december 2010
Beeldspraak politiek
4 MINISTER MARJA VAN BIJSTERVELDT ‘ONDERWIJS IS EEN MOTOR VOOR ZELFSTANDIGHEID’
11 JACK BISKOP
‘MeT MBO HEBBEN WE GOUD IN HANDEN’
25 JESSE KLAVER ‘BILDUNG IS VAN BELANG’
4 M INISTER MARJA VAN BIJSTERVELDT ‘ONDERWIJS IS EEN MOTOR VOOR ZELFSTANDIGHEID’
11 JACK BISKOP ‘MeT MBO HEBBEN WE GOUD IN HANDEN’
25 J ESSE KLAVER ‘BILDUNG IS VAN BELANG’
EN OOK 8 Harm Beertema - PVV
‘Rotterdam verdient the best of the best’
14 Metin Çelik - PvdA
‘Mijn roots liggen bij Zadkine’
18 Manja Smits - SP
‘Beroepsonderwijs is de belangrijkste tak van sport’
22 Ton Elias - VVD
‘Extra beloning voor goede, bijgeschoolde leraren’
28 Boris van der ham - D66
‘Investeren in cultuur is heel belangrijk’
32 André Rouvoet - ChristenUnie
‘Het mbo heeft een enorm belang voor de Nederlandse samenleving’
Colofon: Beeldspraak Politiek is een uitgave van Zadkine. Redactie: bureau Marketing & Communicatie, postbus 84021, 3009CA Rotterdam,
[email protected]. Aan dit nummer werkten mee: Merel Eilander, Katinka ten Have, Noreen Kluijtmans, Matthijs van Muijen, Robbert Poort, Henk Tiggelhoven, Henri van Vlodrop. Opmaak: De Kruijff Grafimedia. Fotografie: o.a. Rhalda Jansen en Nils Schoonhoven. Druk: De Kruijff Grafimedia. Oplage: 3000.
3 voorwoord
Begin jaren negentig discussieerden politiek en samenleving over het beroepsonderwijs. Al die afzonderlijke schooltjes en daarnaast nog educatie voor volwassenen en avondonderwijs. Kon dat niet efficiënter worden georganiseerd met meer samenhang? Waren er geen schaalvoordelen en dus kostenbesparingen te realiseren? Met de wet Educatie en Beroepsonderwijs uit 1996, werd de basis gelegd voor de regionale opleidingencentra. Ruim een decennium later, waait er een andere politieke wind op het Binnenhof. In dagbladen en op televisie uiten quasideskundigen hun mening over deze grote scholen, die ze zelfs leerfabrieken noemen en waar de student zou zijn verworden tot nummer. Toenmalig staatssecretaris Van Bijsterveldt stelde de commissie-Oudeman in, die als u dit leest net van haar rapport is bevallen. Of de bestuurbaarheid van de roc’s nog wel deugt anno 2010? De nieuwe minister van OCW Van Bijsterveldt dacht onlangs nog hardop na of het opknippen van roc’s niet een interessante gedachte is om te bespreken. De politiek is als een kameleon en past zich snel aan het huidige discours aan en lijkt daardoor te vergeten waarom het ruim een decennium geleden is begonnen. Het woordgebruik over het onderwijs is harder en scherper en lijkt voorbij te gaan aan de kernvraag. Wordt op roc’s goed onderwijs gegeven? Staat de student centraal? Welke verworvenheden zijn afgelopen jaren gerealiseerd? Met de publicatie Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum hebben we als College van Bestuur van Zadkine geprobeerd tegengas te geven. Zelfbewust en overtuigd dat we als groot roc wel degelijk meerwaarde bieden. Volgens ons slaan veel critici de plank mis en gaan zij voorbij aan de werkelijkheid in Rotterdam. Wij zijn ervan overtuigd dat wij elke dag een wonder verrichten. We slagen er binnen Zadkine als groot regionaal opleidingencentrum dagelijks in ruim 20.000 studenten te vormen en op te leiden. In een regio met ruim een miljoen inwoners, waar het aandeel jongeren groeit. En dat tot genoegen van studenten zelf en van de bedrijven en instellingen waar ze terechtkomen.
Zo zijn we volop aan het vernieuwen om de kwaliteit van het onderwijs verder omhoog te schroeven. Met majors en minors wordt het onderwijs aantrekkelijk voor studenten, zodat zij met meer plezier naar school gaan en minder snel uitvallen. Bovendien bedienen we nog beter het bedrijfsleven, omdat de opleidingen meer gericht zijn op de vragen die de arbeidsmarkt stelt. Gaan deze ontwikkelingen voorbij aan de politiek? Delen onze volksvertegenwoordigers de denkbeelden die in Overpeinzingen naar voren komen? Zien ze nog de meerwaarde van roc’s? Deze special van Beeldspraak probeert antwoord te geven op deze vragen. We hebben afgelopen maanden politici bij Zadkine uitgenodigd en zijn op pad gegaan naar Den Haag. Om te laten zien dat onderwijs ertoe doet en we met passie en doorzettingskracht werken aan het vormen van onze jongelui, die we zelfs als het tegenzit niet loslaten. En dat elke dag weer! Henri van Vlodrop Voorzitter College van Bestuur Zadkine
4 Minister van Onderwijs Marja van Bijsterveldt - CDA
‘Onderwijs is een motor voor zelfstandigheid Wat zijn uw persoonlijke ervaringen met het beroepsonderwijs?
Mijn hart ligt bij het hele onderwijs, maar ik heb een speciaal plekje voor het beroepsonderwijs. Ik heb er zelf mijn opleiding Verpleegkunde gevolgd. Na de theorie meteen de praktijk in, dan leer je pas écht wat zo’n vak inhoudt. Mbo-instellingen zijn vandaag de dag hofleverancier van vakkrachten. Als ik die jongeren bezig zie tijdens de Skills-wedstrijden of de mbo-uitblinkers, daar word ik zo enthousiast van. Het opleiden van deze jongeren, is voor de scholen een heel mooie taak. Maar ook een complexe. Toen ik net staatssecretaris was, werden er op het bordes van de Hoftoren zakken vol met klachten van studenten neergezet. Ook leraren klaagden, over de organisatie en besturing van instellingen. Dit voorjaar was er een nieuwe golf klachten, nu in het verlengde van een publicatie van de Inspectie over zeer zwakke mbo-opleidingen. Die geluiden deden mij besluiten om de Commissie Onderwijs en Besturing BVE (beter bekend als de commissie Oudeman) in te stellen, om onderzoek te doen naar de bestuurbaarheid van instellingen in het mbo. Het rapport van deze commissie is begin december verschenen. Tegelijk kwam het rapport van de Inspectie uit, over besturing en kwaliteit in het mbo.
Wat gaat u met deze rapporten doen?
Het beeld dat uit die rapporten oprijst, is dat het bij een groot deel van de instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs gewoon goed gaat. Ondanks de complexe opdracht van roc’s, aoc’s en vakinstellingen, ondanks hun zware en soms complexe maatschappelijke taak. Het CGO is op veel plaatsen ingevoerd, het ‘handwerk’ - kloppende roosters, registratie van spijbelen, klachtenprocedures – lijkt iets meer onder controle. En de meest recente JOB-monitor laat zien dat de tevredenheid van mbo-studenten omhoog is gegaan. Dat is dus goed nieuws. Helaas zien we in de rapporten óók, dat sommige instellingen niet aan de eisen voldoen. Er zijn grote kwaliteitsverschillen. Oudeman constateert dat het kleine aantal instellingen dat onvoldoende kwaliteit van onderwijs biedt, de basis niet op orde heeft, docenten niet goed in stelling brengt en onvoldoende luistert naar klachten van studenten. De commissie geeft daarover een aantal waardevolle adviezen aan bestuurders van mbo-instellingen. Bijvoorbeeld: biedt geen opleidingen meer aan waarvan je de kwaliteit niet kunt garanderen of opleidingen die opleiden tot werkloosheid. Stop ook met het in stand houden van té kleine opleidingen en met onnodige concurrentie. Het gaat er om beroepsonderwijs van wereldklasse te bieden. Stop dan ook
‘in de vakschool worden leerlingen opgeleid tot vaklui waar de regio behoefte aan heeft’
5 met tijd in projecten te steken die niet direct het primaire doel dienen. Namelijk: goed beroepsonderwijs geven. Topkwaliteit op álle denkbare punten krijgt niemand, ook de voortrekkers niet, voor elkaar. Maar het kan op onderdelen wel een stuk effectiever
nderwijs is een motor standigheid’
en eenvoudiger. Daar gaan we op inzetten. Door instellingen te helpen focussen. Daarom gaan we bijvoorbeeld de drempelloze instroom naar mbo 2 afschaffen. Iemand komt het mbo 2 niet meer binnen zonder diploma. We gaan ook het mbo 1 apart
6 organiseren en bekostigen. En we geven jongeren in het eerste jaar van hun vakopleiding meer lesuren. Boven de dertig jaar moet je zelf, of je werkgever, de opleiding betalen. Zo komt er meer geld en energie vrij voor de kerntaak van het mbo: jonge, getalenteerde studenten op mbo niveau 2, 3 en 4 opleiden tot goede vakmensen die de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw aan kunnen. In februari 2011 kom ik met een integraal Actieplan MBO 2011-2015. Zadkine heeft de afgelopen jaren een forse daling gekend van het voortijdig schoolverlaten. Kennelijk komen we nu aan de harde kern van het bestand, want het voorkomen ervan wordt steeds lastiger. Waar zou u voorrang aan geven bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het enthousiasmeren van studenten? Hoe zouden we het aantal nog verder kunnen laten dalen?
Enthousiaste studenten vallen minder snel uit. Met Zadkine heb ik twee jaar geleden de afspraak gemaakt dat dit jaar 20 procent minder studenten voortijdig de school verlaten. Dit is helaas niet gelukt, bij een percentage van 6,5 procent is het blijven steken. Ik besef dat het een moeilijke opgave is. Juist daarom is het belangrijk dat in de regio de roc’s, vo-instellingen, gemeenten en bedrijfsleven goed samenwerken. Ik ben ervan overtuigd dat een stevige gezamenlijke inzet ervoor kan zorgen dat studenten worden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen. Het gaat vaak simpel om voldoende goede lessen, goed begeleide stages en structuur in wat van een student verwacht wordt. Acht u het in het huidige tijdsgewricht nog van belang om ook het beroepsonderwijs te duiden als een motor voor emancipatie?
Zeker. Hoe beter het onderwijs dat je hebt gevolgd en hoe meer je op school uitgedaagd bent om het maximale uit jezelf te halen, hoe sterker je dat maakt als mens. Onderwijs is een motor voor zelfstandigheid, zowel economisch als intellectueel, het is een katalysator voor gelijke rechten en een krachtbron van creativiteit. Goed onderwijs is een voorwaarde om op je eigen manier het verschil te kunnen maken, om je eigen talent te volgen en ontplooien. Dat heeft alles te maken met emancipatie. Ook om die reden staat de kwaliteit van het onderwijs voorop in mijn beleid. Dat geldt voor alle onderwijsniveaus en sectoren en zeker ook voor het beroepsonderwijs. Leerlingen en studenten moeten op school worden voorbereid op een dynamische samenleving en een internationale arbeidsmarkt die
hoge eisen stellen aan het vermogen om zelf te kiezen, om zelf initiatief te nemen en het beste van jezelf te laten zien. Dit is de taak waar ons beroepsonderwijs voor staat. En dat is een zaak van goed onderwijs én van emancipatie! Zadkine is op ruim honderd locaties in regio Rotterdam Rijnmond aanwezig met schoolgebouwen, leerwerkplekken, onderwijspraktijkervaring, etc. Soms wordt de metafoor van ‘leerfabrieken’ gebruikt. Wat vindt u daarvan?
Laat ik voorop stellen dat ik menselijke maat in het onderwijs heel belangrijk vind. Studenten en docenten en alle anderen die op een mbo-instelling werken, moeten zich gekend voelen op scholen. Veel studenten hoeft niet per definitie te betekenen de school een anonieme leerfabriek is. Uit onderzoek is ook nooit een negatieve relatie gebleken tussen de schoolgrootte en de onderwijskwaliteit. Dat neemt niet weg dat ik vind dat studenten en hun ouders iets te kiezen moeten hebben, dat er genoeg instellingen moeten zijn om te kunnen vergelijken. Daarom ga ik alleen akkoord met een fusie tussen mbo-instellingen als het voortbestaan van scholen, opleidingen of instellingen niet in het geding is. Vindt dat u dat sport verplicht moet worden, gezien het brede belang dat de Rijksoverheid hecht aan sport en bewegen voor alle jongeren? Daardoor zou er ook financiering voor de sportdocenten komen. Nu doet Zadkine dat via de eigen middelen en dankzij een tijdelijke subsidie van de MBO Raad, terwijl het eigenlijk in elk curriculum zou moeten zitten.
Sport en bewegen in het onderwijs vind ik zeker belangrijk. Het is goed voor de fysieke gezondheid natuurlijk, maar ook voor de sociale ontwikkeling. En als studenten gezond en fit zijn, kunnen ze zich bij andere vakken beter concentreren. In 2009 heeft de overheid 28 miljoen gegeven voor sport en bewegen in het onderwijs, voor een periode van drie jaar. Dat geld is ook bedoeld om scholen te stimuleren om zelf na te denken over hoe ze invulling willen geven aan sport en bewegingsonderwijs. Hoeveel uur, hoe ze die uren invullen en hoeveel geld ze er aan besteden, dat zijn keuzes van de school zelf. Dat kan afhangen van de regio en natuurlijk van de wensen van de individuele school of deelnemende student zelf. Rotterdam is een van de weinige regio’s waar het percentage jeugdigen stijgt. Naar verwachting blijft het aantal mbo-studen-
7 ten de komende jaren op peil. Tegelijk kent lesgeven in een grote stad als Rotterdam verschillende uitdagingen en is het niet altijd makkelijk. Op welke manier zou het docentschap aantrekkelijk(er) kunnen worden?
Het leraarschap is wat mij betreft een van de mooiste beroepen die er zijn, een echt ambacht. Maar lesgeven is geen routinebaan. Zeker in het mbo moeten docenten elke dag weer de individuele studenten onderwijs op maat bieden. En in een grote stad is de studentenpopulatie natuurlijk heel divers. Daarom zijn er voor het mbo in de Randstad, dus ook voor Rotterdam, extra middelen beschikbaar via de zogenaamde functiemix. Die komen dus bovenop de maatregelen uit het Actieplan Leerkracht. Daarmee kunnen werkgevers in die regio’s sommige leraren hoger inschalen. Een leven lang leren wordt steeds belangrijker. De financiering voor studenten boven de dertig wordt afgeschaft volgens het regeerakkoord. Wat zijn uw verwachtingen van mensen boven de dertig en hun wens om door te leren?
Voor mij is een leven lang leren een belangrijk thema, laat dat helder zijn. Maar een leven lang leren begint echter wel met de startkwalificatie. Want voor wie een leven lang wil leren, is een goed begin het halve werk en dat impliceert een startkwalificatie. De laatste jaren is het aantal jongeren met een startkwalificatie al sterk toegenomen. En dat is natuurlijk geweldig! Maar door het groeiende aantal studenten van (ver) boven de dertig jaar in het mbo de afgelopen jaren, rijst wel de vraag wat de kerntaak is van het mbo en wanneer de verantwoordelijkheid van de overheid voor scholing over zou moeten gaan op de werkgever en de werknemer. Er zijn goede alternatieve stimulansen voor mbo'ers boven de dertig jaar om te scholen. Zo kunnen werknemers en werkgevers meer financiële verantwoordelijkheid voor scholing in het mbo nemen. Werkgevers kunnen gebruik maken van de Wet over vermindering van afdracht bij scholing van hun werknemers en de werknemer zelf kan een gedeelte van de scholingskosten aftrekken van de inkomstenbelasting. De baten van het op- of bijscholen van volwassenen komen nu eenmaal direct bij de werkgever en/of de werknemer terecht. Nu al wordt 80 tot 90 procent van het scholingsaanbod voor volwassenen verzorgd door het zogenaamde niet-publiek bekostigd onderwijs. Het is dus heel goed mogelijk. Wel vindt op dit moment op verzoek van de Tweede Kamer overleg plaats met collega-bewindslieden en straks ook met werkgevers en werknemers, om te kijken of er andere financieringsoplossingen zijn voor dertig plussers. Dat kost natuurlijk even tijd maar ik kom zo snel mogelijk met de uitkomsten van deze gesprekken. We zijn in Rotterdam hard op weg de problemen aan te pakken. Samen met onze illustere Piet Boekhoud hebben we de wijkscholen en vakscholen bedacht en ingevoerd. Het succes ervan is enorm. Heeft het regeerakkoord niet ook consequenties voor deze initiatieven?
Ik vind het initiatief van de vakschool in Rotterdam heel positief. Je ziet dat de samenwerking tussen de vmbo-school en de mbo-instelling soepel verloopt én er is betrokkenheid vanuit het bedrijfsleven. Zo worden de leerlingen opgeleid tot vaklui die ze willen zijn en waar de regio Rotterdam behoefte aan heeft. Ik wil nog meer ruimte creëren voor vakscholen en daarnaast heeft dit kabinet 30 miljoen uitgetrokken voor het structureel financieren van de wijk-en plusscholen. 4
8 Harm Beertema - PVV
‘Rotterdam verdient the best of the best’ “We zijn losgeslagen van de onderwijsmissie”, zegt Harm Beertema, woordvoerder onderwijs bij de PVV en onderwijsman in hart en nieren. Vierendertig jaar onderwijservaring heeft hij. Als pas afgestudeerde leraar Nederlands koos hij voor het middelbaar beroepsonderwijs in Rotterdam. Lesgeven in de meest bruisende stad van het land was voor hem heel lang het mooiste dat er was.
9 Juist de complexiteit in Rotterdam maakt het interessant om hier in het onderwijs te werken.
B
eertema zag in het onderwijs ook veel zaken die niet goed gingen en hem recht in zijn onderwijshart troffen. Uit onvrede over de slechte kwaliteit van het onderwijs werd hij bestuurslid van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. “Ik ben vanaf de werkvloer erg boos geworden, tot een burnout aan toe. De politiek heeft het onderwijs op afstand gezet onder het adagium ‘de professional weet ’t het beste’. De professional is van zijn beroep gestript, er is sprake van aantasting van de beroepseer. Voor mij was dat belangrijk om politiek actief te worden”. Doorgeslagen managementcultuur Beertema
is kritisch over de top in het mbo en hbo. “Ik bespeur dat men veel meer met een bedrijfseconomische missie dan met een onderwijskundige opgave bezig is. De vermaledijde managementcultuur is erg doorgeslagen. Ik heb het dan overigens niet over alle CvB’s. Er zijn bestuurders die nog wel een onderwijshart hebben. Maar voor veel CvB’s geldt dat ook zij door de grootschaligheid op afstand zijn geplaatst. Ze hebben geen notie van wat er op de werkvloer gebeurt. De papieren beleidswerkelijkheid is gescheiden van wat daar plaatsvindt. Het beste onderwijs wordt gegeven door leraren die zich niets aantrekken van steeds maar nieuw beleid en hun eigen gang gaan vanuit hun eigen onderwijsvisie. Ik schets een zwart scenario, maar ik leg het beeld maar op tafel”. Deze kritiek raakt Henri van Vlodrop, voorzitter van het College van Bestuur van Zadkine. “Ik ben nog steeds leraar Duits. Ik ben begaan met het wel en wee van docenten en studenten. Het beeld dat je geeft, schreeuwt om een tegenbeeld. Wij gaan zelf lesgeven, elke manager. We doen dat om de onderwijsteams duidelijk te maken dat ze een zwaar beroep hebben. Ik zelf ga drie maanden 23 uur per week een docent vervangen. Ik vind het leuk om met de jeugd te werken. Zij verdienen dat. Maar we zien op deze manier ook wat docenten doen en wat ze meemaken. We horen onze docenten”.
Taal-en-Rekencentrum Beertema en Van Vlodrop maken zich beiden zorgen over het niveau waarop studenten het Nederlands beheersen. “Ik ben ten einde raad”, zegt Van Vlodrop. “Ze weten allerlei simpele zaken niet. We hebben een Taal-en-Rekencentrum opgericht”. Beertema erkent dat het een ongelooflijk complexe opgave is. “Veel kinderen hebben twee tot drie jaar taalachterstand. Het vmbo kampt met hetzelfde probleem en het wordt gewoon maar doorgeschoven. Je hebt die kids op school en bent verantwoordelijk”. Examenprofielen In het mbo wordt al langere tijd
de discussie gevoerd over centrale examenprofielen. Zijn deze wel of niet nodig? Van Vlodrop vindt van niet. Beertema geeft aan dat er gesjoemel kan ontstaan als absolute normen worden losgelaten. “Je zult zien dat scholen eigen leerwegen bepalen en ook inhoudelijk diplomeren, waardoor het civiel effect van het diploma verloren gaat. Niemand begrijpt meer waar een diploma voor staat. Zie het drama dat zich op InHolland aan het voltrekken is.” Van Vlodrop onderkent dit en geeft een voorbeeld van motorvoertuigen. Van Vlodrop is bestuurslid van Stichting STEM. Samen met INNOVAM maakt STEM examens. “Bedrijven en BOVAG valideren deze examens, vervolgens delen we ze met scholen en iedereen examineert conform. Als we het zo doen,
Zadkine gebruikt het begrip oxymoron om duidelijk te maken dat er altijd spanning zit in organisaties en tussen organisaties. Dat is normaal en kan, positief geduid, ook als leuk of prettig worden opgevat. Er is altijd spanning tussen centraal en decentraal of tussen een instelling als Zadkine en het departement. Dat is niets nieuws; je moet ermee leven, zoals management en leidinggevenden altijd met paradoxen moeten leven. Uit: Lexicon van Zadkine, februari 2010
10
wat voegen examenprofielen dan nog toe?”. Beertema is het hier mee eens, maar geeft aan dat dit een branche is die het goed heeft geregeld. “Dat geldt ook voor de schilder- en horecabranche. Maar bij secretaresseopleidingen is dit bijvoorbeeld niet het geval. Je ziet daar dat de kwaliteit van het Nederlands onder de maat is”. Van Vlodrop vraagt zich daarbij af wat je zou moeten doen met de techneut die geen goed Nederlands kan, maar wél goed in zijn vak is. Van Bijsterveldt, minister van OCW wil dat we zo iemand geen diploma geven. Dat kan toch niet?”. Beertema is voor een stelsel met kernvakken per opleiding. Een monteur hoeft geen brieven te kunnen schrijven, maar moet wel een werkaantekening kunnen maken. Je differentieert de opleiding voor het werk en anders als voorbereiding om door te stromen naar een vervolgopleiding”. Kleine teams Van Vlodrop vertelt dat Zadkine inzet op teams. “Kleine teams van 25 fte. Teamleiders zijn de belangrijkste spil. De rest doet er niet zo toe. Dat zijn strikken die je steeds anders kunt strikken. Wij willen 70 cent van iedere euro besteden aan het onderwijs”.
Beertema kan zich hierin vinden. “Ik word blij van jullie boekje ‘Overpeinzingen’. Het gaat om burgerschap en emancipatie. Ook ik ben daarvoor het onderwijs ingegaan. Ik zie dat nog te weinig terug. De kwaliteit van docenten vind ik ongelooflijk zorgelijk. Wie wordt er nog docent? En als je het wordt, wat is dan de kwaliteit? Er is te weinig beroepstrots. Dat moeten we terug zien te krijgen”.
Status aparte Van Vlodrop benoemt de uitstroom
van docenten waar we tussen 2014 en 2017 mee te maken krijgen. Beertema ziet wel iets is een ‘status aparte’ voor Rotterdam. “Probeer met het beroepsonderwijs gezamenlijk op te treden en niet af te wachten om de instroom van docenten op peil te krijgen. Maak een convenant met hogescholen om de beste mensen te werven. Een soort ‘Rotterdamse academie voor beroepsonderwijs’. Rotterdam verdient het beste onderwijs, wij zijn de toekomst”. Beertema ziet kansen voor docenten om in Rotterdam te werken. “Juist de complexiteit in Rotterdam maakt het interessant om hier in het onderwijs te werken. Als je een onderwijstijger bent, doe je het in Rotterdam. Het is een intellectuele uitdaging om met niveau 2-studenten en AKA-leerlingen om te gaan. Dat is niet zomaar wat. Dat vraagt om een flexibele geest, een enorme empathie en flinke culturele bagage. Dat is nogal wat. Rotterdam zou een elitekorps moeten hebben, the best of the best”. 4 Het afgeven van een (start)kwalificatie door middel van een diploma is een groot goed, dat de roc’s koesteren. De manier waarop wij examineren, bepaalt voor een groot deel de manier waarop wij leren en doceren. De vraag is gerechtvaardigd of de rijksoverheid, door met centrale examinering haar greep op het wat te versterken, niet teveel het hoe van ons beroepsonderwijs beïnvloedt. Dat laatste is in onze ogen een slechte zaak. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
11 Jack Biskop - CDA
‘Met mbo hebben we goud in handen’ Amper 24 uur nadat Jack Biskop opnieuw was geïnstalleerd als Tweede Kamerlid voor het CDA, ontving hij op zijn kamer een delegatie van Zadkine. “Ik stond aanvankelijk niet te trappelen de politiek in te gaan. Maar als ik het deed, dan wilde ik in ieder geval de portefeuille beroepsonderwijs. Goed beroepsonderwijs is een voorwaarde om de Nederlandse economie te laten draaien”, aldus Biskop.
12
H
enri van Vlodrop bespreekt met Biskop enkele actuele politieke issues over het beroepsonderwijs.
Van Vlodrop: “In hoeverre mag de politiek zich met het onderwijs bemoeien? De commissie- Dijsselbloem gaf aan dat de politiek vooral over het wat gaat en niet over het hoe. Maar het wordt steeds strenger; de nieuwe kwalificatieniveaus, de mate waarin studenten aan rekenen en taal moeten voldoen. En bijvoorbeeld ook het advies van de Onderwijsraad over centrale examinering. Zo langzamerhand heb ik het idee dat het mbo van iedereen is”.
“Het mbo is van de samenleving”, reageert Biskop. Overheid en bedrijfsleven hebben invloed op de mbo-opleidingen en de Dijsselbloem-doctrine is een aardige verdeling van verantwoordelijkheden. Maar iedereen weet dat hoe en wat niet zuiver te scheiden zijn”. Poppen aan het dansen Van Vlodrop brengt de vraag in waarom er centrale examinering is gekomen. “Als het op een paar plekken niet goed gaat, komt er meteen een reactie. Als er iets in de Telegraaf staat over het beroepsonderwijs, heb je meteen de poppen aan het dansen. De minister schiet in de stress en er volgt een Zembla-uitzending waarin een bestuurder zegt dat hij niet over de slechte roosters gaat. Op zo’n manier is het vragen om centrale examinering”.
In de discussie over kwaliteit komt ook altijd het personeel aan de orde. Het klopt dat onze mensen intellectueel niet professorabel zijn. Maar is dat nodig? Voor het kappersvak is simpelweg geen hbo-opleiding beschikbaar. Om bakker te worden, kun je nu eenmaal niet naar de universiteit. En smaken onze broodjes en taartjes daar minder om? Zit ons haar er slechter van? Wij menen van niet. Het is niet de kwaliteit van personeel waarover we ons zorgen moeten maken, maar wel over de verwachte terugloop van docerend personeel. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
Niemand die het mbo heeft bezocht, zal spreken over een leerfabriek. En juist aan die centrale examinering kleven bezwaren, volgens Van Vlodrop: “Een goede docent Kapper ziet binnen drie minuten of een student goed kan knippen of niet. Als de inspectie langskomt en vraagt of hij aan 98 procent van de eindtermen voldoet, kijkt de docent hem glazig aan. Je hebt meer aan een docent die ontzettend goed kan knippen, dan aan een docent die dat niet kan, maar wel een hbo-diploma heeft”. Jonge en arme stad Zadkine is een mboinstelling in Rotterdam en zou volgens Van Vlodrop een ‘status aparte’ moeten hebben. “Rotterdam is een ‘groene’ stad waarin het aantal jongeren de komende jaren toeneemt. Het is ook een arme stad. Het aanbod van zorg en begeleiding is nu nog goed ontwikkeld. Maar hoe gaan we dat trekken met al die bezuinigingen?”, vraagt Van Vlodrop zich af. Biskop: “Er is verschil tussen gelijkheid en gelijkwaardigheid. Of je nu een boerenpummel in Kruisland hebt of een Antiliaan in Rotterdam, soms is er sprake van gelijk waardige problematiek. Op het platteland heb je een drankkeet waar jongeren comazuipen. In de stad heb je te maken met drugsgebruik. Het zijn beide grote problemen waar het onderwijs mee te maken heeft”. Leerfabriek? Van roc’s wordt wel eens gezegd dat het leerfabrieken zijn die te ver van de werkelijkheid staan. Biskop denkt hier absoluut niet zo over. “Ik denk niet dat iemand die het mbo heeft bezocht, zal spreken over een leerfabriek. Dan snap je er helemaal niks van. Als ik praktijklokalen bezoek of op een leerboulevard kom, dan zie je dat hier de vakmensen van morgen worden opgeleid”.
Ook de discussie over schaalgrootte vindt Biskop flauwekul. “Het zal een student die kapper wil worden, toch worst wezen of er in de kantine ook
13 Al ruim een decennium geleden werd besloten de roc’s te ontwikkelen vanuit de diverse bedrijfsscholen en het middelbaar beroepsonderwijs. De afgelopen zeven jaar is het aantal studenten van Zadkine gegroeid van 16.000 naar ruim 20.000, terwijl ook andere colleges een vergelijkbare groei meemaakten. Kennelijk is voor studenten en ouders het middelbaar beroepsonderwijs in de vorm van de huidige roc’s aantrekkelijk. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
studenten Mode en Uiterlijke verzorging rondlopen. Ze zijn geïnteresseerd in hetzelfde, het haar van Bridget Maasland bijvoorbeeld. En wat is schaalgrootte nu eigenlijk? Als ik bij de supermarkt boodschappen doe en de groenteman zegt goedemorgen, dan denk ik toch ook niet ‘daar zit een concern achter met zoveel vestigingen en zoveel werknemers?’. De schaalgrootte wordt pas een probleem als studenten volstrekt verweesd op school rondlopen. Een zekere vervreemding ontstaat bij meer dan 2.200 studenten op één locatie. Je moet daarom veilige, aparte units creëren. Ik geloof echt niet dat we door grote roc’s slecht onderwijs leveren zolang we bij World Skills medailles winnen”. Bovendien ziet Biskop voordelen van grote instellingen. “Bijvoorbeeld op het gebied van rechtszekerheid en carrièremogelijkheden. Binnen een groot roc heb je veel meer interne kansen. We moeten de ogen niet sluiten voor alle voordelen!” Bildung is van belang “Bildung is heel belangrijk, omdat studenten niet alleen een vak leren, maar zich ook persoonlijk ontwikkelen”, aldus Biskop. “Met mbo hebben we goud in handen, we hebben in Nederland fantastische beroepsopleidingen samen met het bedrijfsleven vormgegeven. Daar kan men in het buitenland jaloers op zijn”. 4
14 Metin Çelik - PvdA
‘mijn roots liggen bij zadkine‘ Ontspannen komt volksvertegenwoordiger Metin Çelik Zadkine Centrum op Benthemstraat 6 binnen. Hij voelt zich thuis. “Ik heb zelf de leao gedaan, detailhandel. Daarvoor zat ik op de Graaf Floris. Het laatste jaar volgde ik onderwijs aan de Benthemstraat, tegenover de Kappersacademie. Dus mijn roots liggen bij Zadkine. Inmiddels studeert mijn zoon Onur ook bij Zadkine. Hij volgt de opleiding Verkoopspecialist”, vertelt de Rotterdammer die in de Tweede Kamer de portefeuille onderwijs doet voor de Partij van de Arbeid.
15 Ik waardeer het beroepsonderwijs in Nederland. Ten onrechte heeft het een slechte reputatie.
Ç
elik heeft in zijn carrière tot nu toe nog weinig met onderwijs te maken gehad. “Ik heb twintig jaar bij de politie gezeten. In de gemeenteraad van Rotterdam ben ik wel twee jaar woordvoerder onderwijs geweest voor de PvdA. Dus helemaal nieuw is het onderwerp niet”. Sinds juni zit Çelik in de Tweede Kamer met een breed pakket: primair en voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en de aandacht voor de positie van leraren. Çelik ziet dankzij een intensieve kennismaking met het beroepsveld een aantal opgaven voor het onderwijs. Reputatie “De eerste opgave is het bestaande
beeld van het beroepsonderwijs; de reputatie en de kwalificatie. Ten tweede is zelfreflectie van het onderwijs nodig. Het onderwijs kijkt te weinig naar zichzelf. Wat kan er beter bij ons? Ik wil daar een serieuze discussie over. Hoe leer je van jezelf? Kijk bij je buren, hoe kan dat bij ons ook? En ten derde moet het onderwijs zelf verantwoordelijkheid nemen voor sommige problemen en niet te snel naar de overheid wijzen”.
Henri van Vlodrop reageert op de eerste opgave. “Er is veel geschreven over het imago van roc’s, ook van Zadkine. Als je dat leest ben je eigenlijk gek als je bij ons op school zit en nog gekker als je lesgeeft. Tot mijn ergernis zijn al onze reacties hierop niet geplaatst. Desondanks gaan we vol frisse moed door met het bieden van kwalitatief goed onderwijs. Het grootste probleem is dat de reputatie slecht is tussen de oren van politici en media. Het komt niet overeen met de werkelijkheid”. Betrokkenheid Çelik noemt twee voorbeelden van kritiek die hij de afgelopen periode heeft gehoord “Ik hoorde van leerlingen die stage liepen en hun docenten anderhalf jaar niet hadden gezien buiten het schoolgebouw. Ik vind het een grote flater als je bij leerlingen al zo’n beeld hebt. In het jaarplan heb ik het wel gezien, het staat er wel, zoveel procent buiten schooltijd, maar in de praktijk…”. Een tweede voorbeeld gaat over een grote groep studenten die een startkwalificatie niveau 2 halen, maar vervolgens stoppen met school. “Daar zou een school ook betrokken moeten zijn. Als je een niveau erbij kunt leren, scheelt dat heel veel. Ik mis betrok-
16
Een week na het interview bracht Çelik een bezoek aan Zadkine Oost. Hij bezocht een klas Elektrotechniek en het administratie leerbedrijf en sprak enkele studenten en docenten.
Çelik schrijft over zijn bezoek een positief commentaar op Twitter: “Met een goed gevoel heb ik ROC Zadkine Oost verlaten. Er gebeuren ook veel goede dingen in het beroepsonderwijs”.
Metin Çelik in gesprek met Santos Ganpatsing, Gabriella Hollink, Ali Uygur en docent Marco Halbe.
17 kenheid vergeleken met havo en mavo. Ik mis motivatie en stimulatie vanuit de school”. Koos Hollander van Zadkine geeft aan dat studenten die niveau 3 niet halen in tegenstelling tot niveau 2, hun studiebeurs moeten terugbetalen. “Jongeren en ouders schrikken terug voor dat financiële probleem. Hierdoor blijven ze steken op niveau 2. Als een student het niet redt op niveau 3, wordt de school nog wel eens verweten dat ze de student die twijfelde door te leren, toch een positief advies hebben gegeven”. Het PvdA-Kamerlid snapt dit niet. “Het gaat om de toekomst van je kind. Ouderbetrokkenheid is niet zo bar groot. Potverdorie, het gaat om je kind!”. Warm hart Naast de kritiek, draagt Çelik het mbo vooral een warm hart toe. “Ik waardeer het beroepsonderwijs in Nederland. Ten onrechte heeft het een slechte reputatie. Ik ga mijn best doen dat te verbeteren, maar dan moet de school ook naar zichzelf kijken en aangeven wat beter kan”.
Henri van Vlodrop vertelt dat de school naast het bieden van onderwijs veel problemen van studenten oppakt. “Wij zijn bezig met die zelfreflectie. Dat leidt tot Bildung en Ausbildung. Rust, reinheid en regelmaat. De school moet zorg en eventueel huisvesting regelen. De zorgschil binnen Zadkine maakt het onderwijs complexer en duurder. Waar houdt die verantwoordelijkheid op?”. Wat en hoe De commissie-Dijsselbloem deed onderzoek naar de sturing van de overheid op onderwijs en de hervormingen. Çelik:“Hij gaf in de conclusies aan dat de politiek zich niet moet bezighouden met de inhoud. Maar politiek moet zich wel bemoeien met onderwijskaders. Verantwoordelijkheid geven”. Van Vlodrop zegt dat het ‘wat’ inderdaad aan de politiek is en hoe dat vervolgens gebeurt aan het onderwijs. “Het interfereert enorm. Marja van Bijsterveldt wil voor Nederlands en Rekenen bijvoorbeeld centrale examinering en normering. Dan bepaalt de overheid dus ook het hoe. Er zijn zo veel punten die op de roc’s afkomen”.
Beroepstrots Een punt waar de overheid volgens Çelik wel normen moet stellen, is het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten. Çelik: “Ik vind dat het verzuimbeleid in het mbo redelijk gaat. Er wordt serieus omgegaan met verzuim. Maar lesuitval is ook verzuim. Hoe kan het zo zijn dat er minder ingezet wordt op lesuitval dan verzuim? Waar is de beroepstrots?”. “Dat klopt”, zegt Van Vlodrop. “Dat is heel belangrijk, je doet ertoe als docent. Wij geven onze studenten 1050 in plaats van 850 klokuren. Soms maken we onszelf daarmee minder aantrekkelijk, omdat jongeren hun studie bij een andere school beter kunnen combineren met een bijbaantje. Ook geven wij de studenten een uitstapje naar een ander gebied via majors en minors. Het is belachelijk dat ze al op hun zestiende een richting zouden moeten kiezen. We zijn er flink mee bezig”.
Van Vlodrop en Çelik discussiëren over de schaalgrootte van roc’s. Çelik vreest dat hoe groter scholen worden, hoe minder maatwerk er is en hoe kleiner de betrokkenheid. “Ik vergelijk het met grote verzekeringen en tussenpersonen. Bij een kleine verzekeraar kennen ze je naam. Grote maatschappijen hebben nauwelijks tijd voor je”. Van Vlodrop vertelt dat bij Zadkine veel kleine entiteiten worden gemaakt. “Het gaat hier om vorming en opleiding van mensen. Docenten moeten weten wat er leeft en speelt in de gezinnen, de voorgeschiedenis van de studenten kennen. Neem bijvoorbeeld onze opleiding Horeca. Wij hebben daar 2200 studenten. Maar elk team heeft een beperkt aantal docenten en studenten. Die volgen ze en daar kennen ze de verhalen van. We komen bij de bedrijven. We zijn wel groot, maar geen leerfabriek. We zijn van de mensen”. 4 Bij personeel is motivatie waar het om draait. Zonder gemotiveerd personeel komen we nergens. De kwaliteit van ons onderwijs staat of valt met goede en gemotiveerde medewerkers. Docenten worden gemotiveerd door het dagelijkse contact met de student, door de (kleine) vooruitgangen die we daarin zien. Ook om die reden wensen we nog vele wondertjes per dag te mogen beleven. Uit: Lexicon van Zadkine, februari 2010
18 Manja Smits - SP Manja Smits, 25 jaar en afkomstig uit Utrecht heeft zelf nooit beroepsonderwijs gevolgd. Na het vwo is ze gaan studeren aan de universiteit. Sinds 2008 is zij in de Tweede Kamer voor de SP woordvoerder onderwijs. Henri van Vlodrop praat met haar over onder andere schaalgrootte, bezuinigingen en de opdracht van het beroepsonderwijs.
‘Beroepsonderwijs is de belangrijkste tak van sport’
D
e SP heeft zich eerder voorstander getoond van het afschaffen van roc’s en ziet liever dat het beroepsonderwijs kleinschaliger wordt georganiseerd. Smits: “Het is weliswaar niet zo dat 25.000 studenten op één locatie studeren. Van mijn voorganger Jasper van Dijk heb ik gehoord hoe jullie het doen. Dat is niet verkeerd. Maar nog steeds is de afstand in het algemeen tussen studenten en docenten met de beleidsbepalers op school te groot”. Smits hoopt dat het rapport van de commissie-Oudeman een steuntje in de rug wordt voor het kleinschalige onderwijs, zodat het ook bestuurlijk makkelijker te organiseren valt.
Kunst en cultuur Van Vlodrop benoemt juist dat grootschaligheid voordelen biedt. “Wij geven lessen kunst en cultuur bij Zadkine. Het zou toch gek zijn dat onze jongelui straks belasting betalen als ze nooit een museum hebben gezien? We geven ook sport en hebben een systeem van major en minor. Studenten kunnen keuzevakken volgen en hun blik op de wereld verruimen. Dat doen we allemaal in een
roc. Het bedrijfsleven is er hartstikke blij mee. Hoe kunnen we dat voortzetten als we allemaal kleine schooltjes krijgen? Ik verwacht niet dat we meer doen voor minder geld, dat we alles in stukjes breken en het dan beter gaat. Dat werkt zo niet. De politiek heeft destijds aangestuurd op fusies, ook vanuit kostenbesparing”. Manja Smits geeft toe dat als alles onder een dak is, dat wel handig is en voordelig uitpakt. “Ik zie ook de voordelen. Je zou door investeringen, extra dingen kunnen organiseren. In de afgelopen decennia zijn onderwijshervormingen te lang gekoppeld aan bezuinigingen. Grote bezuinigingen met een mooi sausje verkopen kan niet meer”. Woorden en daden “Ik vind dat onderwijs er vooral is voor wie het geven, docenten dus en wie het krijgen, de studenten. Alles moet in dienst staan van het proces tussen docent en student. Niet van managers en bestuurders. De laatste jaren hoorden we mooie woorden over het onderwijs teruggeven aan de leraar en het kind centraal stellen. Toch
19 blijven de daden daarbij al tijden achter”, aldus Smits. Zadkine gaf vorig jaar 13 miljoen euro uit aan verschillende zorg en begeleiding. Dat zijn kosten die bovenop de reguliere financiering komen. Het lijkt alsof de school verantwoordelijk wordt voor steeds meer problemen die thuis of in de omgeving van de student spelen. Zonder het aanpakken van die problemen voor de circa 5000 overbelaste studenten die Zadkine telt, dreigt het voortijdig schoolverlaten te stijgen. De extra middelen staan echter onder druk. Smits: “Ik snap dat die extra zorg extra werk oplevert en kosten met zich meebrengt. Ik ben onder de indruk, ook als ik de opdracht zie waarvoor het beroepsonderwijs staat. Je moet zo’n beetje alles opvangen van een diverse groep. We moeten het beroepsonderwijs beter toerusten. Eigenlijk ben ik er voorstander van aan te geven waar de verantwoordelijkheid van het onderwijs ophoudt, als je praat over allerlei problemen. Tegelijkertijd vind ik het goed dat je al die dingen van zorg en begeleiding toch doet in samenwerking met hulpinstellingen”. Dit heeft ook te maken met de vraag waarvoor de politiek verantwoordelijk is en waarvoor het onderwijs zelf. Smits: “Het onderscheid tussen het hoe en wat in het onderwijs vind ik gekunsteld. Van de commissie-Dijsselbloem klinkt het heel leuk, als ze aangeven dat de scholen verantwoordelijk zijn voor het hoe, dan moeten scholen het doen. Maar als je
Een schaarste aan middelen vraagt erom keuzen te maken. Kleinere groepen, loopbaanbegeleiding, vaardigheidstraining voor docenten, zodat zij in staat zijn uitdagend onderwijs te geven en de sociale problemen aan te pakken. Het aanbieden van zorg binnen onze muren. Afstemming tussen zorgverlening zodat de hulp eenduidig verloopt, jeugdwerkloosheid wordt bestreden en een warme overdracht van dossiers plaatsvindt. Het zijn investeringen die succesvol zijn gebleken. Maar waar ook een flink prijskaartje aan hangt. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
20 vanuit de politiek iets zegt over wat je wilt met onderwijs, dan zeg je ook iets over het hoe. Bijvoorbeeld het belang van seksuele voorlichting, een vak als burgerschap, dan zeg je daar ook iets over. Het onderscheid is flauwekul. Er wordt te makkelijk geroepen, we gaan hier niet over. We willen wel dat studenten een aantal zaken kunnen als ze school verlaten”. Bezuinigingen Over de bezuinigingen is de SP helder. “Het is driedubbel dom om te bezuinigingen op studenten van dertig jaar en ouder”, legt Smits uit. “Iedereen heeft de mond vol van leven lang leren, maar dat is zo niet meer te betalen. De regering schuift haar verantwoordelijkheid opzij. De kans is erg groot dat door deze bezuiniging veel minder mensen een opleiding volgen op latere leeftijd. Dat zorgt vervolgens voor een ontslaggolf in het mbo. Het
Passie voor onderwijs Smits hoopte in Den
Haag meer passie voor het onderwijs aan te treffen. “In Den Haag moet je in cijfers passen. Je faalt als dat niet lukt. Ik vind dat je bepaalde ontwikkelingen ook zou moeten kunnen doen zonder dat het wordt doorberekend. We willen meer ruimte voor de professional”. Van Vlodrop is het hier helemaal mee eens. “Het gaat om de student en de docent. Kom eens bij ons langs. Iedereen bij ons moet lesgeven, ook de managers. Ik geef nu zelf Duits aan studenten techniek”. Smits: “Ik zou graag met docenten willen praten. Het beroepsonderwijs heeft een belangrijke opdracht. Iedereen denkt dat jullie vergeten zijn. Ik denk juist dat het beroepsonderwijs ontzettend belangrijk is. Los van de taak de beroepsbevolking klaar te stomen in een veranderende economie moet je jongens en meisjes in een heel moeilijke fase van hun leven
Het is driedubbel dom om te bezuinigingen op studenten van dertig jaar en ouder. gaat waarschijnlijk om zo’n drieduizend volledige banen. Ook zullen de tekorten aan werknemers in de zorg en techniek enorm toenemen, omdat in die sectoren relatief veel mensen op latere leeftijd een diploma halen. Voor beide sectoren geldt dat ongeveer twintigduizend studenten boven de dertig jaar een mbo-opleiding volgen”. Voortijdig schoolverlaten Een belangrijk
aandachtspunt in het beroepsonderwijs is het voortijdig schoolverlaten. “Wij werken hard om dat terug te dringen”, geeft Van Vlodrop aan. “Ik word wel sikkeneurig van die ambtenaren schoolverzuim die 10,8 procent hoog vinden. Bekijk het in historisch perspectief en kijk naar tien jaar geleden toen het veertig procent was”. Manja Smits:“Je moet zorgen dat het niet gebeurt en zeker niet vanwege foute redenen. Het wordt een probleem als mensen de school niet afmaken, omdat ze te weinig leren en te weinig begeleiding krijgen. De overgang van vmbo naar mbo is soms best kwetsbaar. Jongeren verliezen de weg in de grote wereld. Die meisjes en jongens kun en moet je helpen. Als je echt van alles hebt gedaan en ze vallen uit, ok, so be it”.
helpen alles te overzien: bijbaantjes, vriendjes, school, werk, zorgtaak, verleidingen van een grote stad. Daarom is het beroepsonderwijs de belangrijkste tak van sport!”. 4
Iets met passie doen, is iets met overgave doen. Je hart erin leggen, zoals wij bij Zadkine zeggen. Niets half doen, maar compleet en vol overgave. De term is dus nogal verknoopt met toewijding en inzet. Waar Zadkine als motto heeft Leren, denken, durven, doen, vraagt met name doen om passie. Doen in plaats van denken, aanpakken! Dit soort werkwoorden duiden het begrip passie. Een typisch Rotterdams begrip. Het begrip passie geeft bij Zadkine aan dat we iets doen met buitengewone toewijding, strijdvaardig voor de student en geheel in lijn met je eigen wezen. Met inbegrip van compassie met de mens, het individu – wij zien de mens als holistisch wezen. Uit: Lexicon van Zadkine, februari 2010
21
22 Ton Elias - VVD
‘Extra beloning voor goede, bijgeschoolde leraren’ Ton Elias is sinds kort woordvoerder Onderwijs in de VVD Tweede Kamerfractie. Na achttien jaar journalistiek en zo'n veertien jaar in het bedrijfsleven, vond hij het maatschappelijk nuttig en persoonlijk verrijkend om ook een aantal jaren in de eigenlijke politieke arena te fungeren. De VVD wil dat leraren op hun functioneren worden aangesproken. Als het niet goed gaat, maar ook als het wel goed gaat. “Wij pleiten niet voor niets voor extra beloning voor goede, bijgeschoolde leraren”, aldus Elias.
Er is veel kritiek op de schaalgrootte van roc’s. Sommigen spreken over leerfabrieken waar studenten nummers zijn geworden en aandacht ontbreekt. Wat vindt u hiervan?
“Soms is de discussie al te ongenuanceerd als je kijkt naar de organisatie aan de achterkant en schoolgebouwen van redelijke maat. Alsof het allemaal fout is als ‘t groot is. Er zijn wel degelijk ook nuttige efficiencyslagen gemaakt, waarbij scholen heel wat vestigingen hebben. De student ervaart een locatie echt als een eigen school, althans dat vertellen ze me, met zo’n 600 tot 700 studenten. De voorzitter van de MBO Raad, Jan van Zijl gebruikte onlangs bij een discussie als vuistregel: 70 instellingen/scholen, 700 vestigingen/schoolgebouwen voor 500.000 studenten. Gemiddeld kom je er dan wel. Maar we moeten wel oog hebben voor de uitschieters naar boven”.
De commissie-Dijsselbloem had als conclusie dat de politiek over het wat gaat en niet over het hoe. U geeft aan dat voor een betere kwaliteit van het onderwijs ook gekeken moet worden naar de kwaliteit van leraren.
“De VVD wil dat leraren die niet functioneren, daarop worden aangesproken. Volgt geen verbetering, dan moet het arbeidscontract in het uiterste geval worden beëindigd. Leraren zijn de belangrijkste factor in de onderwijsloopbaan van onze jongeren. Een slechte, uitgebluste of onvoldoende bijgeschoolde leraar zorgt ervoor dat studenten op school minder presteren. Dat kunnen wij ons niet veroor loven. Begrijp mij goed, er zijn gelukkig heel veel enthousiaste leraren die steengoed zijn in hun vak. Maar als dat niet het geval is -en er bereiken mij
23
teveel signalen uit de scholen zelf dat men ontevreden is over tenminste zo’n tien procent van de leraren– dan moeten we dat taboe bespreken. Studenten mogen daar niet de dupe van zijn. Vaak weet iedereen op een school precies wie de zwakke leraren zijn. Dat probleem moet je willen aanpakken. Ik vraag mij oprecht af of al die docenten wel zo hard werken. Er zijn heel veel heel goede docenten in Nederland, maar er zijn ook docenten die niet goed functioneren. Verder is het alleen maar goed als het vak leraar ook voor jonge mensen aantrekkelijker wordt, doordat zij in de school carrière kunnen maken. Je voorkomt namelijk dat een leraar op zijn zestigste nog steeds zit op het niveau dat hij op zijn 24ste ook al had. Leraren die zich bijscholen, functioneren beter. Dat zullen wij natuurlijk wel objectief moeten vaststellen en in dossiers vastleg-
gen. Scholen moeten gewoon gaan doen wat we in de rest van Nederland ook doen, mensen beoordelen op hun functioneren en daar conclusies aan verbinden. Dat geldt overigens ook in positieve zin. De VVD pleit niet voor niets voor extra beloning voor goede, bijgeschoolde leraren". Het kabinet wil meer doen met minder geld.
Beroepsonderwijs is geen algemeen onderwijs. Kijk maar naar de vakdidactiek en de methodo logie. We leren met hoofd, hand en hart. Maar nog meer leren we een vak uitoefenen. En een vak staat of valt met vaardigheid, kennis en inzicht in de effecten van dat ambacht. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
24 Het is goed dat Zadkine het bedrijfsleven opzoekt en kijkt hoe beter in de behoefte van het bedrijfsleven kan worden voorzien. De opgaven in het beroepsonderwijs zijn groot. Is er geen gevaar voor kwaliteits verlies in het onderwijs door alle bezuinigingen?
“Ik ben niet bang voor bezuinigingen en hervormingen. In het regeerakkoord staat verplichte voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen met een taalachterstand, om bijvoorbeeld te voorkomen dat ze in het mbo uitvallen. Ook willen we naar prestatiebeloning voor leraren en steeds vaker bekostiging van ons onderwijs die geënt is op het bevorderen van kwaliteit in plaats van op perverse prikkels die kwaliteit tegenwerken. Daarbij draait het niet om hoeveel diploma's je er doorheen jaagt, maar om de vraag of het bedrijfsleven wel tevreden is met de mensen die met dat verse diploma op de arbeidsmarkt komen. Hebben ze wel wat geleerd waar ze in de praktijk wat aan hebben? Er komen uniforme begin- en eindtoetsen. En de situatie dat een student in het middelbaar beroepsonderwijs veel te gemakkelijk vanaf het tweede niveau kon binnenstappen, de zogeheten en verfoeide drempelloze instroom waardoor alleen maar meer uitval wordt gecreëerd, wordt beëindigd”. Uit een presentatie van de roc’s uit de grote steden blijkt dat diplomaresultaten lager uitvallen door het hoge percentage overbelaste studenten, jongeren met meerdere problemen. Wilt u zich hard maken voor extra middelen om voldoende zorg en begeleiding te kunnen geven?
“Het regeerakkoord ligt vast voor vier jaar, daar is weinig aan te veranderen. Er is geld door het kabinet vrijgemaakt voor wijkscholen en zorg. Roc’s met een hoog percentage jongeren uit ‘rotwijken’ scoren slechter als je de diplomaresultaten en het rendement analyseert. Als vanuit de MBO Raad en roc’s voorstellen komen voor een bepaalde verdeling naar rato van problemen, dan valt daar wat voor te zeggen en moeten politici daar serieus naar kijken”.
Zadkine is volop bezig met de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. Zo vormen we leer-werklandschappen om studenten een contextrijke leer omgeving te bieden. Praktijk is de beste leermeester. Wat is uw oordeel over die aansluiting?
“Het is goed dat Zadkine het bedrijfsleven opzoekt en kijkt hoe beter in de behoefte van het bedrijfs leven kan worden voorzien. De aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt laat in het algemeen, wat ik zie, nog steeds te wensen over. Wat kan ik later met mijn opleiding worden? Dit is een vraag die voor te veel studenten onbeantwoord blijft. Het mbo moet beter rekening houden met de wensen van het bedrijfsleven. In het regeerakkoord staat dat er geen nieuwe opleidingen komen waar het bedrijfsleven niets aan heeft. Ik vat het wat ruw samen, maar hierop komt het wel neer. Er staat ook in het regeerakkoord dat de tevredenheid van het bedrijfsleven over het beroepsonderwijs wordt meegewogen bij de bekostiging van het mbo. Ik vind dit uitstekende maatregelen. Ik hoop dat het kabinet snel met een uitwerking komt”. Het imago van de roc’s ligt onder vuur. Deelt u het beeld? Wat moet er veranderen?
“Scholen moeten een wake-up call krijgen. Die wekker kan wat mij betreft niet hard genoeg schellen. Scholen moeten hun huis op orde hebben. Dat geldt vooral voor roosters en voor de opvang van lessen die uitvallen. De kinderen van Nederland zitten te vaak in de aula of op een schooltrap in plotseling uitgevallen uren. Ze horen op school echt les te hebben. Ouders ergeren zich wild aan de verhalen waarmee hun kinderen thuis komen, en terecht. Scholen moeten ook gewoon nette lokalen hebben. De school moet geen eiland zijn met een aparte subcultuur, los van de samenleving”. 4
Als roc in een grote stad hebben we veel studenten uit achterstandswijken. Velen van hen hebben een grote taalachterstand, ongeacht de vooropleiding die zij hebben genoten. Maar ook op andere vlakken zijn er veel jonge mensen met problemen op meer dan twee leefgebieden die extra ondersteuning en zorg vragen. Meer dan andere roc’s moeten de roc’s in grote steden investeren in een contextrijke leeromgeving waarin onze studenten kunnen opgroeien tot vakbekwame mensen met betekenis. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
25 Jesse Klaver - GroenLinks
‘Niet alleen opleiden voor de arbeidsmarkt, ook Bildung’ Jesse Klaver, GroenLinks woordvoerder onderwijs in de Tweede Kamer vindt de rol van het mbo cruciaal voor de kenniseconomie. “We hebben daarin juist ook vakmensen nodig, mensen die een ambacht beheersen. Ook voor mensen boven de dertig moet het mogelijk zijn een opleiding te volgen”.
26 Schande dat er in de rijk
I
k vind het een schande dat er in de begroting wordt bezuinigd op een leven lang leren! We zeggen dat het niet waarschijnlijk is dat je veertig jaar dezelfde werkgever hebt. Dat vraagt een flexibele houding van mensen. Daar moet iets tegenover staan, mensen moeten zich kunnen omscholen. Ik ben voor een werkbudget voor mensen boven de dertig. Individuen kunnen dit aanvragen vanuit opleiding- en ontwikkelingfondsen van werkgevers en werknemers. De overheid stimuleert het via de belastingen. De werknemer stopt er ook zelf geld in. Iedereen zijn eigen rugzak, daarmee kun je leven lang leren echt stimuleren. Je kunt er bijvoorbeeld ook een certificaat Eerder Verworven Competenties van betalen”.
Spanningsveld De Commissie-Dijsselbloem gaf aan dat de politiek moet sturen op het wat. Nu lijkt de politiek zich toch ook te willen bemoeien met het hoe, bijvoorbeeld met de eisen voor centrale examinering. Klaver geeft aan dat in het verkiezingsprogramma van GroenLinks enigszins centrale normen stonden, om de kwaliteit te waarborgen. Hij erkent wel een spanningsveld tussen deze normen en het vertrouwen dat de politiek heeft in professionals. “Ik vind dat we er niet altijd goed in slagen ruimte te bieden aan het onderwijs zelf. Hoe los laten wij het onderwijs? We controleren het gemeenschapsgeld. Wij worden aangesproken op zaken die niet goed gaan en moeten verantwoorden dat het geld dat iedereen met elkaar via belastingen opbrengt zorgvuldig wordt uitgegeven. De scholen moeten beter uitleggen hoe ze de gelden uitgeven”.
Klaver: “Dijsselbloem geeft ook aan dat je voorzichtig moet zijn met onderwijsvernieuwing en een stelselwijziging. Het is de vraag of de doorstroming verbetert als je niveau 1 en 2 uit elkaar haalt, zoals de MBO Raad voorstelt. De aansluiting van vmbo naar mbo kan ook beter. Voor sommige jongeren werkt het beter als ze op een later moment een richting kunnen kiezen, omdat ze op jonge leeftijd nog niet
27 sbegroting wordt bezuinigd op een leven lang leren.
precies weten wat ze willen. Het helpt dan als ze niet nog een keer van school hoeven te wisselen”.
momenten. Je leert je lichaam aanvoelen, wel en niet rusten, je leert wat pieken is.
Vroegtijdig schoolverlaten Zadkine heeft
Moet je sport dan misschien verplicht stellen voor alle mbo-studenten?
hard gewerkt om het voortijdig schoolverlaten aan te pakken. Er is een streng verzuimbeleid, waarbij alle ongeoorloofd verzuim wordt geregistreerd en studenten worden aangesproken. Er is veel zorg en begeleiding om te voorkomen dat jongeren uitvallen. Zo is het percentage uitval flink gedaald tot 10,8 procent. Veel verdere daling is lastig te bereiken als je ook de instroom laagdrempelig wilt houden. De meest recente landelijke cijfers spreken van 42 duizend jongeren die de school voortijdig verlaten. Jan van Zijl, voorzitter van de MBO Raad zegt dat de rek eruit is. We kunnen er niets meer aan doen. “Ik ben het met jullie eens dat het een utopie is het voortijdig schoolverlaten tot nul terug te brengen. Dat hebben we ook niet in het hoger onderwijs”, reageert Klaver. “Maar we moeten wel het maximale eruit halen. Jongeren zonder startkwalificatie hebben minder kansen op de arbeidsmarkt. Dat is het probleem. We kunnen ook denken aan andere vormen van leren. Ze kunnen bijvoorbeeld via Eerder Verworven Competenties toch hun kwalificaties bij elkaar ‘scharrelen’. Ik ken ook succesverhalen van jongeren die na het halen van certificaten doorwillen. Dat is hartstikke mooi!”. Sport en cultuur Bij Zadkine besteden de studenten minimaal veertig uur per jaar aan sport. Daarnaast krijgen zij kunst en cultuur. Klaver: “Ik vind dat een heel goed idee, meer sporten en bewegen. Een van de grootste problemen is overgewicht. Ik schrik daarvan. Bovendien kan sporten bijdragen aan het hebben van succeservaringen en leer je controle over je lichaam krijgen. Sport is essentieel voor iedereen. Ik heb zelf altijd aan sport gedaan. Vroeger bij judo heb ik geleerd zelfvertrouwen te krijgen, met voetbal heb ik geleerd samen te werken en om te gaan met verlies en winst. Nu ik wielren, weet ik wat pijn is en heb ik leren doorzetten op moeilijke
“Dat vraag ik mij af. Het onderwijs is geen kerstboom. Iedereen wil er wel iets in kwijt. Ik vind sport heel belangrijk, maar om het te verplichten?” “Je moet jongeren niet alleen opleiden voor de arbeidsmarkt, ook Bildung is van belang. Ik ben aanhanger van het Bildungsideaal, vormen van jongeren tot burger. Het is een maatschappelijke opdracht om samen te werken met het bedrijfsleven. Maar wat nu gebeurt, is niet goed. De stem van het bedrijfsleven in opleidingen wordt veel belangrijker, ook in het beoordelen van kwaliteit. Dat is heel gevaarlijk, omdat bedrijven alleen kijken naar de arbeidsmarktwaarde van het onderwijs. Juist Bildung moet ook belangrijk blijven”. 4
Bildung is het vermogen van jonge mensen uit te groeien tot weldenkende, zelfkritische personen die deel uitmaken van de maatschappij. De meester draagt niet alleen zijn vakmanschap over, maar ook zijn normen en waarden. Door de combinatie didactiek, methodologie en beroepspraktijk werken de studenten aan hun eigen identiteit. Door het opleiden van leerlingen in een beroepsbeeld, onderscheidt beroepsonderwijs zich wezenlijk van het andere onderwijs. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
28 boris van der ham - D66
‘Investeren in cultuur is heel belangrijk’ De Kamer is hectisch. Vlak voordat het interview plaatsvindt, blijkt dat Boris van der Ham vragen gaat stellen over uitspraken van MBO Raad voorzitter Jan van Zijl. In de Telegraaf heeft Van Zijl gezegd dat de rek eruit is met betrekking tot verlagen van het vroegtijdig schoolverlaten. Van der Ham zoeft voorbij. We vallen met onze neus in de boter en het Kamerlid informeert nog bij ons: “Wat kan het kabinet nog meer doen om deze problematiek aan te pakken?”
W
ij antwoorden dat het belangrijk is dat er extra geld gaat naar studenten in Rotterdam, omdat de reguliere financiering onvoldoende ruimte biedt voor zorg en begeleiding. “Kijk naar de vruchtbare resultaten van de wijkscholen die in Rotterdam zijn gestart naar aanleiding van het rapport-Winsemius over overbelaste studenten in de grote steden. Van der Ham spoedt zich naar zijn kamer om het debat met de toenmalig staatssecretaris voor te bereiden. Even later kaart D66-woordvoerder de problematiek aan, maar krijgt weinig ruimte van Van Bijsterveldt. Zorg en begeleiding We praten met Van der Ham over de vraag of er wat D66 betreft meer financiële ruimte is voor betere begeleiding van studenten die
meer zorg nodig hebben. Van der Ham: “In labeling van gelden zit nu te veel bureaucratie. Dat is belachelijk. Ik heb het kabinet zojuist gevraagd bijvoorbeeld de middelen voor jeugdzorg meer op roc’s in te zetten om de problemen vroegtijdig aan te pakken. Al die schotjes tussen financiering zijn niet goed. Kijk naar mogelijkheden zodat studenten het beste uit zichzelf halen, met individuele begeleiding en stop daar geld in”. Bestuurbaarheid en examinering De laatste tijd wordt er veel gesproken over schaalgrootte van roc’s. Hoe staat D66 ten opzichte van dit onderwerp? Van der Ham: “Schaalgrootte kan voordelen hebben omdat je ziet dat overhead wordt gedeeld. Ook kan een student makkelijker van de ene naar de andere studie overstappen. Op die manier hoeft hij niet van school af. Als een student weg moet uit zijn sociale
30 omgeving kan dat immers leiden tot uitval”. “Maar”, zegt hij erbij, “Soms gebeurt opschaling om de opschaling. Ook moet je goed blijven kijken naar de betrokkenheid van docenten bij de organisatie van de school. Als de inspraak beperkt is en de afstand tussen het bestuur en de man en vrouw op de werkvloer te groot, krijg je een zwakke constructie”. “Ik hoop dat de commissie-Oudeman met concrete aanbevelingen komt waar studenten echt wat aan hebben. Het soort studenten is zo divers, de kansen zijn zo uiteenlopend, daarbij is maatwerk van belang. Er zijn succesvolle mbo’ers die mogelijk een prijs gaan winnen en mbo’ers op niveau-1”. Exameneisen moeten volgens Van der Ham in samenwerking met ondernemers worden gemaakt. “Maar er is wel een vorm van objectivering nodig. Examens zijn ook aan inflatie onderhevig. In verband met de kwaliteit is het nodig hier bovenop te zitten”. Rotte appels aanpakken “De overheid moet zich concentreren op mbo-opleidingen waar het niet goed gaat. Uit rapporten van de inspectie blijkt dat
Examinering is in Nederland een hot item, maar de facto wordt heel Nederland dagelijks geknipt, eet men dagelijks brood en wordt de motorolie ververst. Dus wat is er mis met de didactiek en de examinering van het beroepsonderwijs? Niets toch? Uit Lexicon van Zadkine, februari 2010
het over het algemeen goed gaat. De overheid laat het onderwijs zoveel mogelijk vrij, totdat blijkt dat ze het niet aankunnen. Dan moet de overheid ingrijpen. Ik ben in principe ook voor lumpsum financiering. Maar als opleidingen zwak presteren, moet de overheid directer meedenken en aangeven dat er minimaal een bepaald percentage primair aan het onderwijs moet worden uitgegeven. De overheid moet ingrijpen waar het nodig is en daar extra eisen stellen. De rotte appels moeten worden aangepakt”. Van der Ham geeft aan dat in de commissie-Dijsselbloem duidelijk werd dat Den Haag steeds minder
Schaalgrootte kan voordelen hebben omdat je
31 bepaalt wat er in de scholen gebeurt. “Waar vroeger de blauwdrukken uit het Haagse kwamen, zie je nu dat er mini-ministerietjes zijn bijgekomen: de besturen. Die besturen doen vaak goed werk, laten we dat ook zeggen. Maar ze gaan ook vaak ministerietje spelen. De leraar op de werkvloer zal zeggen: ik merk er niks van dat Den Haag een stap terug heeft gedaan. Soms is de afstand nog groter zelfs, want een minister kan door de Kamer worden aangesproken. Maar een schoolbestuur in de regio of stad, is vaak vrij anoniem”. Investeren in cultuur Zadkine investeert
behoorlijk in burgerschap en besteedt tijd, geld en energie aan sport en cultuur. Wat vindt D66 daarvan? Van der Ham: “Dat vinden we goed, heel belangrijk. Vanuit de ouders kan niet alles worden aangeboden. Het is belangrijk dat je je als school afvraagt wat je kunt compenseren. School is voor vakmanschap. Streetwise is soms te wijs. Ook buiten de straat is het van belang om discipline aan te leren. Via sport en cultuur kun je studenten al aanleren dat ze later op tijd op hun werk komen”. Van der Ham noemt dat in
de Verenigde Staten een grotere cultuur is van toespraken en spreekbeurten voor klas. “Die kinderen daar ontwikkelen daarmee een goed taalgevoel, zowel allochtonen als autochtonen. Schooltoneel en aandacht voor cultuur kunnen daar ook bijdragen. Het is daarvoor wel nodig om enigszins creatief met middelen om te gaan”. Taalachterstand “De eis van het ministerie van OCW op het gebied van taal en rekenen is goed, maar je moet wel pragmatisch zijn. Ik wil de regering houden aan de eisen. Als de studenten toch een achterstand hebben, moet je ze bijspijkeren en in schakelklassen investeren. In het mbo kun je ook extra laten leren in de zomer bijvoorbeeld. Gemeenten en rijksoverheid moeten hun beurs daarvoor trekken. Daarin zit net dat tandje extra wat nodig is, anders wordt het geen zeven maar een 5,5”. 4
ziet dat overhead wordt gedeeld.
32 André Rouvoet - christenunie André Rouvoet is sinds juni 2010 weer lid van de Tweede Kamer en namens de ChristenUnie woordvoerder Onderwijs. Van 2007 tot oktober 2010 was hij minister van Jeugd en Gezin en na de val van het kabinet Balkenende 4 ook ruim een half jaar minister van onderwijs. “Een mooi en belangrijk beleidsterrein. Ik ben onder de indruk van de mensen die zich elke dag inzetten voor het onderwijs”.
Foto: Ruben Timman / Nowords.nl
‘Het mbo heeft een enorm belang voor de Nederlandse samenleving De Commissie Dijsselbloem heeft tav onderwijshervormingen aangegeven dat de politiek vooral op het wat moet sturen en het onderwijs zelf moet kijken hoe ze de politieke wensen uitvoert. We zien dat de politiek toch vaak wil sturen op het hoe, bijvoorbeeld hoe examens worden afgelegd en verschillende thematische onderzoeken vanuit de Inspectie. Vindt u dat rijmen met de uitgangspunten die destijds zijn geformuleerd en op een breed draagvlak konden rekenen?
Een van de grote verdiensten van de Commissie Dijsselbloem is dat het onderwijs weer hoog op de politieke agenda staat. De commissie heeft het onderscheid tussen het wat en het hoe als denkkader aan de politiek aangereikt, een behulpzaam criterium om te proberen in de toekomst fouten te vermijden die je beter niet kunt maken. Het weerhoudt de overheid ervan om van alles te gaan voorschrijven of zelfs mee te ontwikkelen waar de professionals zelf aan de slag zijn. Toch zit er een spanningsveld tussen het wat en het hoe. Het loopt soms in elkaar over. Het onderscheid is niet altijd even duidelijk. Iedere keer zullen wij ons met elkaar moeten afvragen waar de begrenzingen liggen.
33 Als minister heeft u naar aanleiding van het rapport van de commissie Winsemius WRR Vertrouwen in de school, aandacht gevraagd voor overbelaste leerlingen. Welke maatregelen heeft u genomen en kijkt u daar nu met tevredenheid op terug, ook op de resultaten?
De zorgschil staat onder druk. Zadkine ontving afgelopen jaren miljoenen euros uit het participatiebudget. Dat dreigt door de bezuinigingen te vervallen. Bent u niet bang dat de zorgschil ontmanteld wordt en overbelaste leerlingen in de problemen komen?
De WRR heeft de problemen van overbelaste jongeren en de knelpunten die er zijn in de hulpverlening op een indringende wijze in kaart gebracht. De gemeente heeft belangrijke bevoegdheden op bijna alle relevante terreinen, zoals (toeleiding naar) arbeid, zorg, maatschappelijk werk, vrijetijdsbesteding en veiligheid. Gemeenten hebben dan ook het
Om bijvoorbeeld overbelaste jongeren de juiste hulp te kunnen verlenen is naast schoolgebonden zorg ook intensieve samenwerking met externe zorg- en hulpverleningsinstanties nodig. In een ZorgAdviesTeam (ZAT) kunnen afspraken worden gemaakt over hulpverlening aan jongeren met problematiek die de verantwoordelijkheid van de school te boven gaat.
t een enorm belang ederlandse samenleving’ voortouw om de ondersteuning aan deze jongeren te organiseren. Daarnaast zijn er door het kabinet op verschillende gebieden maatregelen genomen. Zie daarvoor de brief die het kabinet toen aan de Tweede Kamer heeft gestuurd: Beleidsreactie Vertrouwen in de School. Een van de maatregelen van het vorige kabinet waar ik trots op ben en waar de ChristenUnie in haar verkiezingsprogramma ook een vervolg aan wilde geven, is de Experimentele leergang vmbombo2. Daarmee worden leerlingen op één locatie, door één docententeam en volgens één pedagogisch-didactische visie opgeleid tot een startkwalificatie. Ook heeft het kabinet geld beschikbaar gesteld voor de wijkscholen waar overbelaste jongeren terecht kunnen bij wie het reguliere onderwijs en zorgaanbod onvoldoende aansluit. Wat vindt u van het boekje Overpeinzingen van Zadkine, verhalen van een groot roc?
Uit het boekje spreekt terechte trots op het mbo en er worden dilemma’s geschetst waar het mbo mee te maken heeft. Maar vooral onderstreept het boekje het enorme belang van het mbo voor de Nederlandse samenleving. Een goed initiatief om dat op deze positieve manier onder de aandacht te brengen van mij en andere politici en beleidsmakers.
Dat is belangrijk en dat gaat ook goed. Ik ben bekend met de bezuinigingen op het participatiebudget en de uitdaging waarvoor de roc’s worden gesteld. Ik begrijp en deel die zorgen, maar het directe verband tussen deze bezuiniging en de samenwerking in bijvoorbeeld een ZAT, ontgaat mij. Zowel vanuit Den Haag als stedelijk worden er flinke bezuinigingen aan het beroepsonderwijs opgelegd. Vreest u niet dat de kwaliteit van het onderwijs hierdoor zal dalen?
Er wordt inderdaad bezuinigd op het mbo. Als het aan de ChristenUnie ligt, mag dit niet ten koste gaan van de kwaliteit van onderwijs. Voor mbo-instellingen is het de uitdaging zich meer te concentreren op waar zij goed in zijn. Er zijn nu meer dan 11.000 verschillende mbo-opleidingen en het aantal opleidingen neemt elk jaar toe. Dit leidt tot hoge kosten en verlies aan efficiency. Daar is echt nog winst te behalen. Het aantal verschillende opleidingen en vakken moet naar beneden en de kwaliteit moet omhoog: concentreren en reduceren dus. Daarnaast is er in het volwassenenonderwijs ook nog winst te behalen als het gaat om financiering door werkgevers.
34 Hulde voor de inspanningen op het vlak van voortijdig schoolverlaten. Zadkine heeft de afgelopen jaren een forse daling gekend op het gebied van het voortijdig schoolverlaten. Vorig jaar haalden 5.700 studenten een diploma. 1.500 Studenten haakten af en haalden om uiteenlopende redenen geen diploma. Welke mogelijkheden ziet u voor een verdere daling? Ook met het oog op de wens om het onderwijs toegankelijk te laten zijn, onderwijs als motor voor emancipatie?
Resultaten spreken voor zich. En die zijn er! Hulde voor de inspanningen die op dat vlak zijn geleverd! Met de forse daling van het aantal voortijdig schoolverlaters volgt Zadkine een landelijke trend. Een aantal maatregelen van het kabinet waar ook de ChristenUnie deel van uitmaakte heeft zijn vruchten afgeworpen. Als het gaat om schooluitval vormt met name de overgang van het vmbo naar het mbo een groot risico. Door de Experimentele leergang vmbo-mbo2 breder mogelijk te maken, is zeker nog winst te behalen. Zadkine is op ruim honderd locaties in regio Rotterdam Rijnmond aanwezig met schoolgebouwen, leerwerkplekken, onderwijspraktijkervaring, etc. Soms wordt de metafoor van 'leerfabrieken' gebruikt. Wat vindt u van deze metafoor? Hoe kijkt u aan tegen schaalgrootte?
We herkennen ons niet in de beelden uit de media en politiek van onpersoonlijke leerfabrieken. Voor ons staat de student voorop en de inrichting is hierop gericht. Dat betekent dat managers en bestuur betrokken zijn bij het onderwijs, kantoor houden in de schoolgebouwen en studenten regelmatig spreken en zelf ook lesgeven’. Uit: Overpeinzingen bij een regionaal opleidingencentrum, juni 2010
Het volgen van onderwijs geeft mensen de kans te worden gevormd als persoon en talenten te ontwikkelen. Onderwijs is belangrijk om goed aan de samenleving deel te kunnen nemen. Dat is dus meer dan alleen maar kennis of vaardigheden opdoen. De metafoor leerfabriek spreekt mij dan ook niet aan en doet volgens mij ook geen recht aan de diversiteit van onderwijs die binnen Zadkine wordt aangeboden. De ChristenUnie streeft naar onderwijs waar ouders actief betrokken zijn bij de school, waar leerlingen uitgedaagd worden hun best te doen, waar bevlogen leraren investeren in kinderen, waar enthousiaste schoolbesturen ouders en leerlingen betrekken bij het beleid en waar de samenleving inspireert, bijvoorbeeld door de betrokkenheid van bedrijven. Daarbij is de menselijke maat van groot belang. Grootschaligheid hoeft daar niet strijdig mee te zijn. In die grootschaligheid kun je heel goed kleinschaligheid organiseren en volledig recht doen aan de mensen die in die kleinschaligheid moeten functioneren. Van besturen mag je het besef verwachten dat zij niet zonder de mensen op de werkvloer kunnen en dat ook studenten niet mogen verdwalen binnen een instelling. Zadkine leert studenten niet enkel een vak, maar leidt studenten op tot burger door ook verschillende vaardigheden bij te brengen: burgerschap, sport en cultuur. Hoe staat u er tegenover om sport en cultuur verplicht te stellen bij mbo-opleidingen en mee te nemen in de lumpsum financiering?
Zoals gezegd geeft het volgen van onderwijs mensen de kans te worden gevormd als persoon en talenten te ontwikkelen. Onderwijs is inderdaad belangrijk om goed aan de
Foto-Marie Cecile Thijs
35
samenleving deel te kunnen nemen. Dat is dus meer dan alleen maar kennis of vaardigheden opdoen. Dat is inherent aan het onderwijs. Om sport en cultuur verplicht te stellen vind de ChristenUnie echter erg ver gaan. Waar mogelijk kan het wel onderdeel uitmaken van het lesaanbod of facultatief worden aangeboden. Het stimuleren van sporten juicht de ChristenUnie toe. Rotterdam is een van de weinige regio's waar het percentage jeugdigen stijgt. Naar verwachting blijft het aantal mbo-studenten de komende jaren op peil. Tegelijk kent lesgeven in een grote stad als Rotterdam verschillende uitdagingen en is het niet altijd makkelijk. Op welke manier zou het docentschap in Rotterdam aantrekkelijk(er) kunnen worden?
Leraren krijgen te maken met alle problemen en uitdagingen waar de studenten in Rotterdam mee te maken kunnen krijgen. Die nemen de studenten mee de klas in. Het is de kunst om leraren in staat te stellen zich te richten op hun vak en zich daarin ook te ontwikkelen. Dat betekent dat bijvoorbeeld problemen van studenten niet op het bordje van de leraar komen te liggen, maar bijvoorbeeld door een ZorgAdviesTeam worden opgepakt. Ook moeten leraren in staat worden gesteld zich blijvend bij te scholen. 4
36