorgen te financieren. In België voorziet de verplichte ziekteverzekering in een financiële tegemoetkoming in de ziektekosten van de
verzekerden voor o.a. medische verstrekkingen, geneesmiddelen, ziekenhuisverblijf, enzovoort. Dit betekent evenwel niet dat onze gezondheidszorg gratis is. De verzekerde moet in veel gevallen remgeld of supplementen uit eigen zak betalen. Uit een onderzoek blijkt dat ongeveer één Belg op tien problemen kent inzake toegang tot de gezondheidszorg (Elchardus, 2014). Sommigen worden gedwongen een doktersbezoek of een medisch ingreep uit te stellen omdat zij de kosten niet kunnen dragen. Anderen moeten zoveel aan medisch zorgen uitgeven dat zij op het einde van de maand niet meer rondkomen en dus in armoede belanden. Mensen worden dus uitgesloten van essentiële zorg indien zij zelf moeten instaan voor het betalen van medische zorg op het moment dat ze die krijgen. STRUCTURELE SOLIDARITEIT ALS SLEUTEL In uw land, ten zuiden van de Sahara, wordt de overgrote meerderheid van de burgers geconfronteerd met hoge financiële drempels waardoor zij geen toegang hebben tot de gezondheidszorg. De eigen bijdragen bedragen meer dan de helft van de totale gezondheidsuitgaven. Dat is een pak meer dan in de Europese landen waar dit gemiddeld 10% bedraagt (FOD Sociale Zekerheid, 2015).1 Ook al zijn er enorme verschillen inzake de organisatie en financiering van de gezondheidszorgen, toch hebben al deze Europese landen gekozen voor financieringsmechanismen die steunen op solidariteit onder de bevolking. In België hebben beleidsmakers en sociale partners na de Tweede Wereldoorlog gekozen voor een verplichte ziekteverzekering. Aanvankelijk waren enkel werknemers beschermd, maar
sampol 2015/8|28
SAMPOL_oktober_2015.indd 28
8/10/2015 8:38:18
Thomas Rousseau
vanaf de jaren 1960 werd het systeem uitgebreid naar alle lagen van de bevolking.2 De lasten van deze verplichte ziekteverzekering, net als andere sectoren van de sociale zekerheid, worden enerzijds gedragen door de werkgevers en de actieve bevolking (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) en anderzijds door de overheid voor de mensen die niet in staat zijn om bij te dragen. Iedereen betaalt volgens financiële draagkracht en niet volgens ziekterisico. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, los van het feit of al dan niet een beroep wordt gedaan op medische zorgen. Deze billijke manier van financieren zorgt voor een herverdeling van middelen tussen gezonde en zieke mensen, tus-
Arm maakt ziek, ziek maakt arm
VOORWAARDEN VOOR UNIVERSELE DEKKING Bij het bereiken van een universele dekking zijn twee voorwaarden belangrijk: de verplichting om bij te dragen en, voor de personen die dat niet kunnen, de ondersteuning door de overheid. Vooreerst is een universele dekking enkel mogelijk wanneer het systeem van sociale zekerheid verplicht wordt gemaakt voor iedereen. Solidariteit op een vrijwillige basis blijkt niet te werken. Individuen in goede gezondheid zijn niet geneigd financieel bij te dragen tot een systeem van sociale bescherming, vanuit de
Een universele dekking is enkel mogelijk wanneer het systeem van sociale zekerheid verplicht wordt gemaakt voor iedereen. Solidariteit op een vrijwillige basis blijkt niet te werken. Individuen in goede gezondheid zijn niet geneigd financieel bij te dragen tot een systeem van sociale bescherming, vanuit de overtuiging dat zij hiervan amper gebruik zullen maken en zelf kunnen instaan voor de ziektekosten. sen rijke en arme mensen. Daarenboven biedt de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging extra financiële bescherming voor kwetsbare groepen door bijkomende maatregelen die de eigen bijdragen van deze groepen moeten beperken. 3 Als politieke leider vallen voor u enkele nuttige lessen te trekken uit de Belgische casus. Het bereiken van een universele dekking van gezondheidszorg is een progressief proces dat in verschillende fases tot stand komt. Sinds de eerste initiatieven vergde het in België meer dan een eeuw om tot een universele dekking te komen, zelfs met de omvangrijke beschikbare middelen. Tot op vandaag blijven we werken om de financiële toegankelijkheid te verbeteren.
overtuiging dat zij hiervan amper gebruik zullen maken en zelf kunnen instaan voor de ziektekosten. Daartegenover staat dat individuen in slechte gezondheid net wel het nut inzien om zich te beschermen. De voordelen zullen voor hen veel groter zijn dan de nadelen. De noodzakelijke herverdeling tussen mensen in goede gezondheid en mensen in slechte gezondheid kan dan niet plaatsvinden. Het systeem zal dus snel onder financiële druk komen te staan.4 Dit betekent evenwel niet dat een systeem niet van onderuit kan starten op basis van vrijwillige verzekeringen, zoals dit in België het geval was.5 Hoe dan ook, op lange termijn zal de overheid haar verantwoordelijkheid moeten opnemen om de ganse bevolking te beschermen tegen de kosten van ziekte. sampol 2015/8|29
SAMPOL_oktober_2015.indd 29
8/10/2015 8:38:18
Thomas Rousseau
Arm maakt ziek, ziek maakt arm
Een tweede noodzakelijke voorwaarde is een vorm van subsidiering door de overheid. Ook met een verplicht systeem van sociale bescherming zijn er in alle landen individuen die niet in staat zijn om bij te dragen aan de bescherming. De overheid zal dus moeten instaan voor het betalen van de bijdragen van deze mensen. LOODZWARE OPDRACHT Beste, hopelijk is het voor u en alle andere politieke leiders in de wereld duidelijk dat indien u het beste voorhebt met uw volledige bevolking, de overheid onvermijdelijk een actieve rol te spelen heeft in het bereiken van een universele dekking van gezondheidszorg. Dit betekent evenwel niet dat dit enkel de verantwoordelijkheid zou zijn van de overheid of een puur technische aangelegenheid is die kan worden opgelegd door de overheid via wetten en het zorgen voor de nodige financiering. Landen die willen evolueren richting universele dekking inzake gezondheid moeten op zoek gaan naar lokale oplossingen. En die zullen zowel technisch als politiek van aard zijn. De bevolking en alle mogelijke partners moeten hierbij actief betrokken worden. Wees ook bewust van het feit dat universele dekking van gezondheidzorg slechts één onderdeel uitmaakt van het volledige verhaal. Naast de noodzakelijke structurele hervormingen buiten de gezondheidszorg, zal ook een versterking van het gezondheidszorgsysteem zelf nodig zijn. Een universele toegang tot gezondheidszorg heeft
weinig zin als deze van slechte kwaliteit is, als de zorgverleners niet aanwezig of ongemotiveerd zijn, als de nodige geneesmiddelen ontbreken, als de ziekenhuizen geografisch moeilijk bereikbaar zijn, enzovoort. U, en niet de talloze donororganisaties en -landen, zal een allesomvattende politiek moeten uitdokteren met investeringen op lange termijn in verschillende sectoren. Wees dus kritisch tegenover selectieve gezondheidszorgprogramma’s. Nodig is een versterking van het volledige gezondheidszorgsysteem. Het zal een loodzware opdracht voor u worden want 90% van de bevolking van uw land geniet een beperkte of helemaal geen enkele bescherming. Daarenboven wordt u geconfronteerd met een grote informele sector waar de overheid weinig grip op heeft, een arme bevolking die niet in staat is om bij te dragen tot een systeem van sociale bescherming, een chronisch gebrek aan gezondheidspersoneel en geneesmiddelen, een gebrek aan competente administraties, enzovoort. U zal het echter niet alleen redden om een nationale en structurele solidariteit voor de gezondheidszorg tot stand te brengen. U zal nood hebben, minstens voor een paar decennia, aan permanente internationale solidariteit. Maar ondanks deze loodzware opdracht zal u, politieke leider, uw verantwoordelijkheid moeten opnemen en daarbij steeds rechtvaardige keuzes maken in het belang van de ganse bevolking. Uw bevolking heeft hier recht op.
Thomas Rousseau Projectmedewerker RIZIV-dienst COOPAMI
sampol 2015/8|30
SAMPOL_oktober_2015.indd 30
8/10/2015 8:38:18
Thomas Rousseau
Noten 1/ In België schommelen de eigen uitgaven van de patiënten rond de 20% van de totale gezondheidsuitgaven. 2/ Het zal tot 1 januari 2008 duren vooraleer de zelfstandigen dezelfde volledige bescherming krijgen als de rest van de inwoners. 3/ Personen met een laag inkomen hebben bijvoorbeeld recht op een verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering waardoor minder remgeld moet
worden betaald bij een bezoek aan de huisarts of bij opname in het ziekenhuis. 4/ De risicospreiding bij elke verzekering is enkel effectief met een grote groep van mensen, met zowel goede (lage) risico’s als slechte (hoge) risico’s. Bij (te) veel schade-uitkeringen aan de slechte risico’s is een premiestijging onvermijdelijk om het systeem financieel overeind te houden. 5/ Arbeiders ondernamen kleine plaatselijke initiatieven om samen te sparen, en elkaar ‘onderlinge
Arm maakt ziek, ziek maakt arm
bijstand’ te bieden in geval van ziekte, overlijden of werkloosheid. Dat zijn de kiemen van wat later de mutualiteiten, de coöperatieven en de vakbonden zouden worden. Bronnen - Elchardus, M. (2014), Uw gezondheidszorg, Uw mening telt!, Bevolkingsenquête, VUB. - FOD Sociale Zekerheid (2015), The evolution of the social situation and social protection in Belgium.
sampol 2015/8|31
SAMPOL_oktober_2015.indd 31
8/10/2015 8:38:18
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Reproductieve rechten alleen zijn niet genoeg Dirk Van Braeckel en Marleen Temmerman
Sociale bescherming wordt doorgaans geassocieerd met goede en voor iedereen toegankelijke systemen van sociale zekerheid. Die moeten mensen in staat stellen moeilijke periodes tijdens hun leven door te komen. Nuttig en nodig, zeer zeker, maar laat ons niet vergeten dat een aantal van die moeilijke periodes ook perfect voorkomen kunnen worden, bijvoorbeeld door seksuele en reproductieve rechten te garanderen en vrouwen zelf te laten beslissen over hun voortplanting. Dit draagt bij tot hun gezondheid, opleidings- en tewerkstellingskansen en autonomie. Het organiseren van sociale bescherming wordt daarmee een stuk gemakkelijker. Seksuele en reproductieve rechten zijn er nog niet overal en niet voor iedereen, maar ook waar ze wel bestaan is dat op zich nog niet voldoende om vrouwen ook in de praktijk een volledig zelfbeschikkingsrecht te garanderen. ‘The next frontier’ is de verandering in de geesten, en net dat is moeilijk te sturen.
SOCIALE BESCHERMING: MEER DAN UITKERINGEN Ziekte, werkonbekwaamheid, werkloosheid: niemand zit erop te wachten, maar het kan iedereen overkomen en dan is het goed dat er sociale zekerheid is. Sociale bescherming is echter meer dan dat. Ze moet mensen in staat stellen om deze situaties in zoverre mogelijk te voorkomen, en om - als men er onverhoopt toch
slachtoffer van wordt - ze zo weinig mogelijk het welzijn te laten aantasten en de toekomst te laten hypothekeren. Zaken die daarbij helpen zijn onder meer het aanleren van de nodige kennis en vaardigheden om voor zichzelf te zorgen - van hygiëne over gezonde voeding tot preventie van o.a. roken en druggebruik - en het verschaffen van de nodige rechten en autonomie om weloverwogen keuzes te maken in het leven.
sampol 2015/8|32
SAMPOL_oktober_2015.indd 32
8/10/2015 8:38:18
Dirk Van Braeckel en Marleen Temmerman
Met betrekking tot dit laatste punt laat de toestand van veel vrouwen nog altijd veel te wensen over. Voor wie niet zelf kan beslissen of, wanneer en met wie ze kinderen krijgt is het uitbouwen van een carrière, het deelnemen aan de arbeidsmarkt en het beschermen van de eigen gezondheid en welzijn onbegonnen werk. Sociale bescherming in de vorm van sociale zekerheid is dan een magere troost. GEBREK AAN REPRODUCTIEVE RECHTEN MAAKT VROUWEN KWETSBAAR Seksuele en reproductieve rechten zijn fundamenteel voor het welzijn van individuen, koppels en gezinnen. Voor vrouwen zijn ze een noodzakelijke voorwaarde voor zelfbeschikking en zelfontplooiing en voor volwaardige deelname aan de sociale en economische ontwikkeling van hun gemeenschap. Er zijn al heel wat wetten uitgevaardigd en programma’s gelanceerd om de seksuele en reproductieve rechten te versterken en te bewaken, maar in bepaalde landen en op bepaalde aspecten is de toestand nog steeds verre van goed. Voorbeelden van thema’s die nog heel wat aandacht nodig hebben: toegang tot contraceptie, dienstverlening voor adolescenten en jongeren, preventie van onveilige abortus en opvang van de gevolgen ervan, geweld tegen vrouwen en meisjes, vroegtijdige en gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen. In de minst ontwikkelde landen gebruiken zes van de tien vrouwen die geen kind willen in de nabije toekomst geen enkele vorm van contraceptie. Het ontzeggen van contraceptie aan de 222 miljoen vrouwen die momenteel geen toegang hebben tot moderne voorbehoedsmiddelen is een ernstige aantasting van hun recht om zelf te beslissen over hun eigen leven en toekomst,
Reproductieve rechten alleen zijn niet genoeg
en houdt ook een aanzienlijk gezondheidsrisico in. Ongeplande zwangerschappen resulteren wereldwijd in naar schatting 42 miljoen abortussen en meer dan 100.000 overlijdens van moeders per jaar. De meerderheid daarvan is te wijten aan onveilig uitgevoerde abortussen. Naast de gezondheidsrisico’s heeft een slecht getimede zwangerschap dikwijls ook verstrekkende gevolgen voor de sociaaleconomische situatie van de moeder en voor de levenskwaliteit binnen het koppel of het gezin. De meest kwetsbare groep in dit verband zijn jongeren. Tienerzwangerschappen hebben vaak tot gevolg dat de moeder noodgedwongen stopt met naar school gaan, laaggeschoold blijft en gedurende de rest van haar leven inboet aan inkomen, carrièremogelijkheden, autonomie, zelfontplooiing en status. Zwangerschap is op wereldschaal de meest voorkomende reden waarom meisjes vroegtijdig het middelbaar onderwijs verlaten. Als de huidige trends in kindhuwelijken doorgaan, dan zullen er 14,2 miljoen meisjes per jaar voor hun 18de trouwen. Dat zijn er 39.000 per dag. Meer dan een derde daarvan is jonger dan 15 jaar. Kindhuwelijken worden in toenemende mate aanzien als een inbreuk op de mensenrechten. Ze beroven meisjes van hun recht op onderwijs, op gezondheid en op langetermijnwelzijn. Kindhuwelijken brengen een verhoogd risico op vroegtijdige zwangerschap met zich mee, wat op zijn beurt weer een risicofactor is voor complicaties tijdens de zwangerschap of de bevalling. Deze complicaties zijn de voornaamste doodsoorzaak van vrouwen in de leeftijdsgroep van 15 tot 19 jaar. Jaarlijks worden 180.000 vrouwen het slachtoffer van seksuele verminking. Naast de pijn die hiermee gepaard gaat, is er ook een groot risico op infecties en verwondingen, en zijn er ernstige psychologische en seksuele gevolgen die de sampol 2015/8|33
SAMPOL_oktober_2015.indd 33
8/10/2015 8:38:18
Dirk Van Braeckel en Marleen Temmerman
Reproductieve rechten alleen zijn niet genoeg
levenskwaliteit van slachtoffers langdurig en aanzienlijk kunnen verminderen.
REPRODUCTIEVE RECHTEN ALLEEN ZIJN NIET GENOEG
DE RECHTEN ZIJN ER - IN PRINCIPE
Seksualiteit en voortplanting behoren tot de intiemste aspecten van het mens-zijn. Het reguleren ervan is dan ook zeer delicaat en moeilijk. Dat gaat in twee richtingen: enerzijds kan de overheid (gelukkig) maar zeer beperkt ingrijpen in wat zich in onderlinge toestemming tussen wilsbekwame mensen afspeelt. Anderzijds is het zeer moeilijk om rechten die te maken hebben met seksualiteit ook in de praktijk afdwingbaar te maken. Dat betekent niet dat overheden niet veel kunnen doen: naast het verankeren van mensenrechten in wetgeving, moet er ook op het vlak van dienstverlening nog veel gebeuren, onder meer op het gebied van seksuele opvoeding en contraceptiedienstverlening, ook aan jongeren, en het ter beschikking stellen van veilige abortus.
Op de International Conference on Population and Development (Caïro, 1994) engageerde de internationale gemeenschap zich om ervoor te zorgen dat vrouwen en koppels in staat zouden worden gesteld om vrijelijk te beslissen over het aantal kinderen dat ze willen en over de timing van hun voortplanting. Er werd een actieprogramma gelanceerd om ervoor te zorgen dat deze consensus ook in de praktijk geïmplementeerd werd. De overeengekomen acties omvatten onder meer het tegen 2015 voorzien in goede gezinsplanning en contraceptie, onderricht, informatie en dienstverlening voor iedereen, ook voor jongeren, en een verbod op vrouwelijke genitale verminking. Het programma riep ook op tot het betrekken van vrouwen bij de uitwerking en uitvoering van programma’s op het gebied van reproductieve gezondheid en rechten, en om innovatieve campagnes te lanceren om ook mannen bewust te maken van hun verantwoordelijkheid, zowel bij de gezinsplanning als bij het verzorgen en opvoeden van de kinderen, en om hen ertoe aan te zetten de gezinslasten eerlijker te verdelen. Dat is ondertussen meer dan twintig jaar geleden. Er is zeker veel vooruitgang geboekt in de afgelopen twee decennia, maar zoals hierboven aangegeven is de situatie in heel wat landen nog steeds schrijnend. Voor een deel heeft dat te maken met de religieuze en politieke tegenstand tegen vrouwenrechten. Maar ook in landen waar internationale verdragen over mensenrechten geratificeerd zijn en waar gendergelijkheid en vrouwenrechten in de wetgeving opgenomen zijn, komen tienerzwangerschappen voor en hebben vrouwen vaak meer kinderen dan ze eigenlijk willen. Waar loopt het fout?
Maar ook als dat allemaal beschikbaar is dan hangt er in de praktijk nog veel af van manvrouwrolpatronen en machtsverhoudingen in koppels, gezinnen en samenlevingen. Dat zijn dingen die zeer moeilijk te veranderen zijn. Het is ook niet evident om daar vanuit een westers universalistisch perspectief waardeoordelen over te formuleren en met vingers te wijzen zonder zich in de hoek te plaatsen van postkoloniaal paternalisme. Nochtans is dat precies ‘the next frontier’: als de rechten verankerd zullen zijn in nationale wetgevingen (en zover zijn we nog lang niet, maar we gaan vooruit), en als er universele sociale zekerheidssystemen geïnstalleerd zullen zijn (en ook dat is helaas nog niet voor morgen, maar er wordt aan gewerkt) dan moet nog de verandering in de geesten plaatsvinden die ervoor zorgt dat vrouwen ook daadwerkelijk hun rechten en hun autonomie kunnen doen gelden. Een dergelijke verandering is zeer moeilijk te sturen.
sampol 2015/8|34
SAMPOL_oktober_2015.indd 34
8/10/2015 8:38:18
Dirk Van Braeckel en Marleen Temmerman
Eigenlijk weet niemand goed hoe dat moet. Maar het goede nieuws is dat het mogelijk is: we zagen de afgelopen decennia grote mentaliteitsverschuivingen op allerlei gebieden, van roken over afval sorteren tot homohuwelijken en dronken achter het stuur zitten. Niet dat er op al die terreinen geen problemen meer zijn of dat iedereen zich altijd aan de regels houdt, maar inbreuken kunnen meestal rekenen op sociale afkeuring en leiden ook veel gemakkelijker dan vroeger tot ingrijpen van omstaanders, politie en gerecht. Zo moet het ook gaan met vrouwenrechten (en met nog heel wat andere zaken). Nu zijn ze nog een strijdpunt, maar
Reproductieve rechten alleen zijn niet genoeg
ze moeten een vanzelfsprekendheid worden. Zonder dat sluitstuk is sociale bescherming voor vrouwen niet meer dan een doekje voor het bloeden. Dit bereiken vraagt niet minder dan een revolutie in veel landen. En ook bij ons is er nog wel wat werk aan de winkel. Politici, rechters, ordehandhavers, actiegroepen, middenveldorganisaties, media, lokale leiders en ook ‘gewone’ vrouwen en mannen hebben daar allemaal een rol in te spelen. Verandering van mentaliteit kan niet worden gedecreteerd, het is een zaak van ontelbare kleine stapjes. Elke dag weer.
Dirk Van Braeckel en Marleen Temmerman International Centre for Reproductive Health, UGent
sampol 2015/8|35
SAMPOL_oktober_2015.indd 35
8/10/2015 8:38:18
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Europees nabuurschap op een kruispunt Conny Reuter
Met haar programma voor sociale rechtvaardigheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MONA) wil Solidar in de eerste plaats het middenveld helpen om te werken aan vrijheid van vereniging en de verwezenlijking van sociaaleconomische rechten. In de tweede plaats wil Solidar mee vormgeven aan het Europese nabuurschapsbeleid. In deze bijdrage wordt nagegaan wat de rol kan zijn van de Europese Unie in de MONA-regio in het bevorderen van een sociale bescherming die berust op mensenrechten. Het Europees nabuurschap staat op een kruispunt.
DE CONTEXT De Arabische landen hebben in het verleden, dankzij de mondialisering, wel economische groei gekend maar geen groei van de werkgelegenheid (tenzij in de informele sector). De macro-economische stabiliteit die de regeringen nastreven, geeft voorrang aan de liberalisering van de handel en de investeringen, zonder iets te doen aan de ongelijkheid. Ze hopen zo op een ‘trickle down’ van de nieuwe rijkdom. Dit groeimodel verhindert de ontwikkeling en de verwezenlijking van de sociaaleconomische rechten. Het is een model van ‘lege groei’. Het leidt tot meer kwetsbaarheid,
veroorzaakt meer externe schokken en vereist meer hulp van buitenaf. De grenzen hiervan kwamen tot uiting in de Arabische Lente. Het ‘eerst groei’-beleid van de Arabische regeringen had geen sociale stabiliteit en geen rechtvaardige samenleving tot gevolg. Vijf jaar na de Arabische Lente blijft de sociaaleconomische situatie in de MONA-regio erg kritisch. Er is nog steeds geen sociale stabiliteit. De werkloosheid bedraagt er gemiddeld 15%. De meeste mensen leven en werken in precaire omstandigheden, soms zelfs meer dan vroeger. De nieuwe machthebbers nemen onvoldoende
sampol 2015/8|36
SAMPOL_oktober_2015.indd 36
8/10/2015 8:38:18
Conny Reuter
afstand van de oude werkwijze. Ze doen te weinig voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de hele samenleving. Een groot deel van de bevolking werkt in de informele sector, dus zonder sociale bescherming en zonder belastingen te betalen. Het maakt de arbeiders erg kwetsbaar. De grote groep werknemers in de moderne landbouw, de visserij en de bosbouw - een derde van het totaal - hebben vaak géén sociale bescherming. Ten slotte is het recht op vrijheid van vereniging vaak onbestaand of wordt het geschonden. Collectieve onderhandelingen blijven een grote uitdaging in de hele regio. In Algerije, bijvoorbeeld, een land waarmee de Europese Unie een actieplan onderhandelt in het kader van het nabuurschapsbeleid, wordt het recht op vrijheid van vereniging geschonden en worden werknemers en mensenrechtenactivisten aangehouden. Het gaat om mensen die de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) wezen op de gebrekkige toepassing van de internationale Conventie 87 over de vrijheid van vereniging. SOCIALE BESCHERMING IN DE MONA-REGIO Alle landen van de regio hebben een formeel systeem van sociale bescherming. Maar als we kijken naar hoeveel mensen er gebruik van kunnen maken, dan zien we grote verschillen: van 8% in Jemen tot 87% in Libië. Volgens de ramingen van de Wereldbank valt 30 tot 40% van de bevolking onder een of ander formeel systeem van sociale bescherming. Arbeiders in de landbouwsector, zelfstandigen en informele werknemers vallen er meestal buiten. Het is in die context dat moet worden gekeken
Europees nabuurschap op een kruispunt
naar hoe werklozen, informele werkers en mensen met een laag loon toegang kunnen krijgen tot een minimuminkomen en essentiële sociale voorzieningen. Volgens Rana Jawad, Noord-Afrika correspondent van BBC, volgt het sociale beschermingsbeleid in de MONA-regio ‘een korte termijn quick fix benadering om het verbruik in stand te houden en de symptomen van de armoede aan te pakken’. Sociale bescherming zou daarentegen moeten berusten op een brede en coherente strategie voor sociale cohesie en sociale rechten. Het moet verder gaan dan armoedebestrijding. Het is een recht op zich. Een goed startpunt hiervoor is de ‘sokkel voor sociale bescherming’ van de IAO die met eenparigheid werd goedgekeurd in 2012.1 Een sociale bescherming die armoedeverlichting combineert met sociale verzekeringen voor iedereen vormt een goede basis voor een sterke samenleving en sociaaleconomische ontwikkeling. Dit moet gekoppeld zijn aan decent werk, productieve banen, een degelijk inkomen en veiligheid op het werk. Op die manier kunnen mensen zich persoonlijk ontwikkelen en participeren in de besluitvorming die hun leven beïnvloedt. EEN KANS OM HET MENSENRECHT OP SOCIALE BESCHERMING TE BEVORDEREN Het is tegen die achtergrond dat de Europese Unie, die met haar nabuurschapsbeleid een belangrijke rol speelt in de regio, moet nagaan wat de sociale weerslag is van haar extern beleid en een grotere klemtoon moet leggen op de sociale dimensie ervan. Het Middellandse Zeebeleid kwam tot stand in de jaren 1960, met het idee om bevoorrechte relaties te ontwikkelen met de landen van de regio door middel van een aantal vooral op sampol 2015/8|37
SAMPOL_oktober_2015.indd 37
8/10/2015 8:38:18
Conny Reuter
Europees nabuurschap op een kruispunt
handel gerichte bilaterale associatieakkoorden. Sinds het Barcelonaproces (in 1995 gestart) is het evenwicht tussen de drie pijlers - economisch, sociaal, politiek - van het Euro-mediterrane partnerschap zoek. Na de opstanden van 2011 bood de EU, in het kader van haar nabuurschapsbeleid, een ‘partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart’ aan om tot ‘diepe democratie’ en ‘duurzame ontwikkeling’ te komen. Het beleid werd echter gekenmerkt door een eurocentrische benadering, met gebrek aan nationaal ‘ownership’. Wat vooral aan het licht kwam, is de onverenigbaarheid van de Europese waarden met haar belangen in termen van markt, veiligheid en mobiliteit. Op dit ogenblik is het nabuurschapsbeleid aan herziening toe. Dit biedt een mogelijkheid om de relaties met de zuidelijke buurlanden te herbekijken en te heropbouwen op basis van een wederzijds en gelijkwaardig partnerschap, in het kader van de internationale mensenrechtenverdragen, in samenwerking met alle betrokkenen (van onafhankelijke vakbonden, middenveldorganisaties, so-
zorgen voor een geleidelijke verwezenlijking van de sociaaleconomische rechten, een omvattende mensenrechtenstrategie, om te komen tot een universele sociale bescherming aansluitend bij het nieuwe EU-actieplan voor mensenrechten en democratie (goedgekeurd in juli 2015). DE HERZIENING VAN HET NABUURSCHAP Solidar werkt nauw samen met zijn leden en partnerorganisaties in de regio om ervoor te zorgen dat de herziening van het nabuurschapsbeleid ook de sociaaleconomische en politieke uitdagingen zal aanpakken. De belangrijke punten zijn volgens het netwerk: Eén. Een omvattende agenda voor het promoten, in stand houden en verwezenlijken van de sociaaleconomische rechten. Het beleid en de programma’s van de Europese externe relaties zijn gekoppeld aan het internationale recht inzake mensenrechten. Artikel 2 van de associatieakkoorden moet terdege worden nageleefd, zodat de sociaaleconomische
Op dit ogenblik is het nabuurschapsbeleid aan herziening toe. Toch lijkt het debat in het Europees Parlement en in de wandelgangen van de Europese Commissie erop te wijzen dat er meer aandacht zal worden besteed aan de samenwerking op het vlak van veiligheid en aan meer marktliberalisering. ciale bewegingen en mensenrechtenverdedigers). Toch lijkt het debat in het Europees Parlement en in de wandelgangen van de Europese Commissie erop te wijzen dat er meer aandacht zal worden besteed aan de samenwerking op het vlak van veiligheid en aan meer marktliberalisering. Een nieuwe onderhandeling van de bilaterale actieplannen biedt nochtans een mooie kans voor de EU en voor het maatschappelijk middenveld om te
rechten worden verwezenlijkt en er een universele sociale bescherming kan worden ingevoerd. Met de herziening kan ook een nieuw bindend concept van ‘voorwaardelijkheid’ worden ingevoerd, om te vermijden dat er selectief wordt opgetreden in functie van de Europese belangen. De leidraad is de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, de Basisconventies van de IAO, het Internationaal Akkoord over economische, so-
sampol 2015/8|38
SAMPOL_oktober_2015.indd 38
8/10/2015 8:38:18
Conny Reuter
ciale en culturele rechten, het EU-handvest van fundamentele rechten, en het Sociaal handvest van de Raad van Europa. De herziening van het nabuurschapsbeleid is ook een uitgelezen kans om het Optioneel protocol inzake sociaaleconomische rechten te ratificeren. Dit kan een sterk juridisch instrument worden om internationale mensenrechtenschendingen aan te klagen, de capaciteit van lokale middenveldorganisaties te vergroten om toegang te krijgen tot internationale hulp, en om armoede, ongelijkheid en uitsluiting te bestrijden. Twee. Respect voor het arbeidsrecht en voor decent werk. De internationale arbeidsnormen (die de basis vormen voor decent werk en inclusieve ontwikkeling, economische groei met billijke lonen) moeten meer aandacht krijgen. Veel IAO-Conventies zijn niet geratificeerd in de regio. Basisconventies over de rechten van vakbonden en over niet-discriminatie worden niet voldoende nageleefd (zelfs in de landen waar ze werden geratificeerd). Er zijn veel juridische beperkingen en schendingen van de rechten. De handhavingsbepalingen zijn vaak onbestaand of zeer zwak. De herziening van het nabuurschapsbeleid moet zich daarop richten. Belangrijk zijn de vrijheid van vereniging, een stimulerende omgeving voor het middenveld en voor de sociale partners zodat ze met nationale, regionale en lokale autoriteiten kunnen samenwerken om effectieve strategieën uit te stippelen voor decente werkomstandigheden, sociale zekerheid, toegankelijke en kwalitatieve gezondheidszorg, sociale voorzieningen en toegankelijk en kwaliteitsvol onderwijs en levenslang leren. Drie. Zorgen voor inkomensondersteuning, vooral
Europees nabuurschap op een kruispunt
voor de meest uitgesloten bevolkingsgroepen met steun voor de invoering van sokkels voor sociale bescherming. De MONA-regio heeft de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers. Dat was één van de redenen waarom miljoenen jongeren de straat zijn opgegaan tijdens de Arabische Lente. Toch kan slechts een klein gedeelte van de bevolking ook werkloosheidsvergoedingen en andere vormen van sociale verzekering krijgen (zoals pensioen). Het is net iets meer dan 20% in Noord-Afrika, minder dan 20% in het Midden-Oosten. Vandaar dat die inkomensondersteuning bijzondere aandacht verdient en er een stappenplan moet worden uitgetekend voor werkgelegenheid, zonder massale armoede. Vier. De sociale dialoog met het maatschappelijk middenveld moet een legale rol krijgen. De middenveldorganisaties worden sterk gehinderd in hun werk door legale beperkingen in naam van veiligheid en terrorismebestrijding. Stakingen worden in verschillende landen nog gecriminaliseerd, en collectieve onderhandelingen sterk bemoeilijkt. Ook op dit punt is de herziening van groot belang zodat het middenveld kan bijdragen tot het ontwerp, de uitvoering, het controleren en het evalueren van het beleid inzake sociale bescherming. Er moet een zinvolle sociale dialoog tot stand kunnen komen om geleidelijk aan de sokkels voor sociale bescherming in te invoeren. Het Europese nabuurschapsbeleid staat op een kruispunt. Democratische en representatieve middenveldorganisaties moeten blijvend worden opgevolgd - nationaal en Europees - om te vermijden dat de agenda volledig wordt bepaald door het punt van de veiligheid.
Conny Reuter Algemeen secretaris van SOLIDAR 2 sampol 2015/8|39
SAMPOL_oktober_2015.indd 39
8/10/2015 8:38:18
Conny Reuter
Europees nabuurschap op een kruispunt
Noten 1/ Zie ook het interview met Claire Courteille, verderop dit
nummer. 2/ Solidar is de Europese koepel van ngo’s die werken aan sociale
rechtvaardigheid in Europa en in de wereld, www.solidar.org.
sampol 2015/8|40
SAMPOL_oktober_2015.indd 40
8/10/2015 8:38:18
SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN
Bericht uit het Zuiden: Zimbabwe Last Tarabuku
De Zimbabwaanse economie zit de laatste 20 jaar in een neerwaartse spiraal. De regering zoekt haar heil in arbeidsflexibiliteit, en werd daar recent in gesteund door een uitspraak van het Hooggerechtshof. Direct gevolg: deze zomer verloren zo’n 25.000 Zimbabwanen hun job. Een catastrofe, gezien er geen sprake is van een sociaal beschermingssysteem. De volgende jaren worden beslissend voor het land. De toekomst oogt erg onzeker. Tegelijk stijgt de strijdvaardigheid bij de Zimbabwanen. Het is niet onrealistisch dat het doorgaans stabiele en rustige Zimbabwe een turbulente periode tegemoet gaat.
ECONOMISCHE MALAISE Het gaat niet goed met de Zimbabwaanse economie. Bedrijven sluiten aan een ongeëvenaard tempo de deuren. Zowel lokale als buitenlandse investeerders trekken zich terug uit Zimbabwe door de hoge risico’s in het land. De inflatie bereikte -2% in augustus 2015. Minder dan 35% van de economische capaciteiten van het land wordt benut. Duidelijke signalen dat de economie niet draait. De regering slaat jaar na jaar de bal mis. De jaarlijkse begrotingen zijn opgeblazen en de werkelijke inkomsten liggen een pak lager dan
de inschattingen. In 2014 stelde de Minister van Financiën een begroting voor van 4,1 miljard dollar. Slechts 3,9 miljard dollar kon worden opgehaald. In 2015 legde hij opnieuw een begroting van 4,1 miljard dollar voor, maar volgens de voorspellingen zullen de inkomsten op slechts 3,99 miljard dollar blijven hangen. Tegelijk heeft Zimbabwe een schuldenlast van meer dan 10 miljard dollar. Alleen een grote injectie van fondsen kan de economie redden, maar niemand durft het aan om Zimbabwe een lening te geven. Zelfs de Chinezen, trouwe vrienden van Zimbabwe, zijn niet bereid om grote investeringen te doen in het sampol 2015/8|41
SAMPOL_oktober_2015.indd 41
8/10/2015 8:38:18
Last Tarabuku
Bericht uit het Zuiden: Zimbabwe
land. Ze geloven niet langer dat de huidige Zimbabwaanse regering haar beloftes zal nakomen. ARBEIDSFLEXIBILITEIT MOET HEIL BRENGEN Door het gebrek aan vooruitzichten wijst de overheid de huidige arbeidswetgeving als zondebok aan. Die wetgeving zou niet flexibel genoeg zijn voor bedrijven om werknemers aan te werven of te ontslaan, of om lonen uit te betalen naargelang de productiviteit van het bedrijf. De wet zou met andere woorden te veel in het voordeel van werknemers zijn opgesteld en hen te veel beschermen. Verschillende stemmen binnen de regering opperden dat meer flexibiliteit in de arbeids-
Direct gevolg: in de weken na de uitspraak volgde een golf van ontslagen. Op anderhalve maand tijd verloren meer dan 25.000 werknemers hun job. Werknemers in Zimbabwe hebben geen recht op een vervangingsinkomen of werkloosheidsuitkering na de beëindiging van hun contract. Met hun job verliezen ze ook hun ziekteverzekering. Er is geen sprake van een sociaal beschermingssysteem. De ontslagen werknemers en hun families zijn volledig op zichzelf aangewezen. VAKBONDEN REAGEREN Zimbabwe Congress of Trade Unions (ZCTU), de grootste federatie van vakbonden in Zimbabwe en partner van FOS, waarschuwt al langer
De flexibilisering van de arbeidsmarkt gaat duidelijk gepaard met een verlies aan bescherming en stabiliteit voor de werknemers. Vaste contracten van onbepaalde duur en rechtstreekse tewerkstelling zonder tussenagentschap verdwijnen in snel tempo. Tijdelijke en interimcontracten worden de norm. markt noodzakelijk is om de economie aan te zwengelen. Uiteindelijk haalden de regering en de werkgevers op 17 juli 2015 met de uitspraak van het Zimbabwaanse Hooggerechtshof hun slag thuis: een uitspraak die vergaande arbeidsflexibilisering mogelijk maakt en hierbij meteen de werkzekerheid van duizenden werknemers op de helling zet. Concreet hebben werkgevers het recht om zonder gegronde reden het contract van een werknemer te beëindigen. Daarvoor moeten ze geen compensatie of ontslagpremie betalen. De werkgever moet enkel een verwittiging van drie maanden geven en daarna staat de werknemer op straat.
voor de gevolgen van arbeidsmarktflexibilisering. Ze wijst erop dat arbeid geen commodity is. En dat arbeid niet de enige kost beslaat in een productieketen. Andere elementen - zoals ruwe grondstoffen, infrastructuur, technologie, enzovoort - bepalen ook de kosten van een bedrijf. De vakbond stelt dat de overheid momenteel gerund wordt door een geprivilegieerde elite, die niet alleen de politieke macht in handen heeft maar ook de economische. De prominente staatsmannen zijn ondertussen ook de belangrijkste werkgevers geworden, zowel in de landbouwsector als in de industrie. Het mag dus niet verwonderen dat de regering weigerachtig staat ten opzichte van maatregelen die sociale
sampol 2015/8|42
SAMPOL_oktober_2015.indd 42
8/10/2015 8:38:18
Last Tarabuku
bescherming en waardig werk verzekeren, met alle gevolgen van dien. ONZEKERHEID EN INSTABILITEIT De flexibilisering van de arbeidsmarkt gaat duidelijk gepaard met een verlies aan bescherming en stabiliteit voor de werknemers. Vaste contracten van onbepaalde duur en rechtstreekse tewerkstelling zonder tussenagentschap verdwijnen in snel tempo. Tijdelijke en interimcontracten worden de norm. Arbeidsmarktflexibilisering creëert bijgevolg precair werk met lage lonen, geen uitkering bij ziekte of de beëindiging van een contract, gebrek aan rechten op de werkplek en het ontbreken van collectieve onderhandelingen. Kortom, werk zonder sociale bescherming. Vrouwelijke arbeiders zijn een extra kwetsbare groep. Ze zijn oververtegenwoordigd in traditioneel precaire sectoren zoals huishoudwerk, de voedselverwerking, de textielsector en de informele sector. Ook werken vrouwen vaker dan mannen ongewild deeltijds, waardoor ze zelden voldoende verdienen om financieel onafhankelijk te zijn. GEZONDHEIDSRISICO’S Als de werkonzekerheid stijgt en sociale beschermingsmaatregelen onbestaande zijn, ondervinden werknemers een stijgende druk om jobs te accepteren die hun gezondheid en veiligheid bedreigen. Veel bedrijven schakelen arbeiders via een tussenpersoon of onderaannemer in voor de meest risicovolle taken. De eigenlijke werkgevers ontlopen hun verantwoordelijkheid. De veiligheidsmaatregelen voor deze arbeiders zijn ondermaats. Precaire werkers krijgen vaker te maken met arbeidsongevallen. Ze hebben meer fysieke
Bericht uit het Zuiden: Zimbabwe
gezondheidsproblemen. Bovendien veroorzaakt de aard van precaire tewerkstelling, met name de onzekerheid en de instabiliteit die het met zich meebrengt, stress, depressie en een algemeen slechte mentale gezondheid. GEBREK AAN VERTEGENWOORDIGING Door de onzekere, precaire arbeidssituatie zijn werknemers niet snel geneigd zich aan te sluiten bij een vakbond. Vakbonden hebben het moeilijk om precaire arbeiders op te nemen in de gelederen. Ze concentreren zich al te vaak op de werknemers met een permanent statuut in hun strijd voor waardig werk. Toch hebben ook deze precaire werkers vertegenwoordiging en bescherming nodig. Zonder vakbonden zijn ze immers nog kwetsbaarder voor nadelige overeenkomsten op het werk en hebben ze weinig informatie over de (arbeids) rechten die hen toekomen. DE INFORMELE SECTOR ALS ENIGE UITWEG Veel van de 25.000 ontslagen werknemers zullen zich gedwongen zien om in de informele sector aan de slag te gaan, als straatverkoper, garagist, kapper, enzovoort. Zimbabwe heeft nu al een gigantische informele economie: 84% van de actieve bevolking verdient zijn brood als informele werkkracht. Dat wil zeggen dat ook 84% van de actieve bevolking, en iedereen die zij onderhouden met hun loon, geen enkele vorm van sociale bescherming krijgt. Geen werkloosheidsuitkering, geen vervangingsinkomen, geen ziekteverlof, geen zwangerschapsverlof, geen pensioen. De broodwinning van een volledig gezin kan van de ene op de andere dag verdwijnen door een ongeluk, ziekte of zwangerschap.
sampol 2015/8|43
SAMPOL_oktober_2015.indd 43
8/10/2015 8:38:19
Last Tarabuku
Bericht uit het Zuiden: Zimbabwe
SOCIALE GEVOLGEN De onzekere en onstabiele situatie die precair, flexibel werk veroorzaakt, tast uiteindelijk het sociale weefsel van de Zimbabwaanse gemeenschappen aan. Mensen kunnen hun leven moeilijker plannen. Trouwen, kinderen krijgen, een huis kopen, het zijn belangrijke mijlpalen in iemands leven. De verwachting van elke Zimbabwaanse familie is dat hun zonen en dochters een levenspartner vinden, zich settelen en een
het Hooggerechtshof zware implicaties had. Ze haastte zich om de arbeidswetgeving aan te passen. Volgens de Zimbabwe Congress of Trade Unions (ZCTU) is deze nieuwe wet nog slechter dan de oude. De vakbondsfederatie ziet het als een slinkse poging van de overheid om flexibiliteit in de arbeidsmarkt te introduceren via een achterpoortje. Hoewel de nieuwe wet bepalingen bevat die de 25.000 ontslagen werknemers retrospectief een ontslagpremie moet geven, stelt de wet ook dat
De frustratie van de jongeren kan potentieel leiden tot sociale onrust, vooral omdat zij (0 tot 34-jarigen) 77% van de Zimbabwaanse bevolking uitmaken. Zo’n 85% van de 15- tot 34-jarigen is aan het werk, maar daarvan liefst 87% in de informele sector zonder sociale bescherming of garantie op een inkomen. familie starten. De lage lonen, de inkomensonzekerheid en onduidelijkheid van de duur van tewerkstelling maken het moeilijk voor mensen om hun leven uit te bouwen zoals ze dat willen en zoals het van hen verwacht wordt. Bij deze belangrijke mijlpalen in een mensenleven is bovendien een degelijke sociale bescherming, zoals betaald zwangerschapsverlof, noodzakelijk om in het levensonderhoud te voorzien. Juist op die momenten zijn mensen extra kwetsbaar. Een bijkomende vrees is dat ouders de schoolkosten voor hun kinderen niet meer zullen kunnen betalen, waardoor ze niet langer naar school kunnen gaan. Dit is niet alleen rampzalig voor deze kinderen, maar ook voor de toekomst van Zimbabwe. NIEUWE WETGEVING BRENGT GEEN SOELAAS De overheid besefte al vlug dat de uitspraak van
bedrijven die de compensatie niet kunnen betalen hiervan vrijgesteld zijn. Veel bedrijven zullen zich beroepen op deze uitzonderingsmaatregel. Weinig werknemers zullen daadwerkelijk een compensatie ontvangen. Bovendien is de compensatie die de wet voorziet veel te laag. Voor elk dienstjaar zal de ontslagen werknemer twee weken loon krijgen. Dat is 123 dollar per gewerkt dienstjaar, aangezien het gemiddeld maandloon slechts 246 dollar bedraagt. De vakbondskoepel ZCTU organiseerde verschillende acties om de overheid te dwingen de arbeidswetgeving aan te passen in het voordeel van de werknemers. De federatie organiseerde demonstraties, nam actief deel aan onderhandelingen, deed constructieve voorstellen, enzovoort. Voorlopig zonder resultaat. SOCIALE ONRUST IS MOGELIJK Door het gebrek aan (waardige) jobs neemt de
sampol 2015/8|44
SAMPOL_oktober_2015.indd 44
8/10/2015 8:38:19
Last Tarabuku
frustratie onder jongeren - vooral in de armere stedelijke buurten in Zimbabwe - zorgwekkend toe. Ze zijn veelal weinig optimistisch over hun carrièremogelijkheden en toekomst. De frustratie van de jongeren kan potentieel leiden tot sociale onrust, vooral omdat zij (0 tot 34-jarigen) 77% van de Zimbabwaanse bevolking uitmaken. Zo’n 85% van de 15- tot 34-jarigen is aan het werk, maar daarvan liefst 87% in de informele sector zonder sociale bescherming of garantie op een inkomen. Ook kunnen misnoegde arbeiders zich tegen
Bericht uit het Zuiden: Zimbabwe
de regering keren door het gebrek aan steun en bescherming die ze krijgen. Dit alles is een recept voor politieke en sociale instabiliteit. De regering is zich bewust van deze risico’s. Ze heeft de voorbije weken mede daarom de bewegingsvrijheid van de vakbondskoepel ZCTU sterk ingeperkt. Verschillende leiders werden opgepakt nog voor ze naar hun geplande betoging konden gaan. Sindsdien wordt het hoofdkwartier van ZCTU sterk in de gaten gehouden door de veiligheidsdiensten. Dat maakt het nog moeilijker werken voor de vakbondskoepel.
Last Tarabuku Stafmedewerker bij ZCTU en redacteur van The Worker Newspaper Vertaling (en herwerking): Naomi De Bruyne, FOS Zuidelijk Afrika
sampol 2015/8|45
SAMPOL_oktober_2015.indd 45
8/10/2015 8:38:19
PROJECT IN DE KIJKER
Ethisch Tribunaal in de Andesregio Eind april 2015 organiseerde FOS samen met de Peruaanse vakbondskoepel (CGTP) en de staatsuniversiteit San Marcos in Lima een succesvol Ethisch Tribunaal, waar schendingen van de arbeidsrechten in vijf Andeslanden aangeklaagd werden.
Maanden voor het begin van het Tribunaal gingen advocaten in elk land op zoek naar getuigenissen van syndicale leiders en arbeiders, om de verschillende inbreuken op het arbeidsrecht zo grondig mogelijk te documenteren. Eind april kwamen magistraten uit Cuba, Mexico en Brazilië naar Lima. Zij gaven verschillende radio- en tv-interviews om het doel van het Tribunaal aan een breed publiek uit te leggen. Dat ging hand in hand met een sociale mediacampagne. De overheden en bedrijven in elk land kregen de aanklacht in de bus, met de uitnodiging om die in het Tribunaal te komen weerleggen. Sommigen stuurden hun repliek per mail. Geen van hen durfde zich op het Tribunaal zelf te vertonen. De eerste dag hoorden we getuigenissen uit de Peruaanse textiel- en huishoudsector en de agro-industrie, drie sectoren waar speciale statuten werden ingevoerd die de arbeidsrechten
uithollen. Jongerenleiders kwamen uitleggen hoe en waarom ze het voorgestelde arbeidsregime voor 18 tot 24-jarigen kelderden in januari. Uit de bouwsector kwamen verhalen van maffiapraktijken waarbij de voorbije drie jaar elf syndicale leiders vermoord werden. De dag nadien volgden getuigenissen uit de agro-industrie in Colombia, Ecuador, Peru, Bolivia en Chili, met videobeelden die het mensonwaardige werk in beeld brachten: lange werkdagen, onbetaalde overuren, onaangepaste kledij, onveilig werk, dodelijke ongevallen, ontslagen en vervolging van syndicale leiders, seksuele intimidatie van vrouwen, enzovoort. We hoorden tal van pakkende getuigenissen, zoals ook die van Paula Quinto uit Ecuador. Zij werkte al twaalf jaar voor Reybanpac, een bedrijf dat jaarlijks 21 miljoen dozen bananen exporteert, toen ze in 2010 in zwangere
sampol 2015/8|46
SAMPOL_oktober_2015.indd 46
8/10/2015 8:38:19
Project in de kijker
toestand op staande voet werd ontslagen. Ze werkte op de inpakafdeling, waar ze vaak 12 uur per dag moest rechtstaan. Ze werd onwel door het zware werk en kreeg van de dokter van het Ecuadoraans Instituut voor Sociale Zekerheid een paar dagen rust voorgeschreven. Het bedrijf maakte hier misbruik van en ontsloeg haar wegens ‘onwettige afwezigheid’. Paula werd ontboden om haar ontslagvergoeding in ontvangst te nemen, die dan nog eens ver onder het wettelijk verplichte bedrag lag. Paula getuigt: ‘Ik moest ander werk zoeken om toegang te hebben tot gezondheidsdiensten, maar dit lukte niet omdat ik op de zwarte lijst stond. Mijn kindje werd geboren met ernstige gezondheidsproblemen, volgens de dokters het gevolg van een overvloedige blootstelling aan pesticiden op het werk. Na een jaar vond ik de moed en de middelen om een advocaat op te zoeken. Toen bleek dat het bedrijf me ooit blanco-papieren had laten ondertekenen en het in mijn naam een valse aanklacht tegen zichzelf had ingediend. Daarop trok het bedrijf de klacht weer in, omdat we zogezegd tot een akkoord waren gekomen. Ik kon dus zelf geen echte klacht meer indienen.’ Paula heeft de strijd echter niet opgegeven. Ze sloot zich aan bij de vakbond ASTAC en is bereid te getuigen overal waar nodig om gerechtigheid te laten geschieden. De Peruaanse Carmen Almeida werkte tien jaar als huishoudhulp voor Hugo de Zela Hurtado, een diplomaat. Ze woonde in bij haar werkgever en deed allerhande andere taken, waarvoor ze nooit betaald werd. Carmen kon van geen enkel
Ethisch Tribunaal in de Andesregio
arbeidsrecht genieten. Toen ze op een dag haar sleutelbeen brak tijdens het werk moest ze zich met haar eigen financiële middelen laten verzorgen, omdat haar baas haar niet had aangesloten bij de sociale zekerheid. Carmen werd zes jaar lang seksueel misbruikt en vernederd door haar werkgever. ‘Ze namen me soms mee naar hun strandhuis, waar ze mij opsloten zodat ik niet zou ontsnappen.’ In 2007 kon Carmen het niet meer aan en beëindigde ze de arbeidsrelatie. Ze vond de moed om haar werkgever aan te klagen. Hij maakte vervolgens misbruik van zijn diplomatieke functie om het proces te vertragen. In 2011 werd hij dan toch veroordeeld tot het betalen van een boete, maar het seksueel misbruik is tot op heden ongestraft gebleven. ‘Ik ben nu nationale leidster van FENTTRAHOP, de Nationale Federatie van Huishoudpersoneel in Peru. Het kost mij nog altijd moeite om te spreken over het seksueel misbruik waar ik het slachtoffer van was, maar ik heb geleerd op te komen voor mijn rechten.’ De dag na het Tribunaal stapten de buitenlandse delegaties mee in de 1 meibetoging van de CGTP. De vonnissen van het Tribunaal werden er voorgelezen. Hiermee stopt het echter niet. In elk land geven de FOS-partners verder gevolg aan deze aanklachten, via juridische dienstverlening, door beleidsbeïnvloeding bij de overheid, via de media of door aanklachten bij de IAO. Zolang overheden en bedrijven niet paal en perk stellen aan ontoelaatbare schendingen van arbeidsrechten in de Andesregio, geven we de strijd niet op.
Felix De Witte FOS Peru
sampol 2015/8|47
SAMPOL_oktober_2015.indd 47
8/10/2015 8:38:19
‘Het recht op sociale bescherming is universeel’ Interview met Claire Courteille
Directeur IAO Benelux en de EU
In 2012 nam de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) een Aanbeveling aan over ‘sokkels van sociale bescherming’. Hiermee wordt een universele sociale bescherming bevestigd als mensenrecht en wordt een duidelijke definitie gegeven van waar het om gaat. Sociale bescherming is perfect betaalbaar, ook in de armste landen. Het voorbeeld van Griekenland leert ons dat de ‘sokkel’ zelfs voor de landen van West-Europa belangrijk kan zijn.
SAMPOL_oktober_2015.indd 48
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
Wie spreekt over sociale bescherming en er de internationale dimensie van wil bekijken, komt onvermijdelijk uit bij de IAO, de Internationale Arbeidsorganisatie in Genève. Dit is de oudste gespecialiseerde instelling van de Verenigde Naties (VN), gesticht in 1919. Ze was een onderdeel van het Vredesverdrag van Versailles en had als leidraad dat vrede niet mogelijk is zonder sociale rechtvaardigheid. Een les die we vandaag best niet vergeten. De IAO overleefde de Tweede Wereldoorlog, in tegenstelling tot de Volkenbond, en kwam met de Verklaring van Philadelphia (1944) nog sterker uit de bus. Die Verklaring stelt dat ‘arbeid geen koopwaar is’ en dat armoede, waar ze ook bestaat, de welvaart overal bedreigt. Toch blijft de IAO één van de minst bekende VN-instellingen. Wellicht omdat ze, in tegenstelling tot de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF), geen macht heeft om haar beslissingen af te dwingen. Ze is wel van essentieel belang om de aandacht te blijven vestigen op de noodzakelijke sociale rechtvaardigheid in de huidige mondialisering. De afgelopen jaren heeft de IAO talrijke interessante initiatieven genomen, zoals richtlijnen voor ‘waardig werk’, een internationaal rapport over de sociale dimensie van de mondialisering, een verklaring over sociale rechtvaardigheid en over de fundamentele normen van het arbeidsrecht. In 2012 keurde ze een Aanbeveling rond ‘sokkels voor sociale bescherming’ (Social Protection Floors) goed. Uiteindelijk doel van deze Aanbeveling is om in alle landen een vloer onder de sociale zekerheid aan te brengen. Voorwaar geen eenvoudige opdracht. Dat geeft ook Claire Courteille, directeur van de IAO voor de Benelux en de EU, toe in een gesprek met Samenleving en politiek. Voor we beginnen, wat maakt de IAO zo uniek in het kader van de Verenigde Naties? “De IAO is de alleroudste instelling van de VN. Ze werkt vooral rond arbeid, werkgelegenheid en sociale bescherming. In 2019 vieren we onze honderdste verjaardag. Er zijn nu al verschillende initiatieven genomen om dat te vieren, o.m. door enkele Belgische universiteiten. Naar aanleiding van onze honderdste verjaardag willen we vooral nadenken over de toekomst van arbeid en willen we kijken naar wat de megatrends zijn en hoe we ons daarop kunnen voorbereiden.” “Wat de IAO zo uniek maakt, is het feit dat wij een tripartiete internationale instelling zijn. Sociale dialoog is de essentie van de IAO. Alle belangrijke beslissingen worden genomen door de regeringen van de Lidstaten - meestal de minister van arbeid of werkgelegenheid - én door de werkgevers- en werknemersorganisaties. Onze belangrijkste opdracht is het vastleggen van normen voor de wereld van de arbeid, door middel van ‘Conventies’ en ‘Aanbevelingen’. Conventies zijn bindend voor de Lidstaten die ze ondertekenen en ratificeren, Aanbevelingen geven ‘goede raad’ aan de Lidstaten.” sampol 2015/8|49
SAMPOL_oktober_2015.indd 49
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
“De fundamentele normen van de IAO zijn gericht op 4 terreinen: dwangarbeid, kinderarbeid, rechten van de werknemers (inclusief collectieve onderhandelingen) en discriminatie op de arbeidsmarkt. Hierover werden acht Conventies goedgekeurd. Ze zijn gegroepeerd in de Verklaring over de fundamentele normen voor het arbeidsrecht. Alle Lidstaten hebben beloofd ze te zullen naleven, ook zij die de Conventies niet hadden ondertekend of geratificeerd.” “We hebben ook diverse Conventies over sociale zekerheid en sociale bescherming. De belangrijkste, over de minimumnormen ervan, werd goedgekeurd in 1952 (Conventie 102). Dit gaat vooral over het niveau van de uitkeringen en over de mensen die van sociale bescherming gebruik moeten kunnen maken. Daarnaast zijn er nog verschillende Conventies over specifieke aspecten van de sociale zekerheid.” In 2012 keurde de IAO een Aanbeveling goed in verband met ‘sokkels voor sociale bescherming’ (Social Protection Floors). Is dit een keerpunt in het vastleggen van rechten op sociale bescherming? “Het gaat hier om een Aanbeveling, die dus niet juridisch bindend is, maar het is inderdaad wel een zeer belangrijke tekst. U moet weten dat 73% van de wereldbevolking geen of slechts een beperkte sociale bescherming heeft en dat slechts 27% echt voldoende toegang heeft. Vandaar dat het vooral de bedoeling is om meer mensen toegang te geven tot sociale bescherming. De uitbreiding van de dekkingsgraad, ook wel horizontale dimensie genoemd, is de kern van de Aanbeveling. Met de verticale dimensie verwijzen we naar de Conventie 102 van 1952 om ook het uitkeringsniveau te verbeteren. Nieuw is de tekst van de Aanbeveling dus niet. Maar het is wel een keerpunt van de focus van de internationale gemeenschap, die er nu op gericht is om het universele recht op sociale bescherming te verwezenlijken.” “Een ander belangrijk aspect van de Aanbeveling is dat er verwezen wordt naar de versterking van systemen van sociale bescherming, waarmee wordt afgestapt van de tijdelijke programma’s en de filosofie van de ‘veiligheidsnetten’. De Aanbeveling vraagt dat de sokkel - die uit minimale garanties bestaat - ook een integraal deel gaat uitmaken van een systeem van sociale bescherming.” Is er geen probleem met dat universalisme? Er wordt herhaaldelijk naar verwezen, maar tegelijk wordt gezegd dat het voor de mensen is ‘die sociale bescherming nodig hebben’, de kwetsbaren en de armen. Is dat geen contradictie? Dat geldt trouwens ook voor de gemeenschappelijke verklaring van juni 2015 die werd uitgegeven met de Wereldbank: iedereen die sociale bescherming nodig heeft, moet toegang hebben, zo staat er. Maar hebben we niet, per definitie, allemaal sociale bescherming nodig? “Wat zegt de Aanbeveling? Wat is een ‘sokkel voor sociale bescherming’? De Aanbeveling spreekt over a) toegang tot een nationaal bepaald pakket van goederen en diensten, met essentiële gezondheidszorg en zorg voor moeders, beschikbaar, toegankelijk, aanvaardbaar en kwaliteitsvol; b) een basis inkomenszekerheid voor kinderen, op een nationaal bepaald minimumniveau, met toegang tot voeding, onderwijs, zorg en andere noodzakelijke goederen en diensten; c) basis inkomenszekerheid voor mensen die onvoldoende inkomen uit arbeid halen, op een nationaal bepaald minimumniveau, vooral in geval van ziekte, werkloosheid, moederschap en handicap; d) basis inkomenszekerheid, op een nationaal bepaald minimumniveau, voor bejaarden.” sampol 2015/8|50
SAMPOL_oktober_2015.indd 50
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
“Als je die tekst leest, zie je dat die voor nagenoeg iedereen is. Als je niet te oud of te jong bent, als je niet ziek of werkloos bent, dan zijn je behoeften aan sociale bescherming beperkt en eigenlijk nihil. De tekst gaat niet over specifieke categorieën van mensen die moeten worden geholpen en andere niet. De tekst zegt wel: als je zwanger bent, als je ziek bent, dan moet je toegang hebben tot sociale bescherming. Daar zijn we heel dicht bij universalisme.” “Bovendien legt de Aanbeveling sterk de klemtoon op mensenrechten - want dat is sociale bescherming - en mensenrechten zijn per definitie universeel. Daarom is het van belang dat deze rechten verankerd worden in nationale wetgeving.” “De grote discussie tijdens de onderhandelingen ging over iets helemaal anders, met name de progressiviteit. Vooral de Aziatische landen waren erg terughoudend. Zij legden er voortdurend de nadruk op dat sociale bescherming noodgedwongen altijd in verhouding moet staan tot de financiële capaciteit van landen. Je kan van een arm land niet verwachten dat het een bescherming invoert op het niveau van de rijke landen. Het zal dus heel geleidelijk moeten gaan.” Maar is dat ook de redenering die de Wereldbank hanteert? “U heeft gelijk dat de Wereldbank altijd een andere aanpak heeft verdedigd. Zij werkt met
sampol 2015/8|51
SAMPOL_oktober_2015.indd 51
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
veiligheidsnetten en ‘targeting’. Zij kijkt enkel naar arme mensen.” “Recent hebben de IAO en de Wereldbank een gemeenschappelijke verklaring afgelegd. Die zegt wel degelijk dat universalisme het doel is, en dat is voor de Wereldbank een stap vooruit. Er wordt hier trouwens ook gesproken over ‘systemen’ van sociale bescherming, wat afwijkt van de traditionele ‘programma’-aanpak van de Wereldbank. Een ‘programma’ loopt af wanneer de financiering stopt en dan blijft er niets meer over. Een systeem blijft bestaan. Ik denk dus wel dat dit voor de Wereldbank een verandering inhoudt.” We hopen dat U gelijk heeft! Toch zien we een merkwaardige tegenstelling: enerzijds wordt hier in Europa de sociale bescherming afgebouwd, tegelijk gaat men ze in de derde wereld promoten? “Kijk. Het klopt dat vooral de opkomende economieën, landen met gemiddeld inkomen, de achterstand van het Zuiden kleiner maken. Landen zoals Brazilië, Argentinië, Zuid-Afrika, China of India hebben serieuze inspanningen gedaan en zullen dat blijven doen om hun bevolking toegang tot sociale bescherming te geven.” “Anderzijds denk ik niet dat men kan stellen, met uitzondering van Griekenland, dat de rechten op sociale bescherming in de EU massaal worden afgebouwd. Door de bezuinigingen gaat het uitkeringsniveau naar beneden, dat wel. In een grote meerderheid van de staten in Europa is het systeem van sociale bescherming nauw verbonden met de arbeidsmarkt. Gelet op de veranderingen daar, zullen we ons hoe dan ook moeten aanpassen. Daar is geen ontkomen aan. Vandaag verliezen mensen hun werk én op werkloosheidsuitkeringen; dan blijft er niets meer over. Dat moet veranderen.” Dat is zeker zo. Toch ontstaat de indruk dat er twee verschillende filosofieën in het spel zijn. Enerzijds de ‘oude’, zeg maar Europese filosofie van sociale bescherming, met een positieve wisselwerking tussen de economie en het sociale, en de ‘nieuwe’ filosofie waarbij sociale bescherming veel meer in dienst staat van de economie en er een afgeleide van is. In de Aanbeveling van de IAO zijn beide filosofieën duidelijk aanwezig. Moeten we niet meer doen om die oude gedachtegang te bewaren? “Dat is een interessante stelling. Nogmaals, men moet rekening houden met de verschillende realiteiten in Noord en Zuid. Die ‘oude’ filosofie is erg eurocentrisch. We hebben hier geen grote informele sector zoals in het Zuiden. We hadden die zelfs niet toen de systemen voor sociale bescherming na de Tweede Wereldoorlog werden ingevoerd. Wij hebben - of hadden ook een vrij goed werkend belastingsysteem, iets wat arme landen niet hebben.” “Als je die realiteit bekijkt - een grote informele sector en een zwak belastingsysteem - dan weet je dat je pragmatisch moet zijn. Hoe organiseer je dan universalisme? Bovendien hebben de sociale partners vaak geen vertrouwen in de capaciteiten van hun overheid, onder andere door corruptie, en zijn veel mensen in het Zuiden geen voorstander van een ‘Europees’ systeem. We leven hier in Europa echt in een andere wereld, met een andere geschiedenis en met andere behoeften. Het is onmogelijk om ons systeem zomaar over te planten in een andere context.” Kunnen de eventuele financieringsproblemen niet worden opgelost met internationale solidariteit? sampol 2015/8|52
SAMPOL_oktober_2015.indd 52
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
“Internationale solidariteit kan zeker helpen, maar volgens de IAO moet sociale bescherming wel gefinancierd worden met binnenlandse middelen. En dat kan. In Europa werden onze sociale beschermingssystemen na de Tweede Wereldoorlog opgebouwd toen Europese landen redelijk arm waren. De sleutel ligt bij het belastingsysteem. En we weten in Europa hoe moeilijk dat vaak ligt. Er zal, geleidelijk aan, ook moeten worden gewerkt aan de formalisering van de grote informele sector zodat werknemers en werkgevers bijdragen gaan betalen. Er zijn meerdere opties om een sokkel te financieren. Men moet land per land kijken wat wel en niet mogelijk is. Het zal hoe dan ook in stapjes gaan.” Zijn er simulaties gemaakt van wat sociale bescherming kan kosten? Is het wel betaalbaar voor arme landen? “Uit simulaties blijkt dat het betaalbaar is voor bijna alle landen. Volgens IAO-studies betreffende lage inkomsten landen in Afrika en Azië worden de kosten van een basispakket van sociale overdrachten (buiten gezondheidszorg) dat mensen de toegang biedt tot essentiële diensten, geschat rond de 2,3 à 5,7% van het bnp in 2010. Individuele onderdelen van het pakket, zoals bijvoorbeeld het universeel basispensioen, zou tussen 1,0 en 1,5% van het bnp bedragen in Burkina Faso, Ethiopië, Kenia, Nepal, Senegal en Tanzania. Deze kosten zouden snel gecompenseerd worden door een ‘return on investment’ in armoedebestrijding. In Indonesië, zo tonen IAO-simulaties, zou het invullen van een sokkel tussen 0,74 en 2,45% van het bnp kosten tegen 2020.” Ziet u werkelijk een engagement van alle landen om dit nu uit te voeren? “Dat denk ik wel. Kijk naar wat er wordt gezegd in de nieuwe ‘duurzame ontwikkelingsdoelstellingen’ die eind september formeel zullen worden aangenomen (dit gesprek vond plaats vóór de post-2015 VN-top, wv). Bij doelstelling 1 staat dat ‘nationaal aangepaste systemen van sociale bescherming voor iedereen zullen worden uitgevoerd, met inbegrip van sokkels, en dat er tegen 2030 een substantiële dekkingsgraad voor armen en kwetsbaren zal worden bereikt’.” Waarom ‘met inbegrip van sokkels’? Is dat niet alweer dubbelzinnig? “U moet begrijpen dat dit bij de arme landen gevoelig ligt. Ze zijn bang dat ze het niet zullen kunnen betalen. Ze starten dus met de armen. Maar de filosofie van de IAO is wel degelijk dat het om iedereen gaat en dat dit is gebaseerd op mensenrechten.” Is die formulering nu sterk genoeg om in arme landen mee te gaan werken? “Ik hoop het. Dit gaat veel verder dan wat in de Millenniumdoelstellingen stond. Natuurlijk zal veel afhangen van de indicatoren die nog moeten worden opgemaakt, maar daar is de IAO druk mee bezig. Voor sommige landen zal de dekkingsgraad prioritair zijn. Voor andere, vooral hoge inkomenslanden, het uitkeringsniveau.” sampol 2015/8|53
SAMPOL_oktober_2015.indd 53
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
“Bovendien mag men niet vergeten dat zo’n formele doelstelling ook een instrument is voor sociale bewegingen: het geeft zichtbaarheid aan het thema, men kan eisen stellen, er voor vechten, je kan er over onderhandelen. Een mensenrecht is iets wat macht geeft.” Is de IAO overigens al begonnen met de concrete invoering van de sokkels voor sociale bescherming? “Jawel, in verschillende landen. De voorbije tien jaar heeft de IAO ondersteuning gegeven aan 136 landen om ze te helpen met het opbouwen van een sokkel. In meer dan 40 landen gaat het over de invoering van universele pensioenvoorzieningen. Een belangrijke punt in de IAO-acties is de betrokkenheid van de sociale partners op nationaal niveau.” Men kan zich indenken dat dit niet makkelijk zal zijn, en dat er op het terrein wel concurrentie zal komen van de Wereldbank. “Makkelijk is het nooit. Zelfs als er geen politieke blokkering is, kunnen er nog altijd financiële problemen zijn. De gemeenschappelijke verklaring met de Wereldbank betekent toch dat er een bereidheid is om samen te werken, wat heel belangrijk is. Dat is precies de bedoeling. We zullen samen de zaak monitoren, samen kijken naar de mogelijke financiering, naar de ervaringen in verschillende landen. Dat moet kunnen lukken.” “Sommige landen zullen in eerste instantie wellicht blijven kiezen voor de veiligheidsnetten. Andere landen zullen uiteindelijk toch kiezen voor de instelling met het meeste geld. Maar ik geloof echt dat deze gemeenschappelijke verklaring kan leiden tot een betere beleidscoherentie. Er bestaat wel degelijk een akkoord over een aantal sleutelprincipes. Dat betekent dat je toch een heel stuk weg samen kan gaan.” We leven sinds 2008 in een zware economische en financiële crisis. Is dat een bedreiging voor de filosofie van de IAO, of helpt het de instelling juist om een stabiliserende rol te spelen? “Ik denk dat bepaalde IAO-waarden en -principes versterkt uit de crisis komen. De IAO is erg kritisch geweest over de bezuinigingen die door de EU gepromoot werden in de periode 2010-2012. Vandaag zijn er veel mensen, ook bij de Europese Commissie zelf, die dat beleid veroordelen. Kijk naar wat het IMF of de OESO en de Wereldbank tegenwoordig zeggen, ook al blijft dat voorlopig beperkt tot hun studiediensten. Als zelfs het IMF erkent dat vakbonden een belangrijke rol spelen in de economie, dan is er wel degelijk iets aan het veranderen! Hetzelfde geldt voor de sokkels van sociale bescherming. Dat begon met een verslag, in 2011, van een onafhankelijke adviesgroep onder leiding van Michelle Bachelet, maar geleidelijk kwam er steun van de G20 en van andere instellingen. Het morele probleem van de ongelijkheid zal niet alle instellingen wakker houden, maar het economische probleem wel. Ze zien nu dat groei wordt bedreigd door ongelijkheid, en dus reageren ze.” “Op het niveau van het discours is er dus verandering bezig, de praktijk moet nog even wachten. Maar iedereen ziet hoe groot de ongelijkheid is, hoe precair de arbeidssituaties worden, hoeveel jonge mensen werkloos zijn. Die problemen worden vandaag erkend.” sampol 2015/8|54
SAMPOL_oktober_2015.indd 54
8/10/2015 8:38:19
Interview met Claire Courteille
Ook in de Europese Unie zien we die problemen. De Europese Commissie komt vaak met goede ideeën, maar in de praktijk wordt alles politiek geblokkeerd. “De EU is een bijzonder geval. Dat komt ook door de moeilijke verdeling van de bevoegdheden. De Europese Commissie heeft beperkte competenties op het vlak van sociale bescherming, maar toch doet ze Aanbevelingen. Om bepaalde problemen te kunnen oplossen, is meer EU nodig. Momenteel willen de Lidstaten echter niet meer bevoegdheden aan Brussel geven. De grote vraag blijft hoe je van het discours naar de praktijk gaat. Kijk naar de ‘jeugdgarantie’, waarbij de Lidstaten worden gevraagd om aan jongeren die vier maanden na hun afstuderen of werkloos worden nog steeds geen baan hebben, een job, een opleiding, een leercontract of een stage aan te bieden. Er zijn dus wel degelijk ook goede initiatieven.” In Addis Abeba, op de VN-conferentie over de financiering van ontwikkeling (13-16 juli 2015), werd duidelijk dat er momenteel weinig politieke wil is om iets te reguleren. De ‘civil society’ pleitte er erg voor een ‘tax body’, een politieke instantie binnen de VN om over belastingen te praten, maar het heeft niets opgeleverd. “Het blijft nochtans een cruciaal punt, zeker voor de financiering van de sociale bescherming. Een fair belastingsysteem is nodig voor het vertrouwen van de burgers in hun regering.” Kunnen we nog even terug naar die sociale bescherming? U stelt dat de systemen op nationaal niveau moeten worden uitgewerkt, maar zal het in de toekomst toch niet nodig zijn om ook aan een zekere convergentie tussen landen te werken? Dat was toch ook een basisidee van de IAO bij de oprichting? Ik bedoel dus niet een mondiale sociale bescherming, wel een zekere toenadering tussen verschillende systemen. “Wat de IAO wel bereid is te doen, is te werken aan een soort task force. Niet aan een mondiaal fonds voor de financiering van de sociale bescherming, wel aan hulp bij de ‘kick-off’. De IAO wil dus graag een mondiaal fonds voor het opstarten van sokkels van sociale bescherming, voor haalbaarheidsstudies, voor de analyse van verschillende nationale sampol 2015/8|55
SAMPOL_oktober_2015.indd 55
8/10/2015 8:38:20
Interview met Claire Courteille
situaties, voor het delen van expertise, enzovoort. In Afrika bijvoorbeeld zijn er specifieke sociale beschermingsfondsen, die interessante voorbeelden kunnen zijn voor andere landen. Het uitwisselen van informatie over nationale ervaringen is vooral in een Zuid-Zuid context erg belangrijk.” U verwees al naar de grote informele sector in de landen van het Zuiden. Hier, in Europa, zien we steeds meer arbeidsplaatsen verdwijnen door robotisering. Zal dat geen probleem vormen voor de sociale bescherming doordat er minder inkomsten zullen zijn om ze te financieren? “De Europese arbeidsmarkt is snel aan het veranderen door de invoering van nieuwe technologie, de vergrijzing van de bevolking en de transformaties van productieprocessen. In de toekomst zullen er meer zelfstandigen zijn en minder loontrekkers. Er zullen ook meer mensen ‘in the cloud’ werken, internationaal samenwerken via internet. We krijgen dus nieuwe vormen van werk. Van belang is dat iedere werknemer toegang tot adequate bescherming heeft. We moeten ons op de toekomst voorbereiden en ons aanpassen.” “Ik kan uiteraard niet vooruitlopen over hoe dat zal gebeuren en of dat zal betekenen dat sociale bescherming meer uit fiscaliteit zal worden gefinancierd dan uit sociale bijdragen. Wellicht krijgen we meer en betere mengvormen. Wel stellen we vast dat de volatiliteit van de economie groter wordt en dat het concept van sokkel voor sociale bescherming ook voor Europa nuttig kan zijn. Wat vandaag in Griekenland gebeurt, hebben we nooit eerder meegemaakt. Vandaar ook, nogmaals, dat het universalisme en de mensenrechten zo belangrijk zijn. Want we zullen de economische veranderingen, zoals de robotisering, niet tegenhouden.” Als de sociale bescherming complexer wordt, zal dat toch een impact hebben op de bereidheid van de mensen om ertoe bij te dragen? Hoe complexer een systeem, hoe minder goed je kan zien waar het geld precies naar toe gaat. “Ik denk niet dat de complexiteit een probleem is. Wel moeten mensen de indruk hebben dat het systeem fair en rechtvaardig is. Mensen zullen weigeren om nog bij te dragen van zodra ze de indruk krijgen dat het systeem niet langer fair is, dat niet iedereen zijn rechtmatig deel bijdraagt of krijgt. Gelukkig bestaat er in Europa nog steeds een grote mate van vertrouwen in de instellingen. Van zodra dat weg valt, zijn er problemen. Vertrouwen en fairness, dat zijn de twee hoekstenen voor een goed systeem van sociale bescherming.”
Interview: Francine Mestrum, Wim Vermeersch Foto’s: Bart De Waele
sampol 2015/8|56
SAMPOL_oktober_2015.indd 56
8/10/2015 8:38:20
Op de suikerrietplantages in El Salvador werken 23.000 kappers. De meeste onder hen werken voor kleine producenten, die in onderaanneming werken voor de grote suikerfabrieken. De kappers hebben een informele job, zonder contract waarin loon, werkuren en andere afspraken worden vastgelegd. Ze dragen daardoor niet bij tot het sociale zekerheidstelsel en zijn dus niet sociaal beschermd.
PIET DEN BLANKEN - Suikerrietkappers In Centraal-Amerika is de suikerindustrie van staatsbelang. De sector is goed voor 172.000 directe en 850.000 indirecte jobs in de regio. Suiker is dan ook goud waard. Brazilië koos radicaal voor de ethanolproductie, waardoor er een gat in de markt ontstond. De Centraal-Amerikaanse suikerbedrijven zien daardoor hun afzetmarkt vergroten. Jammer genoeg genieten de arbeiders op de suikerrietplantages niet mee van de winst. De arbeidsomstandigheden zijn zwaar. De suikerrietkappers kennen een onzeker bestaan, zonder sociale bescherming. Fotojournalist Piet den Blanken bracht het harde leven van de suikerrietkappers in beeld. sampol 2015/8|57
SAMPOL_oktober_2015.indd 57
8/10/2015 8:38:21
Suikerrietkappers mogen dan formeel geen werk hebben, wérken doen ze wel degelijk. Door de zware arbeid en de zengende hitte zweet een kapper meer dan 5 liter tijdens zijn dagtaak. De werkomstandigheden zijn niet alleen zwaar, maar ook gevaarlijk. Om de kap sneller vooruit te laten gaan, worden de velden voor de kap in brand gestoken. Een praktijk die belastend is voor het milieu, én voor de gezondheid van de arbeiders.
SAMPOL_oktober_2015.indd 58
8/10/2015 8:38:23
De rook en het roet bezorgen de rietkappers branderige ogen en gevoelige luchtwegen. De rietkappers krijgen in veel gevallen geen beschermende kledij en moeten het veld op zonder handschoenen, mondmaskers of andere veiligheidskledij.
SAMPOL_oktober_2015.indd 59
8/10/2015 8:38:24
Veel suikerrietkappers lijden aan chronisch nierfalen. De slechte arbeidsomstandigheden veroorzaken chronische uitdroging en zouden bijdragen aan het ontstaan van de ziekte. Onderzoek naar de precieze oorzaken loopt nog. De medische behandeling van de ziekte schiet ernstig tekort en bovendien kunnen de arbeiders zich geen dure behandelingen veroorloven. Ze hebben immers geen ziekteverzekering en kunnen enkel terecht in de publieke gezondheidszorg, waar een zwaar tekort is aan medisch personeel, geneesmiddelen en infrastructuur.
SAMPOL_oktober_2015.indd 60
8/10/2015 8:38:24
Wie ziek is, kan niet werken en wie niet werkt, heeft geen inkomen. Althans, zo gaat het bij de suikerrietkappers. Ze krijgen geen vervangingsinkomen bij ziekte of werkonbekwaamheid. Ook een werkloosheidsuitkering bestaat niet.
SAMPOL_oktober_2015.indd 61
8/10/2015 8:38:26
Ook het tijdelijke karakter van de arbeid draagt bij aan de inkomensonzekerheid. De suikerrietkap of zafra duurt slechts enkele maanden per jaar, nadien daalt de vraag naar arbeid op de plantages enorm. Enkelingen kunnen na de zafra hun werk behouden en onderhouden de suikerrietvelden ter voorbereiding van de volgende kap.
SAMPOL_oktober_2015.indd 62
8/10/2015 8:38:26
Ook op hun oude dag kunnen suikerrietkappers niet zeker zijn van een inkomen. Ze zijn niet aangesloten bij de sociale zekerheid, en bouwen dus geen pensioen op.
SAMPOL_oktober_2015.indd 63
8/10/2015 8:38:27
Iedereen heeft recht op sociale bescherming, ook suikerrietkappers. Daarom hebben enkele vakbonden in El Salvador met de steun van FOS de krachten gebundeld om de informele suikerrietkappers te organiseren en te mobiliseren. Ze willen de suikerrietkap formaliseren, en kappers op die manier toegang geven tot het systeem van sociale zekerheid. Zodat ook zij beschermd zijn tegen de risico’s van het leven, waardig werk hebben en gezond kunnen leven.
SAMPOL_oktober_2015.indd 64
8/10/2015 8:38:28
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten Fien Adriaens
De Vlaamse regering Bourgeois I zit meer dan 1 jaar in het zadel. Hoog tijd voor een bilan van het gevoerde beleid. Een beleid dat de rekening systematisch doorschuift naar de gezinnen en daarbij ook de laagste inkomensgroepen niet ontziet. Dit artikel neemt de kinderopvang onder de loep. Geen fraai plaatje, zo blijkt. Het kinderopvangbeleid van Bourgeois I werkt drempelverhogend, plaatst de economische functie van kinderopvang centraal (en gaat voorbij aan de pedagogische en sociale functie) en zet zo kwetsbare gezinnen in de kou.
In Vlaanderen gaat 51,6% van de baby’s en peuters (<3 jaar) naar de formele kinderopvang, beter gekend als de crèche of onthaalouder (Kind & Gezin, 2015). Momenteel zijn er zo’n 67.276 opvangplaatsen ‘inkomensgerelateerd (IKG)’. Hier betalen ouders een tarief op basis van hun bruto belastbaar inkomen, de opvanginitiatieven krijgen een subsidie in ruil. Er zijn zo’n 24.562 opvangplaatsen met vrij tarief (hier kiest de opvang zelf een vast tarief, en krijgen een basissubsidie van de overheid) (Kind & Gezin, 2015).
Kinderopvang vervult drie belangrijke functies: een pedagogische, een economische en een sociale. Wetenschappelijk onderzoek bewijst reeds jaar en dag het belang van kwaliteitsvolle kinderopvang voor de fysieke, psychologische en sociale ontwikkeling van jonge kinderen (Vandenbroeck & Van Lancker, 2014). De kribbe is voor hen een belangrijke leerschool. Naast de pedagogische functie, vervult kinderopvang ook een economische functie. Dankzij kinderopvang kunnen ouders gaan werken of een opleiding volgen en het gezin van een inkomen voorzien. In de kinderopvang zelf werken ook sampol 2015/8|65
SAMPOL_oktober_2015.indd 65
8/10/2015 8:38:28
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
veel mensen, hoofdzakelijk vrouwen. Ten derde is er de sociale functie. Zeker voor kwetsbare groepen (1 op 4 gezinnen in stedelijke context, 10,3% over gans Vlaanderen) is het emancipatorische belang van kwaliteitsvolle kinderopvang niet te onderschatten (bijvoorbeeld de verbreding van het opvoedingsmilieu). Bovendien kan het een significante actor zijn in de strijd tegen kinderarmoede (Vande Gaer, Gijselinckx & Hedebouw, 2013, p. 149). Goede kinderopvang is met andere woorden een essentieel onderdeel van een preventief armoedebeleid (Van Lancker, 2014, p.8).1 Net daarom moet kinderopvang (naast kwaliteitsvol) betaalbaar blijven voor iedereen. Niet alleen trouwens voor leefloongerechtigden maar ook voor andere groepen die moeten rondkomen met een laag inkomen, die leven van een werkloosheids- of invaliditeitsuitkering of een laag loon (De Zutter, 2010; Vandenbroeck & Van Lancker, 2014). En daar wringt het schoentje. Voor een dagje in de crèche of bij de onthaalouder betaalden de allerlaagste inkomens tot voor kort 1,56 euro. Dat tarief werd door de Vlaamse regering opgetrokken tot 5 euro per dag.2 Of maar liefst drie keer zoveel, en dat voor de meest kwetsbare gezinnen. Mensen met de laagste inkomens moeten hierdoor tot 76 euro per maand meer ophoesten. Geld dat er vaak niet is. Onder druk van het middenveld3 (o.a. Vlaams ABVV, Vrouwenraad, Gezinsbond en anderen), academici en experten, deed minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen (CD&V) een minimale toegeving: wie het echt moeilijk heeft om het verhoogde tarief op te hoesten, kan (mits hij of zij tot een bepaald sociaal statuut behoort) een beroep doen op een individueel verminderd tarief. Deze sociale
correcties kunnen echter enkel na een sociaal onderzoek door het OCMW. De minister houdt duidelijk geen rekening met het drempelverhogend effect van deze individuele beoordeling. Hij onderschat het taboe dat nog steeds rond een OCMW-bezoek hangt. Binnen de sociale correcties wordt er trouwens gediversifieerd en staat de economische functie van de opvang centraal (d.i. opvang in kader van tewerkstelling en activering van de ouders). Zo betalen leefloners zonder activeringstraject bijvoorbeeld 5 euro terwijl leefloners mét activeringstraject, inburgeraars en mensen met laag arbeidsinkomen 3 euro betalen.4 Als bovenop de (verhoogde) dagprijs voor opvang dan nog allerlei niet-begrensde extra’s worden aangerekend, bijvoorbeeld voor administratie, afvalverwerking, vochtige doekjes, zonnecrème, laattijdig ophalen, enzovoort, wordt de factuur van de kinderopvang onbetaalbaar voor heel wat jonge ouders. Te verwachten valt dat vooral voor deeltijds werkenden en alleenstaande ouders (waarvan 8 op de 10 vrouw is5) de verhoging van de kostprijs voor opvang een probleem zal zijn (Vandenbroeck & Van Lancker, 2014). Kinderopvang wordt nu vooral opgenomen door tweeverdieners.6 Die zullen de extra kost misschien wel voelen, maar dit zal niet leiden tot minder werken. Voor mensen die deeltijds werken of hun werk minder goed op voorhand kunnen plannen -en dus de kinderopvang slechts sporadisch en vaak onregelmatig willen gebruiken - zal de prijsstijging wel barrières opwerpen. Tel bovenop de prijsverhogingen en de extraa tjes nog; a) het principe ‘bestellen is betalen’ (uit het kaderdecreet voorschoolse kinderopvang7, in voege sinds 1 april 2014), b) een aantal oriëntaties uit het Vlaamse regeerakkoord (bijvoorbeeld de voorrangsregels voor werkenden) en
sampol 2015/8|66
SAMPOL_oktober_2015.indd 66
8/10/2015 8:38:28
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
c) recente politieke keuzes (bijvoorbeeld het investeren in ‘trap 1’ opvang met vrij tarief), en de drempel naar de kinderopvang voor lagere- en middeninkomens wordt wel heel erg hoog gelegd. Door al deze maatregelen komt vooral de maatschappelijke positie van vrouwen in het gedrang, aldus de Vrouwenraad (2015). Vanuit genderperspectief bekeken, sluit het kinderopvangbeleid het traditionele kostwinnersmodel opnieuw in de armen. Jonge (alleenstaande of deeltijds werkende) moeders zullen de rekening maken en er vaker voor kiezen om (deeltijds) thuis
Per jaar worden er minimaal 18 dagen (bij een voltijds opvangplan) vrijgesteld van deze verplichting.9 Dit zijn de zogenaamde respijtdagen. Hier zit het addertje. Want zowel een gewettigde (ziekte met doktersattest) als een ongewettigde afwezigheid (ouder neemt een snipperdag) telt mee als respijtdag. Zijn je respijtdagen op, dan betaal je een tarief dat door de opvang bepaald wordt; soms het gewone dagtarief10, maar soms is dit het maximumtarief (27,71 euro). Wie niet komt opdagen, krijgt dus - afhankelijk van de goodwill van de opvangvoorziening - een boete die hoger kan zijn dan de gewone dagprijs (opgelet: dit bedrag is niet fiscaal aftrekbaar). Ouders
De implementatie van het kinderopvangplan zorgt voor perverse effecten, want het zijn opnieuw de meest kwetsbare - lees: werkarme - gezinnen die de grootste dupe zijn van de nieuwe financieringsen responsabiliseringsregels. te blijven, met alle gevolgen voor hun sociale rechten van dien… en dat terwijl de Vlaamse regering net beloofde de loonkloof te dichten. ‘BESTELLEN IS BETALEN’ DRIJFT DE KOSTPRIJS OP Wanneer ouders, meestal na een stresserende zoektocht, hun kindje inschrijven in een opvangvoorziening met een tarief op basis van hun inkomen (de zogenaamde ‘trap 2’ of ‘trap 3’ opvang8), wordt er een opvangplan opgesteld. Dit plan is verplicht sinds 1 april 2015 voor elke opvang die met inkomenstarief werkt. Het legt contractueel vast welke dagen het kind naar de opvang komt. De dagen die de ouder bestelt, moet hij zonder pardon betalen. Dit om de financiële leefbaarheid van opvangvoorzieningen te garanderen, de inkomensgerelateerde opvangplaatsen optimaal te benuttenen en ouders te responsabiliseren.
die een ziek kind hebben of eens een snipperdag willen nemen voor wat family time, worden letterlijk afgestraft. Met als gevolg dat ouders hun kinderen vaker ziek naar de crèche sturen. Of dat ze uit financiële overwegingen hun kindje naar de crèche brengen terwijl ze eigenlijk liever tijd samen wilden spenderen. Absurd toch? De implementatie van het kinderopvangplan zorgt voor perverse effecten, want het zijn opnieuw de meest kwetsbare - lees: werkarme - gezinnen die de grootste dupe zijn van de nieuwe financierings- en responsabiliseringsregels. Uit onderzoek blijkt namelijk dat gezinnen in armoede het moeilijker hebben om op lange termijn te plannen. Bovendien zijn kinderen uit kwetsbare gezinnen vaker ziek en stellen hun ouders vaker een doktersbezoek uit (Vandenbroeck & Van Lancker, 2014, p. 11). Ook Karen Daniels (in Purnelle, 2015), coördinator van een kinderdagverblijf, ziet de sampol 2015/8|67
SAMPOL_oktober_2015.indd 67
8/10/2015 8:38:28
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
onbedoelde effecten sinds de implementatie van het opvangplan in de praktijk vaak terugkeren: ‘voltijds werkende ouders met een vaste baan krijgen dit [navolgen opvangplan] meestal wel voor elkaar, maar deeltijds werkende ouders, ouders die op interim basis werken of die werkzoekend zijn, worden benadeeld.’ Het is dan ook niet verwonderlijk dat het principe ‘bestellen is betalen’ op veel weerstand botst: het drijft de kostprijs van opvang op. Naar aanleiding van de vele klachten over het nieuwe systeem deed Kind & Gezin, samen met de koepels van de opvangsector, een oproep naar de opvanginitiatieven om een ‘redelijke’ prijs te hanteren wanneer de respijtdagen zijn opgebruikt (Vrints, 2014). Het is geen structurele oplossing: men schuift gewoon de verantwoordelijkheid door van het Vlaamse niveau naar het microniveau van de individuele voorzieningen, met meer willekeur als gevolg. WERKENDEN EN VRIJE TARIEVEN EERST Naast de verhoogde tarieven voor de laagste inkomens, de onbegrensde extra’s en de discussies rond het opvangplan, werken ook de voorrangsregels voor kinderopvang drempelverhogend. Een passage uit het Vlaams regeerakkoord doet de wenkbrauwen fronsen. De regering wil absolute voorrang geven aan kinderen van ouders die werken en/of een beroepsgerichte opleiding volgen (de zogenaamde economische functie van de kinderopvang, cf. supra). Tegelijk zeggen ze de toegankelijkheid te willen verhogen voor kwetsbare gezinnen (d.i. de sociale functie van kinderopvang). Op zich een nobel doel, maar de vrees rijst dat er bij capaciteitsproblemen (er zijn nu al 17.562 plaatsen tekort) kansarmen uit de boot vallen en werkenden voorrang zullen krijgen (Van Lancker, 2014, p. 9). Uit het huidige
puntensysteem in Antwerpen blijkt reeds dat werken zwaarder doorweegt in de voorrangsbepaling dan kansarm zijn (Purnelle, 2015). Door de klemtoon te leggen op de economische functie, dreigen de pedagogische en sociale component van kinderopvang ondergesneeuwd te worden. Dat terwijl de drie functies net op voet van gelijkheid moeten worden behandeld. ‘Vanuit armoedeperspectief is het geen goed idee om absolute voorrang aan één groep motieven te geven. Het is immers niet omdat men prioriteit geeft aan arbeid gerelateerde vragen dat de nood aan kinderopvang bij andere gezinnen verdwijnt’, waarschuwen Michel Vandenbroeck en Wim Van Lancker (2014, pp. 13-14). Daar komt bovenop dat de parlementsleden van de meerderheid (Open VLD, N-VA en CD&V) een motie indienden waarin ze nadrukkelijk vragen de zogenaamde ‘trap 1’ initiatieven te stimuleren; dit zijn de commerciële kinderopvangvoorzieningen die hun tarieven vrij bepalen (zo’n dagtarief bedraagt al snel 25 euro). Voor vele lage- maar ook middeninkomens zijn deze zelfstandige kribbes onbetaalbaar. Het decreet beloofde nochtans tegen 2020 voor elk kind een betaalbare kwalitatieve opvangplaats. Volgens Kind & Gezin is dit een onhaalbare kaart. Momenteel is er voor zo’n 52% van de kinderen in Vlaanderen een opvangplaats, ongeveer 60% daarvan is inkomensgerelateerd (Kind & Gezin; in: Vlaams Parlement Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin op 8 juni 2015). Minister Vandeurzen legde onlangs 20 miljoen euro op tafel. Hiermee wil hij 4.000 extra plaatsen in de kinderopvang subsidiëren (naast de invulling van een nieuwe cao in de sector, een opsteker voor de kinderopvangbegeleiders). Het budget wordt verdeeld over de verschillende ‘trappen’ in de sector. Een grote hap gaat naar de starterssubsidie voor beginnende initiatieven en een verhoging van de basissubsidie voor de
sampol 2015/8|68
SAMPOL_oktober_2015.indd 68
8/10/2015 8:38:28
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
‘trap 1’ opvang. Zo komen er 1.994 plaatsen bij in trap 1, slechts 835 in trap 2 (opvang met inkomenstarief) en 1.235 in trap 3 (opvang met plussubsidie voor kwetsbare groepen) (Vandeurzen, 2015). De vraag blijft dan nog maar of het optrekken van de subsidies voor de commercieel georganiseerde kinderopvang ook gepaard zal gaan met een professionalisering van de opvang (bijvoorbeeld goeie arbeidsvoorwaarden voor het personeel) en aandacht voor de noden van jonge ouders? (Vrouwenraad 2015, p. 4) Internationaal onderzoek naar de kinderopvangsector wijst namelijk uit dat een verdere vermarkting van de kinderopvang in Vlaanderen absoluut niet wenselijk is (Peeters, 2009, p. 37). Commerciële opvanginitiatieven
het onderwijs, een basisrecht voor alle kinderen waarbij de Vlaamse overheid het normatieve kader schept, Kind & Gezin de regierol heeft en de lokale besturen uitvoeren (en hier ook voldoende middelen voor krijgen). Neem een voorbeeld aan de Scandinavische landen waar kwaliteitsvolle kinderopvang een basisrecht is voor alle kinderen onder de drie jaar, waar de eigen bijdrage voor ouders laag is, en waar de tewerkstellingsgraad bij vrouwen bij de hoogste in de wereld is. - Maak alle kinderopvang inkomensgerelateerd. Investeer aldus in trap 2 en trap 3 opvang initiatieven. Alleenstaande ouders, deeltijds werkenden en andere kwetsbare gezinnen verdienen extra aandacht. Bovendien is een
Het is een maatschappelijke en politieke keuze om te investeren in kinderopvang of niet. Als we dan toch in termen van ‘return of investment’ willen spreken: elke cent die je investeert in de eerste levensjaren van een kind win je later tot zeven keer terug. bieden vaak een lagere kwaliteit aan dan nonprofit organisaties, betalen lagere lonen, gaan lager geschoolde mensen aanwerven en zijn duurder voor de ouders (Peeters, 2009, p. 34). Bovendien is over de jaren heen een kwalijke gewoonte ontstaan dat uitbreidingsmiddelen voor allerlei andere zaken worden gebuikt (aldus Bart Van Malderen; in de Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2015). BETAALBARE KINDEROPVANG, EEN BASISRECHT VOOR IEDEREEN Alles kan beter, beste Vlaamse regering, ook de kinderopvang. Enkele concrete, uitvoerbare tips voor een sociaal rechtvaardiger kinderopvangbeleid: - Maak van de voorschoolse kinderopvang, net als
inkomensgerelateerd tarief voor alle ouders sociaal rechtvaardiger. - Maak komaf met financiële drempels voor ouders. Deze maken een emanciperende kinderopvang onmogelijk en treffen voornamelijk de meest kwetsbare gezinnen. Een effectieve toegang tot kinderopvang is een spil van de emancipatie en de gelijke kansen v/m in het algemeen, en van (alleenstaande) moeders in het bijzonder (Vranken, 2010; Vrouwenraad, 2015). Daaraan mag niet worden getornd. Het is een maatschappelijke en politieke keuze om te investeren in kinderopvang of niet. Als we dan toch in termen van ‘return of investment’ willen spreken: elke cent die je investeert in de eerste levensjaren van een kind win je later tot zeven keer terug (Vandenbroeck & Laevers, 2011; Purnelle, 2015). sampol 2015/8|69
SAMPOL_oktober_2015.indd 69
8/10/2015 8:38:29
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
- Pas een grondige armoedetoets toe op de tariefverhogingen voor de laagste inkomensgroepen. Ook de onbedoelde effecten van de recente maatregelen (bestellen is betalen, voorrangsregels) dienen nauwlettend gemonitord te worden zodat kort op de bal kan worden gespeeld om het recht op kinderopvang ook voor de meest kwetsbaren veilig te stellen. - Ken in tussentijd alle leefloongerechtigden en equivalent leefloongerechtigden automatisch het dagtarief van 1,56 euro toe. Het (equivalent) leefloon ligt nu al onder de armoederisicodrempel. Extra kinderopvangkosten kunnen er voor deze mensen écht niet meer bij, hoe minimaal de stijging ook mag lijken. Bovendien worden deze mensen twee keer geraakt want hun inkomen is te beperkt om recht te hebben op belastingvermindering omwille van hun opvangkosten. Verder moet er ook oog zijn voor andere groepen die moeten rondkomen met een laag inkomen, met minimumuitkering of invaliditeitsuitkering of een laag loon uit arbeid. Ook voor hen moet kinderopvang betaalbaar zijn en mag het geen werkloosheidsvallen creëren. Een mooi meegenomen voordeel van deze automatische toekenning van het minimumtarief: OCMW’s worden niet belast met de sociaal onderzoeken en de afwijkingen op de tariefverhogingen. Dit komt de personeelsleden van de OCMW’s ten goede, gezien deze nu reeds te kampen hebben met een zeer hoge werkdruk. Bovendien zorgt deze automatische toekenning ervoor dat ouders niet naar het OCMW hoeven te stappen, wat de non take-up zal doen afnemen. - Zet een maximum op de extra kosten die opvanginitiatieven mogen aanrekenen. Zo komen ouders niet voor verrassingen te staan. Of beter nog; schaf de extra kosten af. - ‘Bestellen is betalen’ is an sich een begrijpelijk
principe dat ouders wil responsabiliseren en zekerheid wil bieden voor voorzieningen. Maar de perverse effecten moeten er uit. Ziekte is overmacht; reken daar geen boete voor aan. - Als er dan toch ‘boetes’ komen wanneer de respijtdagen zijn opgebruikt, maak deze dan niet hoger dan de dagprijs die ouders betalen. Leg de verantwoordelijkheid niet bij de voorzieningen zelf. - Investeer méér in de pedagogische kwaliteit van de opvang. Kinderopvang mag je niet louter economisch bekijken. Er heerst een brede consensus binnen de wetenschappelijke wereld en internationale organisaties (OECD, 2006) dat er drie randvoorwaarden zijn voor de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang: 1) het aantal kinderen per volwassene, 2) de kwalificaties personeel en 3) continuïteit van het personeel samengaand met arbeidsvoorwaarden (Peeters, 2009, p. 33). Herbekijk dus het aantal kinderen per begeleider. De huidige kind/begeleider ratio van 1 op 8 of 9, bij respectievelijk gezins- en groepsopvang, impliceert bandwerk. Naast verluieren en papjes geven, blijft er weinig ruimte over voor kwali-tijd en spelen. Elk onderzoek wijst nochtans uit dat een viertal kinderen per begeleider het maximum is als je kwaliteitsvolle opvang nastreeft. Niet alleen voor het kind, maar ook voor de begeleider. Neem ook hier een voorbeeld aan de Scandinavische landen. - Investeer in een volwaardig werknemerstatuut voor kinderbegeleiders in zowel de groeps- als in de gezinsopvang. Een werknemersstatuut impliceert een betere sociaalrechtelijke bescherming en meer inkomenszekerheid, én komt de kwaliteit van de opvang ten goede. Momenteel hebben enkel de werknemers tewerkgesteld in de vroegere ‘erkende kinderdagverblijven’ behoorlijke arbeidsvoorwaarden (bekomen met het Vlaams
sampol 2015/8|70
SAMPOL_oktober_2015.indd 70
8/10/2015 8:38:29
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
Intersectoraal Akkoord - VIA - van 2000). Voor de andere kinderbegeleiders tewerkgesteld in de vroegere ‘zelfstandige kinderopvang’, de buitenschoolse kinderopvang en de onthaalouders, is er nog een lange weg af te leggen. De sector heeft nog steeds te veel jobs van lage kwaliteit, hoge werkdruk, lage lonen, veel personeelsverloop en een gebrek aan een volwaardig statuut. Zet een degelijk competentiebeleid op poten. Dit zal vruchten afwerpen voor de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. - Investeer ten slotte in de toegankelijkheid van de opvang. Dit blijft een heikel punt, vooral voor gezinnen in armoede. Zij zijn meestal onvoldoende geïnformeerd over het aanbod, de
voorwaarden, de inschrijvingsprocedures, de voorrangsregels van kinderopvang. De piste van de kinderopvangzoeker (die op poten gezet wordt), de lokale loketten kinderopvang en de ondersteuning bij de elektronische tariefberekening, juichen we dan ook ten volle toe. Deze initiatieven moeten echter wel samen met ouders in armoede geëvalueerd worden om na te gaan of de toegankelijkheid effectief verbeterd is (Vrouwenraad 2015).11 Beste Vlaamse regering, het gezegde ‘kleine kinderen, kleine zorgen, grote kinderen, grote zorgen’ gaat voor jonge (kwetsbare) ouders niet op. Herbekijk het kinderopvangbeleid met een meer sociale bril. Die zou jullie niet misstaan.
Fien Adriaens Adviseur sociaal beleid, studiedienst Vlaams ABVV
Noten 1/ Zonder de impact ervan te overdrijven, kan kinderopvang jonge kinderen op weg zetten naar een succesvolle schoolse loopbaan wat tot betere tewerkstellingskansen leidt en een lager armoederisico (European Commission, 2014, p. 13). Een meer direct effect van kinderopvang op gezinsarmoede is dat het inactieve ouders toelaat te werken en zo het gezinsinkomen te verhogen (al zijn de tewerkstellingseffecten van kinderopvang niet eenduidig) (Van Lancker, 2014, p. 8). 2/ Voor ouders die vanaf 1 mei 2015 nieuwe attesten inkomens
tarief of herberekeningen van het tarief aanvragen, gelden deze veranderingen, zoals de aanpassing van het minimumtarief naar 5 euro. Op 1 januari 2016 worden de aangepaste tarieven voor iedereen van toepassing (Vandeurzen, 2015). 3/ Voorafgaand aan deze tariefwijziging werd minister Vandeurzen aangeschreven (3 maart 2015) en werd er een persbericht (5 maart 2015) verspreid waarin het gemeenschappelijk ongenoegen uitgedrukt werd over de aangekondigde tariefwijzigingen en het feit dat enkel de economische functie van kinderopvang in het
beleid wordt opgenomen. Er werd opgeroepen te evalueren vanuit het perspectief van kwetsbare ouders. 4/ Voor een overzicht van de voorwaarden van de sociale correcties, zie website Kind & Gezin. 5/ In 1991 telden we nog ‘maar’ 140.711 alleenstaande moeders tegenover 38.382 alleenstaande vaders, terwijl in 2008 het aantal alleenstaande mama’s al opliep tot 225.983 tegenover 112.457 alleenstaande papa’s (Vrouwenraad, 2015). 6/ In Vlaanderen groeit 85% van de kinderen op in een tweeoudergezin, 11,6% in een eenouder-
sampol 2015/8|71
SAMPOL_oktober_2015.indd 71
8/10/2015 8:38:29
Fien Adriaens
De factuurregering Bourgeois I: kleine kinderen, grote kosten
gezin. Van de overige 3,3% is het een andere gezinscontext (Kind & Gezin, 2015). Het gebruik van kinderopvang door kansarme gezinnen bedraagt maar één derde van het gebruik door kansrijke gezinnen. Voor gezinnen met een migratieachtergrond is dat de helft in vergelijking met autochtoon Vlaamse gezinnen (Hedebouw & Petermans, 2010). Het zijn ook deze gezinnen die het vaakst geen opvangplaats vinden (MAS, 2007; Vande Gaer, et.al. 2013). 7/ Naast het principe ‘bestellen is betalen’ omvat het decreet ook a) richtlijnen m.b.t. de oprichting van lokale loketten kinderopvang om de toegankelijkheid te bevorderen; b) de verplichte vergunning voor al wie kinderopvang voorziet - elke gezins- en groepsopvang moet nu aan dezelfde vergunningsvoorwaarden voldoen; en c) het ‘trapssysteem’ betreffende de subsidiëring van de opvangintitatieven. 8/ Het decreet voert een nieuw, eenvoudiger subsidiesysteem in dat voor elke groeps- of gezinsopvang toegankelijk is. Het systeem werkt zoals een trap. Per trede zijn er bijkomende opdrachten. Hoe hoger men klimt, hoe meer subsidies men kan verkrijgen. Wie de subsidies van een hogere trede krijgt, krijgt ook de subsidies van de lagere trede(s) en moet ook voldoen aan de voorwaarden voor die lagere trede(s). Er zijn basissubsidies (trap 1), subsidie voor inkomenstarief (trap 2a en 2b), plussubsidie voor kwetsbare groepen (trap 3) en aanvullende subsidies (bijvoorbeeld voor flexibele opvang). 9/ Organisatoren kunnen dat
aantal van 18 respijtdagen vergroten, maar zijn zelden geneigd dat te doen, omdat daar financiële consequenties aan verbonden zijn (Vandenbroeck & Van Lancker, 2014, p. 11). 10/ In bepaalde steden, zoals bijvoorbeeld Gent, betalen de ouders bij een afwezigheid voor een gereserveerde dag (wanneer de 18 respijtdagen op zijn) hetzelfde bedrag als bij aanwezigheid van het kind. Concreet betekent dit dat de ouder het inkomensgerelateerd tarief betaalt dat voor die dag niet fiscaal kan worden ingebracht. 11/ De Vrouwenraad (in samenwerking met het Vlaams ABVV) organiseert daarom in oktober 2015 een bevraging bij de gebruikersgroep naar de knelpunten van de zoektocht naar een plaatsje in de kinderopvang. Bronnenlijst - Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2015). Gedachtewisseling over de uitvoering van het decreet 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters. 387 (2014-2015), nr. 1, 08/06/2015. - De Zutter, J. (2010). ‘Gratis kinderopvang is een evidentie.’ Interview met Jan Vranken (Armoedespecialist). Samenleving en politiek, 53 (mei 2010). - European Commission/EACEA/Eurydice/Eurostat (2014). Key Data on Early Childhood Education and Care in Europe. 2014 Edition. Eurydice and Eurostat Report. Luxembourg: Publications Office of the European Union. - Hedebouw G., Peetermans A. (2009). Het gebruik van opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar in
het Vlaams Gewest. HIVA-KU Leuven. - Kind & Gezin (2015). Het kind in Vlaanderen: 2014. Brussel. - MAS (2007), Analyse van het zoekproces van ouders naar een voorschoolse kinderopvangplaats, eindrapport. MAS Market Analysis & Synthesis, Leuven. - Peeters, J. (2009). Lessen uit de vermarkting van de kinderopvang. Alert: tijdschrift voor sociaal werk, 35(5). - Purnelle, B. (2015). Kinderopvang: Het stiefkind van de rekening. Interview op DeWereldMorgen. be, 13/02/2015. - Vande Gaer, E., Gijselinckx, C. & Hedebouw, G. (2013). Het gebruik van opvang voor kinderen jongeren dan 3 jaar in het Vlaamse gewest. Rapport. Leuven: Steunpunt beleidsrelevant onderzoek welzijn, volksgezondheid en gezin. - Vandenbroeck, M. & Van Lancker, W. (2014). Een tweesporenbeleid inzake kinderarmoede. VLAS studies, 14/06/2014. - Vandeurzen, J. (2014). Beleidsnota 2014-2019 Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel. - Vandeurzen, J. (2015). Persbericht. 26/03/2015. - Van Lancker, W. (2013). Putting the child-centred investment strategy to the test: Evidence for the EU27. European Journal of Social Security, 15(1), pp. 4-27. - Van Lancker, W. (2014). Een eerste blik op het nieuwe Vlaamse armoedebeleid. De ivoren toren, 31/06/2014. - Vrints, L. (2014). Decreet kinderopvang moet gezinsvriendelijker. De Bond, 27/06/2014. - Vrouwenraad (2015). Knelpuntennota kinderopvang. Brussel.
sampol 2015/8|72
SAMPOL_oktober_2015.indd 72
8/10/2015 8:38:29
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt Evelyne Hens en Rik Thys
Ziekenfondsen ‘bashen’ is een geliefde bezigheid in sommige kringen. Het heet dat ziekenfondsen duur, inefficiënt, overbodig, verstard, verzuild, … zijn. Zo wordt sluipend een voedingsbodem gelegd bij de publieke opinie. In een demagogisch debat is het niet evident je te verdedigen. Toch is het meer dan nodig om de mythes en karikaturen te doorprikken.
We kunnen uiteraard dit artikel beginnen met de vraag of we nog ziekenfondsen zouden hebben als we met een schone lei een wettelijke ziekteverzekering zouden uitbouwen. Kan de overheid dat niet doen? Of de private sector? Zo’n debat kan interessant zijn en het antwoord verstrengeld met ideologische voorkeuren. Maar is het ergens ook niet een vraag zonder voorwerp? Begint niet elke goede analyse met een blik naar het verleden? Hoe komt het dat we staan waar we staan? HOE KOMT HET DAT WE ZIEKENFONDSEN HEBBEN? Ziekenfondsen ontstonden uit lokale, kleinschalige en solidaire initiatieven. Vertaald
naar het heden in feite te vergelijken met de nieuwe, graag geziene burgerinitiatieven waarbij mensen de handen in elkaar slaan om iets voor elkaar te betekenen, om samen een beter resultaat te bekomen dan alleen. In de eerste helft van de 19de eeuw legden mensen - vaak in het kader van eenzelfde beroep - op vrijwillige basis geld samen dat moest dienen om kosten op te vangen bij ziekte. Later, bij de totstandkoming van het sociaal zekerheidssysteem in 1945, werd dit bestaand systeem van ziekenfondsverzekeringen geprofessionaliseerd, wettelijk verankerd en veralgemeend, en werden de ziekenfondsen een essentiële bouwsteen in de ziekteverzekering. Het zijn en blijven sociale ledenbewegingen die enerzijds instaan voor sampol 2015/8|73
SAMPOL_oktober_2015.indd 73
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
de uitvoering en het beheer van de wettelijke ziekteverzekering, maar anderzijds ook moeten zorgen voor het ‘fysisch, psychisch en sociaal welzijn’ van deze leden. Doen ze dit anno 2015 nog goed? Zijn ze nog de sociale ledenbewegingen die ze in hun startjaren waren? Of zijn het verzuilde, dure en administratieve machtsbastions geworden? Niemand is perfect, ook de ziekenfondsen niet. Laat dat duidelijk zijn. We doen geregeld aan zelfonderzoek en zelfkritiek. We proberen hier constructieve lessen uit te trekken. Het klopt dat we nog meer en sneller moeten vervellen tot een dienstverlenende organisatie in plaats van een logge uitbetalingsorganisatie. Het klopt dat we blijvend moeten inzetten op hogere efficiëntie en modernisering. Het klopt dat we onze leden nog beter moeten begeleiden door de complexe wereld van de ziekteverzekering. Het klopt dat we het democratisch gehalte van onze organisatie moeten moderniseren. Het klopt dat we kritisch moeten kijken naar onze aanvullende verzekeringen, en die zo min mogelijk mogen voorzien van leuke voordelen in functie van de ledenstrijd. Maar dat wil niet zeggen dat de karikaturale mythes over ons kloppen. Laten we een aantal feiten op een rij zetten. 7 KARIKATURALE MYTHES Mythe 1: ziekenfondsen zijn duur 1,07 miljard euro. Dat is het bedrag dat de ziekenfondsen in 2015 van de overheid krijgen. Met dit bedrag betalen we zowel de gezondheidszorgkosten als de ziekte-uitkeringen voor bijna 11 miljoen Belgen uit. Met dit bedrag betalen we een fijnmazig netwerk van lokale
kantoren die de Belgen moeten bijstaan met al hun vragen. Met dit bedrag geven we advies, informatie, begeleiding, juridische bijstand, enzovoort. Met dit bedrag maken we dat de meer dan 8.000 nomenclatuurcodes verwerkt worden in een correcte terugbetaling, verwerken we de complexe materie van ziekte-uitkeringen en zorgen we voor een gedigitaliseerd communicatienetwerk met zorgverleners. Bovendien zijn we een belangrijke werkgever: 75% van onze administratiekosten gaat naar personeel. Is 1 miljard euro veel geld? Ja, zeer zeker. Maar is dit te veel voor het werk dat de ziekenfondsen doen? Eén sprekend cijfer: 1 miljard euro komt neer op zo’n 3,34% van het totaal budget gezondheidszorg en uitkeringen. Reken je er nog de administratiekosten van het RIZIV en het Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg bij, dan komen we aan 3,84%. Met andere woorden: van elke 100 euro zorgbudget gaat 96,16 euro naar zorg. Ter vergelijking: de private Belgische sector doet het veel slechter, met 15,9% aan pure administratiekosten. En als je kijkt naar hoeveel euro per 100 euro geïnde premie effectief naar zorg gaat, zie je een schrikwekkend lage 66 euro. Maar kloppen voorgaande - of ‘onze’ cijfers wel? Want De Tijd haalde deze zomer een OESO-studie1 aan waaruit bleek dat de administratiekosten gezondheidszorg in België met 5,2% zeer hoog liggen. Dit cijfer werd met veel gretigheid overgenomen en geciteerd. De OESO is een respectabele instelling, nietwaar? Toch een aantal nuanceringen. De cijfers leren dat een groot deel van de Belgische kost niet bij de ziekenfondsen maar bij de overheidsadministratie en de private sector zit. Met dank onder meer aan staatshervormingstoestanden en versnipperde bevoegdheden. Zeer opvallend dat de private verzekeraars met
sampol 2015/8|74
SAMPOL_oktober_2015.indd 74
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
1 procentpunt van de 5,2% verantwoordelijk zijn voor een grote kost als we rekening houden met de slechts ‘marginale’ rol en verantwoordelijkheid die zij hier hebben (zo’n premieomzet van 1 miljard euro). Ziekenfondsen doen het met 2,4 procentpunt en beheren ruim 30 miljard euro. Nog belangrijker is dat de studie vooral tot doel had een methodologie te ontwikkelen voor het vergelijken van werkingskosten, maar daarbij stuit op nog veel fundamentele moeilijkheden. De auteurs geven zelfs verschillende keren toe dat de verschillen deels te wijten zijn aan verschillen in gezondheidssystemen en vooral statistische problemen. Lees: er worden vaak appelen en peren vergeleken. Niet uit slechte wil, maar omdat het zeer moeilijk blijft om te weten wat wel en niet meegerekend wordt onder het budget ‘gezondheidszorg’. Voorbeeld: in aantal landen zit preventie er bij, bij andere niet. Voorbeeld: in
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
een aantal landen zoals Nederland zit tandzorg niet in de ziekteverzekering, in ons land wel. Maar ook: houdt men rekening met ziekte-uitkeringen, in hoeverre zitten activiteiten van gemeenten er duidelijk bij, zit langdurige zorg er in alle landen op dezelfde manier in of niet? Ten slotte: zijn in alle landen de uitgaven opgenomen die de ziekenfondsen in België opnemen? Meer bepaald: juridische bijstand leden, gezondheidsbevordering- en informatie, patiëntenverdediging, enzovoort. Op basis van deze cijfers kunnen dus geen eenduidige conclusies getrokken worden. Kan er niettemin bespaard worden op de ziekenfondsen? Goed om weten is dat we sinds 2010 al 180 miljoen euro hebben moeten besparen op onze werking (en dit los van de megabesparingen die we in de ziekteverzekering zelf al hebben moeten verteren). De huidige regering besliste in de zomer bovendien dat hier nogmaals 100 miljoen euro bijkomt de komende drie jaar.
Grafiek 1: Evolutie administratiekosten en uitgaven ZIV (jaar 2002 = 100%).
sampol 2015/8|75
SAMPOL_oktober_2015.indd 75
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
Tabel 1: Zeven processen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Verstrekken van informatie aan sociaal verzekerden Correcte en uniforme toekenning van de rechten binnen de geldende termijnen Correcte en uniforme betaling van prestaties binnen de geldende termijnen Detectie en terugvordering (art. 163 en 164) Organisatie van interne controle- en auditmechanismen Samenwerking met RIZIV (ter uitvoering bestuursovereenkomst) en deelname aan studies voor bepalen van het beleid (minister) Beheer van de boekhouding door de VI
De administratiekosten zijn de laatste jaren veel minder gestegen dan de uitgaven gezondheidszorg (Grafiek 1), dit terwijl de complexiteit van het werk er niet minder op wordt en de personeelskosten steeds zwaarder doorwegen. Mythe 2: ziekenfondsen liggen in een hangmat Krijgen we dit geld zomaar toegekend, los van enige resultaatsverbintenis en worden we zo al slapend rijk? Verre van. Ziekenfondsen worden financieel geresponsabiliseerd en op velerlei manieren gecontroleerd. Ten eerste is 10% van onze administratiekosten variabel en afhankelijk van efficiëntie. Onlangs werd een heel nieuw systeem uitgewerkt om de evaluatie effectiever te maken. Concreet zullen we beoordeeld worden op 7 processen, vervolgens onderverdeeld in 24 domeinen (Tabel 1). Ten tweede worden we ook geresponsabiliseerd op de gezondheidszorguitgaven. We krijgen van de overheid geld om de gezondheidszorguitgaven van onze leden terug te betalen. Zo’n 70% hiervan wordt toegekend op basis van effectief gemaakte uitgaven. Maar 30% wordt toegekend op basis van normbedragen. Dit zijn theoretisch en door academici berekende uitgaven wat
10% 15% 20% 10% 20% 10% 15%
een lid met zo’n profiel gemiddeld per jaar aan uitgaven zou mogen hebben. Indien de totale uitgaven van onze leden hoger liggen dan de normuitgaven dan moeten de ziekenfondsen (een deel van) het verschil bijpassen. Het feit dat er verschillende ziekenfondsen zijn, zorgt ook voor een gezonde concurrentie en dito responsabilisering. De administratiekosten worden tussen de ziekenfondsen verdeeld met als belangrijkste criterium het aantal leden. Mythe 3: ziekenfondsen verdedigen patiënten niet Ziekenfondsen zijn een belangrijke speler in de overlegorganen van de ziekteverzekering. We onderhandelen met de zorgverstrekkers over wat al dan niet terugbetaald moet worden, tegen welke prijs en onder welke voorwaarden. In deze overlegorganen houden we een drieledige doelstelling voor ogen: - Is deze maatregel goed voor onze leden, voor onze patiënten? - Is deze maatregel doelmatig? - Is deze maatregel haalbaar? De ziekenfondsen zetten wel degelijk sterk in op een betaalbare, kwaliteitsvolle zorg voor iedereen. We zetten onze schouders achter toe-
sampol 2015/8|76
SAMPOL_oktober_2015.indd 76
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
gankelijkheidsmaatregelen zoals de beperking van ereloonsupplementen, het promoten van goedkope geneesmiddelen, het uitwerken van besparingsmaatregelen die de patiënten niet raken, het uitbouwen van de maximumfactuur, het recht op verhoogde tegemoetkoming, enzovoort. We maken maximaal gebruik van onze data - ook intermutualistisch - om hiaten op te sporen en verbetervoorstellen te doen. Het klopt dat patiëntenorganisaties prominenter in beeld komen. Een probleem is dit niet, gezien we een complementaire rol spelen en in verschillende dossiers de krachten bundelen. Patiëntenorganisaties zijn begrijpelijkerwijs meer gericht op specifieke pathologieën en hebben veel ervaringsdeskundigheid. Ze claimen een ‘luis-in-de-pels’-rol, maar zijn terughoudend in het nemen van (financiële) verantwoordelijkheid. Ziekenfondsen daarentegen hebben - ook vanuit hun wettelijke beheersverantwoordelijkheid oog voor het algemeen belang. Onze dubbele benadering is dat de meest doelmatige zorg betaalbaar moet zijn voor alle patiënten maar dat de ziekteverzekering ook voor de burger die ze betaalt (via sociale zekerheidsbijdragen en belastingen) betaalbaar moet blijven en onvermijdelijk rekening moet houden met budgettaire grenzen. Bovendien zetten ziekenfondsen ruim in op een goede dienstverlening en een ruim psychosociale ondersteuning van hun leden, ook met extra diensten zoals diensten voor maatschappelijk werk, gezondheidsbevordering, juridische bijstand bij medische fouten, thuishulp en socio-culturele vzw’s. Dit neemt niet weg dat we van elkaar kunnen leren. Ziekenfondsen zullen zo een vernieuwde invulling moeten geven aan hun democratisch gehalte, en nieuwe manieren moeten vinden om hun leden beter te betrekken bij het beleid.
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
Mythe 4: private verzekeraars of de overheid zouden het beter doen Zou een overheidsdienst niet beter en efficiënter kunnen instaan voor de terugbetaling van de gezondheidszorguitgaven? In een aantal landen gebeurt dit zo. Het zijn vaak landen waar er een parallel privaat circuit ontstaat. Mensen verzekeren zich privaat om sneller toegang te hebben tot zorg, om wachtlijsten te omzeilen, om terecht te kunnen in private ziekenhuizen of gewoonweg om een logge overheidsstructuur te omzeilen. Niet echt een spoor dat wij voor ogen hebben. Het ‘delegeren’ van taken aan sociale ondernemers is bovendien op zich een model dat zijn waarde heeft verdiend, ook en vooral bij de burgers en verzekerden, die op die manier een bepaalde keuzevrijheid ervaren en ook hebben. Voor de volledigheid wijzen we er bovendien op dat mensen die het willen zich nu al bij een overheidsdienst kunnen aansluiten, met name de Hulpkas. Wij zien het bestaan van de ziekenfondsen als een verrijking. Het stimuleert tot een gezonde gereguleerde concurrentiestrijd op vlak van dienstverlening, staat garant voor lokale verankering en tot innovatie en modernisering. Criticasters stellen dat vijf ziekenfondsen, een kas van de spoorwegen en een hulpkas te veel van het goede is. De vraag is uiteraard wat het enerzijds kost en anderzijds oplevert om dit aantal te verminderen. Enorme besparingen zijn hier niet te verwachten. De ziekenfondsen slaan overigens vaak de handen in elkaar. Zo leggen we al onze data samen in het Intermutualistisch Agentschap en stemmen we af over belangrijke dossiers via het Intermutualistisch College. sampol 2015/8|77
SAMPOL_oktober_2015.indd 77
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
Ten slotte is een ‘links’ ziekenfonds in deze tijden van ‘verrechtsing’, commercialisering van de zorg, geen overbodige structuur. Het blijft vreemd dat sommigen vanuit progressief oogpunt ziekenfondsen in vraag stellen die nochtans als wezenlijke bestaansreden de verdediging van solidariteit hebben en dit ook nog op een professionele manier mee kunnen waarmaken.
Bovendien kunnen de Belgen vrij hun zorgverstrekker kiezen, wat bij veel private verzekeraars lang niet het geval is. Ten slotte is het voor private verzekeraars heel verleidelijk om het principe ‘eigen schuld, dikke bult’ te verankeren in de kleine letters van hun contract.
Eerder wezen we al op de veel hogere kost van private verzekeraars voor minder dienstverlening. Het volstaat ook om naar de Verenigde Staten te kijken om de inefficiëntie van zo’n systeem bloot te leggen. De gezondheidszorguitgaven in
Ziekenfondsen gaan niet mee met hun tijd en met de modernisering. Ze werken op een archaïsche manier met kleefbriefjes en in plaats van rechtstreeks af te rekenen met de zorgverstrekker moeten hun leden getuigschriften binnen
Mythe 5: ziekenfondsen zijn bureaucratische dinosaurussen
Door de 10% ‘duurste’ risico’s te weren, is het voor private verzekeraars makkelijk om uit de rode cijfers te blijven en een relatief lage premie te vragen. De ziekenfondsen daarentegen verzekeren iedereen. Niemand valt uit de boot. de VS bedragen ruim 17% van het bbp. Er zijn - ondanks Obamacare - nog steeds miljoenen mensen niet verzekerd.
brengen om een terugbetaling te bekomen. Daar zou nog heel wat op bespaard kunnen worden, luidt het in sommige kringen.
Risicoselectie blijft niettemin het belangrijkste argument tegen private verzekeraars. 5% van onze verzekerden met de hoogste ZIV-uitgaven concentreren 53% van de uitgaven van de wettelijke ziekteverzekering. Maar ook aan de kant van de patiëntenfactuur is de kostenconcentratie uitgesproken: in totaal betalen zij 27%.
Misschien, maar overschat dit niet.
In een eerder nummer van Samenleving en politiek (2015/1) deden we het perverse mechanisme hierachter al uit de doeken. Door de 10% ‘duurste’ risico’s te weren, is het voor private verzekeraars makkelijk om uit de rode cijfers te blijven en een relatief lage premie te vragen. De ziekenfondsen daarentegen verzekeren iedereen. Niemand valt uit de boot.
Ten eerste: informatisering en modernisering komen niet vanzelf. Er gaat tijd en geld mee gepaard. Bij een derdebetalersregeling vervalt inderdaad de tussenstroom zorgverstrekker naar patiënt naar ziekenfonds, maar wordt dit vervangen door een stroom zorgverstrekker naar ziekenfonds en terug. Ten tweede moeten we ons hoeden om niet in karikaturen te vervallen. Het gros van onze dienstverlening gebeurt vandaag al via derdebetaler en geautomatiseerd. Denk maar aan ziekenhuisopnames, apotheker, thuisverpleegkundigen, klinische biologie,… Hiertoe hebben
sampol 2015/8|78
SAMPOL_oktober_2015.indd 78
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
de ziekenfondsen een heel digitaal netwerk ontwikkeld (MyCarenet) waarbij ze permanent en in real time met deze zorgverstrekkers communiceren en data uitwisselen. Ten derde zal de administratieve takenlast misschien kunnen minderen, maar in de plaats komen nieuwe, zeker even tijdsintensieve en vaak complexere opdrachten. We zetten steeds meer in op het begeleiden, informeren, adviseren en verdedigen van patiënten in steeds complexer landschap. Ten vierde is ook de medewerking van derden in heel dit automatiseringsproces een kritische succesfactor. Anders geformuleerd: in de ziekteverzekering maken niet alleen de ziekenfondsen de dienst uit, maar is er ook nog een RIZIV, de overheid, een privacycommissie en talrijke beroepsgroepen die ook mee bepalen hoe het administratief allemaal kan werken. Denk bijvoorbeeld aan het protest dat bepaalde artsensyndicaten organiseren tegen de recent ingevoerde verplichte derdebetalersregeling voor mensen met recht op de verhoogde tegemoetkoming. In een demagogisch pamflet luidt het als volgt: ‘Door de regeling derdebetaler te verplichten willen de ziekenfondsen zich mengen in de raadpleging en de bevoorrechte relatie die wij met u hebben. Dit betekent dat uw arts niet meer in het belang van zijn patiënt zal kunnen handelen, maar onderhevig is aan het budget van de gezondheidszorg en de dwingende eisen van de ziekenfondsen om de terugbetaling van de zorgen te bekomen.’ Mythe 6: ziekenfondsen zijn rechter en partij Ziekenfondsen zijn rechter en partij. Ze dragen dubbele petjes en bezondigen zich aan belangenverstrengeling. Het klopt inderdaad dat ziekenfondsen his-
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
torisch gegroeide dubbele petjes hebben. Net zoals de vakbonden staan ze aan de wieg van vele initiatieven in de gezondheidszorg zelf zoals de oprichting van polyklinieken, thuisverpleging, gezinshulp, sociale diensten, sanatoria en ziekenhuizen, enzovoort. Belangrijk te weten is dat de ziekenfondswet de taken van een ziekenfonds behoorlijk breed omschrijft. Ziekenfondsen moeten (1) deelnemen aan de uitvoering van de verplichte ziekteverzekering, (2) financieel tussenkomen bij kosten inzake ziekte en invaliditeit en (3) hulp, voorlichting en bijstand verlenen met het oog op het bevorderen van het fysiek, psychisch of sociaal welzijn. De Socialistische Mutualiteiten hebben de strategische keuze gemaakt om het ziekenfonds samen met de aanverwante organisaties als ‘één pakket te promoten en aan te bieden’. Het blijft niettemin onze overtuiging dat vanuit het publieke belang belangenvermenging vanzelfsprekend maximaal moet worden vermeden, maar dan wel rekening houdend met de specifieke eigenheid en meerwaarde van hetgeen er is en functioneert. Volgende uitgangspunten zijn hierbij valabel: - het ‘sociaal ondernemerschap’ of non-profit werken blijft een belangrijke voorwaarde om belangenvermengingen binnen de perken te houden; - het is elementair dat voor organisaties die verwant maar ook actief zijn binnen de verplichte verzekering er, zoals reeds het geval is, een volledige juridische en financiële scheiding is; - als ziekenfonds dragen we nu reeds een financiële verantwoordelijkheid ter bevordering van een goed beheer van de wettelijke sampol 2015/8|79
SAMPOL_oktober_2015.indd 79
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
ziekteverzekering. Deze responsabilisering is een rem op mogelijke ongepaste belangenvermengingen; - mogelijke belangenvermenging kan ook geminimaliseerd worden middels transparantie en open communicatie over overeen-
ziekenfondsleden loopt helemaal niet meer samen met de aan hen gelinkte ziekenfondsen. Zo bleek uit een bevraging uit 2012, dat 31% van de leden van de socialistische mutualiteiten weliswaar trouw bleven aan sp.a, terwijl dit bij de bevolking op 12% was teruggevallen (Mark
Uit een bevraging uit 2012 bleek dat 31% van de leden van de socialistische mutualiteiten weliswaar trouw bleven aan sp.a, terwijl dit bij de bevolking op 12% was teruggevallen. Dit betekent dus dat 69% van de leden anders stemt. komsten en dergelijke meer; - tot slot: een zichtbare belangenvermenging is nog steeds beter dan de vele ‘onzichtbare’ belangenvermengingen die er zijn of kunnen bestaan in de wereld van de commerciële organisaties en internationaal opererende ondernemingen, zoals vele private verzekeraars. Mythe 7: ziekenfondsen zijn politiek verzuild Zoals blijkt uit de sociale geschiedenis van ons land liggen ook de roots van het socialistisch ziekenfonds in de ‘socialistische beweging’, waar zeker in de beginfase er nauwelijks een onderscheid viel te maken tussen ‘partij’, ‘vakbond’ en ‘ziekenfonds’. In de loop der tijden is er heel wat veranderd. Niet alleen is de formele maar ook de feitelijke werking van het socialistisch ziekenfonds in hoge mate gedepolitiseerd, de tijd dat ‘de partij’ of ‘het ziekenfonds’ elkaar commandeerden of bestuurden, ligt al lang achter ons. In het zog van de ontzuiling en de stijgende professionalisering heeft de directe politieke band fors aan kracht verloren. Ook bij ‘de leden’ is een analoge band nog nauwelijks aanwezig. Het stemgedrag van de meerderheid van alle
Elchardus, 2012). Dit betekent dus dat 69% van de leden anders stemt. Het voorgaande betekent anderzijds niet dat de link volledig weg is tussen de ooit zeer nauw samenwerkende organisaties: - Dezelfde waarden en gemeenschappelijke stamboom of ‘levensloop’ van de socialistische organisaties zorgen nog steeds voor geprivilegieerde onderlinge contacten. - Als basishouding is er een toenemend inzicht en praktijk dat zowel de partij, de vakbond als het ziekenfonds elk vanuit zijn eigen rol en opdracht te handelen heeft. Een dergelijke attitude sluit ook aan bij alle maatschappelijke evoluties zoals ontzuiling, professionalisering en depolitisering van publieke taken. - Er is niets mis mee dat organisaties met analoge waarden en programma’s met elkaar samenwerken en - naargelang het thema of dossier - coalities vormen, en dat in alle openheid, ook naar en binnen de politieke besluitvorming toe. ALLES KAN BETER Ook ziekenfondsen moeten oppassen dat ze hun bestaansreden als te vanzelfsprekend en als voor
sampol 2015/8|80
SAMPOL_oktober_2015.indd 80
8/10/2015 8:38:29
Evelyne Hens en Rik Thys
eeuwig en altijd verworven gaan beschouwen. Zeker in tijden waar soms van ‘verandering’ een doelstelling wordt gemaakt, is dat geen optie. Het blijft onze overtuiging dat er heel wat ethische en rationele argumenten zijn om de rol van ziekenfondsen nog steeds als een meerwaarde te onderbouwen. Vanzelfsprekend is hiermee niet geschreven dat andere modellen en systemen uit den boze
Zeven ziekenfondsmythes doorprikt
zijn. Maar gezondheidszorg en sociale zekerheid zijn nu eenmaal - en niet alleen in ons land - een product van onze geschiedenis. Zonder meer van nul af herbeginnen, is naar onze mening geen optie. Onze overtuiging blijft dat het veel beter en wijzer blijft om vanuit de nog steeds sterke fundamenten van onze ziekteverzekering verder te blijven werken aan stelselmatige verbeteringen en innovaties.
Evelyne Hens en Rik Thys Studiedienst Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM)
Noot 1/ http://www.oecd.org/els/ health-systems/Improving-Estimates-of-Spending-on-Administration.pdf.
sampol 2015/8|81
SAMPOL_oktober_2015.indd 81
8/10/2015 8:38:29
UITGELEZEN
De ondernemende staat Waarom de markt niet zonder overheid kan
Mariana Mazzucato Uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2015
De discussie over de rol van de overheid in de economie is meer dan ooit nodig vindt Mariana Mazzucato, de professor innovatie-economie aan de universiteit van Sussex. Dat het bedrijfsleven innovatief is en de overheid een log apparaat, is immers een vals beeld. De overheid kan wel degelijk innovatief en dynamisch zijn. Ze heeft bewezen een ondernemende rol te kunnen spelen. Aan de andere kant zijn ondernemers dikwijls pas bereid risico’s te nemen en met onzekerheid te leven, nadat de overheid de grootste risico’s genomen heeft. De privé drijft vaak mee op de golf van innovatie die door de overheid gesteund en gefinancierd werd.
Het merendeel van de revolutionaire innovaties (zoals het spoor in het verleden en de nanotechnologie vandaag) zijn gewoon terug te voeren tot de overheid. Zonder deze zou er vandaag geen iPhone zijn, want internet, gps, touch screen en nog een aantal zaken zijn erdoor ontwikkeld. Het is gewoon een onmisbare partner van de private sector. Die privé wil dikwijls zekerheid op korte termijn. Zelfs in hoogconjunctuur wacht ze op de overheid om groene technologieën te ontwikkelen. Het gaat dan over meer dan corrigeren van een marktfalen: er is visie, missie en vooral vertrouwen nodig in de rol van de overheid. Die speelt niet passief op de
markt in, maar schept markten en geeft er vorm aan. Er is een doortastende overheid nodig die de leiding neemt. De VS is een van de meest interventionistische overheden inzake innovatie, maar je kunt ook naar Brazilië en China kijken. Mariana Mazzucato doet dus niet mee met het liberale discours dat alles van de privé verwacht en de overheid minimaal wil houden omdat deze alleen maar een kostenfactor zou zijn. De overheid moet zich helemaal niet terugtrekken om uit de crisis te geraken en zo veel mogelijk te outsourcen. Er is gewoon nooit degelijk onderzoek gedaan naar de
sampol 2015/8|82
SAMPOL_oktober_2015.indd 82
8/10/2015 8:38:29
kostenbesparing van uitbesteding, ook niet naar een verlies aan kwaliteit. Er wordt graag verwezen naar landen als Italië en Portugal, maar daar is de publieke sector verkalkt en werd nagelaten strategische investeringen te ontwikkelen. De overheid is ook niet altijd goed in marketing. Ook in de farmaceutische sector speelt de overheid een belangrijke innovatieve rol en vaak worden de hoge prijzen voor medicijnen verantwoord door onderzoek dat minstens gedeeltelijk door de overheid gefinancierd werd. In informatica laat de overheid zich evenmin onbetuigd. Het algoritme dat tot het succes van Google leidde, werd bijvoorbeeld gefinancierd door een beurs van de overheid. Veel van de meest innovatieve jonge bedrijven zijn niet door de privé, maar met publiek durfkapitaal gefinancierd. Heel dikwijls dreigt de privé een parasitair systeem te worden, dat wel de baten in ontvangst neemt maar weigert te financieren. Er is nood aan een evenwichtige publiek-private samenwerking. Er bestaan gewoon te veel mythes over door innovatie gedreven groei die door de bedrijven zou worden aangestuurd.
In de VS speelde de overheid een ondernemende rol door te investeren in radicaal nieuwe gebieden. Het lijstje is lang. Darpa had daarin een cruciale rol. Het is een bureau voor geavanceerd onderzoek van het ministerie van defensie, dat in 1958 opgericht werd. Darpa zet doelgericht middelen in op specifieke gebieden en in specifieke richtingen. Op die manier leverde het tussen 1960 en 1970 een zeer grote bijdrage aan de ontwikkeling van de computerindustrie. De ontwikkeling van de PC is niet alleen een zaak van Apple. SBIR is een andere instelling die instaat voor innovatieonderzoek voor het kleinbedrijf. Dit leverde steun voor een aanzienlijk aantal hoogst innovatieve startende hightechbedrijven. De ‘Orphan Drug Act’ is van 1983. Het komt neer op een bijzondere aanpak voor medicijnen die zonder steun blijven, zogenaamde ‘wezen’. En die steun kan heel divers zijn: belastingfaciliteiten; subsidies voor klinisch onderzoek en R&D; snelle procedures voor goedkeuring van medicijnen; strikte rechten op intellectuele eigendom en marketing voor producten voor zeldzame ziekten.
Ook in grote bedrijven heeft de overheid op die manier een centrale rol gespeeld in de ontwikkeling van de bioindustrie. De uitdrukking 'actief interventionistisch beleid' is echt niet overdreven. In de ontwikkeling van de nanotechnologie was deze de voornaamste visionair en deed de allereerste en later de grootste investeringen. ‘Het doel van de overheid was ‘the next big thing’ te vinden dat het internet moest opvolgen’ (120). Mazzucato wijdt een heel hoofdstuk aan Apple. Hoewel het bedrijf niet graag naar de overheid verwijst, was het alleen mogelijk door enorme publieke investeringen in de kerntechnologie. Alleen kreeg die overheid daar weinig voor terug. R&D ligt bij Apple nog altijd relatief laag. Het gaat dan ook niet om nieuwe technologieën en componenten, wel om de integratie daarvan tot een innovatieve architectuur. Voor het opzetten en ontwikkelen van Apple zijn daarbovenop nog overheidsmiddelen gebruikt. Het nemen van risico’s is collectief, de rendementen veel minder. Vaak zijn die beperkt tot belastingopbrengsten, zonder rendement op investeringen sampol 2015/8|83
SAMPOL_oktober_2015.indd 83
8/10/2015 8:38:29
en innovatie. Ook mislukkingen worden door de overheid betaald. De banengroei bij Apple is een mythe. Het bedrijf doet er alles aan om zo weinig mogelijk belastingen te betalen. Er is een meer collectieve verdeling nodig van de baten, waarbij verschillende oplossingen mogelijk zijn. De overheid zou bijvoorbeeld royalty’s kunnen krijgen wanneer zij technologie gefinancierd heeft die achteraf een doorbraak kent. Er kunnen striktere voorwaarden gesteld worden voor leningen. De overheid kan een aandeel houden in ondernemingen die zij gesteund heeft. Of er kan een staatsinterventiebank ontwikkeld worden. De analyse geldt ook voor energie. Om de infrastructuur voor energie om te schakelen is een actieve overheid nodig, die grote onzekerheden waar de privé voor bedankt op zich neemt. De markt zal hier niet spontaan een rol opnemen. De overheid moet die privé een forse duw geven. De Chinese overheid werkt al vanuit een strategische visie op economische groei en op lange termijn, met als resultaat een ambitieus vijfjarenplan voor zonnepanelen en windenergie. In Groot-Brittannië wordt
bespaard op uitgaven voor groene technologie. Ook de VS neemt een dubbelzinnige positie in. De vroegste fasen en het institutioneel kader voor wind- en zonne-energie werden door de overheid opgenomen: ‘(…) het is duidelijk dat geen enkel bedrijf dat zich op schone technologie richt puur uit de markt is voortgekomen’ (190). In de eerste helft van de jaren 1980 investeerden VS, Duitsland en Denemarken in windmolens. Alleen Denemarken werd een commercieel succes, precies door de steun van de overheid aan prototypes. Bij de ontwikkeling van zonnepanelen heeft defensie een rol gespeeld. De ontwikkeling van schone technologie of het ontstaan van markten in duurzame energie is geen toeval of geen zaak van geniale ondernemers of angst voor klimaatverandering. Het is wel een zaak van voortbouwen op technologieën en investeringsprofielen van de overheid. De overheid moet zorgen voor een beleidskader voor de langere termijn. Mariana Mazzucato heeft naar eigen zeggen een pamflet geschreven. Ze wil overtuigen, de manier waarop we over de overheid spreken veranderen. Haar boek is een herziene en uitgebreide versie
van een rapport dat ze voor de Britse denktank DEMOS gemaakt heeft. Het draagt daar misschien zelfs de stempel van, in die zin dat er af en toe storende herhalingen voorkomen. Het is echter een heel belangrijk boek, dat ingaat tegen een bijna algemeen geworden idee over de overheid. Zelfs wie niet alles van de privé verwacht, denkt dat het wel zal volstaan als de overheid de markt een beetje bijstuurt. Mazzucato ziet een veel crucialere rol weggelegd. En vooraleer zij in de hoek van klein links geduwd wordt en daarom alle relevantie ontnomen wordt: zij verdedigt het kapitalisme en denkt dat de overheid juist nodig is om de markt vorm te geven. Als aanloop naar de verkiezingen van 25 mei 2014 schreef Gwendolyn Rutten Geëngageerde burger. Je vindt er zonder enige schroom de liberale karikatuur van de logge overheid en de innovatieve en dynamische bedrijven. Die bedrijven zouden met een snelheid van 160 per uur voorbijrazen, opgefokt door de concurrentie. De ngo’s rijden 140 per uur, de gezinnen 100 en de vakbonden 50 per uur. De overheid sukkelt daar ver achteraan tegen niet meer dan 15 per uur. Na de lectuur van Mazzucato
sampol 2015/8|84
SAMPOL_oktober_2015.indd 84
8/10/2015 8:38:30
is duidelijk hoe pijnlijk de voorzitter van Open VLD zich vergist. Daarmee wil absoluut niet gesuggereerd zijn dat overheden zonder meer efficiënt en vernieuwend zijn. Ook dat zou een karikatuur zijn. Maar dat het bedrijfsleven vooruit raast en alleen maar door de overheid gehinderd wordt, doet de waarheid wel heel veel geweld aan. Apple is helemaal niet zo vernieuwend als wel eens gedacht wordt. Dat wil niet zeggen dat dit bedrijf geen ver-
diensten heeft. Het wil alleen maar zeggen dat Apple de overheid nodig gehad heeft en eigenlijk maar in het spel verschenen is als de grootste risico’s door die overheid genomen zijn. Dat dit bedrijf relatief weinig in R&D investeert, is daar tekenend voor. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar dan zou een bedrijf als Apple ook wel een stukje moeten terugbetalen van wat die overheid eerst geïnvesteerd heeft. De andere kant is dat op de overheid niet zomaar bespaard kan worden
zonder grote risico’s te lopen. Een ondernemende overheid ontstaat niet vanzelf, er moet aan gebouwd worden. Wie alleen maar bespaart ondermijnt een overheid die er echt toe doet. En dat zou wel eens kunnen neerkomen op het afzagen van de tak waar men op zit. Publiek-private samenwerking, met een billijke verdeling van inkomsten en opbrengsten, is wat anders dan parasitaire partnerschappen. Luc Vanneste
sampol 2015/8|85
SAMPOL_oktober_2015.indd 85
8/10/2015 8:38:30
UITGELEZEN
Groeten uit Griekenland Bruno Tersago epo, Antwerpen, 2015
Modern Greece
What Everyone Needs to Know Stathis N. Kalyvas Oxford University Press, Oxford, 2015
Sinds eerste minister Papandreou in oktober 2009 toegaf dat het Griekse begrotingstekort dubbel zo groot was dan gedacht, bevindt Griekenland zich op een achtbaan die enkel overkop en steil naar beneden gaat. De opeenvolgende deadlines en de beperkingen van een krantenartikel of nieuwsitem lieten weinig ruimte om deze crisis te kaderen. Hoe is deze crisis ontstaan? Waarom eerst in Griekenland? Wat is de impact op de samenleving? Antwoorden op politieke, economische en historische vragen staan in Modern Greece. What Everyone Needs to Know van Prof. Stathis Kalyvas, dat beknopt de recente geschiedenis van
Griekenland behandelt. De sociale context leest men in Groeten uit Griekenland van VRT-correspondent Bruno Tersago die inzicht geeft in de sociale impact van de crisis op de Griekse samenleving. Deze twee boeken contrasteren in toon (optimistisch versus pessimistisch), stijl (analytisch versus populistisch) en ideologische invalshoek (centrumrechts versus links). Groeten uit Griekenland is een populistisch boek, geboren uit oprechte verontwaardiging. De inhoudstafel introduceert deze stijl. De verschillende hoofdstukken luiden ‘Wij’, ‘Zij’, ‘De bezetting’, ‘Het verzet’. Als
correspondent van de VRT in Griekenland - waar hij al 10 jaar woont - vertelt hij verhalen over het dagelijkse leven om hem heen. Een inzicht of trend gevolgd door enkele voorbeelden en verhalen uit eerste hand bieden een broodnodige kennismaking met de mensen achter de cijfers en nieuwsberichten. De kwaliteit van de hoofdstukken is echter wisselend, met een sterk eerste en laatste hoofdstuk en een minder goed tweede en derde hoofdstuk. ‘Wij’ verwijst naar Tersago, zijn buren, kennissen en collega’s, die sinds de crisis de welvaart om zich heen zagen verkruimelen. ‘Zij’ zijn de
sampol 2015/8|86
SAMPOL_oktober_2015.indd 86
8/10/2015 8:38:30
Griekse politieke en economische elite die het land door hun corruptie en cliëntelisme ten gronde hebben gericht. In het eerste hoofdstuk komen getuigenissen boven: bejaarden die in het vuilnis naar eten zoeken, kinderen die in de les flauwvallen van de honger, huishoudens waarvan de elektriciteit wordt afgesloten, miserie van de talloze daklozen. De lezer vindt niet enkel portretten en verhalen, Tersago presenteert ook schokkende cijfers: “Werkloosheidsuitkeringen zijn in Griekenland beperkt in de tijd: na twaalf maanden dalen ze van 360 euro naar niks. Alsof dat nog niet erg genoeg is, kun je na twee jaar fluiten naar je ziekteverzekering.” Herlees dit citaat en laat even bezinken wat dit concreet betekent in een land met een werkloosheid van 26%. Hij laat verschillende betrokkenen aan het woord en haalt tal van cijfers aan om bijvoorbeeld de dramatische achteruitgang in de gezondheidszorg te tonen en te verklaren. Daarnaast geeft Tersago de verhalen achter stijgende werkloosheidscijfers, zelfmoordcijfers en emigratie naar het buitenland. Hoofdstuk twee (‘Zij’) leest als een opeenvolging van anekdotes en speculaties
over de belangenvermenging tussen politiek, media en ‘oligarchen’. Het geeft vermoedelijk weer hoe een deel van de Grieken deze onderdelen van de samenleving ziet. De inhoud en stijl lijken op het hoofdstuk over Griekenland in Hoe durven ze? van Peter Mertens - zo duikt dhr. Latsis in beide boeken op - maar Hoe durven ze? kiest een beter gestoffeerde, analytische invalshoek met voetnoten, die ontbreken in Groeten uit Griekenland. Het hoofdstuk had sterker geweest, indien Tersago zich had beperkt tot verifieerbare feiten. In het derde hoofdstuk getiteld ‘De bezetting’ rekent Tersago af met de trojka en de woede zit diep. Het hoofdstuk opent met een gedicht over de ruiters van de Apocalyps en zet de toon voor wat volgt. Hij beschrijft hoe de besparingen de Griekse middenklasse hebben ‘uitgehold als een mergpijp’. Zo goed als alle belastingen - met name de btw - stegen, terwijl alle uitkeringen - waaronder pensioenen - sterk verminderden. De regering privatiseert en bedrijven, maar ook scholen en ziekenhuizen moeten de deuren sluiten. Tersago klaagt terecht de uitwassen van het antwoord op de schuldencrisis aan, zoals
bijvoorbeeld het afschaffen van Cao’s, maar doet dit aan de hand van een overdreven retoriek. Niet één van de hervormingen vindt genade in de ogen van Tersago, wat een gebrek aan nuance illustreert. De titel van hoofdstuk vier luidt ‘Het verzet’. Tersago vertelt over de evolutie van het protest tegen de besparingen met onder meer manifestaties, stakingen, en de onderdrukking van beide. Hij verhaalt met warme sympathie over hoopvolle solidariteitsinitiatieven en coöperatieven. Ten slotte waarschuwt hij voor de opkomst van de fascistische ‘Gouden Dageraad’. Wanneer hij achtergrond meegeeft of op een onderwerp dieper ingaat, tilt hij het boek naar een hoger niveau, bijvoorbeeld wanneer hij de sluiting en heropening van de openbare omroep ERT bespreekt. Tersago leidt de lezer door de straten van Athene en vertelt verhalen die hij uit eerste hand kent of heeft horen zeggen, waarbij de eerste veruit het meest beklijven. Modern Greece is een kort en toegankelijk boek over de recente geschiedenis van Griekenland en de crisis. Stathis Kalyvas is professor sampol 2015/8|87
SAMPOL_oktober_2015.indd 87
8/10/2015 8:38:30
politieke wetenschappen aan de Yale Universiteit in de Verenigde Staten en columnist voor de centrumrechtse krant Kathimerini. De opzet is te begrijpen hoe de crisis in de Griekse geschiedenis past. De rode draad is een interessante theorie die stelt dat de Griekse geschiedenis wordt gekenmerkt door een bepaalde cyclus: een ambitieus project dat grandioos faalt, redding door het buitenland en een positieve eindbalans. De verwachting van een positieve eindbalans zorgt voor een optimistische ondertoon doorheen het boek. Hij schrijft in een recht-doorzee, Amerikaanse stijl zonder literaire franjes. Het boek omvat zeven delen. Elk deel bestaat uit vragen waarop een kort antwoord volgt. Hierdoor ligt het tempo in het boek hoog en leest het vlot. Kalyvas serveert inzichten in hapklare, kleine brokken waardoor ze langer in het geheugen blijven gepreserveerd. Het boek is sterk onderbouwd met
voetnoten die verwijzen naar boeken, wetenschappelijke tijdschriften, dagbladen en beleidsdocumenten. Kalyvas stelt zelf dat hij een historisch essay wilde schrijven en geen historisch overzichtswerk. Dat is een accurate beschrijving. Hij beschrijft gebeurtenissen of periodes niet in detail, maar legt eerder hun oorzaak en impact uit. Deze geschiedenis met enkele opvallende succesverhalen en periodes van stabiele economische groei toont dat Griekenland niet gedoemd is om te falen, al duiken verschillende kwalen reeds sinds de onafhankelijkheid regelmatig op, zoals een hoge overheidsschuld, te grote en inefficiënte publieke sector en hoge militaire uitgaven. Modern Greece biedt een vogelperspectief doorheen de moderne Griekse geschiedenis waarin Kalyvas dalen en pieken belicht, maar veel ertussen in de schaduw blijft, bijvoorbeeld de relaties tus-
sen Griekenland en z’n buurlanden. Hij galoppeert door de moderne geschiedenis waardoor bepaalde aspecten iets te eenzijdig positief of negatief worden weergegeven. Voor een uitgebreider historisch overzicht kan de lezer bijvoorbeeld terecht bij A Concise History of Greece van Richard Clogg. Modern Greece leert dat Griekenland op lange termijn er beter voor zal staan dan voor het toetrad tot de EMU. Hoewel de hervormingen Griekenland eindelijk een primair overschot op de begroting bezorgden, betaalde het hiervoor een zware prijs die in Modern Greece te weinig aan bod komt. Tersago verhaalt in Groeten uit Griekenland het dramatische effect van deze crisis op sociaal vlak. Beide boeken zijn verschillend, maar complementair en belangrijk om een goed begrip te krijgen van de huidige situatie in Griekenland. Niels Morsink
sampol 2015/8|88
SAMPOL_oktober_2015.indd 88
8/10/2015 8:38:30
UITGELEZEN
Ongelijk maar fair Waarom onze samenleving ongelijker
is dan we vrezen, maar rechtvaardiger dan we hopen
Marc De Vos Lannoo Campus, Leuven / Itinera, Brussel, 2015
Je moet het hem nageven, het enthousiasme van Marc De Vos werkt aanstekelijk. Als een soort academische versie van Oscar Wilde betreedt hij de arena van het ongelijkheidsdebat. Hij doet dat in een zeer toegankelijke en vlotte stijl. Het boek leest op de meeste plaatsen als een trein en er wordt vlot het verband gelegd tussen historische gebeurtenissen, filmgeschiedenis, politiek, statistiek en nog veel meer. Impressionisme in plaats van het gebruikelijke pointillisme, zo stelt De Vos het zelf. En in dat opzet is hij alleszins geslaagd. Aan ambitie ontbreekt het evenmin. Zijn zelfverklaarde
tegenstanders zijn niet de minste. De Vos wil met zijn boek niets minder dan de handschoen opnemen tegen grote namen als Thomas Piketty, Richard Wilkinson en Kate Pickett en zelfs Karl Marx. De twee vragen die centraal staan in het boek, zijn zeker het stellen waard: 1) Is het werkelijk zo erg gesteld met de mate van ongelijkheid in onze samenleving? en 2) Is die ongelijkheid een probleem? De keuze van de ‘tegenstanders’ en de titel van het boek geven al aan in welke richting de auteur zijn antwoorden zal vinden. Maar daarover zo meteen meer. De weg die hij daarbij bewandelt is wel ver-
rassend. De auteur slaagt erin om één vloeiende redenering op te bouwen die gedurende het hele boek wordt aangehouden. Hij doet dat ook met humor, hetgeen als resultaat een soort jovialere, meer goedlachse variant op Ayn Rand oplevert. Een rechtse ideoloog waarmee je nog wel eens een pint zou willen gaan drinken. Op voorwaarde dat hij betaalt, uiteraard. Vraag 1: hoe ongelijk is ongelijk? Het uitgangspunt om deze vraag te tackelen is origineel: als het bnp een te eenzijdige manier is om naar economie te kijken - omdat het heel wat dingen niet meet - geldt sampol 2015/8|89
SAMPOL_oktober_2015.indd 89
8/10/2015 8:38:30
dan hetzelfde ook niet voor de GINI-coëfficiënt? Deze neemt immers een statische foto en houdt geen rekening met een aantal demografische en maatschappelijke evoluties die het resultaat vervormen. Beter is het, volgens de auteur, om de evolutie op langere termijn te bekijken én op het niveau van typegezinnen of bepaalde groepen in de bevolking. Een historische analyse op die leest geschoeid levert als resultaat op dat we er met zijn allen vooral erg op vooruit zijn gegaan de laatste decennia. Dit gegeven is belangrijker in het ongelijkheidsdebat dan de vraag of de economisch meest succesvolle medemensen onder ons nu wel of niet te veel verdienen. Ongelijke vooruitgang, zo stelt het boek, is een goede samenvatting van hoe onze samenleving is geëvolueerd in pakweg de laatste zeventig jaar. Eerlijk gezegd kan ik me tot op zekere hoogte vinden in dit argument. De vooruitgangsidee mag best een plaats krijgen in het debat en misschien is dit zelfs door andere auteurs wat te veel geweerd of genegeerd om andere punten te kunnen maken. Het doet denken aan de benadering
van Hans Rosling en diens Gapminder website, waar je allerlei statistieken kan terugvinden die aantonen hoe we er als collectief op zijn vooruitgegaan over de eeuwen heen, ook op domeinen waar je dat intuïtief niet zou verwachten. Er zijn hierbij wel twee bedenkingen te maken: de nadruk op vooruitgang mag niet als drogreden gebruikt worden om elk debat over herverdeling monddood te maken. Het mag verder ook niet op zich als argument dienen om te stellen dat ongelijkheid geen probleem is. Geen van beide stellingen vind ik echter zwart op wit terug bij De Vos, die met zijn benadering vooral nuanceert en misschien wat suggereert. Tot daar toe alles goed dus. Verderop in het boek ontspoort de auteur wel een beetje, bijvoorbeeld wanneer hij stelt dat er geen klassen meer zijn of wanneer hij zich wel erg positief uitlaat over de kansen op sociale mobiliteit van de middenklasse. Hier bezondigt hij zich aan wat hij anderen verwijt. De ‘ongelijkheidsobsessie’ van wat hij zijn tegenstanders noemt - een blinde vlek voor mogelijke positieve effecten van ongelijkheid - slaat bij de auteur
om in een andere blinde vlek. Het is de vaststelling van de auteur dat we er als geheel vooral op vooruit zijn gegaan, maar de oorzaken van die vooruitgang schijnt hij quasi uitsluitend te wijten aan de economische wetmatigheden van de markt, technologische ontwikkelingen en aan de drive van het ondernemerschap. Vooruitgang van sommigen leidt automatisch tot de vooruitgang van iedereen. Wat met de rol van de sociale strijd? Wat met de vaststelling dat toch heel wat van die vooruitgang er helemaal niet vanzelf is gekomen maar moest worden afgedwongen in pakweg de voorbije honderd jaar? Het gaat daarbij niet enkel over inkomen, maar ook over andere verworven rechten. Hoeveel van de ‘ongelijke vooruitgang’ is vooruitgang die louter en alleen verworven werd door sociale strijd? Daarover blijft het oorverdovend stil. We komen aldus bij vraag 2: is ongelijkheid een probleem? Ongelijkheid is als cholesterol: er is goeie en slechte, dat is de stelling waarvan de auteur vertrekt. De Vos erkent de risico’s van een te grote concentratie van kapitaal en de mogelijke negatieve effecten daarvan op gelijke kansen
sampol 2015/8|90
SAMPOL_oktober_2015.indd 90
8/10/2015 8:38:30
voor iedereen. Maar niet zozeer de ongelijkheid zelf is dan het probleem, zegt hij, wel het gebrekkige kansenbeleid. En dat is dan ook wat je moet bijsturen. De markt is, volgens de auteur, nog steeds de meest faire manier om verdienste te objectiveren en om er zo voor te zorgen dat opbrengsten op de juiste plaats terechtkomen. De nood aan herverdeling wordt niet echt in vraag gesteld, maar deze moet vanuit het bieden van gelijke kansen worden bekeken, eerder dan vanuit een gelijke verdeling van de welvaart. Hierbij wordt er ook teruggegrepen naar de stelling van 'ongelijke vooruitgang'. Goede ongelijkheid is die ongelijkheid die maakt dat we er met z’n allen op vooruitgaan en het is niet noodzakelijk unfair dat er een verschil in inkomen bestaat, hoe groot dat verschil ook is. Het gaat in onze hedendaagse samenleving niet langer over arbeid versus kapitaal, maar over arbeid die leidt tot kapitaal. De 1% is de 1% omdat zij ervoor gewerkt hebben. Veel meer dan een soort nieuwe adel - al erkent de auteur wel dit potentiële probleem - gaat het om ‘hardwerkende rijken’. Dit beargumenteert hij onder
andere door te wijzen op de mobiliteit binnen de groep allerrijksten en het aandeel ‘self made men’ daarin. Het echte probleem, ten slotte, zit niet zozeer in de evolutie tussen toplaag en de onderste groep in de inkomensverdeling, maar wel in de evolutie die sommige groepen doorheen de tijd doormaken. Dit omdat sommigen, bijvoorbeeld migranten, minder of niet kunnen genieten van de algemene vooruitgang die voor iedereen geldt. Hoe krijgen we de gelijke kansen tot bij hen? Dit is de lijn die doorheen het boek wordt volgehouden. Het is een duidelijke en heldere boodschap, al wordt die naar het einde toe wel wat flou en esoterisch wanneer De Vos het begrip van ‘menskapitalisme’ introduceert. Opnieuw een variant op hoe verdienste speelt in het debat. ‘Mensongelijkheid’ is nu eenmaal een feit en dus zal er altijd ongelijkheid zijn. Het is een beetje een bestofte dooddoener in een nieuw jasje. En daarmee komen we bij het grootste probleem dat ik heb met dit boek, en dat is dat het blijft steken in de welles nietes over verdienste. De kernvraag, zo stelt de auteur al in het eerste hoofdstuk,
is wanneer we inkomen en rijkdom als verdiend kunnen beschouwen. Maar dat klopt niet. Wie de discussie focust op verdienste, of hij daarbij nu vertrekt vanuit de stelling dat rijkdom doorgaans onverdiend dan wel doorgaans verdiend is, is immers eigenlijk naast de kwestie bezig. Een voorbeeld kan dit illustreren. Meer bepaald het voorbeeld dat De Vos zelf in zijn boek hanteert: Steve Jobs. Is het succes van Steve Jobs een verdienste van hemzelf of niet? Er is al heel wat inkt rond gevloeid. Het ene kamp stelt nogal rigoureus dat technologische innovatie aan de basis ligt van het succes van pakweg de iPhone. Jobs oogstte alleen de prestaties van wetenschappers. Neen, zeggen anderen, waaronder Marc De Vos: al die innovatieve patenten die tot de iPhone hebben geleid, zijn op zichzelf niets waard. Enkel het marktinzicht en de frisse kijk van Steve Jobs hebben er ook iets van gemaakt dat waarde heeft, in economisch opzicht. Iets dat jobs gecreëerd heeft en welvaart en zelfs culturele implicaties heeft gehad. Verdienste is dus sampol 2015/8|91
SAMPOL_oktober_2015.indd 91
8/10/2015 8:38:30
wel degelijk individueel en geconcentreerd in 1 persoon in dit verhaal. Mariana Mazzucato prikte al enkele gaten in bovenstaande stelling, die natuurlijk niet echt nieuw is. Zij wees erop dat zowat elk stukje technologie dat in de iPhone zit, ontwikkeld werd door onderzoekers die op een of andere manier op de loonlijst van de overheid stonden. Met andere woorden: de idee voor het product mag dan uit een marketingbrein ontsproten zijn, de investeringen en het risico om het te ontwikkelen kwamen uit gemeenschapsmiddelen. Op zijn minst zou dit een nuancering mogen zijn in het verhaal van De Vos. Verdienste is zelden alleen een zaak van individuen, maar ook van de inzet van werknemers en van gerichte keuzes vanuit de overheid, financieel gedragen door de gemeenschap. Dit element ontbreekt in het boek. Een tweede blinde vlek? Wat is verdienste en wat niet? Het is een belangrijke vraag omdat het antwoord erop implicaties heeft op de mate van herverdeling die we moeten nastreven. Hoeveel van de merite is collectief en hoeveel van de opbrengst dient daarom terug te vloeien
naar dat collectief? De kern van het ongelijkheidsdebat ligt mijns inziens echter elders. En er is een ander onderdeel van het levensverhaal van Steve Jobs dat volgens mij raakt aan die kern. Meer bepaald heb ik het over zijn dood. Steve Jobs stierf ten gevolge van alvleesklierkanker. Een ziekte die eender wie zou kunnen treffen. Noch verdienste, noch schuld hebben daarmee iets te maken. De interessante vraag is dan: in welke mate heeft ziekte op het leven van Steve Jobs dezelfde impact gehad als die zou hebben op één van de arbeiders in een fabriek van Foxconn? Het is een ongemakkelijke vraag om te stellen, omdat leed vergelijken iets onkies heeft. Maar het is wel waarover het gaat. Als algemene tegenslagen waarvoor we zelf niet of nauwelijks verantwoordelijk kunnen worden geacht, een andere invloed op ons leven hebben omdat we onszelf elders op de inkomensschaal bevinden, dan is dat een onweerlegbare vaststelling van ongelijkheid. En die heeft niets met verdienste te maken.
De vraag wordt dan: welke mate van ongelijkheid willen we aanvaarden? Het excuus van verdienste is hierbij niet nodig, het is een louter morele keuze. In welke mate zijn we bereid te aanvaarden dat de ene persoon financieel geruïneerd geraakt door ziekte en de andere niet? In welke mate is het aanvaardbaar dat generatiearmoede ontstaat vanuit een stomme, financiële tegenvaller in één generatie? Het wegwerken van dat soort ongelijkheid, waar niets fair aan te bespeuren is, zou de eerste prioriteit moeten zijn. En dat is wat het vertrekpunt zou moeten zijn voor wie over ongelijkheid spreekt. Niet zozeer of we dezelfde kansen krijgen, wat we met die kansen doen en in welke mate dat onze verdienste is. Dat is de vraag in tweede orde. Gelijke kansen geven om iets te maken van je leven is een zaak, maar gelijke bescherming tegen de impact van tegenslagen is minstens even belangrijk, zo niet belangrijker. En dat is de derde grote blinde vlek in het boek van Marc De Vos. Het lijdt weinig twijfel dat er inderdaad een groot verschil is in de impact van tegenslagen. Kijk alleen al maar
sampol 2015/8|92
SAMPOL_oktober_2015.indd 92
8/10/2015 8:38:30
naar ziekenhuisfacturen of de kosten van een advocaat in onze eigen samenleving. Wanneer we de zaak - net als de auteur van dit boek - op wereldschaal bekijken, geldt dat nog veel sterker. Meer onderzoek naar hoe erg de impact van tegenslag verschilt en waarom de bestaande systemen hier onvoldoende tegen kunnen beschermen, is nodig. Natuurlijk moet je
dan wel bereid zijn om ook de piste te verkennen dat meer sociale zekerheid misschien wel eens het antwoord zou kunnen zijn. Al bij al had ik dus liever een boek gezien dat 400 pagina’s wijdt aan de vraag hoe we dergelijke evidente gevolgen van ongelijkheid kunnen wegwerken, eerder dan aan het herkauwen van het
verdienste-debat en het (op zich niet volledig onterechte) nuanceren tussen goede en slechte ongelijkheid. Na afloop blijf je als lezer toch hangen met het gevoel dat, alle spitsvondigheden ten spijt, de olifant in de kamer bewust of onbewust straal genegeerd werd. Philippe Diepvents
sampol 2015/8|93
SAMPOL_oktober_2015.indd 93
8/10/2015 8:38:30
UITGELEZEN
Tax shift
Waarom ons land een belastinghervorming nodig heeft
Ivan Van de Cloot en Karel Volckaert Lannoo Campus, Leuven / Itinera, Brussel, 2015
Fiscaliteit is al geruime tijd een ‘hot topic’ in het Belgische politieke debat. België is een land dat relatief veel belastingen heft en de laatste jaren is er een toenemend aanvoelen dat de financiering van de openbare dienstverlening en de sociale zekerheid nog veel ruimte voor meer rechtvaardigheid laat. Dit aanvoelen werd aangewakkerd door een aantal omstreden beleidsmaatregelen als de notionele intrestaftrek, de afkoopwet en de verschillende regularisatierondes. Met het uitbreken van de financiële en economische crisis, en de daaropvolgende besparingspolitiek, heeft deze discussie enkel aan urgentie gewonnen. De belangrijkste belofte
waarmee de regering-Michel de grote sociale protestgolf in de herfst van 2014 heeft proberen bedaren, was het vooruitzicht van een zogenaamde tax shift van arbeid naar consumptie, milieu en vermogen. Eind juli heeft iedereen kunnen vaststellen welke invulling de regeringMichel aan deze belofte heeft gegeven. In het begin van de zomer verscheen, in volle tax shift discussie, het boek van Ivan Van de Cloot en Karel Volckaert waarin zij de bijdrage van de denktank Itinera aan deze discussie hebben gebundeld. In tegenstelling tot wat de ondertitel lijkt te suggereren focussen Van de Cloot en
Volckaert in hun boek niet zozeer op de redenen waarom ons fiscaal systeem volgens hen op de schop moet, hun betoog legt voornamelijk de nadruk op de voorwaarden waar een tax shift voor hen aan moet voldoen. Eerder verspreid worden wel een aantal argumenten aangegeven waarom het huidige Belgische fiscale systeem niet langer houdbaar zou zijn. Deze zijn het belasten van arbeid ‘als was het een giftig goedje’, het kluwen aan aftrekken en belastingverminderingen en de relatief hoge mate van herverdeling door middel van de personenbelasting en de sociale zekerheid, welke door de auteurs enigszins geproblematiseerd
sampol 2015/8|94
SAMPOL_oktober_2015.indd 94
8/10/2015 8:38:30
wordt. De auteurs verwijzen ook naar de vergrijzingskost als een belangrijk argument voor een tax shift, maar werken dit argument weinig uit. Het is evenmin duidelijk of de auteurs in deze context al dan niet een verhoging van de overheidsinkomsten (en dus geen ‘zuivere’ tax shift) bepleiten. Itinera geeft aan met haar bijdrage vooral ‘het onzalige geschil’ tussen links en rechts inzake fiscaal beleid te willen overstijgen door tot een beter begrip te komen van de economische welzijns- en gedragseffecten van belastingmaatregelen. Dit opzet lijkt oprecht te zijn in de manier waarop de auteurs hun argumentatie ontwikkelen. Ze hanteren daarbij als analyse-instrument de economische theorie van de optimale belasting, gebaseerd op de principes uiteengezet door de Britse econoom James Mirrlees. Deze proberen een evenwicht te vinden tussen de effecten op de inkomensverdeling, op de algemene welvaart en op het gedrag van burgers van een nieuwe belastingmaatregel. De auteurs formuleren de terechte verzuchting dat er in België veel te weinig aandacht gaat naar een grondig en gefundeerd debat over de
diverse effecten van bestaande en nieuwe fiscale maatregelen. Deze verzuchting geldt trouwens a fortiori voor de Vlaamse Regering, die zich blijkbaar heeft voorgenomen om het tijdens elk begrotingsconclaaf op een akkoordje te gooien over één of andere partiële belastinghervorming ver weg van parlement en publieke opinie. De keuze van het Brusselse Gewest om een open debat te voeren over een brede fiscale hervorming is dan weer een goed voorbeeld dat het wel kan. De eenzijdige economische invalshoek van de auteurs brengt wel met zich mee dat fiscaal-juridische en handhavingsaspecten onderbelicht blijven of enkel worden beschouwd in het kader van individuele keuzes als reactie op bepaalde tariefstructuren. Wel wordt er een pleidooi gehouden voor de oprichting van één centraal fraudebestrijdingsagentschap. Ook de theorieën rond begrotingsfederalisme, die in de Belgische context natuurlijk van niet te onderschatten belang zijn, worden niet behandeld. Daarnaast schenken de auteurs ook weinig aandacht aan de beperkingen van de theorieën rond optimale belastingen. Zo worden de basisveronderstellingen van
de Mirrlees-methode (ontmoedigend effect belastingen heeft enkel effect op aantal gewerkte uren, loonverschillen zijn een gevolg van productiviteitsverschillen en perfecte mededinging) nergens geëxpliciteerd. Inzichten die deze basisveronderstellingen corrigeren uit bijvoorbeeld een ‘behavioural economics’-benadering worden niet aangehaald, behalve bij de discussie over een meerwaardebelasting. Erger nog is dat de lezer niet alleen wordt geïntroduceerd tot economische theorieën waar er een brede academische consensus over bestaat, maar daarnaast ook op een kritiekloze wijze dubieuzere modellen, zoals de befaamde Laffer-curve, krijgt voorgeschoteld. Een ander voorbeeld is de wijze waarop de auteurs omstandig stilstaan bij de beperkingen van statische modellen (die effecten voor herverdelings- en overheidsinkomsten berekenen zonder rekening te houden met gedragswijzigingen) in vergelijking met zogenaamde dynamische modellen, zonder dat er echter wordt aangegeven dat de resultaten van deze dynamische modellen vooral gedetermineerd worden door de assumpties die er aan de basis van liggen. Het is dan ook maar de vraag sampol 2015/8|95
SAMPOL_oktober_2015.indd 95
8/10/2015 8:38:30
welke van beide benaderingen de realiteit (zeker op korte termijn) het best benadert. Eveneens storend is de wijze waarop een aantal beweringen gewoonweg niet worden gestaafd, zoals die over een vermeend tekort aan risicokapitaal in België. De aanbevelingen die de auteurs in hun boek naar voor schuiven zijn over het algemeen een waardevolle bijdrage tot het debat, maar verschillen sterk in de mate waarin ze geconcretiseerd worden. Zeer concreet is alvast het terechte pleidooi voor een dringende herziening van de kadastrale inkomens, omdat de verschillen in onroerende voorheffing tussen eigenaars van gelijkaardige woningen vandaag op geen enkele manier meer te rechtvaardigen vallen. Over het algemeen blijft het boek echter eerder beschouwend en worden voor- en nadelen van bepaalde benaderingen netjes naast elkaar opgesomd. Wel duidelijk is de voorkeur van de auteurs voor een verschuiving naar btw en andere verbruiksbelastingen. Een (lichte) vermindering van het herverdelend karakter van ons belastingsysteem is een prijs die de auteurs daarvoor graag betalen. Enigszins verwarrend voor de lezer is
wel het gebrek aan consistentie in de pleidooien voor of tegen bepaalde maatregelen. Zo wordt er (terecht) kritiek gegeven op de woonbonus omwille van het prijsverhogend effect, maar wordt er een hoofdstuk later wel gepleit voor het verminderen van de registratierechten bij aankoop van een woning. Het is evenwel aannemelijk dat een dergelijke vermindering een nog veel groter effect zal hebben op de prijs die de verkoper kan vragen dan de woonbonus. Een ander voorbeeld is het grote belang dat in de bespreking van de vermogensfiscaliteit wordt gehecht aan het niet verstoren van de keuze tussen sparen en consumeren. In het pleidooi voor meer btw-inkomsten komt dit aspect evenwel in het geheel niet aan bod. In 170 pagina’s kan men natuurlijk nooit volledigheid nastreven, maar toch is het ook opvallend welke zaken er niet door de auteurs worden besproken. Zo wijzen de auteurs er wel op dat de gedragseffecten van de inkomstenbelasting op vlak van werken vooral van belang zijn aan de zogenaamde extensieve marge, maar wordt daar niet de conclusie aan gekoppeld dat een gerichte lastenverlaging op lage lonen
te verkiezen valt boven algemene lastenverlagingen. Ook inzake vermogensbelasting wordt er verschillende malen gepleit voor een gelijke belasting op verschillende vormen van vermogensinkomen (afschaffen van de voorkeursbehandeling voor intresten op spaarrekeningen), maar naar wat dit principe inhoudt in het kader van de recente discussies over de liquidatiebonus heeft de lezer het raden. De waarde van het boek van Van de Cloot en Volckaert vertaalt zich vooral in de toegankelijke introductie die de lezer wordt geboden met een aantal belangrijke economische theorieën rond belastingen. De enigszins pedante houding ten opzichte van politici en openbare dienstverlening krijgt de lezer er gratis bij, net zoals de bij momenten bijna gênante idolatrie voor het ondernemerschap. De lezer die op zoek is naar een grondige introductie tot de economische aspecten van het Belgische belastingstelsel is daarom nog steeds het beste af met het standaardwerk hierover uitgegeven onder de redactie van André Decoster en Christian Valenduc (Belastingen en fiscaal beleid in België, Acco, 2011). Mehdi Koocheki
sampol 2015/8|96
SAMPOL_oktober_2015.indd 96
8/10/2015 8:38:30