Beantwoording van vragen, gesteld tijdens BOB-sessie over Flevokust d.d. 19 november 2013 Vragen dhr. Frans Anemaet Vraag 1 | In de argumenten als bijlage bij het voorliggende collegevoorstel staat op pagina 7/8 aangegeven dat de aanbesteding van de dijkverlegging in november 2013 start. Het bestek zou dan gereed zijn. Verder wordt een voorschot genomen op besluitvorming door het Waterschap over de dijkverlegging. Tevens wordt ook niet duidelijk hoe de aanbesteding gaat verlopen. Daarnaast is in bijlage 7 bij het voorstel een “stroken-planning” opgenomen. De vragen zijn: a. Is er een meer gedetailleerde projectplanning beschikbaar dan bijgevoegde eenvoudige ‘stroken planning’ die een beter inzicht geeft in de afhankelijkheden, start/stop momenten en het kritieke pad betreffende de planningrisico’s? Er is een gedetailleerde projectplanning beschikbaar. Deze wordt, na verwerking van de meest recente ontwikkelingen, op de website van de gemeente gepubliceerd.. b. Op welke wijze is in de planning rekening gehouden met de bij Waterschap Zuiderzeeland op het concept planontwerp ingediende zienswijzen die ingaan op: a) de doorlooptijd van de dijkverlegging; b) het keuren en de overdracht van de verlegde dijk in eigendom aan het waterschap en c) het tijdstip waarop de ophoging van het terrein dat wordt ingesloten door de verlegde dijk kan aanvangen. Het bestek en de wijze van aanbesteding is kortgesloten met het Waterschap. Het Waterschap zal tijdens de aanleg van de dijk continu toezicht houden op de werkzaamheden. Zo is het Waterschap vanaf het begin betrokken bij de aanleg en zal de eigendomsoverdracht aan het Waterschap minder tijdrovend zijn dan normaliter het geval. Veiligheid en zorgvuldigheid staan voorop. c. Wat zijn de planningsrisico’s (tijd en geld) als de aanbesteding al start voordat het Waterschap een definitief besluit over het planontwerp dijkverlegging heeft genomen? De aanbesteding van het dijklichaam start pas nadat de Algemene Vergadering van het Waterschap een positief besluit heeft genomen over het projectplan. Dat besluit is voorzien op 28 januari 2014. Daarin zijn de ingediende zienswijzen meegenomen. d. Als het toepassen van zandpalen in de constructie een MER-plichtige activiteit betreft, is dan de start van de dijkverlegging afhankelijk van de goedkeuring van deze MER? Het toepassen van zandpalen is op zichzelf geen MER-beoordelingsplichtige activiteit maar maakt onderdeel uit van het ontwerp van de dijk. De MER- beoordelingsplichtige activiteit is de wijziging of verlegging van een primaire waterkering. Of een activiteit MER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig is, is afhankelijk van het Besluit MER. Er heeft op basis van het ontwerp-projectplan en de onderzoeken die daarvoor gedaan zijn een MER-beoordeling plaatsgehad. Daarbij is het gebruik van zandpalen meegenomen. Deze maken immers deel uit van het ontwerp van de dijk. e. Wie draagt het financiële risico als gevolg van een Waterschap besluit, het bestek toch moet worden aangepast en de reeds uitgevoerde voorbereidingshandelingen daar niet op aansluiten? Het financiële risico ligt bij de gemeente. Tijdens de uitvoering van de voorbereidingshandelingen van het projectplan ontwerp dijklichaam is uitvoerig overleg gevoerd met het Waterschap. Er is dus alles aan gedaan om dit risico te beperken; een positief besluit in de Algemene Vergadering van 28 januari ligt in de lijn der verwachting. f.
Wanneer staat de behandeling van de wet 7e Tranche Crisis en Herstelwet, basis voor het ontwikkelen van 115ha terrein aan Flevokust, inbegrepen instemming met het ophogen met gewassen bodemassen en aanleg haven, op de agenda van de 2e kamer? Moet dit niet net zo zichtbaar zijn in de planning als 22 december 2015, de datum “Doorbreken oude primaire waterkering”? e De 7 tranche is enige tijd geleden aan de Tweede Kamer voorgelegd. Daarbij zijn vragen gesteld e over alle projecten die in de 7 tranche zijn opgenomen. Die vragen zijn door de ambtenaren van het ministerie van I&M beantwoord. Onduidelijk is nog of het in de Tweede Kamer behandeld gaat worden of direct doorgaat naar de Raad van State. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2014 een besluit valt.
Wat zijn de financiële risico’s voor de gemeente Lelystad als de datum van 1 januari 2016 waarop de haven operationeel moet zijn, niet wordt gehaald? De subsidie ‘Beter Benutten’ en de bijdrage uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt toegekend op basis van het gereed komen van de haven (doorbreken oude primaire waterkering) vóór 1 januari 2016. g. Beschikt het College nu al over een toezegging dat de ‘Beter Benutten subsidie’ niet vervalt als 1 januari 2016 door overmacht / projectvertragingen wordt overschreden? Het College beschikt niet over een toezegging dat de Beter Benutten subsidie niet vervalt wanneer de datum 1 januari 2016 wordt overschreden. h. Als dat laatste het geval zou zijn, kan het college dan de gronden voor overmacht omschrijven / welke projectvertragingen zouden dat dan kunnen zijn? Zie antwoord 1g Vraag 2 | In de verwijzing naar de bijlagen bij het voorgestelde besluit wordt op geen enkele manier verwezen naar een eenzijdig getekende overeenkomst met het bedrijf BRC als beoogde projectontwikkelaar van Flevokust waar al vaak op is geduid. Dit voedt de geruchten dat er geheime afspraken zijn gemaakt betreffende realisatie van de dijkverlegging. Door BRC zelf zijn informeel uitspraken gedaan dat zij de dijkverlegging gaan realiseren en het niet eens zijn met elementen van het concept planontwerp dijkverlegging. De dijk kan wel 2 meter lager = goedkoper. De vragen zijn: a) Waarom staat de (geheime) overeenkomst niet opgenomen als bijlage bij het voorgenomen besluit? Bij het raadsbesluit van 2 juli 2013 was de beoogde overeenkomst met BRC als geheim bijgevoegd. Die overeenkomst was eenzijdig door BRC ondertekend. De gemeente ondertekent pas nadat de raad akkoord is met het raadsvoorstel. De raad zal de aangepaste conceptovereenkomst krijgen (geheim) zodra de overeenkomst is aangepast aan de uitsluiting van bodemassen waartoe BRC op 20 november jl. heeft besloten. b) Is deze overeenkomst niet de enige overeenkomst die er toe doet? Vanzelfsprekend is de koopovereenkomst die de gemeente willen sluiten met BRC niet de enige overeenkomst die ertoe doet. Ook de koopovereenkomst met de provincie en de intentieovereenkomsten met de terminalexploitant en de verladers zijn belangrijk voor het welslagen van Flevokust. c) Is ontwikkeling van Flevokust op de voorgestelde wijze, zonder deze overeenkomst mogelijk? De beoogde verkoop van grond aan BRC is een cruciaal onderdeel van de grondexploitatie en van de businesscase. Zonder de verkoop van die grond is Flevokust niet haalbaar. d) Als er wel een overeenkomst met BRC, wanneer is die dan al dan niet eenzijdig door BRC getekend? Zie 2a. e) Wat zou een eventuele veroordeling van BRC voor milieudelicten betekenen voor deze overeenkomst? Een eventuele veroordeling van BRC heeft geen gevolgen voor de koopovereenkomst. Het is aan de vergunningverlenende instanties (gemeente, de Omgevingsdienst, provincie) om aanvragen voor (o.a. omgevings)vergunningen zorgvuldig te behandelen en op verleende vergunningen voor Flevokust adequaat te handhaven. Wij hebben het vertrouwen daartoe in staat te zijn. f)
Wat zijn dan onder andere de financiële en planningrisico’s? zie antwoord op 2e.
g) Waarom staat de overeenkomst niet vermeld als (geheime) bijlage bij het voorgenomen besluit? zie antwoord op 1a.
h) Als er al een overeenkomst met BRC is, zijn er dan afspraken vastgelegd waar BRC aan moet voldoen als er een dijklichaam gerealiseerd moet worden rond de 72 ha. door BRC op e e te hogen terrein om op termijn de beoogde 2 en 3 insteekhaven zonder meerkosten (zie ook het beeldregieplan), veilig te kunnen realiseren? Voor het projectplan ontwerp dijklichaam is ter goedkeuring van het ontwerp bij het Waterschap Zuiderzeeland een projectplanprocedure gestart. Het te realiseren dijklichaam zal aan de hierin opgenomen voorwaarden en eisen moeten voldoen. Voor de te zijner tijd voor BRC aan te leggen dijk, gelden dezelfde strenge eisen. Daaraan worden geen concessies gedaan. De kosten van de aanleg zijn voor BRC. Vraag 3 | In het voorgenomen besluit en haar toelichting wordt onder andere gesproken over het bestek van de dijkverlegging en de aanleg ervan. De vragen zijn: a. Welke projectdelen van het project Flevokust zijn naar nationale en EU regelgeving openbaar aanbesteding plichtig? De gemeente en andere betrokken overheden zullen alle werken aanbesteden conform haar eigen vastgestelde aanbestedingsbeleid. Uiteraard is de Europese aanbestedingsregelgeving hierbij inbegrepen. b. Wanneer gaat de gemeente, als de in het Concept Plan Ontwerp Dijkverlegging benoemde initiatiefnemer, een openbare (Europese) aanbesteding starten voor de realisatie van de dijkverlegging? De aanbestedingsprocedure voor het dijklichaam zal naar verwachting starten in januari 2014. c. Als niet de Gemeente Lelystad een openbare aanbesteding gaat starten, wie dan wel en voor welk project deel en wanneer? zie 3.b. d. Als er geen sprake is van een openbare aanbesteding: i. Met wie zijn dan afspraken gemaakt voor de uitvoering van de dijkverlegging? De aanleg van het dijklichaam zal openbaar worden aanbesteed. ii. iii.
iv.
Waar zijn die afspraken vastgelegd? Zie 3.d.i. Is er dan rond het project Flevokust geen sprake van het schenden van enig concurrentiebeding en loopt Lelystad geen risico’s op interventie van een Nationale of EU mededingingsautoriteit omdat grote delen van dit project met publiek geld worden gerealiseerd? Zie 3.d.i. Lopen gemeente Lelystad en Provincie Flevoland in dat geval niet het risico aangesproken te worden op het verlenen van staatssteun? Zie 3.d.i.
Vraag 4 | Door het college is aan de raad voorgesteld om voor de dijkverlegging en de aansluitende ophoging van het deel waar de haven moet worden gerealiseerd geen afzonderlijke MER-procedure te doorlopen. Dit wordt meegenomen in de MER voor Flevokust. De Provincie Flevoland heeft ingestemd met dit voorstel. Deze aanpak leidt tot de volgende vragen: a. Waarom heeft de gemeente Lelystad voor deze constructie gekozen die het voor de inwoners van Lelystad, behalve direct belanghebbenden, feitelijk onmogelijk maakt enig bezwaar in te dienen tegen deze milieubelastende ontwikkeling van Flevokust? Indien men het niet eens was met het besluit van de provincie inhoudende dat de milieugevolgen van de wijziging van de primaire waterkering niet dusdanig zijn dat daarvoor een separaat MER diende te worden opgesteld, het zogenaamde MER-beoordelingsbesluit, dan had men een zienswijze kunnen indienen tegen het ontwerp project bij het Waterschap Zuiderzeeland. Het MER-beoordelingsbesluit heeft gelijktijdig met het ontwerpprojectplan ter inzage gelegen.
b. In welke MER procedure zijn de consequenties voor het toepassen van zandpalen, die onder de dijkverleggingsconstructie komen te liggen, verwerkt? Zie ook vraag 1 d. Het toepassen van zandpalen is op zichzelf geen MER-beoordelingsplichtige activiteit maar maakt onderdeel uit van het ontwerp van de dijk. De MER-beoordelingsplichtige activiteit is de wijziging of verlegging van een primaire waterkering. c. Als het toepassen van zandpalen in de constructie een MER-plichtige activiteit betreft, is dan de start van de dijkverlegging afhankelijk van de goedkeuring van deze MER? Zie 4b. d. Als het college van mening is dat het toepassen van zandpalen niet MER plichtig is, wat zijn dan daarvoor de argumenten? Verwezen wordt kortheidshalve naar het Besluit MER en het MER-beoordelingsbesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie. Zie 4b. Vraag 5 | In het voorgestelde besluit, punt 2 wordt verwezen naar de bedrijvenlijsten. Vragen zijn: a. Op welke wijze zijn deze lijsten tot stand gekomen? De bedrijvenlijsten zijn opgesteld op basis van een door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gehanteerde bedrijvenlijst voor ‘gemengd terrein’. Na bespreking in de klankbordgroep en duiding van de door de gemeenteraad geformuleerde intenties zijn deze lijsten door het college vastgesteld en aan de raad ter vaststelling voorgelegd. b. Hoe zijn deze inhoudelijk besproken met de door het college aangemerkte direct belanghebbenden en waar zijn hun mogelijke voorbehouden vastgelegd? De bedrijvenlijsten zijn inhoudelijk besproken met een vertegenwoordiging van direct belanghebbenden tijdens een of meerdere klankbordgroepbijeenkomsten die zijn gehouden op 8 augustus, 5 september, 27 september en 24 oktober 2013. Voorbehouden die tijdens deze bijeenkomsten zijn uitgesproken, zijn vastgelegd in de betreffende verslagen en worden ook in het voorgesteld besluit gememoreerd (zie toelichting Ad 4). c. Is de conclusie terecht dat het vaststellen van de bedrijvenlijsten geschiedt tijdens de behandeling van het bestemmingsplan Flevokust? Deels. De bedrijvenlijsten worden met dit voorgesteld besluit door de raad bekrachtigd en vormen een onderdeel van het bestemmingsplan. Tijdens de ter visie legging van het bestemmingsplan kunnen zienswijzen tegen de bedrijvenlijst ingediend worden. De bedrijvenlijst zelf maakt deel uit van het raadsvoorstel zoals dat op 17 december 2013 ter besluitvorming voorligt. d. Als dat zo is, is dat dan niet in strijd met de opdracht van de raad van 2 juli 2013 dat aangeeft dat er tijdens het besluit over Flevokust een vastgestelde bedrijvenlijst moet zijn? Zie 5.c Vraag 6 | Werkgelegenheid. De politieke basis voor een besluit over het project Flevokust gaat over het realiseren van werkgelegenheid in Lelystad. In het voorgenomen besluit wordt daar geen enkele duidelijke verwijzing naar gevonden. De vragen zijn: a. Hoeveel directe arbeidsplaatsen en op welke termijn worden er verwacht? Hoeveel en op welke termijn de ontwikkeling van Flevokust werkgelegenheid oplevert, is afhankelijk van diverse factoren. Naast de directe werkgelegenheid, aan de voorzichtige kant berekend op 600 – 1200 banen, genereert Flevokust minstens evenveel afgeleide banen. De banen die een direct gevolg zijn van de indirecte werkgelegenheidseffecten zijn overigens niet per definitie banen die in Lelystad neerslaan. De ontwikkeling van Flevokust is een lange termijn ontwikkeling. In 2015 is de binnenvaarthaven gereed. In 2040 is Flevokust geheel opgeleverd. Arbeidsplaatsen komen dus stap voor stap.
b. Op welke aannames zijn deze aantallen gebaseerd en hoe verhoudt zich dat met de doorlooptijd van 12 tot 15 jaar die de beoogd projectontwikkelaar heeft om na realisatie dijkverlegging en aanleg haven, de volgende 72 ha. te doen ophogen? TNO en de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben in 2008 de werkgelegenheidseffecten van Flevokust nader onderzocht (Flevokust: logistiek vliegwiel voor Lelystad, nut en noodzaak van binnenvaartontwikkeling in Lelystad). De conclusies van dit onderzoek zijn in de MER Flevokust opgenomen en kunt u downloaden vanaf de website www.lelystad.nl/flevokust.. Vraag 7 | Uit het voorgestelde besluit en de gevoegde argumentatie wordt niet duidelijk wat de consequenties zouden kunnen zijn van een negatief besluit door de Raad. De vragen zijn: a. Hoeveel geld is al uitgegeven aan de projectvoorbereiding? De kosten maken onderdeel uit van de grondexploitatie en de businesscase en zijn daarmee geheim. Eerder heeft de raad een budget voor planvoorbereiding beschikbaar gesteld. Verder is een deel van de planvoorbereiding door Havenbedrijf Amsterdam betaald (tot het moment dat zij uit het project stapten). b. Wie heeft de projectkosten voor gefinancierd? Zie a. c. Zijn er tussen ontwikkelpartners afspraken gemaakt over het delen van de projectfinanciering, inbegrepen het verrekenen van de gemaakte kosten ingeval het project niet door gaat? Ja. Overige gestelde vragen: 1. Waar komt de norm van 400 meter vandaan en door wie is deze bepaald? De gemeenteraad van Lelystad heeft in de raadsvergadering van 2 juli 2013 de hindercontour van 400 meter als voorwaarde gesteld om in te kunnen stemmen met de ontwikkeling van Flevokust. 2. Geldt de norm van 400 meter vanaf de bron van de overlast (een bedrijf) of vanaf de buitenrand van het gebied? Bij de ontwikkeling van Flevokust willen wij voorkomen dat de bedrijven die zich zullen vestigen op Flevokust op een afstand van (meer dan) 400 meter geluids- en/of stankoverlast veroorzaken. De norm van 400 meter is derhalve ten opzichte van de buitenrand van bestemmingsplan Flevokust. Dat betekent dus dat individuele bedrijven die de norm overschrijden zich met expliciete toestemming van het college of van de gemeenteraad (respectievelijk bedrijvenlijst 2 en 3) zouden kunnen vestigen op Flevokust. In dergelijke gevallen zijn maatregelen getroffen om de norm van 400 meter buiten Flevokust niet te overschrijden. Het kiezen van de juiste vestigingslocatie hoort daarbij. 3. Waarom is naast stank- en geluidsoverlast, grondwaterverontreiniging niet meegenomen in de norm van 400 meter? Stank- en geluidsoverlast zijn hinderlijke effecten die redelijkerwijs verwacht mogen worden bij een bedrijventerrein met bedrijven in de milieucategorieën 3 t/m 5.3. Effecten binnen een straal van 400 meter is toegestaan. Het risico op verontreiniging van het grondwater, bodem en lucht willen wij echter zo klein mogelijk houden en wordt getoetst bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Het bewuste bedrijf moet daarbij aantonen dat het aan alle wet- en regelgeving voldoet. Is dat niet het geval, dan wordt de vergunning niet verstrekt en kan het bedrijf zich niet vestigen. Impliciet is het risico op grondwaterverontreiniging dus wel meegenomen. 4. Geldt de norm van 400 meter ook voor de 2e fase (het zuidelijke deel) van Flevokust? Ja, de norm van 400 meter geldt voor het gehele bedrijventerrein Flevokust, zowel de 1e als de 2e fase.
5. Wordt het bedrijventerrein opgehoogd met een laag van 8 meter (geschoond) restafval van verbrandingsinstallaties? Nee, BRC heeft ons op 20 november 2013 schriftelijk laten weten af te zien van het toepassen van geschoonde AEC-bodemassen op Flevokust. 6. Huisvest Lelystad op Flevokust zware industrie die in Amsterdam niet welkom is? Nee, wij zien met de ontwikkeling van Flevokust een goede kans om onze goede ligging aan het water maximaal en duurzaam te benutten door ruimte te bieden aan bedrijven die het logistiek industriële profiel van onze regio zullen versterken. Het zijn dus bedrijven die wij graag aan onze regio toevoegen. 7. Hoe denkt u het uitlogen van geschoonde AEC-bodemassen tegen te gaan wanneer u er een groot gebied met circa 8 mee ophoogt? Flevokust zal niet worden opgehoogd met geschoonde AEC-bodemassen. BRC heeft ons op 20 november 2013 schriftelijk laten weten af te zien van de toepassing op Flevokust. 8. Is er ergens in Nederland of daarbuiten ervaring met het op grote schaal toepassen van geschoonde AEC-bodemassen? Flevokust zal niet worden opgehoogd met geschoonde AEC-bodemassen. Was dat wel het geval geweest dan zou het een in omvang uniek project zijn geweest. Het schonen van AEC-bodemassen tot een vrij toepasbare bouwstof is een innovatief proces. 9. Is naast de milieucategorie, havengebondenheid ook een criterium voor bedrijven om zich te mogen vestigen op Flevokust? Er is namelijk rond Lelystad voldoende ruimte beschikbaar voor deze bedrijven op reeds bestaande bedrijventerreinen. Ja, Flevokust is een bedrijventerrein voor havengebonden bedrijvigheid. Expliciet niet aan ‘nat’ bedrijventerrein gerelateerde bedrijvigheid en op Flevokust ongewenste activiteiten in de categorie 3 t/m 5.3 zijn niet opgenomen in de bedrijvenlijsten 1, 2 en 3 en kunnen zich dus niet vestigen op Flevokust. Bedrijven waarvan de relatie met ‘nat’ bedrijventerrein een nadere beoordeling vraagt, kunnen zich alleen vestigen met expliciete toestemming van het college of de raad (respectievelijk bedrijvenlijst 2 en 3). Voordat college of raad een besluit neemt, vraagt zij eerst advies aan de omwonenden/direct belanghebbenden (in casu: de klankbordgroep). Hoewel de criteria voor die beoordeling nog niet zijn opgesteld, is het goed denkbaar dat de beschikbaarheid van passende locaties elders in de gemeente daar onderdeel van is. 10. Wie bepaalt bij het beoordelen of een bedrijf gerelateerd is aan ‘nat’ bedrijventerrein wat ‘lichtere’ bedrijven zijn en wat ‘zwaardere’ bedrijven zijn? Het college vraagt in het raadsvoorstel de gemeenteraad om in te stemmen met de bedrijvenlijsten 1 t/m 4. Hierop is een onderscheid gemaakt tussen bedrijven die door het college beoordeeld moeten worden: de lichtere gevallen (lijst 2), en bedrijven die door de gemeenteraad moeten worden beoordeeld: de zwaardere gevallen (lijst 3). Zwaardere bedrijven kenmerken zich in de regel door een grotere hindercontour. Dit verschil is duidelijk zichtbaar wanneer de grootste hinderafstanden van lijst 2 met lijst 3 worden vergeleken. 11. Hoe kan de gemeenteraad het college toetsen op welke gronden zij op basis van lijst 4 (bedrijven in de milieucategorie tot 3.2) bedrijven toelaat op Flevokust? Het college vraagt in het raadsvoorstel de gemeenteraad om het college de bevoegdheid te verlenen om bedrijven die vallen binnen lijst 4 al dan niet toe te staan op Flevokust. Het betreft bedrijfsactiviteiten die een lagere milieucategorie hebben dan 3.2. Deze kunnen veelal op andere terreinen worden gehuisvest, maar sommige activiteiten zijn zeer geschikt om zich op Flevokust te vestigen. Het gaat dan om bedrijven die de havenfunctie van Flevokust versterken en verder inhoud geven aan het vorm te geven knooppunt voor goederenvervoer. Dergelijke activiteiten vergroten goederenstromen waardoor de kans op extra werkgelegenheid, toeneemt. De beoordeling van de toegevoegde waarde van dergelijke activiteiten is aan het college. Het college kan altijd achteraf door de raad ter verantwoording geroepen.
12. Waarom hebben de lijsten geen kopjes en zijn deze dus niet goed van elkaar te onderscheiden? Wij delen uw mening dat de bedrijvenlijsten zelf niet voldoende herkenbaar zijn en zullen zo spoedig mogelijk lijsten publiceren waarop duidelijk staat aangegeven welke lijst het betreft. In de toelichting bij het nieuwsbericht over ‘Uitgewerkt plan Flevokust aan hand van raadscriteria ‘ staat wel duidelijk wat het onderscheid tussen de lijsten is. 13. Wat bedoelt u met: “het vaststellen van het businesscase en grondexploitatie om projectfinanciering toe te passen? (raadsvoorstel p.1, punt 3b) Projectfinanciering is een financieringsvorm waarbij de terugbetaling van de aangetrokken financiering afhankelijk is van de toekomstige opbrengsten van het project. Bij het verlenen van een projectfinanciering wordt daarom goed gekeken naar de opbrengsten en risico’s van de exploitatie. Om deze beoordeling te kunnen maken moet dus door de gemeenteraad worden ingestemd met de businesscase en met de grondexploitatie. Het college vraagt in het raadsvoorstel de gemeenteraad dit te doen. 14. Wat zijn de gevolgen voor de burgers wanneer de gemeenteraad instemt met het coördineren van de benodigde vergunningen voor de uitvoering van Flevokust in combinatie met het bestemmingsplan op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening? (raadsvoorstel p.2, punt 4) Het coördineren van de vergunningen en de uitvoering betekent voor burgers dat er één overzichtelijke voorbereidingsprocedure zal worden doorlopen voor zowel de aanleg van Flevokust als voor het bestemmingsplan. De inhoudelijke samenhang en afstemming tussen deze besluiten is daarmee beter zichtbaar en er is eerder duidelijkheid over ingediende zienswijzen. Belanghebbenden kunnen nog altijd zienswijzen indienen, zij het slechts op één moment, daar waar voorheen voor de procedures afzonderlijk een zienswijze moest worden ingediend. Het is dus voor alle belanghebbenden een maatregel om de efficiëntie van de procedure te verbeteren. 15. Tussen de geromantiseerde plaatjes mist echte informatie over werkgelegenheid, logistiek-industriële bedrijvigheid biedt namelijk slechts zeer beperkte werkgelegenheid. Hoeveel geld gaat één arbeidsplaats kosten? Het is correct dat bedrijven die binnen het profiel van Flevokust passen relatief arbeidsextensief zijn. Desondanks verwachten wij dat Flevokust tussen de 600 en 1.200 arbeidsplaatsen genereert en nog eens dat aantal aan afgeleide werkgelegenheid (in de regio). Hoewel deze werkgelegenheid een belangrijk aspect is, is het slechts één van de (maatschappelijke) baten die wij met de aanleg van Flevokust willen realiseren. Het reduceren van de uitstoot van fijnstof en CO2, door het terugdringen van vrachtverkeer over de weg is een ander voorbeeld. Zelfs mét de vertrouwelijke gegevens uit de businesscase, de grondexploitatie en risicoparagraaf en de intentieovereenkomsten van verladers en terminalexploitant is het onmogelijk een prijskaartje te hangen aan één arbeidsplaats. Hiermee zou de complexiteit van het project, de kosten en de opbrengsten ervan, ernstig te kort worden gedaan. 16. Hoe heeft u de werkgelegenheidseffecten van Flevokust onderzocht en is dit advies wel onafhankelijk als een gedreven wethouder het advies betaald? TNO en de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben in 2008 de werkgelegenheidseffecten van Flevokust nader onderzocht (Flevokust: logistiek vliegwiel voor Lelystad, nut en noodzaak van binnenvaartontwikkeling in Lelystad). De conclusies van dit onderzoek zijn in de MER Flevokust opgenomen en kunt u downloaden vanaf de website www.lelystad.nl/flevokust. De vraagstelling en werkwijze staan hierin beschreven. Zowel TNO als EUR zijn gerenommeerde en onafhankelijke onderzoeksinstellingen, waarvan mag worden verwacht dat zij onafhankelijk advies uitbrengen. 17. Klopt het bericht in de pers dat u met minder winst genoegen neemt dan eerder het Havenbedrijf Amsterdam? Het Havenbedrijf Amsterdam heeft andere motieven dan de gemeente Lelystad en de provincie Flevoland. Voor de gemeente en de provincie geldt dat zij - op basis van een sluitende businesscase vooral ook maatschappelijk rendement nastreven.
18. De provincie wordt een grote rol toegedicht, gaat het hier om gedeputeerde Appelman of hebben de Provinciale Staten al ingestemd met de ontwikkeling van Flevokust? Parallel aan de besluitvorming op gemeentelijk niveau wordt ook op provinciaal niveau de normale besluitvormingsprocedure doorlopen. Dat betekent dus dat ook de Provinciale Staten akkoord moeten gaan met de betrokkenheid/rol van de provincie Flevoland bij de ontwikkeling van Flevokust. 19. Er is nog geen landelijke wetgeving over het gebruik van vrij toepasbare bodemassen, hoe kan het dat ze wel op Flevokust mogen worden toegepast? Flevokust zal niet worden opgehoogd met (geschoonde) AEC-bodemassen. In plaats daarvan zal gebruik worden gemaakt van vrij toepasbare secundaire bouwstoffen en grond. Vrij toepasbare (secundaire) bouwstoffen mogen conform het Besluit Bodemkwaliteit (BBk) niet worden gebruikt voor de ophoging van een bedrijventerrein. Echter, vanwege het innovatieve karakter hebben wij de minister van Infrastructuur en Milieu verzocht om in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw) e ontheffing te verlenen van het BBk voor de aanleg van Flevokust. De 7 tranche van de Chw is momenteel in behandeling bij de Tweede Kamer. Wanneer deze wordt goedgekeurd mogen vrij toepasbare secundaire bouwstoffen worden gebruikt voor het ophogen van Flevokust. 20. U spreekt over het keuren van bodemassen door geaccrediteerde bureaus. In welke hoeveelheden wordt er gekeurd (wat is een partij), wie betaalt de kosten voor deze keuring? Wat houdt een logboek in en wat denkt u daarmee te bereiken. Flevokust zal niet worden opgehoogd met geschoonde AEC-bodemassen. BRC heeft ons op 20 november 2013 schriftelijk laten weten af te zien van de toepassing op Flevokust. 21. Hebben de Staten al besloten over de risicodragende rol van de provincie voor 17 december? Aangezien de inzet van de provincie is om voor die datum een definitieve overeenstemming met de terminalexploitant te hebben bereikt over de voorwaarden waaronder deze de terminal gaan realiseren? Nee, over het voorstel dat door Gedeputeerde Staten is ingediend wordt naar verwachting in januari 2014 door Provinciale Staten besloten. De overeenkomst tussen de provincie en de terminalexploitant zal dus onder voorwaarden zijn. 22. De provincie en de gemeente, dat zijn wij. Het lijkt ons niet meer dan logisch dan dat de nu vertrouwelijke documenten openbaar zijn. Toekomstige financiële belasting van de inwoners van de gemeente en de provincie gaat ons aan. Veel van de nu vertrouwelijke informatie is bedrijfsgevoelig, kan de gemeente schade opleveren of de onderhandelingen bemoeilijken. Om deze reden worden op basis van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur de betreffende bijlagen vertrouwelijk gehouden. Wij dienen daarmee niet alleen de belangen en rechten van onze partners, maar ook het maatschappelijk belang. 23. Een protocol houdt geen water tegen, hoe denkt u de handhaving letterlijk waterdicht te krijgen en verontreiniging door uitloging van vervuilde bodemassen te voorkomen? Flevokust zal niet worden opgehoogd met ongeschoonde noch met geschoonde AEC-bodemassen. BRC heeft ons op 20 november 2013 schriftelijk laten weten af te zien van de toepassing van bodemassen op Flevokust. Volgens BRC is het in de huidige markt, waarin AEC-bodemassen ongeschoond mogen worden toegepast onder bijvoorbeeld rijkswegen en viaducten, te duur om Flevokust op te hogen met geschoond materiaal. Er zullen dus ook geen vervuilde partijen worden aangevoerd. Ook het schoonmaken van ongeschoonde AEC-bodemassen op Flevokust wordt door het raadsbesluit van 2 juli 2013 voorkomen. Er kan daarom geen sprake zijn van uitloging van (geschoonde) AEC-bodemassen. Als gemeente hebben wij overigens het vertrouwen dat wij in samenwerking met de Omgevingsdienst, met omwonenden en met experts in staat zijn om de omgevingsvergunningen die worden verleend op Flevokust adequaat te handhaven en vervuiling van de bodem, de lucht en het grondwater te voorkomen.
24. Waarom blijft u Flevokust een multimodale (container)overslaghaven noemen, terwijl er geen treinverbinding is en de plannen ook niet voorzien in de komst van een trein? Het klopt dat de huidige plannen niet voorzien in de komst van een treinverbinding naar Flevokust. Met de aanleg van een haven voor de binnenvaart voegen wij een echter een andere (voor containervervoer belangrijke) modaliteit toe aan de regio Lelystad en aan Flevokust in het bijzonder. Flevokust wordt daarmee een bedrijventerrein dat, in tegenstelling tot het overgrote merendeel aan bedrijventerreinen in Nederland, middels verschillende modaliteiten bereikbaar is; multimodaal dus. 25. Hoe kan het dat er voor de MER geen startnotitie ter inzage heeft gelegen waar wij als bewoners op hebben kunnen reageren? Voor de MER heeft in 2008 een startnotitie ter inzage gelegen. Flevokust is nader uitgewerkt in samenwerking tussen de gemeente en Van der Wiel BV op basis van de in het Provinciaal Omgevingsplan (2006) geschetste ontwikkelingen. Dit initiatief leidde tot het starten van een MERprocedure voor de ontwikkeling van het terrein in 2008. Ten behoeve van de m.e.r.-procedure is een startnotitie (voorjaar 2008) opgesteld en ter inzage gelegd en heeft de commissie voor de m.e.r. richtlijnen opgesteld voor reikwijdte en detailniveau (april 2008). Hierop volgend zijn de benodigde onderzoeken uitgevoerd en is een concept MER opgesteld. Het MER is echter niet in procedure gebracht, omdat het initiatief niet verder gebracht werd. Het voorliggende MER bouwt voort op de kennis die in de eerdere fase is opgebouwd. Ook de toen gestarte procedure voor het m.e.r. is voortgezet met het opstellen van dit MER. 26. Kunt u aangeven wat de rechten van burgers zijn om bezwaar te maken tegen de kwalijke ontwikkeling van Flevokust zoals het college die voorstelt? Voor de aanleg van Flevokust zijn diverse vergunningen, toestemmingen en een planologische procedure (inclusief MER) noodzakelijk. Deze kennen elk hun eigen wettelijke procedure waarbinnen de mogelijkheid van zienswijzen of bezwaar is opgenomen. 27. Een beroepsprocedure bij de Raad van State kost geld. U maakt het uw burgers extra moeilijk bezwaar te maken, kunt u precies aangeven wie er bezwaar mogen maken. Iedereen die een rechtstreeks belang heeft bij de besluiten die tot stand zijn gekomen door middel van de gecoördineerde voorbereidingsprocedure (aanleg van Flevokust en het bestemmingsplan) staat het vrij om zienswijzen in te dienen en eventueel beroep aan te tekenen bij de Raad van State. Dat daarvoor griffierechten zijn verschuldigd volgt uit de Algemene wet bestuursrecht en is hetzelfde bij alle bestuursrechtelijke besluiten door de overheid. 28. Wie is financieel aansprakelijk wanneer na 10 jaar blijkt dat er sprake is van vervuild grondwater wat een bedreiging vormt voor de omliggende landbouw? Als gemeente hebben wij het vertrouwen dat wij in samenwerking met de Omgevingsdienst, omwonenden en experts in staat zullen zijn om de omgevingsvergunningen die worden verleend op Flevokust adequaat te handhaven en vervuiling van de bodem en het grondwater te voorkomen. Mocht dat niet het geval blijken en er toch sprake zijn van (grondwater)verontreiniging dan geldt dat de vervuiler daarvoor privaatrechtelijk aansprakelijk zal worden gesteld. 29. In januari dit jaar sprak de wethouder van een noodfonds voor de landbouw, waarom is daar nu geen sprake meer van? Het klopt dat er in het verleden sprake is geweest van een noodfonds. Dit fonds had tot doel een waarborg te zijn voor het gefaseerd schoonmaken van een substantiële op Flevokust opgeslagen werkvoorraad ongereinigde AEC-bodemassen. In het huidige voorstel zal Flevokust echter niet langer worden opgehoogd met AEC-bodemassen. BRC heeft ons op 20 november 2013 schriftelijk laten weten af te zien van de toepassing op Flevokust. Het doel dat voor ogen stond met het eerder genoemde noodfonds is daarmee komen te vervallen.
30. Klopt het dat het bij bedrijvenlijst 1 gaat om bedrijven met de grootste milieuhinder die in Amsterdam niet meer gewenst zijn? Nee, dat klopt niet. Lijst 1 bevat bedrijven die passen binnen het profiel van Flevokust en die bovendien onverkort voldoen aan de door de raad gestelde criteria met betrekking tot omgevingshinder. Het zijn niet bedrijven die in Amsterdam niet meer gewenst zijn; het zijn bedrijven die wij juist graag naar Lelystad zouden halen. 31. Is er al onderzoek gedaan naar de schadelijke stoffen die aanwezig zijn in betonpuin en naar de financiële haalbaarheid van het plan? Kan BRC aan voldoende materiaal komen om Flevokust op te hogen en zo nee, welke andere materialen staan ter beschikking? Waarom blijft de gemeente vasthouden aan op zijn minst discutabele ophoogmiddelen en waarom haalt u ophogen niet geheel uit het plan. In de vertrouwelijke business case en grondexploitatie en in de risicoparagraaf wordt aan de gemeenteraad duidelijk gemaakt dat het presenteerde voorstel inderdaad haalbaar is. BRC heeft op 20 november 2013 schriftelijk laten weten overtuigd te zijn van de mogelijkheden om in de huidige markt voldoende vrij toepasbare (secundaire) bouwstoffen, waaronder betonpuin, te betrekken voor de ophoging van Flevokust. Juist de toepassing van vrij toepasbare (secundaire) bouwstoffen, niet zijnde bodemassen, maakt het mogelijk om Flevokust aan te leggen. De vrij toepasbare secundaire bouwstoffen worden overigens al jarenlang in werken toegepast, passend binnen het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Omdat echter het ophogen van een bedrijventerrein volgens dat besluit niet als werk wordt gezien, is vrijstelling van het besluit nodig. Via de Crisis- en herstelwet wordt die vrijstelling mogelijk gemaakt.