Begroting 2006
Begroting 2006
Begroting 2006
Gedeputeerde staten van Drenthe September 2005
Colofon
Productie: Stafgroep Financiën en Control Grafische verzorging: Docucentrum provincie Drenthe
Begroting 2006
Voorwoord Voor u ligt de Begroting 2006. In deze begroting zijn de besluiten uitgewerkt die u dit voorjaar aan de hand van de Voorjaarsnota 2005 hebt genomen. De voortgaande uitvoering van het Collegeprogramma 2003‑2007 wordt in de Begroting 2006 op een inzichtelijke manier in beeld gebracht. Door middel van een vernieuwde opzet voor het Programmaplan is invulling gegeven aan de verdere doorontwikkeling die is aangekondigd in de brief van gedeputeerde staten van 20 mei 2005 aan de voorzitter en leden van provinciale staten. Hierbij is ook aangesloten bij de voorstellen die van de zijde van de staten zijn gedaan. Met name op het gebied van de presentatie van de doelstellingen van het beleid zijn verbeteringen nagestreefd. Wij vertrouwen erop dat de nieuwe begroting u wederom de nodige informatie biedt voor de uitoefening van uw kaderstellende en controlerende taak.
Het college van gedeputeerde staten van Drenthe
Begroting 2006
Inhoud
Voorwoord
3
Inleiding
7
Kerngegevens en uitgangspunten
9
I.
Beleidsbegroting
I.1. Programma 1.0. Programma 1.1. Programma 1.2. Programma 2.0. Programma 3.0. Programma 3.1. Programma 3.2. Programma 4.0. Programma 5.0. Programma 5.1. Programma 5.2. Programma 6.0. Programma 6.1. Programma 6.2. Programma 7.0. Programma 7.1. Programma 7.2. Programma 8.05. Programma 8.06. Programma 8.07.
Programmaplan Provinciale staten Bestuurlijke aangelegenheden Interprovinciale samenwerking Openbare orde en veiligheid Verkeer Beheer en onderhoud Vervoer Waterhuishouding Milieu algemeen Bodem Vergunningverlening en handhaving milieubeheer Landelijk Gebied Natuur Plattelandsbeleid Economie Toerisme en recreatie Landbouw Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg‑beleid Opgroeien Werken en leren
11 12 12 15 26 28 33 40 47 51 63 70 92 102 107 115 123 132 135 138 144 147
Begroting 2006
Programma 8.08. Programma 8.09. Programma 8.10. Programma 9.0. Programma 9.1. Programma 0.0.
Wonen en leefomgeving Participatie Parels van Drenthe Ruimtelijke Ordening Volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling Financiering en algemene dekkingsmiddelen
150 154 158 169 177 180
I.2. Paragraaf 2.1. Paragraaf 2.2. Paragraaf 2.3. Paragraaf 2.4. Paragraaf 2.5. Paragraaf 2.6. Paragraaf 2.7.
Paragrafen Lokale heffingen Weerstandsvermogen Onderhoud kapitaalgoederen Financiering Bedrijfsvoering Verbonden partijen Grondbeleid
191 191 194 203 209 213 220 224
II.
Financiële begroting
225
II.1.
Overzicht van baten en lasten, tevens Meerjarenraming 2006-2009
226
II.2.
Verklaring aanmerkelijke verschillen
231
II.3.
Incidentele baten en lasten
232
II.4.
Financiële positie en toelichting 4.1. Intensiveringen 4.2.Bezuinigingen 4.3. Investeringen naar nut 4.4. Financiering 4.5. Stand en verloop van reserves 4.6. Stand en verloop van voorzieningen
233 233 234 235 236 237 239
Begroting 2006
II.5.
Toelichting op belangrijke ontwikkelingen
240
Afkortingenwijzer
242
Begroting 2006
Inleiding De nu voorliggende Begroting 2006 is in haar opzet op enige punten gewijzigd ten opzichte van de vernieuwde Begroting 2005. Deze wijzigingen hebben met name betrekking op de opzet van het programmaplan. Voor het programmaplan wordt een op onderdelen gewijzigd format gebruikt, dat mede gebaseerd is op de voorstellen die vanuit de staten zijn gedaan. Het format gaat uit van de techniek van de “doelboom” voor het ordenen van doelstellingen; getracht is een dergelijke ordening ook in de provinciale doelstellingen aan te brengen.
De uiteenzetting van de financiële positie (financiële begroting) Inzicht in de financiële positie is van belang, mede met het oog op de continuïteit van de provincie. Daarom besteden wij afzonderlijk aandacht aan de financiële positie. Dit gebeurt ook in een meerjarig perspectief. Speciale aandacht geven wij aan investe‑ ringen, financiering, reserves en voorzieningen. Samen met het overzicht van baten en lasten is de uiteenzetting van de financiële positie het deel van de begroting dat de basis vormt voor de controle van de rechtmatigheid en het oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening door de accountant.
Hierna beschrijven wij kort de 4 onderdelen van de begroting. Het programmaplan (beleidsbegroting) In het programmaplan wordt per programma expliciet ingegaan op de maatschap‑ pelijke effecten en de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te verwe‑ zenlijken. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende drie vragen: Wat willen we? Wat gaan we ervoor doen? Wat gaat het kosten? Een programma wordt gedefinieerd als een cluster van samenhangende provinciale doelstellingen. De paragrafen (beleidsbegroting)
In de paragrafen worden onderwerpen behandeld die van belang zijn voor het inzicht in de financiële positie van de provincie. De paragrafen bevatten de beleidsuitgangs‑ punten van beheersmatige activiteiten en lokale heffingen en vallen daarom onder de beleidsbegroting. De paragrafen betreffen: Onderhoud kapitaalgoederen, Verbonden partijen, Grondbeleid, Financiering, Bedrijfsvoering, Weerstandsvermogen en Lokale heffingen. Het overzicht van baten en lasten (financiële begroting) Via vaststelling van de begroting autoriseren de staten het college tot het doen van uitgaven. Gezien het belang van een goed inzicht in de baten en lasten, worden de baten en lasten per programma weergegeven in een afzonderlijk overzicht. Dit overzicht is integraal, dat wil zeggen dat het alle baten en lasten bevat, zoals opgenomen in het programmaplan.
Van de verschillende onderdelen behoeft het programmaplan enige nadere toelichting. Het programmaplan bestaat per programma uit de volgende onderdelen: - Missie - Programmaonderdelen - Prioriteiten - Financieel totaaloverzicht Missie In het programmadeel van de nieuwe begroting begint de beschrijving van elk programma met een “missie”, waarin in het algemeen de maatschappelijke effecten worden beschreven waaraan het programma een bijdrage beoogt te leveren. Hier staat beschreven aan welke strategische doelen het programma een bijdrage levert. Er wordt een overzicht van strategische doelen gegeven. Strategische doelen zijn de verande‑ ringen die de overheid, i.c. de provincie, in de samenleving wil bereiken. Het geeft de koers op hoofdlijnen aan voor de langere termijn. Programmaonderdelen De beschrijvingen van de programmaonderdelen beantwoorden de volgende vragen. - Wat willen we bereiken? - Wat gaan we daarvoor doen? - Hoe stel ik vast of dat gaat lukken?
Begroting 2006
Ter beantwoording van deze vragen worden de doelstellingen beschreven en van indicatoren voorzien. Deze indicatoren worden nog nader doorontwikkeld. Verder wordt in de nieuwe duale begroting als onderdeel van de beschrijving van de program‑ ma’s per doelstelling een beschrijving gegeven van de concrete beleidsvoornemens van het provinciebestuur. Per programma-onderdeel wordt de volgende informatie verstrekt. - Bronnen van beleid Hier wordt een overzicht gegeven van (provinciale) documenten waarin het beleid/ de doelstellingen zijn vastgelegd. - Beschrijving doelstellingen en indicatoren Om een verdere verbetering van de kwaliteit van de indicatoren te bevorderen is een nieuw format gehanteerd voor de programmabeschrijving, waarbij de doelstel‑ lingen naar specifieke deeldoelstellingen worden uitgewerkt met daaraan verbonden indicatoren. Op deze wijze wordt bevorderd dat de doelstellingen in een onder‑ linge samenhang worden gepresenteerd en dat er meer samenhang komt tussen de doelstelling en de indicator waaruit blijkt of de doelstelling wel of niet bereikt is/wordt. Een indicator moet aansluiten bij de norm/streefwaarde in de doelstelling. De doelen sluiten aan bij de doelen die in de missie zijn genoemd. Voor het grootste deel geldt dat de nieuwe systematiek nog nieuw is en ook nog niet op alle gebieden is ingevuld. De komende jaren zal een gerichte actie ertoe leiden dat de verstrekte informatie elk jaar beter wordt. - Ontwikkelingen en knelpunten De categorie Ontwikkelingen en knelpunten is nieuw. Er bleek behoefte te bestaan aan beknopte achtergrondinformatie per programma over de belemmeringen en/of kansen die er bij/voor het bereiken van de provinciale doelstellingen zijn. - Beleidsvoornemens: beoogde resultaten Hier wordt kort en bondig aangegeven wat de resultaten zijn van de provinciale inzet voor het komende jaar. Het gaat om de resultaten van de producten of diensten die de provincie levert. Uitwerking Collegeprogramma Per programma wordt in het programmaplan aandacht besteed aan de voor dat programma aan de orde zijnde ombuigingen en intensiveringen voor de vijf hoofdlijnen van de uitwerking van het Collegeprogramma. Hierbij wordt aandacht besteed aan
die zaken die nieuw zijn ten opzichte van de al besproken prioriteiten in de Begroting 2005. Het gaat met name om een nadere verwerking en uitwerking van de besluiten in het kader van de Voorjaarsnota 2005. Deze worden door middel van de opmaak nader geaccentueerd. Op deze wijze is dwars door de begroting heen te volgen hoe de voortgaande uitvoering van het Collegeprogramma op heeft plaatsgevonden. In een afzonderlijk overzicht worden in de financiële begroting de financiële gevolgen van gekozen/voorgestelde acties samenvattend gepresenteerd. Financieel totaaloverzicht Per programma wordt een meerjarig overzicht gegeven van de lasten en baten die met de verschillende doelstellingen verbonden zijn. Per doelstelling wordt bij de lasten ook aangegeven in hoeverre het gaat om programmakosten en in hoeverre het gaat om apparaatskosten. Het overzicht is meerjarig en het kijkt ook terug naar de lopende begroting en de rekening van het afgelopen dienstjaar. Het te autoriseren deel van het overzicht bestaat per programma uit de totale lasten, de totale baten en het uiteindelijke saldo voor 2006 en de daarop volgende drie jaren, met inbegrip van de voorgestelde prioriteiten.
Begroting 2006
Kerngegevens en uitgangspunten Kerngegevens provincie Drenthe Sociale structuur Aantal inwoners Economische structuur Netto arbeidsparticipatie Beroepsbevolking (x 1.000) Werkzaam (x 1.000) Werkloos (x 1.000) Huishoudens rond het bijstandsniveau en het sociaal minimum (x 1.000)
482.415
62,7% 214 197 17 (7,8%)
Wegenbeheer Wegen (in km) Parallelwegen (in km) Fietspaden (in km) Faunatunnels
417 15 261 28
Vaarwegen (in km)
155
Woningvoorraad 198
Bedrijvigheid (in aantallen) Landbouw Industrie Bouw Handel Horeca Transport Zakelijke diensten Overige diensten
4.987 1.512 2.349 5.348 1.379 886 5.426 3.429
Fysieke structuur Oppervlakte (in km2) Oppervlakte cultuurgrond (in ha)
2.680,55 152.980
Bronnen: Drenthe in cijfers, Feiten over Drenthe en Centraal Bureau voor de Statistiek
197.427
10
Begroting 2006
Uitgangspunten Begroting 2006
Financiële kerngegevens Begroting 2006
Vertrekpunt voor de opstelling van de Begroting 2006 is de Begroting 2005 na vijf wijzigingen. De 5e wijziging van de Begroting 2005 was bij de voorbereiding van de Begroting 2006 nog niet vastgesteld, maar zal naar verwachting vastgesteld worden in oktober 2005.
Totaal
Per inwoner
Totale lasten voor bestemming resultaat
172.981.165
359
Totale baten voor bestemming resultaat
171.271.701
355
1.709.464
4
35.781.000
74
Onttrekking aan reserves (saldo) Opbrengst opcenten motorrijtuigenbelasting
Bij de opstelling van de begroting worden de volgende algemene uitgangspunten c.q. aannames gehanteerd. 2006
2007
2008
2009
2,00%
2,00%
2,00%
2,00%
77,4
79,0
80,5
82,1
0,71%
2,47%
1,47%
1,38%
Ontwikkeling prijzen Prijsmutatie materiele consumptie* Motorrijtuigenbelasting Opcenten tarief Provinciefonds Accres Renten Toegerekende rente
4,5%
4,5%
4,5%
4,5%
Lange rente financiering
3,5%
3,5%
3,5%
3,5%
Korte rente financiering
2,5%
2,5%
2,5%
2,5%
* De verwachting betreffende prijsstijging is voor 2005 gebaseerd op de ECB-doelstelling van 2%.
Uitkering Provinciefonds
61.151.244
127
Omvang algemene reserves per 1 januari 2006
28.831.156
60
Omvang bestemmingsreserves per 1 januari 2006
37.148.174
77
Omvang eigen voorzieningen per 1 januari 2006
5.273.790
11
Omvang voorzieningen middelen van derden per 1 januari 2006
7.480.198
16
I.
Beleidsbegroting
12
Programma 1.0. Provinciale staten
I.1.
Programmaplan
Programma 1.0.
Provinciale staten Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie Het Drentse beleid ten aanzien van provinciale staten (PS) is erop gericht om de gekozen volksvertegenwoordiging zo optimaal en zichtbaar mogelijk te laten functioneren door randvoorwaarden te scheppen in de vorm van budgetten, instrumenten en faciliteiten, alsmede door ondersteuning, advisering en begeleiding op alle relevante terreinen.
Programmaonderdeel 31001 Provinciale staten Contactpersoon: mevrouw I.M. Rozema, toestelnummer 57 95. Bronnen van beleid
- - - - - - - - - -
Provinciewet. Kieswet. Wet dualisering provinciebestuur. Adviezen van de Statenwerkgroep Drenthe Duaal. Vernieuwingsimpuls Interprovinciaal Overleg (IPO). Verordening vergoeding statenfracties. Verordening rechtspositie staten‑ en commissieleden. Verordening ambtelijke bijstand PS. Verordening Statengriffie Drenthe. Reglementen van orde voor de vergaderingen van PS en van de statencommissies.
13
Programma 1.0. Provinciale staten
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Onafhankelijke opstelling PS.
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1.1. Heldere scheiding van verantwoor‑
De verantwoordelijkheids‑ en taak
delijkheden tussen PS en gedeputeerde
verdeling tussen PS en GS zijn helder.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
0
25
35
40
18 (2004)
20
20
20
-
-
staten (GS). 1.2. Onafhankelijke bepaling van de eigen Aantal agendapunten dat door staten agenda.
of Presidium zelf is opgevoerd (in % van totaalaanbod aan agendapunten).
2. Grotere zichtbaarheid PS/meer contacten buiten 2.1. Gerichte en effectieve publiciteit door Mate waarin organisaties en burgers het provinciehuis.
en over PS.
weten wie PS zijn en wat zij doen (in % van bevolking van Drenthe).
2.2. De staten laten vaak hun gezicht
Aantal werkbezoeken door
buitenshuis zien.
staten(commissies).
2.3. Actieve informatievergaring uit de
Aantal discussieavonden, hoorzittingen en -
De reacties uit de samenleving
samenleving.
insprekers. Aantal reacties op het internet
via internet worden extra
(PS‑forum).
gestimuleerd.
3. Goede instrumentatie en facilitering van PS voor 3.1. Optimale informatievoorziening
De vorm van en hoeveelheid informatie is
Verbetering zoekfunctie in het
Papieren informatie wordt
Algehele digitalisering van de
optimale uitoefening van hun taken.
toegesneden op hetgeen noodzakelijk is
stateninformatiesysteem is
steeds meer vervangen door
informatievoorziening aan de
gereed.
digitale informatie.
staten.
Vergroting meetbaarheid
Doelstellingen van beleid zijn
aan PS.
voor goed functioneren van PS. 3.2. Doeltreffende controle door PS op
De instrumenten van PS voor effectieve
het beleid en het budget.
controle zijn bruikbaar en voldoende.
Begroting 2005. Verbeterde sturingsinformatie in de begroting.
doelstellingen en evaluatiege‑
meetbaar en worden regel‑
Verbetering relatie budget en
gevens.
matig geëvalueerd.
Idem.
Voor alle majeure beleidsnota’s
beleid. 3.3. Tijdige en effectieve kaderstelling
PS krijgen (tijdig) de ruimte om kaders
2 startdiscussies/ Aantal startnotities/‑discussies
door PS.
voor majeure beleidsonderwerpen aan
‑notities.
te geven.
wordt groter.
worden eerst startnotities besproken.
Ontwikkelingen en knelpunten
Door implementatie van de voorstellen van de Werkgroep Statendag zullen er in 2006 veel zaken veranderen in de wijze van opereren van de staten en de statencommissies. Er is daarin veel ruimte ingebouwd voor informele contacten tussen staten en publiek. Ook bestaat de mogelijkheid beter in te spelen op de politieke en bestuurlijke actualiteit. Deel van het succes hangt af van de actieve inbreng door fracties van agendapunten en een tijdig inzicht in de planning van behande‑ ling van statenstukken (dat laatste is van belang voor tijdige kaderstelling door PS).
14
Programma 1.0. Provinciale staten
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
De voorstellen van de Werkgroep Statendag zullen in 2006 worden geïmplementeerd. Deze moeten ertoe leiden dat PS effectiever kunnen vergaderen en dat er meer interactie mogelijk is tussen PS en maatschappelijke organisaties of burgers. De inrichting van de vergadering van de commissies geeft meer ruimte aan de wens tot meer gerichte kader stelling en controle door de staten. Het aantal statencommissies zal worden verminderd. Er zal een betere follow‑up aan werkbezoeken worden gegeven. In 2006 zal het gebruik van het internetforum van PS verder worden gestimuleerd, zodat de staten ook via dat medium kennis kunnen nemen van geluiden uit de samenleving. In 2006 is ook de versnelde toegang tot het stateninformatie systeem en de verbetering van de zoekfunctie daarbinnen gerealiseerd.
Financieel totaaloverzicht programma 31001 Provinciale staten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
422.664
1.501.044
-
-
-
-
Apparaatskosten
1.984.743
1.819.222
1.937.394
1.973.632
2.087.406
2.149.792
Totaal lasten
2.407.407
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
Totaal baten
4.644
-
-
-
-
-
2.402.763
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
Saldo Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2.407.407
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
Baten
4.644
-
-
-
-
-
Saldo
2.402.763
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
-BTUFOQSPHSBNNB1SPWJODJBMFTUBUFO -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
15 Programma 1.1.
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Bestuurlijke aangelegenheden Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie Het Drentse beleid over bestuurlijke aangelegenheden heeft als missie een democratisch bestuur dat effectief, efficiënt en transparant functioneert. Daarbij wordt specifiek ingezet op: - een slagvaardig provinciaal beleid en organisatie over strategische beleidsonderwerpen in overleg met medeoverheden; - financieel gezonde gemeenten; - een goede rechtsbescherming; - hoogwaardig onderzoek naar het te voeren en/of gevoerde bestuur.
Programmaonderdeel 31101 Gedeputeerde staten Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
- - - - - -
Collegeprogramma. Begroting. Productenraming. Beleidsnota’s. Openbare besluitenlijst van GS‑vergaderingen. Provinciale klachtenregeling.
16
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. De besluiten van GS zijn effectief, efficiënt en
1.1. GS verschaffen overeenkomstig
transparant.
de Wet openbaarheid van bestuur alle informatie over het beleid, de voorberei‑ ding en de uitvoering, zodra dat in het belang van een goede en democratische bestuursvoering noodzakelijk is.
2. Burgers, bedrijven, maatschappelijke instel‑
2.1. Beperken bezwaarschriften op grond Aantal bezwaarschriften/aantal gegrond/
lingen en overheden zijn tevreden over het door
van de Algemene wet bestuursrecht.
aantal deels gegrond.
2.2. Beperken klachten op grond van de
Aantal klachten/aantal gegrond.
2004: 65/1/6
GS gevoerde beleid. 2004: 1/0
Provinciale klachtenregeling.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het bereiken van de doelstellingen is mede afhankelijk van externe factoren. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Niet van toepassing.
Programmaonderdeel 31201 Kwaliteit openbaar bestuur Contactpersoon: de heer B.F. Potjer, toestelnummer 53 95. Bronnen van beleid
- Provinciewet. - Ambtsinstructie Commissaris van de Koningin (CvdK).
2007
Later
17
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Verbetering beleidscoördinatie in Drenthe.
1.1. Verbeterde afstemming beleids
Werkbezoeken.
2007
4
Later
6
initiatieven gemeenten/provincie/Rijk. 1.2. Transparante en gebruiksvriendelijke Burgerjaarverslag. verslaglegging relatie met burgers.
1
Reacties. Hits op website.
2. Verzorging goed lokaal bestuur.
2.1. Continuïteit kwalitatief goede
Benoemingen burgemeesters.
3
2
burgemeestersinvulling.
Begeleiding burgemeesters.
4
4
2.2.
Werkbezoeken.
4
6
2.3. Snelle afhandeling ombudsvragen.
Aantal ombudsgevallen
93
100
behandelingstijd. 3. Verbetering bestuursstructuur.
3.1. Structurering overleg overheden.
Aantal.
3.2. Borging informatie uitwisseling.
Afspraken.
4. Goede representatie en vertegenwoordiging
4.1. Continuïteit/transparantie en effecti‑ Aantal KO.
Drenthe.
viteit beoordeling KO en predikaten. 4.2. Instandhouding Prins Bernhard
Omvang budget/aantal bijdragen.
Cultuurfonds. 4.3. Informatieverschaffing/imago
Aantal bezoeken kon huis.
Niet van toepassing.
verbetering Drenthe.
Aantal bezoeken ambassadeurs.
Niet van toepassing.
Overige bezoeken en optredens.
20
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- - - - - -
Toename thematische werkbezoeken. Invoering Daisy (advies onderscheidingen) ter verhoging van transparante afhandeling. Gestructureerde contacten met burgemeesters en gemeenteraden. Kwalitatieve hoogstaande ondersteuning vertrouwenscommissies. Afhandeling ombudskwesties binnen 4 weken. Opbouw structurele overlegvormen overige overheden (waterschappen, gemeenten en rijksheren).
Investeringen In 2006 zal een investering plaatsvinden in de vorm van een dienstauto. Het betreft hier een investeringsuitgave in 2006 van € 18.000,‑‑. In 2009 is een investeringsuitgave van € 20.000,‑‑ voorzien.
18
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Programmaonderdeel 31301 Bestuurlijke organisatie Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
In het Collegeprogramma Werk maken in een veilig en sociaal Drenthe staat dat het college zich inzet voor een verster‑ king van de samenwerking met de Drentse gemeenten. Het college kiest hierbij voor een proactieve opstelling en synergie. Op pagina 6 staat dat mede naar aanleiding van de resultaten van de evaluatie van de gemeentelijke herindeling specifiek gewerkt wordt aan een verdere verbetering van de samenwerking met de Drentse gemeenten. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Een samenhangend strategisch beleid op het
Bestuurlijke overleggen tussen de
gebied van bestuurlijke organisatie.
provincie en medeoverheden.
2. Goede bestuurlijke verhoudingen met mede‑
Bestuurlijke overleggen tussen de
overheden.
provincie en medeoverheden.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Verbetering van de communicatie en de samenwerking met de Drentse gemeenten door: - bestuurlijke (portefeuillehouders)overleggen; - het organiseren van themabijeenkomsten.
2007
Later
19
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Programmaonderdeel 31401 Financieel toezicht Contactpersoon: de heer H.E.J. Wensing, toestelnummer 56 75. Bronnen van beleid
Beleidskader voor het financieel toezicht op de gemeenten en de gemeenschappelijke regelingen in de provincie Drenthe. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
1. Voorkomen ‑ binnen de mogelijkheden van
Aantal gemeenten dat beroep op collec‑
0 gemeenten
de provincie ‑ dat gemeenten in een uitzichtloze
tieve middelen van gemeenten doet.
(2005).
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
0
0
0
financiële positie raken en als gevolg daarvan een beroep moeten doen op de collectieve middelen van gemeenten.
Ontwikkelingen en knelpunten
Mogelijke knelpunten - Economische ontwikkelingen: economische ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat gemeenten in financiële problemen raken, bijvoorbeeld doordat meer mensen een beroep op de WWI doen dan van tevoren geraamd. - Ontwikkelingen waarop gemeenten geen of beperkte invloed kunnen uitoefenen: bijvoorbeeld de afschaffing van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting (OZB) en maximering van het OZB‑tarief. - Het door het Rijk op grond van medebewind vorderen van regelgeving of bestuur van een gemeente zonder dat het Rijk daar voldoende financiële middelen tegenover stelt, bijvoorbeeld de invoering van de WMO. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Financieel gezonde gemeenten.
20
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Programmaonderdeel 31603 Voormalig personeel Contactpersoon: de heer J. Post, toestelnummer 58 10. Bronnen van beleid
- Sociaal Statuut provincie Drenthe. - CAO. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
Correcte uitvoering rechtspositionele regelingen
-
2007
Niet van toepassing.
en afspraken.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Toelichting
Onder meer in het kader van reorganisaties en ombuigingstrajecten worden maatregelen genomen ten aanzien van de uitstroom ‑ op termijn ‑ van personeel. De kosten die daarmee gemoeid zijn worden bij dit programmaonderdeel begroot.
Programmaonderdeel 31604 Bestuurlijk onderzoek Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg - Verordening Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg. - Onderzoeksprogramma 2006 van PS. Onderzoek ex artikel 217a Provinciewet - Artikel 217a Provinciewet. - Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid provincie Drenthe 2004. - Onderzoeksprogramma 2006 van GS.
Later
21
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Door middel van audits een bijdrage leveren
1.1. De audits uit het
aan het zelfonderzoek van GS naar de doelmatig‑
Onderzoeksprogramma 2006 uitvoeren.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Aantal uitgevoerde audits.
2005: 2
Aantal overgenomen aanbevelingen.
Nog niet bekend.
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
6
8
10
heid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gevoerde bestuur. 1.2. Het geven van werkbare aanbeve‑ lingen na het verrichten van audits.
Ontwikkelingen en knelpunten
Ontwikkelingen De audittaak ex artikel 217a Provinciewet is in 2005 gestart met een beperkt aantal audits. In 2006 zal deze taak verder ontwikkeld worden door inbedding in de provinciale organisatie overeenkomstig de uitgangspunten van het project Maatstaf. Knelpunten Dit programmaonderdeel speelt ten aanzien van de kwaliteit van het gevoerde bestuur een indirecte rol. Door het verrichten van onderzoek en audits en het doen van aanbevelingen, kan een bijdrage worden geleverd aan de kwaliteit van het gevoerde bestuur. Of, en zo ja in hoeverre, die aanbevelingen worden overgenomen, is van meerdere factoren afhankelijk. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Onderzoeksprogramma 2006 ex artikel 217a Provinciewet, op basis waarvan een aantal onderzoeken wordt uitgevoerd. PS en Noordelijke Rekenkamer ontvangen een afschrift van het onderzoeksplan. GS brengen jaarlijks verslag uit aan PS over de bevindingen van de uitgevoerde onderzoeken. Een afschrift van dit verslag wordt aan de Noordelijke Rekenkamer gestuurd.
Programmaonderdeel 31605 Rechtsbescherming Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
Collegeprogramma: als uitgangspunt is hier opgenomen dat de kwaliteit van de dienstverlening hoog moet zijn. Hieronder wordt verstaan adequaat en klantvriendelijk.
22
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Een goede en adequate rechtsbescherming
- Kwantitatief: aantallen beroepsproce‑
bieden aan belanghebbenden die betrokken zijn
dures inzake beslissingen op het bezwaar‑ 2004 genomen beslissingen in
bij provinciale besluitvorming.
schrift.
- Inzake 22 (29%) van de 76 in
2007
20%
bezwaar is vervolgens beroep aangetekend bij de Rechtbank of de Raad van State.
- Kwalitatief: oordeel rechter, tevreden‑
Van de 9 uitspraken in beroep
heidsonderzoek belanghebbenden (in‑ en
is 1 (11%) gegrond, 1 (11%)
extern).
niet-ontvankelijk en 7 (78%)
10%
ongegrond. - Tijdigheid van de afdoening van
In 61% van de bezwaren is de
bezwaren en klachten.
termijn overschreden; exclusief
25%
de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is dit 32,5%.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het aantal ingediende beroepschriften hangt voor een deel samen met onvrede bij burgers over rijks‑ en/of provinciaal beleid. Dit ligt voor een deel vast en gaat uit van het algemeen belang. Het aantal beslissingen op bezwaar die door de rechter niet in stand wordt gelaten, is nu vrij klein. Echter, de vernieti‑ ging kan ook te maken hebben met het contrair gaan van het bestuursorgaan van het advies van de commissie. De termijnoverschrijding wordt tevens beïnvloed door de planning van de hoorzitting, afdoening van de zaak door de functionele afdeling, de zomerperiode, de complexiteit van de zaak (Wav). Uit het jaarverslag van 2004 blijkt dat de planning van de hoorzittingen opnieuw zal worden bezien. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
In 2005 voeren GS een onderzoek uit naar de tevredenheid van de “klanten” van de commissie. Zowel reclamanten, bestuurders en medewerkers van de provincie worden gevraagd naar hun ervaringen met de commissie. De hieruit voortvloeiende aanbevelingen zullen aanleiding geven om te kijken naar verbetermaatregelen. Verder terugdringen van het percentage termijnoverschrijdingen. Verwacht wordt dat het aanpassen van de planning van de hoorzittingen en de verruiming van de mandaatregeling van het hoofd van de Stafgroep Bestuurs‑, Juridische en Concernzaken hieraan een positieve bijdrage zullen leveren.
Later
23
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
Programmaonderdeel 31606 Kennisoverdracht Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
Gemeenschappelijke regeling Bestuursacademie Noord‑Nederland (BANN). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
1. Voldoen aan mogelijk toekomstige pensioen‑/ wachtgeldverplichtingen voor voormalig personeel van de BANN. 2. Bijdrage Nationale Ombudsman. 3. Bijdrage Stichting Instituut voor Onderzoek Overheidsuitgaven.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Niet van toepassing.
Financieel totaaloverzicht programma 31101 Gedeputeerde staten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
177.430
168.730
183.810
174.890
179.070
182.260
Apparaatskosten
2.374.505
2.200.737
2.299.284
2.342.291
2.477.317
2.551.356
Totaal lasten
2.551.935
2.369.467
2.483.094
2.517.181
2.656.387
2.733.616
Totaal baten
10.513
12.000
12.000
12.000
12.000
12.000
2.541.422
2.357.467
2.471.094
2.505.181
2.644.387
2.721.616
Saldo
24
31201 Kwaliteit openbaar bestuur
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
54.377
167.521
61.500
69.210
69.840
70.570
Apparaatskosten
806.796
589.003
628.669
640.428
677.347
697.590
Totaal lasten
861.173
756.524
690.169
709.638
747.187
768.160
-
35.000
-
-
-
-
861.173
721.524
690.169
709.638
747.187
768.160
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
195.673
110.043
123.500
125.810
133.063
137.039
Totaal lasten
195.673
110.043
123.500
125.810
133.063
137.039
Totaal baten Saldo 31301 Bestuurlijke organisatie
Programmakosten
Totaal baten Saldo 31401 Financieel toezicht gemeenten
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
195.673
110.043
123.500
125.810
133.063
137.039
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
217.803
246.122
190.262
193.821
204.994
211.121
Totaal lasten
217.803
246.122
190.262
193.821
204.994
211.121
Totaal baten Saldo 31603 Voormalig personeel
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
217.803
246.122
190.262
193.821
204.994
211.121
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
774.150
563.593
501.084
510.457
539.883
556.018
Totaal lasten
774.150
563.593
501.084
510.457
539.883
556.018
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
774.150
563.593
501.084
510.457
539.883
556.018
31604 Bestuurlijk onderzoek
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
2.696
48.200
27.300
27.800
28.200
28.700
-
-
150.572
153.388
162.231
167.079
Totaal lasten
2.696
48.200
177.872
181.188
190.431
195.779
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
2.696
48.200
177.872
181.188
190.431
195.779
Saldo
Apparaatskosten
Saldo
25 31605 Rechtsbescherming
Programma 1.1. Bestuurlijke aangelegenheden
2004
2005
2006
2007
2008
2009
23.387
26.000
27.000
27.600
28.100
28.700
Apparaatskosten
302.747
328.801
356.243
362.906
383.827
395.298
Totaal lasten
326.134
354.801
383.243
390.506
411.927
423.998
Programmakosten
Totaal baten Saldo 31606 Kennisoverdracht
-
-
-
-
-
-
326.134
354.801
383.243
390.506
411.927
423.998
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
9.712
9.812
9.912
10.012
10.112
Apparaatskosten
-
-
-
-
-
-
Totaal lasten
-
9.712
9.812
9.912
10.012
10.112
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
9.712
9.812
9.912
10.012
10.112
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
4.929.564
4.458.462
4.559.036
4.638.513
4.893.884
5.035.843
Baten
10.513
47.000
12.000
12.000
12.000
12.000
Saldo
4.919.051
4.411.462
4.547.036
4.626.513
4.881.884
5.023.843
Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB#FTUVVSMJKLFBBOHFMFHFOIFEFO -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
26
Programma 1.2.
Programma 1.2. Interprovinciale samenwerking
Interprovinciale samenwerking Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie Het Drentse beleid inzake provinciale samenwerking heeft als missie door interprovinciale samenwerking een slagvaardig provinciale organisatie.
Programmaonderdeel 31601 Interprovinciale betrekkingen Contactpersoon: de heer E.A. Martens, toestelnummer 54 14. Bronnen van beleid
In het Collegeprogramma Werk maken van veilig en sociaal Drenthe staat dat het college de deelname aan de bestaande samenwerkingsvormen met medeoverheden voortzet. Dit betreft onder andere de samenwerking tussen het Rijk, de overige provincies in het IPO, de samenwerking in het Samenwerkingsverband Noord‑Nederland (SNN) en de Nieuwe Hanze Interregio (NHI). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Bevorderen van een goede positionering van de
Continuering van de samenwerking met
Goede bestuurlijke en ambtelijke verhou‑
provincie via interprovinciale samenwerking zoals
andere provincies.
dingen met andere provincies.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
in IPO‑ en SNN‑verband.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Binnen het IPO en het SNN uitvoering geven aan de doelstellingen van het zowel het IPO en het SNN, zoals het stimu‑ leren en entameren van vernieuwingsprocessen binnen de provincies respectievelijk het bevorderen van gemeenschappe‑ lijk optreden van de noordelijke provincies tegenover derden, met name de Europese Unie (EU) en de rijksoverheid.
27
Programma 1.2. Interprovinciale samenwerking
Financieel totaaloverzicht programma 31601 Interprovinciaal overleg
Programmakosten Apparaatskosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
867.469
1.042.000
946.100
976.900
1.008.500
1.040.200
628.436
547.703
337.360
343.670
363.482
374.345
Totaal lasten
1.495.905
1.589.703
1.283.460
1.320.570
1.371.982
1.414.545
Totaal baten
18.389
16.500
16.830
17.170
17.510
34.000
1.477.516
1.573.203
1.266.630
1.303.400
1.354.472
1.380.545
Saldo Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.495.905
1.589.703
1.283.460
1.320.570
1.371.982
1.414.545
Baten
18.389
16.500
16.830
17.170
17.510
34.000
Saldo
1.477.516
1.573.203
1.266.630
1.303.400
1.354.472
1.380.545
-BTUFOQSPHSBNNB*OUFSQSPWJODJBMFTBNFOXFSLJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
28
Programma 2.0.
Programma 2.0 Openbare orde en veiligheid
Openbare orde en veiligheid Portefeuillehouder: de heer A.L. ter Beek. Missie De provincie Drenthe is goed voorbereid om de veiligheid van zijn burgers te behouden en te verbeteren.
Programmaonderdeel 32001 Handhaving openbare orde Contactpersoon: de heer Js. Bos, toestelnummer 54 00. Bronnen van beleid
- - - -
Ambtsinstructie CvdK. Wet rampen en zware ongevallen. Beleidsnotitie Openbare orde en veiligheid 2004. GS‑programma 2003‑2007.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Tevredenheid bevolking over politiediensten.
1.1. Goede politiezorg in Drenthe. 1.2. Voldoende politie bij grootschalige
Criminaliteitsmeter.
Jaarverslag politie
Veiligheidsgevoel.
2003.
Honorering eventuele bijstandsaanvraag.
evenementen. 2. Tevreden politie door efficiënte afhandeling
Bereikbaarheid piket.
bijstand.
Tijdsverloop informele procedure. Afhandelingstermijn formele procedure.
3. Verhoging integrale veiligheid.
3.1. Uitvoering integrale veiligheidsprojecten. Aantal gestarte en afgeronde projecten. 3.2. Intensievere samenwerking overheden,
Aantal bijeenkomsten Rijksplanologische
politie en bedrijfsleven.
Commissie (RPC) en netwerk veilig Drenthe (NVD).
4. Handhaving vertrouwen in integere overheid.
3.3. Tot stand brengen integrale veiligheids‑
Aantal integrale veiligheidsplannen en
aanpak in Drenthe.
dekkingsgraad in Drenthe.
4.1. Geen integriteitsproblemen.
Klachten. Ombudsverzoeken.
2007
Later
29
Programma 2.0 Openbare orde en veiligheid
Ontwikkelingen en knelpunten
In 2006 zal een evaluatie van de politiediensten afgerond worden. Daarnaast is de opzet van de veiligheidsregio in 2006 voorzien, waarin ook de openbare ordeproblematiek wordt ondergebracht. In het kader van de crisisbeheersing worden er over de informatieuitwisseling en bijstandverlening nieuwe procedures vastgesteld. Bij evenementen zal steeds vaker sprake zijn van incidentvoorbereiding in integrale sfeer. De provincie is daarbij een van de veiligheidspartners. Het noodnet zal op termijn moeten worden vervangen door een beveiligd en geavanceerd informatienetwerk. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- - - -
Participatie aan netwerk en ten minste 1 project van RPC Drenthe. Participatie aan NVD en organisatie van ten minste 1 thematische actie. Opzetten integriteitstoetsing. Opzet veiligheidskoepel in Drenthe in aansluiting met veiligheidsregio.
Programmaonderdeel 32101 Rampenbestrijding en crisisbeheersing Contactpersoon: mevrouw M. Sanna, toestelnummer 54 02. Bronnen van beleid
- - - - - -
Ambtsinstructie CvdK. Wet rampen en zware ongevallen. Wet kwaliteit rampenbestrijding. Diverse sectorwetten. Beleidsnotitie Openbare orde en veiligheid 2004. GS-programma 2003‑2007.
30
Programma 2.0 Openbare orde en veiligheid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
2006 2. Adequate aanpak bij calamiteiten.
2.1. Operationele rampenplannen
Aantal goedkeuringen.
2007
Later
1/4
0
(dat wil zeggen goedgekeurd en in uitvoering), c.a. 2.2. Integraal oefenbeleid.
Vastgesteld plan en uitgevoerde acties.
0/0
1/4
1/6
2.3. Transparant rapportagesysteem.
Ontwikkelingsfase integrale veiligheids‑
Fase 0.
Planontwerp.
Implementatie.
Organisatiebeschrijving.
Ja.
Herzien.
3.2. Participatie in veiligheidsregio.
Deelname, aantal bijeenkomsten.
Nee, 0.
Ja, 100%.
3.3. Geoefende bemensing.
Aantal oefeningen, evaluaties.
4 vigeb,
scorekaart. 3. Goed crisismanagement.
3.1. Transparante eenduidige organisatie in Drenthe.
100%
100% 4 Vigeb, 1 bestuurlijk.
1 bestuurlijk. 4. Transparant risicoregister.
4.1. Openbare digitale en up‑to‑date
Actualisatietermijn.
risicokaart.
Niet van toepassing. 1 jaar.
8 maanden.
6 maanden.
24 uur/7 dagen. Beschikbaarheid.
0
Aantal hits. 4.2. Goed beheer risico-informatie
Helpdesk acties.
systeem.
Storingen.
Niet van toepassing.
Ontwikkelingen en knelpunten
De opzet van de veiligheidsregio is in 2006 voorzien, waarin ook de openbare veiligheidsproblematiek wordt onder‑ gebracht. In het kader van de crisisbeheersing worden er over de informatie-uitwisseling en bijstandverlening nieuwe procedures vastgesteld. Bij evenementen zal steeds vaker sprake zijn van incidentvoorbereiding in integrale sfeer. De provincie is daarbij een van de veiligheidspartners. Het noodnet zal op termijn moeten worden vervangen door een beveiligd en geavanceerd informatienetwerk. Drenthe doet mee aan interprovinciaal oefenbeleid en is deelnemer in het multidisciplinair oefenteam Drenthe. Op beide niveaus worden nieuwe oefencycli ontwikkeld die in 2006 gestalte moeten krijgen. De veiligheidsregio zal leiden tot een nieuwe crisismanagementstructuur in 2006 en naar verwachting zullen in 2006 de meeste plannen voor goedkeuring worden voorgelegd aan GS.
100%
31
Programma 2.0 Openbare orde en veiligheid
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Afronden goedkeuring en eerste toetsingscyclus Wet kwaliteit rampenbestrijding. - Actualisatie beleidsnotitie Openbare orde en veiligheid. - Opzet bestuurlijk rapportagesysteem, waarin voortgebouwd kan worden op een nog te ontwikkelen veiligheids scorekaart (IPO). - Uitvoering acties Beleidsnotitie Openbare orde en veiligheid. - 1 netwerkbijeenkomst veiligheid. - Instandhouden en mogelijk 1 nieuwe applicatie risicokaart Drenthe.
Programmaonderdeel 32201 Bosbrandbestrijding Contactpersoon: de heer G. Oosten, toestelnummer 52 78. Bronnen van beleid
Statuut Stichting Bosbrandbestrijding in de 3 noordelijke provincies. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Schadebeperking bosbrand.
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Brandschade in hectares.
Nulmeting
0
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
0
0
0
Ontwikkelingen en knelpunten
De stichting wordt, inclusief werkopdracht, ondergebracht bij de regionale brandweer. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Verbreken van de relatie met de stichting.
32
Programma 2.0 Openbare orde en veiligheid
Financieel totaaloverzicht programma 32001 Handhaving openbare orde en
2004
2005
2006
2007
2008
2009
veiligheid
Programmakosten
30.733
10.000
-
-
-
-
Apparaatskosten
51.826
225.751
211.452
215.407
227.825
234.634
Totaal lasten
82.559
235.751
211.452
215.407
227.825
234.634
Totaal baten Saldo 32101 Rampenbestrijding en crisisbeheersing
-
10.450
-
-
-
-
82.559
225.301
211.452
215.407
227.825
234.634
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
59.458
287.940
108.816
110.566
112.356
112.995
Apparaatskosten
395.669
375.864
453.045
461.519
488.124
502.713
Totaal lasten
455.127
663.804
561.861
572.085
600.480
615.708
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
455.127
663.804
561.861
572.085
600.480
615.708
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Saldo 32201 Bestrijding bosbranden
Programmakosten
-
1.650
1.690
1.730
1.770
1.800
Apparaatskosten
4.886
11.485
3.481
3.546
3.751
3.863
Totaal lasten
4.886
13.135
5.171
5.276
5.521
5.663
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
4.886
13.135
5.171
5.276
5.521
5.663
Saldo Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
542.572
912.690
778.484
792.768
833.826
856.005
Baten
-
10.450
-
-
-
-
Saldo
542.572
902.240
778.484
792.768
833.826
856.005
-BTUFOQSPHSBNNB0QFOCBSFPSEFFOWFJMJHIFJE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
33 Programma 3.0.
Programma 3.0. Verkeer
Verkeer Portefeuillehouder: de heer S.B. Swierstra. Missie “Mobiliteit mogelijk maken” Het Drents verkeers‑ en vervoersbeleid heeft als missie: “Mobiliteit mogelijk maken”. Wij zorgen voor een netwerk van (water)wegen en openbaar vervoer (OV) in de provincie Drenthe. Wij werken aan een veilig en doelmatig, comfortabel en aantrekkelijk netwerk, dat wij goed beheren en steeds verbeteren. Wij zoeken daarbij altijd naar een evenwicht tussen mobiliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid.
Programmaonderdeel 33002 Opstellen en uitdragen provinciaal beleid verkeer en vervoer Contactpersoon: mevrouw S.W.T. Gerritsen, toestelnummer 54 84. Bronnen van beleid
- - - - -
Provinciaal Verkeers‑ en Vervoersplan (1996). Bereikbaarheidsprofiel Noord‑Nederland (2001). Collegeprogramma 2003‑2007. POP II, Hoofdstuk C.5 Verkeers‑ en vervoersinfrastructuur. Nota mobiliteit (in concept).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Integraal provinciaal verkeers‑ en vervoers
1.1. Een met het Verkeers‑ en
POP II Provinciaal uitvoeringsprogramma
beleid opstellen.
Vervoersberaad Drenthe (VVBD)
(PUP) VV.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
afgestemd POP II Uitwerkingsprogramma verkeer en vervoer (VV). 1.2. Een in samenspraak met regionale partners opstellen van een regionaal investeringsprogramma en het provinciaal uitvoeringsprogramma.
Jaarlijks PUP.
2007
Later
34
Doelen
Programma 3.0. Verkeer
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2. Provinciaal verkeers- en vervoersbeleid breed
2.1. Beïnvloeding beleidsvorming en
uitdragen.
–uitvoering van Rijk, gemeenten en buur‑
2007
provincies via IPO, SNN en VVBD. 2.2. Monitoring van de uitvoering en van
Jaarlijkse monitor.
de effecten van het VV‑beleid. 2.3. Opstellen van een jaarverslag over de Jaarverslag VV. resultaten van het uitvoeringsprogramma van het voorgaande jaar.
Ontwikkelingen en knelpunten
De vaststelling van het POP II Uitwerkingsprogramma VV is afhankelijk van de vaststelling van de Nota mobiliteit. Essentiële onderdelen uit deze nota moeten volgens de Planwet verkeer en vervoer binnen anderhalf jaar na de plano logische kernbeslissing (PKB) in een provinciaal verkeers‑ en vervoersplan worden opgenomen. De besluitvorming rond die PKB kan mogelijk vertragend werkend op de definitieve versie van het POP II Uitwerkingsprogramma VV. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- - - - - - - - -
Het POP II‑uitwerkingsprogramma wordt vastgesteld. Het opstellen van een jaarlijks PUP. De noordelijke visie (SNN) wordt ingebracht in de Nota mobiliteit. Start (verkorte) tracéwetprocedure structurele maatregelen Zwolle-Meppel (actor Rijkswaterstaat Oost‑Nederland). Vastgesteld bestemmingsplan ombouw knooppunt Lankhorst (actor gemeente Staphorst en Rijkswaterstaat Noord‑Nederland). Zicht op uitvoerings‑ en financieringsplanning gefaseerde verdubbeling N33. Het Bereikbaarheidsprofiel wordt geactualiseerd (actor SNN). Het opstellen van een jaarlijkse Monitor verkeer en vervoer (actor SNN). Duidelijkheid over overdracht van taken en bevoegdheden luchtvaart naar de provincie.
Later
35
Programma 3.0. Verkeer
Programmaonderdeel 33003 Veilige Bereikbaarheid in een leefbaar Drenthe Contactpersoon: mevrouw S.W.T. Gerritsen, toestelnummer 54 84. Bronnen van beleid
- - - - -
Provinciaal verkeer‑ en vervoersplan (1996). Bereikbaarheidsprofiel Noord‑Nederland (2001). Collegeprogramma 2003‑2007. POP II, Hoofdstuk C.5 Verkeers‑ en vervoersinfrastructuur. Nota mobiliteit (in concept).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Bereikbaarheid handhaven/verbeteren.
1.1. Goede basiskwaliteit afwikkeling
Intensiteit/capaciteit < 0,8 reistijd.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
Alle stroomwegen hoogwaardige ongelijkvloerse
verkeer.
auto(snel)wegen.
1.2. Goede basiskwaliteit bereikbaarheid
De stedelijke centra zijn in 2010 vanuit de omliggende
stedelijke centra.
kernen in een straal van 15 km op alle tijdstippen van de dag gemotoriseerd bereikbaar binnen 30 minuten. Per fiets geldt dit voor radiale fietsverbindingen gericht op het centrum in een straal van 7,5 km. Een maximale maaswijdte van het fietsnet van ca. 3,5 km wordt daarbij nagestreefd.
1.3. Noordelijke ontwikkelingsas met
Realisatie structurele maatregelen A28, A37, N33, N34, N48.
Drenthe als schakel tussen Randstad en Noord‑ en Noordoost‑Europa optimaliseren. Verkeersslachtoffers.
2. Verkeersveiligheid verbeteren.
- 30% doden. - 25% gewonden.
2.1. Herkenbare wegen door invoering
Reconstructie x‑aantal wegen volgens planning in PUP.
essentiële kenmerken. 2.2. Terugdringen van het aantal
In combinatie 2.1.
rijongevallen. 2.3. Verbeterd gedrag door een mens
Gedragsmaatregelen in de 3 regio’s volgens planning PUP.
gerichte benadering. 2.4. Een veilige ecologische (hoofd)
Opheffen x‑aantal knelpunten tussen infrastructuur en
structuur.
ecologische (hoofd)structuur volgens planning PUP.
36
Programma 3.0. Verkeer
Ontwikkelingen en knelpunten
Kansen liggen er door de beschikbare middelen voor deze collegeperiode in de reserve Verkeer en Vervoer. Knelpunten kunnen ontstaan door vertraging in planprocedures, de financiële dekking (bij derden), tegenvallende aanbesteding en dergelijke. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- De uitvoering van een gezamenlijk met gemeenten opgesteld maatregelenpakket gericht op de stedelijke bereikbaar‑ heid. Afspraken worden vastgelegd in convenanten. Specifieke aandacht voor de regio Groningen‑Assen en Emmen. - De invoering van de essentiële kenmerken (Duurzaam Veilig, fase2) in combinatie met het terugdringen van het aantal rijongevallen (planning opgenomen in PUP 2006). - De uitvoering van een gezamenlijk pakket gedragsmaatregelen in 3 regio’s onder verantwoordelijkheid van de gemeenten (planning opgenomen in PUP 2006); Investeringen In de komende jaren zijn diverse investeringen voorzien op het gebied van verkeer en vervoer. De hiermee gepaard gaande investeringsuitgaven bedragen € 22.390.000,‑‑ in 2006, € 18.650.000,‑‑ in 2007, € 14.800.000,‑‑ in 2008 en € 7.891.500,‑‑ in 2009. De hieraan verbonden kapitaallasten komen ten laste van de reserve Infrastructuur en de reserve Investeringen verkeer en vervoer. De besteding van de 22,4 miljoen in 2006 is globaal als volgt: - Inrichting N381 volgens de nieuwe richtlijnen en breedtes: 6 miljoen. - Reconstructie en herinrichting diverse andere provinciale wegen overeenkomstig richtlijnen en gedragsbeïnvloedende maatregelen daarop: 1,6 miljoen. - Maatregelen op de wegen in Noord-Drenthe (transferium Hoogkerk): 0,6 miljoen. - Maatregelen op de wegen rond Assen (N371 en N919: 1,7 miljoen) + bijdrage Assen t.b.v. bereikbaarheid (4 miljoen; nog niet te noemen); totaal dus : 5,7 miljoen. - Maatregelen op de wegen rond Emmen (Vierslagen: 3 miljoen) + bijdrage bereikbaarheid Emmen (1 miljoen; nog niet te noemen): totaal dus: 4 miljoen. - Bijdrage bereikbaarheid Hoogeveeen (0,5 miljoen). - Corridor Havelte Meppel: 1 miljoen. - OV-voorzieningen (incl. Kolibri): 3 miljoen.
37
Programma 3.0. Verkeer
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn bereikbaarheid Dotatie Verkeer en Vervoer Door de met ingang van de Begroting 2005 beschikbaar gekomen middelen is het mogelijk gemaakt het ambitieuze Collegeprogramma handen en voeten te geven. Het accent van het verkeers‑ en vervoersbeleid ligt in deze collegeperiode bij de bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de invoering van Duurzaam Veilig fase 2. In 2007 bekijken wij of met de dotatie van € 6 miljoen per jaar de lijn van dit college kan worden voortgezet, binnen de financiële randvoorwaarden die voor de provincies gelden op basis van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Gezamenlijke programmering met de steden krijgt “in de tweede helft” vorm Een vaste dotatie per jaar in de Bestemmingsreserve investeringen verkeer en vervoer maakt een meerjarenprogrammering mogelijk. Met gemeenten zijn en worden nadere bestuurlijke afspraken gemaakt over een corridorsgewijze aanpak van de bereikbaarheidsproblematiek. Een gezamenlijk met de gemeenten uit te voeren maatregelenpakket heeft een nauwe relatie met de Programmalijn stedelijke ontwikkeling. Assen‑Zuid is een voorbeeld van de vernieuwende aanpak door de provincie. Samen met Assen is rond het knooppunt A28/N33 een visie ontwikkeld die ingebracht is bij verdere onderhandeling met het Rijk over de gefaseerde verdubbeling van de N33. Naar herkenbare wegen Ter verbetering van de verkeersveiligheid zijn er landelijke afspraken over de herkenbaarheid van wegen. In Drenthe combineren wij deze essentiële herkenbaarheidkenmerken met het terugdringen van het aantal rijongevallen (het in de berm raken). Als één van de eerste stroomwegen in Nederland is de N381 tussen Emmen en de Friese grens in 2006 volledig aan deze nieuwe richtlijnen aangepast. Voor de overige provinciale wegen wordt aansluiting gezocht bij het onderhoudsprogramma. De provincie heeft voor Rijkswaterstaat de N34 tussen Gieten en De Punt gereconstrueerd. Daarbij was het, vooruitlopend op de overdracht van deze weg, mogelijk de gewenste maatregelen volgens de nieuwste richtlijnen aan te brengen. Binnen de ruimte van de Voorjaarsnota 2005 is het mogelijk hiervoor € 400.000,‑‑ vrij te maken. Provinciaal uitvoeringsprogramma Een concreet overzicht van alle verkeers‑ en vervoersactiviteiten gericht op infrastructuur, gedragsbeïnvloeding en handhaving, wordt jaarlijks vastgelegd in het PUP. Er staan zowel projecten van de provincie als van derden in. Voor 2006 is het provinciale aandeel in dit uitvoeringsprogramma geraamd op ruim € 22 miljoen.
38
Programma 3.0. Verkeer
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Stedelijke bereikbaarheid Een belangrijk onderdeel van stedelijke ontwikkeling is de bereikbaarheid. De steden kunnen alleen hun aantrekkelijkheid voor wonen en bedrijfsvestiging behouden als ze goed bereikbaar en ontsloten zijn. Via de vervoersmodaliteiten willen wij maatregelen treffen voor een vlotte en veilige doorstroming en afwikkeling van het verkeer. Daarbij wordt de zogenaamde corridoraanpak voorgestaan voor de bereikbaarheid van de steden vanuit de regio en een goede circulatie in het stedelijk gebied zelf. Binnen de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling is dit belang aangegeven door bereikbaarheid te benoemen als 1 van de 4 centrale thema’s en dit thema mede richtinggevend te doen zijn voor de selectie van projecten voor de agenda per stad: ontwikkelen knooppunt Assen‑Zuid, ontsluiting van nieuwe uitleg en bedrijventerreinen, ontwikkelen van OV‑knooppunten en dergelijke. In deze ontwikkelingen en projecten zal ‑ in overleg met de betrokken gemeenten ‑ actief worden geparticipeerd. In een aantal gevallen zal het initiatief worden genomen voor het realiseren van gewenste ontwikkelingen. De inzet voor de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling valt in de 5 steden in belangrijke mate samen met de inzet voor de Hoofdlijn bereikbaarheid. Middelen hiervoor komen voornamelijk uit de Reserve investeringen Verkeer en Vervoer. Vanuit de speciaal ingestelde reserve Stedelijke ontwikkeling (zie programma 9.1.) wordt in een aantal gevallen bijgedragen in proceskosten. Invulling bezuinigingen In het kader van de invulling van de bezuinigingen op wettelijke en autonome taken is met ingang van 2006 een structurele bezuiniging van € 10.000,‑‑ op de kosten van verkeerswaarnemingen meegenomen. Daarnaast is met ingang van 2006 een structurele bezuiniging van € 24.000,‑‑ op de kosten van bevordering van de mobiliteit meegenomen.
39
Programma 3.0. Verkeer
Financieel totaaloverzicht programma 33002 Opstellen en uitdragen provinciaal
2004
2005
2006
2007
2008
2009
3.270.981
370.000
175.000
176.000
178.000
179.000
825.903
786.080
515.313
524.952
555.214
571.807
Totaal lasten
4.096.884
1.156.080
690.313
700.952
733.214
750.807
Totaal baten
3.174.906
-
-
-
-
-
921.978
1.156.080
690.313
700.952
733.214
750.807
2004
2005
2006
2007
2008
2009
8.498.981
9.298.578
11.450.926
13.414.471
14.779.697
15.860.517
beleid verkeer en vervoer
Programmakosten Apparaatskosten
Saldo 33003 Veilige bereikbaarheid in leefbaar Drenthe
Programmakosten Apparaatskosten
1.923.655
2.192.185
2.367.372
2.411.653
2.550.678
2.626.909
Totaal lasten
10.422.636
11.490.763
13.818.298
15.826.124
17.330.375
18.487.426
Totaal baten
4.267.914
2.680.000
4.440.725
4.440.725
4.440.725
4.440.725
Saldo
6.154.722
8.810.763
9.377.573
11.385.399
12.889.650
14.046.701
Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
14.519.520
12.646.843
14.508.611
16.527.076
18.063.589
19.238.233
Baten
7.442.820
2.680.000
4.440.725
4.440.725
4.440.725
4.440.725
Saldo
7.076.700
9.966.843
10.067.886
12.086.351
13.622.864
14.797.508
-BTUFOQSPHSBNNB7FSLFFS -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
40
Programma 3.1.
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Beheer en onderhoud Portefeuillehouder: de heer S.B. Swierstra. Missie Het provinciaal wegenbeheer is erop gericht in samenspraak met partners een optimale balans te bereiken tussen veiligheid, bereikbaarheid, milieu (inclusief duurzaamheid), leefbaarheid, klantgerichtheid en kosten, waarbij veiligheid voorop staat. Het provinciaal vaarwegbeheer is erop gericht in samenspraak met partners een optimale balans te bereiken tussen veiligheid, bereikbaarheid (van “natte” bestemmingen), milieu (inclusief duurzaamheid), leefbaarheid (inclusief cultuur), klantgerichtheid en kosten. Hierbij is het beleid de bestaande vaarwegen (thans 154 km) voor de scheepvaart beschikbaar te houden en aantrekkelijker te maken en voor de recreatievaart het streven de ontbrekende schakels Zuidlaardermeer ‑ Oost‑Groningen en Erica ‑ Ter Apel als vaarweg te herstellen.
Programmaonderdeel 33103 Beleid duurzaam beheer provinciaal wegennet Contactpersoon: de heer T. Woestenburg, toestelnummer 57 40. Bronnen van beleid
- Wet‑ en regelgeving. - Handboek wegenontwerp en andere richtlijnen van de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Weg‑/waterbouw te Ede. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Een Beleidsplan wegenbeheer waaraan het
1.1. Nieuwe hoofdstukken toevoegen en/
Per 1 januari 2005
beleid (“Het waarom”) van het wegenbeheer ten
of bestaande hoofdstukken aanpassen.
14 van 21 hoofd‑
2007
Alle hoofdstukken gereed.
stukken gereed.
grondslag ligt.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het weg‑ en vaarwegbeheer wordt op afstand gestuurd via contractmanagement. De inhoud van dat beheer is opgenomen in het Managementraamcontract 2004‑2013 en in het jaarcontract. De argumentatie van die inhoud ligt in de verre historie, maar is niet voor alle onderdelen van het beheer terug te voeren op concrete en expliciete besluiten. Daarin voorziet het Beleidsplan wegen en kanalen. Dat beleidsplan wordt modulair opgesteld, elk “hoofdstuk wordt een apart besluit”, en die verschillende besluiten worden gebundeld. Door veranderende omstandigheden en wet‑ en regelgeving zal er nooit een volmaakt beleidsplan ontstaan.
Later
41
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Beleidsplan vervolmaken en aanpassen aan nieuwe wet‑ en regelgeving. Beleidsvisie uitdiepen voor de ontbrekende schakels.
Programmaonderdeel 33104 Wegennet (wegenbeheer) Contactpersoon: de heer J.F. Meek, toestelnummer 53 48. Bronnen van beleid
- Beleidsplan wegenbeheer (programma 33103). - POP. - Managementraamcontract wegenbeheer + Jaartranche 2006. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Provinciaal wegennet dat kwalitatief van ruim
2007
1.1. Realiseren optimale bereikbaarheid.
voldoende niveau is met zo weinig mogelijk verkeersoponthoud (behoudens calamiteiten en grootonderhoud/reconstructies), tegen zo laag mogelijke kosten. 1.2. Reductie verkeersslachtoffers.
Zie programma 3.0 Verkeer.
Aantal verkeersslachtoffers ingedeeld in categorieën.
1.3. Reductie faunaslachtoffers.
Aantal faunaslachtoffers.
2004: 537 slachtoffers.
1.4. Reductie ecologische knelpunten.
Aantal geregistreerd knelpunten.
93 knelpunten per
1.5. Instandhouden/toename beplanting.
Bomenbestand.
1 januari 2005. Bomenbestand eind 2004 is 32.854. 2. Reconstructie N381, volgens nieuwste regel
2.1. De gehele weg ingericht volgens de
geving, geheel afronden.
nieuwste regelgeving.
Nog 23 km reconstrueren.
15 km gereed.
100% gereed.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Instandhouden van het wegennet volgens het beleidsplan en het Managementraamcontract wegenbeheer.
Later
42
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Hierbij wordt het grootonderhoud uitgevoerd volgens een meerjarenplanning, waarbij het plan voor 2006 eind 2005 aan de hand van recentelijk uitgevoerde inspecties wordt vastgesteld. Tevens worden zo mogelijk de PUP‑projecten in het grootonderhoud meegenomen en worden de wegen zonodig aangepast aan de nieuwste wet‑ en regelgeving. Bij de grootonderhoudsprojecten worden, waar het wenselijk en mogelijk is, ecologische (fauna) voorzieningen aangebracht.
Programmaonderdeel 33304 Vaarweg Meppel‑De Punt Contactpersoon: de heer W. Paas, toestelnummer 53 31. Bronnen van beleid
- Beleidsplan vaarwegenbeheer (programma 33306). - POP. - Managementraamcontract vaarweg Meppel‑De Punt + Jaartranche 2006. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Integraal veilige bereikbaarheid over provinciale 1.1. Optimale bereikbaarheid.
Aantal scheepvaartpassages bij de
vaarwegen.
Paradijssluis. 1.2. Zo min mogelijk hinder voor milieu,
2007
Later
3.880 passages in 2004.
Reductie faunaslachtoffers.
In 2004 7 slachtoffers.
1.3. Integraal veilige vaarweg.
Reductie verkeersslachtoffers.
In 2004 geen slachtoffers. 0
0
0
2.1. Afname illegale ligplaatsinname.
Aantal overtredingen gedurende de
Winter 2004/2005
Afname 20%.
Afname 10%.
winterperiode.
15 overtreders.
natuur en landschap. 2. Uitvoering geven aan het ligplaatsenbeleid.
Afname 25%.
Ontwikkelingen en knelpunten
In het ligplaatsenbeleid is expliciet aangegeven waar en wanneer er ligplaatsen mogen worden ingenomen. Daar de uitvoering van het ligplaatsenbeleid zich nog in het beginstadium bevindt bestaat er de eerste jaren het risico dat er bezwaren gemaakt kunnen worden tegen uitvoering van dit beleid.
43
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Instandhouden van de vaarweg volgens het beleidsplan en het Managementraamcontract vaarweg Meppel‑De Punt en de overeenkomst met Rijkswaterstaat Noord‑Nederland. Hierbij worden de grootonderhoudsprojecten uitgevoerd volgens een, jaarlijks aan de omstandigheden (inspecties) aangepast, meerjarenonderhoudsprogramma. Waar mogelijk worden bij het grootonderhoud faunavoorzieningen en maatregelen in het kader van de ecologische hoofdstructuur (EHS) aangebracht. Zoveel mogelijk wordt getracht om natuurvriendelijke oevers aan te brengen.
Programmaonderdeel 33305 Zuidoost‑Drentse vaarwegen Contactpersoon: de heer W. Paas, toestelnummer 53 31. Bronnen van beleid
- Beleidsplan vaarwegenbeheer (programma 33306). - POP. - Managementraamcontract Zuidoost‑Drentse vaarwegen + Jaartranche 2006. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
1. Integraal veilige bereikbaarheid over provinciale 1.1. Optimale bereikbaarheid.
Aantal scheepvaartpassages op de
2.620 passages in 2004.
vaarwegen.
Hoogeveensche Vaart.
Streefwaarde/realisatie 2006
1.2. Zo min mogelijk hinder voor milieu,
2007
Later
Aantal faunaslachtoffers.
In 2004 728 slachtoffers.
1.3. Integraal veilige vaarwegen.
Aantal verkeersslachtoffers.
In 2004 geen slachtoffers. 0
0
0
2.1. Afname illegale ligplaatsinname
Aantal overtredingen gedurende de
Winter 2004/2005
Afname 20%.
Afname 10%
winterperiode.
45 overtreders.
Aantal projecten ten behoeve van
Nu nog geen vaarweg.
natuur en landschap. 2. Uitvoering geven aan het ligplaatsenbeleid. 3. Bevaarbaar maken ten behoeve van
3.1. Realisatie van een aantal projecten.
de recreatievaart van de (vaar)verbinding
Zuidlaardermeer ‑ Oost‑Groningen.
Zuidlaardermeer ‑ Oost‑Groningen. 4. Herbevaarbaar maken van de verbinding Erica-
4.1. In samenwerking met Productgroep
Ter Apel.
Economie onderzoeken naar mogelijk heropening.
Afronding onderzoeksfase.
Afname 25%.
De vaarweg gereed.
44
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Ontwikkelingen en knelpunten
In het ligplaatsenbeleid is expliciet aangegeven waar en wanneer er ligplaatsen mogen worden ingenomen. Daar de uitvoering van het ligplaatsenbeleid zich nog in het beginstadium bevindt bestaat er de eerste jaren het risico dat er bezwaren gemaakt kunnen worden tegen uitvoering van dit beleid. Het bevaarbaar maken van de vaarverbinding Zuidlaardermeer ‑ Oost‑Groningen gebeurt in opdracht en voor rekening van de provincie Groningen binnen de kaders van het SNN. Wij streven naar het herbevaarbaar maken van de verbinding Erica‑Ter Apel. De voortgang van dit project is afhankelijk van de financiering. Voorlopig ligt de nadruk meer op onderzoeken in het financieringsvlak dan op technische mogelijk‑ heden. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Instandhouden van de vaarwegen volgens het beleidsplan en het Managementraamcontract Zuidoost‑Drentse vaarwegen. Hierbij worden de grootonderhoudsprojecten uitgevoerd volgens een, jaarlijks aan de omstandigheden aangepast, meerjarenonderhoudsprogramma. Waar mogelijk is worden bij het onderhoud faunavoorzieningen en maatregelen in het kader van de EHS aangebracht. Zoveel mogelijk wordt getracht natuurvriendelijke oevers aan te brengen. Op termijn heropenen van de beide genoemde oude (cultuurhistorische) vaarverbindingen.
Programmaonderdeel 33306 Beleid duurzaam beheer provinciaal vaarwegennet Contactpersoon: de heer T. Woestenburg, toestelnummer 57 40. Bronnen van beleid
- Wet‑ en regelgeving. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
1. Een Beleidsplan vaarwegenbeheer waaraan het
1.1. Nieuwe hoofdstukken toevoegen en/
Per 1 januari 2005
beleid (“Het waarom”) van het vaarwegenbeheer
of bestaande hoofdstukken aanpassen.
13 van de 17 hoofd‑
Streefwaarde/realisatie 2006
ten grondslag ligt.
stukken gereed.
2007
Alle hoofdstukken gereed.
Later
45
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
Ontwikkelingen en knelpunten
Het weg‑ en vaarwegbeheer wordt op afstand gestuurd via contractmanagement. De inhoud van dat beheer is opgenomen in het Managementraamcontract 2004‑2013 en in het jaarcontract. De argumentatie van die inhoud ligt in de verre historie, maar is niet voor alle onderdelen van het beheer terug te voeren op concrete en expliciete besluiten. Daarin voorziet het Beleidsplan wegen en kanalen. Dat beleidsplan wordt modulair opgesteld, elk hoofdstuk wordt een apart besluit en die verschillende besluiten worden gebundeld. Door veranderende omstandigheden en wet‑ en regelgeving zal er nooit een volmaakt beleidsplan ontstaan. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Beleidsplan vervolmaken en aanpassen aan nieuwe wet‑ en regelgeving. - Beleidsvisie uitdiepen voor de ontbrekende schakels.
Financieel totaaloverzicht programma 33103 Beleid duurzaam beheerd provinciaal
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.109.400
1.109.400
1.109.400
1.109.400
wegennet
Programmakosten Apparaatskosten
23.790
33.505
41.211
41.982
44.402
45.729
Totaal lasten
23.790
33.505
1.150.611
1.151.382
1.153.802
1.155.129
-
-
-
-
-
-
23.790
33.505
1.150.611
1.151.382
1.153.802
1.155.129
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
9.717.200
12.041.929
8.742.276
9.137.758
9.230.437
9.550.329
Apparaatskosten
3.370.284
2.932.661
3.024.053
3.080.617
3.258.206
3.355.583
Totaal lasten
13.087.484
14.974.590
11.766.329
12.218.375
12.488.643
12.905.912
Totaal baten
2.184.304
2.939.487
34.487
34.487
34.487
34.487
10.903.180
12.035.103
11.731.842
12.183.88
12.454.156
12.871.425
Totaal baten Saldo 33104 Wegennet (wegenbeheer)
Saldo
46
33304 Vaarweg Meppel - de Punt (VAMP)
Programmakosten
Programma 3.1 Beheer en onderhoud
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.961.210
2.413.080
2.071.276
3.029.614
3.055.685
3.069.606
Apparaatskosten
1.198.624
1.132.460
1.163.875
1.185.645
1.253.994
1.291.471
Totaal lasten
3.159.834
3.545.540
3.235.151
4.215.259
4.309.679
4.361.077
Totaal baten
3.960.543
3.562.754
3.634.449
3.707.595
3.782.221
3.853.207
800.709-
17.214-
399.298-
507.664
527.458
507.870
Saldo 33305 Zuid-Oost Drentse vaarwegen
Programmakosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2.929.352
2.413.919
3.088.584
2.909.632
2.190.795
1.908.764
Apparaatskosten
1.140.769
1.044.148
1.452.213
1.479.376
1.564.658
1.611.421
Totaal lasten
4.070.121
3.458.067
4.540.797
4.389.008
3.755.453
3.520.185
Totaal baten
1.271.614
1.064.557
1.085.945
1.107.769
1.130.038
1.193.169
Saldo
2.798.507
2.393.510
3.454.852
3.281.239
2.625.415
2.327.016
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
103.521
-
-
-
Apparaatskosten
15.111
21.771
37.261
37.958
40.146
41.346
Totaal lasten
15.111
21.771
140.782
37.958
40.146
41.346
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
15.111
21.771
140.782
37.958
40.146
41.346
33306 Beleid duurzaam beheerd provinciaal vaarwegennet
Programmakosten
Saldo Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
20.356.340
22.033.473
20.833.670
22.011.982
21.747.723
21.983.649
Baten
7.416.461
7.566.798
4.754.881
4.849.851
4.946.746
5.080.863
Saldo
12.939.879
14.466.675
16.078.789
17.162.131
16.800.977
16.902.786
-BTUFOQSPHSBNNB#FIFFSFOPOEFSIPVE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
47 Programma 3.2.
Programma 3.2. Vervoer
Vervoer Portefeuillehouder: de heer S.B. Swierstra. Missie “Mobiliteit mogelijk maken” Het Drents verkeers‑ en vervoersbeleid heeft als missie: “Mobiliteit mogelijk maken”. Wij zorgen voor een netwerk van (water)wegen en OV in de provincie Drenthe. Wij werken aan een veilig en doelmatig, comfortabel en aantrekkelijk netwerk, dat wij goed beheren en steeds verbeteren. Wij zoeken daarbij altijd naar een evenwicht tussen mobiliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid.
Programmaonderdeel 33402 Verbeteren infrastructuur voor het goederenvervoer Contactpersoon: mevrouw S.W.T. Gerritsen, toestelnummer 54 84. Bronnen van beleid
- - - - -
Provinciaal Verkeers‑ en Vervoersplan (1996). Bereikbaarheidsprofiel Noord‑Nederland (2001). Collegeprogramma 2003-2007. POP II, Hoofdstuk C.5 Verkeers‑ en vervoersinfrastructuur. Regiovisie Goederenvervoer SNN (2002) en het Actieprogramma goederenvervoer (SNN).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Bereikbaarheid handhaven/verbeteren.
1.1. Goede basiskwaliteit infrastructuur
Zie programmaonderdeel Veilige bereik‑
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
voor het vrachtverkeer.
baarheid.
1.2. Kwaliteitsnetwerk goederenvervoer
Afronding pilot.
opzetten. 1.3. Locatiebeleid bedrijventerreinen voor Kaartbeeld en rekenmethodiek. het goederenvervoer ontwikkelen. 2. Inzet noordelijk bedrijfsleven en belangenor‑
2.1. Beperken parkeeroverlast.
Plan van aanpak (PvA) (TLN).
2.2. Verbeteren zicht/veiligheid vracht‑
X‑aantal spiegelafstelplaatsen (TLN).
ganisaties. auto’s.
2007
Later
48
Doelen
Programma 3.2. Vervoer
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
3. Verkeersveiligheid verbeteren.
3.1. Veilig(er) weggedrag chauffeurs
“Safety scan” van ongevallen bij
bestelbusjes.
bedrijven.
3.2. Aandacht voor goederenvervoer op
Projecten PUP.
2007
enkelbaanswegen (onder andere N34, N381).
Ontwikkelingen en knelpunten
De bereikbaarheidsmaatregelen “liften” mee in de planning van het jaarlijkse PUP. Knelpunten moeten gezamenlijk worden aangepakt. Inzet van het noordelijke bedrijfsleven en betrokken belangen‑ organisaties is daarbij een voorwaarde. De provincie richt zich op het faciliteren en stimuleren van het actieplan Beter goed(eren) vervoeren. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- - - - - -
(Landelijke) inventarisatie goederenvervoer en bedrijventerreinen. PvA Stedelijke distributie. PvA beperking parkeeroverlast voor gemeenten. Aansluiting infrastructuur op (inter)nationaal netwerk. Opheffen knelpunten als A28 Zwolle-Meppel, knooppunt A28/N33 en fileproblematiek rond Groningen. Maatregelenpakket per bedrijf/organisatie gericht op verkeersveiligheid bestelwagens.
Later
49 33403
Programma 3.2. Vervoer
Beschikbaar collectief personenvervoer in Drenthe Contactpersoon: mevrouw S.W.T. Gerritsen, toestelnummer 54 84. Bronnen van beleid
- - - -
Provinciaal Verkeers‑ en vervoersplan (1996). Bereikbaarheidsprofiel Noord‑Nederland (2001). Collegeprogramma 2003‑2007. POP II, hoofdstuk C.5, Verkeers- en vervoersinfrastructuur.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Het verder ontwikkelen en uitdragen van de
1.1. Zorgen voor en bevorderen van
- Aantal verplaatsingen met het OV.
betekenis van het OV in Drenthe en Groningen.
OV in samenhang VV‑ en ruimtelijke
- Aantal gemaakte reizigerskilometers
ordening(RO)‑beleid.
(spoor en streekvervoer).
2007
1.2. Zorgen voor totstandkoming vervoersconcessies. 1.3. Naleven en uitvoeren van concessie voorschriften.
Ontwikkelingen en knelpunten
Met ingang van 2005 wordt het collectief personenvervoer in Drenthe en Groningen aangestuurd door het OV‑bureau. Dit is een samenwerkingsverband op basis van een gemeenschappelijke regeling tussen de provincies Drenthe en Groningen en de stad Groningen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Bijdragen aan de uitvoering van het Kolibri‑maatregelenpakket in het Stedelijk Netwerk Assen-Groningen. - De realisatie van een goed halteprogramma. De uitvoering is opgenomen in het PUP.
Later
50
Programma 3.2. Vervoer
Financieel totaaloverzicht programma 33402 Verbeteren infrastructuur voor het
2004
2005
2006
2007
2008
2009
4.808.939
122.897
107.127
104.674
102.222
99.769
17.316
17.552
35.045
35.701
37.759
38.887
4.826.255
140.449
142.172
140.375
139.981
138.656
-
-
-
-
4.819.201
140.449
142.172
140.375
139.981
138.656
2004
2005
2006
2007
2008
2009
23.841.166
19.868.000
19.258.420
17.223.120
17.227.920
17.232.820
goederenvervoer
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten Totaal baten Saldo 33403 Beschikbaarheid collectief personenver-
7.054
voer inwoners en bezoekers van Drenthe
Programmakosten Apparaatskosten
854.381
873.266
92.649
94.382
99.823
102.806
Totaal lasten
24.695.547
20.741.266
19.351.069
17.317.502
17.327.743
17.335.626
Totaal baten
23.773.202
19.482.000
18.829.000
16.789.000
16.789.000
16.789.000
922.345
1.259.266
522.069
528.502
538.743
546.626
Saldo Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
29.521.802
20.881.715
19.493.241
17.457.877
17.467.724
17.474.282
Baten
23.780.256
19.482.000
18.829.000
16.789.000
16.789.000
16.789.000
Saldo
5.741.546
1.399.715
664.241
668.877
678.724
685.282
-BTUFOQSPHSBNNB7FSWPFS -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
51 Programma 4.0.
Programma 4.0. Waterhuishouding
Waterhuishouding Portefeuillehouder: mevrouw T. Klip. Missie Het Drentse beleid met betrekking tot de waterhuishouding heeft als missie het bereiken en behouden van gezonde en veerkrachtige watersystemen die ordenend zijn voor de inrichting van de fysieke leefomgeving. Speerpunten daarbij zijn: - bescherming tegen wateroverlast; - tegengaan van verdroging; zuinig gebruik van grondwater; - het voorkomen van schade aan waterkeringen en landbouwgewassen; - zorgen voor de juiste hoeveelheid water op het juiste moment op de juiste plaats. Om de gewenste waterhuishoudkundige situatie overeenkomstig het POP II en tegen acceptabele kosten te bereiken, wordt ingezet op een doorzichtige bestuurlijke organisatie voor de waterhuishouding met een goed financieel en bestuurlijk draagvlak.
Programmaonderdeel 34001 Waterhuishouding algemeen Contactpersoon: de heer L. de Vree, toestelnummer 59 17. Bronnen van beleid
- - - -
POP II. Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Stroomgebiedsvisies Vecht‑Zwarte Water en Groningen ‑ Noord‑Drenthe. Nota waterhuishouding.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Het realiseren van de gewenste water
1.1.
Oppervlakte van het gebied waar aan de
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
huishouding binnen de kaders van het POP II.
norm voor wateroverlast wordt voldaan. 1.2.
Oppervlakte van het gebied met een op de
Werknormen zijn in
functie toegesneden waterhuishouding.
onderzoek (landelijk).
1.3.
Aantal woningen met (grond)wateroverlast.
1.4.
Aantal riooloverstorten dat niet aan de basisinspanning voldoet.
2007
Later
52
Programma 4.0. Waterhuishouding
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Voor het bereiken van de gewenste waterhuishoudkundige situatie wordt met veel instanties overlegd (periodiek of ad hoc) en worden meerdere algemene instrumenten ingezet zoals: de Provinciale omgevingsverordening (POV)/onder‑ deel Water en waterakkoorden. Deze laatste worden/zijn gesloten tussen de diverse beheerders. De instrumenten zijn voorhanden, doch dienen actueel te worden gehouden.
Programmaonderdeel 34002 Beleidsmonitoring Contactpersoon: de heer E. Blom, toestelnummer 58 99. Bronnen van beleid
- POP II. - Contracten met NITG‑TNO voor regionaal geohydrolisch informatiesysteem/Data en informatie Nederlandse ondergrond. - IPO‑besluit gezamenlijk instrumentarium Watersysteemrapportage (iWSR). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
1. Beschikbaarheid van gegevens over de toestand van de regionale watersystemen.
Ontwikkelingen en knelpunten
- Aangepast iWSR. - Goed onderhouden en goed waargenomen meetnet voor grondwaterstanden. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Beleidsmonitoring gebeurt ter ondersteuning van het waterhuishoudkundige beleid. In de komende jaren gaan wij in het kader van beleidsmonitoring op het gebied van de waterhuishouding steeds meer gerichte informatie verzamelen in nauwe samenwerking met de waterschappen. Op deze manier willen wij komen tot een goed inzicht in de verwezenlijking van het beleid (monitoring) zoals dat in het POP II is beschreven. En wij richten ons op de toestands beschrijving, die op termijn gemaakt moet worden voor de Kaderrichtlijn water (KRW). Voor deze beleidsmonitoring wordt met name gebruikgemaakt van het landelijk ontwikkelde iWSR en ons meetnet voor grondwaterstanden. Het iWSR zal aangepast moeten worden om de rapportages voor de KRW te kunnen leveren.
Later
53
Programma 4.0. Waterhuishouding
Het meetnet voor grondwaterstanden wordt goed onderhouden en bemeten. In toenemende mate zal daarbij gebruik worden gemaakt van automatische dataregistratie.
Programmaonderdeel 34003 Realisatie gewenst grond‑ en oppervlaktewater regime (GGOR) en verdrogingsbestrijding Contactpersoon: de heer R. van Veen, toestelnummer 58 93. Bronnen van beleid
- POP II, hoofdstukken C.3.4 en C.9.4. - Stroomgebiedvisies Vecht‑Zwarte Water en Groningen - Noord‑Drenthe. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Realiseren van de GGOR‑situatie, afgestemd op
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Areaal waarvoor GGOR is bepaald.
0
Areaal verdroogd gebied (hectare).
32.000
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
0
> 0
Later
de functies van gebieden. 2. Gericht op het verminderen van verdroging
24.000 in 2010.
(in 2010 40% van het gebied op de “kaart van verdroogde gebieden”).
Ontwikkelingen en knelpunten
- Aantal hectares verdroogd gebied. - Hoeveelheden onttrokken grondwater voor verschillende gebruiksdoelen. - Areaal waarvoor GGOR is bepaald. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
De gebiedsgerichte aanpak van de verdroging blijft een belangrijk instrument bij het oplossen van de verdroging. Het bestaande beleid, waarbij een verdrogingsreductie van 40% in het jaar 2010 wordt beoogd, zetten wij voort. Daarnaast wordt ingezet op projecten gericht op het besparen van grondwater of juist het aanvullen van de grondwater‑ voorraad, zowel in het landelijk als in het stedelijk gebied. Financiering vindt plaats vanuit de Subsidieregeling gebiedsgericht beleid (SGB), Europese middelen en de reserve Grondwaterheffing. Het GGOR wordt op basis van regionale plannen van aanpak vanaf 2007 gebiedsgericht opgesteld door de water‑ schappen in samenwerking met onder andere de provincie. Het GGOR geeft antwoord op de vraag of de door
54
Programma 4.0. Waterhuishouding
de provincie beschreven functies in het POP voldoende kunnen worden ondersteund door de waterhuishouding. Bijvoorbeeld of de gewenste natuurdoelen kunnen worden gerealiseerd. Daarbij kunnen de waterschappen gebruikmaken van een in samenwerking met de provincies ontwikkeld grondwater‑ model. Van rijkswege, maar ook vanuit maatschappelijke organisaties, komt de vraag naar voren in hoeverre het ingezette beleid succes heeft. Een evaluatie van uitgevoerde projecten moet hier invulling aan geven. De resultaten van deze evaluatie geven inzicht in de mate van herstel van de verdroging. Daarnaast willen wij betere afspraken maken over de monitoring van de verdroging met waterschappen en terrein beheerders. Het gaat dan om de vraag wie wat meet en wie wanneer rapporteert. Naar verwachting wordt het meetnet vanaf 2006 aangepast op basis van deze afspraken.
Programmaonderdeel 34004 Waterhuishoudkundige inrichting Contactpersoon: de heer L. de Vree, toestelnummer 59 17. Bronnen van beleid
- - - - -
POP II. Stroomgebiedvisies Noord‑Drenthe - Groningen en Vecht‑Zwarte Water. Nationaal Bestuursakkoord Waterhuishouding. Europese Kaderrichtlijn water (EKW). Ambitienotie Kabinet over EKW.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Bereiken van de algemene milieukwaliteit, zoals 1.1.
Maximaal toelaatbaar risico.
vastgelegd in landelijke normen, voor alle wateren en een extra goede kwaliteit voor aangeduide wateren. 1.2.
Aantal meetpunten waar de water kwaliteit voldoet.
2007
Later
55 Doelen
Programma 4.0. Waterhuishouding
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2. Beperken van de kans op wateroverlast
2.1.
(normen afhankelijk van bestemming).
2007
Hoeveelheid water die in bergings gebieden kan worden geborgen.
2.2.
Oppervlakte van het gebied waar voldaan wordt aan de (voorlopige) normen voor wateroverlast.
3. Het grondgebruik past bij de mogelijkheden
3.1.
van het watersysteem.
Oppervlakte van het gebied waar de grond‑ en oppervlaktewatersituatie past bij de functie.
4. Geen afwenteling van waterproblemen op stroomafwaarts gelegen gebieden.
4.1.
Aantal meetpunten waar de water kwaliteit voldoet.
5. Een voor de functie van het gebied vastgestelde GGOR. 6. Voldoende oppervlaktewater beschikbaar in droge perioden.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
In het beleidsveld waterhuishouding zijn de komende jaren twee zaken van groot belang. Op de eerste plaats de uitvoering van de Startovereenkomst waterbeheer 21ste eeuw (WB21) en op de tweede plaats de implementatie van de KRW. WB21 richt zich vooral op het realiseren van een adequate bescherming tegen wateroverlast. De kaderrichtlijn vraagt vooral om een bezinning op realiseerbare doelstellingen in het waterkwaliteitsbeheer en het formuleren van bijpassende maatregelen. Bij de nadere uitwerking van ons Collegeprogramma hebben wij een impuls aan deze zaken gegeven. Er is extra geld beschikbaar gesteld voor stedelijk waterbeheer en het thema Ruimte voor water. Daarbij hebben het realiseren van de bergingsgebieden en de gevolgen van de klimaatverandering prioriteit. Dit jaar hebben wij meer in bijzonder op het oog het afronden van de inrichting van de polder Lappenvoort als bergingsgebied, het starten met de inrichting van de bergingsgebieden in Noorderzijlvest, het sluiten van een Regionaal Bestuursakkoord Water voor Noord‑Drenthe en Groningen en het afronden van de beschrijving van de stroom gebieden voor de EKW.
Later
56
Programma 4.0. Waterhuishouding
Programmaonderdeel 34101 Waterschappen Contactpersoon: de heer E. Koerts, toestelnummer 58 95. Bronnen van beleid
- Rijkswetten: Grondwet, Waterschapswet, Waterstaatswet 1900 en Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO.) - POP II. - POV/deel water. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Vaststellen van de waterschapsorganisatie.
1.1.
Aanpassing reglementen.
2. Uitoefenen van toezicht.
2.1.
Goedkeuring beheersplannen.
2.2.
Goedkeuring kosten toedelings
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
verordeningen. 2.3.
Ontwikkeling van tarieven bij de water‑ schappen.
3. Door overleg en samenwerking contact houden
3.1.
Bestuurlijk en ambtelijk overleg.
3.2.
Werkbezoeken.
met de waterschappen voor het realiseren van de gewenste waterhuishouding.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Het kabinet heeft begin 2004 standpunten ingenomen over de bekostiging van het regionaal waterbeheer en de bestuurssamenstelling en verkiezingswijze van de besturen van de waterschappen. Dit op basis van het rapport van de zogenaamde IBO-werkgroep. Het kabinet kiest voor voortzetting van het functionele bestuur voor het waterbeheer met een eigen financieringsstructuur. De uitwerking van het kabinetsbesluit zal onder andere een wijziging betekenen van de Waterschapswet op de onder‑ delen financiering en bestuurssamenstelling en van de WVO. Dit zal ook zijn weerslag hebben op de provinciale reglementen voor de waterschappen. Deze worden samen met Overijssel en Groningen en in voorkomende gevallen ook met de provincie Fryslân herzien. Ons beleid is gericht op het ontwikkelen van gezamenlijke standpunten en komt tot uitdrukking in jaarlijks te houden bestuurlijk en ambtelijk overleg met de waterschappen en de aangrenzende provincies.
Later
57
Programma 4.0. Waterhuishouding
Gezien de lopende dossiers op het watergebied (uitvoering WB21, EKW, uitvoering POP II enz.) en de vereiste inzet van de waterschappen daarbij is een nauwere relatie ‑ zowel vanuit samenwerking als vanuit toezicht ‑ nodig. In de uitwerking van ons Collegeprogramma is hier expliciet aandacht aan besteed. Het beheersplan van het waterschap Velt en Vecht loopt tot 2006. De beheersplannen van de overige waterschappen lopen tot 2007.
Programmaonderdeel 34201 Muskusrattenbestrijding Contactpersoon: de heer E. Koerts, toestelnummer 58 95. Bronnen van beleid
- Wet voor de muskusrattenbestrijding. - Delegatiebesluit van GS van Drenthe en Overijssel (11 juni 2002). - Meerpartijen overeenkomst muskusrattenbestrijding (12 juni 2002). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Het beperken van schade aan waterstaats
1.1.
Aantal schademeldingen.
1.2.
Aantal gevangen muskusratten per
2.1.
Aantal gevangen beverratten.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
0,45
0,40
0,35
0,25
4
0
0
0
werken en landbouwgewassen en het terug‑ brengen van de populatie tot minder dan 0,25 gevangen muskusrat per velduur. velduur. 2. Bestrijding beverrat, gericht op uitroeiing.
Ontwikkelingen en knelpunten
Wijze van bestrijding in Duitsland is een knelpunt. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Het beperken van de omvang van de muskusrattenpopulatie. Norm hierbij is dat een gebied onder controle is als er minder dan 0,25 rat per velduur gevangen wordt.
58
Programma 4.0. Waterhuishouding
Programmaonderdeel 34301 Optimale waterpeilen op de provinciale kanalen Contactpersoon: de heer W. Paas, toestelnummer 53 31. Bronnen van beleid
- POP. - Waterakkoorden met de waterschappen en het Rijk. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Optimale waterpeilen op de Drentse kanalen.
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
1.1 Handhaving waterstanden volgens
Maximaal aantal schriftelijke klachten
In 2004 geen
peilbesluiten (gecontroleerd via peil‑
over het peil op de provinciale kanalen.
klachten.
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
Geen klachten.
Geen klachten.
Geen klachten.
buizen), waarbij maximaal 10% van de tijd meer dan 10 cm afwijking mag voorkomen.
Ontwikkelingen en knelpunten
Extreme weersomstandigheden kunnen er voor zorgen dat handhaving van de gewenste waterpeilen meer inzet vragen dan normaliter. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Handhaving waterstanden volgens peilbesluiten (gecontroleerd via peilbuizen), waarbij maximaal 10% van de tijd meer dan 10 cm afwijking mag voorkomen.
59
Programma 4.0. Waterhuishouding
Programmaonderdeel 34401 Grondwaterwet Contactpersoon: de heer E. Veldman, toestelnummer 55 36. Bronnen van beleid
- Grondwaterwet (GWW). - POP II (hoofdstuk C.9.4, bladzijde 171). - POV/deel water. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Beschikbaarheid van het openbaar register.
1.1.
Jaarlijkse vaststelling van het openbaar
2. Uitvoeren schaderegeling GWW.
2.1.
3. Het stimuleren van hergebruik van onttrokken
3.1.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
register door GS. Aantal binnengekomen schade regelingen. water en waterbesparing 4. Beschikbaar stellen van grondwater voor de
Aantal afgegeven vergunningen waarin hergebruik en besparing is opgenomen.
4.1.
Aantal afgegeven vergunningen.
5 doelgebruiken.
Ontwikkelingen en knelpunten
Een aantal vergunningen van industriële grondwaterwinningen zal worden ingetrokken. Door diverse aanpassingen aan de rioolwaterzuiveringsinstallaties in Drenthe is het aantal grote grondwater vergunningen voor bronbemalingen toegenomen. Een knelpunt is het toenemende aantal aanvragen voor open energieopslagsystemen in de bodem, die onder de GWW vallen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Effectief en efficiënt grondwatergebruik blijft voorop staan. De verwachting is dat het grondwatergebruik de komende jaren niet verder zal dalen. Om de energieopslag in de bodem te stimuleren wordt gekeken of het realiseren van vergunningen voor deze aanvragen versoepeld kan worden, teneinde de CO2‑uitstoot te verminderen en daarnaast aan de behoefte in de markt te voldoen.
60
Programma 4.0. Waterhuishouding
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Stedelijke kwaliteit Bij de verdere ontwikkeling van het stedelijk gebied dient water nadrukkelijk een plaats te krijgen. Een toekomstgerichte inrichting van de waterhuishouding in combinatie met het visuele aspect van water in de stad is een belangrijke voorwaarde voor stedelijke kwaliteit, één van de vier centrale thema’s van de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling. Dit thema is mede bepalend voor de selectie van onderwerpen en projecten voor onze inzet in stedelijk gebied. De komende jaren zal het ‑ wat betreft stedelijk waterbeheer ‑ gaan om pilots bij nieuwe uitleg vanuit een koppeling van waterberging en visueel aspect, om waterelementen in centrumgebieden samenhangend met cultuurhistorie en stedenbouwkundige kwaliteit. Bij de Voorjaarsnota 2004 zijn hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld. Ook zijn middelen uit de speciaal ingestelde reserve stedelijke ontwikkeling beschikbaar (zie programma 9.1.).
Financieel totaaloverzicht programma 34001 Waterhuishouding algemeen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
28.448
30.240
30.720
31.300
31.690
32.270
Apparaatskosten
121.365
115.163
238.398
242.857
256.857
264.534
Totaal lasten
149.813
145.403
269.118
274.157
288.547
296.804
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
149.813
145.403
269.118
274.157
288.547
296.804
Saldo 34002 Beleidsmonitoring
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
13.380
96.502
64.750
14.200
14.450
14.800
Apparaatskosten
161.937
101.030
31.860
32.456
34.327
35.353
Totaal lasten
175.317
197.532
96.610
46.656
48.777
50.153
Totaal baten Saldo 34003 Realisatie gewenst grond- en opper-
-
-
-
-
-
-
175.317
197.532
96.610
46.656
48.777
50.153
2004
2005
2006
2007
2008
2009
vlaktewaterregiem en verdrogingsbestrijding
Programmakosten
-
-
-
-
Apparaatskosten
195.217
33.246
67.366
68.626
72.582
74.751
Totaal lasten
195.217
33.246
67.366
68.626
72.582
74.751
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
195.217
33.246
67.366
68.626
72.582
74.751
Saldo
-
61 34004 Waterhuishoudkundige inrichting
Programma 4.0. Waterhuishouding
2004
Programmakosten
249.371
Apparaatskosten
448.650
Totaal lasten
698.021
Totaal baten Saldo 34101 Waterschappen
Programmakosten
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
459.617
415.779
423.556
447.973
461.361
459.617
415.779
423.556
447.973
461.361
-
-
-
-
-
-
698.021
459.617
415.779
423.556
447.973
461.361
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
191.970
190.661
352.299
358.889
379.578
390.922
Totaal lasten
191.970
190.661
352.299
358.889
379.578
390.922
Totaal baten Saldo 34201 Muskusrattenbestrijding
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten
-
-
-
-
-
-
191.970
190.661
352.299
358.889
379.578
390.922
2004
2005
2006
2007
2008
2009
922.654
895.842
919.420
914.310
938.910
965.210
17.659
11.702
18.654
19.003
20.098
20.699
940.313
907.544
938.074
933.313
959.008
985.909
Totaal baten
103.872
-
-
-
-
-
Saldo
836.441
907.544
938.074
933.313
959.008
985.909
2004
2005
2006
2007
2008
2009
74.029
136.266
131.677
129.956
128.235
126.514
34301 Optimaal beheer waterpeilen op de provinciale kanalen
Programmakosten Apparaatskosten
97.323
70.025
94.422
96.188
101.733
104.774
Totaal lasten
171.352
206.291
226.099
226.144
229.968
231.288
Totaal baten Saldo 34401 Grondwaterwet
Programmakosten
-
64.800
64.800
64.800
64.800
64.800
171.352
141.491
161.299
161.344
165.168
166.488
2004
2005
2006
2007
2008
2009
447.295
646.800
397.321
397.421
397.471
397.521
Apparaatskosten
152.594
114.007
344.775
351.224
371.471
382.573
Totaal lasten
599.889
760.807
742.096
748.645
768.942
780.094
Totaal baten
708.794
719.050
731.805
731.805
731.805
729.235
Saldo
108.905-
41.757
10.291
16.840
37.137
50.859
62
Totaal programma
Lasten
Programma 4.0. Waterhuishouding
2004
2005
2006
2007
2008
2009
3.121.892
2.901.101
3.107.441
3.079.986
3.195.375
3.271.282
Baten
812.666
783.850
796.605
796.605
796.605
794.035
Saldo
2.309.226
2.117.251
2.310.836
2.283.381
2.398.770
2.477.247
-BTUFOQSPHSBNNB8BUFSIVJTIPVEJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
63 Programma 5.0.
Programma 5.0. Milieu algemeen
Milieu algemeen Portefeuillehouder: mevrouw T. Klip-Martin. Missie Het Drents milieubeleid heeft als missie: - binnen het kader van duurzame ontwikkeling realiseren van de gewenste milieukwaliteit in Drenthe, rekening houdend met de huidige milieukwaliteit; - het bevorderen van duurzame ontwikkeling (en daardoor verminderen van de milieubelasting) bij burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden met bijzondere aandacht voor externe integratie van milieubeleid. Energie en preventie aspecten spelen hierbij een belangrijke rol.
Programmaonderdeel 35003 Milieubeleidsplanning Contactpersoon: de heer J. Akse, toestelnummer 58 33. Bronnen van beleid
- - - -
Wet milieubeheer (Wm) en overige milieuwetgeving. POP II. Bestuursprogramma. Nationaal Milieubeleidsplan (NMP).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Opstellen en uitvoeren van een milieubeleids‑
Voor dit programmaonderdeel zijn (nog)
plan in het kader van een POP en van uitvoerings
geen indicatoren voor doelrealisatie
programma’s ten behoeve van een NMP.
gedefinieerd.
2. Opstellen en uitvoeren van de Programmalijnen veiligheid, duurzaamheid en milieu. 3. Inbreng duurzaamheidsaspect leveren in andere programmalijnen en in Kompas en regiovisie.
2007
Later
64
Programma 5.0. Milieu algemeen
Ontwikkelingen en knelpunten
- Programmalijn veiligheid en duurzaamheid (invulling geven aan programmalijn 5 (externe integratie van milieu, veiligheid en duurzaamheid binnen andere programmalijnen)). - Duurzaamheidsuitwerking Kompas (concreet maken van (duurzame) ambities). - Grounds for Change (transitie naar duurzame energie wordt binnen een internationaal project ruimtelijk vorm gegeven). Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- In het provinciaal beleid zullen wij ons vooral richten op uitvoering van de beleidsopgaven op het terrein van duurzaamheid en energie. - Bij de ontwikkeling van Kompas‑projecten wordt blijvend aandacht en tijd besteed aan de “duurzaamheidsinbreng”. - Een goede vergunningverlening en handhaving blijft onverminderd aandacht behouden.
Programmaonderdeel 35004 Milieucommunicatie Contactpersoon: mevrouw G. Pinxterhuis, toestelnummer 58 19. Bronnen van beleid
- POP II. - Bestuursprogramma.
65
Programma 5.0. Milieu algemeen
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Vaststelling werkprogramma Milieufederatie
1.1. Het verkrijgen van draagvlak bij de
Drenthe (MFD) en prestatieafspraken.
bevolking, ondernemingen en organisa‑
2007
Aantal duurzaamheidsprojecten.
ties voor het provinciale milieubeleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling en het inbrengen van ecologische aspecten. 1.2. De samenleving op de hoogte stellen Vrijwilligers, aantal (bereikte) burgers, van het provinciale milieubeleid.
aantal cursussen/activiteiten en nieuws‑ brieven.
1.3. Het ondersteunen van milieu
Aantal adviezen.
organisaties, mede ten behoeve van uitvoering van provinciale projecten. 2. Provinciaal milieu‑ en waterbeleid onder de
4 á 5 keer per jaar een Milieuwijzer
aandacht brengen op aansprekende manier bij
uitbrengen.
burger, bedrijven, maatschappelijke en overheids‑ organisaties.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Een prestatieafspraak met de MFD dat de hieronder genoemde eindresultaten (gesubsidieerde projecten) heeft. Van de MFD worden projecten verwacht die aansluiten bij de volgende prestaties. - Het ontwikkelen en participeren in beleidsondersteunende en uitvoerende projecten die een bijdrage leveren aan draagvlak verbreding met betrekking tot duurzame ontwikkeling op het terrein van energie, duurzaam bouwen en ruimtelijke ontwikkelingen. - Het ondersteunen van burgers en 51 natuur‑ en milieuorganisaties bij het uitvoeren van natuur‑ en milieuactiviteiten gericht op behoud en ontwikkelingen van waarden en kwaliteiten van Drenthe. - Het adviseren, zowel gevraagd als ongevraagd, aan de overheid en het signaleren van zowel positieve en nadelige mogelijkheden en ontwikkelingen op het gebied van natuur, milieu en landschap. Uitbrengen Milieuwijzer.
Later
66
Programma 5.0. Milieu algemeen
Programmaonderdeel 35005 Duurzame projectontwikkeling Contactpersoon: de heer J. Koops, toestelnummer 58 39. Bronnen van beleid
- - - -
POP II. Wm. Energienota Drenthe. Convenant duurzaam bouwen.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
1. Het bevorderen van duurzame ontwikkeling
- Afgeronde projecten bij bedrijven,
(en daardoor verminderen van de milieubelasting)
andere overheden en maatschappelijke
door het stimuleren en (doen) uitvoeren van
organisaties.
projecten op dit gebied.
- Gerevitaliseerde, duurzame en/of van
5 terreinen
Alle regionale bedrijven
parkmanagement voorziene bedrijventer‑
gerealiseerd.
terreinen.
reinen.
- Reductie CO2‑emissie.
5,2 Mton (1998).
0,5 Mton reductie in 2010.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Het beschermen en verbeteren van het ecologisch, economisch en sociaal kapitaal met duurzame ontwikkeling als vertrekpunt. Bij duurzame ontwikkeling ligt de nadruk op: - de Kompas‑thema’s Bedrijfsomgeving, Werkgelegenheid, Stedelijke vernieuwing, Landbouw, Kernuitbreidingen en Recreatie; - de projecten voor bedrijfsterreinen, energie, wonen en biologische landbouw. - Duurzaam bouwen als uitgangspunt voor het ontwikkelen van het stedelijk gebied (kwalitatief hoogwaardig duurzaam stedelijk bouwen). Door deelname aan het Platform Duurzaam Bouwen en het uitvoeren van het Convenant duurzaam bouwen Drenthe 2001 wordt getracht de principes van duurzaam bouwen door diverse partijen integraal te laten toepassen. - Bedrijfsinterne milieuzorg conform het Uitvoeringsprogramma afvalpreventie en energiebesparing uitvoeren.
67
Programma 5.0. Milieu algemeen
De maatregelen omvatten op energiegebied technische aspecten omtrent energiebesparing. Op het gebied van afval‑ preventie ligt het accent sterk op verbetering van de administratie van verbruiksgegevens en het terugdringen van de hoeveelheid papierafval. In 2005 is het Bedrijfsinterne milieuzorgsysteem bij de Facilitaire Groep operationeel. - Het creëren van Duurzame bedrijventerreinen. Dit trachten te realiseren door zich te richten op het revitaliseren en intensiveren van bestaande (oude) bedrijven terreinen, een multifunctioneel gebruik en duurzame inrichting en parkmanagement. - Het voeren van klimaatbeleid teneinde de reductie van de emissie van broeikasgassen te intensiveren. Conform het geactualiseerde Activiteitenprogramma 2002‑2005 worden op diverse terreinen activiteiten ontplooid ten aanzien van het klimaatbeleid. In 2006 zal daarbij de nadruk liggen op “Energie in de bouw” (duurzaam bouwen, Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV), etc.) en de ontwikkeling van “duurzame energie”. Speerpunten in het beleid zijn biomassa en het benutten van de bodem als bron, respectievelijk opslag van warmte (warmtepompen, warmte‑/koude‑opslag). Een en ander is neergelegd in de Energienota II. De initiatieven in het kader van een klimaat‑ conferentie worden geconcretiseerd. Ten slotte spelen de verdere ontwikkelingen op het gebied van de liberalisering van de energiemarkt (elektriciteit en gas) ook in 2006 met nadruk een rol. In noordelijk verband wordt de samenwerking op energiegebied Energy Valley voortgezet.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn veiligheid en sociaal evenwicht Externe veiligheid Voor een versterking van de externe veiligheid van industriële inrichtingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en grootschalige evenementen is een versterkte regie op de externe veiligheid door de provincie nodig. Deze versterkte regie vindt programmatisch plaats in samenwerking met de Drentse gemeenten en de brandweer door uitvoering te geven aan een PvA externe veiligheid. Door dit PvA wordt er voor gezorgd dat bij alle betrokken partijen; - wet‑ en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid goed wordt geïmplementeerd; - een risico‑inventarisatie plaatsvindt van potentieel gevaarlijke bronnen; - alle vergunningen op basis van de Wm worden geactualiseerd ten aanzien van externe veiligheidsaspecten; - de routering van gevaarlijke stoffen wordt geïmplementeerd; - externe veiligheid wordt geborgd in ruimtelijke ordeningskwesties. Voor de jaren 2005 tot en met 2007 is hiervoor jaarlijks € 100.000,‑‑ meegenomen om er voor te zorgen dat vorengenoemde activiteiten voldoende geïmplementeerd kunnen worden. Duurzame ontwikkeling Een van de speerpunten om invulling te geven aan duurzame ontwikkeling is het energie‑ en klimaatbeleid van de provincie. Een duurzame energiehuishouding is dan ook vastgesteld in het POP II als 1 van de 6 grondslagen in het Drentse omgevingsbeleid.
68
Programma 5.0. Milieu algemeen
Voor wat betreft het energie‑ en klimaatbeleid staat de in 2005 vastgestelde Nota energie 2 centraal. Hiermee willen wij ons richten op een reductie van de CO2‑emissie binnen de provincie Drenthe van 6% en een toename in het gebruik van duurzame energie van 10% in 2020. Belangrijkste speerpunten zijn energiebesparing, bodemenergie, energie in de bouw en biomassa. Ten behoeve van de realisatie van deze speerpunten wordt nauw samengewerkt met andere overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dit sluit aan bij het desbetreffende uitgangspunt uit het Collegeprogramma. De meest in het oog springende samenwerking is die in het kader van Energy Valley, waarbij in feite op integrale wijze invulling wordt gegeven aan zowel het sociaaleconomische als het energiebeleid. Voor de uitvoering van de werkzaamheden is in 2006 ca. € 500.000,‑‑ beschikbaar. Dit is inclusief de het bedrag van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) vanuit het klimaatconvenant Bestuursakkoord Nieuwe Stijl.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Kwaliteit van de gebouwde omgeving Bij stedelijke ontwikkeling is de kwaliteit van de gebouwde omgeving van groot belang. Uitvoering van projecten biedt een uitgelezen kans om rekening te houden met allerlei milieuaspecten. Binnen de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling is de aandacht voor milieuaspecten samengevat in 1 van de 4 centrale thema’s: Stedelijke kwaliteit. Met dit thema zijn zaken verbonden als: duurzame stedenbouw, parkmanagement, externe veiligheid, duurzame energiehuishouding, het verbeteren van de milieu‑ en luchtkwaliteit. Het thema Stedelijke kwaliteit is mede richtinggevend voor de provinciale inzet in stedelijk gebied. De komende jaren zal de nadruk liggen op projecten die de milieuhinder van oude bedrijventerreinen nabij woongebieden beperken of doen verdwijnen. Het benutten en versterken van bestaand stedelijk gebied voor wonen en daarmee de centrumfunctie van steden krijgt zo een betere kans. Ook zal worden geparticipeerd in projecten waarbij specifieke duurzaamheidaspecten kunnen worden gerealiseerd. Naast middelen behorend bij dit begrotingshoofdstuk worden ook middelen ingezet uit de speciaal ingestelde reserve Stedelijke ontwikkeling (zie programma 9.1.). Parkmanagement Een speciaal aandachtspunt is parkmanagement. Hiermee is in 2004 al een start gemaakt. De komende periode worden de parkmanagementorganisaties verder geprofessionaliseerd, met als uiteindelijk doel verzelfstandiging in 2007. Ook wordt een verbreding- en verdiepingsslag ingezet. Gezamenlijk worden een vijftal projecten uitgevoerd, te weten: SWOT-analyses, Communicatie, Bedrijfsplannen, Strategie omgaan met Free-riders en Contactbeheer. Daarnaast vinden er tal van afzonderlijke projecten plaats waarvan de kennis wordt gedeeld (afvalmanagement, inkoop groene energie, kinderopvang, KAM zorg, gebouw- en groenbeheer etc). Ook wordt gezamenlijk met de Hogeschool Drenthe gewerkt aan het opzetten van een fysiek en virtueel Kenniscentrum Parkmanagement. Voor de komende 3 jaar is hiervoor jaarlijks een budget van € 100.000,‑‑ begroot.
69
Programma 5.0. Milieu algemeen
Financieel totaaloverzicht programma 35003 Milieubeleidsplanning
2004
2005
2006
2007
2008
2009
236.398
263.000
355.000
365.000
377.000
385.000
Apparaatskosten
179.549
331.904
174.892
178.163
188.434
194.066
Totaal lasten
415.947
594.904
529.892
543.163
565.434
579.066
Totaal baten
12.774
-
-
-
-
-
403.173
594.904
529.892
543.163
565.434
579.066
Programmakosten
Saldo 35004 Milieucommunicatie
Programmakosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
412.683
414.192
392.323
404.252
416.687
428.080
Apparaatskosten
108.732
103.335
59.259
60.367
63.847
65.756
Totaal lasten
521.415
517.527
451.582
464.619
480.534
493.836
-
-
-
-
-
521.415
517.527
451.582
464.619
480.534
493.836
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
233.419
1.096.823
400.000
400.000
500.000
500.000
Apparaatskosten
558.468
736.655
883.444
899.968
951.849
980.297
Totaal lasten
791.887
1.833.478
1.283.444
1.299.968
1.451.849
1.480.297
Totaal baten Saldo 35005 Duurzame projectontwikkeling
862
324.406
-
-
-
-
791.025
1.509.072
1.283.444
1.299.968
1.451.849
1.480.297
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
1.729.249
2.945.909
2.264.918
2.307.750
2.497.817
2.553.199
Baten
13.636
324.406
-
-
-
-
Saldo
1.715.613
2.621.503
2.264.918
2.307.750
2.497.817
2.553.199
Totaal baten Saldo Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB.JMJFVBMHFNFFO -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
70
Programma 5.1.
Programma 5.1. Bodem
Bodem Portefeuillehouder: mevrouw T. Klip‑Martin. Missie Het Drents bodembeleid heeft als missie: - wat betreft het bodembeleid in het algemeen: het ontwikkelen, monitoren en evalueren van beleid voor het behouden en verbeteren van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant en dier; - wat betreft het bodembeschermingsbeleid: het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de bodem en grondwater, zodat algemene en specifieke bodemwaarden in stand blijven en de bodem blijvend gebruikt kan worden voor toegekende functies; - wat betreft het bodemsaneringsbeleid: het saneren van verontreinigingen, zodat de kwaliteit van bodem en grondwater voldoet aan de functionele eisen voor het gewenste gebruik van de bodem; - wat betreft het beleid ten aanzien van de verwerking van afvalstoffen: binnen het kader van duurzame ontwikkeling realiseren van de gewenste milieukwaliteit in Drenthe, rekening houdend met de huidige milieukwaliteit.
Programmaonderdeel 35202 Bodemsanering Contactpersoon: de heer J. Bakker, toestelnummer 58 20. Bronnen van beleid
In het Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2005‑2009 staat het Drentse beleid en de te bereiken doelstellingen verwoord. Dit meerjarenprogramma stoelt op Wet bodembescherming (WBB) en bijbehorende Algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Het meerjarenprogramma is de basis voor de financiering van de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van de bodemsanering en het verkrijgen van de bijdrage uit het rijksbudget voor de bodemsanering. Omschrijving doelstelling
Voor 2030 dienen gevallen van ernstige bodemverontreiniging van voor 1987 te zijn gesaneerd/beheerst, zodanig dat zij voldoen aan de eisen gesteld voor de specifieke functie van deze locaties. Tevens dienen, totdat deze doelstelling is gehaald, de knelpunten in de maatschappelijke ontwikkeling ten gevolge van bodemverontreiniging te worden opgelost en risico’s voor de volksgezondheid en het milieu te worden weggenomen. Voortgang hierin is afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële bijdragen van het Rijk en derden.
71
Programma 5.1. Bodem
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Voorbereiden en uitvoeren overheidssaneringen
1.1. In 2006 worden 4 saneringen afgerond Aantal afgeronde saneringen.
door de provincie.
(200.000 bodemprestatie-eenheden (BPE)).
2. Toetsen bodemsaneringsprojecten door derden
2.1. In 2006 worden circa 20 saneringen
Aantal afgeronde saneringen door
en uitvoering bedrijvenregeling.
door derden afgerond (31.440 BPE).
derden.
3. Sanering gasfabrieksterreinen.
3.1. In 2006 zijn de saneringen van alle
Aantal in gang gezette saneringen
3 locaties in gang gezet en wordt de fase
gasfabrieksterreinen.
25
4
437
20
1
2
2007
van de grondsanering voor de locatie Coevorden en mogelijk ook Meppel (PM) afgerond. 4. Bodemsanering ISV door projectgemeenten.
4.1. Gemeenten voeren geplande
Aantal uitgevoerde ISV-bodemsaneringen 0
ISV‑bodemsaneringen uit.
door projectgemeenten.
5. Bodemsanering ISV door programmagemeenten. 5.1. In 2006 realiseren de individuele
In najaar 2005 bekend.
Percentage prestatie eenheden (BPE).
0
ca 20%
Aantal jaarrapportages.
20
1
Aantal informatieverzoeken.
3.000
ca. 1.000
1.000
50
20
1
gemeenten circa 20% van de BPE’s (138.400 BPE) zoals opgenomen in de ISV‑2‑programma’s (2005‑2009). 6. Beheer Geografisch landelijk overheidsbodemin‑ 6.1. Jaarrapportage voortgang bodem formatiesysteem (Globis)/landsdekkend beeld
saneringsoperatie.
(werkvoorraad bodemsanering).
Basis voor de informatieverstrekking aan
7. Bijzonder Inventariserend onderzoek.
7.1. In 2006 worden 50 oriënterende
Aantal uitgevoerde oriënterende onder‑
onderzoeken uitgevoerd (bepalen werk‑
zoeken.
derden al dan niet via website.
voorraad). 7.2. Opstellen plan van aanpak doorwer‑
Aantal plannen van aanpak.
king beleidsprojecten.
Ontwikkelingen en knelpunten
De activiteiten en de benodigde financiële bijdragen van derden worden sterk bepaald door de economische ontwikke‑ lingen. Er wordt vaak alleen gesaneerd bij verbouw of nieuwbouw.
Later
72
Programma 5.1. Bodem
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Uitvoering bodemonderzoek en bodemsanering, vergunningverlening/handhaving, cofinanciering op project niveau, conform meerjarenprogramma. Ad 2. Regievoering (onderzoek verdachte gevallen, voorlichting aan en overleg met initiatiefnemers), vergunning verlening en handhaving. Ad 3. Regievoering (actieve ondersteuning van gemeenten binnen de 3 projectteams), vergunningverlening en handhaving, subsidiëring op programmatische basis. Ad 4. Regievoering (actieve ondersteuning gemeenten; vergunningverlening en handhaven; subsidiëring op project niveau). Ad 5. Regievoering (via periodieke voortgangsgesprekken), vergunningverlening en handhaving, subsidiëring op programmaniveau. Ad 6. Technisch onderhoud van het systeem en up‑to‑date houden van de gegevens in het systeem. Ad 7. Uitvoering van niet‑locatie gebonden onderzoeken. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Betrokken eigenaren stemmen in met uitvoering van de bodemsanering conform het meerjarenprogramma. Ad 2. In 2006 worden ongeveer 100 locaties gecontroleerd op noodzaak bodemsanering en met hen wordt overeen‑ stemming bereikt over de te nemen vervolgstappen (vrijwillige bodemsanering) en er vindt vooroverleg plaats bij ten minste 75% van de nieuwe saneringen in eigen beheer. Ad 3. De bodemsanering op de 3 gasfabrieksterreinen wordt uitgevoerd op basis van de 3 individuele project planningen. Ad 4. In 2006 zijn projectgemeenten in staat om de gehonoreerde ISV‑bodemsaneringen uit te voeren, conform de hierover gemaakte planning (die in derde kwartaal van 2005 duidelijk wordt). Ad 5. In 2006 voeren de programmagemeenten de bodemsanering uit conform het ISV‑2‑programma. Ad 6. Globis kan op elk moment de actuele bodeminformatie over een locatie genereren (de invoer van nieuwe gegevens in Globis kent geen achterstand). Ad 7. Voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van beleid en projecten.
73
Programma 5.1. Bodem
Programmaonderdeel 35205 Beheer afvalstoffen Contactpersoon: de heer K. van den Berg, toestelnummer 58 42. Bronnen van beleid
- Landelijk afvalbeheerplan. - POP II. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
1. Het in samenwerking met overheden en bedrijfsleven verminderen van de milieubelasting door afvalstoffen. 2. Jaarlijks vaststellen nazorgheffing. 3. Beïnvloeding rijks‑ en Europees standpunt
3.1. Tegengaan gebruik zoutkoepels voor
aangaande berging afval diepe ondergrond.
deze doeleinden.
GS‑/PS‑besluit.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Goed beheer van het Nazorgfonds (gerealiseerde nazorgheffingen en beoordeelde nazorgplannen). Jaarlijks leggen wij op grond van de Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Drenthe een nazorgheffing op aan de 2 stortplaatsexploitanten in Drenthe, Stortplaats Essent Milieu Wijster (EMW) en Meisner Stortplaats Noord‑Drenthe BV te Ubbena. Nazorg zal bij deze stortplaatsen respectievelijk tegen 2047 en 2031 aan de orde zijn. De opbrengst van de belastingheffing wordt gestort in het Provinciale nazorgfonds. De hoogte van de jaarlijkse nazorg‑ heffing is dusdanig berekend dat met de opbrengst hiervan de eeuwigdurende nazorg van deze stortplaatsen kan worden bekostigd. - Zorgen voor/behouden van adequate vergunningen EMW en SITA (Ubbena). - Proactieve houding ten aanzien van het Europees en rijksbeleid met betrekking tot opslag afvalstoffen in de diepe ondergrond.
74
Programma 5.1. Bodem
Programmaonderdeel 35206 Bodemkwaliteitsbeheer Contactpersoon: de heer A.H. Smits, toestelnummer 54 55. Bronnen van beleid
- - - - - - - -
Besturen in balans. NMP3. Beleidsbrief bodem (Ministerie van VROM). Project BIELLS (Bodeminformatie essentieel voor landelijke en lokale sturing). Project Bodemambities. Vrijstellingsregeling grondverzet (Bouwstoffenbesluit). In ontwikkeling zijnde EU‑bodemstrategie. Europese Gemeenschap (EG) Kaderrichtlijn bodem.
Omschrijving doelstelling
Bij maatschappelijk activiteiten en processen wordt optimaal rekening gehouden met de onderscheiden bodem kwaliteiten Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Interbestuurlijke samenwerking.
1.1. Bandbreedte bepalen van de
2. Bodembiodiversiteit in natuurgebieden en
1.2. Gemeentelijke
Aantal gemeentelijke bodembeleids‑
landbouwgronden.
bodem(beleids)plannen gereed op basis
plannen.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
2
6
12
2
2
Doorwerking.
chemische bodemkwaliteiten).
van chemische kwaliteiten. 2.1. Kennisontwikkeling ten behoeve
Kennisoverdracht door middel van
van inbrengen in landelijke en Europese
deelname in landelijke en Europese
beleidskaders.
projectgroepen.
3. Gevolgen storten vrijkomende schone grond uit 3.1. Bepalen beleidsstandpunt. natuurontwikkelingsprojecten in ontgrondings‑ gaten.
Genomen GS‑besluit.
1
Doorwerking.
75 Doelen
Programma 5.1. Bodem
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
4. Beheer bodemkwaliteiten door externe beleids‑ 4.1. Voorkomen vermijdbare verontrei
Aantal beleids‑ en uitvoeringsadviezen
integratie.
niging en aantasting van de bodem bij de
aan internen en externen.
realisatie van beleid en de uitvoering van
Ontwikkelen Integraal beleidskader.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
20
20
In POP III‑kader heeft alles zijn beslag gekregen.
plannen. 5. BIELLS.
5.1. Een adequate doorwerking in het
Integraal beleidskader ontwikkeld.
bodembeleid, waarbij zoveel mogelijk
1
In POP III‑kader heeft alles zijn beslag gekregen.
wordt gestreefd naar doorwerking op andere beleidsvelden. Een en ander is van belang voor de ontwikkeling van POP III.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Stimuleren en ondersteunen van gemeenten bij het formuleren van een eigen bodembeleid; op termijn de eigen bodemambities (Beleidsbrief bodem). Ad 2. Uitvoeren van oriënterend onderzoek, als onderdeel van het in beeld brengen van de bodemkwaliteiten (in relatie tot het landelijk project BIELLS). Een en ander mede in relatie tot de EU‑bodemstrategie en de komende EG Kaderrichtlijn bodem en het landelijke project Biologische referenties bodem (Beleidsbrief bodem). Ad 3. Het uitwerken van het in 2005 ingenomen beleidsstandpunt over de wenselijkheid en mogelijkheden van het verwijderen van de bouwvoorgrond uit nieuwe natuurgebieden en het daarmee al dan niet opvullen van ontgrondingsgaten. Ad 4. Participatie in diverse beleidsprocessen en inbreng bij toetsing van aan de provincie voorgelegde plannen. Ad 5. Actualisatie van bestaande bodemgerelateerde informatie (zie ook 2). Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Bevorderen van een gezamenlijk(e) (plan van) aanpak. Ad 2. Inzicht in de mogelijke beleidsaspecten voor Drenthe. Ad 3. Gemeenten en waterschappen onderschrijven provinciaal beleid. Ad 4. Optimaliseren van besluitvorming; er is in voldoende mate rekening gehouden met de onderscheiden bodem kwaliteiten. Ad 5. In de komende 2 tot 3 jaren beschikt de provincie over geactualiseerde bodeminformatie en bestaat zicht op de behoefte aan aanvullende informatie.
76
Programma 5.1. Bodem
Programmaonderdeel 35207 Waterbodemsanering Contactpersoon: de heer W. van Oosterom, toestelnummer 53 34. Bronnen van beleid
- Bestuurlijk advies Tienjarenscenario (TJS) waterbodems (februari 2002) en kabinetsstandpunt Tienjarenscenario waterbodems (23 april 2002; TK, vergaderjaar 2001 2002, 26 401, nummer 28). - POP (7 juli 2004), C.6.3 onder Verontreinigde waterbodems en TJS (bladzijde 126). - Meerjarenprogramma WBB 2005‑2009 (provincie Drenthe, november 2004): Hoofdstuk 3.10 (bladzijde 32). Omschrijving doelstelling
Het saneren van verontreinigde waterbodems (door onderhoudsbaggerwerk al of niet in combinatie met sanerings baggerwerk), conform het landelijk opgestelde TJS waterbodems wat betekent dat in 2025 de provincie in samen werking met waterschappen en gemeenten de gestelde saneringsopgave (4,5 miljoen m3) gerealiseerd heeft volgens een gezamenlijke jaarlijkse programmering, waarbij in de periode tot 2009 de huidige achterstand met 20% verminderd zal worden. Hierbij hoort tevens het zorgdragen voor voldoende depotcapaciteit voor be‑/verwerking van baggerslib zonder directe bestemming (voor de gehele periode tot 2025 moet rekening gehouden worden met depotcapaciteit voldoende voor verwerking van in totaal 1,5 miljoen m3). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Saneren waterbodems.
1.1. Verwijderen van ongeveer
m3
120.000 m3 verontreinigde waterbodem,
bodem.
verwijderde verontreinigde water‑
4.500.000
m3.
120.000
2007
m3.
conform uitvoeringsprogramma van het landelijke TJS. 2. Vergroten verwerken slibcapaciteit door aanleg
2.1. Vanaf 2006 zorgdragen voor een
baggerdepots.
beschikbare depotcapaciteit om ongeveer 50.000 m3 baggerspecie in 2006 te kunnen verwerken.
m3 verwerkingscapaciteit.
30.000 m3.
50.000 m3.
150.000
Later
m3.
77
Programma 5.1. Bodem
Ontwikkelingen en knelpunten
Ad 1. Als alle werken worden uitgevoerd die op dit moment geprogrammeerd zijn wordt de geplande hoeveelheid te verwijderen verontreinigde baggerspecie ruimschoots gerealiseerd. Door diverse oorzaken kan de uitvoering van werken vertraging oplopen (inspraakprocedures, beperkingen voortvloeiend uit andere wet- en regelgeving zoals de Flora‑ en Faunawet (FFW), tegenvallende aanbestedingen waardoor minder budget beschikbaar blijft etc.). Daarnaast is het kunnen realiseren van programmaonderdeel 1 afhankelijk van de mate waarin programma onderdeel 2 (realiseren depotcapaciteit) wordt bewerkstelligd. Ad 2. Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereiding van een depot nabij Nieuw‑Amsterdam met een capaciteit van 35.000 m3. Samen met reeds beschikbare capaciteit kan de doelstelling voor 2006 daarmee gerealiseerd worden. Inspraakprocedures kunnen nog leiden tot significante vertraging. De voorbereiding van andere (tijde‑ lijke) depotlocaties is naar verwachting procedureel niet ver genoeg gevorderd om in 2006 als compensatie te kunnen dienen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Uitvoeringsregie (inzet rijkssubsidie, gezamenlijk uitvoeringsprogramma, gezamenlijke monitoring en realisatie benodigde vergunningverlening). Ad 2. Faciliteren en stimuleren van realiseren van regionale baggerdepots. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. In 2006 voeren gemeenten en waterschappen het gezamenlijk afgesproken uitvoeringsprogramma uit. Ad 2. In 2006 voeren gemeenten en waterschappen het gezamenlijk afgesproken uitvoeringsprogramma uit.
Programmaonderdeel 35208 Bescherming grondwater voor drinkwatervoorziening Contactpersoon: mevrouw M.W. Kelder, toestelnummer 55 89. Bronnen van beleid
- Wm, artikel 1.2. Omschrijving doelstelling
De productie van drinkwater, onafhankelijk van de bronnen, geschiedt zonder ingrijpende en kostbare zuivering. Daarnaast voldoet het grondwater in de gehele provincie aan de kwaliteitsnormen in de EG drinkwaterrichtlijn. Verder voldoet het bovenste grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden op termijn aan de aan EU‑streefwaarde van 25 mg/l nitraat.
78
Programma 5.1. Bodem
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Voorkomen van de verontreiniging en
1.1. Veiligstellen van de bronnen voor
aantasting van de waterwingebieden (puttenveld). de drinkwatervoorziening, mede ter voldoening aan de EG KRW.
Operationele beheerplannen van de waterleidingbedrijven voor alle 15 water‑
0
2007
Later
Idem.
Idem.
Beheerplannen voor alle 15 waterwingebieden.
wingebieden. 0
2. Voorkomen van verontreiniging en aantasting
2.1. Veiligstellen van de bronnen voor
Het aantal inventarisaties van onge‑
van de grondwaterbeschermingsgebieden.
de drinkwatervoorziening, mede ter
wenste ontwikkelingen in de grondwater‑
voldoening aan de EG KRW.
beschermingsgebieden.
3. Voorkomen van verontreiniging van het opper‑
3.1. Het water in de Drentsche Aa is
Aantal stagnaties van waterinname als
vlaktewater met het oog op het veiligstellen van
blijvend geschikt als bron voor de drink‑
gevolg van onvoldoende kwaliteit.
de drinkwatervoorziening uit de Drentsche Aa.
watervoorziening.
4. Onderzoek.
4.1. Duurzaam veiligstellen van de
Aantal van de in POP II aangeduide
Gefaseerd realiseren van de
bronnen van de drinkwatervoorziening.
onderzoeken.
diverse onderzoeken in overleg
0
met de waterleidingbedrijven. Implementatie van de Europese wetgeving.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Procesregie. Ad 2. Uitvoering en procesregie. Ad 3. Uitvoering en procesregie. Ad 4. Onderzoek naar consequenties EG KRW en de in ontwikkeling zijnde EG richtlijn grondwater. Beoogde doorwerking van provinciale inzet: Ad 1. Waterleidingbedrijven hebben in 2006 de beheersplannen operationeel. Voor de niet waterleidingbedrijven is een vergelijkbaar niveau van bescherming operationeel. Ad 2. Het gebruik van de grondwaterbeschermingsgebieden is in harmonie met het belang van de drinkwatervoor ziening. De waterleidingbedrijven hebben onder meer convenanten afgesloten met het landbouwbedrijfsleven en bevorderen samen met de provincie een optimaliseren van het bodemgebruik door andere actoren Ad 3. geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de in de POV aangewezen zone. Geen rechtstreekse inname van water uit de Drentsche Aa voor het vullen van spuitmachines. Ad 4. De provincie voldoet ten minste aan de terzake gestelde wettelijke eisen.
79
Programma 5.1. Bodem
Programmaonderdeel 35209 Bescherming aardkundige waarden/bodemarchief Contactpersoon: de heer E.P.H. Bregman, toestelnummer 58 63. Bronnen van beleid
- - - - - -
Europa: EU‑bodemstrategie. Verdrag van Malta. Rijk: vierde Nota. Beleidsbrief bodem. Beleidsbrief ruimtelijke ordening en ondergrond. Uitvoering POP II.
Omschrijving doelstelling
Het duurzaam beschermen van aardkundige waarden en het Drentse bodemarchief door het voorkomen van vermijd‑ bare verontreiniging, alsmede de fysische en biologische aantasting van de bodem; het faciliteren van maatschappelijk nuttige en gewenste ontwikkelingen en het veiligstellen van niet of nauwelijks te vervangen bodemgerelateerde waarden; waar aantasting heeft plaatsgevonden is herstel geboden. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
- beschrijving aardkundig waardevolle
- Evaluatie 2004. Alle 300 gebieden
2006
1. Behoud en bescherming via RO.
gebieden.
- 100 gebieden
beschreven.
beschreven.
2. Behoud en bescherming via Waterspoor.
- 1 overzicht
de te beschermen gebieden met aard‑
van grondwater
kundige waarden en Archeologische
afhankelijke
Monumentenkaart (AMK‑)gebieden
aardkundige
opdat nieuwe maatschappelijke
waarden
activiteiten met een hoog risicoprofiel
- gebieden/
vermeden worden.
bodems.
2.1. Beheer van hydrologische omstandig Gewenste grondwaterstand passend bij
Zie 1.1.
heden in AMK-gebieden en gebieden met functies en specifieke waarden. aardkundige waarden.
Afspraken met eigenaren/ beheerders/gemeenten over beheersmaatregelen.
1 bodemtoets. 1.1. Provincie en gemeenten bewaken
2007
1 pilot (Prisma‑project).
Later
80
Programma 5.1. Bodem
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Voeren van actief RO-beleid, handhavingsbeleid en ontgrondingenbeleid op bescherming waardevolle gebieden. Ad 2. Voeren van waterbeleid gericht op hydrologisch beheer van waardevolle gebieden. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Bij wijziging van relevante bestemmingsplannen worden bescherming AMK en kaart 6 hierin verankerd en gemeentelijk beleid (in landschapsontwikkelingsplannen) is afgestemd op provinciaal beleid zowel qua bescherming, bewaking als inrichting. Ad 2. Alle terreinbeherende instanties en waterschappen hebben in hun (water)beheersplannen een peilbeheer en bewakingsregime voor de hydrologische omstandigheden opgenomen.
Programmaonderdeel 35211 Duurzaam bodemgebruik in de landbouw Contactpersoon: de heer K. Folkertsma, toestelnummer 58 64. Bronnen van beleid
- - - - - -
Europa: EU‑bodemstrategie, EU-drinkwaterrichtlijn. KRW. Rijk: WBB, Wm. Beleidsbrief bodem. WAV. Provincie: POP II.
Omschrijving doelstelling
Optimaliseren van de bodem- en grondwaterkwaliteit voor de landbouw alsmede het voorkomen van vermijdbare verontreiniging en fysische en biologische aantasting van de bodem als gevolg van landbouwkundige toepassing. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Stikstof- en ammoniakemissies.
1.1. Het verlagen van emissies om ten
Emissie kton per jaar voor Drenthe.
laatste in 2010 een emissieplafond voor ammoniak te bereiken van 6 kton/jaar en daarmee een emissiereductie met 70% ten opzichte van 1980 te realiseren.
% reductie.
2007
Later
ca. 35% reductie ten opzichte
In 2010 70% reductie ten
van 1980.
opzichte van 1980.
81 Doelen
Programma 5.1. Bodem
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2. Gebruik en emissies bestrijdingsmiddelen.
2.1. Ten laatste in 2010 het bereiken van
Percentage normoverschrijdingen van de
30-60%
een nitraatconcentratie in het bovenste
meetlocaties.
(afhankelijk van
20-40%.
2007
Later
In 2010 geen overschrijding.
gebiedstype).
grondwater van maximaal 50 mg/l (AOK). 2.1. Ten laatste in 2010 voldoet het
PvA vastgesteld; monitoring gegevens
In 2010 90% reductie bestrij‑
grondwater in Drenthe aan de eisen
provincie/waterschappen beschikbaar;
dingsmiddelengebruik.
voor de bereiding van drinkwater
gebruikscijfers vertaald naar Drenthe.
(EU‑drinkwaterrichtlijn) ten aanzien van bestrijdingsmiddelen. 3. Leliebollenteelt.
3.1. Inzicht verkrijgen in aard en mate van
Uitwerking van de thema’s:
effecten bollenteelt op milieu/landschap.
- bestrijdingsmiddelen; - spoelgrond; - spoelplaatsen; - grondwaterontsmetting.
3.2. Consensus verkrijgen voor beleid ten
Samenwerkingsverband tussen partijen
aanzien van verminderen ongewenste
gerealiseerd (Koninklijke Algemeene
effecten.
Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB), MFD, waterschappen, water leidingmaatschappijen, provincie).
4. Toepassing biomassa in de landbouw.
3.3. Het bevorderen van “duurzame”
Aantal stimuleringsprojecten Duurzame
1 pilotproject
Verwerking uitkomsten in
bollenteelt.
bollenteelt.
opgestart.
beleid.
4.1. Geen verontreiniging van de bodem als gevolg van toepassing biomassa.
5. Gebruik reststof als meststof.
5.1. Geen verontreiniging van de bodem als Aantal GS-besluiten.
1
gevolg van toepassing reststof als meststof. 6. Organische stof en erosie.
6.1. Behouden en verbeteren van gehalte
Aantal uitgewerkte inventarisaties.
1
1
organische stof in Drentse landbouw bodems. Realisatie van duurzaam bodem‑ gebruik. 7. Landbouwkundige verbeteringsmogelijkheden
7.1. Realisatie van een duurzamer bodem‑
van de bodem.
gebruik met een gezonder bodemleven en verbeterde biodiversiteit, minder uitspoeling van nutriënten en bestrijdingsmiddelen.
Aantal ontwikkelde visies.
1
82
Programma 5.1. Bodem
Ontwikkelingen en knelpunten
Er is sprake van een andere benadering van het bodembeleid: van sterk normatief gericht op fysische normen naar een ecologisch bodembeheer, waarbij ook de biologische en chemische bodemkwaliteit van belang is. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Projectmanagement project bedreven bedrijven en coördinatie handhaving (SEPH). Ad 2. Stimuleren van vermindering gebruik en milieubelasting bestrijdingsmiddelen door de landbouw en in het groenbeheer. Ad 3. Uitwerking van de in PvA benoemde thema’s. Ad 4. Verlenen van ontheffingen. Ad 5. Handhaving beleidsdoel uitvoeren. Ad 6. Onderzoek/beleidsontwikkeling. Ad 7. Onderzoek/beleidsontwikkeling. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Realisatie van het project Bedreven bedrijven en handhaving regelgeving dierlijke meststoffen. Ad 2. Afspraken met sector(en). Ad 3. Afspraken met sector(en). Ad 4. Toepassing van biomassa conform ontheffingen. Ad 5. Toepassing van reststof als meststof. Ad 6. Inzicht krijgen in de kwaliteit van de Drentse landbouwbodem op het gebied van organische stof. Ad 7. Inzicht krijgen in de landbouwkundige verbeteringsmogelijkheden van de bodem voor verschillende bedrijfstypen/‑stijlen en de vertaling daarvan in een plan van aanpak en (stimulerings‑)maatregelen.
Programmaonderdeel 35212 Duurzaam gebruik (diepe) ondergrond Contactpersoon: de heer E.P.H. Bregman, toestelnummer 58 63. Bronnen van beleid
- - - - -
Rijk: Beleidsbrief bodem; Beleidsbrief ruimtelijke ordening en ondergrond. Mijnwet (winningsplannen; schaderegeling). Provincie (doelen 1 en 3) POP II. Doel 2: nieuw beleid in Energienota II (herziening). Doelen komen ook aan de orde in Beleidsplan voor de ondergrond (nieuw beleid in kader uitvoering Energienota II).
83
Programma 5.1. Bodem
Omschrijving doelstelling
Bij maatschappelijk gebruik van de (diepe) ondergrond moeten aantastingen van de bodem worden voorkomen. Het gaat om het tegelijkertijd faciliteren van maatschappelijk nuttige en gewenste ontwikkelingen en het veiligstellen van de bodem‑ kwaliteit en de bodemgerelateerde waarden. Waar aantasting heeft plaatsgevonden is herstel door de veroorzaker geboden. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Winning en opslag van olie en gas.
1.1. Voorkomen dat olie‑ en gaswinning
Aantal malen advisering.
4
Aantal uitgevoerde onderzoeken.
1 onderzoek uitgevoerd naar
2007
Later
niet leiden tot onbedoelde aantastingen en nadelige gevolgen. 2. Opslag van CO2.
2.1. Vermijden dat maatschappelijke
mogelijkheden.
toepassingen van de (diepe) ondergrond leiden tot aantastingen; benutten kansen. 3. Het gebruik van bodemenergie.
3.1. De winning van bodemenergie
Aantal beleidsplannen en beleidsregels.
1
2008: evaluatie.
geschiedt binnen de kaders van een duurzame ontwikkeling van de Drentse samenleving.
Ontwikkelingen en knelpunten
In toenemende mate leidt het gebruik van de ondergrond tot de noodzaak van een integrale visie op de gewenste ontwikkeling. Enerzijds om ongewenste conflicterende ontwikkelingen tegen te gaan, anderzijds om gebruiksmogelijk‑ heden beter inzichtelijk te maken en te benutten. De Beleidsbrief ruimtelijke ordening legt een grote verantwoordelijkheid bij de provincies en maakt duidelijk dat bij een gewenste ontwikkeling ook rekening dient te worden gehouden met specifieke waarden (onder andere aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden). Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Taakgerichte uitvoering: a. adviseren van Ministerie van Economische Zaken (EZ) bij nieuwe concessieverlening b. loketfunctie van en naar burgers. in het bijzonder met betrekking tot mogelijke gevolgen van bodembeweging door gas‑ en oliewinning.
84
Programma 5.1. Bodem
Ad 2. Faciliteren en beheersen van de toepassing van de ondergrond conform het in 2005 ontwikkelde beleidsplan via vergunningverlening en handhaving. Ad 3. Bevorderen van een ruim gebruik van bodemenergie, op een zodanige wijze dat de aanwezige bodemkwaliteiten niet worden aangetast, dan wel afdoende worden beschermd. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Overeenstemming met Ministerie van EZ over nieuwe concessieverleningen, vraagbeantwoording van burgers, zorgdragen en bewaken van goede schadeafwikkeling. Ad 2. Faciliteren van maatschappelijk nuttige toepassingen van de bodem, voorkomen van bodemaantastingen als gevolg van maatschappelijk gebruik en toezien op herstel door veroorzaker. Ad 3. Drenthe levert een reële bijdrage aan de reductie van CO2‑emissies door gebruik te maken van bodemenergie. Drenthe is een voorbeeld voor de wijze waarop verantwoord bodemenergie wordt gewonnen.
Programmaonderdeel 35213 Duurzaam bodemgebruik door bedrijven en bouw Contactpersoon: de heer A. Scheper, toestelnummer 55 29. Bronnen van beleid
- Europa: EU‑bodemstrategie. - Rijk: WBB; Beleidsbrief bodem. - Provincie: POP II. Omschrijving doelstelling
Voorkomen van vermijdbare verontreiniging alsmede de fysische en biologische aantasting van de bodem als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten door bedrijven en in bouwprocessen. Waar aantasting heeft plaatsgevonden is herstel geboden.
85
Programma 5.1. Bodem
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten.
1.1. Bedrijven nemen bodem
Aantal milieuvergunningen mede
beschermende voorzieningen ter voor‑
beoordeeld op bodemaspecten.
2007
Later
10
koming van bodemverontreiniging als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. 2. Bodembescherming bij bouwactiviteiten.
2.1. Bodemverontreiniging en ‑verstoring Aantal voorlichtingsbijeenkomsten.
4
worden tot een minimum beperkt zonder nadelige gevolgen voor de omgeving. 3. Handhaven illegale saneringen.
3.1. Voorkomen van illegale saneringen.
Aantal adviezen Handhaving.
10
Ontwikkelingen en knelpunten
Programmaonderdeel hangt sterk af van risicoanalyse/bedrijfsinventarisatie en uitkomsten van overleg met risicovolle bedrijfstakken op relatief kwetsbare locaties. Kansen en mogelijkheden worden met betrekking tot onderdeel 2 met de sector, gemeenten en het Platform Duurzaam Bouwen geïnventariseerd. Nadruk uitvoering ligt vooral op (herhaling van) voorlichtings‑ en stimuleringscampagnes. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Stimuleren en reguleren via vergunningverlening van bedrijven. Ad 2. Ontwikkelen van een beleidsplan. Ad 3. (Participatie bij) voorlichting en (advisering bij) handhaving. Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Inventarisatie bodembeschermende maatregelen (bij een selectie van) bedrijven en afspraken maken met het bedrijfsleven om bij bedrijfsmatige activiteiten noodzakelijk geachte bodembeschermende voorzieningen te treffen. Ad 2. Afspraken maken met gemeenten en bedrijfsleven om bij (ondergrondse) bouwactiviteiten bodembeschermende voorzieningen te treffen. Ad 3. Kennis verstrekken over de WBB aan grondeigenaren, handhavers, gemeenten; mede zorgdragen voor goede handhaving.
86
Programma 5.1. Bodem
Programmaonderdeel 35215 Procesbewaking bodembeleid Contactpersoon: de heer S.J. Geerlings, toestelnummer 54 87. Bronnen van beleid
- - - - - - - -
Collegeprogramma 2003‑2007. POP II. In ontwikkeling zijnde EU‑bodemstrategie. Beleidsbrief bodem. Agenda Vitaal platteland. Nota ruimte. Kwalitbo. EU-richtlijn Monitoring.
Omschrijving doelstelling
Het (via beleidsbeheer) zorgdragen van een actueel gehouden, eenduidig en consistent opgezet bodembeleid in afstemming met politiek en bestuur (algemene beleidsvorming) dat (via externe communicatie) is afgestemd met de provinciale ketenpartners (gemeenten, waterschappen en maatschappelijke doelgroepen), is afgestemd met de beleids‑ ontwikkelingen vanuit IPO, Rijk en EU en het provinciale omgevingsbeleid (beleidsafstemming), en is gebaseerd op een structureel inzicht in de bodemkwaliteit, de voortgang van de beleidsuitvoering en de feitelijke doorwerking van ons bodembeleid bij bestuurlijke en maatschappelijke actoren (monitoring en evaluatie) en wat op een gestructureerde en professionele wijze wordt uitgevoerd (kwaliteitszorg). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Beleidsbeheer.
1.1. Aangepast en vastgesteld beleid vast‑
Aantal malen per jaar actualisering door
gelegd in uKnow.
thematrekkers
2. Algemene beleidsvorming.
2.1. Duurzaam bodemgebruik.
Aantal malen per jaar afstemming op
3. Algemene beleidsafstemming.
3.1. Doorwerking duurzaam bodembeleid in Bodembeleidsplan in 2009 voor alle
landelijke ontwikkelingen. andere beleidsvelden.
gemeenten binnen Drenthe, incl. Bodemkwaliteitskaart
0
4 4
2007
Later
87 Doelen
Programma 5.1. Bodem
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
4. Monitoring en evaluatie.
4.1. Monitoren van effecten en prestaties
Meten van prestaties en effecten.
1
Aantal externe oriëntaties.
6
2007
voor duurzaam bodemgebruik door de meest effectieve maatregelen. 0‑meting in 2005 en 2006 voor milieu beschermingsgebieden. 5. Externe communicatie.
5.1. Maatschappelijke acceptatie van bodembeleid. 4 x per jaar bodemdag voor gemeenten. 1x per jaar voorlichting voor adviesbureau’s. Actualiseren gegevens website.
6. Kwaliteitszorg. 7. Interne beleidsafstemming.
6.1. ISO‑certificering. Certificaat 2006 voor
Aantal groepsonderdelen dat is gecerti‑
bodemsanering en bodembescherming.
ficeerd.
7.1. Maximaal rendement duurzaam
2 x per jaar bijeenkomst thematrekkers om
bodembeheer.
beleidsontwikkelingen af te stemmen en
0
2 2
toe te lichten naar andere beleidsvelden.
Ontwikkelingen en knelpunten
De ontwikkelingen binnen het bodembeleidsveld zijn deels afhankelijk van de inzet van Europa. Drenthe wil het beleid samen met anderen vormgeven en uitvoeren. Risico is aanwezig dat andere partijen minder prioriteit geven aan deze ontwikkelingen. In dat geval wordt een grotere inspanning van de provincie verwacht. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1. Zorgdragen van een actueel gehouden beschrijving van het bodembeleid. Ad 2. Zorgdragen van een eenduidige en consistente opzet van het bodembeleid. Ad 3. Zorgdragen dat het Drentse bodembeleid is afgestemd met het Drentse omgevingsbeleid en de beleids ontwikkelingen vanuit Rijk, IPO en EU. Ad 4. Zorgdragen dat inzicht bestaat in de voortgang van de provinciale beleidsuitvoering, de doorwerking van dit beleid bij ketenpartners en de effecten hierop op de bodemkwaliteit (inclusief grondwater). Ad 5. Zorgdragen dat inzicht bestaat in de wensen, mogelijkheden en ontwikkelingen voor een duurzaam bodem gebruik bij de maatschappelijke doelgroepen. Ad 6. Zorgdragen van een professionalisering in de beleidsuitvoering van bodembeheer, bodemsanering en grond waterbescherming.
Later
88
Programma 5.1. Bodem
Ad 7. Zorgdragen voor informatieoverdracht en afstemming van werkzaamheden (intern gericht). Beoogde doorwerking van provinciale inzet Ad 1. Actueel provinciaal bodembeleid provinciebreed beschikbaar. Ad 2. Bodemgebruik afgestemd op de functie(s). Ad 3. Afgestemd beleid met dat van beleidspartners. Ad 4. Volgen van beleidsinspanningen. Ad 5. Gemeenschappelijk inzicht in de beleidsbehoeften vanuit maatschappelijk bodemgebruik. Ad 6. Uniforme, transparante en kwalitatieve beleidsuitvoering. Ad 7. Integrale doorwerking.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Gasfabriekterreinen Binnen oud stedelijk gebied bevindt zich nog een aantal oude gasfabriekterreinen, die gesaneerd moeten worden. Ze staan nu verdere ontwikkeling in de weg. In Coevorden is in het kader van de stadsontwikkeling gestart met de sanering. Meppel is momenteel in de fase van de afronding van de plannen en zal aansluitend overgaan tot besluitvorming. Start zal eind 2005 plaatsvinden. Assen bevindt zich momenteel in de afronding van de planfase. Hier zal in 2006 gestart worden met de werkzaamheden. Via de Voorjaarsnota 2004 zijn hier extra middelen voor beschikbaar gesteld. Volgens de planning worden de middelen de komende jaren besteed.
Uitvoering Collegeprogramma: Invulling bezuinigingen Bijdragen waterleidingbedrijven in kosten bodembescherming/te realiseren inkomsten waterleidingssector Momenteel wordt overleg voorbereid met de waterleidingssector dat moet leiden tot concrete invulling van de extra inkomsten. De extra inkomsten zijn begrotingstechnisch ingevuld op programma 5.1, Bodem. Ten behoeve van het overleg met de waterleidingsector wordt een PvA opgesteld, op basis waarvan wordt afgesproken op welke onderdelen de waterleidingbedrijven zullen bijdragen aan dekking van provinciale doelstellingen. Onderwerp
Te realiseren inkomsten grondwaterbescherming.
Bedrag in 2005
Bedrag in 2006
Bedrag in 2007
Bedrag in 2008 Stand van zaken
(in €)
(in €)
(in €)
100.000
100.00
100.000
150.000
400.000
400.000 Voorstel bij de Begroting 2006.
100.000
250.000
500.000
500.000
Te realiseren inkomsten grondwaterbescherming.
(in €)
100.000 Was al begrotingstechnisch ingevuld.
89
Programma 5.1. Bodem
Financieel totaaloverzicht programma 35202 Bodemsanering
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
1.227.232
7.761.088
4.659.987
7.892.187
3.718.387
4.266.016
Apparaatskosten
1.419.799
1.169.906
1.170.172
1.192.060
1.260.778
1.298.459
Totaal lasten
2.647.031
8.930.994
5.830.159
9.084.247
4.979.165
5.564.475
Totaal baten
1.471.183
7.114.160
4.799.500
8.052.580
4.150.240
4.124.816
Saldo
1.175.848
1.816.834
1.030.659
1.031.667
828.925
1.439.659
35205 Beheer afvalstoffen
Programmakosten Apparaatskosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.163.390
1.217.000
1.222.300
1.227.700
1.233.200
1.239.000
81.526
134.869
95.753
97.544
103.167
106.250
Totaal lasten
1.244.916
1.351.869
1.318.053
1.325.244
1.336.367
1.345.250
Totaal baten
1.045.012
1.042.000
1.042.000
1.042.000
1.042.000
1.042.000
199.904
309.869
276.053
283.244
294.367
303.250
35206 Bodemkwaliteitsbeheer
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
1.978
316.360
200.000
200.000
200.000
200.000
Saldo
Apparaatskosten
313.626
249.386
111.672
113.761
120.319
123.915
Totaal lasten
315.604
565.746
311.672
313.761
320.319
323.915
821
100.000
-
-
-
-
314.783
465.746
311.672
313.761
320.319
323.915
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
38.037
38.748
40.982
42.207
Totaal lasten
-
-
38.037
38.748
40.982
42.207
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
38.037
38.748
40.982
42.207
Totaal baten Saldo 35207 Waterbodemsanering
90
35208 Bescherming grondwater voor drink-
Programma 5.1. Bodem
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
84.360
86.390
87.820
89.550
Apparaatskosten
-
-
234.397
238.781
252.546
260.094
Totaal lasten
-
-
318.757
325.171
340.366
349.644
Totaal baten
-
-
250.000
500.000
500.000
500.000
Saldo
-
-
68.757
174.829-
159.634-
150.356-
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
21.395
21.795
23.052
23.741
Totaal lasten
-
-
21.395
21.795
23.052
23.741
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
21.395
21.795
23.052
23.741
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
9.752
9.934
10.507
10.821
Totaal lasten
-
-
9.752
9.934
10.507
10.821
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
9.752
9.934
10.507
10.821
voorziening
35209 Bescherming aardk.waarden/bodemarchief
35210 Duurzaam bodembeheer in natuurgebieden
35211 Duurzaam bodemgebruik landbouw
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
193.696
197.319
208.694
214.931
Totaal lasten
-
-
193.696
197.319
208.694
214.931
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
193.696
197.319
208.694
214.931
91 35212 Duurzaam gebruik (diepe) ondergrond
Programma 5.1. Bodem
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
132.031
134.501
142.254
146.506
Totaal lasten
-
-
132.031
134.501
142.254
146.506
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
132.031
134.501
142.254
146.506
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
13.308
13.557
14.338
14.767
Totaal lasten
-
-
13.308
13.557
14.338
14.767
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
-
13.308
13.557
14.338
14.767
35213 Duurzaam bodemgebruik bedrijven en bouw
35215 Procesbewaking bodembeleid
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
99.687
120.000
122.000
124.500
127.000
129.500
Apparaatskosten
992.815
1.323.177
907.267
924.237
977.517
1.006.731
Totaal lasten
1.092.502
1.443.177
1.029.267
1.048.737
1.104.517
1.136.231
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
1.092.502
1.443.177
1.029.267
1.048.737
1.104.517
1.136.231
Saldo Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
5.300.053
12.291.786
9.216.127
12.513.014
8.520.561
9.172.488
Baten
2.517.016
8.256.160
6.091.500
9.594.580
5.692.240
5.666.816
Saldo
2.783.037
4.035.626
3.124.627
2.918.434
2.828.321
3.505.672
-BTUFOQSPHSBNNB#PEFNCFMFJE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
92
Programma 5.2.
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Vergunningverlening en handhaving milieubeheer Portefeuillehouder: mevrouw T. Klip‑Martin. Missie Het Drents vergunningverlenings‑ en handhavingsbeleid heeft als missie: - behoud en verbetering van het milieu; de inrichtingen en activiteiten belasten zo weinig mogelijk het milieu en zijn veilig; - behoud en verbetering van het milieu door een goede naleving van wet‑ en regelgeving; - dat burgers, inrichtingen, belangenorganisaties, provinciale organisatie en andere overheden inzicht hebben in het provinciaal beleid ten aanzien van bedrijfsgerichte milieutaken (vergunningverlening, convenanten, handhaving etc.).
Programmaonderdeel 35301 Luchtverontreiniging algemeen Contactpersoon: de heer F. Eilander, toestelnummer 58 45. Bronnen van beleid
- - - -
Wm. Wet inzake de luchtverontreiniging. Besluit luchtkwaliteit. POP II.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Bewaking en zo mogelijk verbeteren van de
- Concentraties stoffen in de lucht in
1. Monitoringsresultaten
luchtkwaliteit in Drenthe.
vergelijking met de grenswaarden.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
- Klachten ten aanzien van luchtver‑
2. Rapportage lucht‑
ontreiniging ten gevolge van specifieke
kwaliteit gemeenten
bedrijven.
(CAR‑model).
Ontwikkelingen en knelpunten
Aanpak luchtkwaliteit op Drentse schaal is mede van nationale en Europese wetgeving c.q. aanpak.
2007
Later
93
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
In het kader van het Besluit luchtkwaliteit rapporteert de provincie periodiek aan het Rijk over de luchtkwaliteit. Het betreft een jaarlijkse verplichting.
Programmaonderdeel 35302 (Externe) Veiligheid Contactpersoon: de heer M. Power, toestelnummer 58 31. Bronnen van beleid
- Wm. - POP II. - Diverse wettelijke regelingen. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Gerichte aanpak van (externe) veiligheids
Stand van zaken uitvoering externe
problematiek.
veiligheidsprojecten.
2. Implementatie van wet‑ en regelgeving ten
Actualiteit van vergunningen ten aanzien
aanzien van externe veiligheid.
van externe veiligheidsaspecten.
3. Uitvoering van de volgende besluiten.
Stand van zaken implementatie van de
- Besluit risico‘s zware ongevallen.
besluiten.
2007
- Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen. - Registratiebesluit externe veiligheid. - Vuurwerkbesluit.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- De projecten uit het Uitvoeringsprogramma externe veiligheid zullen in uitvoering worden gebracht. - De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van vorengenoemde besluiten. Het gaat om een structurele wettelijke taak.
Later
94
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Programmaonderdeel 35401 Geluidhinder algemeen Contactpersoon: de heer E. Sijtsma, toestelnummer 55 02. Bronnen van beleid
- Luchtvaartwet. - POP II. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Door de inzet van de instrumenten, onderzoek
- Commerciële oefen‑ en testvluchten
en overleg te komen tot een zo laag mogelijke
(streven naar afbouwen).
milieubelasting vanwege luchthavens. Dit alles
- Klachtenresponssysteem (effectieve
binnen het kader van het POP.
klachtenafhandeling).
2007
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Wij dragen in 2006 zorg voor inbreng in de Commissie 28 LVW. Deze commissie richt zich op overleg met betrokkenen, het verstrekken van informatie en het beperken van de overlast. In 2005 worden voorbereidingen getroffen voor de wijziging van de LVW (decentralisatie terreinen naar de provincie).
Programmaonderdeel 35402 Uitvoering Saneringsprogramma industrielawaai Contactpersoon: de heer K.S. van der Wal, toestelnummer 55 85. Bronnen van beleid
- - - -
Wet geluidhinder. Wm. POP II. Saneringsprogramma’s industrielawaai.
Later
95
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Terugdringen van geluidshinder voor de burger
Aantal geluidsbelaste woningen en andere
door het treffen van maatregelen die voortkomen
geluidsgevoelige bestemmingen binnen de
uit de saneringsprogramma’s.
geluidszones van industrieterreinen.
2. Zorg dragen dat de geluidsgevoelige bestem‑
Stand van zaken ten aanzien van uitvoering
mingen aan wettelijke normen voldoen.
projecten IL.
2007
Later
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- De sanering van het industrielawaai zal worden afgerond. - De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet geluidhinder. Het gaat om een structurele wettelijke taak. - Intensivering van zonebewaking in verband met druk op de relatie tussen industriële bedrijvigheid en woningbouw.
Programmaonderdeel 35501 Beleidsontwikkeling vergunningverlening Contactpersoon: de heer G. Gjaltema, toestelnummer 58 27. Bronnen van beleid
- Wm. - POP II. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Een eenduidig uitvoerbaar beleid ten aanzien van bedrijfsgerichte milieutaken, waarbij voor alle relevante partijen de organisatorische plaats, rol, kwaliteit en inzet van de provincie inzichtelijk is. 2. Uitvoering bedrijfsgerichte milieutaken conform
Resultaten van in‑ en externe kwaliteits‑
ISO 9001:2000.
audits.
3. Implementatie van nieuw instrumentarium voor
Implementatiegraad van nieuw
vergunningverlening Wm.
instrumentarium.
2007
Later
96
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Uitwerken van verbetervoorstellen in het kader van het ISO‑kwaliteitssysteem. - Invoering nieuw geautomatiseerd systeem voor vergunningverlening. - Opstellen van Werkprogramma bedrijfsgerichte milieutaken, een en ander in samenhang met het bedrijfsplan van milieubeheer.
Programmaonderdeel 35503 Vergunningverlening inrichtingen Wm Contactpersoon: de heer G. Gjaltema, toestelnummer 58 27. Bronnen van beleid
- Wet‑ en regelgeving (met name Wm). - POP II. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Sturen van bedrijven in de richting van duur‑
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
Projecten Duurzaam ondernemen.
zame prestaties. 2. Beïnvloeding van milieuprestaties van bedrijven
- Leeftijdsopbouw van vergunningen
IPO‑/Wm‑rapportage
Geen vergunning “ouder”
Geen vergunning “ouder”
Geen vergunning “ouder”
door vergunningverlening en convenanten.
bestand (actualiteit vergunningen).
vergunningverlening
dan 10 jaar.
dan 10 jaar.
dan 10 jaar.
en handhaving.
- Implementatiegraad van nationale en
> Eens per 5 jaar.
Eens per 5 jaar.
Eens per 5 jaar.
Eens per 5 jaar.
Europese richtlijnen/besluiten etc. in
1 keer per jaar.
1 keer per jaar.
1 keer per jaar.
vergunningen. - Rapportage aan de minister van VROM. 1 keer per jaar. 3. Bijdragen aan milieudoelen op hoger schaal
Emissies van significante bronnen
niveau (Kyoto-doelstellingen).
(SO2, NOx, CO2, specifieke stoffen).
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wm ten aanzien van de provinciale inrichtingen. Het betreft een structurele wettelijke taak. - Uitvoering van de convenanten die betrekking hebben op duurzame industrie en duurzame energie. - Onderzoek naar de milieueffecten van inrichtingen als hulpmiddel voor besluitvorming (Milieueffectrapport (MER). - Monitoring.
97
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn veiligheid en sociaal evenwicht Handhaving In het kader van de Wet handhavingsstructuur dient de provincie een regierol te vervullen inzake de milieuhandhaving. Met de wet wordt de Regeling bestuursrechtelijke handhaving uitgebreid met een aantal (centrale) sturingsmogelijkheden en een aanwijzings bevoegdheid. Iedere instantie die met bestuursrechtelijke milieuhandhaving is belast dient te voldoen aan een stelsel van kwaliteits eisen; daarnaast worden eisen gesteld over de onderlinge afstemming van bevoegdheden en het uitwisselen van gegevens en inlichtingen. Over de invulling van deze nieuwe provinciale regierol dient nadere oriëntatie, afstemming en invulling plaats te vinden. Daartoe zal bestuurlijk en ambtelijk overleg met de handhavingspartners in Drenthe plaatsvinden. Handhaving moet meer zichtbaar worden voor burgers en bedrijven. De provincie heeft baat bij een zichtbare handhavingsorganisatie om onder meer te laten zien dat zij werk maakt van handhaving. De inzet van informatie‑ en communicatietechnologie(ICT)-middelen zal worden uitgebreid waardoor het uitwisselen van informatie makkelijker wordt en de handhavingscapaciteit optimaler kan worden benut. Via een website zal informatie worden verschaft over handhaving en wet‑ en regelgeving. Luchtkwaliteit De luchtkwaliteit in Nederland staat onder druk. Ook in Drenthe zijn er mogelijk plekken waar een hoge concentratie van vooral fijn stof en stikstofoxiden kan leiden tot een overschrijding van de Europese luchtkwaliteitsnormen, onder andere resulterend in negatieve gezondheidseffecten. Het zullen vooral gebieden zijn in de omgeving van verkeersconcentraties en (individuele) bedrijven waar dit tot de mogelijkheden behoort. Het is wenselijk om een goed integraal beeld te krijgen van de luchtkwaliteit in Drenthe door een inventarisatie te maken van de in Drenthe bepalende bronnen die de luchtkwaliteit substantieel beïnvloeden. Hiermee wordt zicht gekregen in de gebieden waar de luchtkwaliteit de Europese normen dreigt te overschrijden en kan worden bepaald wat de mogelijkheden van de provincie zijn om maatregelen te treffen. Een dergelijk onderzoek zal plaatsvinden in 2005. Op basis van het onderzoek zal een beleidsnota en een uitvoeringsprogramma worden opgesteld met als doel binnen de mogelijkheden van de provinciale bevoegdheden een blijvend gezonde luchtkwaliteit in Drenthe te bewerkstelligen. Te nemen maatregelen, waar wij als provincie zelf invloed op kunnen uitoefenen, zullen daarna worden geïmplementeerd. Mogelijke stimuleringsprojecten kunnen tevens worden mede gefinancierd uit NMP‑gelden als ze een innovatief karakter hebben. In 2005 en 2006 is hiervoor per jaar € 100.000,‑‑ beschikbaar.
98
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Programmaonderdeel 35507 Programmering en sturing Handhaving Contactpersoon: de heer R.G.J. Derksen, toestelnummer 56 78. Bronnen van beleid
- - - - - -
Collegeprogramma 2003‑2007 (pagina’s 4 en 8). POP, alsmede het wettelijk kader zoals Wm. Boswet. FFW. GWW. POV.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren
Het hebben en uitvoeren van een provinciaal handhavingsbeleid, waarbij de uitvoering wordt vastgelegd in een werkprogramma voor 1 jaar. Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Beleidskader.
Aanwezig zijn van adequate naleef‑, toezicht‑, sanctie‑ en gedoogstrategie. 1.1. Werkprogramma.
Bezoekfrequenties en meldingen van klachten.
1.2. Jaarverslag.
Uitgevoerde bezoeken, opgelegde dwangsommen en opgemaakte processenverbaal.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Uitvoeringsprogramma Handhaving 2006 en Jaarverslag Handhaving over 2005.
Programmaonderdeel 35508 Handhaving Contactpersoon: de heer R.G.J. Derksen, toestelnummer 56 78. Bronnen van beleid
- Collegeprogramma 2003‑2007 (pagina’s 4 en 8). - POP, alsmede het wettelijk kader zoals Wm. - Boswet.
2007
Later
99
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
- FFW. - GWW. - POV. Beschrijving doelstellingen en indicatoren
Het hebben en uitvoeren van een provinciaal handhavingsbeleid, waarbij de uitvoering wordt vastgelegd in een werkprogramma voor 1 jaar. Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
Normconform gedrag van instellingen, bedrijven,
- Aantal milieuklachten (afnemend).
landbouwers en burgers.
- Verhouding preventieve/repressieve
2007
Later
acties zo hoog mogelijk.
Ontwikkelingen en knelpunten
- Externe veiligheid. - Veiligheid en handhaving. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Het aantal geplande bezoeken in het kader van toezicht (handhaving) halen, zoals vastgelegd in het werkprogramma. Daar waar overtredingen worden gesignaleerd, zal worden opgetreden (bestuursdwang c.q. procesverbaal).
Financieel totaaloverzicht programma 35301 Luchtverontreiniging algemeen
Programmakosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
100.000
100.000
-
-
-
Apparaatskosten
131.718
14.293
24.991
25.458
26.926
27.731
Totaal lasten
131.718
114.293
124.991
25.458
26.926
27.731
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
131.718
114.293
124.991
25.458
26.926
27.731
Saldo
100
35303 Externe veilgheid
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
72.158
134.867
137.390
145.310
149.653
Totaal lasten
-
72.158
134.867
137.390
145.310
149.653
Totaal baten
-
-
-
-
-
-
Saldo
-
72.158
134.867
137.390
145.310
149.653
2004
2005
2006
2007
2008
2009
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
6.680
33.293
33.385
34.009
35.970
37.045
Totaal lasten
6.680
33.293
33.385
34.009
35.970
37.045
35401 Geluidhinder algemeen
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
6.680
33.293
33.385
34.009
35.970
37.045
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
68.905
845.200
831.261
5.410
5.520
5.630
Apparaatskosten
44.863
45.461
39.507
40.246
42.566
43.838
Totaal lasten
113.768
890.661
870.768
45.656
48.086
49.468
Totaal baten
60.696
840.000
825.961
-
-
-
Saldo
53.072
50.661
44.807
45.656
48.086
49.468
2004
2005
2006
2007
2008
2009
239.960
456.053
126.000
128.500
131.100
133.600
27.023
117.824
131.452
133.911
141.630
145.863
Totaal lasten
266.983
573.877
257.452
262.411
272.730
279.463
Totaal baten
431.651
45.378
45.378
45.378
45.378
45.378
Saldo
164.668-
528.499
212.074
217.033
227.352
234.085
Totaal baten Saldo 35402 Uitvoering Saneringsprogramma industrielawaai
35501 Beleidsontwikkeling vergunning verlening Milieubeheer
Programmakosten Apparaatskosten
101 35503 Vergunningverlening inrichtingen WM
Programma 5.2. Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
2004
2005
2006
2007
2008
2009
7.520
100.000
100.000
100.000
-
-
Apparaatskosten
1.387.716
1.273.192
1.446.635
1.473.694
1.558.648
1.605.231
Totaal lasten
1.395.236
1.373.192
1.546.635
1.573.694
1.558.648
1.605.231
Programmakosten
Totaal baten Saldo 35507 Programmering en sturing handhaving
-
-
-
-
-
-
1.395.236
1.373.192
1.546.635
1.573.694
1.558.648
1.605.231
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
67.347
41.700
37.500
37.750
38.000
38.270
Apparaatskosten
101.352
26.204
74.242
75.631
79.991
82.381
Totaal lasten
168.699
67.904
111.742
113.381
117.991
120.651
Totaal baten
259.871
-
-
-
-
-
Saldo
91.172-
67.904
111.742
113.381
117.991
120.651
2004
2005
2006
2007
2008
2009
35508 Handhaving
Programmakosten
-
132.200
139.000
140.700
142.500
144.150
Apparaatskosten
1.326.200
2.418.320
2.745.864
2.797.224
2.958.476
3.046.895
Totaal lasten
1.326.200
2.550.520
2.884.864
2.937.924
3.100.976
3.191.045
-
-
-
-
-
-
1.326.200
2.550.520
2.884.864
2.937.924
3.100.976
3.191.045
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
3.409.284
5.675.898
5.964.704
5.129.923
5.306.637
5.460.287
Baten
752.218
885.378
871.339
45.378
45.378
45.378
Saldo
2.657.066
4.790.520
5.093.365
5.084.545
5.261.259
5.414.909
Totaal baten Saldo Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB7FSHVOOJOHWFSMFOJOHFOIBOEIBWJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
102
Programma 6.0.
Programma 6.0. Landelijk Gebied
Landelijk Gebied Portefeuillehouder: mevrouw A. Edelenbosch. Missie De Drentse groene ruimte als kernkapitaal behouden en verbeteren, zodat - de provincie een kwalitatief hoogwaardige en leefbare omgeving biedt voor wonen, werken en recreëren - de provincie bijdraagt aan de wereldwijde doelstelling voor behoud van biodiversiteit met voor de hieronder volgende programma onderdelen meer specifiek: - voldoen aan de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen en aan verbetering van landbouwgronden en natuurgebieden, zonder daarbij de waarden van natuur en landschap te schaden - beschikbaar hebben van actuele, beleidsmatig relevante, informatie over de ruimtelijke spreiding en ontwikkeling van natuurwaarden door kartering en monitoring van flora en fauna - uitdragen van het gedachtegoed van duurzame ontwikkeling bij overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers
Programmaonderdeel 35601 Ontgrondingen Contactpersoon: de heer C. Schaafsma, toestelnummer 54 26. Bronnen van beleid
- Ontgrondingennota Drenthe. - POP II, 2004. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Het beëindigen van zandwinning in de EHS.
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
Het realiseren van 1 nieuwe zandwinning 40 ha groot ontgrondingsterrein voor
Behandeling beroepsprocedure
Start winning ophoogzand
2011 tot 2013 start winning
voor beton‑ en metselzand binnen het
eerst ophoogzand, daarna beton‑ en
inzake ontgrondingsvergunning. 3,6 miljoen m3.
op ontwikkelingskaart 3 van het POP II
metselzand.
beton‑ en metselzand 2,4 miljoen m3.
aangegeven zoekgebied. Het op een verantwoorde wijze voldoen aan de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen en aan verbetering van landbouwgronden.
1 januari 2013.
103
Programma 6.0. Landelijk Gebied
Ontwikkelingen en knelpunten
Het doorlopen van procedures van al ingediende en nog in te dienen ontgrondingsaanvragen en de daartegen ingebrachte of nog in te brengen bedenkingen en eventuele beroepen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Meewerken aan één nieuwe beton‑ en metselzandwinning voor de langere termijn in Zuidwest‑Drenthe; - niet meewerken aan een tweede zandwinning voor beton‑ en metselzand binnen dit gebied; - te bezien of op een planologisch verantwoorde wijze kan worden meegewerkt aan de uitbreiding van de bestaande beton‑ en metselzandwinning binnen de EHS te Gasselterveld zolang op de locatie in Zuidwest‑Drenthe in verband met een bovenlaag ophoogzand nog niet gestart kan worden met de winning van beton‑ en metselzand; - verder mee te werken aan aanvragen om ontgrondingvergunningen die in overeenstemming zijn met het beleid.
Programmaonderdeel 36002 Informatiesysteem landelijk gebied Contactpersoon: de heer J. Smittenberg, toestelnummer 54 49. Bronnen van beleid
- - - -
Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR). FFW (2003). Provinciale Nota flora en fauna (november 2002). POP II, 2004: pagina’s 47, 56, 59, 62, 67, 129, 174 tot en met 180, 194, 219 tot en met 227, 239, 259, 261, 268, 304 en 305. - Collegeprogramma (2003), Programma land (2005). - Gebiedsvisies natuur, bos en landschap (december 1995‑juni 2001). Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Monitoring.
Concrete subdoelen
1.1. Landelijk weidevogelmeetnet.
Indicator bij (sub)doel
Aantal jaarlijks opgenomen proefvlakken
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
23
23
23
23
345
276
360
Gemiddeld 315 per jaar.
140
140
140
140
in Drenthe. 1.2. Landelijk meetnet flora milieu‑ en
Aantal jaarlijks opgenomen proefvlakken
natuurkwaliteit in natuurgebieden.
in Drenthe.
1.3. meetnet flora milieu‑ en natuur
Aantal jaarlijks opgenomen proefvlakken
kwaliteit lijnvormige elementen.
in Drenthe.
104
Doelen
2. Actualisering en modernisering natuurinfo.
Programma 6.0. Landelijk Gebied
Concrete subdoelen
2.1. inventarisatie flora en vegetatie.
Indicator bij (sub)doel
Oppervlakte gerealiseerd in hectares.
Nulmeting
23.000
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
69.000
92.000
230.000 (oppervlakte in 10 jaar te actualiseren).
2.2. inventarisatie broedvogels.
Oppervlakte steekproefgebieden.
Nader in te vullen.
2.3. Overige flora‑ en fauna: verwerken
Mate van dekking van de provincie.
Nader in te vullen
en stimuleren inventarisaties van derden
Extrapoleerbare steekproefgebieden. Nader in te vullen per groep.
per groep.
Nader in te vullen per
Provinciedekkend overzicht van FFW
groep.
en Rode lijstsoorten.
en vrijwilligers. 2.4. Verbeteren basisbestand en
Mate van beschikbaarheid en
Alleen op
Deel van verspreidingskaarten
Verspreidingskaarten en overige
toegankelijkheid.
toegankelijkheid van de gegevens.
aanvraag.
op website provincie.
informatie op internet.
Ontwikkelingen en knelpunten
Door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wordt landelijk gewerkt aan verbetering van de gegevensvoorziening voor het natuurbeleid. Dit kan ook gevolgen hebben voor de werkwijze bij de provincies. De behoefte aan gegevens over flora en fauna is sterk toegenomen onder invloed van de FFW. Het beantwoorden van het grote aantal aanvragen maakt dat het systematisch werken aan verbetering van het informatiesysteem in de knel komt. De periode waarover nu aan actualisering wordt gewerkt is eigenlijk te lang om over voldoende actuele gegevens te kunnen beschikken. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Overleg met gemeenten en andere potentiële partners om door samenwerking en cofinanciering de actualisering te versnellen. Meer uitbesteding van werkzaamheden om de toegankelijkheid van het informatiesysteem te verbeteren.
Programmaonderdeel 36003 Natuur‑ en milieueducatie Contactpersoon: mevrouw C. Scholten‑van der Scheer, toestelnummer 57 26. Bronnen van beleid
- Het noordelijk ambitiestatement Leren voor duurzame ontwikkeling - POP II, onderdeel C1; Duurzame ontwikkeling, vergt een systematische afweging van economische, sociaal‑culturele en ecologische aspecten. Een goede procesvoering met participatie van betrokkenen, integraliteit waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge verbanden en een gezamenlijke verantwoordelijkheid bepalen de kwaliteit van de afweging (bladzijde 45). - Provinciale aandachtspunten natuur en milieu 2005‑2008 in relatie tot gesubsidieerde instellingen.
105
Programma 6.0. Landelijk Gebied
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. participatie van burgers bij concrete natuur(ont
1.1. Jongeren bewustmaken van natuur‑
wikkelings)projecten.
waarden.
Aantal bereikte jongeren.
1.2. Draagvlak voor natuur in de nabije
Percentage mensen dat positief staat
woonomgeving.
tegenover ontwikkelingen.
1.3. Burgers scholen om de afweging
Aantal cursussen/projecten/bijeen
natuur versus andere belangen te
komsten.
2007
Later
40% 4 jaar‑12 jaar in 2003. 42% 4 jaar‑12 jaar.
45% 4 jaar‑12 jaar.
50% 4 jaar‑12 jaar.
1% in 2004 12 jaar‑18 jaar. 2% 12 jaar‑18 jaar.
3% 12 jaar‑18 jaar.
3,5% 12 jaar‑18 jaar. 80%
3‑5 projecten.
5 projecten.
5 projecten.
??
kunnen maken. 2. Verbeteren van het proces om tot duurzame
2.1. De juiste partners, uit verschillende
Verhouding relevante belangen en
ontwikkeling van een gebied te komen.
(belangen) groepen tijdig betrekken.
vertegenwoordiging van deze belangen
100% vertegenwoordigd.
in het proces. 2.2. Het afwegingsproces zodanig
Kwalitatieve meting van hoe het proces
Rapportcijfer 8 voor proces
inrichten dat alle belangen voldoende
ervaren wordt en wat het resultaat
en duurzaam resultaat.
aan bod komen.
ervan is.
3. Voorlichting en educatie over (ontwikkeling van) 3.1. Cursussen en activiteiten rondom landschap, natuur en milieu.
Aantal cursussen, excursies, activiteiten
5 cursussen
5 cursussen
5 cursussen
actuele natuur en milieuonderwerpen.
dat de provincie (mede) financiert.
10 overige activiteiten.
10 overige activiteiten.
10 overige activiteiten.
3.2. Bereiken van nieuwe groepen
Aandeel nieuw bereikte doelgroepen met
mensen.
provinciale publicaties zoals Milieuwijzer,
bevolking wordt regelmatig
Bladwijzer en/of activiteiten/cursussen.
bereikt.
Ontwikkelingen en knelpunten
Mede door economische recessie en toenemende vraag naar concrete resultaten van beleid staan de doelstellingen voor bewustwording en draagvlak onder druk. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
De provincie verstrekt incidentele waarderings‑ en prestatiesubsidies aan particulieren en organisaties projecten die bijdragen aan bovengenoe mde doelstellingen. De provincies verstrekt een prestatiesubsidie per boekjaar aan het IVN Consulentschap Drenthe ten behoeve van betrekken van jongeren en ondersteunen van vrijwilligers. De provincie betrekt zelf actief burgers en organisaties bij ontwikkeling en uitvoering van duurzaam natuurbeleid.
5 cursussen 10 overige activiteiten. 80% van de Drentse
106
Programma 6.0. Landelijk Gebied
Financieel totaaloverzicht programma 35601 Vergunningverlening ontgrondingen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
13.270
103.900
23.085
23.285
23.415
23.585
Apparaatskosten
359.155
292.896
344.859
351.309
371.561
382.666
Totaal lasten
372.425
396.796
367.944
374.594
394.976
406.251
Totaal baten
51.182
146.056
63.535
63.535
63.535
63.535
321.243
250.740
304.409
311.059
331.441
342.716
Saldo 36002 Informatiesysteem landelijk gebied
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
118.502
157.754
138.300
138.450
138.600
138.750
Apparaatskosten
393.584
477.722
343.929
350.362
370.559
381.634
Totaal lasten
512.086
635.476
482.229
488.812
509.159
520.384
Totaal baten
28.838
25.126
6.000
6.000
6.000
6.000
483.248
610.350
476.229
482.812
503.159
514.384
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
217.369
519.036
373.218
379.080
219.830
225.600
Apparaatskosten
51.858
65.063
73.387
74.760
79.069
81.432
Totaal lasten
269.227
584.099
446.605
453.840
298.899
307.032
Totaal baten
1.395-
295.507
127.025
127.025
-
-
270.622
288.592
319.580
326.815
298.899
307.032
Saldo 36003 Leren voor duurzaamheid (natuur- en milieueducatie)
Saldo Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.153.738
1.616.371
1.296.778
1.317.246
1.203.034
1.233.667
Baten
78.625
466.689
196.560
196.560
69.535
69.535
Saldo
1.075.113
1.149.682
1.100.218
1.120.686
1.133.499
1.164.132
-BTUFOQSPHSBNNB-BOEFMJKL(FCJFE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
107 Programma 6.1.
Programma 6.1. Natuur
Natuur Portefeuillehouder: mevrouw A. Edelenbosch. Missie De Drentse groene ruimte als kernkapitaal behouden en verbeteren, zodat - de provincie een kwalitatief hoogwaardige en leefbare omgeving biedt voor wonen, werken en recreëren - de provincie bijdraagt aan de wereldwijde doelstelling voor behoud van biodiversiteit met in dit programma de nadruk op: - bescherming en versterking van de samenhang en kwaliteit van natuurgebieden, bossen en historische cultuurlandschappen door verwerving en beheer, door het realiseren van ecologische verbindingen en door gerichte verbetering van leefgebieden van bedreigde soorten planten en dieren - behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteit en ontwikkeling van nieuwe bossen en landgoederen op daarvoor geëigende locaties - ontwikkeling en gebruik van de nationale parken Dwingelderveld, Drents Friese Wold en het Nationaal beek en esdorpenlandschap Drentsche Aa - bescherming van bossen, natuurgebieden, planten en dieren door het adequaat uitvoeren van wettelijke en door het Rijk aan de provincie gemandateerde taken (groene wetten)
Programmaonderdeel 36201 Natuur Contactpersoon: de heer J. Smittenberg, toestelnummer 54 49. Bronnen van beleid
- - - - - - -
Europese VHR. FFW (2003). Nota ruimte (Ministeries van VROM, LNV en Verkeer en Waterstaat (VW), 2005). Provinciale Nota flora en fauna (november 2002). POP II, 2004: pagina 219 tot en met 227. Collegeprogramma (2003), Programma land (2005). Gebiedsvisies natuur, bos en landschap (december 1995‑juni 2001).
108
Programma 6.1. Natuur
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Realiseren van de EHS.
Concrete subdoelen
1.1. Verwerving en/of functiewijziging
Indicator bij (sub)doel
5.109 ha in 15 jaar (= 340 ha per jaar).
van geplande hectares. 1.2. Stimuleren agrarisch natuurbeheer.
Nulmeting
Gerealiseerde oppervlakte
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
10.446 ha.
10.786 ha.
14.535 ha verworven en/of
tot en met 2003: 9.426 ha. Hectares met subsidie overeenkomsten.
Gerealiseerde oppervlakte
onder SN in 2018. 3.478 ha.
3.886 ha.
tot en met 2003: 2.254 ha
8.367 ha met overeenkomsten Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer in 2018.
1.3. Realiseren ecologische verbindingen. Aantal km’s die voldoen aan de doel
Ca. 100 km gerealiseerd.
140 km
153 km
300 km gerealiseerd in 2018.
217 ha
434 ha
2.825 ha verworven en/of
stellingen. 1.4. Realiseren robuuste verbindingen.
2.825 ha
onder SN in 2018. 1.5. Opheffen belemmeringen voor fauna Aantal uitgevoerde ontsnipperingsmaat‑ binnen EHS.
regelen.
2. Vaststellen en realiseren van natuurdoelen
2.1. Realiseren natuurdoeltypen binnen
Kwaliteit van gerealiseerde natuurdoel‑
voor Programma Beheer en andere toepassingen
de EHS.
typen (onder meer via vegetatiemeetnet
Inventarisatie van knel‑
Nader te bepalen.
Bij alle doorsnijdingen van EHS
punten tussen EHS en
zijn voorzieningen getroffen.
infrastructuur. In 2018 ca. 80% gerealiseerd.
en ontwikkeling doelsoorten, nog
(onder ander bij milieu- en waterbeleid).
nader uit te werken volgens landelijk te ontwikkelen systematiek). 3. Samenwerken met andere overheden, instanties 3.1. Integratie van natuurdoelen in
Mate waarin integratie plaatsvindt
Natuurontwikkeling binnen
en particulieren.
(indicatoren nader te bepalen).
en buiten EHS geïntegreerd in
andere beleidsterreinen en in gebieds gerichte uitvoering.
4. Verbetering natuurkwaliteit en vergroting
4.1. Uitvoeren soorten-beschermings-
biodiversiteit binnen en buiten de EHS.
projecten. 4.2. Opheffen belemmeringen fauna buiten de EHS.
ruimtelijke ontwikkeling. Aantalontwikkeling doelsoorten.
Instandhouding bedreigde dier‑ en plantensoorten.
Aantal adviezen en subsidies.
20 per jaar.
20
20
Ecologisch beheer breed gedragen bij overheden en particulieren.
4.3. Ondersteunen gemeenten, water‑ schappen, en particulieren bij ecologisch beheer.
109
Programma 6.1. Natuur
Ontwikkelingen en knelpunten
Belemmeringen: beleidswijzigingen door het Rijk, zoals vastgelegd in de Nota ruimte: minder aandacht en geen rijks‑ middelen voor natuur en landschap buiten de door het Rijk erkende onderdelen van EHS en nationale landschappen. Kansen: meer armslag voor beleidskeuzes en het benutten van kansen door decentralisatie van taken en afspraken in kader Investeringsregeling landelijk gebied (ILG). Knelpunten:
- landbouwontwikkeling (beïnvloeding via waterhuishouding en ammoniakuitstoot); - technische infrastructuur (onder meer toename verkeersdrukte); stads‑ en dorpsuitbreiding in kwetsbare gebieden. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Inbreng in en afstemming met rijksnatuurbeleid gericht op integrale beleidsuitvoering en financiering. - Overleg over natuur‑ en landschapsdoelen, begrenzingen, aankoop, beheerspakketten, natuurdoelen en tracés voor ecologische verbindingszones, met als resultaat: - vaststellen actualisatie Gebiedsplan Drenthe; - begrenzen robuuste verbinding in Hunzedal en bij Zuidwolde als kader aan aankoop en beheer; - visie ontwikkelen op ecologische verbindingen tussen grote natuurgebieden en nationale parken op het Drents Plateau als basis voor uitvoeringsplannen; - ondersteunen en begeleiden van natuurbeschermingsinstanties en particulieren bij hun inspanningen voor realisering van de EHS‑doelstellingen; - uitvoeren van soortenbeschermingsplannen en overige projecten ter realisering van het soortenbeleid; - actualiseren natuurdoeltypenkaart als basis voor het gebiedsplan Drenthe en overig natuurbeleid; - stimuleren en ondersteunen van de inrichting van ecologische verbindingszones en het opheffen van knelpunten ter realisering van de doelstellingen voor EHS en soortenbeleid; - stimuleren en ondersteunen van agrarisch natuurbeheer; - stimuleren en ondersteunen van initiatieven voor ecologische inrichting en landschapsherstel.
Programmaonderdeel 36204 Nationale parken Contactpersoon: de heer P. Pasman, toestelnummer 57 31. Bronnen van beleid
- POP II, Hoofdstuk C.11.2. - VHR (EU), Natuurbeschermingswet (NBW) 1998. - Nota ruimte, Agenda Vitaal platteland (LNV).
110
Programma 6.1. Natuur
- - - -
Beheers‑ en Inrichtingsplan Dwingelderveld. Beheers‑ en Inrichtingsplan Drents-Friese Wold. Beheers, Inrichtings‑ en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa. Decentralisatieakkoord IPO/LNV.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
Nationale parken in Nederland zijn grote aaneen‑
- Nationaal Park Dwingelderveld.
- Realiseren bestedingenplan.
Niet van
gesloten gebieden van ten minste 1.000 ha,
- Nationaal Park Drents‑Friese Wold.
- Realiseren bestedingenplan.
toepassing.
bestaande uit natuurterreinen, wateren en/of
- Nationaal beek‑ en esdorpenlandschap
- Realiseren bestedingenplan.
bossen, met een bijzonder planten‑ en dierenleven Drentsche Aa.
Bestedingenplannen worden vastgesteld
en een hoge belevingswaarde. Daarnaast kunnen
door de desbetreffende overlegorganen.
2007
Nationale parken ook cultuurgronden bevatten, al dan niet als onderdeel van de EHS. Tevens zijn er goede mogelijkheden voor recreatief mede gebruik. In Nationale parken worden natuurbeheer en natuurontwikkeling geïntensiveerd, worden natuur‑ en milieueducatie sterk gestimuleerd en worden natuurgerichte recreatie en onderzoek bevorderd (definitie Nationale parken).
Uitvoering Collegeprogramma Invulling bezuinigingen In het kader van de invulling van de bezuinigingen op wettelijke en autonome taken zijn met ingang van 2006 structurele bezuinigingen meegenomen van € 10.100,‑‑ op de implementatie van de FFW van € 1.000,‑‑ op het onderhoud van provinciale eigendommen en van € 3.900,‑‑ in de zakelijke lasten van provinciale groene eigendommen.
Later
111
Programma 6.1. Natuur
Programmaonderdeel 36206 Bos en landschap Contactpersoon: de heer M. Lumkes, toestelnummer 56 07. Bronnen van beleid
- - - - - - - -
Boswet. Natuurschoonwet. Nota ruimte (Ministeries van VROM, LNV en VW, 2005). Provinciaal bosbeleidsplan (1996). Nota landschap (1998). POP II, hoofdstukken C.10 en C.11. Bestuursprogramma (2003), Programma land (2005). Gebiedsvisies natuur, bos en landschap (december 1995‑juni 2001).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Behoud, herstel en ontwikkeling van land‑
1.1. Stimuleren en ondersteunen
schappelijke kwaliteiten.
gemeentelijke uitvoeringsprogramma’s.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Gereedkomen Landschapsontwikkelings
1. LOP Veenkoloniën.
Voortzetting
plan (LOP) Veenkoloniën en 2 gemeente‑
2 Uitvoeringsprogramma’s
2 Uitvoeringsprogramma’s
lijke Uitvoeringsprogramma’s landschap.
landschap.
landschap en ontwikkeling uitvoeringsprogramma’s door 4 andere gemeenten.
1.2. Uitwerken ontwikkelingsgerichte
Gereedkomen 2 voorbeeldprojecten.
2 voorbeeldprojecten.
150 ha nieuw bos (inclusief bos op land‑
150 ha bos.
150 ha bos.
3 nieuwe landgoederen.
3 nieuwe landgoederen.
landschapsstrategie in voorbeeldprojecten bijvoorbeeld in kader Projectplan Cultuurhistorie en Belvedere. 2. Bosuitbreiding.
2.1. Uitvoeren bosclusteringsbeleid.
goederen). 3. Nieuwe landgoederen.
3.1. Realiseren nieuwe landgoederen op
3 nieuwe landgoederen.
daarvoor geëigende plaatsen.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het stopzetten van de rijksbijdragen voor bosuitbreiding buiten de EHS zal sterk belemmerend werken op de doelstellingen voor bosuitbreiding en nieuwe landgoederen.
Later
112
Programma 6.1. Natuur
Het wegvallen van rijksbedragen voor inrichting en beheer van landschapselementen buiten de EHS en de nationale landschappen zal leiden tot versnelde afbraak van cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit in het overige lande‑ lijk gebied. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
De ontwikkeling van gemeentelijke Uitvoeringsprogramma’s landschap in ten minste 2 Drentse gemeenten moeten de gemeenten stimuleren activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van het landschap te ontwikkelen.
Programmaonderdeel 36207 Groene wetgeving Contactpersoon: de heer R. Kavsek, toestelnummer 56 45. Bronnen van beleid
- - - -
FFW. Nota flora en fauna. NBW 1998. Boswet en Natuurschoonwet (NSW).
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
1. Uitvoering FFW.
1.1.
Aantal door de provincie afgehandelde onthef‑
-
50
50
50
-
500
500
500
-
500
500
500
-
70 tot 100.
70 tot 100.
50 tot 70.
2.2. (Laten) opstellen van beheersplannen. Aantal vastgestelde beheersplannen in Drenthe.
-
4
5
5
3.1. Boswet.
Instandhouding areaal.
34.000 ha.
-
-
-
3.2. NSW
Instandhouding waarden.
120 landgoederen.
-
-
-
fing aanvragen. 1.2.
Aantal door de faunabeheereenheid (FBE)
1.3.
Aantal door de provincie en de FBE
verleende machtigingen. afgehandelde vragen/verzoeken tot informatie over de uitvoering van de FFW. 2. Uitvoering NSW 1998.
2.1. Vergunningverlening artikel 16 en
Aantal afgehandelde vergunningaanvragen.
19d NBW. 3. Uitvoering Boswet- en NSW.
113
Programma 6.1. Natuur
Ontwikkelingen en knelpunten
Flora‑ en Faunawet 2006 is het eerste kalenderjaar dat de FBE een grotere rol speelt bij de uitvoering van ontheffingen in het kader van de FFW. De provincie heeft in 2005 een aantal algemene ontheffingen aan de FBE verleend. De FBE is verantwoordelijk voor de toepassing van deze ontheffingen in concrete situaties. Zij doet dit via het verlenen van machtigingen. De FBE rapporteert achteraf aan de provincie over haar activiteiten. Voor een aantal diersoorten blijft de individuele ontheffing‑ verlening door de provincie bestaan. Vragen over de FFW zullen in 2006 niet alleen door de provincie maar nu ook door de FBE behandeld worden. Natuurbeschermingswet 1998 Vergunningverlening op grond van de NBW is een nieuwe provinciale taak. Het aantal te verlenen vergunningen is niet precies in te schatten. De verwachting is dat na vaststelling van beheersplannen (na 2007) het aantal te verlenen vergun‑ ningen licht zal afnemen. Dit komt doordat maatregelen die in het beheerplan staan zijn niet meer apart vergunning‑ plichtig zijn. Voor de VHR‑gebieden in Drenthe worden 4 beheersplannen in 2006 opgesteld, 5 in 2007 en 5 in 2008. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet Uitvoering van de FFW is een wettelijke taak. Dit geldt ook voor de vergunningverlening en handhaving in het kader van de NBW en voor het (laten) opstellen van beheersplannen.
Financieel totaaloverzicht programma 36201 Natuurbeleid
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
1.398.763
2.284.705
1.981.527
2.022.268
2.039.769
2.093.034
Apparaatskosten
1.164.814
610.933
935.327
952.822
1.007.749
1.037.868
Totaal lasten
2.563.577
2.895.638
2.916.854
2.975.090
3.047.518
3.130.902
Totaal baten
581.077
656.239
662.120
668.062
674.061
688.067
1.982.500
2.239.399
2.254.734
2.307.028
2.373.457
2.442.835
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
300.964
273.338
237.058
264.138
288.228
333.308
Apparaatskosten
417.472
233.198
263.482
268.410
283.883
292.368
Totaal lasten
718.436
506.536
500.540
532.548
572.111
625.676
Saldo 36206 Bos en landschap
Totaal baten Saldo
-
-
-
-
-
-
718.436
506.536
500.540
532.548
572.111
625.676
114
36204 Nationale parken
Programmakosten Apparaatskosten
Programma 6.1. Natuur
2004
2005
2006
2007
2008
2009
583.565
629.167
629.167
629.167
629.167
629.167
445.510
432.965
600.068
611.292
646.531
665.854
Totaal lasten
1.029.075
1.062.132
1.229.235
1.240.459
1.275.698
1.295.021
Totaal baten
614.807
629.167
629.167
629.167
629.167
629.167
Saldo
414.268
432.965
600.068
611.292
646.531
665.854
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2.144.430
1.288.109
-
-
-
-
341.052
348.183
270.154
275.207
291.072
299.771
2.485.482
1.636.292
299.854
304.907
320.772
329.471
36207 Groene wetgeving
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten Totaal baten
193.008
17.200
17.200
17.200
17.200
17.200
2.292.474
1.619.092
282.654
287.707
303.572
312.271
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
6.796.570
6.100.598
4.946.483
5.053.004
5.216.099
5.381.070
Baten
1.388.892
1.302.606
1.308.487
1.314.429
1.320.428
1.334.434
Saldo
5.407.678
4.797.992
3.637.996
3.738.575
3.895.671
4.046.636
Saldo Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB/BUVVS -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
115 Programma 6.2.
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
Plattelandsbeleid Portefeuillehouder: mevrouw A. Edelenbosch. Missie Het Drents plattelandsbeleid heeft als missie het versterken van de vitaliteit en het verbeteren van de leefbaarheid op het platteland onder de randvoorwaarde van een zo optimaal mogelijke balans tussen ecologie en economie. De Drentse groene ruimte als kernkapitaal behouden en verbeteren, zodat - de provincie een kwalitatief hoogwaardige en leefbare omgeving biedt voor wonen, werken en recreëren - de provincie bijdraagt aan de wereldwijde doelstelling voor behoud van biodiversiteit met in dit programma de nadruk op: - samen werk maken van de groene ruimte en een duurzaam vitaal platteland om de leefbaarheid op het platteland te verbeteren en de vitaliteit te versterken.
Programmaonderdeel 36005 Plattelandsontwikkeling Contactpersoon: de heer B. Buijs, toestelnummer 54 23. Bronnen van beleid
- - - - - - - -
POP II. Voorjaarsnota 2005, Programma land 2005. Kompas voor het Noorden, Agenda voor de Veenkoloniën, Strategische Agenda Noord‑Nederland. PvA task force landinrichting, Uitvoeringscontract 2005‑2006. Op Drentse Maat en Hunze Maat, voorfinanciering grondverwerving. Rijksnota’s: Nota ruimte en Agenda voor vitaal platteland. EU‑programma’s gericht op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling. Subsidieregeling natuurgebiedaankopen.
116
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Programma land.
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
2006
2007
Later
Percentage werkgelegenheid agribusiness. 6%
5,9%
5,8%
5% stabilisatie.
1.2. Verbetering inrichting van de
Totale oppervlakte te verbeteren en in te
Niet van toepassing.
5.000 ha
46.000 ha.
natuurlijke en agrarische leefomgeving;
richten gebied. 0,08%
1,1%
1,5% economische groei.
Oppervlakte in te richten gebied.
Niet van toepassing.
Start uitvoering 2.500 ha
Start uitvoering 5.000 ha.
Oppervlakte te realiseren inrichting.
Realisatie 7.000 ha.
Realisatie 20.000 ha.
Realisatie 60.000 ha.
Oppervlakte te ruilen hectares.
Provinciale start kavelruil
1.000 ha
1.000 ha/jaar.
500 ha.
4.500 ha.
1.1. Behoud en versterking werkgelegen‑ heid.
uitvoeringsbestekken in 2006. 1.3. Economische groei platteland
Percentage economische groei.
0,07%
waarbij streekeigen karakter en identiteit uitgangspunt zijn. 2. Instrument Landinrichting ten behoeve van
2.1. integrale landinrichtingsprojecten in
plattelandsontwikkeling.
voorbereiding. 2.2. Integrale landinrichtingsprojecten in uitvoering. 2.3. Kavelruil projecten.
commissie 1.000 ha. 3. Grondverwerving (zie ook Natuur 6.1.).
9.000 ha.
500 ha.
2,3 miljoen.
2,4 miljoen.
3.3. Grondverwerving Op Drentse Maat.
150 ha.
150 ha.
150 ha.
150 ha/jaar.
3.4. Grondverwerving taakstelling land
300 ha.
300 ha.
300 ha.
300 ha/jaar.
3.1. Grondverwerving ten behoeve van realisering/EHS. 3.2. Voorfinanciering grondverwerving EHS.
inrichting, gebiedsgericht beleid, water.
Ontwikkelingen en knelpunten
Door schaalvergroting verdwijnen in de primaire sector steeds meer agrarische bedrijven. Streven is om de werkgelegen heid in de totale kolom te stabiliseren op 5%. Daarnaast is het stimuleren van niet agrarische werkgelegenheid op het platteland van belang (midden‑ en kleinbedrijf (MKB), recreatie en toerisme). Hiervoor zal ook geïnvesteerd moeten worden in de woon‑ en leefomgeving. Klassieke projecten worden versneld afgerond. Het instrument kavelruil zal over een bredere linie worden ingezet voor agrarische structuurversterking en realisering EHS. Grondverwerving is noodzakelijk om de EHS in 2018 voltooid te hebben, maar ook onmisbaar om gebiedsgerichte processen te kunnen faciliteren.
117
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Uitvoering geven aan het Programma(plan) land, initiëren aansprekende projecten, extra impuls geven aan speerpunten die passen in prioritaire thema’s Landschap en cultuurhistorie, Natuur, Water en Plattelandsontwikkeling en/of waar de uitvoering plaats heeft in prioritaire gebieden: Noordwest‑Drenthe, Zuidwest‑Drenthe, Veenkoloniën, Hunze en Drentsche Aa. Landinrichting is een belangrijk instrument om beleidsdoelen in het landelijk gebied te realiseren, versnelde uitvoering landinrichting, evaluatie en doorstart grondverwerving Op Drentse Maat. Investeringen In de komende jaren zijn investeringen voorzien in het kader van de Relatienota‑gebieden. De hiermee gepaard gaande investeringsuitgaven bedragen in de jaren 2006 tot en met 2009 jaarlijks € 816.804,‑‑.
Programmaonderdeel 35006 Gebiedsgerichte uitvoering Contactpersoon: de heer E.P.H. Bregman, toestelnummer 58 63. Bronnen van beleid
- POP II. - Gebiedsplannen. De uitvoering verkeert in een overgangsfase naar een meer programmatische aanpak in het Programma land. Gebiedsgerichte uitvoering hangt in het bijzonder nauw samen met de uitvoering van het programma Land, waarin voor 2006 met betrekking tot de uitvoering een aantal majeure projecten zijn onderscheiden. Met betrekking tot dit programmaonderdeel Gebiedsgerichte uitvoering ligt de nadruk in 2006 op het uitvoering geven aan afspraken met het Rijk met betrekking tot het Uitvoeringscontract voor de jaren 2005 en 2006, onderdeel Milieu. Beschrijving doelstellingen en indicatoren
Doelstelling is om een betere milieukwaliteit te verkrijgen en het versterken van economie en leefbaarheid binnen de randvoorwaarde van een duurzame ontwikkeling. Nadruk ligt met betrekking tot het realiseren van een betere milieukwaliteit op het verbeteren van de kwaliteit van bodem‑ en grondwater. Deze doelstellingen ,met betrekking tot economische versterking en leefbaarheid worden nader geconcretiseerd in 7 gebiedsprogramma’s voor de prioritaire gebieden uit het POP. Uitvoering vindt plaats in samenwerking met bewoners en gebiedsorganisaties en zoveel mogelijk op integrale wijze. Tengevolge van afspraken met het Rijk (zie ook vervolg) ligt met betrekking tot het onderdeel Milieu in 2006 (en 2007) de nadruk op het verbeteren van milieukwaliteit in de EHS en beinvloedingsgebieden, inclusief de VHR, VHR‑gebieden en gebieden die vallen onder de NBW. Daarnaast wordt als opmaat naar een nieuwe landelijke
118
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
regeling, die naar verwachting in 2007 in werking treedt, de Investeringsregeling landelijk gebied, de huidige milieu kwaliteit bepaald als referentieniveau voor toekomstig beleid. Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Aantal hectares.
Stand van zaken
Streefwaarde/realisatie
2006 1. Verdrogingsbestrijding.
2007
5
verdroogde gebieden arealen bekend (2005). 2. Terugdringen verstoring.
Aantal hectares aaneengesloten gebied,
Zie gebiedsprogramma’s. 2
aantal opgeheven barrières. 3. Biodiversiteit.
4. Proceskosten/nulmeting/landsdekkend beeld.
Verbeterd bodemleven; C/N‑gehalte
Stand van zaken bepalen Indicatief onderzoek
verbeterd; soortendiversiteit neemt toe.
(2005-2006); indicatief
uitgevoerd; uitvoeren
onderzoek.
projecten.
Toestand 2005.
1
aantal nulmetingen Bodemkwaliteit in beeld (functiegerelateerd).
5. Overig milieu.
Aantal hectares, kilometers, aantallen
10
projecten conform afspraken met Rijk.
Ontwikkelingen en knelpunten
Er is sprake van een overgangsfase naar een andere landelijke regeling (ILG) en naar een andere provinciale aanpak (Programma land en Provinciaal Meerjarenprogramma (PMP)). Dit heeft ook gevolgen voor de programmering van de uitvoering van het gebiedsgericht beleid. Daar is al zoveel mogelijk rekening mee gehouden, voorzover te overzien. Wat betreft de uitvoering van de SGB betekent dat naast afronding van projecten die ontwikkeld en verplicht zijn in de periode 2001‑2005 wel nieuwe projecten kunnen worden uitgevoerd mits deze voldoen aan gewijzigde doelen van de SGB (rijksbijdrage) en/of nog voldoen aan criteria van de oude SGB/SGM als het gaat om het restant van provinciale middelen die tot en met 2005 beschikbaar zijn gesteld. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Provinciale inzet Ad 1 tot en met 5. Coördineren en stimuleren integrale gebiedsgerichte uitvoering (gebiedsregisseur), programmama‑ nagement (processturing, programmering, cofinanciering, voortgangsbewaking en verantwoording richting Rijk, monitoring). Ad 4. Provincie voortouw bij bepalen huidige milieukwaliteit onder andere in EHS met betrekking tot stikstof, fosfaat, ammoniak, bestrijdingsmiddelen, grondwaterstand en verstoring (barrières voor diersoorten).
Later
119
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
Programmaonderdeel 35007 Gebiedsgericht beleid Contactpersoon: de heer E.P.H. Bregman, toestelnummer 58 63. Bronnen van beleid
- POP II. - Doorwerking van landelijke ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering in het landelijk gebied en uitwerking Programma land en het PMP. Beschrijving doelstellingen en indicatoren
Doelstelling is om een betere milieukwaliteit te verkrijgen en het versterken van economie en leefbaarheid binnen de randvoorwaarde van een duurzame ontwikkeling. Ontwikkelingen en knelpunten
Er is sprake van een overgangsfase naar een andere landelijke regeling (ILG) en naar een andere provinciale aanpak (Programma land en PMP). Dit heeft ook gevolgen voor de beleidsontwikkeling van het gebiedsgericht beleid. Maar hoe en in welke mate is nog niet te overzien en zal in de loop van 2006‑2007 meer duidelijk worden. Ook dan kan pas zichtbaar worden in hoeverre er sprake is van een wijziging van beleid. Wel is duidelijk dat de uitvoering er anders uit komt te zien. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Vooralsnog wordt uitgegaan van ongewijzigd provinciaal beleid zoals vastgelegd in het POP II.
Programmaonderdeel 37108 Versterking economische vitaliteit platteland Contactpersoon: mevrouw J. Dijksterhuis en mevrouw C. Posthumus, toestelnummer 54 31 en 56 50. Bronnen van beleid
- - - - -
Programmalijn land. Programmalijn werk, onderwijs en kennisinfrastructuur (WOK). POP. Agenda voor de Veenkoloniën. LEADER+‑ontwikkelingsstrategieën voor Oost‑Drenthe en het Drents‑Friese LEADER‑gebied.
120
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Versterking economische vitaliteit platteland.
Bruto regionaal product (BRP) landbouw.
Gemiddelde
Groeipercentage BRP
jaarlijkse groei
landbouw is tijdens college‑
2007
1998-2002: ‑0,5% periode minimaal gelijk aan (Nederland: 0,2%). nationaal groeipercentage. 1.1. Versterking MKB.
Geen geschikte effectindicatoren beschikbaar.
1.2. Uitbouw plattelandstoerisme.
Geen geschikte effectindicatoren beschikbaar.
1.3. Versterking landbouw.
Geen geschikte effectindicatoren beschikbaar.
Ontwikkelingen en knelpunten
De beschikbare middelen in het kader van het LEADER+‑programma bieden nog voldoende mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan realisatie van de doelstelling. In het gebied Oost‑Drenthe zal uitputting van het budget aan de orde komen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Mede uitvoering geven aan de Agenda voor de Veenkoloniën. Tevens zal een bijdrage geleverd worden aan de coördinatie en bemensing van het projectbureau Veenkoloniën. - Verwerving en begeleiding van projecten in het kader van de LEADER+‑programma’s voor Oost‑Drenthe en het Drents‑Friese LEADER‑gebied. Het gaat om projecten op het gebied van precisie landbouw, toeristische voorzieningen, cultuurhistorie, versterking ondernemerschap etc.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn vitaal platteland Programma land Het college kiest voor een integrale aanpak om de ambities in het landelijk gebied uit te verwezenlijken. Het waarborgen van de kwaliteit, de vitaliteit en de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied vormen daarbij de belangrijkste uitgangspunten. De ambities worden verwezenlijkt door middel van duurzame maatregelen die tevens gericht zijn op het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe werkgelegenheid. In 2005 hebben PS vastgesteld de Subsidieregeling reserve Stimulering vitaal platteland. Eveneens hebben de PS vastgesteld het Programmaplan land. Dit programmaplan vormt de basis voor de beoordeling van projecten die worden aangedragen voor
Later
121
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
(mede)financiering uit de reserve. In het programmaplan is een aantal thema’s en gebieden als prioritair aangemerkt. Bij de thema’s gaat het om landbouw, water, milieu, landschap en cultuurhistorie en plattelandsontwikkeling. Onder plattelandsontwikkeling rangschikken wij woonkwaliteit en leefomgeving, recreatie en toerisme en versterking van de economische veerkracht. Bij de gebieden hebben prioriteit: Noordwest-Drenthe, Drentsche Aa, Zuidwest-Drenthe, Veenkoloniën en Hunze. In 2005 is een aantal specifieke projecten ontwikkeld, waaraan in 2006 op een voortvarende wijze een vervolg zal worden gegeven. De jaarlijkse storting in de reserve blijft zoals in de Voorjaarsnota 2004 is aangegeven. Daarbij geldt de kanttekening, dat voor de verplaatsing van agrarische bedrijven minder middelen nodig zijn dan eerder was voorzien. Daar staat tegenover dat wij extra middelen inzetten voor het invullen van de afspraken die met de minister van LNV zijn gemaakt over de gezamenlijke inspanningen voor de realisatie van landbouwdoelen in landinrichtingsprojecten.
Met ingang van 2007 zal op het gebied van taken en verantwoordelijkheden in de uitvoering van het beleid in het landelijk gebied veel veranderen. De provincies worden naast de uitvoering van hun eigen beleid ook verantwoordelijk voor de realisatie van verschillende rijksdoelen in het landelijk gebied. Het gaat hierbij om rijksdoelen op het gebied van natuur (EHS), landschap (alleen voor nationale landschappen; voor de provincie Drenthe is dat het gebied van de Drentsche Aa), milieu (waaronder bodemsanering in het landelijk gebied), water (waaronder verdroging), landbouw (structuurversterking) en het landelijke routenetwerk (voor de provincie Drenthe (het herstel van) de vaarverbinding Erica ‑ Ter Apel). De middelen die het Rijk hiervoor in de periode 2007‑2013 beschikbaar stelt worden onderdeel van de provinciale Begroting en zullen op basis van de provinciale beschikkingen in projecten worden ingezet. Al met al betekent dit een voor de provincies uitdagende ontwikkeling met nieuwe kansen die in 2006 op een zorgvuldige wijze zullen moeten worden ingevuld. Zowel bij invulling van deze nieuwe uitdaging als bij de uitvoering van de afspraken met het Rijk zal er in noordelijk verband worden samengewerkt.
Financieel totaaloverzicht programma 35006 Gebiedsgerichte uitvoering
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
1.554.133
950.000
-
-
-
-
Apparaatskosten
702.395
693.125
590.975
602.029
636.734
655.764
Totaal lasten
2.256.528
1.643.125
590.975
602.029
636.734
655.764
Totaal baten
2.733.479
-
-
-
-
-
Saldo
476.951-
1.643.125
590.975
602.029
636.734
655.764
122
35007 Gebiedsgericht beleid
Programma 6.2. Plattelandsbeleid
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
31.798
34.000
34.700
35.400
36.100
-
Apparaatskosten
149.058
232.331
220.255
224.375
237.309
244.402
Totaal lasten
180.856
266.331
254.955
259.775
273.409
244.402
Totaal baten Saldo 36005 Plattelandsbeleid
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten
-
-
-
-
-
-
180.856
266.331
254.955
259.775
273.409
244.402
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.671.622
5.253.495
6.664.248
7.014.361
6.406.094
6.513.504
852.442
996.716
1.073.207
1.093.281
1.156.305
1.190.864
2.524.064
6.250.211
7.737.455
8.107.642
7.562.399
7.704.368
1.381
-
-
-
-
-
2.522.683
6.250.211
7.737.455
8.087.655
7.479.660
7.587.220
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
283.696
2.128.401
389.000
89.000
-
-
Apparaatskosten
297.763
237.873
233.768
238.141
251.869
259.396
Totaal lasten
581.459
2.366.274
622.768
327.141
251.869
259.396
Totaal baten
160.599
1.839.401
300.000
-
-
-
Saldo
420.860
526.873
322.768
327.141
251.869
259.396
Totaal baten Saldo 37108 Versterking economische vitaliteit platteland
Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
5.542.907
10.525.941
9.206.153
9.296.587
8.724.411
8.863.930
Baten
2.895.459
1.839.401
300.000
-
-
-
Saldo
2.647.448
8.686.540
8.906.153
9.296.587
8.724.411
8.863.930
-BTUFOQSPHSBNNB1MBUUFMBOETCFMFJE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
123 Programma 7.0.
Programma 7.0. Economie
Economie Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie Het Drents economisch beleid heeft als missie het bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling en het scheppen van werk voor alle inwoners van Drenthe. Hierbij richten wij ons op activiteiten die gericht zijn op de vraagzijde (het bedrijfsleven) en op de aanbodzijde (de beroepsbevolking). Concreet betekent dit: - het behoud van bestaande werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe banen; - een hogere participatie op de arbeidsmarkt, met extra aandacht voor hen die in een achterstandssituatie verkeren.
Programmaonderdeel 37005 Beleidskaders en programmabeheer Contactpersoon: de heer O.F.H.C. Heukers en de heer J.H. Geveke, toestelnummer 56 81 en 55 40. Bronnen van beleid
- - - - - - -
Collegeprogramma. Programmalijn WOK. Kompas voor het Noorden. Nota vitaal platteland. Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Europees Structuurfondsenbeleid. INTERREG‑programma.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Ontwikkeling, monitoring en (eventuele) bijstel‑ 1.1. SNN‑beleid.
Niet van toepassing.
ling van beleidskaders en programma’s. 1.2. Voorbereiden bestuurlijke over‑
Niet van toepassing.
leggen. 1.3. Drentse kaders voor project ontwikkeling.
Niet van toepassing.
2007
Later
124
Doelen
Programma 7.0. Economie
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1.4. Programmabeheer Kompas, enig
2007
Later
Niet van toepassing.
programmeringdocument, LEADER, INTERREG. 1.5. Projectbeoordeling Kompasprojecten. Niet van toepassing. 1.6. Afstemming projecten.
Niet van toepassing.
1.7. Monitoring.
Niet van toepassing.
Ontwikkelingen en knelpunten
Doelrealisatie is mede afhankelijk van de uitkomsten van de onderhandelingen met het kabinet over het vervolg op het Kompas‑programma. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
WOK is één van de vijf programmalijnen van het college. De uitvoering hiervan loopt door in 2006. Binnen deze programmalijn zijn de ambities geconcretiseerd. Deze hebben met name betrekking op werkgelegenheidsgroei en werkloosheidsreductie. De ambities proberen wij te realiseren door te werken langs een zestal prioriteiten, te weten ICT, onderwijs en kennisinfrastructuur, innovatie, toerisme, voorwaardenscheppend beleid en arbeidsmarkt. In 2005 is gerapporteerd over de behaalde resultaten in deze programmalijn. Het overgrote deel van het economisch beleid krijgt vorm in SNN‑verband. Voor de periode na 2006 moet in SNN‑verband worden ingezet op voortzetting van Kompas in het kader van de Langman-afspraken die lopen tot 2010. De onderhandelingen hierover lopen door tot in 2006. Het regionaal beleid van het Ministerie van EZ zal verder uitge‑ werkt worden. Ook zal in 2006 de basis gelegd worden voor een programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling met Europees sociaal fonds-onderdelen. Er zal gereageerd worden op de ontwikkelingen in het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid en het cohesiebeleid. Er wordt deelgenomen aan verschillende projecten binnen INTERREG en het Hanzepassage‑programma.
Programmaonderdeel 37106 Verbetering vestigingsfactoren kernzones Contactpersoon: de heer O.F.H.C. Heukers, toestelnummer 56 81. Bronnen van beleid
- Kompas voor het Noorden. - Programmalijn WOK.
125
Programma 7.0. Economie
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Verbetering specifieke vestigingsfactoren in
- Werkgelegenheid.
kernzones om komst van bedrijvigheid en groei van gevestigde bedrijven te bevorderen.
Gemiddelde jaarlijkse groei 2000-
Groeipercentage werkgelegenheid
2003: 0,8% (Nederland: 0,9%).
is tijdens collegeperiode minimaal
- BRP per hoofd van de bevolking.
2007
gelijk aan nationaal groeipercentage. In 2002 € 18.300,‑‑ per inwoner, dit is 26% onder landelijk gemiddelde.
Tijdens de collegeperiode een verkleining van de in 2003 waar genomen achterstand ten opzichte van landelijk gemiddelde.
1.1. Optimaal aanbod en gebruik van
- Aanbod en vraag nieuwe bedrijven
Evenwichtsituatie hangt af van
Tijdens collegeperiode geen grote
nieuwe en bestaande bedrijfslocaties
terreinen.
conjunctuur, dus moet van geval tot
tekorten/overschotten in deelregio’s.
geval bekeken worden.
(inclusief revitalisering). - Aantal gerevitaliseerde terreinen.
Tijdens collegeperiode zijn/worden Niet van toepassing.
minimaal 4 bedrijventerreinen gerevitaliseerd.
1.2. Bevorderen van innovatie bij
- Er is geen geschikte effectindicator
bedrijven.
voorhanden.
1.3. Optimale adviesverlening door
- Er is geen geschikte effectindicator
intermediaire organisaties.
voorhanden.
1.4. Realisatie van clustervorming.
- Er is geen geschikte effectindicator voorhanden.
1.5. Stimuleren van het gebruik van de
- Er is geen geschikte effectindicator
ontwikkeling van ICT‑toepassingen.
voorhanden.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het Ministerie van EZ evalueert in 2005 zijn complete instrumentarium. Ook de aanwezigheid van het ministerie in de regio zal tegen het licht worden gehouden. De uitkomsten van deze evaluaties en de implementatie daarvan kan gevolgen hebben voor het Drentse beleid van verbetering van vestigingsfactoren. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Uitvoering geven aan het Kompas‑programma, de nota Parkmanagement en de Nota ICT. - Uitvoering geven aan de Programmalijn WOK.
Later
126
Programma 7.0. Economie
- Ontwikkelen nieuwe beleidslijn Regionale ontwikkelingsmaatschappijen door Ministerie van EZ, samen met 3 noordelijke provincies (Noordelijke ontwikkelingsmaatschappij (NOM)). - Heroriëntatie op het instrumentarium van het Ministerie van EZ (NOM, Syntens). - Verder realiseren van de spin‑off van LOFAR. - Voorwaarden scheppen voor een duurzame ontwikkeling van Groningen Airport Eelde.
Programmaonderdeel 37107 Verbetering functioneren arbeidsmarkt Contactpersoon: mevrouw J.A. Otten, toestelnummer 53 49. Bronnen van beleid
- Startnotitie arbeidsmarktprojecten. - Provinciale agenda voor onderwijs en kennisinfrastructuur. - Drenthe maakt werk van kennis. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
1. Verbeteren van het functioneren van de
Totale werkloosheid niet werkende
Gemiddelde jaar‑
Eind 2007 ruim 1.000 werk‑
arbeidsmarkt.
werkzoekenden (NWW).
lijkse ontwikkeling
lozen minder dan bij
1998‑2002: ‑6%
nationaal groeitempo het
(Nederland: ‑7,1%).
geval zou zijn.
32% (gemiddelde
Aandeel basisonderwijs/vmbo
1998-2002).
in de totale beroepsbevolking
2006
1.1. Verbeteren kwaliteit en inzetbaarheid Basisonderwijs en vmbo als % totale van de beroepsbevolking.
beroepsbevolking.
2007
is in 2007 lager dan de nulwaarde. 1.2. Verbetering aansluiting onderwijs en
Oprichtingspercentage bedrijfsleven.
arbeidsmarkt.
Gemiddelde
Oprichtingspercentage tijdens
1998-2002: 9,8%
collegeperiode meer richting
(Nederland: 10,4%).
nationaal gemiddelde.
1.3. Voorkomen en bestrijden van jeugd‑
Aandeel jeugdwerkloosheid ten opzichte Gemiddelde
Tijdens collegeperiode
werkloosheid.
van totale werkloosheid (NWW).
1998 2002: 10,4%
gunstiger ontwikkeling van
(Nederland: p.m.).
aandeel werklozen in de totale werkloosheid dan landelijk.
Later
127 Doelen
Programma 7.0. Economie
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1.4. Bevorderen werkgelegenheid voor
Aandeel fase 3‑ en fase 4‑werkloosheid
Gemiddelde 1998-
Tijdens collegeperiode
zwakke groepen op de arbeidsmarkt,
ten opzichte van totale werkloosheid
2002 52,4%
gunstiger ontwikkeling
zodat het aandeel van de fase 3‑ en
(NWW).
(Nederland: p.m.).
van aandeel fase 3‑ en
fase 4‑werkloosheid ten opzichte van de
fase 4‑werklozen in de totale
totale werkloosheid daalt.
werkloosheid dan landelijk.
2007
Ontwikkelingen en knelpunten
Externe factoren zijn bepalend voor het al dan niet behalen van de doelstellingen, dit kan zowel beleidsmatig zijn (bijvoorbeeld nieuwe wetgeving op het terrein van de sociale zekerheid) als conjunctureel. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Deze acties staan verwoord in de Bronnen van beleid. De resultaten zijn te benoemen in: - projecten gericht op het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt; - projecten gericht op het stimuleren van leerwerktrajecten; - projecten gericht op het realiseren van werkervaringsplaatsen voor zwakke groepen op de arbeidsmarkt; - projecten gericht op het scholen van werkzoekenden en werkenden groter dan of gelijk aan het startkwalificatie niveau; - projecten gericht op het versterken van de keten jeugdzorg‑onderwijs‑arbeidsmarkt-bedrijfsleven.
Later
128
Programma 7.0. Economie
Programmaonderdeel 37202 Openbaar belang nutsfuncties Contactpersoon: de heer E. Reckman, toestelnummer 56 16. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Klanten een veilige en ongestoorde levering van
Aantal klachten bij energiebedrijven.
P.m.
Tijdens collegeperiode minder klachten dan
energie kunnen garanderen tegen aanvaardbare tarieven.
2007
Uitvalsduur.
Uitvalsduur Essent Noord:
nulwaarde.
34 minuten (gemiddelde 2001/2002).
Tijdens collegeperiode vermindering uitvalsduur ten opzichte van nulwaarde.
2. Veilige waterlevering tegen aanvaardbare
Aantal klachten bij waterbedrijf.
P.m.
Aantal storingen/lekkage.
Aantal storingen/lekkage
prijzen.
Tijdens collegeperiode minder klachten dan nulwaarde.
Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD): 3.826
Tijdens collegeperiode
(2002).
vermindering aantal storingen/lekkages ten opzichte van nulwaarde.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het mede‑eigenaar zijn van nutsbedrijven heeft van oudsher ten doel om het openbare belang van deze functie aan te kunnen sturen en te kunnen waarborgen. In een aantal gevallen is in de afgelopen jaren de sturingsmogelijkheid door diverse oorzaken aanmerkelijk afgenomen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Indien nodig zal de provincie gebruikmaken van het recht van de aandeelhouder om vragen te stellen en opmer‑ kingen te plaatsen. - Van de WMD bezit de provincie statutair 50% van de aandelen. De president‑commissaris van de WMD wordt door de provincie voorgedragen.
Later
129
Programma 7.0. Economie
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn WOK Initiatieven op korte termijn De komende jaren zal de invulling van het regionaal-economische beleid in onze provincie Drenthe sterk afhangen van de resultaten die wij als Noorden boeken in ons overleg met Den Haag en Brussel. In 2006 heeft de verdere uitwerking van de Strategische agenda dan ook hoge prioriteit. Inhoudelijk is de uitwerking van het Programma economie nauw verwant met de Hoofdlijn WOK. Met de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling zijn eveneens duidelijke raakvlakken. De komende tijd worden tal van acties binnen deze hoofdlijnen voorzien. Zonder uitputtend te willen zijn, is er een aantal in het oog springende initiatieven die wij hier belichten. - Voor OKI/arbeidsmarkt geldt dat wij dit jaar de resultaten van de eerste tranche evalueren. Op basis van de uitkomsten hiervan willen wij onze inzet voor het budget 2006‑2007 verder specificeren. Onze ambitie is dat wij qua projectontwikkeling en scholing hetzelfde volume willen realiseren als in 2004‑2005. Naast de projectontwikkeling richten wij ons tevens op de totstandkoming van een Drentse onderwijsagenda. Deze zal vooral gericht zijn op het basis‑ en voortgezet onderwijs. - De tweede fase van het DoDo‑project wordt nu opgestart. Om de vraagbundeling glasvezelring te concretiseren houden wij ons binnen de Veenkoloniën en Zuidoost‑Drenthe bezig met de zogeheten ICT‑ringen. Op basis van het aantal deelnemers en de omvang van de gegenereerde middelen lijkt de realisatie van de Drenthe ring Veenkoloniën/Zuidoost‑Drenthe zeker haalbaar. De regio heeft dan een voor het landelijk gebied zeer vooruitstrevende ICT‑infrastructuur gerealiseerd. Het in samenwerking met SURFNET genomen besluit om Drenthe als pilotproject op te nemen in het “samen snel op glas” project voor het onderwijs, maakt hier deel van uit. Het doel van dit project is scholen op glasvezel aan te sluiten om zodoende met behulp van ICT‑onderwijsvernieuwingen te kunnen realiseren. Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een premie van € 1 miljoen hieraan gekoppeld. - Verder willen wij ook de spin-off van LOFAR en de economische dimensie van Energy Valley verder “uitnutten”. Naast deze concrete projecten zetten wij een gedachtewisseling in gang over een ICT‑beleids‑ en actieprogramma voor de periode 2006/2007. - Voor wat voorwaardenscheppend beleid betreft, behoudt parkmanagement ook de komende jaren onze aandacht. Ook pogen wij de revitalisering van verouderde terreinen verder gestalte te geven. Daarbij heeft onder andere de (verdere) revitalisering van Bargermeer (Emmen), de Holwert (Coevorden) en de Wieken (Hoogeveen) onze aandacht.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Stedelijk vestigingsklimaat Binnen de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling is het bevorderen van economische ontwikkeling een belangrijk aandachtspunt. De steden in Drenthe zijn de motor voor de economie. Deze aandacht is kort geformuleerd in 1 van de 4 centrale thema’s: Stedelijk vestigings klimaat (stimuleren ondernemerschap; een gevarieerd aanbod van voorzieningen, bedrijvigheid en locaties voor bedrijfsvestiging met aandacht voor digitale ontsluiting; ruimtelijke kwaliteit en een hoog voorzieningenniveau als vestigingsfactor).
130
Programma 7.0. Economie
Dit thema is mede richtinggevend geweest voor de selectie van projecten voor de agenda per stad: ontwikkeling van centrumgebieden, revitalisering van oude bedrijventerreinen, ontwikkeling van toeristisch-recreatieve voorzieningen. In deze ontwikkelingen en projecten zal in overleg met de betrokken gemeenten actief worden geparticipeerd. In een aantal gevallen zal het initiatief worden genomen voor het realiseren van gewenste ontwikkelingen. De inzet voor de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling valt in de 5 steden in belangrijke mate samen met de inzet voor de Hoofdlijn werk, onderwijs en infrastructuur. Middelen hiervoor komen uit het Econo-misch Structuurfonds en de speciaal ingestelde reserve Stedelijke ontwikkeling (zie programma 9.1.). Invulling bezuinigingen In het kader van de invulling van de bezuinigingen op wettelijke en autonome taken is met ingang van 2006 een structurele bezuiniging van € 20.000,‑‑ op de proceskosten voor Kompas meegenomen.
Financieel totaaloverzicht programma 37005 Beleidskaders
Programmakosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
142.465
2.193.147
2.410.070
2.436.765
697.175
700.276
Apparaatskosten
1.099.883
908.983
993.296
1.011.875
1.070.207
1.102.192
Totaal lasten
1.242.348
3.102.130
3.403.366
3.448.640
1.767.382
1.802.468
Totaal baten Saldo 37106 Verbetering vestigingsfactoren
69.191-
94.670
96.560
98.490
100.460
102.470
1.311.539
3.007.460
3.306.806
3.350.150
1.666.922
1.699.998
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.575.181
3.982.960
1.382.952
1.642.762
1.651.662
811.562
kernzones
Programmakosten Apparaatskosten
978.424
985.587
1.089.072
1.109.443
1.173.399
1.208.468
Totaal lasten
2.553.605
4.968.547
2.472.024
2.752.205
2.825.061
2.020.030
Totaal baten
72.682
27.500
28.000
28.600
29.200
29.700
2.480.923
4.941.047
2.444.024
2.723.605
2.795.861
1.990.330
Saldo
131 37107 Verbetering functioneren arbeidsmarkt
Programma 7.0. Economie
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
184.009
857.286
500.000
-
-
-
Apparaatskosten
100.921
132.971
176.327
179.625
189.980
195.658
Totaal lasten
284.930
990.257
676.327
179.625
189.980
195.658
Totaal baten Saldo 37202 Openbaar belang nutsfuncties
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
284.930
990.257
676.327
179.625
189.980
195.658
2004
2005
2006
2007
2008
2009
32.482
32.481
29.233
29.233
29.233
29.233
Apparaatskosten
14.285
9.361
23.364
23.801
25.173
25.925
Totaal lasten
46.767
41.842
52.597
53.034
54.406
55.158
Totaal baten
4.448.733
2.802.270
2.802.270
2.802.270
2.802.270
2.802.270
Saldo
4.401.966-
2.760.428-
2.749.673-
2.749.236-
2.747.864-
2.747.112-
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
4.127.650
9.102.776
6.604.314
6.433.504
4.836.829
4.073.314
Baten
4.452.224
2.924.440
2.926.830
2.929.360
2.931.930
2.934.440
Saldo
324.574-
6.178.336
3.677.484
3.504.144
1.904.899
1.138.874
Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB&DPOPNJF -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
132
Programma 7.1.
Programma 7.1. Toerisme en recreatie
Toerisme en recreatie Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie De missie van het Programma toerisme en recreatie is: - de realisatie van meer toeristische werkgelegenheid; - een verdere uitbouw van de positie van de provincie Drenthe als recreatieprovincie. De sector Toerisme en recreatie is met name voor de Drentse plattelandsgemeenten een belangrijke bron van werkgelegenheid. Mede dankzij de economische dynamiek die gepaard gaat met deze sector draagt ze in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid op het platteland. Onze activiteiten moeten leiden tot een verbetering van het toeristisch aanbod en een bevordering van het gebruik daarvan en daarmee van de werkgelegenheid.
Programmaonderdeel 37109 Verbetering toeristisch aanbod en bevordering gebruik Contactpersoon: de heer A.A. Ruiter, toestelnummer 54 37. Bronnen van beleid
- Programmalijn WOK, onderdeel F, Toerisme. - Uitvoeringskader toeristisch-recreatieve projectontwikkeling 2004‑2007. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
Toeristische bestedingen.
In 2002
Gedurende collegeperiode
€ 567 miljoen.
procentuele groei toeristische
2006
1. Verbreden, verbeteren en bevorderen gebruik toeristisch aanbod met als doel een boven gemiddelde ontwikkeling van de toeristische
bestedingen die minimaal gelijk
bestedingen in Drenthe te realiseren.
is aan nationale groei.
2007
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Marketing en promotie - Stimuleren van projecten op het gebied van imagoverbetering en promotie (programmatische uitvoering). - Begeleiden en subsidiëren Stichting Marketing Drenthe Plus en Stichting VVV Drenthe Plus.
Later
133
Programma 7.1. Toerisme en recreatie
- Begeleiden en subsidiëren van projecten van de Stichting Marketing Drenthe Plus en anderen (programmatische uitvoering). Kwaliteit van de toeristische bedrijfsomgeving en ondernemerschap - Begeleiden en implementeren van maatwerkoplossingen van bedrijven in kwetsbare gebieden via projecten. - Stimuleren verbetering duurzaamheid in de bedrijfsvoering via projecten. - Stimuleren ontwikkeling/gebruik ondernemersvriendelijke investeringsregelingen (Kwaliteitsinvesteringen in de toeristische sector 2000, Subsidieregeling/Investeringspremieregeling). Vervolmaken van toeristisch recreatieve infrastructuur en bevordering toeristisch gebruik - Stimuleren productinnovatie op het gebied van wandelen, fietsen en paardrijden. - Stimuleren, ontwikkelen Nationaal evenemententerrein. - Realisatie deeltraject Veenpark‑Bargercompascuum vaarverbinding Erica‑Ter Apel; uitwerking voorbereiding deeltrajecten. Kernkwaliteiten van Drenthe benutten - Stimuleren, ontwikkelen van projecten in relatie met cultuur‑, cultuurhistorie, plattelands‑ en natuurtoerisme. - Stimuleren, ontwikkelen van projecten die de relatie decor/authenticiteit/toerisme versterken. - Ontwikkeling Veenhuizen; realisatie onderdelen masterplan. - Versterken en verbreden attracties en evenementen. - Stimuleren van activiteiten op het raakvlak toerisme en zorg. Toepassingen nieuwe mogelijkheden van ICT Stimuleren, ontwikkelen en begeleiden van activiteiten die er voor zorgen dat de sector aansluiting houdt bij de kansen die de ICT‑sector biedt, zowel op het gebied van productontwikkeling als promotie. De ontwikkelingen op toeristisch gebied worden niet uitsluitend gerealiseerd binnen dit programmaonderdeel. Er is een sterke samenhang met diverse andere programmaonderdelen onder meer op het gebied van plattelandsontwikkeling, cultuur(historie), sport, zorg, verkeer en vervoer, wegen en kanalen.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn WOK Ontwikkeling toerisme Voor toeristische promotie en marketing zullen wij een advies voorleggen over hoe wij dit in de toekomst willen voortzetten. Om meer zicht te krijgen op wat de toerist beweegt voor andere regio’s te kiezen, hebben wij het voornemen om de andere toeristische partners te overtuigen van het nut van een gedegen concurrentieanalyse. Hierin willen wij ook financieel participeren. In de projectensfeer zullen wij nauw betrokken zijn bij de verdere ontwikkelingen rond het TT circuit. Wij zetten ons verder in op de vervolmaking van de toeristische en recreatieve infrastructuur. Tot slot proberen wij een aantal grote Belvedere-projecten van de grond te krijgen.
134
Programma 7.1. Toerisme en recreatie
Financieel totaaloverzicht programma 37109 Verbetering toeristisch aanbod en
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.725.181
4.654.604
788.959
502.330
515.860
529.890
403.554
310.892
419.127
426.967
451.580
465.076
2.128.735
4.965.496
1.208.086
929.297
967.440
994.966
bevordering gebruik
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten
3.677
313.161
-
-
-
-
2.125.058
4.652.335
1.208.086
929.297
967.440
994.966
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
2.128.735
4.965.496
1.208.086
929.297
967.440
994.966
Baten
3.677
313.161
-
-
-
-
Saldo
2.125.058
4.652.335
1.208.086
929.297
967.440
994.966
Totaal baten Saldo Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB5PFSJTNFFOSFDSFBUJF -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
135 Programma 7.2.
Programma 7.2. Landbouw
Landbouw Portefeuillehouder: mevrouw A. Edelenbosch. Missie Het Drentse landbouwbeleid heeft als missie: - het behoud van agrarische werkgelegenheid; - het behoud van de inkomenspositie van de Drentse agrariërs. De sector Landbouw speelt een belangrijke rol voor de plattelandsgemeenten binnen onze provincie. Niet alleen vanuit werkgelegenheidsoptiek, maar ook als belangrijke actor voor de leefbaarheid. Wij beogen onze missie te bereiken door in te zetten op vernieuwing, verbreding en versterking van de agrarische sector in Drenthe.
Programmaonderdeel 37303 Verbetering economisch perspectief agrarische sector Contactpersoon: mevrouw M.T.M. Leijn, toestelnummer 53 63. Bronnen van beleid
- Het Kompas voor het Noorden, Deelprogramma landelijk gebied, thema L1 (paragraaf 3.4). - De Drentse Landbouwagenda (maart 2003). - Het POP II, met name hoofdstuk C.4 en C.8.7 Land‑ en tuinbouw. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde /realisatie
2006 BRP landbouw.
1. Verbetering economisch perspectief agrarische sector.
1.1. Stimulering van innovatie en
Er zijn geen regionale inkomenscijfers
verbreding.
beschikbaar waaruit dit afleidbaar is.
1.2. Stimulering van kennis en onder
Er is geen geschikte effectindicator
nemerschap.
voorhanden.
Gemiddelde jaarlijkse
Groeipercentage BRP
groei 1998‑2002:
landbouw is tijdens college
-0,5% (Nederland:
periode minimaal gelijk aan
0,2%).
nationaal groeipercentage.
2007
Later
136
Doelen
Programma 7.2. Landbouw
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde /realisatie
2006 1.3. Uitbreiding van het aantal bedrijven
- Aantal/areaal nieuw gevestigde glas‑
Gemiddelde 1999-
en areaal glastuinbouw en herstructure‑
tuinbouwbedrijven.
2002: bedrijven: 2
4
areaal: 4,5 ha
45
herstructurering.
0 ha
5
- Percentage boeren/areaal met
Gemiddelde 1998-
Aandeel biologische bedrijven
biologische bedrijfsvoering.
2002: bedrijven 1,2% en areaal biologische land‑
ring van oude glastuinbouwgebieden.
2007
- Aantal hectares glastuinbouw in 1.4. Stimulering biologische landbouw.
(Nederland: 0,9%)
bouw ligt tijdens college‑
areaal: 1,5%
periode hoger dan landelijk
(Nederland: 1,4%).
gemiddelde.
Ontwikkelingen en knelpunten
- Het aantal gerealiseerde projecten kan lager uitvallen dan verwacht, omdat een aantal Europese en landelijke programma’s ten einde loopt en cofinanciering van projecten daarmee problematischer kan worden. - Voor de ontwikkeling van projecten gericht op biologische landbouw en de afzet van biologische producten zijn echter extra kansen aanwezig: Noord‑Nederland fungeert in de periode 2005‑2007 als regionale proeftuin en voor die periode zijn middelen van het Ministerie van LNV beschikbaar. - Uitvoering van het landbouwondernemersprogramma is in grote mate afhankelijk van de sector zelf, dat wil zeggen de inzet van de sector bij het opstellen van het programma en bij de uitvoering. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Onze inspanningen zijn vooral gericht op facilitering door middel van stimuleringsprojecten, zoals: - projecten gericht op innovatie en ondernemerschap; - projecten gericht op verbetering van de afzet van biologische producten en versterking van de biologische sector; - projecten gericht op uitbreiding en herstructurering van de glastuinbouw; - projecten gericht op verbreding van de landbouw, onder andere door de ontwikkeling van blauw/groene diensten.
Later
137
Programma 7.2. Landbouw
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn landelijk gebied Ontwikkeling agrarische sector In 2006 zullen wij een begin maken met de uitvoering van het Landbouwondernemersprogramma. Via dit programma, dat samen met de landbouwsector wordt ontwikkeld, kunnen wij Drentse agrariërs op een meer efficiënte wijze ondersteunen in hun ondernemerschap. De glastuinbouwsector krijgt een flinke impuls door vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven in het Rundedal. De acquisitie van bedrijven wordt door ons op projectmatige wijze financieel ondersteund. Ook willen wij de gemeente Emmen faciliteren bij de herstructurering van de oude glastuinbouwgebieden. Verder zullen wij via projectontwikkeling verder vormgeven aan de invulling van de proeftuin regionale stimulering biologische landbouw in de 3 noordelijke provincies. Dit gebeurt onder andere door regionale ketenprojecten, waarbij geëxperimenteerd wordt met vernieuwende manieren van aanpak. Ten slotte verwachten wij dat eind 2006 de inplaatsing van 4 melkveehouderijbedrijven in de Veenkoloniën daadwerkelijk is gerealiseerd.
Financieel totaaloverzicht programma 37303 Verbetering economisch perspectief
2004
2005
2006
2007
2008
2009
148.198
75.632
31.060
31.080
31.100
31.130
Apparaatskosten
158.605
136.135
277.791
282.987
299.300
308.245
Totaal lasten
306.803
211.767
308.851
314.067
330.400
339.375
agrarische sector
Programmakosten
Totaal baten
43.867
30.706
-
-
-
-
Saldo
262.936
181.061
308.851
314.067
330.400
339.375
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
306.803
211.767
308.851
314.067
330.400
339.375
Baten
43.867
30.706
-
-
-
-
Saldo
262.936
181.061
308.851
314.067
330.400
339.375
Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB-BOECPVX -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
138
Programma 8.05.
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg‑beleid Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap en mevrouw A. Haarsma. Missie Het Drentse cultuur, welzijn en zorg(CWZ)‑beleid heeft als missie: mensen in het middelpunt. Wij willen samen met andere relevante partners werken aan verbetering van de leefbaarheid en de levendigheid van Drenthe. Het bevorderen van een goede leefkwaliteit en van sociale samenhang, het stimuleren van een actieve en evenredige deelname van Drentse burgers aan het maatschappelijk en culturele leven en het instandhouden en realiseren van een voldoende bereikbaar en toegankelijk aanbod aan voorzieningen op CWZ‑gebied zijn daarvan essentiële componenten.
Programmaonderdeel 38002 Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg‑beleid Contactpersoon: de heer B. Deetman, toestelnummer 57 09. Bronnen van beleid
- - - - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Cultuurnota De kunst van het combineren. Uitvoeringsprogramma opgroeien 2006. Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008. Zorg in perspectief. Sociaal rapport 2003.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Ontwikkelen, uitvoering, monitoring, evaluatie
1.1. Goede informatievoorziening aan PS - Tijdige en volledige tussenrapportage over
en (eventuele) bijstelling van strategische beleids‑ over uitvoering van beleid + eventueel. kaders op CWZ‑terrein.
2007
Vóór 1 juli 2007 rappor‑ tage bij PS over Mensen in
uitvoering Mensen in het middelpunt en
het middelpunt.
voorstellen doen voor bijstelling daarvan. andere beleidskaders. 1.2. Periodieke evaluatie en monitoring
- Meerjarig evaluatieplan uitvoering
In 2005 gereed (Onderzoeks
Sociaal rapport Drenthe
voortgang en effectiviteit van beleid.
Mensen in het middelpunt en Cultuurnota.
bureau CWZ).
2007.
- Om de 4 jaar verschijnen van een Sociaal rapport Drenthe.
Sociaal rapport Drenthe 2003.
Later
139 Doelen
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1.3. Uitvoering van de beleidskaders.
Tijdige en volledige uitvoering van de in
In de bronnen genoemde
Zie de andere program‑
de verschillende beleidskaders genoemde
activiteiten en planningen.
ma’s in hoofdstuk 8.
2007
Later
voornemens. 1.4. Goed overleg en communicatie met
- Periodiek en gestructureerd overleg over
- Overleg met gemeenten
relevante samenwerkingspartners.
CWZ‑beleid met tenminste de grote gesub‑
en instellingen.
sidieerde instellingen en de gemeenten.
- Minimaal 2 conferenties.
Idem.
- Minimaal 2 werkconferenties/studiedagen per jaar over belangrijke thema’s binnen CWZ‑beleid. 2. Door middel van onderzoek een bijdrage
2.1. De onderzoeken uit het
leveren aan de ontwikkeling, uitvoering en evalu‑
Onderzoeksprogramma 2006 uitvoeren.
Aantal uitgevoerde onderzoeken.
2004: 9
Aantal overgenomen aanbevelingen.
2005 als vertrekpunt.
9
9
atie op het terrein van cultuur, welzijn en zorg. 2.2. Het geven van werkbare aanbeve‑ lingen na het verrichten van onderzoek.
Ontwikkelingen en knelpunten
Het Onderzoeksbureau Cultuur, Welzijn en Zorg is inmiddels gehuisvest in het provinciehuis en zal in 2006 organisatorisch worden ingebed in de provinciale organisatie overeenkomstig de uitgangspunten van het project Maatstaf. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- Tussentijdse rapportage over de voortgang van de uitvoering van Mensen in het middelpunt en eventuele bijstelling daarvan voor 1 juli 2007. - Uitvoering van de beleidskader conform de daarin opgenomen planningen (inclusief de daarin genoemde deelnotities, tussentijdse evaluaties en dergelijke); zie hiervoor de programma’s 8.6 tot en met 8.10. - Uitvoering van het Meerjarenevaluatieplan voor Mensen in het middelpunt en de Kunst van het combineren, Jaarschijf 2006 (Onderzoeksbureau CWZ). - Periodiek, gestructureerd overleg met gemeenten en instellingen over het algemene CWZ‑beleid. - Minimaal 2 werkconferenties in 2006 over dat beleid organiseren. - Onderzoeksprogramma 2006 Cultuur, Welzijn en Zorg, op basis waarvan een aantal onderzoeken wordt uitgevoerd. De uitkomsten van deze onderzoeken zullen via de bestuurscommissie aan PS, en voorzover het onderzoeken betreft met GS als opdrachtgever, aan GS worden voorgelegd.
9
140
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn veiligheid en sociaal evenwicht Uitvoering nieuwe beleidskaders Onze ambities op het gebied van CWZ hebben wij voor deze collegeperiode uitgewerkt in een viertal beleidskaders, die in 2004 en 2005 zijn vastgesteld: de overkoepelende Contourennota Mensen in het middelpunt, de Cultuurnota De kunst van het combineren, het Beleidskader jeugdzorg en de Nota Zorg in perspectief. Elk van deze nota’s bestrijkt de periode 2005‑2008. Vanaf 2005 is de uitvoering van deze beleidskaders dus ter hand genomen. Met ingang van 2006 is de provinciale aansturing van de gesubsidieerde instellingen volledig afgestemd op de nieuwe beleidskaders. Alle “oude” subsidieregelingen zijn inmiddels ingetrokken en worden of zijn vervangen door bij het nieuwe beleid passende (beleids)regels. Ook wat betreft de werkwijze is de Algemene subsidieverordening thans volledig geïmplementeerd. De opzet en indeling van de programma’s in deze Begroting 2006 is eveneens aangepast aan de ordening‑ (en sturing)principes van de beleidskaders. De afgesproken beleidsintensiveringen (Actieplan cultuurbereik, cultuureducatie, museumbeleid, multifunctionele dienstencentra, jeugdbeleid en dergelijke) en ombuigingen zijn hierin verwerkt. Ook de besluit vorming over de Voorjaarsnota 2005 (moties behandeling Cultuurnota) is hierin verwerkt. Hiermee zijn inhoudelijke kaders én provinciale sturingsinstrumenten in lijn met elkaar gebracht. De voor 2006 en beide jaren daarna te realiseren ombuigingen, zien er als volgt uit. Bedragen x € 1.000,‑‑
2006
2007
2008
SportDrenthe
37
50
50
Kunst&Cultuur Drenthe
57
75
75
Drents Plateau
37
50
50
I2D
18
25
25
Enova
18
25
25
COS Drenthe
6
15
30
COS/provinciale partnerkoppeling
2
6
12
NBPV (Commissie Vrouwen Wereldwijd)
1
1
2
Regionale Groep Wereldwinkels Groningen/Drenthe
0
1
1
Gered gereedschap
2
3
5
COC Drenthe
1
3
3
2
2
2
Kosten integraal buitenland beleid
72
72
72
PBc
37
50
50
STAMM
75
100
100
Hervormde Stichting Somaj
20
50
101
Humanitas
16
40
83
Orpheus
141
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
Bedragen x € 1.000,‑‑
2006
2007
2008
30
75
154
PGSJ Katholiek Steunpunt Drenthe
18
45
89
RPCP
18
25
25
Ouderenbond KBO
1
2
2
Ouderenbond PCOB
2
4
4
Ouderenbond Anbo
5
10
10
Totaal ombuigingen
475
729
970
De voorgenomen beëindiging c.q. de vermindering van de subsidie aan de Stichting Paardrijden Gehandicapten Westerbork en de Stichting Welzijn Doven is ingetrokken. De middelen die nodig zijn voor continuering van de subsidies zullen uit de flexibele middelen van de Programmalijn participatie worden onttrokken. Op 23 maart 2005 is de Cultuurnota De kunst van het Combineren vastgesteld. Bij de behandeling van deze nota in de staten is een vijftal moties aanvaard. Voor 2006 is daarvoor een bedrag van € 75.000,‑‑ beschikbaar gesteld, dat in navolgend overzicht is verwerkt. 2006 is het eerste jaar waarin substantiële flexibele middelen vanuit het Fonds sociale en culturele ontwikkeling besteed kunnen worden. Per onderdeel van de Contourennota Mensen in het middelpunt gaat het in 2006 en de jaren daarna om de volgende bedragen. Financiële gevolgen moties behandeling Cultuurnota
2006
Theater te water
8.000
Vrouwentoneel Erica Noordelijke Stichting Koorzang en Koorscholing
700 15.000
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
40.000
Totaal ombuigingen
2008
1.500
1.500
1.500
1.500
5.000
Stichting Daarom Evaluatie, communicatie en participatie rond CWZ beleidskaders
2007
3.300 72.000
75.000
(Bedragen in € x 1.000,-- afgerond en op basis van voorlopige indexen 2003 en 2004 van het CPB.) Deze middelen zullen overeenkomstig de eind 2005 vastgestelde beleidsregel hiervoor ingezet worden voor projecten die de speerpunten en prioriteiten van de Contourennota Mensen in het middelpunt ondersteunen. Aansluiting bij projecten en doelstellingen van andere programmalijnen (met name stad, land en WOK) heeft daarbinnen prioriteit. Daarbij gaat het in 2006 vooral om zaken als: - projecten op het gebied van leefbaarheid, participatie en het voorzieningenniveau in het landelijk gebied; - projecten op het gebied van woon-/zorgcombinaties in het stedelijk en het landelijk gebied, gebied;
142
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
- versterking van de culturele infrastructuur in een of meer steden; - verbetering van de relatie onderwijs-arbeidsmarkt en toename van het aantal leerlingen dat met een startkwalificatie de arbeidsmarkt betreedt. In de genoemde nota’s zijn in 2006 zowel enkele uitvoeringsnotities als tussentijdse evaluaties op deelterreinen aangekondigd. Over de algehele voortgang van de uitvoering van Contourennota Mensen in het middelpunt zal eind 2006 een tussenrapportage verschijnen.
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Sociaal en vitaal 2 van de 4 centrale thema’s binnen de Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling zijn sociaal en vitaal (woningdifferentiatie, een aantrekkelijke en veilige leefomgeving, levendige stadscentra en combinaties van wonen, zorg en welzijn) en stedelijke kwaliteit (duurzame stedenbouw, een aantrekkelijke openbare ruimte, het benutten van cultuurhistorische waarden, groen elementen zoals stadsparken). Deze thema’s zijn richtinggevend geweest voor de selectie van projecten voor de agenda per stad: ontwikkeling van centrumgebieden met bepaalde culturele voorzieningen, ontwikkelen van zorgzones, herstructurering van woonwijken. In deze ontwikkelingen en projecten zal in overleg met de betrokken gemeenten actief worden geparticipeerd. In een aantal gevallen zal het initiatief worden genomen voor het op gang brengen van gewenste ontwikkelingen. Middelen hiervoor komen uit de budgetten, die gerelateerd zijn aan de programma’s Wonen en leefomgeving en Parels van Drenthe (Contourennota Mensen in het middelpunt) en de speciaal hiervoor ingestelde reserve Stedelijke ontwikkeling (zie programma 9.1.).
143
Programma 8.05. Ontwikkeling cultuur, welzijn en zorg-beleid
Financieel totaaloverzicht programma 38002 Ontwikkeling CWZ-beleid
Programmakosten Apparaatskosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
14.555.766
14.593.238
137.045
129.725
128.695
129.005
1.387.787
1.320.708
696.840
709.874
750.796
773.235
Totaal lasten
15.943.553
15.913.946
833.885
839.599
879.491
902.240
Totaal baten
4.756.650
4.690.713
-
-
-
-
Saldo
11.186.903
11.223.233
833.885
839.599
879.491
902.240
Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
15.943.553
15.913.946
833.885
839.599
879.491
902.240
Baten
4.756.650
4.690.713
-
-
-
-
Saldo
11.186.903
11.223.233
833.885
839.599
879.491
902.240
-BTUFOQSPHSBNNB0OUXJLLFMJOH$8;CFMFJE -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
144
Programma 8.06.
Programma 8.06. Opgroeien
Opgroeien Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie Investeren in jeugd is investeren in de toekomst. Wij willen voorwaarden scheppen waarin kinderen en jongeren in harmonie, veilig en gezond kunnen opgroeien tot evenwichtige volwassenen.
Programmaonderdeel: 38802 Opgroeien Contactpersoon: mevrouw L.A.M. Kompier, toestelnummer 55 99. Bronnen van beleid
- - - - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Cultuurnota De kunst van het combineren. Uitvoeringsprogramma opgroeien 2006. Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008. Zorg in perspectief. Sociaal rapport 2003.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Versterken van de ketensamenwerking.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
1.1. De provincie ondersteunt de realisatie van
Aantal geregistreerde
2.500
3.000
3.000
laagdrempelige toegang tot de jeugdzorg in
hulpvragen in de lokale
alle Drentse gemeenten. Het aantal jeugdigen
netwerken neem toe.
met (beginnende) problemen wat binnen deze
Nu 2.000. 70%
50%
40%
lokale netwerken gevonden wordt neemt toe. 1.2. Het aantal jeugdigen wat na een kort vrij
Het percentage jeugdigen met indicatie
Thans wordt 80% van het
toegankelijk aanbod nog geïndiceerde zorg
voor jeugdzorg die verwezen worden via
aantal gevonden jeugdigen
nodig heeft neemt af.
de lokale netwerken neemt de komende
doorverwezen naar het
periode (2006/2007) af met 50.
Bureau Jeugdzorg.
145 Doelen
2. Programma’s in de jeugdzorg.
Programma 8.06. Opgroeien
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
2.1. Aanbieden van goede, efficiënte zorgpro‑
Wachttijden bij de zorgprogramma’s
Bron: Beleidsinformatie
gramma’s die binnen de wettelijke termijnen
tussen indicatiebesluit en aanvang zorg.
Jeugdzorg Drenthe.
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
75%
75%
75%
30%
35%
4
6
beschikbaar zijn. 2.2. Jeugdigen krijgen de intersectorale jeugd‑ Jeugdigen krijgen de zorg die in het zorg waar ze recht op hebben.
indicatiebesluit is aangegeven.
2.3. Zorgaanbieders moeten de zorg uitvoeren 75% van de jeugdigen krijgen het
Bron: Bureau Jeugdzorg
in de woon‑ en leefregio van de jeugdigen.
Drenthe.
geïndiceerde zorgaanbod aange‑ boden in hun eigen woonregio in Drenthe (Noordmidden‑, Zuidoost‑ of Zuidwest‑Drenthe).
3. Sportstimulering.
3.1 Met gerichte activiteiten stimuleren dat
Aandeel jeugdigen van 6 jaar‑18 jaar dat
88%
jeugdigen meer aan sport gaan doen.
actief aan sport doet.
Bron: SCP/CBS (1999).
3.2. Realiseren van vernieuwend en betaalbaar aanbod op maat. 4. Cultuuraanbod voor jeugdigen.
4.1. Verhogen van het percentage bezoekers
Percentage jonge (4 jaar‑30 jaar) Drentse 18%
tot 30 jaar dat festivals bezoekt.
bezoekers bij festivals.
4.2. Verhogen van het aantal jeugdtheater
Aantal jeugdtheater voorstellingen
voorstellingen.
(telkens met 250 jongeren per keer).
2
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Versterken van de ketensamenwerking - Het opstellen van een totaalplan ter ondersteuning van het gemeentelijk jeugdbeleid. - Het beschikbaar komen van kennis en deskundigheid, gespecialiseerd in preventieve programma’s. - Versterken van kerntaken Bureau Jeugdzorg Drenthe en Jeugdzorg Drenthe. Programma’s in de jeugdzorg - Afspraken met Jeugdzorg Drenthe maken. - Nauwkeurig beschrijven van het toetsingskader (Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008). - Het introduceren van een systeem van kostprijsfinanciering in overleg met de zorgaanbieder (Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008). Sportstimulering - Stimuleren van sportdeelname van kwetsbare groepen. - Vertalen van landelijke initiatieven naar de Drentse situatie.
8
146
Programma 8.06. Opgroeien
Cultuuraanbod voor jeugdigen - Activiteiten en nieuw aanbod op het gebied van festivals en jeugdtheater.
Financieel totaaloverzicht programma 38802 Opgroeien
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
20.756.317
23.105.141
23.720.798
23.749.517
23.789.254
23.790.009
279.786
453.411
499.468
508.810
538.142
554.225
Totaal lasten
21.036.103
23.558.552
24.220.266
24.258.327
24.327.396
24.344.234
Totaal baten
20.559.947
22.900.141
23.405.573
23.405.573
23.405.573
23.405.573
476.156
658.411
814.693
852.754
921.823
938.661
Apparaatskosten
Saldo Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
21.036.103
23.558.552
24.220.266
24.258.327
24.327.396
24.344.234
Baten
20.559.947
22.900.141
23.405.573
23.405.573
23.405.573
23.405.573
Saldo
476.156
658.411
814.693
852.754
921.823
938.661
-BTUFOQSPHSBNNB0QHSPFJFO -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
147 Programma 8.07.
Programma 8.07. Werken en leren
Werken en leren Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie Wij willen een bijdrage leveren aan: - verhoging van het opleidingsniveau van de Drentse bevolking, - een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en - een betere toeleiding van kwetsbare groepen naar de arbeidsmarkt.
Programmaonderdeel:
38102
Werken en leren
Contactpersoon: mevrouw L.A.M. Kompier, toestelnummer 55 99. Bronnen van beleid
- - - - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Uitvoeringsprogramma opgroeien 2006. Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008. Zorg in perspectief. Provinciale agenda onderwijs en kennisinfrastructuur. Sociaal rapport 2003.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Een goede basis voor iedereen.
1.1. In 2006 ligt er een provinciale beleidsvisie op
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
Nulmeting en streefwaarden in
het aanpakken van onderwijsachterstanden.
2006 bepalen.
1.2. Voor het realiseren van ambities samen met
Zie programmaonderdeel 37107 Verbeteren van
gemeenten, scholen en bedrijven (minder voortijdig
het functioneren van de arbeidsmarkt.
schoolverlaten, vermindering van jeugdwerkloosheid, en meer jongeren met een goede startkwalificatie) verwijzen wij naar de Provinciale agenda onderwijs en kennisinfrastructuur.
2007
Later
148
Doelen
Programma 8.07. Werken en leren
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
77%
85%
93%
1.3. Drentse onderwijs‑ en jeugdmonitor: - in 2006 is het onderwijsdeel van de monitor opera‑ tioneel; - in 2007 ligt er een Programma van eisen voor het jeugd(welzijns)deel van de monitor. Nog te ontwikkelen.
P.m.
2.1. Het opzetten van netwerken van arbeidsorga‑
Aantal arbeidsorganisaties dat deelneemt in op
Nog niet beschikbaar.
nisaties met doelgroepen (allochtonen, vrouwen,
kwetsbare groepen gerichte netwerken.
1.4. Versterken van ouderparticipatie als voorwaarde voor betere leerprestaties van Molukse leerlingen. 2. Beeldvorming.
gehandicapten). 2.2. Ouderen moeten kennis en kwaliteit inzetten
Aantal geregistreerde ouderen in de gerealiseerde Nulmeting en streefwaarden in
voor begeleiding van menden met weinig perspectief databank (te combineren met de netwerkaanpak) 2006 bepalen. op de arbeidsmarkt; van deze bereidwillige ouderen
+ gebruik dat hiervan wordt gemaakt.
moet er eind 2005 een databank zijn. 2.3. In beeld brengen van het tekort aan
Aantal dagbestedings‑ en leerwerkplaatsen voor
Nulmeting en streefwaarden in
dagbestedings‑ en leerwerkplaatsen voor mensen
mensen met handicap gefaseerd oplossen.
2006 bepalen.
2.4. Elk jaar moet het aantal mensen met een
Percentage mensen met een verstandelijke
70%
verstandelijke handicap dat passende dagbesteding
handicap dat overdag actief is bij de sociale
of begeleid werk vindt met 10% toenemen.
werkvoorziening of in de dagbesteding.
In beeld brengen van de aantallen vrouwelijke en
Aandeel vrouwelijke en allochtone ondernemers
Nulmeting en streefwaarden in
allochtone ondernemers in Drenthe.
in Drenthe.
2006 bepalen.
met handicap gefaseerd oplossen.
3. Ongekend talent.
Een goede basis voor iedereen
- - - - -
Ontwikkelen van een (inter)provinciale onderwijsagenda in noordelijk verband. Uitvoeren van de Provinciale agenda onderwijs‑ en kennisinfrastructuur. Bevorderen van een sluitende registratie van voortijdige schoolverlaters. Ontwikkelen van een goed volgsysteem voor jeugdigen. In 2006 is de Drentse onderwijs en jeugdmonitor volledig operationeel wat betreft onderwijs; in 2008 is de monitor verbreed naar het integrale jeugdbeleid. - Deelnemen in stuurgroepen EQUAL‑projecten (onderwijs‑arbeidsmarkt, sluitende aanpak voortijdig schoolverlaten, startkwalificatie werkenden).
149
Programma 8.07. Werken en leren
Beeldvorming
- (Mede) subsidiëren van projecten die de beeldvorming van kwetsbare groepen verbeteren. - Opzetten van projecten voor een duurzame instroom in het arbeidsproces van mensen uit kwetsbare groepen, waarbij de kennis, ervaring en netwerken van ouderen, c.q. werknemers van bedrijven/maatschappelijke organisaties worden benut. - Ontwikkelen van een databank van ouderen/werknemers. - Ontwikkelen van duurzame initiatieven om mensen met een verstandelijke beperking een passende dagbesteding of leerwerkplaats aan te bieden. Ongekend talent
- Tot stand brengen van samenwerkingsafspraken tussen KvK, I2D, Enova en instellingen voor beroepsonderwijs over begeleidingstrajecten voor startende allochtone en vrouwelijke ondernemers. - (Mede) subsidiëren van ontwikkelen van methodieken voor begeleiding.
Financieel totaaloverzicht programma 38102 Werken en leren
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
826.641
1.068.951
465.900
170.000
202.000
202.000
Apparaatskosten
132.775
89.732
152.068
154.912
163.843
168.739
Totaal lasten
959.416
1.158.683
617.968
324.912
365.843
370.739
Totaal baten
113.455
113.455
-
-
-
-
Saldo
845.961
1.045.228
617.968
324.912
365.843
370.739
Totaal programma
Lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
959.416
1.158.683
617.968
324.912
365.843
370.739
Baten
113.455
113.455
-
-
-
-
Saldo
845.961
1.045.228
617.968
324.912
365.843
370.739
-BTUFOQSPHSBNNB8FSLFOFOMFSFO -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
150
Programma 8.08.
Programma 8.08. Wonen en leefomgeving
Wonen en leefomgeving Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie Wij investeren in processen die er voor zorgen dat er voor onze burgers voldoende, geschikte en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Wij bevorderen de leefbaarheid door te investeren in goed gespreide voorzieningen op het gebied van: wonen, welzijn, cultuur, zorg en vervoer, uitgaande van de eigen kracht van de gemeenschappen in wijken, buurten en dorpen.
Programmaonderdeel 38503 Wonen en leefomgeving Contactpersoon: mevrouw L.A.M. Kompier, toestelnummer 55 99. Bronnen van beleid
- - - - - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Cultuurnota De kunst van het combineren. Uitvoeringsprogramma opgroeien 2006. Beleidskader jeugdzorg 2005‑2008. Zorg in perspectief 2005‑2008. Sociaal rapport 2003. Multifunctionele dienstencentra 2005-2008.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen programmaonderdeel
Concrete subdoelen
1. Diversiteit in wonen.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
1.1. Iedere Drentse burger die zorg of dienst‑ Aantal toegewezen aanvragen in het kader
Nulmeting nog niet
Streefwaarden in 2006
verlening nodig heeft kan in een huis wonen van de Wet voorzieningen gehandicapten
beschikbaar.
bepalen.
2006
2007
Later
dat aangepast is aan de specifieke behoeften voor aangepast wonen. en wensen. Aantal definitief toegekende woningen
Bron: RW woonplannen
Minimaal 400 definitief
met zorg en dienstverlening uit de
2005-2010. Beschikbaar
toegekende woningen
knelpuntenpot.
in totaal 2.000 woningen
met zorg‑ en dienst
voor 5 doeleinden.
verlening.
151 Doelen programmaonderdeel
Programma 8.08. Wonen en leefomgeving
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1.2. Stimuleren van de bouw van zelfstan‑
Het aantal aanvragen Woonzorg
2007
Later
8
14
8
14 1 meldstructuur.
1 meldstructuur
1 meldstructuur.
20 start,
24 start,
30 start,
0 realisatie.
4 realisatie.
10 realisatie.
dige woonvormen voor diverse doelgroepen. stimuleringsregeling. 2. Zelfstandig wonen. 3. Veiligheid in huis.
2.1. Mensen moeten zolang mogelijk in de
Het aantal aanvragen Woonzorg‑
eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.
stimuleringsregeling.
3.1. Totstandkoming 1 provinciale meld
Het aantal meldingen/aantal constateringen
1 meldstructuur
structuur.
huiselijk geweld.
14% van Drenthe kent thuis geweld.
4. Voorzieningenniveau.
4.1. Goede spreiding van basisvoorzieningen Start en realisatie van een aantal nieuwe
0
die de zelfredzaamheid van burgers vergroot, initiatieven in het kader van Regeling multi‑ door clustering.
functionele dienstencentra.
4.2. Ondersteunen van dorpshuizen en
Aantal aangesloten dorpshuizen bij Stichting 131 dorpshuizen;
131
133
135 dorpshuizen;
stimuleren van aantal functies.
Dorpshuizen Drenthe en gemeente aantal
gemiddeld
4
4,5
5 functies.
functies in deze dorpshuizen.
3,5 functies in dorpshuizen.
4.3. Goede spreiding en bereikbaarheid van
Het aantal vernieuwde en verbrede
0
0
4
bibliotheken.
bibliotheekvestigingen.
4.4. Goede spreiding en bereikbaarheid van
Het aantal lokale loketten in Drenthe.
4
6
8
Aantal ontwikkelde pilots.
4
4
4
tot vernieuwde aanpak met betrekking tot
Het aantal deelnemers aan de training in
24
24
24
voorzieningen, mobiliteit en wonen.
relatie tot de verschillende achtergronden.
(2 overheidslagen,
(2, 4, 2)
(3, 6,3)
12 initiatieven.
24 initiatieven.
36 initiatieven.
134
135
138
140
Nulmeting nog niet
Streefwaarden in 2006
beschikbaar.
bepalen.
10.000
11.000
12.000
12.500
lokale loketten. 5. Pilots van integrale planontwikkeling.
5.1. Opdoen kennis en ervaring met betrek‑ king tot integrale planvorming, dat leidt
3 productgroepen, 2 overheidsinstellingen). 6. Leefgemeenschap.
7. Bovenlokale voorzieningen.
6.1. De in een dorp of wijk aanwezige eigen
Start en realisatie van een aantal initiatieven 0 initiatieven.
kracht benutten of stimuleren om sociale
in het kader van Gemeentelijke omgevings‑
cohesie te versterken.
programma’s.
6.2. Ondersteunen van dorpsbelangen
Aantal dorpsbelangenverenigingen aange
verenigingen.
sloten bij Brede Overleggroep Kleine Dorpen.
7.1. Een kwalitatief goed en bereikbaar
Nog te ontwikkelen.
voorzieningenniveau op het gebied van wonen, welzijn, cultuur en onderwijs. 7.2. Het bieden van laagdrempelige 24‑uurs‑ Aantal telefonische hulpvragen. bereikbaarheid voor mensen met hulpvragen.
152
Programma 8.08. Wonen en leefomgeving
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Diversiteit in wonen - Ontwikkeling van een integrale toets Woonplannen in 2005 en in 2006 implementeren. - Inventariserend onderzoek van Onderzoeksbureau CWZ met betrekking tot de woningbehoefte van doelgroepen. - Ondersteunen van gemeenten bij het betrekken van bewoners bij het maken van woonplannen. - Bevorderen van aanbod kunst en cultuur in buurt/dorp om omgeving aantrekkelijker te maken, waardoor mensen zich eerder thuis voelen en actief gebruikmaken van aanwezige cultuurhistorische waarden. - Uitvoeren van het budget Woonzorgstimulering nieuwe stijl. - Methodiekondersteuning voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld. - Ondersteunen van vernieuwende toepassingen in de zorg (domotica, levensloopbestendig wonen, ICT‑toepassingen etc.). - Onderzoek/verkenning mogelijkheden voor ontwikkeling woon-zorgzone in Assen (Programma stad). Voorzieningenniveau - Uitvoeren nota Multifunctionele Dienstencentra met ontwikkeling 27 nieuwe oplossingen. - Pilots integrale planontwikkeling met betrekking tot voorzieningen, mobiliteit en voorzieningen. - Het leveren van een financiële bijdrage aan de totstandkoming van lokale loketten. - Bibliotheekvernieuwing; intensieve samenwerking van bibliotheken met andere disciplines. - Positie van minder mobiele doelgroepen krijgt meer aandacht op het terrein van openbaar vervoer. - Stimulering van bundeling functies, waardoor voorzieningen meer potentie krijgen. - Bij projecten voor stedelijke vernieuwing wordt rekening gehouden met een goed voorzieningenniveau en de aanwezige cultuurhistorische waarden. - Ontwikkelen Gemeentelijk omgevingsprogramma. - Stimuleren en ondersteunen van ontwikkeling dorpsagenda’s en dorpsontwikkelingsplannen. Bovenlokale voorzieningen - Het streven naar een kwalitatief goed en bereikbaar voorzieningenniveau op het gebied van wonen, welzijn, cultuur en onderwijs. - Ontwikkelen visie op gewenst aanbod vanuit het zorgvragersperspectief voor bovenlokale voorzieningen. - Initiatiefnemer bij het verkennen van de mogelijkheden van de zorgzone Assen (onder andere WZA, Vanboeijen).
153
Programma 8.08. Wonen en leefomgeving
Financieel totaaloverzicht programma 38505 Wonen en leefomgeving
Programmakosten Apparaatskosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.283.530
2.205.800
1.005.586
1.030.504
720.759
731.260
578.181
583.941
528.992
538.887
569.952
586.986
Totaal lasten
1.861.711
2.789.741
1.534.578
1.569.391
1.290.711
1.318.246
Totaal baten
51.598
21.800
1.800
1.800
1.800
1.800
1.532.778
1.567.591
1.288.911
1.316.446
Saldo Totaal programma
Lasten
1.810.113 2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.861.711
2.789.741
1.534.578
1.569.391
1.290.711
1.318.246
Baten
51.598
21.800
1.800
1.800
1.800
1.800
Saldo
1.810.113
2.767.941
1.532.778
1.567.591
1.288.911
1.316.446
-BTUFOQSPHSBNNB8POFOFOMFFGPNHFWJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
154
Programma 8.09.
Programma 8.09. Participatie
Participatie Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie Wij vinden het belangrijk dat iedere inwoner van Drenthe ‑ ongeacht zijn/haar leeftijd, sekse, handicap, (etnisch-)culturele achtergrond, sociale klasse ‑ optimaal kan meedoen aan de samenleving, of het nu gaat om netwerken, verenigingen, organisaties of werk en buurt. Meedoen heeft een waarde op zich. Het kan ervoor zorgen dat mensen een gezonder, aantrekkelijker en plezieriger leven leiden en niet in een isolement verkeren of daarin terecht komen. Op deze manier draagt meedoen bij aan een verrijking van het leven. Maar meedoen betekent in onze visie ook dat mensen een stem moeten hebben in de totstandkoming van ons beleid.
Programmaonderdeel 38408 Participatie Contactpersoon: mevrouw G. Smidt, toestelnummer 59 19. Bronnen van beleid
- - - - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Cultuurnota De kunst van het combineren. Uitvoeringsprogramma opgroeien 2006. Beleidskader jeugdzorg 2005-2008. Zorg in perspectief. Sociaal rapport 2003.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren
NB. Het aantal indicatoren dat in deze bladspiegel wordt beschreven is beperkt. Dit heeft als reden dat de resultaten van de activiteiten in het programma participatie moeilijk in indicatoren te vatten zijn. De resultaten zijn wel op proces niveau goed beschrijfbaar, zie hiervoor de Productbegroting. Doelen programmaonderdeel
1. Vergroten sportdeelname.
Concrete subdoelen
Inwoners van Drenthe moeten meer gaan
Indicator bij (sub)doel
Percentage inwoners dat aan sport doet.
Nulmeting
54,8%
deelnemen aan sportactiviteiten en in het
Bron: Sportmonitor
bijzonder de groepen die onder de norm
(2003).
zitten: jongeren, ouderen, mensen met handicap, allochtonen en werknemers.
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
55%
57%
60%
155 Doelen programmaonderdeel
Programma 8.09. Participatie
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
29%
27%
20%
52%
50
45%
12
12
12
12
Aantal klachten van discriminatie per jaar. 35
50
100
150
8
10
10
8 koepels.
10 koepels.
10
10
11 leden, 4 projecten.
14 leden, 5 projecten.
16 leden.
16 leden.
Percentage jongeren die niet voldoen aan
30%
de Nederlandse Norm Gezond Bewegen
Bron: Sportmonitor
(NNGB).
(2003).
Percentage volwassen die niet voldoen
55,2%
aan de NNGB.
Bron: Sportmonitor (2003).
Aantal gemeenten dat participeert in de BOS‑regeling (volgens Drents BOS‑model). 2. Stimuleren
2.1. Totstandkoming van laagdrempelige
Integratie.
meldstructuur voor klachtenbehandeling en adequate registratie en monitoring ten behoeve van gerichte preventie. 2.2. Stimuleren debat, dialoog en ontmoeting. Aantal georganiseerde debatten; ontmoe‑ 6 tingen en dialogen ondersteund door provincie.
3. Faciliteren belangenbehartiging.
3.1. Mensen in staat stellen hun krachten
Aantal consumenten‑ en patiënten‑
te bundelen en gesprekpartner laten zijn bij
groepen ondersteund door het Regionaal
beleidsvoorbereiding en besluitvorming.
Patiënten Consumenten Platform (RPCP). Aantal leden en projecten Jongerenraad Drenthe.
4. Versterken vrijwilligerswerk.
4.1. Toename van het aantal vrijwilligers.
Aandeel participanten dat deelneemt aan
42%
georganiseerd vrijwilligerwerk.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2003).
4.2. Het stimuleren van vrijwilligerswerk
Aantal jongeren die maatschappelijke
onder jongeren.
stages hebben gelopen.
100 jongeren.
4.3. Het instandhouden van een kennisnet‑
Aantal lokale steunpunten ondersteund.
8
5.1. Het instandhouden van een effectieve
Aantal lokale steunpunten ondersteund
8
ondersteuningstructuur mantelzorgers.
door Drents Platform Mantelzorgers.
werk steunpunten vrijwilligerswerk Drenthe 5. Versterken mantelzorg.
300
156
Programma 8.09. Participatie
Ontwikkelingen en knelpunten
In het werkveld van Cultuur en Welzijn ligt de beleidsverantwoordelijkheid in hoofdzaak bij gemeenten. De toegevoegde waarde van de provincie komt daarom beter tot uiting al naar gelang er eenduidigheid is over probleemdefiniëring, aanpak en ieders rol, en prioriteitstelling bij provincie en gemeenten op relevante beleidsterreinen. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Vergroten sportdeelname - (Mede) subsidiëren van projecten om genoemde groepen te activeren. - Sportservicepunt moet operationeel zijn. - Uitvoeren van een meting door de Hogeschool Drenthe over sportdeelname in 2008. Stimuleren integratie 6Faciliteren belangenbehartiging - Projectmatige samenwerking en afspraken met gemeenten rondom invoering WMO. - Ondersteunen activiteiten RPCP gericht op versterking positie cliënten‑ en patiëntenorganisaties. Versterken vrijwilligerswerk - Kwaliteitsimpuls aan vrijwilligerswerk geven door verdere ontwikkeling en uitvoering van methodieken. - Ondersteunen van verschillende projecten: scholenproject Vrijwilligerswerk, Lokale makelaar, Toolkit. - Uitreiken van een vrijwilligersprijs. - Realiseren van een provinciaal kennisnetwerk in 2005. - Afspraken met STAMM over projectontwikkeling en ondersteuningsactiviteiten op dit gebied. Versterken Mantelzorg - Ondersteuning van het Drents Platform Mantelzorg. - Subsidiering van diverse projecten gericht op versterking mantelzorger. Betrekken en betrokkenheid - Onderzoek in 2006 naar mogelijkheden rondom Booming Bartje en DrentheScoop.
157
Programma 8.09. Participatie
Financieel totaaloverzicht programma 38408 Participatie
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
4.740.640
4.662.217
4.529.114
4.669.790
Apparaatskosten
-
-
363.158
369.951
391.277
402.971
Totaal lasten
-
-
5.103.798
5.032.168
4.920.391
5.072.761
Totaal baten
-
-
113.455
113.455
113.455
113.455
Saldo
-
-
4.990.343
4.918.713
4.806.936
4.959.306
Totaal programma
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
-
-
5.103.798
5.032.168
4.920.391
5.072.761
Baten
-
-
113.455
113.455
113.455
113.455
Saldo
-
-
4.990.343
4.918.713
4.806.936
4.959.306
-BTUFOQSPHSBNNB1BSUJDJQBUJF -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
158
Programma 8.10.
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Parels van Drenthe Portefeuillehouder: de heer J.H. Schaap. Missie Drenthe heeft veel kunst en cultuur om trots op te zijn. De provincie wil de eigen kwaliteiten op het gebied van kunst en cultuur stimuleren. Innovatie en talentontwikkeling spelen daarbij een belangrijke rol. Vanuit onze overzichtspositie zijn wij op zoek naar interessante combinatiemogelijkheden van kunst en cultuur met activiteiten op het gebied van economie, stedelijke ontwikkeling, landschap en ruimtelijke ordening, toerisme en welzijn; de kunst van het combineren! Drenthe heeft een naam op te houden op het gebied van gehandicaptensport. Wij vinden het belangrijk dat sporttalenten zich maximaal kunnen ontwikkelen.
Programmaonderdeel 38306 Beeldkwaliteit Contactpersoon: mevrouw G. Smidt, toestelnummer 59 19. Bronnen van beleid
- Contourennota Mensen in het middelpunt. - Cultuurnota De kunst van het combineren. - Uitvoeringsprogramma wonen en leefomgeving.
159
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Beeldende kunst en vormgeving (BKV).
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Verbetering van de positie van het
Subsidieregeling BKV.
Gebaseerd op besteding geldstroom
middensegment.
- Bevordering van professionalisering van
BKV voorgaande jaren.
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
3
3
3
6
7
7
10
12
12
12
12
12
60
60
60
3
3
1
1
tentoonstellingsinstellingen en kunste‑ naarsinitiatieven. - Opdrachtsubsidie voor BKV in de open‑
2. Culturele planologie.
Vergroting van afname en marktwerking
bare ruimte.
voor beeldende kunst en vormgeving.
- Project/manifestatiesubsidie.
Meer opdrachten, tentoonstellingen en
Aantal opdrachten waarbij de opdracht‑
experimenten voor kunstenaars en vorm‑
en projectcoördinator beeldende kunst
gevers in Drenthe.
betrokken is.
De cultuurhistorische waardenkaart
Gebruik CHW bij bestemmingsplannen,
Binnen CARP worden jaarlijks
(CHW) wordt gebruikt bij ruimtelijke
dorpsomgevingsplannen, woonplannen,
gemiddeld 60 bestemmingsplannen
plannen.
belvedèreprojecten.
getoetst.
Historici, archeologen alsmede kunste‑ Aantal belvedèreprojecten in 2005: 3. 3
naars en vormgevers zijn ingeschakeld.
Website wordt in 2005 intern open‑ Aantal hits provinciale website CHW.
gesteld. Nulmeting in 2006.
Toename voorlichting over en bespre‑
Aantal en deelname voorlichtings‑ en
DP
king van beeldkwaliteit alsmede
discussiebijeenkomsten, tentoonstel‑
ontwikkelen voorbeeldprojecten zoals
lingen, pilots en digitale discussies.
pilot Bedrijventerreinen, pilotproject
Jaarlijks een pilot BKV in de openbare
Centrum Beeldende Kunst (CBK) en
Planvorming en kunst in de openbare
ruimte laten uitvoeren.
opdrachtcoördinator.
ruimte voor gemeenten.
1
160
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
- In 2006 een afweging maken over het provinciaal deel in de kunstuitleen voor particulieren van het CBK Drenthe voor de jaren 2007 en 2008. - Uitvoering in 2005 vastgestelde beleidsregel en Verordening BKV. - Afweging overheveling uitvoering delen BKV‑regeling naar CBK. - Met ingang van 2006 is de subsidiering van de bedrijvenkunstuitleen van het CBK Drenthe beëindigd, omdat deze kostendekkend moet functioneren.
Programmaonderdeel 38307/38409 Informatiekanalen (bibliotheken, archieven, musea en regionale omroep) Contactpersoon: mevrouw G. Smidt, toestelnummer 59 19. Bronnen van beleid
- - - -
Contourennota Mensen in het middelpunt. Cultuurnota De kunst van het combineren. Marsrouteplan bibliotheekvernieuwing 2005-2008. Sociaal rapport 2003.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
1. Versterken toegang tot informatie, educatie en
Concrete subdoelen
1.1. Vergroten gebruik.
Indicator bij (sub)doel
Aantal bibliotheekgebruikers.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
- 29,0
P.M.
P.m.
- 1.600
P.m.
P.m.
Gegevens Provinciale
cultuur door:
Bibliotheekcentrale (PBc) en
- vraaggerichter werken;
Drents Netwerk Basisbibliotheken.
- vergroten publieksbereik;
- Gemiddeld aantal bibliotheek
- brancheoverstijgende samenwerking.
leden per gemeente 2004: 28,8. - Aantal beantwoorde vragen Al@din 2003: 804.
161 Doelen
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Concrete subdoelen
1.2. Vergroten bereik.
Indicator bij (sub)doel
Aantal kijkers en luisteraars
Nulmeting
Via kijk‑ en luisteronderzoek.
(13 jaar en ouder).
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
Ten minste gemiddelde kijk‑
Ten minste gemiddelde
Ten minste gemiddelde
dichtheid 1,6 (18.00 uur tot
kijkdichtheid 1,6 (18.00 uur-
kijkdichtheid 1,6 (18.00 uur-
en met 24.00 uur). Minimum
24.00 uur). Minimum
24.00 uur). Minimum
marktaandeel 4,5 (18.00 uur- marktaandeel 4,5 (18.00 uur- marktaandeel 4,5 (18.00 uur24.00 uur) en dagbereik
24.00 uur) en dagbereik
24.00 uur) en dagbereik 32,1
32,1 (2.00 uur-24.00 uur).
32,1 (2.00 uur-24.00 uur).
(2.00 uur-24.00 uur). Ten
Ten minste gemiddelde
Ten minste gemiddelde
minste gemiddelde luisterdicht‑
luisterdichtheid 4,8 (7.00 uur- luisterdichtheid 4,8 (7.00 uur- heid 4,8 (7.00 uur-19.00 uur). 1.3. Vergroten gebruik en professionali‑
Aantal bezoekers aan Drentse Via de museumconsulent.
sering.
musea.
1.4. vergroten gebruik en professionali‑
Aantal bezoeken aan
- Drentse gemeentearchieven,
sering.
archieven.
waterschapsarchieven en Drents
19.00 uur).
19.00 uur).
400.000
420.000
425.000
12.000 bezoeken.
P.m.
P.m.
P.m.
P.m.
P.m.
P.m.
archief samen (gegevens 2003: 11.406 bezoeken) - Drents Archiefnet (gegevens
25.000 bezoeken.
2003: 23.800). - Drents Audiovisueel Archief
3.500 contactmomenten.
(gegevens 2004 3.000 contact‑ momenten).
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Realisatie Cultuurnota, waaronder: - vaststelling en uitvoering Omroepnota Drenthe. - Uitvoering provinciale taken op het gebied van bibliotheekvernieuwing en aansturing van de PBc op dit gebied (zie ook Marsrouteplan bibliotheekvernieuwing). - Totstandkoming 1 Drents bibliotheeknetwerk met een nieuwe organisatievorm. - Ondersteuning projecten bibliotheekvernieuwing (nieuwe formules voor basisbibliotheken). - Subsidiëren Drents Museum, Nationaal Hunebedden Informatiecentrum en Herinneringscentrum Kamp Westerbork. - Uitvoering beleidsregel Professionalisering Drentse Musea. - Besluitvorming voorbereiden over Erfgoedkwartier in Assen in samenhang met het cultureel kwartier. - Verbinding leggen tussen uitbreidingsplannen Drents Museum en depotfunctie Drents Museum (Programmalijn stad).
162
Programma 8.10. Parels van Drenthe
- Instandhouding en nieuwe positiebepaling Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis (samen met Groningen en Friesland). - Uitvoering provinciale archiefinspectie; in samenwerking met Friesland en Groningen. - (Mede) subsidiering projecten op het gebied van archiefbeleid.
Programmaonderdeel 38308 Onvoltooid verleden tijd/taligheden Contactpersoon: mevrouw G. Smidt, toestelnummer 59 19. Bronnen van beleid
- Contourennota Mensen in het middelpunt. - Cultuurnota De kunst van het combineren. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie
1. Streektaal.
Blijvende belangstelling voor het Drents
Drentse Taol: aantal bezoekers website .
15.656 (mei 2003 tot en met
Streefwaarden worden in
als levende taal.
Drentse Boek: aantal donateurs.
april 2004); bron: www.drent‑
2006 bepaald.
Oeze Volk: aantal abonnees.
setoal.nl
2006
2007
Later
bron:
[email protected]. 2. Behoud en ontwikkeling cultureel erfgoed.
Toename aandacht voor behoud en
Aantal abonnees en het aantal
Aantal abonnees MW.
566
594
623
ontwikkeling van het Drents cultureel
uitgevoerde inspecties van de
Aantal inspecties MW.
230
240
250
erfgoed.
Monumentenwacht Drenthe groeit jaar‑
Aansluitingspercentage
25
25
25
lijks met 5%.
rijksmonumenten.
400
450
500
Aansluitingspercentage rijksmonumenten 25. Kwaliteitsmonitor via landelijke Federatie Monumentenwacht. Vaststellen nieuwe provinciale
Aantal monumenten op de lijst met
Huidige provinciale
monumentenlijst.
beschermde status. In 2006 actie gericht
monumentenlijst 400 panden.
op gebouwen, in de jaren daarna aange‑
Huidige rietendakenlijst
vuld met archeologische monumenten,
2.700 panden.
historisch-geografische elementen en gebieden.
163 Doelen
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Verbeteren kwaliteit provinciale inzet voor Functioneren platform cultureel erfgoed:
Jaarverslagen Drents Plateau,
cultureel erfgoed.
MW en Stichting “Het Drentse
minder overlap in activiteiten, minder
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
5
8
12
leemten, minder belangentegenstellingen, Landschap” monitoren. duidelijker taakopvattingen. Goede uitvoering nieuwe
Functioneren noordelijk archeologisch
Meerjarenplan en verzelfstan‑
Monumentenwet (Malta).
depot Nuis.
diging archeologisch depot.
Aantal gemeentelijke abonnementen
Jaarverslag Drents plateau.
Malta archeoloog.
Ontwikkelingen en knelpunten
Uitstelling van vaststellen nieuwe Monumentenwet door Rijk. Eventuele financiële gevolgen provincie. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Streektaal - Uitvoering van wetenschappelijk onderzoek, stimuleren voor doelgericht streektaalbeleid met name gericht op onderwijs en cultuureducatie. - Projecten in het onderwijs stimuleren en ondersteunen die Drents bevorderen. - 1 loket creëren waar taalbevordering en publicaties plaatsvinden; voorbereiden totstandkoming Huis van de Drentse taal. Behoud cultuurhistorisch erfgoed - Aanvullen en waarderen van de CHW, alsmede toepassen CHW bij ontwikkelen en toetsen van ruimtelijke plannen. - Opstellen en uitvoeren meerjarig integraal projectplan cultuurhistorie. - Vaststellen nieuwe monumentenlijst met beschermde status en verstrekken van leningen uit een revolving fund voor het behoud van deze monumenten. - Nakomen van afspraken met Drents Plateau en Monumentenwacht Drenthe over de toename van de aandacht voor het Drents cultureel erfgoed en verbeteren kwaliteit provinciale inzet. - Uitvoering Malta-wetgeving.
164
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Programmaonderdeel 38309 Het grote publiek Contactpersoon: mevrouw G. Smidt, toestelnummer 59 19. Bronnen van beleid
- Contourennota Mensen in het middelpunt. - Cultuurnota De kunst van het combineren. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Vergroten van actieve en passieve deelname
De provincie ondersteunt de realisatie van een
Actieve cultuurdeelname:
- Actieve kunstbeoefening Drentse
aan kunst en cultuur.
laagdrempelige toegang tot kunst en cultuur in
- deelname aan amateurskunst
bevolking in 2002/2003: 9.9%.
de 11 niet-rechtstreeks aan het Actieplan cultuur
(verenigingen)
- Passieve cultuurdeelname
bereik deelnemende gemeenten, gericht op
- deelname aan cursussen en workshops.
Drentse bevolking in 2002/2003:
vergroting van de cultuurdeelname in Drenthe.
2007
Later
In 2008: 15%.
80-90% (aandeel in eigen Passieve deelname:
provincie of gemeente: >50%)
- bezoek aan cultureel evenement of
(Rijksuniversiteit Groningen,
In 2008: 80‑90%
culturele instelling.
monitoring Actieplan cultuur‑
(aandeel in eigen
bereik Drenthe 2002‑2003,
provincie of gemeente:
Groningen 2003).
> 60%).
De provincie stimuleert samenwerking tussen lokale en provinciale culturele organisaties en voorzieningen ter versterking van de culturele
Onderzoek Onderwijs, Cultuur,
infrastructuur.
Welzijn en Zorg naar culturele infrastructuur Drenthe in 2005 Aantal samenwerkingsverbanden tussen
gereed.
Toename van 25% in
lokale en provinciale culturele organisaties
Streefwaarde wordt
en voorzieningen.
eind 2005 bepaald.
2008.
165 Doelen
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
2. Cultuureducatie: elk kind in Drenthe krijgt
- Goede culturele bemiddelings‑ en netwerk
- Gegevens volgen uit het project
- 100% van de
de kans om op school kennis te nemen van
structuur voor scholen in het primair en voortgezet waarin vraag naar cultuureducatieve
Versterking cultuureducatie in het
scholen voor het
verschillende vormen van kunst en cultuur.
onderwijs (onderbouw).
activiteiten is geformuleerd.
primair onderwijs. In principe is
primair onderwijs in
- Ontwikkeling doorgaande leerlijn
- Inhoudelijke aansluiting cultuurmenu’s
het nu nog 0.
Drenthe in 2008.
Cultuureducatie primair-voortgezet onderwijs.
en cultuurtrajecten.
- Dit proces loop al.
- Aantal scholen met een schoolwerkplan
- Alle scholen in Drenthe hebben cultuurmenu’s dan wel cultuurtrajecten die op elkaar aansluiten in 2008. 3. De culturele infrastructuur voor Amateurkunst
Talentontwikkeling bij de amateurkunst in
- Deelname Drentse deelnemers aan
In 2005 wordt onderzoek gedaan
wordt versterkt.
Drenthe.
concoursen en wedstrijden.
naar talentontwikkeling.
+ 5%
+ 5%
+ 10%
+ 5%
+ 5%
+ 10%
3
3
3
9 festivals.
10 festivals.
11 festivals.
P.m.
P.m.
- Samenwerking met professionele gezel‑ schappen. Realisatie werkplaatsen voor workshops
In 2005 wordt de ondersteuning
in samenwerking met professionele
van de amateurkunstsector
instellingen.
door Kunst&Cultuur Drenthe geëvalueerd.
4. Professionele podiumkunsten.
Totstandkoming van meer Drentse producties.
- Toename aantal noordelijke voorstel‑
0
lingen in Drenthe. - Afstemming programmering theaters/ gesprek met theaters. 5. Festivals 6. Drents sporttalent.
- Professionalisering bestaande festivals.
Festivals met hoogwaardig programma en 9 festivals.
- Verwerven van grootschalige nieuwe festivals.
een sterke organisatie.
- Maximale ontwikkeling sporttalent door
- Aantal ondersteunde sportttalenten.
Via Olympisch Steunpunt Noord
Streefwaarden worden
aanbieden faciliteiten.
- Aantal bijeenkomsten coaches.
Nederland.
eind 2005 bepaald.
- Bevordering deskundigheid sporttechnisch kader. - Aantal nieuwe talentcentra. - Totstandkoming nieuwe regionale talentcentra. 7. Sportevenementen.
Jaarlijks een topevenement in gehandicaptensport Houden van WK atletiek gehandicapten in Drenthe.
2006 in Assen.
Via Euro Champ.
1 WK atletiek gehan‑ dicapten.
166
Programma 8.10. Parels van Drenthe
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
1. Cultuurbereik - Voorbereiden keuze 1 Drentse gemeente als cultureel centrum 2007. De culturele gemeente ontwikkelt hiertoe in samenspraak met de provincie plannen, gericht op de aspecten kwaliteit, verbreding, publieksbereik, samenhang, samenwerking en toekomst. - Drentse gemeenten (uitgezonderd Emmen) ontwikkelen lokale of regionale projectplannen cultuurbereik, gericht op vergroting van de actieve en passieve cultuurparticipatie in de gemeente of regio. - Bovenlokale projecten die bewijzen het cultuurbereik in Drenthe te vergroten, worden (meerjarig) ondersteund. - Uitvoering Oktobermaand Kindermaand en Drentse uitmarkt. - Evaluatie project Culturele mobiliteit. 2. Cultuureducatie - Uitvoering geven aan regierol in project versterking cultuureducatie in het primair onderwijs. - Implementatie herziene bemiddelings‑ en netwerkstructuur cultuureducatie. - (Co)financiering ontwikkeling cultuureducatief lesmateriaal met een provinciaal belang. 3. Amateurkunst - Goed beeld van rol en taken steunfunctie-instelling Kunst&Cultuur en van wensen amateurkunstsector. - Inzicht in de provinciale en gemeentelijke activiteiten op het gebied van talentontwikkeling. - Subsidiering van een aantal amateurkunstinstellingen. 4. Professionele podiumkunsten - Afspraken maken met Drentse theaterdirecties over verdeling aanbod podiumkunsten, waadoor diverser aanbod podiumkunsten in Drenthe mogelijk wordt. - Subsidiering van een aantal professionele podiumkunsten in het Noorden. - Tussentijdse evaluatie professionele podiumkunsten in 2006. - Uitvoering Noordelijk Convenant Cultuur. 5. Festivals - Definitief positioneren festivalbureau. - Bevorderen geschikt maken TT circuit in Assen als locatie voor culturele festivals. - Subsidiëren van ten minste 9 festivals die van provinciale betekenis zijn. - Tussentijdse evaluatie Festivalbeleid in 2006. 6. Drents sporttalent - Subsidiëring Olympisch Steunpunt Noord-Nederland. - Subsidiëring startende talentcentra. 7. Sportevenementen - Subsidiëring WK atletiek gehandicapten 2006 Assen.
167
Programma 8.10. Parels van Drenthe
- Bij positieve uitslag haalbaarheidsonderzoek en ondernemingsplan Euro Champ (gereed): uitvoering projectplan voor leggen structurele basis organisatie.
Financieel totaaloverzicht programma 38306 Beeldkwaliteit
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
504.259
500.284
507.135
514.178
Apparaatskosten
-
-
80.764
82.275
87.018
89.618
Totaal lasten
-
-
585.023
582.559
594.153
603.796
Totaal baten
-
-
266.240
255.600
255.600
255.600
Saldo
-
-
318.783
326.959
338.553
348.196
38307 Informatiekanalen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
14.300.640
14.920.590
14.541.432
14.582.007
Apparaatskosten
-
-
150.459
153.273
162.109
166.954
Totaal lasten
-
-
14.451.099
15.073.863
14.703.541
14.748.961
Totaal baten
-
-
1.294.421
1.630.030
825.583
731.143
Saldo
-
-
13.156.678
13.443.833
13.877.958
14.017.818
38308 Onvoltooid verleden tijd/taligheden
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
4.714.786
5.019.454
1.861.174
2.004.395
2.085.419
2.175.092
513.337
469.391
135.965
138.508
146.493
150.871
5.228.123
5.488.845
1.997.139
2.142.903
2.231.912
2.325.963
Totaal baten
1.037.065
967.898
-
-
-
-
Saldo
4.191.058
4.520.947
1.997.139
2.142.903
2.231.912
2.325.963
2004
2005
2006
2007
2008
2009
3.276.869
3.706.538
2.805.394
2.742.608
2.746.523
2.259.639
38309 Het grote publiek
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten Totaal baten Saldo
379.381
231.566
270.090
275.142
291.003
299.700
3.656.250
3.938.104
3.075.484
3.017.750
3.037.526
2.559.339
771.863
588.989
295.389
352.389
295.389
295.389
2.884.387
3.349.115
2.780.095
2.665.361
2.742.137
2.263.950
168
Totaal programma
Lasten
Programma 8.10. Parels van Drenthe
2004
2005
2006
2007
2008
2009
8.884.373
9.426.949
20.108.745
20.817.075
20.567.132
20.238.059
Baten
1.808.928
1.556.887
1.856.050
2.238.019
1.376.572
1.282.132
Saldo
7.075.445
7.870.062
18.252.695
18.579.056
19.190.560
18.955.927
-BTUFOQSPHSBNNB1BSFMTWBO%SFOUIF -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
169 Programma 9.0.
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Ruimtelijke Ordening Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie De hoofddoelstelling van het provinciaal omgevingsbeleid is een evenwicht tot stand te brengen tussen enerzijds ontwikkeling en anderzijds handhaving en vergroting van de kwaliteiten van Drenthe.
Programmaonderdeel 39001 Algemeen ruimtelijke ordening Contactpersoon: mevrouw F.E. Jorritsma, toestelnummer 54 93 Bronnen van beleid
- POP II, 2004. - Nota Ruimte en bijbehorend Uitvoeringsagenda. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Het realiseren van de gewenste ruimtelijke
1.1.
Aantal goedgekeurde bestemmings‑
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
plannen.
ontwikkelingen zoals omschreven in POP II. 2. Een zuinig ruimtegebruik. 3. Een goed leefmilieu. 4. Voldoende bedrijventerreinen en woonge‑
4.1.
bieden, geconcentreerd in de stedelijke gebieden.
Ontwikkeling woningvoorraad en arbeids‑ plaatsen in stedelijke centra.
4.2.
Ontwikkeling aanbod bedrijventerreinen.
4.3.
Bevolkingsontwikkeling en woningvoor‑ raad.
5. Een aantrekkelijk en doelmatig ingericht landelijk gebied. 6. Een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving. 7. Een verkeersinfrastructuur die uitgaat van de behoefte aan mobiliteit.
5.1.
Ontwikkeling woningvoorraad en arbeids‑ plaatsen in stedelijke centra.
2007
Later
170
Doelen
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
8. Een goede kwaliteit van de gebouwde omge‑
8.1.
ving.
2007
Later
Aantal en samenstelling van voorzie‑ ningen in streekcentra en substreek‑ centra.
9. Een transparante en integrale uitvoering van het beleid.
Ontwikkelingen en knelpunten
Voor het volgen van de realisatie van het POP II is een monitoringsprogramma opgesteld. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Met het POP II is geanticipeerd op het nieuwe rijksbeleid. Voor de realisatie van de doelstellingen van het provin‑ ciaal omgevingsbeleid is de provincie steeds meer afhankelijk van de opstelling en initiatieven van burgers, bedrijven, instanties en overheden. Dit maakt het belangrijker om partijen tijdig in de fasen van planontwikkeling en -uitvoering te betrekken. In 2004 heeft het proces van beleidsvorming op rijksniveau in belangrijke mate zijn beslag gekregen. Voor 2005 en volgende jaren verleggen wij daarmee de aandacht naar uitvoeringskaders en ‑programma’s zoals de Uitvoeringsagenda Nota ruimte.
Programmaonderdeel 39002 Beleidsmonitoring Contactpersoon: de heer J. Boelens, toestelnummer 54 59. Bronnen van beleid
- Monitoringsprogramma POP II. - Gegevens van CBS, CPB en gemeenten.
171
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Het zichtbaar maken van resultaten van het
Voor alle programmaonderdelen geldt:
beleid (met name POP II).
Actuele databestanden
Jaarlijkse upda‑
- bevolking
ting.
2007
- wonen - bedrijventerreinen periodieke rapportages: - Drenthe in cijfers
Jaarlijks.
- werklocaties
Jaarlijks.
- woningbouwmonitor Drenthe
2-jaarlijks.
- bevolkingsprognose/woningbehoefteraming 2. Anticiperen op ontwikkelingen. 3. Basis voor verdere beleidsontwikkeling.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
De beleidsmonitoring op het gebied van de ruimtelijke ordening gebeurt ter ondersteuning van het de ontwikkeling en uitvoering van het beleid. Deze monitoring zorgt voor een eenduidige kennis over de situatie met betrekking tot de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Uitkomsten worden gebruikt voor verdere beleidsontwikkeling en ad hoc aanpassingen van het beleid. Veel gegevens zijn openbaar en worden periodiek gepubliceerd via het boekje Drenthe in cijfers, het rapport Werklocaties en overzichten van de ontwikkeling van de woningbouw. Tweejaarlijks wordt de Bevolkingsprognose/ woningbehoefteraming gepresenteerd. Er zal een Woningbouwmonitor Drenthe gemaakt worden die op internet geplaatst wordt.
172
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Programmaonderdeel 39101 Provinciaal omgevingsplan Contactpersoon: de heer W. Huizing, toestelnummer 58 07 Bronnen van beleid
- POP II, 2004. Beschrijving doelstellingen en indicatoren
Zie monitoringsprogramma POP II. Zorg voor doorwerking en uitvoering van POP II, zowel intern als extern, en periodiek rapporteren daarover. Ontwikkelingen en knelpunten
Periodieke rapportage over uitvoering en resultaten POP II. N.B. Het Monitoringsprogramma POP II (bijlage E) geeft het overzicht van de meetbare doelstellingen (te behalen resultaten) en bijbehorende indicatoren. Enkele karakteristieke indicatoren daaruit: - bevolkingsontwikkeling en woningvoorraad - ontwikkeling woningvoorraad en arbeidsplaatsen in stedelijke centra - ontwikkeling aanbod bedrijventerreinen - aantal en samenstelling van voorzieningen in streekcentra en substreekcentra Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
In het POP II staan voor de gewenste ontwikkeling van functies concrete doelstellingen en uitwerkingsopdrachten genoemd, zowel voor de provincie alsook voor gemeenten en waterschappen. Met gemeenten en waterschappen willen we hierover nadere afspraken maken hoe tot het door POP II geformuleerde resultaat te komen. Intern willen we zorgdragen voor een goede uitvoering van POP II.
173
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Programmaonderdeel 39102 Regiovisie Groningen-Assen Contactpersoon: de heer H. v.d. Meer, toestelnummer 58 02. Bronnen van beleid
- Regiovisie Groningen-Assen vastgesteld door de staten op 7 juli 2004, met bijbehorend convenant dat op 29 november 2004 door de betrokken gemeenten en provincies is ondertekend. - POP II. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen programmaonderdeel
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
1. Toename van het percentage woningbouw in
1.1.
Aantal woningen in stedelijk gebied.
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
stedelijke gebied. 2. Gerealiseerde kwantiteiten en typen woon milieus bij woningbouw en planuitwerkingen van gemeenten.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Om de gestelde doelen te bereiken pleegt de provincie de volgende inzet: - financiële bijdrage aan het Regiofonds voor uitvoering van projecten; - regie voeren bij het tot stand brengen van afspraken met het Rijk en tussen gemeenten; - bevorderen van de uitvoering van de regioprojecten en de ontwerpopgaven van gebieden en steden; - bevorderen van en deelname aan de uitwerking en realisatie van de ontwerpopgaven van de gemeenten Assen en Leek/Roden; - uitvoering van de opgaven in het landelijk gebied van Noord-Drenthe; - uitvoering van provinciale taken op het gebied van werkgelegenheid, voorzieningen en toerisme; - bevorderen van de uitvoering van overige projecten die voor de regio van belang zijn (Groningen Airport Eelde, Zuiderzeelijn, etc.); - oprichting van een samenwerkingsverband voor ontwikkeling en exploitatie van regionale bedrijvenlocaties die marktgericht opereert; - uitvoering van projecten van de projectlijst Kolibri en BAG volgens voorgenomen fasering in de projectenlijst bij het meerjarenprogramma; - vaststellen van een regionaal landschapsplan, het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst in 2005 en het vaststellen van een investeringsprogramma in 2006; - bevorderen van draagvlak voor de uitvoering van de regiovisie bij raden en staten, burgers, instellingen en Rijk.
174
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Programmaonderdeel 39103 Uitvoering ruimtelijke ordening Contactpersoon: mevrouw F.E. Jorritsma, toestelnummer 54 93. Bronnen van beleid
- - - - - -
POP II. Regiovisie Groningen-Assen. Structuurschema militaire terreinen deel 2 en 3. BLOW (Bestuursovereenkomst windenergie). Wet op de Ruimtelijke Ordening. Nota Ruimte.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen programmaonderdeel
Concrete subdoelen
1. Binnen het kader van het POP II realiseren van
- Een zuinig ruimtegebruik;
de gewenste ruimtelijke ontwikkeling door het
een goed leefmilieu.
toetsen van gemeentelijke plannen en ontwik‑
- Voldoende bedrijventerreinen en woongebieden,
kelen van plannen voor bijzondere objecten
geconcentreerd in de stedelijke gebieden.
(militaire zaken en technische infrastructuur).
- Een aantrekkelijk en doelmatig ingericht landelijk
Indicator bij (sub)doel
gebied. - Een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving. - Een verkeersinfrastructuur die uitgaat van de behoefte aan mobiliteit. - Een transparante en integrale uitvoering van het beleid. 1.1.
Ontwikkeling woningvoorraad en arbeids‑ plaatsen in stedelijke centra.
1.2.
Ontwikkeling aanbod bedrijventerreinen.
1.3.
Bevolkingsontwikkeling en woningvoorraad.
1.4.
Ontwikkeling woningvoorraad en arbeids‑ plaatsen in stedelijke centra.
1.5.
Aantal en samenstelling van voorzieningen in streekcentra en substreekcentra.
1.6.
Aantal goedgekeurde bestemmingsplannen.
Nul
Streefwaarde/realisatie
meting
2006
2007
Later
175
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Het jaar 2006 zal in het teken staan van de voorbereiding op de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze treedt naar verwachting in werking in 2006. De rol en mogelijkheden van de provincie in het ruimte‑ lijke ordeningproces zullen door deze wet aanzienlijk veranderen. Met name de toetsende rol zal sterk wijzigen. De Stichting ASTRON werkt samen met het bedrijfsleven en met ondersteuning van het SNN aan de bouw van een nieuwe radiotelescoop: LOFAR. De planning is dat deze telescoop in 2005/2006 operationeel is. De locatiekeuze voor het centrale deel van de telescoop is in POP II opgenomen. De NAM heeft haar voornemens bekendgemaakt om de oliewinning van het Schoonebeekerveld te hervatten en ons verzocht de vergunningaanvragen en bijbehorende procedures te coördineren. De realisatie van het oefenterrein De Haar en daaraan gekoppeld het afstoten van een aantal kleinere terreinen wordt onverminderd doorgezet.
Financieel totaaloverzicht programma 39001 Algemeen ruimtelijke ordening
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
23.329
5.023
5.033
5.143
5.223
5.333
Apparaatskosten
279.087
497.536
291.894
297.354
314.495
323.895
Totaal lasten
302.416
502.559
296.927
302.497
319.718
329.228
Totaal baten
13.140
-
-
-
-
-
289.276
502.559
296.927
302.497
319.718
329.228
Saldo 39002 Beleidsmonitoring
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
14.442
15.000
15.000
15.000
15.000
15.000
Apparaatskosten
75.994
140.077
69.734
71.038
75.134
77.379
Totaal lasten
90.436
155.077
84.734
86.038
90.134
92.379
Totaal baten Saldo 39101 Provinciaal omgevingsplan (POP)
-
-
-
-
-
-
90.436
155.077
84.734
86.038
90.134
92.379
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
313.012
128.373
13.400
13.700
14.000
14.300
Apparaatskosten
334.380
228.041
171.879
175.094
185.188
190.722
Totaal lasten
647.392
356.414
185.279
188.794
199.188
205.022
Totaal baten Saldo
1.594
-
-
-
-
-
645.798
356.414
185.279
188.794
199.188
205.022
176
39102 Regiovisie Groningen - Assen
Programmakosten
Programma 9.0. Ruimtelijke Ordening
2004
2005
2006
2007
2008
2009
435.877
454.000
453.780
1.316.760
1.316.760
1.316.760
Apparaatskosten
135.240
147.948
208.758
212.663
224.922
231.644
Totaal lasten
571.117
601.948
662.538
1.529.423
1.541.682
1.548.404
Totaal baten Saldo 39103 Uitvoering ruimtelijke ordening
-
-
-
-
-
-
571.117
601.948
662.538
1.529.423
1.541.682
1.548.404 2009
2004
2005
2006
2007
2008
49.073
121.579
-
-
-
Apparaatskosten
1.173.713
1.163.202
1.229.108
1.252.098
1.324.278
1.363.856
Totaal lasten
1.222.786
1.284.781
1.229.108
1.252.098
1.324.278
1.363.856
Programmakosten
76.236
-
-
-
-
-
1.146.550
1.284.781
1.229.108
1.252.098
1.324.278
1.363.856
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
2.834.147
2.900.779
2.458.586
3.358.850
3.475.000
3.538.889
Baten
90.970
-
-
-
-
-
Saldo
2.743.177
2.900.779
2.458.586
3.358.850
3.475.000
3.538.889
Totaal baten Saldo Totaal programma
-BTUFOQSPHSBNNB3VJNUFMJKLFPSEFOJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
177 Programma 9.1.
Programma 9.1. Volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling
Volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling Portefeuillehouder: mevrouw A. Haarsma. Missie Het Drentse beleid voor stedelijke ontwikkeling heeft als missie het realiseren van sterke, leefbare en bereikbare steden voor wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Specifiek wordt via subsidieverlening ingezet op stimulering van herstructurering en vernieuwing van woonwijken met mogelijkheden voor wonen en zorg en een adequate huisvesting van asielzoekers en statushouders
Programmaonderdeel 39201 Stedelijke ontwikkeling Contactpersoon: de heer J. Kreling (Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling), toestelnummer 58 91 en mevrouw L. de Wit‑Ybema, toestelnummer 54 65. Bronnen van beleid
- - - -
POP II. Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling. Wet stedelijke vernieuwing. Provinciale uitwerking stimulering stedelijke vernieuwing 2005-2009 Drenthe.
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Stedelijke ontwikkeling (Hoofdlijn stedelijke
1.1. Een agenda voor stedelijke
Met Assen, Coevorden, Emmen,
ontwikkeling).
ontwikkeling per stad.
Hoogeveen en Meppel zijn afspraken gemaakt over een agenda voor lange en korte termijn.
1.2. Realisatie projecten uit de agenda
a. Aantal lopende projecten.
per stad.
b. Aantal gerealiseerde projecten.
1.3. intensivering samenwerken met de
a. Aantal gezamenlijke projecten.
gemeenten.
b. Aantal structurele samenwerkings verbanden met gemeenten.
2007
Later
178
Doelen
Programma 9.1. Volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2. Stimuleren van stedelijke vernieuwing in nauwe 2.1. Verbeteren sociale en fysieke woon-
2.1. Aantal projecten waarbij herstruc‑
samenwerking met de gemeenten.
turering van woningen, sanering van
en leefomgeving.
2007
vervuilde grond, beperking van geluids‑ hinder en inrichting van veilige openbare ruimte gerealiseerd worden. 2.2. Toekenning ISV aan project
2.2. Uitgevoerde projecten in de
gemeenten.
7 projectgemeenten.
2.3. Uitvoering van de door de
2.3.a. Het betreft de gemeenten
gemeenten in 2005 opgestelde Meerjare
Coevorden, Hoogeveen, Assen en Meppel.
nontwikkelingsplan (MOP). 2.4. Uitvoering van de door de
2.4.a. Aantal woningen dat geschikt is
gemeenten in 2005 ingediende woon‑
voor wonen met zorg.
plannen.
2.4.b. Aantal woningen toegekend uit de knelpuntenpot per doelgroep.
4. Uitvoeren van projecten voor bevordering van
4.1.
Project landschappelijk bouwen.
4.2.
Architectuurbureau.
4.3.
5 lokale projecten.
de ruimtelijke kwaliteit.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
In samenwerking met de gemeenten Assen, Coevorden, Emmen, Hoogeveen en Meppel worden projecten uitgevoerd die bijdragen aan een duurzame stedelijke ontwikkeling en positionering van de stad als kernfunctie in de regio. Op de gezamenlijke uitvoeringsagenda staan de thema’s Sociaal en vitaal, Stedelijk vestigingsklimaat, Bereikbaarheid en Stedelijke kwaliteit centraal Een integrale benadering van de problematiek is daarbij van belang. Met onze inzet stimuleren wij: - voldoende woningdifferentiatie afgestemd op de zorgbehoefte, de verschillende doelgroepen en culturele diversiteit; - de aanwezigheid van ontmoetingsruimten in een aantrekkelijke en veilige leefomgeving; - ondernemerschap, de wijkeconomie en een gevarieerd aanbod van voorzieningen en bedrijvigheid; - een vlotte en veilige doorstroming en afwikkeling van het verkeer; - stedelijke kwaliteit en duurzaamheid op zowel de terreinen sociaal maatschappelijk en ruimtelijk fysiek als milieu en waterbeheer. De middelen die specifiek beschikbaar zijn voor stimulering stedelijke vernieuwing (ISV), de ontwikkeling van het stedelijk waterbeheer en ruimtelijke kwaliteit worden breder ingezet dan alleen in genoemde steden.
Later
179
Programma 9.1. Volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling
Uitvoering Collegeprogramma: Hoofdlijn stedelijke ontwikkeling Ontwikkeling stedelijk gebied Voor uitvoering van de Hoofdlijn ontwikkeling stedelijk gebied wordt gekozen voor de steden Assen, Emmen, Hoogeveen, Meppel en Coevorden. Uitgangspunt hierbij is om de regionale positie van deze steden te versterken en de bundeling van verstedelijking te stimuleren. De positie van Assen en Emmen in noordelijk verband is hierbij van bijzonder belang. Voor elke stad is een agenda opgesteld voor de korte en lange termijn. Deze agenda is basis voor nadere afspraken met de gemeenten zodat er een gezamenlijke uitvoeringsagenda komt. Bij het aangaan van samenwerking zal het gaan om omvangrijke projecten, die bijdragen aan een meervoudige integrale doelstelling, die bijdragen aan versterking van de regionale positie van de stad en die bijdragen aan de thema’s Sociaal en vitaal, Stedelijk vestigingsklimaat, Bereikbaarheid en Stedelijke kwaliteit. Voor de Hoofdlijn ontwikkeling stedelijk gebied is een bedrag begroot van € 2.294.000,‑‑ (voor de jaren 2005, 2006 en 2007).
Financieel totaaloverzicht programma 39201 Stedelijke vernieuwing
Programmakosten Apparaatskosten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
10.561.782
7.365.690
5.668.369
5.316.495
4.356.031
2.732.091
614.367
976.035
1.329.904
1.354.779
1.432.879
1.475.703
Totaal lasten
11.176.149
8.341.725
6.998.273
6.671.274
5.788.910
4.207.794
Totaal baten
9.909.697
2.268.901
Saldo
1.266.452
Totaal programma
2.553.867
2.556.721
2.550.781
2.544.841
4.444.406
4.114.553
3.238.129
1.662.953
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Lasten
11.176.149
8.341.725
6.998.273
6.671.274
5.788.910
4.207.794
Baten
9.909.697
2.268.901
2.553.867
2.556.721
2.550.781
2.544.841
Saldo
1.266.452
6.072.824
4.444.406
4.114.553
3.238.129
1.662.953
-BTUFOQSPHSBNNB7PMLTIVJTWFTUJOHFOTUFEFMJKLFPOUXJLLFMJOH -BTUFOPWFSJHFQSPHSBNNBhT
180
Programma 0.0.
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Financiering en algemene dekkingsmiddelen Portefeuillehouder: de heer S.B. Swierstra. Missie De missie van de provincie Drenthe met betrekking tot financiering en algemene dekkingsmiddelen is het waarborgen van de financiële handelingsvrijheid van het provinciebestuur.
Programmaonderdelen 30001 Geldleningen en uitzettingen korter dan 1 jaar en geldleningen en en 30101 algemene dekkingsmiddelen langer of gelijk aan 1 jaar en bespaarde rente Contactpersoon: de heer E.H.C. van der Laan, toestelnummer 55 27. Bronnen van beleid
- Provinciewet. - Wet financiering decentrale overheden. - BBV. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Het realiseren van een gezond en stabiel finan‑
1.1. Het realiseren van een rendement
cieel beleid van de provincie en zorgdragen voor
op uitzettingen korter dan 1 jaar van
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
2,5%
een degelijke dekking van de provinciale uitgaven. minimaal 2,5%. 1.2. Het realiseren van een rendement op uitzettingen langer of gelijk aan 1 jaar van minimaal 3,5%.
Ontwikkelingen en knelpunten
Cruciaal voor het bereiken van deze doelstellingen zijn de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt. Voor het realiseren van de begrote opbrengst is daarnaast ook het gemiddelde werkelijk uitgezette vermogen van belang. Zie ook: paragraaf financiering. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Zie hiervoor de paragraaf Financiering.
181
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Programmaonderdeel 30201 Provinciefonds Contactpersoon: de heer J. Bosker, toestelnummer 56 60. Bronnen van beleid
- Provinciewet. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Het realiseren van een gezond en stabiel finan‑
1.1. Het realiseren van de begrote
cieel beleid van de provincie en zorgdragen voor
opbrengst.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
Later
een degelijke dekking van de provinciale uitgaven.
Ontwikkelingen en knelpunten
Onvoorspelbaar en daarom onzeker bij deze raming is het uiteindelijke accres na de afrekening met de behoedzaam‑ heidsreserve. Bij taakmutaties is de omvang van de herverdeeleffecten niet goed voorspelbaar. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
-
Programmaonderdeel 30301 Eigen middelen Contactpersoon: de heer J. Bosker, toestelnummer 56 60. Bronnen van beleid
- Provinciewet. Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Het realiseren van een gezond en stabiel finan‑
1.1. Het realiseren van de begrote
cieel beleid van de provincie en zorgdragen voor
opbrengst.
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
een degelijke dekking van de provinciale uitgaven.
2007
Later
182
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Ontwikkelingen en knelpunten
Onvoorspelbaar en daarom onzeker bij deze raming zijn de ontwikkelingen qua aantallen en gewichten van het wagen‑ park. Ook het risico van wanbetaling vormt een onzekerheid. Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
-
Programmaonderdeel 30401 Overige financiële middelen Contactpersoon: de heer J. Bosker, toestelnummer 56 60. Bronnen van beleid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
1. Het realiseren van een gezond en stabiel
1.1. Het realiseren van de begrote
financieel beleid van de provincie en zorgdragen
opbrengst en het niet overschrijden van
voor een degelijke dekking van de provinciale
de begrote lasten.
2007
uitgaven.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Toelichting
De lasten van dit programmaonderdeel omvatten: voorziening spaarhypotheken en toegerekende rente en apparaat‑ kosten van personeel dat niet in het functieboek voorkomt (boventalligen). De baten betreffen de dividenden van de aandelen BNG en NWB.
Later
183
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Programmaonderdeel 30501 Algemene baten en laten/onvoorzien Contactpersoon: de heer J. Bosker, toestelnummer 56 60. Bronnen van beleid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
1. Het realiseren van een gezond en stabiel finan‑
1.1. Het realiseren van de begrote
cieel beleid van de provincie en zorgdragen voor
opbrengst en het niet overschrijden van
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
een degelijke dekking van de provinciale uitgaven. de begrote lasten. 1.2. Het functioneel ramen van stelposten in de loop van 2006.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Toelichting
De lasten van dit programmaonderdeel omvatten: onvoorziene uitgaven, vrije bestedingsruimte, stelpost indexering subsidies, stelpost werkgeversbijdrage premiespaarregeling, stelposten bezuinigingen en de stelpost nog niet kwantificeerbare ontwikkelingen.
Later
184
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Programmaonderdeel 30601 Saldo kostenplaatsen Contactpersoon: de heer J. Bosker, toestelnummer 56 60. Bronnen van beleid
Beschrijving doelstellingen en indicatoren Doelen
Concrete subdoelen
Indicator bij (sub)doel
Nulmeting
Streefwaarde/realisatie 2006
2007
1. Het realiseren van een gezond en stabiel finan‑ 1.1. Het realiseren van de begrote cieel beleid van de provincie en zorgdragen voor
opbrengst en het niet overschrijden van de
een degelijke dekking van de provinciale uitgaven. begrote lasten.
Beleidsvoornemens: beoogde resultaten provinciale inzet
Toelichting
Dit programmaonderdeel omvat: het saldo op de kostenplaatsen (kosten interne organisatie), het saldo op de kosten‑ plaats kapitaallasten en apparaatskosten in de loop van het jaar ontstaan.
Uitvoering Collegeprogramma: Invulling bezuinigingen In de Begroting 2005 is een overzicht opgenomen van ombuigingsmaatregelen en maatregelen ter vergroting van de inkomsten. Een groot deel van deze maatregelen is inmiddels geïmplementeerd. In deze paragraaf doen wij een voorstel voor de begrotings technische invulling van de resterende ombuigingen. Waar dit nog niet mogelijk is wordt een actuele stand van zaken gegeven. Hierbij gaat het om: - bijdragen waterleidingbedrijven in kosten bodembescherming/te realiseren inkomsten waterleidingssector; - bezuinigingen interne organisatie; - te realiseren ombuigingen inkoop- en aanbestedingsbeleid; - te realiseren ombuigingen wettelijke en autonome taken. De bezuinigingen worden zo veel mogelijk toegelicht bij de programma’s waarop zij betrekking hebben. Enkele bezuinigingen van meer algemene aard worden hier toegelicht.
Later
185
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Bezuinigingen interne organisatie De bezuinigingen op de interne organisatie zijn geïmplementeerd, met uitzondering van € 2 ton in 2007 en 2008. Bij de Voorjaarsnota 2006 worden concrete voorstellen gedaan om deze bezuiniging in te vullen. Te realiseren ombuigingen inkoop‑ en aanbestedingsbeleid In de Voorjaarsnota 2005 is opgenomen dat in het begrotingsjaar 2006 een netto‑inkoopbesparing van € 280.000,‑‑ moet worden gerealiseerd. Om de lasten van een geprofessionaliseerde inkoopfunctie te kunnen dekken, begroot op € 120.000,‑‑ is een bruto‑inkoopbesparing nodig van € 400.000,‑‑. Op basis van een inkoopdiagnose wordt deze besparing geconcretiseerd. Wij maken hiermee goede vorderingen. Bij het opstellen van de Begroting 2006 waren de exacte begrotingsposten nog niet bekend. Zodra dit wel het geval is zullen wij u in verband hiermee een wijziging van de Begroting voorstellen. Te realiseren ombuigingen wettelijke en autonome taken In de Voorjaarsnota 2004 is afgesproken om te bezuinigen op wettelijke en autonome taken. Criterium hierbij is onder andere de keuze voor prestaties waar in 2004 onderuitputting is geweest. In dat kader wordt in het programma Financiering en algemene dekkings middelen een structurele bezuiniging meegenomen van € 20.000,‑‑ op de kosten van financiële advisering. Daarnaast vindt een bijdrage plaats uit de reserve Frictiekosten ombuigingen. Deze bedraagt in 2006: € 61.000,‑‑ in 2007: € 81.000,‑‑ en in 2008: € 81.000,‑‑.
Financieel totaaloverzicht programma 30001 Geldleningen en uitzettingen korter
2004
2005
2006
2007
2008
2009
85
-
-
767.073
1.309.672
1.489.955
-
-
-
-
-
-
85
-
-
767.073
1.309.672
1.489.955
dan 1 jaar
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten Totaal baten
1.315.346
511.817
31.010
-
-
-
Saldo
1.315.261-
511.817-
31.010-
767.073
1.309.672
1.489.955
186
30101 Geldleningen en algemene dekkings-
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
451.171
-
-
-
-
-
middelen langer of gelijk aan 1 jaar en bespaarde rente
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Totaal lasten
Apparaatskosten
451.171
-
-
-
-
-
Totaal baten
4.496.746
4.121.105
1.968.333
1.782.064
1.654.467
1.495.070
Saldo
4.045.575-
4.121.105-
1.968.333-
1.782.064-
1.654.467-
1.495.070-
30201 Algemene uitkering provinciefonds
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
11.682
11.901
12.587
12.963
Totaal lasten
-
-
11.682
11.901
12.587
12.963
Totaal baten
55.637.305
56.288.000
61.151.244
62.545.539
63.395.453
64.204.992
Saldo
55.637.305-
56.288.000-
61.139.562-
62.533.638-
63.382.866-
64.192.029-
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
-
-
-
-
-
Apparaatskosten
-
-
11.682
11.901
12.587
12.963
Totaal lasten
-
-
11.682
11.901
12.587
12.963
30301 Eigen middelen
Totaal baten
30.813.548
34.007.000
35.781.000
36.858.000
37.593.000
38.342.000
Saldo
30.813.548-
34.007.000-
35.769.318-
36.846.099-
37.580.413-
38.329.037-
2004
2005
2006
2007
2008
2009
30401 Overige financiële middelen
Programmakosten
1.389.403
206.150
347.148
357.148
367.148
228.148
Apparaatskosten
591.531
723.506
609.616
621.019
656.819
676.449
Totaal lasten
1.980.934
929.656
956.764
978.167
1.023.967
904.597
Totaal baten
955.262
221.580
338.480
340.020
341.110
342.750
1.025.672
708.076
618.284
638.147
682.857
561.847
Saldo
187 30501 Algemene baten en lasten/onvoorzien
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Programmakosten
-
1.305.479
1.444.265
1.227.000
3.178.144
1.238.000
Apparaatskosten
-
-
-
-
-
-
Totaal lasten
-
1.305.479
1.444.265
1.227.000
3.178.144
1.238.000
Totaal baten
-
-
183.300
186.300
190.300
190.300
Saldo
-
1.305.479
1.260.965
1.040.700
2.987.844
1.047.700
30601 Saldo kostenplaatsen
Programmakosten Apparaatskosten Totaal lasten
2004
2005
2006
2007
2008
2009
1.281.489
37.516
297.698
371.061
1.441.929
1.597.669
-
2.096.034
-
-
-
-
1.281.489
2.133.550
297.698
371.061
1.441.929
1.597.669
Totaal baten
954.892-
3.342.832
3.771.479
4.754.354
5.251.904
Saldo
2.236.381
3.045.134-
3.400.418-
3.312.425-
3.654.235-
2006
2007
2008
2009
Totaal programma
2004
2005
Lasten
3.713.679
4.368.685
2.722.091
3.367.103
6.978.886
5.256.147
Baten
92.263.315
95.149.502
102.796.199
105.483.402
107.928.684
109.827.016
Saldo
88.549.636-
90.780.817-
100.074.108-
102.116.299-
100.949.798-
104.570.869-
188
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Geraamd resultaat voor bestemming 2004
2005
2006
2007
2008
2009
Totaal lasten programma’s
173.799.122
190.639.855
172.981.165
178.356.125
176.892.023
175.791.570
Totaal baten programma’s
181.185.923
173.630.944
171.271.701
174.784.628
172.438.962
174.376.043
Saldo lasten en baten programma’s
7.386.801-
17.008.911
1.709.464
3.571.497
4.453.061
1.415.527
Saldo voor bestemming
7.386.801-
17.008.911
1.709.464
3.571.497
4.453.061
1.415.527
Toevoegingen aan reserves Bijdrage aan reserve Flexibel beleid
3.815.121
-
-
-
-
-
Bijdrage aan reserve Infrastructuur
1.017.916
9.988
45.351
-
199.521
226.669
339.501
-
249.579
249.579
249.579
249.579
19.924
-
11.345
11.345
11.345
11.345
-
40.000
13.000
-
-
-
479.067
-
-
-
Bijdrage aan reserve Grondwaterheffing Bijdrage aan reserve Ontgrondingenheffing Bijdrage aan reserve Uitvoering SOL Drenthe Bijdrage aan reserve Vaarweg Meppel - de Punt
826.508 104.406
-
-
-
-
-
1.992.394
693.798
-
-
-
-
87.126
-
-
-
-
-
6.300.000
-
-
-
-
-
450.000
-
-
-
-
-
250.263
-
-
-
-
-
18.171
-
-
-
-
-
2.067.999
-
-
-
-
-
871.439
-
-
-
-
-
Bijdrage aan reserve Aankoop natuurterreinen
249.955
-
-
-
-
-
Bijdrage aan reserve Versterking economische structuur
448.353
-
-
-
-
-
Bijdrage aan reserve Nationaal Milieubeleidsplan Bijdrage aan Saldireserve Bijdrage aan reserve Witte plekken Bijdrage aan egalisatiereserve Uitvoering Collegeprogramma Bijdrage aan reserve Uitoefenen bestuursdwang Bijdrage aan reserve Wachtgelden sociaal-cultureel werk Bijdrage aan reserve Stimulering gebiedsgericht beleid Bijdrage van reserve Monitoring voormalige stortplaatsen
Bijdrage aan reserve Wegenbeheer Bijdrage aan reserve Investeringen verkeer en vervoer
25-
-
46.224
-
45.576
-
3.544.179
4.714.157
1.236.687
-
-
-
-
3.300.220
2.437.240
2.437.240
2.437.240
Bijdrage aan reserve Verkeer en vervoer; regiovisie Groningen - Assen Bijdrage aan reserve Drentse IPR-middelen (oud)
51.476
-
-
-
-
-
Reserve voor algemene doeleinden
272.563
278.014
283.574
289.246
295.031
300.931
Reserve Investeringen verkeer en vervoer Totaal lasten mutaties reserves
410.343
601.134
967.060
1.099.285
1.120.752
1.047.791
23.137.612
6.297.091
6.659.107
4.099.695
4.359.044
4.273.555
189
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bijdrage van reserve Gebiedsgericht beleid
-
1.000.000
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Bejaardenoorden
-
257.818
-
-
-
-
3.035.789
3.231.152
613.119
313.119
114.240
114.240
232.454-
152.006
224.488
228.183
228.553
228.554
8.305.366
10.151.187
3.675.172
2.341.133
1.638.654
921.393
343.541
249.579
249.579
249.579
249.579
249.579
-
-
11.345
11.345
11.345
11.345
Onttrekkingen aan reserves
Bijdrage van reserve Flexibel beleid Bijdrage van reserve Versterking economische structuur Bijdrage van de Saldireserve Bijdrage van reserve Grondwaterheffing in app.kst Bijdrage van reserve Grondwaterheffing Bijdrage van reserve Ontgrondinsheffing in app.kst
11.345
11.345
11.345
11.345
11.345
11.345
668.287
-
-
-
-
-
Bijdrage van de reserve Vrijwillige bodemsanering
7.373
10.354
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Organisatieontwikkeling
16.748
5.252
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Voorfinanciering bodemsanering
Bijdrage van reserve Infrastructuur
12.144.536
Bijdrage van reserve Wegenbeheer
-
-
28.032
-
-
292.321
-
48.561
-
-
448.353
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Regionale ontwikkeling Oostermoergemeenten
39.664
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Festivals
142.681
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Plattelandsstructuur
51.492
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Uitvoering 2e fase relatienotagebieden
15.076
-
316.000
301.352
-
-
Bijdrage van reserve Werkgelegenheid
-
-
-
425.791
443.522
452.392
35.542
789.000
-
741.504
2.336.763
3.506.834
341.328
103.800
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Uitvoering SOL Drenthe
9.010
-
-
-
11.000
56.000
Bijdrage van reserve Witte plekken
9.792
-
-
-
-
-
Bijdrage van reserve BTW-compensatiefonds
800.000
253.714
-
-
-
-
Bijdrage Stimuleringsfonds milieubeschermingsgebieden
948.744
-
-
-
-
193.111
203.000
200.000
198.000
126.306
103.251
-
-
-
-
6.507.925
1.575.000
1.575.000
1.575.000
-
Bijdrage van reserve Vaarweg Meppel - de Punt Bijdrage van reserve Investeringen verkeer en vervoer Bijdrage van reserve Grote projecten Bijdrage van reserve Monitoring voormaleige stortplaatsen
Bijdrage van reserve Flankerend beleid
55.409
Bijdrage van reserve Exploitatie zandwinplassen
91.149
Bijdrage van Egalisatiereserve uitvoering collegeprogramma
-
-
211.000
231.000
231.000
-
641.519
-
1.175.272
965.248
263.104
11.094
Bijdrage van reserve Vitaal platteland
-
97.438
-
-
-
-
Bijdrage van reserve Stedelijke vernieuwing
-
-
-
-
1.500.000
-
27.930.290
23.306.002
8.368.571
7.671.192
8.812.105
5.689.082
Bijdrage van reserve Frictiekosten ombuigingen Bijdarge van reserve Zuidoost-Drentse vaarwegen
Totaal onttrekkingen reserves
190
Programma 0.0. Financiering en algemene dekkingsmiddelen
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Saldo toevoegingen en onttrekkingen reserves
4.792.678-
17.008.911-
1.709.464-
3.571.497-
4.453.061-
1.415.527-
Saldo lasten en baten vóór bestemming
7.386.801-
17.008.911
1.709.464
3.571.497
4.453.061
1.415.527
Saldo toevoegingen en onttrekkingen reserves
4.792.678-
17.008.911-
1.709.464-
3.571.497-
4.453.061-
1.415.527-
Saldo na bestemming
12.179.479-
-
-
-
-
-
191
Paragraaf 2.1. Lokale heffingen
I.2.
Paragrafen
Paragraaf 2.1.
Lokale heffingen
1. Grondwaterheffing Op grond van het bepaalde in artikel 48 van de Grondwaterwet hebben PS bij wijze van belasting een heffing ingesteld op het onttrekken van grondwater. De regels die de provincie hanteert bij de grondwaterheffing zijn neergelegd in de Verordening op de heffing en de invordering van de grondwaterbelasting. De regels die de provincie hanteert voor het onttrekken van grondwater zijn vastgelegd in de POV. De POV bevat regels voor onttrekkingen met het oog op bronbemaling, beregening of bevloeiing, noodvoorzieningen en grondwatersaneringen. De bestedingsmogelijkheden voor de provincie van de grondwaterheffing zijn limitatief in de Grondwaterwet opgenomen.
prijsindex voor gezinsconsumptie. Voor 2005 geldt een tarief van € 1,017 per 100 m3 onttrokken hoeveelheid grondwater. De te betalen heffing mag naar beneden afgerond worden op hele euro’s. De belasting wordt verschuldigd op het moment waarop het grondwater wordt onttrokken en moet op aangifte worden voldaan. De geraamde inkomsten voor 2006 zijn € 700.000,‑‑. Kwijtscheldingsbeleid
Bij invordering van de grondwaterbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
a. maatregelen direct verband houdende met het voorkomen en tegengaan van de nadelige effecten van onttrekking en infiltraties, voorzover die niet voor rekening kunnen worden gebracht van de vergunninghouder; b. voor grondwaterbeheer noodzakelijke kosten; c. onderzoek en advies door commissie van deskundigen; d. bijhouden openbaar register; e. schade-uitkering als gevolg van wijziging vergunning en in situaties waar veroor‑ zaker moeilijk aanwijsbaar is.
2. Heffing ontgrondingen Op grond van artikel 21f van de Ontgrondingenwet hebben PS bij wijze van belasting een heffing ingesteld op het ontgronden van stoffen. De regels die de provincie hanteert bij de ontgrondingenheffing zijn vastgelegd in de Heffingsverordening ontgrondingen Drenthe 2000. De regels die de provincie hanteert bij een ontgronding staan vermeld in de Ontgrondingenwet en in hoofdstuk 8 van de POV. De bestedingsmogelijkheden voor de provincie van de ontgrondingenheffing zijn limitatief in de Ontgrondingenwet opgenomen.
Inkomsten
Kosten die onder de heffing kunnen worden gebracht zijn:
De belasting wordt geheven naar de onttrokken hoeveelheid grondwater gemeten in kubieke meters. Indien op grond van de vergunningvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt op aanvraag van belastingplichtige het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in minde‑ ring gebracht op de voor de belasting te hanteren onttrokken hoeveelheid grondwater. De hoogte van de heffing wordt vastgesteld door PS door de notitie Kostenopzet Reserve grondwaterheffing. Jaarlijks wordt het tarief verhoogd met de gemiddelde
a. ten hoogste 50% van de ten laste van de provincie komende kosten van werkzaam‑ heden in verband met onderzoek en planning met betrekking tot ontgrondingen; b. kosten van maatregelen gericht op het bieden van compensatie in verband met de gevolgen van ingrijpende ontgrondingen ten behoeve van de grondstofvoorziening aan gebieden waar zodanige ontgrondingen plaatsvinden of plaatsgevonden hebben; c. kosten met betrekking tot schadevergoedingen ingevolge artikel 26 van de Ontgrondingenwet.
Kosten die onder de heffing kunnen worden gebracht zijn:
192
Paragraaf 2.1. Lokale heffingen
Inkomsten
De heffingsplicht rust op alle houders van vergunningen en machtigingen, behalve wanneer het vergunningen en machtigingen betreffen die gelden voor minder dan 10.000 m3 vaste stoffen. De heffing heeft betrekking op de hoeveelheden bodemmateriaal gemeten in profiel van ontgraving (zogenaamde vaste kubieke meters). Het gaat daarbij om de bruto hoeveelheden, los van de vraag of het al dan niet verhandelbare specie betreft. Het tarief bedraagt € 6,75 per 100 m3 hoeveelheid stoffen. € 1,80 per 100 m3 wordt gebruikt voor de kosten onder punt a, € 4,50 per 100 m3 wordt gebruikt voor de kosten onder punt b en € 0,45 per 100 m3 wordt gebruikt voor de kosten onder punt c. De belastingschuld ontstaat op het tijdstip dat de vergunning of machtiging is verleend en wordt door middel van een aanslag opgelegd. De geraamde inkomsten voor 2006 zijn € 43.174,‑‑.
3. Leges Onder de naam leges worden rechten geheven terzake van het genot van de door of vanwege het provinciaal bestuur verstrekte diensten. De leges worden geheven van de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. De tarieventabel voor 2006 zal in het najaar van 2005 ter beschikking komen. Beleidsvoornemens
Met ingang van 1 januari 2006 zal voor ontheffingen bedoeld onder rubriek B.2 van de tarieventabel, behorende bij de Legesverordening, een mandaat worden gegeven aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) voor het verstrekken van vergunningen. Nog niet bekend is wat de vergoeding voor de provincie zal worden. In de Begroting 2006 wordt uitgegaan van een legesopbrengst van 25% ten opzichte van de begrote legesop‑ brengst voor deze rubriek van 2005.
Teruggaaf
Inkomsten
Indien een vergunning of machtiging wordt vernietigd of ingetrokken dan wel wordt gewijzigd, vindt teruggaaf van de heffing plaats. Geen teruggaaf vindt plaats over de hoeveelheid stoffen die al is gewonnen. Teruggaaf blijft ook achterwege indien het bedrag dat moet worden teruggegeven minder bedraagt dan het in artikel 21f van de Ontgrondingenwet genoemde bedrag van € 227,‑‑.
De geraamde inkomsten voor 2006 zijn € 66.500,‑‑. Prestatie
Budgetomschrijving
3200101
Leges e.a. rechten
3310103
Leges e.a. rechten
3300303
Leges e.a. rechten verkeerstellingen
Rubrieknr.
Budgetnr. Begroot 2005
Begroot
na wijziging
2006
€ 450
€ -
€ 20.500
€ 5.200
leges
811.001 811.001 B.2
811.001
Kwijtscheldingsbeleid
3300305
Leges e.a. rechten verkeerstellingen
B.3.a
811.001
€ 1.500
€ 1.525
Bij de invordering van de ontgrondingenheffing wordt geen kwijtschelding verleend
3310401
Leges e.a. rechten wegenbeheer
B.7.a
811.001
€ 4.000
€ 4.060
3330401
Leges e.a. rechten
B.7.a
811.001
€ 650
€ 660
Toekomstige ontwikkelingen
3330501
Leges e.a. rechten Zuid-Drentse Vaarwegen
B.3.b
811.001
€ 1.250
€ 1.270
B.8.a
811.001
€ 25.750
€ 26.135
B.5
811.001
€ 27.250
€ 27.650
€ 81.350
€ 66.500
Voor het einde van het jaar wordt een wetswijziging bij de Tweede Kamer ingediend waarbij de heffingen voor a. onderzoek en planning en b. compensatie per 1 januari 2009, zouden komen te vervallen. De heffing mag dan alleen besteed worden aan c. kosten met betrekking tot schadevergoeding. Dit betekent een aanzienlijke verminde‑ ring van de opbrengst uit heffingen ontgrondingen. Hoewel de provincies in meerderheid tegen zijn, is het wetsvoorstel op genoemde onderdelen niet gewijzigd. Via het IPO is schriftelijk commentaar geleverd.
3440104
Leges e.a. rechten vergunningverlening
3560105
Leges e.a. rechten verlening van ontgronding
3050103
Stelpost hogere leges
886.002
De daling van de raming van de leges, genoemd onder prestatie 3300303, heeft betrek‑ king op leges voor bijzondere transporten. De bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor deze transporten is, behoudens enkele uitzonderingen, verleend aan de RDW. Ook het innen van de leges die aan deze bevoegdheid is gekoppeld wordt overgedragen aan de RDW. De verlaging van de legesopbrengst impliceert ook minder
193
Paragraaf 2.1. Lokale heffingen
kosten. In dit verband wordt de formatie verlaagd met een aantal fte’s, overeenkomend met een bedrag van € 15.300,‑‑. Daarmee is het effect van de verlaagde legesopbrengst voor de begroting neutraal.
Beleid
Het provinciale beleid is erop gericht de heffing zodanig te doen zijn dat de doelvermogens, nodig om de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen uit te bekostigen, worden bereikt.
Kwijtscheldingsbeleid
Bij de invordering van leges wordt geen kwijtschelding verleend.
Inkomsten
4. Nazorgheffing stortplaatsen Op grond van de Wm hebben PS bij wijze van een belasting een heffing ingesteld op het drijven van stortplaatsen, met uitzondering van stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die (mede) worden gedreven door de minister van verkeer en waterstaat.
De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats. De hoogte van de jaarlijkse heffing is afgeleid van het doelvermogen per stortplaats. De geraamde inkomsten voor 2006 zijn vooralsnog geraamd op € 1.042.333,‑‑. Wij merken hierbij op dat het tarief voor 2006, nog gewijzigd door u uiterlijk in december 2005, kan worden vastgesteld. Voor de provinciale exploitatiebegroting is een eventuele tariefswijziging neutraal, omdat de totale nazorgheffing in het Nazorgfonds wordt gestort.
Kosten die onder de heffing kunnen worden gebracht zijn:
a. kosten in verband met de zorg voor de in de provincie gelegen stortplaatsen: - maatregelen strekkende tot het instandhouden, alsmede het herstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van de bodem; - het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem; - het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaatsen; b. de afdracht van gelden aan het fonds als bedoeld in artikel 15.48 van de Wm (claims van derden) c. de door de provincie Drenthe uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waarin de provincie Drenthe afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en de systematische controle van de aanwezigheid, de aard en de omvang van eventuele verontreiniging aldaar; d. de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176 van het Burgerlijk Wetboek (een risicoaansprakelijkheid voor eventuele schade als gevolg van het verspreiden van verontreinigingen naar buiten de stortplaats). De kosten voortvloeiende uit b en d zijn vooralsnog niet meegenomen in de bereke‑ ning van de nazorgheffing. Voor risico’s is een opslag van 5% in de berekening van de nazorgheffing verdisconteerd.
Kwijtscheldingsbeleid
Bij de invordering van de heffing wordt geen kwijtschelding verleend. 5. Opcenten motorrijtuigenbelasting Op grond van artikel 222 van de Provinciewet worden provinciale opcenten geheven. De opcenten zijn een opslag op een andere belasting, namelijk de motorrijtuigen belasting (MRB). Deze belasting wordt geïnd door de Rijksbelastingdienst. De opbrengst opcenten MRB is qua opbrengst de belangrijkste provinciale heffing. Beleid
Het tarief voor de opcenten op de MRB wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor Drenthe vindt deze indexering plaats op basis van het vierjarige gemiddelde van het prijsindex‑ cijfer voor de gezinsconsumptie. Ten opzichte van de stand in de Voorjaarsnota 2005 is dit cijfer licht gedaald door een iets lagere (geraamde) inflatie. Volgens het Centraal Economisch Plan 2005, bijlage A4, bedragen deze cijfers:
Stijgingspercentage
In 2004 hebben GS zowel de Checklist nazorgplannen als de Checklist nazorg bagger‑ depots voor het beoordelen van nazorgplannen vastgesteld. Op basis hiervan zullen de exploitanten naar verwachting hun nazorgplannen in 2005 afronden. Dit kan gevolgen hebben voor het tarief van de nazorgheffing voor het jaar 2006.
2002
2003
2004
2005
Gemiddeld
3,4
2,1
1,2
1,25
1,99
Door de (verwachte) daling van de inflatie daalt ook het verwachte stijgingspercentage. Voor het eerst heeft dit gevolgen voor het jaar 2006.
194
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Deze verwachting en de voorgenomen verhoging toegepast op het meerjarenperspectief leidt tot de volgende ontwikkeling van het opcententarieven per 1 april: 2006
2007
2008
2009
77,4
79,0
80,5
82,1
Inkomsten
Op grond van de huidige gegevens en genoemde aannames is een raming gemaakt van de verwachte ontwikkeling van de opbrengst opcenten MRB. In de onderstaande tabel is de raming voor 2006 en komende jaren, uitgaande van de hiervoor genoemde uitgangspunten, weergegeven. De genoemde bedragen op de regel Voorjaarsnota betreffen de totale verhoging, dus indexering en extra verhoging. Bedragen x € 1.000
2006
2007
2008
2009
Voorjaarsnota 2005
35.845
36.953
37.693
0
Begroting 2006
35.781
36.858
37.593
38.342
-64
-95
-100
38.342
Verschil
Paragraaf 2.2.
Weerstandsvermogen
Inleiding In deze paragraaf wordt de huidige en de gewenste weerstandscapaciteit van de provincie Drenthe bepaald. Er wordt een afweging gemaakt of het beleid moet worden omgebogen om de bestaande weerstandscapaciteit op peil te houden. De omvang van de weerstandscapaciteit is een indicatie voor het vermogen van de provincie om toekomstige niet begrote financiële tegenvallers op te vangen. Het is als het ware het vet op de botten van de provincie. Door de financiële risico’s te beheersen en het weerstandsvermogen hierop af te stemmen, dient te worden voorkomen dat elke nieuwe financiële tegenvaller dwingt tot bezuinigen. Het weerstandsvermogen is van belang voor het bepalen van de gezond‑ heid van de financiële positie van de provincie voor het begrotingsjaar, maar zeer zeker ook voor de meerjarenraming. Voor het kunnen beoordelen van het weerstandsvermogen is het noodzakelijk de aanwezige weerstandscapaciteit te analyseren in samenhang met de omvang en de achtergronden van de risico’s.
Kwijtscheldingsbeleid
Voor bezwaar, beroep en eventuele vrijstellingen of heffingen is de Rijksbelastingdienst verantwoordelijk. Lokale lastendruk
Wij achten vanuit de provinciale optiek voor de lokale lastendruk het opcententa‑ rief MRB van belang. In vergelijking met andere provincies is het opcententarief per 1 april 2005 van Drenthe het op een na hoogste. Uiteraard zegt dit niets over de, nog onbekende, opcententarieven per 1 april 2006 die door de meeste provincies bij de Begroting 2006 worden vastgesteld.
Provinciaal beleid In het tweede kwartaal van 2005 is door de huisaccountant een onderzoek verricht naar het weerstandsvermogen op 31 december 2004. Rekening houdende met de uitkomsten van de inventarisatie, de inschatting en kwantificering van de risico’s, de nog niet nader te kwantificeren risico’s, een benodigde buffer voor algemene nog niet nader te benoemen bedrijfsvoeringrisico’s en het huidige risicoprofiel komt de huisaccountant tot de aanbeveling van een aan te houden weerstandscapaciteit van circa € 20,4 tot € 28,6 miljoen. Bij de inschatting van het financieel belang van de geïnventariseerde risico’s is het uitgangspunt gehanteerd dat niet alle risico’s zich op hetzelfde moment zullen voordoen en zeer onwaarschijnlijk is dat de financiële consequenties van de risico’s in alle gevallen het maximale bedrag zullen betreffen.
195
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Wij delen de conclusie uit het rapport over het weerstandsvermogen om een weerstandscapaciteit aan te houden van € 25 miljoen.
De Reserve voor algemene doeleinden is in zijn geheel als vrij besteedbare reserve aan te merken.
Weerstandscapaciteit Onder weerstandscapaciteit verstaat het BBV de middelen en mogelijkheden waarover gemeenten en provincies kunnen beschikken om niet begrote kosten te dekken. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen: 1. incidentele weerstandscapaciteit 2. structurele weerstandscapaciteit
De Reserve flexibel beleid was oorspronkelijk bedoeld voor de cofinanciering van Kompas-projecten. Door middel van de Voorjaarsnota 2005 wordt de reserve specifiek ingezet voor de hoofdlijnen Ontwikkelen stedelijk gebied en Onderwijs en kennis‑ infrastructuur. Voor de hoofdlijn Ontwikkelen stedelijk gebied is een bestemmings‑ reserve gevormd. Gedurende de jaren 2005, 2006 en 2007 wordt een bedrag gestort in voornoemde reserve van € 2.294.000,‑‑ per jaar. Voor de hoofdlijn Onderwijs en kennisinfrastructuur wordt een bedrag gestort van € 1.720.000,-- per jaar in de Reserve versterking economische structuur, gedurende de jaren 2005, 2006 en 2007. Met deze aanwending van de Reserve flexibel beleid kan deze reserve in 2008 worden opgeheven.
1. Incidentele weerstandscapaciteit
De incidentele weerstandscapaciteit is het vermogen dat ingezet kan worden om eenmalige tegenvallers op te vangen. In beginsel betreft dit de optelsom van: a. algemene reserves, voorzover vrij aanwendbaar b. bestemmingsreserves, voorzover vrij aanwendbaar c. (langlopende) voorzieningen d. stille reserves
Conclusie algemene reserves Van de algemene reserves kan gesteld worden dat het saldo van de Reserve voor algemene doeleinden, saldo per 1 januari 2006 € 14,2 miljoen, gerekend kan worden tot de incidentele weerstandscapaciteit van de provincie.
1a. Algemene reserves
1b. Bestemmingsreserves
De algemene reserves van de provincie zijn als volgt opgebouwd volgens de Jaarrekening 2004 en de Begrotingen 2005 en 2006.
Alle bestemmingsreserves zijn door PS bestemd voor een bepaald doel. Alleen voor het afgesproken doel mogen bestedingen plaatsvinden. De provincie voert een terug houdend beleid ten aanzien van het instellen van bestemmingsreserves.
(Bedragen x € 1.000)
Saldireserve Reserve voor algemene doeleinden
Jaarrekening
Begroting
Begroting
31 december 2004
1 januari 2005
1 januari 2006
6.040
5.890
8.762
13.901
13.900
14.179
Reserve voor flexibel beleid
9.964
5.968
1.165
Reserve uitvoering Collegeprogramma 2003-2007
6.300
6.300
4.725
36.205
32.058
28.831
Totaal algemene reserves
De saldireserve is ingesteld om de rekeningoverschotten en rekeningtekorten op te vangen. De Saldireserve en de Egalisatiereserve uitvoering Collegeprogramma 20032007 zullen in de loop van de komende jaren gebruikt worden voor de kosten die gemaakt worden ten behoeve van het Collegeprogramma 2003-2007.
196
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Op basis van de gegevens afkomstig uit de Begroting 2006 kan geconcludeerd worden dat € 1.816.000,‑‑ kan worden toegevoegd aan de weerstandscapaciteit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd. Bestemmingsreserve Ontgrondingheffing
De stille reserves zijn de reserves die niet op de balans staan. Stille reserves ontstaan wanneer bezittingen niet worden geactiveerd of wanneer de reële waarde afwijkt van de waarde die in de boeken staat.
Surplus in € Toelichting
71.000 De middelen uit deze reserve worden ingezet voor onderzoek, compen‑ satie en eventueel schadeclaims bij ontgrondingen. Deze reserve wordt weinig gebruikt. Kan daarom gerekend worden tot de incidentele weer‑ standscapaciteit
Uitoefening bestuursdwang
1d. Stille reserves
145.000 De middelen uit deze reserve worden ingezet ten behoeve van gewenste slagvaardigheid bij het uitvoeren van bestuursdwangmaatregelen.
Een provincie kan verborgen vermogen niet zo maar te gelde maken. Ook is het voor stille reserves die zijn “opgesloten” in andere activa niet zinvol om deze mee te nemen in de weerstandscapaciteit. De meerwaarde van deze activa kan immers alleen dan verzilverd worden als er geen vervanging voor terug hoeft te komen. De activa die bij de provincie Drenthe op de balans staan worden voornamelijk gebruikt voor de normale bedrijfsvoering.
Een bedrag ad € 100.000,‑‑ is toereikend. Er resteert € 145.000,‑‑, welk bedrag gerekend kan worden tot de incidentele weerstandscapaciteit. Beheer Vaarweg Meppel
1.600.000 Gezien de lange looptijd van deze reserve kan een deel van deze reserve tot de weerstandscapaciteit op korte termijn worden gerekend. 25% van
– De Punt
Op termijn, indien de verkoop vrijgegeven wordt, zullen de aandelen van de PMEgroep (Essent) een belangrijke component zijn van de weerstandscapaciteit kunnen worden.
de hoogte van deze reserve kan worden gerekend tot de weerstands capaciteit. Totaal
1.816.000
Conclusie bestemmingsreserves Van de bestemmingsreserves kan gesteld worden dat een bedrag van € 1.816.000,‑‑ tot de incidentele weerstandscapaciteit van de provincie gerekend kan worden.
2. Structurele weerstandscapaciteit
Met de structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken. In beginsel betreft dit de optelsom van: a. de ruimte op de begroting b. de onbenutte belastingcapaciteit
1c. (Langlopende) voorzieningen
Voorzieningen worden gevormd om risico’s ten aanzien van mogelijke verplich‑ tingen, toekomstige kosten (bijvoorbeeld groot onderhoud) of in te schatten verliezen (risico’s) af te dekken. Verder gaat het om middelen die van derden (vooral het Rijk en Europa) zijn ontvangen en waarbij de aanwending aan stringente regels gebonden is. Hoewel provincies op den duur de voorzieningen zullen inzetten voor het doel waarvoor ze zijn gevormd, kunnen de voorzieningen tot die tijd voor de financiering van provinciale bezittingen worden ingezet. Ze worden hiermee tot de incidentele weerstandscapaciteit gerekend. Uit een inventarisatie is gebleken dat een bedrag ad € 250.000,‑‑ betreffende de Voorziening jeugdhulpverlening tot de incidentele weerstandscapaciteit kan worden gerekend. Deze voorziening kan eigenlijk gerekend worden tot een exploitatiereserve.
2a. Ruimte op de begroting
De post Onvoorziene uitgaven binnen het begrotingsprogramma Financiering en algemene dekkingsmiddelen, ten bedrage van structureel € 431.000,‑‑, kan worden aangemerkt als onderdeel van de structurele weerstandscapaciteit. Daarnaast wordt het begrotingsoverschot ook aangemerkt als structurele weerstandscapaciteit. Voor het bepalen van de weerstandscapaciteit neemt de provincie Drenthe geen ruimte op de begroting mee in de berekening vanwege het feit dat deze ruimte moeilijk is te bepalen. 2b. Onbenutte belastingcapaciteit
De onbenutte belastingcapaciteit van de provincie Drenthe bestaat uit het verschil tussen de opbrengst bij het maximaal aantal te heffen opcenten MRB en de opbrengst
197
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
bij het werkelijke tarief. Het tarief dat wordt voorgesteld aan PS bij de Begroting 2006 bedraagt 77,4. Het maximumtarief per 1 april 2005 dat door het Ministerie van Financiën is vastgesteld bedraagt voor het tijdvak 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 102,4. Op grond van deze uitgangspunten is de onbenutte belastingcapaciteit als volgt (x € 1.000).
Inventarisatie van de aanwezige risico’s Provincies hebben te maken met een diversiteit aan lastig in te schatten risico’s die bovendien soms onderling afhankelijk zijn. De provincie onderkent de volgende risico’s ultimo 2005. Renteontwikkeling
2006
2007
2008
2009
Voorgesteld tarief
35.781
36.858
37.593
38.342
Maximaal tarief
44.009
48.756
49.727
50.718
8.228
11.897
12.135
12.376
Onbenutte belastingcapaciteit
De weerstandscapaciteit van de provincie Drenthe Uit het vorenstaande blijkt dat de weerstandscapaciteit van de provincie Drenthe als volgt kan worden weergegeven (afgerond, x € 1.000). Omschrijving
Algemene reserves Bestemmingsreserves
Hierbij worden genoemd het koersrisico en het kredietrisico. Deze risico’s zijn volgens de provincie vrij beperkt gezien de genomen maatregelen. Over de verstrekte leningen loopt de provincie een kredietrisico. Voor het merendeel van de verstrekte geldleningen is sprake van hypothecaire zekerheidsstelling.
1.816 250
Stille reserves
p.m.
Ruimte binnen begroting
223
Onbenutte belastingcapaciteit Totaal
Structureel
14.179
(Langlopende) voorzieningen
Financiële risico’s
2006 Incidenteel
Het vreemd vermogen bedraagt 42,5% van het totale vermogen. De risico’s ten aanzien van de renteontwikkeling van het vreemd vermogen zijn beperkt omdat het hier vooral om langlopende geldmiddelen gaat met een vast rentepercentage. Voor de uitgezette gelden wordt echter uitgegaan van een korte termijnrente van 2,5%. Voor de lange termijnrente wordt uitgegaan van 4,5%. De onzekerheden kunnen zowel voor‑ als nadelig zijn. De gerealiseerde rente is op korte termijn conform de begrote rente.
Begrotingsrisico’s 431
Aan veel ramingen in de begroting zijn onzekerheden verbonden. Bovendien zijn de te realiseren baten en lasten soms niet goed te beïnvloeden.
8.228 16.468
8.659 25.127
Vanzelfsprekend geldt dat de componenten van de weerstandscapaciteit verschillen in hun mate van inzetbaarheid. Zo zijn de algemene reserves, met name de Reserve voor algemene doeleinden, relatief eenvoudig aanwendbaar. Tot het eventueel verhogen (tot het maximum) van het opcententarief in het kader van het opvangen van risico’s zal daarentegen niet lichtvaardig worden besloten.
Risico’s op gegarandeerde geldleningen
Het totaal van de gegarandeerde geldleningen bedraagt ultimo 2004 € 29,5 miljoen (2003 € 34,4 miljoen). De meeste hiervan zijn verstrekt ten behoeve van instellingen in de gezondheidszorg. Er worden in deze sector geen nieuwe garanties afgegeven. BTW-compensatiefonds
Er zijn (landelijk) nog enkele onduidelijkheden betreffende de verwerking van de compensatie van de BTW. Hiervoor is een reserve bij de provincie gevormd. De definitieve uitname uit het Provinciefonds is nog niet bekend.
198
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Kosten bestuursdwang
In het kader van de geïntensiveerde handhavingactiviteiten kan het noodzakelijk zijn dat de provincie bestuursdwang toe moet passen. Het is niet altijd zeker dat verhaal van de kosten hiervan mogelijk is. Er is hiervoor daarom een bestemmingsreserve gevormd van € 320.000, waarmee het risico ruimschoots is afgedekt.
van de risico’s. De verwachting is dat het risico toeneemt door de verdergaande bezuinigingen en ombuigingen van het Rijk. In dit kader kan de nieuwe Mediawet (vanaf 2006) worden genoemd. De provincie wordt verantwoordelijk gesteld voor het instandhouden van het regionaal omroep niveau van 2004. Het overleg tussen het IPO en de regionale omroepen hierover is nog gaande.
Claims van derden
Hierbij gaat het om de aansprakelijkheid van de provincie bij (vermeend) onrechtmatig handelen. In de afgelopen jaren is “de lagere overheid” regelmatig geconfronteerd met gebeurtenissen die haar imago geen goed hebben gedaan. Deze gebeurtenissen hebben geleid tot een kritischer houding van burgers en bedrijven ten opzichte van de lagere overheid. Deze kritische houding leidt er toe dat de lagere overheid vaker wordt aangesproken op de kwaliteit van de door haar geleverde prestaties. De nasleep van de recente gebeurtenissen bij de lagere overheid, waaronder de gebrekkige handhaving van veiligheidsvoorschriften, bevestigen dit. Hoewel zich in de afgelopen jaren bij de provincie Drenthe geen claims van belang hebben voorgedaan, die het noodzakelijk maakten de hiertoe aangehouden buffer in het weerstandsvermogen aan te spreken, achten wij het gezien de maatschappelijke ontwikkelingen terzake toch blijvend nodig hiervoor een risicoreserve binnen het eigen vermogen aan te houden. Wij houden daarom een risicobandbreedte aan van minimaal € 1,5 miljoen tot maximaal € 2,5 miljoen. Deze inschatting is gemaakt door uit te gaan van vijf tot tien gebeurtenissen waarbij claimrisico’s zouden kunnen ontstaan en een maximaal risico per gebeurtenis van circa € 250.000,‑‑. Volgens de Jaarrekening 2004 ligt er momenteel een claim van Archon voor de Meppeler Beton Centrale van circa € 3 miljoen. Bij een inschatting van de kans dat het risico zich voordoet van 50%, dient een bedrag van € 1,5 miljoen als risico te worden meegenomen in de beoordeling. Naast een minimaal aan te houden bedrag voor andere risico’s van € 1,5 miljoen, komen wij op een gekwantificeerd risico betreffende claims van derden van € 3 miljoen. Decentralisatie van rijkstaken
Naast de overdracht van bevoegdheden en middelen vindt ook overdracht van risico’s plaats waarbij geen compensatie in geld plaatsvindt. Ook herverdeeleffecten dragen in geval van overdracht van rijkstaken naar de lagere overheden bij tot een verhoging
Bodemsanering en -bescherming
Verontreinigde bodemlocaties worden steeds vaker vanuit een maatschappelijk oogpunt gesaneerd, waarbij de provincie een stimulerende en een regierol vervult. Met het afromen van de Reserve bodemsanering is het risico groot dat, bij onvoldoende rijksmiddelen, de ruimtelijke stedelijke ontwikkeling stagneert door het ontbreken van middelen voor voorfinanciering of cofinanciering. In de programmaperiode 2004-2009 is met de genoemde risico’s rekening gehouden. Onderhoud wegen en kanalen
De provincie loopt het risico dat door derden veroorzaakte schades niet of niet geheel verhaald kunnen worden. Veroorzakers beroepen zich steeds meer op overmacht. Bovendien keren verzekeraars vaak maar een deel van de schade uit. Ook wordt de provincie als (vaar)wegbeheerder steeds vaker aansprakelijk gesteld voor ongevallen die de (vaar)weggebruikers zijn overkomen. De provincie is hiervoor verzekerd. Daarnaast kunnen ook natuurlijke calamiteiten als extreme regen‑ of sneeuwval of aardschokken aanzienlijke schades tot gevolg hebben. De risico’s blijven structureel aanwezig. Europese programma’s
In 2001 zijn de EU-programma’s doelstellingen 2 en 5b (samen met de provincie Groningen) en LEADER afgesloten. Bij de eindafrekening van het eerste deel is gebleken dat Europa financieel-technische correcties heeft doorgevoerd. Daardoor wordt een vordering van € 99.000,‑‑ op Europa waarschijnlijk niet meer ontvangen. Hiervoor is een voorziening getroffen. De rentebaten op deze programma’s zijn gereserveerd als dekking voor tegenvallers bij de afrekening. Naast de in Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) uitgevoerde Europese programma’s is de provincie Drenthe betrokken bij de projecten Townnet, Water for all, Tenn, Regiodynamics, Farmers for nature, Hanze Passage en innovatieve acties. Ook bij deze projecten is sprake van risico’s ten aanzien van de eindafrekening.
199
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Risico’s in het kader van het Kompas
Uitvoering Meerjarenuitvoeringsprogramma verkeer en vervoer (MUP-VV)
De provincie Drenthe is in het kader van de gemeenschappelijke regeling SNN mede risicodragend voor de risico’s bij de uitvoering van het Kompas-programma zoals onrechtmatigheden bij de uitvoering van projecten, interpretatieverschillen en verandering van regelgeving. Het financiële risico is beperkt en wordt in principe afgedekt door de rentebaten op het programma (eind 2004: € 15 miljoen. Naast de financiële risico’s is er ook een budgettair risico dat bestaat uit terugvordering door de Europese Commissie als te weinig betalingen bij de eindbegunstigden hebben plaatsge‑ vonden of als aan het einde van de programmaperiode te weinig is gecommitteerd. Het eerste risico wordt beperkt door een strakke monitoring van de uitvoering van de verschillende projecten. Het tweede risico wordt beperkt door tijdens de programma‑ periode over te committeren. SNN heeft besloten dat op programmaniveau 10% mag worden overgecommitteerd.
Het gaat hierbij om diverse risico’s, waaronder: - planschade. Met name bij de grotere nieuwbouwprojecten (zoals de aanleg van rondwegen) kan het risico van planschade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) niet geheel worden uitgesloten. Van belang is dat dit risico al tijdens de bestemmingsplanprocedure wordt geïnventariseerd; - vertraging planprocedures als gevolg van de advies‑ en beroepsprocedures bij het voldoen aan planologische regelingen en/of diverse vergunningen; - draagvlak planontwikkeling. Kenmerk voor het huidige provinciale beleid is het streven naar een verkeers‑ en vervoersvisie per corridor of gebied en een daarop gericht integraal maatregelenpakket. Met name het draagvlak voor de conclusies en aanbevelingen van de verschillende corridorstudies bepaalt de haalbaarheid van meerjarenuitvoeringsconvenanten. In financiële zin kunnen deze risico’s positief en negatief zijn; - onteigening. Veelal worden de gronden langs minnelijke weg verworven. In een aantal situaties is echter een onteigeningsprocedure nodig. Deze procedures zijn tijdrovend, dus vertragend en kostenverhogend; - bodemsaneringen. In incidentele gevallen zal tijdens de uitvoering van het werk verontreiniging van het grondwater of van de bodem worden aangetroffen. Bodemsaneringen kunnen aanzienlijk kostenverhogend werken en zullen vaak tot grote vertragingen van het project leiden. Bij wegconstructies moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van het moeten afvoeren en verwerken van teerhoudend asfalt; - geluidhinder. De wetgeving in het kader van de geluidhinder is en wordt verscherpt. Dit heeft onder meer tot gevolg dat meer dan in de afgelopen jaren het geval was, in voorkomende gevallen een geluidsonderzoek moet worden uitgevoerd naar de effecten van de maatregelen op bepaalde afstand van de maatregel. Voor het geval de gemeten geluidsbelasting 1,5 dB hoger is dan de waarde in de oude situatie, zal de overheid maatregelen moeten treffen. Hierbij denken wij aan “fluisterasfalt” dan wel maatregelen aan de woningen. Het zal duidelijk zijn dat deze maatregelen de kosten aanzienlijk kunnen verhogen; - kabels en leidingen. Het moeten verleggen van kabels en leidingen kan in sommige gevallen aanzienlijk kostenverhogend werken en in de tijd gezien vertragingen opleveren;
Projecten Cultuurtoerisme II en Drents Goed/Landleven
Na het faillissement van het Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme (NNBT) heeft de provincie eind 2003 de projecten Cultuurtoerisme II en Drents Goed/Landleven overgenomen en is verantwoordelijk voor de verdere uitvoering daarvan. De provincie betaalt kosten vooruit waarvoor later subsidie verkregen wordt bij het SNN. Het risico is beperkt. Nazorg stortplaatsen
Op grond van de wettelijke nazorgregeling in de Wm wordt de provincie, na overdracht van de nu operationele stortplaatsen, verantwoordelijk voor de bestuur‑ lijke, organisatorische en financiële aspecten van de nazorg van deze stortplaatsen. Er worden in dit kader risico’s genomen, vooral als het doelvermogen niet wordt bereikt (als gevolg van tegenvallende rendementen, een snellere sluiting van de stort‑ plaats dan voorzien of door wanbetaling, evenals door niet-voorziene omstandigheden nadat overdracht van de stortplaatsen aan de provincie heeft plaatsgevonden. Nadat de stortplaatsen zijn gesloten, kan geen verrekening met de exploitant meer plaatsvinden. Met behulp van een protocol sluitingsverklaring en een risicomodel wordt het risico beperkt.
200
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
- aanbestedingen. De op het moment van aanbesteden heersende marktsituatie kan een risico vormen. Een mee‑ of tegenvallende aanbesteding kan wel 30% verschil maken; - water‑, archeologie‑, flora‑ en faunatoets. Voordat een bestemmingsplan gewijzigd kan worden moet de water‑, archeologie‑, flora‑ en faunatoets met een positief resultaat worden doorlopen. Bij negatief resultaat kan het leiden tot een wijziging dan wel vertraging van het project; - financiële dekkingsplannen. De uitwerking van het provinciale beleid wordt in nauwe samenwerking met derden (onder andere Rijk en gemeenten) in een Meerjarig regionaal investeringsprogramma opgenomen. Per project wordt aange‑ geven welke overheden en instanties als financieel medeverantwoordelijke partner worden gezien. Elke partner legt dit vast in een jaarlijks uitvoeringsprogramma, voor de provincie voorheen het MUP. Het dekkingsplan moet als een risico worden gezien, ingeval over de financieringsopzet nog geen overeenstemming is bereikt. In die gevallen waar een project in eerste aanleg een provinciale verantwoordelijk‑ heid betreft, zal de provincie zelf moeten zorgdragen voor een financieel vangnet voor het eventueel (gedeeltelijk) mislukken van de nagestreefde financieringsopzet. Dat vangnet zal in beginsel worden gevonden binnen de provinciale budgetten. Belastbaarheid secundaire arbeidsvoorwaarden
Hierbij is sprake van een probleem over dienstauto’s die verstrekt zijn voor 2004. Er kan een claim komen op basis van de regels betreffende het woon-werkverkeer. Vanaf 2004 is de wetgeving gewijzigd en is het probleem opgelost. Verder kan de provincie aansprakelijk worden gesteld voor ketenaansprakelijkheid. Daarnaast heeft de belastingdienst een onderzoek verricht op de dienstkleding van de provincie voor de jaren 1999 tot en met 2002. Door de provincie zijn in dit verband maatregelen genomen en over de verdere uitwerking ervan is de provincie in gesprek met de belastingdienst.
Groningen Airport Eelde (GAE)
De provincie Drenthe loopt een risico met betrekking tot de baanverlenging van GAE. De meerkosten door vertragingen in verband met bezwaarprocedures komen ten laste van de regio zelf. Dividend Essent
Het dividend van Essent is geraamd op € 2,8 miljoen structureel. De winst is echter onzeker. Het risico kan zowel positief als negatief zijn. Op basis van een perspublicatie in maart 2005 is de dividend verwachting over 2004 in totaal € 3,9 miljoen. Hiermee is in de Jaarstukken 2004 rekening gehouden. NNBT
Het NNBT is in 2003 failliet gegaan. Er is een vordering van € 608.956,‑‑ vastgelegd en ingediend bij de curator. Het faillissement is nog niet afgewikkeld. Deze vordering zal waarschijnlijk niet leiden tot een (substantiële) uitbetaling. Het niet uitbetalen van de vordering is voorzien. Er zijn geen risico’s met betrekking tot het NNBT meer te verwachten. Verbonden partijen en overige samenwerkingsverbanden Onder een verbonden partij wordt verstaan: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de provincie zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft. Vooral het financiële belang impliceert een risico voor de provincie. Immers, de middelen die door de provincie ter beschikking zijn gesteld, kunnen een verlies zijn in geval van faillissement. Verder heeft de provincie een financieel belang indien financiële problemen bij de verbonden partij kunnen worden verhaald op de provincie. De volgende verbonden partijen en overige samenwerkingsverbanden zijn te onder‑ scheiden.
Motorrijtuigenbelasting
Het Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting (CBM) int de provinciale opcenten en draagt deze aan de provincies af. De provincies hebben geen controlemogelijkheden op deze afdrachten en zijn daarmee informatieafhankelijk van het CBM. Er blijft onzeker‑ heid bestaan over de juistheid en de volledigheid van de ontvangen opcenten.
Deelnemingen
- NOM. Het betreft een symbolische deelname; de provincie Drenthe is voor 0,01% aandeelhouder. - WMD. De provincie bezit 50% van het aandelenkapitaal. - GAE. De provincie bezit 30% van de aandelen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt voor Drenthe € 308.062,‑‑.
201
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
- Europark Coevorden/Emlichheim Entwicklungsgesellschaft mbH. De provincie zal, gelet op de omvorming van het Europark naar een risicodragende onderneming, alleen indirect (via lening NOM) bijdragen aan het stamkapitaal van het Europark. - NV Essent. In het „oude“ nutsbedrijf Essent heeft de provincie Drenthe 2,28% van de aandelen. Drenthe ontvangt dividend en heeft een stem in de aandeelhouders vergadering.
De jaarlijkse bijdragen van de provincie Drenthe aan de verbonden partijen zijn opgenomen in de begroting van de provincie. De risico’s van de samenwerkingsver‑ banden worden in de rapportages van de provincies niet gekwantificeerd. Bestudering van de stukken levert het volgende beeld op. Nr.
Verbonden partij
1.
NOM
Gemeenschappelijke regelingen
2.
WMD
- SNN. De bijdrage in de uitvoeringskosten bedroeg over 2004 € 363.624,‑‑. Bij SNN is voor de risico’s van de lopende projecten een ruime voorziening gevormd. Door deelname in het bestuur en het bestuderen en bijhouden van alle bestuursstukken houdt de provincie Drenthe greep op de eventueel aanwezige risico’s bij het SNN. Daarnaast vindt toezicht plaats door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK). - IPO. De bijdrage over 2004 van de provincie Drenthe bedroeg € 530.331,‑‑. - Interprovinciale ziektekostenregeling (IZR). Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten. - BANN. Het bestuursonderwijs is geprivatiseerd. De gemeenschappelijke regeling is in stand gebleven om de eventuele verplichtingen ten opzichte van voormalig personeel na te kunnen komen. Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten. - Gezamenlijke Rekenkamer. Deze Gezamenlijke Rekenkamer, waaraan de drie noordelijke provincies deelnemen, is in werking getreden op 1 januari 2005. Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten. - OV-bureau. Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten.
3.
GAE
4.
Europark Coevorden/Emlichheim Entwicklungsgesellschaft mbH
0
5.
NV Essent
0
Stichtingen en andere privaatrechtelijke rechtspersonen
- Stichting Leerstoel Regionale/Noordelijke Economie. Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten. - Stichting Drentse bedrijfslocaties. De provinciale bijdrage bedroeg over 2004 € 56.602,‑‑. - Stichting Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). De bijdrage over 2004 bedroeg € 145.249,‑‑. - Stichting Drents Plateau. Vooralsnog is hierbij geen financieel risico te verwachten.
Kwantificering (x € 1.000)
0 0 1.500
6.
SNN
7.
IPO
0
8.
IZR
0
9.
BANN
0
10.
Gezamenlijke Rekenkamer
0
11.
OV-bureau
0
12.
Stichting Leerstoel Regionale/Noordelijke Economie
0
13.
Stichting Drentse bedrijfslocaties
0
14.
Stichting LMA
0
15.
Stichting Drents Plateau Totaal
Overige aanwezige risico’s Naast de reeds door de provincie genoemde risico’s vermelden wij de volgende aanwezige risico’s. - Oninbare debiteuren - Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen - Subsidieafrekeningen richting het Rijk - Ontoereikende verzekeringen
1.800
0 3.300
202
Paragraaf 2.2. Weerstandsvermogen
Toelichting Oninbare debiteuren
Bij de uitvoering van risicovolle projecten vraagt de provincie Drenthe bankgaranties aan. Daarentegen is er sprake van oninbaarheid op debiteuren. Het debiteurensaldo van de provincie bedroeg ultimo 2004 € 3,7 miljoen. Van dit bedrag had € 1,3 miljoen betrekking op openbare lichamen. Op de vorderingen op debiteuren is een voorzie‑ ning voor mogelijke oninbaarheid in mindering gebracht van € 1,1 miljoen. Van het saldo per 31 december 2004 resteert per 28 februari 2005 volgens de Jaarrekening 2004 € 1,9 miljoen. Arbeidskostengerelateerde verplichtingen
In het BBV is bepaald dat de arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume een onderdeel van de uiteenzetting over de financiële positie in de jaarrekening zijn. Deze posten worden niet opgenomen als voorziening of schuld op de balans. In het navolgende geven wij een raming weer van de contante waarde van de verplichtingen per 1 januari 2006, rekeninghoudende met een disconteringsvoet van 3%. De provincie heeft ultimo 2004 de volgende arbeidskostengerelateerde verplichtingen. - Premie IZR. Dit betreft het werkgeversaandeel in de premie IZR voor (gedeeltelijk) gepensioneerde werknemers. Bij een structurele begrotingspost van € 472.000,‑‑ voor 2006 en een jaarlijkse stijging van 3% is de contante waarde van deze verplichting per januari 2006 € 5,7 miljoen. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde leeftijd van deze werknemers van circa 62 jaar en dat gedurende ongeveer 12 jaar de verplichting tot afdracht van IZR-premie zal blijven staan; - Vakantiegeld. In de maand mei wordt het vakantiegeld over de afgelopen 12 maanden betaald. Aan het eind van het jaar ontstaat er daardoor een verplichting van 7 maanden vakantiegeld. Het bedrag van de verplichting per 1 januari 2006 bedraagt € 1,5 miljoen; - Pensioenen/wachtgelden. Er zijn per eind december 2005 nog 16 pensioen ontvangende ex‑leden van GS. Daarnaast is er een aantal ex‑gedeputeerde en ook voormalige leden van PS die wachtgeld ontvangen of wachtgeld mogen ontvangen, tenzij ze een (tijdelijk) inkomen hadden. In 2006 zijn de lasten voor pensioenen en wachtgelden op ruim € 660.000,‑‑ begroot (begroot 2005: € 570.000,‑‑). De totale pensioenclaim voor nu pensioengerechtigde ex‑gedeputeerden, uitgaande van een
gemiddelde leeftijd van 80 jaar, bedraagt € 3,2 miljoen. Daarnaast zijn er nog diverse voormalige gedeputeerden die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben behaald. Een volledige inventarisatie hiervan dient nog plaats te vinden. De hiervoor berekende claim maakt geen deel uit van deze claim. De wachtgelden voor ex‑gedeputeerden en statenleden bedragen maximaal € 955.000,‑‑. Subsidieafrekeningen richting het Rijk
De provincie ontvangt uit vele subsidieregelingen gelden van het Rijk. Over de besteding ervan moet in veel gevallen verantwoording worden afgelegd. Hierbij dient meestal een accountantsverklaring te worden afgegeven. Indien de subsidievoor‑ waarden niet adequaat worden nageleefd, bestaat het risico dat gelden dienen te worden terug betaald aan het Rijk, terwijl de kosten wel zijn gemaakt of bedragen wel zijn doorgegeven naar andere instellingen. Het genoemde risico leidt daarom niet tot een kwantificering van een aanwezig financieel effect. Ontoereikende verzekeringen
Een groot deel van de risico’s is te verzekeren. De provincie heeft de normaal gebruike‑ lijke verzekeringen betreffende opstallen afgesloten. Daarnaast zijn diverse aansprake‑ lijkheidsverklaringen afgesloten. Conclusie financieel effect van de risico’s
Uit het vorenstaande blijkt dat de risico’s als volgt gekwantificeerd kunnen worden weergegeven (afgerond, x € 1.000). Financieel effect Minimum
Maximum
Risico’s vermeld in deze paragraaf
3.400
3.400
Inschatting p.m.-posten risico’s vermeld in deze paragraaf en een aan te houden
8.700
13.900
Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen, inschatting
5.000
8.000
Verbonden partijen
3.300
3.300
20.400
28.600
buffer voor algemene bedrijfsvoeringrisico’s (5%-8% van de lasten)
Totaal financieel effect van de risico’s
De financiële effecten van de aangegeven risico’s worden gezien het vorenstaande ingeschat tussen de € 20,4 en € 28,6 miljoen.
203
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
Omvang van het weerstandsvermogen Op basis van diverse kengetallen is getracht een oordeel te geven over het weerstands‑ vermogen. De volgende kengetallen zijn hiertoe aangegeven (afgerond, x € 1.000). Totaal
Omvang risico’s Weerstandsvermogen Totaal lasten begroting 2006 10% van de totale lasten
20.400-28.600 25.127 172.718 17.271
In het rapport over het weerstandsvermogen van de accountant wordt een omvang van de weerstandscapaciteit aanbevolen van € 25 miljoen. Wij achten deze norm voor 2006 juist. Het weerstandsvermogen voor het begrotingsjaar 2006 bedraagt € 25,1 miljoen. Mede gezien de oplopende structurele weerstandscapaciteit, zijn maatregelen ter vergroting van de weerstandscapaciteit op dit moment niet noodzakelijk. Afsluitend De weerstandscapaciteit is een dynamisch gegeven en voortdurend aan verandering onderhevig. Bovendien zijn de weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen in hoge mate gegevenheden die een prognosticerend karakter hebben. Voor de weerstandscapaciteit zal men altijd scenario’s hanteren die een meerjarig karakter hebben, dat ver uitgaat boven de periode die voor de ramingen van de meerjarenbegro‑ ting geldt. Het actueel houden van de weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen is daarbij een noodzaak. Fluctuaties in de financiële positie, in risico’s, in kennis over de onderhoudstoestand van activa, kunnen van de ene op de andere dag nopen tot beleids‑ veranderingen, ook op het gebied van weerstandscapaciteit.
Paragraaf 2.3.
Onderhoud kapitaalgoederen
Inleiding In het BBV is bepaald dat in de begroting de beleidslijnen (moeten) worden vastge‑ legd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, waaronder het onderhoud van kapitaalgoederen. De paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen geeft een dwars‑ doorsnede van de begroting. Lasten van onderhoud kunnen op diverse programma’s voorkomen. Met onderhoud van kapitaalgoederen is een substantieel deel van de begroting gemoeid. In deze paragraaf gaan wij in op het onderhoud van de volgende kapitaalgoederen: - Wegen - Kanalen - Gebouwen Beleidskader Wegen en Kanalen PS hebben het beleidskader voor het onderhoud van de provinciale wegen en vaarwegen vastgesteld in statenbesluiten. Dit betreft de besluiten voor de vaarwegen, de wegen en voor de kapitaallasten kunstwerken (bruggen, viaducten, sluizen, etc.). Die drie besluiten vormen het feitelijk beleidskader voor het wegen‑ en vaarwegen‑ onderhoud en zijn dus de koppeling van doelen aan beschikbaar gestelde middelen. In feite is het ook de opdracht van de staten aan de organisatie om een taak binnen de gestelde kaders uit te voeren.
Nieuwe belijning op nieuwe deklaag N371.
204
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
In 1995 hebben de staten van Drenthe besloten: - tot invoering van contractmanagement voor het beheer, waarbij GS een contract hierover sluiten met de Productgroep Wegen en Kanalen. Dit beheer moet efficiënt en slagvaardig georganiseerd worden. Hiermee hebben de staten uitgesproken dat het weg‑ en vaarwegbeheer voortaan op afstand gestuurd wordt en het budgetrecht alleen uitoefenen op het niveau van het totale budget per begrotingsprogramma (destijds “paragraaf” geheten); - tot het beschikbaar stellen van totaalbudgetten, zowel voor de wegen, voor de vaarweg Meppel-De Punt als voor de Zuidoost-Drentse vaarwegen, als financiële kaders, uitgaande van medefinanciering door het Rijk (voor de vaarweg MeppelDe Punt) als de Zuidoost-Drentse waterschappen. Binnen deze kaders moet het beheer gerealiseerd worden en mogen geen claims richting algemene middelen gelegd worden, behoudens de invloed van nieuwe wet‑ en regelgeving en behou‑ dens oorlog, molest, natuurrampen/calamiteiten (waaronder hoog water) en schade veroorzaakt door derden; - tot instelling van Bestemmingsreserves: A. voor het Beheer van de vaarweg Meppel-De Punt; B. voor het Wegenbeheer C. voor het Beheer van de Zuidoost-Drentse vaarwegen; - tot het streven deze vaarwegen voor de scheepvaart open te houden en tot het stimuleren van vervoer te water, zowel beroeps als recreatief.
Nieuwe deklaag op N855 bij Lhee, mei 2005.
- tot het vertalen van dat streven voor openstelling in een CEMT- en BRTN-klasseindeling van de vaarwegen, met daarbij horende maatgevende scheepstypen. (De tabel van bijlage C bij het statenbesluit is vertaald in een door GS vastgesteld beleidsplanhoofdstuk, zie bijlage A); - tot het garanderen van de bereikbaarheid van bestemmingen via de Drentse provinciale wegen en vaarwegen, behoudens oorlog, molest, natuurrampen/calami‑ teiten (waaronder hoog water), schade veroorzaakt door derden, ijsgang, hevige sneeuwval, bijzondere transporten, evenementen of stremmingen wegens groot onderhoud/werk in uitvoering; - Dat het beheer sober moet zijn, en knelpunten sober worden opgelost. Slechts in enkele uitzonderingen is besloten tot “boven het minimum uitgaan”; - Dat areaaluitbreiding zal leiden tot evenredige uitbreiding van het budget. Wegen
Voor het onderhoud van de provinciale wegen is een Managementraamcontract (beheer) wegen en kanalen 2004-2114 opgesteld. Het contract houdt in dat het hoofd van de Productgroep Wegen en Kanalen zich tegenover het college van GS verbindt het beheer en onderhoud van de Drentse provinciale wegen en vaarwegen tegen een afgesproken kwaliteit en prijs op zich te nemen. Het contract geeft de beschikbare budgetten, de te leveren prestaties en de bevoegdheden en regels in de mandatering weer. Naast het raamcontract wordt elk jaar de specifieke jaartranche van de desbetreffende beheersonderdelen aan het college van GS voorgelegd. Hierin worden de actuele gegevens voor het uitvoeringsjaar vermeld die onder meer zijn gebaseerd op een jaarlijkse inspectie van de wegen. Bij deze inspecties wordt de zogenaamde CROWmethode (CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) gehanteerd om zo objectief mogelijk de verhardingen van het wegennet in kaart te brengen. De jaartranches passen in het financieel meerjarenkader van het raamcontract. Voor de wegen bestaat in Nederland dus een landelijke systematiek voor het vaststellen van onderhoudsniveaus: de CROW-methode. Wegeninspecteurs van de wegbeheerders zijn in deze systematiek geschoold en worden elk jaar daarin “geijkt” door de lande‑ lijke wegmeetdienst. Het is mogelijk via de CROW-methode een rapportcijfer voor het onderhoudsniveau te berekenen. Het nagestreefde onderhoudsniveau is “ruim voldoende”, dus rapportcijfer 7. Sinds circa 1997 verkeert ons wegennet ongeveer op
205
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
van € 0,4 miljoen per jaar te kort kwam. In het managementraamcontract 2004-2013 is echter het oorspronkelijke deelbudget (van € 3,7 miljoen per jaar) aangehouden, met name vanwege de huidige aanbestedingsmarkt, die maakt dat aannemers scherp (dus laag) inschrijven. De genoemde (te kort gekomen) € 0,4 miljoen is in Drenthe dus uitgelegd vanuit de aannemingsmarktsituatie. Die situatie wordt gemonitord. Niet uitgesloten is dat die markt zich op termijn saneert en dat dan de aannemings‑ sommen omhoog zullen gaan. Op dit moment kan niemand voorspellen wanneer de wegen ‑ aanbestedingsmarkt zich gesaneerd zal hebben.
Nieuwe deklaag op N371 bij Dieverbrug, juni 2005.
dat niveau. Het streven is iets boven het minimumniveau van de 6 te blijven, omdat het cijfer het gemiddelde van een heel wegennet betreft. Het is de bedoeling dat geen enkel wegvak onvoldoende scoort en dat moet gerealiseerd worden bij een cyclus van groot onderhoud van gemiddeld 15-20 jaar. Ontstaan er echte knelpunten (“onvoldoendes”), dan zal dat leiden tot aansprakelijkheid voor schade van weggebruikers. De Technische Universiteit Delft heeft een globaal model in de jaren zeventig ontwik‑ keld waarin een relatie kan worden gelegd tussen beschikbare middelen en het daaraan gerelateerde onderhoudsniveau. Dat model ziet er als volgt uit: Het onderhoudsniveau van een wegennet, grotendeels bestaande uit asfaltverhardingen, wordt bij een goed opgebouwde evenwichtige begroting nagenoeg geheel bepaald door het deelbudget voor groot onderhoud, dat wil zeggen voor het aanbrengen van dek‑ en slijtlagen. Bij de in Nederland gerealiseerde onderhoudsniveaus geldt globaal dat er een lineaire relatie bestaat tussen gewenste niveauverbetering en budget. Met andere woorden: ons onderhoudsniveau van een 7 opkrikken naar een 8 vergt 14% meer budget voor groot onderhoud, het laten afglijden naar een 6 leidt tot een financiële besparing van 14%. Voor de Drentse situatie is die 14% een bedrag van afgerond € 0,5 miljoen per jaar. Ter illustratie het volgende. In 2003 is het provinciaal wegenbeheer getoetst door het externe bureau Netherlands Pavement Consultants (NPC) BV uit Utrecht. NPC constateerde dat Drenthe voor het nagestreefde onderhoudsniveau (-de 7-) een bedrag
Voor de dekking van de uit het onderhoud voortvloeiende kosten is een Reserve wegenbeheer ingesteld. De werkelijke onderhoudsuitgaven worden ten laste van deze reserve gebracht. Door deze systematiek komen in de provinciale begroting geen pieken en dalen voor, maar worden de schokken in de onderhoudsuitgaven opgevangen binnen deze reserve. Het beschikbare budget voor onderhoud in de provinciale begroting wordt berekend op basis van een normbedrag (norm per 1 januari 2006: € 11.605.583,‑‑). Dit bedrag wordt jaarlijks met een (inflatie)percentage verhoogd.
Drentse Hoofdvaart bij Smilde.
206
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
Indicatieve planning groot onderhoud wegen 2006 Wegen Weg-nummer
Maatregel
N381
Asfaltverharding, frezen + deklaag
N371
Frezen + deklaag
N379
Frezen + deklaag
Lengte in m
Kosten in €
19.350
705.000
3.870
360.000
2.264
292.000
N855
Frezen + deklaag
286
37.000
N371
Frezen + deklaag
1.560
201.000
N372
Frezen + deklaag
4.503
581.000
N374
Frezen + deklaag
4.969
462.000
N376
Bakfrezen + deklaag
4.692
836.000
N386
Profiel verbeteren + deklaag
1.494
139.000
N851
Frezen + deklaag
1.350
Totaal
174.000 3.787.000
Fietspaden Weg-nummer
Maatregel
Lengte in m
Kosten in €
F377
Deklaag
1.470
53.000
F379
Deklaag
7.065
254.000
F386
Deklaag
1.040
31.000
F855
Deklaag
1.122
Totaal
24.000 363.000
Voor de kosten van onderhoud van de wegen zijn in de begroting 2006 en volgende jaren, inclusief de toegerekende apparaatskosten, de volgende bedragen opgenomen. Bedragen in €
Programma beheer en onderhoud
2006
2007
2008
2009
11.605.583
11.962.843
12.327.248
12.698.941
Het saldo van de reserve Wegenbeheer is per 1 januari 2006 naar verwachting nihil. Kanalen
Wat is vermeld ten aanzien van de wegen is in algemene zin ook van toepassing op de bij de provincie in beheer en onderhoud zijnde kanalen.
- de vaarweg Meppel–De Punt met een totale lengte van 64 km en waarin zijn opgenomen het Noord-Willemskanaal, de Drentsche Hoofdvaart en het Meppelerdiep; - de Zuidoost-Drentse vaarwegen met een totale lengte van 90 km en waarin zijn opgenomen alle vaarwegen die in het beheer en onderhoud zijn van de provincie Drenthe en die niet vallen onder de vaarweg Meppel–De Punt. Vaarweg Meppel–De Punt De vaarweg Meppel-De Punt is in 1994 overgenomen van het Rijk, in het kader van de toenmalige “Natte sanering”, een decentralisatie impuls onder het regime van het Convenant “Brokx Nat”. Bij die overname verplichtte het Rijk zich contractueel tot 2024 de volledige kosten van sober beheer aan de provincie te vergoeden. Met ingang van 2024 vervalt een bedrag van € 1,5 miljoen structureel (op een totale Rijksbijdrage van € 3,27 miljoen per jaar). De Rijksbijdrage is bij de onderhandelingen in 1993 ontstaan door op het bedrag van het beheer, zoals destijds uitgevoerd door het Rijk zelf, een “efficiencykorting” toe te passen. Tussen 1993 en 1999 is de Productgroep Wegen en Kanalen afgeslankt, teneinde balans te vinden tussen de beschikbare en de benodigde middelen. Sindsdien bevindt het nagestreefde en gerealiseerde onderhouds‑ niveau zich op voldoende niveau. Het niveau “voldoende”: In tegenstelling tot de wegen is er geen landelijke uniforme systematiek om het onderhoudsniveau van vaarwegen exact te kwantificeren. Verschillende vaarwegbeheerders overleggen hierover en inspecteren hun vaarwegen jaarlijks, inclusief dieptepeiling. Op grond van het geringe niveau van klachten over de onderhoudstoestand is het plausibel het niveau “voldoende” vast te stellen. Wel geldt voor al onze vaarwegen, dat de marge tussen vaarwegdiepte en diepgangen van het toegelaten “maatgevende” scheepstype in Drenthe heel beperkt is. Het beschikbare budget voor onderhoud bestaat voornamelijk uit bijdragen van derden (Rijk en waterschappen). Hierbij wordt opgemerkt dat de Rijksvergoeding voor groot onderhoud met ingang van 2024 komt te vervallen. Bedragen in €
Programma beheer en onderhoud
Voor het beheer en onderhoud van de provinciale kanalen is een tweetal raamcontracten vastgesteld die voorzien in een behoorlijk beheer en onderhoud van:
2006
2007
2008
2009
3.714.218
3.789.468
3.866.157
3.908.685
Het saldo van de reserve beheer vaarweg Meppel–De Punt bedraagt per 1 januari 2005 € 6.432.721,‑‑.
207
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
Ook in de jaarcontracten worden de budgetten die beschikbaar zijn voor het dagelijks onderhoud aangegeven. Hierbij zijn de budgetten verdeeld over een algemeen deel, twee kanaaltrajecten en de gemalen. De te verwachten uitgaven zijn gebaseerd op monitoringscijfers en worden uitgedrukt in kosten per km vaarweg infrastructuur in beheer. Voor de grootonderhoudsprojecten wordt jaarlijks een planning gemaakt. Het voor het onderhoud beschikbare budget bestaat naast een jaarlijks geïndexeerd normbedrag (norm aandeel provincie Drenthe per 1 januari 2006: € 2.302.000,‑‑) uit bijdragen die van derden (vooral waterschappen) worden ontvangen. Indicatief Meerjaren Zuid Drentse Vaarwegen 2006 Verlengde Hoogeveense Vaart bij Zwinderen
Zuidoost-Drentse vaarwegen De Zuidoost-Drentse vaarwegen zijn al in provinciaal beheer sinds de jaren zestig van de 20ste eeuw. In die tijd ging de NV Drents(ch)e Kanaalmaatschappij failliet en liet haar vaarwegen “achter” met een grote onderhoudsachterstand. De provincie heeft die failliete boedel overgenomen. Beleidsstreven was die vaarwegen voor de scheep‑ vaart open te houden. Dat lukte, maar de onderhoudsachterstand bestond in de jaren negentig nog steeds. Ten tijde van de invoering van contractmanagement werd een driesporenbeleid geformuleerd. Het provinciaal bestuur stelde extra budget voor vaarwegbeheer beschikbaar, de onderhoudsdienst kreeg de opdracht via afslanking van de formatie efficiencywinst te bereiken en de betrokken waterschappen moesten gaan meebetalen in het vaarwegbeheer. Anno 1999 bleek dit beleid grotendeels gerealiseerd. Sindsdien is het onderhoudsniveau van de vaarwegen juist voldoende, afgezien van een relatief geringe achterstand die in 2007 zal zijn weggewerkt. In termen van een rapportcijfer is het gewenste onderhoudsniveau een 6, en het aanwezige niveau een 6‑. Daarnaast zijn in sommige kanalen ten opzichte van de vaarwegklasse diepgang‑ beperkingen afgekondigd ten opzichte van de Europese CEMT-normen (CEMT: Commission Européenne des Ministres de Transport). Er zijn wensen de Hoogeveense vaart te verdiepen naar een echt 600-tons-kanaal. Ook voor het CoevordenVechtkanaal, in 2000/2001 uitgebreid tot 400-tonskanaal, bestaan wensen tot uitbouw, in principe tot 1000-tons vaarweg. Tot op heden ontbreken hiervoor de budgetten.
Object/locatie
Omschrijving
Bedrag in € Maatregelen
Algemeen
Recreatievaartvoorzieningen
12.000 afmeerlocaties, afvalwatervoorzieningen etc.
Meerdere objecten
35.000 Arbo-technische aanpassingen en schadeherstel‑
Ondiepe kanaallocaties
Waterhuishouding
werkzaamheden 5.000 Waterbodemonderzoeken t.b.v. baggerwerk 45.000 Optimalisatie peilregistratie, onderzoek Stieltjeskanaalsluis, inventarisatie waterkeringen en onderzoek elektrische installaties. Wittewijk
Oever noordzijde
149.600 Doorgerotte bovenkant verwijderen + bestorting aanbrengen
Hoogeveensche Vaart
Oevers en gronddepot Rogat
19.000 Uitstapvoorzieningen, en afvoer en verwerken grond van baggerwerken
Verlengde Hoogeveensche Oevers Vaart
1.204.000 Plaatsen betonplanken + blokkenmat, paal beschoeiing vervangen
Kunstwerken
501.000 Renovatie Stieltjeskanaalsluis, fietsvoetpad verbetering, inspectie KSB pompen, kleinschalig beton-, slijtlaagonderhoud, staalconserveringen
Coevorden Vechtkanaal
Oever
165.600 Laatste traject oeververbetering en verruiming kanaaltraject 1e fase
Bladderswijk
Traject Oranjesluis ≈ viaduct
280.000 Houtvervangen door beton met bestorting
A37 Totaal
2.416.200
208
Paragraaf 2.3. Onderhoud kapitaalgoederen
Aanpassing oever Stieltjeskanaal
Voor de kosten van onderhoud van de overige vaarwegen zijn in de Begroting 2006 en volgende jaren, inclusief de toegerekende apparaatskosten, de volgende bedragen opgenomen. Bedragen in €
Programma beheer en onderhoud
2006
2007
2008
2009
3.356.525
3.423.760
3.492.349
3.509.091
Het saldo van de Reserve beheer vaarwegen Zuidoost-Drenthe bedraagt per 1 januari 2005 € 5.140.454,‑‑.
standaard geaccepteerde prijs- en kwaliteitsnormen die gelden in de bouw. Het plan geeft inzicht in de staat van onderhoud, die redelijk tot goed te noemen is, zij het wel enigszins gedateerd. In het plan is tevens de te verwachten toekomstige onderhouds‑ behoefte voor een termijn van tien jaar opgenomen, gericht op consolidatie van de huidige toestand en de daarvoor benodigde financiële middelen. Er is daarbij rekening gehouden met onder meer het feit dat het provinciehuis geen onderhoudsvriendelijk gebouw is, omdat er veel hout‑ en ijzerconstructies zijn toegepast. Verder is in het meerjarenonderhoudsplan rekening gehouden met het onderhoud aan het buiten terrein. Extra onderhoudswerkzaamheden of verfraaiingen, zoals verbouwing hoofdentree en invoering toegangs‑ en aanwezigheidsregistratiesysteem, worden niet uit de omschreven onderhoudsplannen bekostigd, maar worden door middel van statenvoor‑ stellen aangevraagd. Een vermindering van onderhoud zal een verslechtering van de onderhoudsstaat van de gebouwen betekenen, een negatieve invloed hebben op de betrouwbaarheid van apparatuur en een grote kans op gevolgschades geven. Voor de uitvoering van het onderhoudsplan is in de meerjarenbegroting 2006 en volgende jaren rekening gehouden met een structurele uitgaaf van € 495.768,‑‑ (2006). Van dit bedrag wordt jaarlijks € 351.930,‑‑ gestort in de voorziening Groot onderhoud provinciehuis. Bedragen in €
Programma beheer en onderhoud
2006
2007
2008
2009
498.645
501.579
504.572
507.625
Gebouwen
Naast de in de managementcontracten wegen en kanalen begrepen steunpunten en dienstwoningen kent de provincie Drenthe nog een tweetal gebouwen waarvan zij het onderhoud heeft. Dit betreft: - het provinciehuis - het Drents Museum Provinciehuis Om op een zo planmatige wijze het onderhoud aan het provinciehuis uit te voeren en de financiële middelen daarvoor beschikbaar te hebben, is door een gespecialiseerd bureau in 2000 een onderhoudsplan opgesteld. Daarbij is gebruikgemaakt van
Het saldo van de voorziening groot onderhoud provinciehuis bedraagt per 1 januari 2005: € 802.972,‑‑. Drents Museum In 2002 heeft een daartoe gespecialiseerd bureau een rapport uitgebracht over het onderhoud van het Drents Museum. Op grond van de uitkomsten van het daarbijbe‑ horende tienjarig onderhoudsplan, alsmede een uitgewerkte heldere taakafbakening van verantwoordelijkheden tussen huurder en verhuurder is het budget vastgesteld dat nodig is om de kwaliteit van het onderhoud van de gebouwen op een goed niveau te houden.
209
Paragraaf 2.4. Financiering
Voor de uitvoering van het onderhoudsplan is in de Meerjarenbegroting 2006 en volgende jaren rekening gehouden met een structurele uitgaaf van € 190.032,‑‑ (2006). Van dit bedrag wordt jaarlijks € 121.899,‑‑ gestort in de voorziening Groot onderhoud Drents Museum. Bedragen in €
2006
2007
2008
2009
Programma beheer en onderhoud
190.032
191.395
192.785
194.202
Het saldo van de voorziening groot onderhoud Drents Museum bedraagt per 1 januari 2005: € 178.683,‑‑.
Paragraaf 2.4.
Financiering
In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde. - Algemene ontwikkeling en rentevisie - Ontwikkelingen bij de Provincie Drenthe - Uitzettingen: risicoprofiel en rendement - Diverse financiële risico’s - Leningenportefeuille - Meerjarige financieringspositie - Bijlagen Algemene ontwikkelingen en rentevisie De groei van de wereldeconomie zal naar verwachting terugvallen van 5% in 2004, naar iets meer dan 4% in 2005 en 2006. De conjunctuur (schommelingen in de welvaart) blijft in de Eurozone naar verwachting achter bij die in andere delen van de wereld. Dit heeft te maken met de waardering van de euro. De Europese Centrale Bank heeft onder genoemde omstandigheden alle reden haar huidige beleid voort te zetten en zal op het vroegst begin 2006 de rente verhogen. De lange rente (10 jaar) is op een laag niveau beland, 3,37% op 31 december 2004 en 3,21% op 14 juni 2005. Verwacht wordt dat deze rente op langere termijn zal oplopen. Voor de korte termijn (driemaands inter‑ bancair voor 2006) wordt een percentage van circa 2,5 verwacht. (Bron: Bank Nederlandse Gemeenten)
Als uitgangspunt voor de begroting hanteren wij een korte rente van 2,5%. Voor de lange termijn houden wij in het kader van de financieringsfunctie voor 2006 rekening met een rente van 3,5%. Deze rentevoet is voor de lange termijn in de begro‑ ting 2006 verwerkt.
Natuurvriendelijke oever aan het Stieltjeskanaal.
Ontwikkelingen bij de provincie Drenthe Wij verwachten het geactualiseerde financieringsstatuut in oktober 2005 aan te bieden aan PS en na goedkeuring van PS zal het financieringsbeleid conform dit statuut worden uitgevoerd. Qua risico’s en rendement zal het gewijzigde financieringsstatuut naar verwachting geen concrete gevolgen hebben.
210
Paragraaf 2.4. Financiering
Wij zijn voornemens de hypotheekregeling voor ambtenaren en de bestaande porte‑ feuille onder te brengen bij een bancaire instelling.
uitzettingen op grond van de liquiditeitenprognoses mogelijk zijn en tevens beter renderen, zullen wij uitzettingen voor langere tijd nastreven.
Uitzettingen: risicoprofiel en rendement In verband met het risicoprofiel zijn twee analyses vereist, te weten de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Hierna zijn deze analyses nader toegelicht en uitgevoerd voor het jaar 2006.
Diverse financiële risico’s
Kasgeldlimiet
Een belangrijk uitgangspunt in de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten. Vooral bij korte financieringen kan het renterisico aanzienlijk zijn. Fluctuaties in de korte rente hebben een directe invloed op de rentelasten. De kasgeldlimiet geeft het maximumbedrag dat per saldo aan kortlopende (< 1 jaar) leningen mag worden aangehouden. Naar verwachting zal de kasgeldlimiet ruim worden onderschreden. In de bijlage bij deze paragraaf is het resultaat van de analyse per 1 januari 2006 (geraamd) hiervan opgenomen. Renterisiconorm
Het doel van de renterisiconorm is, net als bij de kasgeldlimiet, het inkaderen van grote fluctuaties in de rentelasten. Als grondslag wordt aangehouden dat de provincie niet meer dan 20% van haar vaste schuld in aanmerking mag laten komen voor herfinan‑ ciering of renteherziening. De provincie Drenthe maakt momenteel geen gebruik van herfinanciering of renteherziening, omdat dit geen voordeel oplevert. De norm wordt dus niet overschreden
Koersrisico
Koersrisico wordt gelopen bij uitzettingen in de vorm van vastrentende waarden zoals bijvoorbeeld bij obligaties en onderhandse leningen, waarbij voor het einde van de looptijd tot verkoop wordt overgegaan. Dit risico is aan de orde bij een tweetal rente‑ fondsen waarin wij deelnemen. Deze worden beheerd door een vermogensbeheerder. Doel van deze rentefondsen is om met een aantal investeerders tot een collectieve belegging van vermogen te komen. Door een grote spreiding van de aangetrokken vastrentende waarden kan het koersrisico bij onttrekking tot een minimum worden beperkt. Kredietrisico
Het kredietrisico geeft de mate aan waarin de provincie een risico loopt over haar uitgezette gelden, vanwege het niet (kunnen) voldoen aan de betalingsverplichtingen door de tegenpartij. De diverse tegenpartijen zijn onderverdeeld in risicogroepen naar financiële zekerheid en variëren van extreem kredietwaardig tot twijfelachtig. De provincie Drenthe heeft per 1 januari 2006 haar totale liquiditeitsoverschot uitgezet bij financiële instellingen met minimaal een A rating (conform de Wet Fido) en daarmee haar risico beperkt. Valutarisico
De renterisicoanalyse voor 2006 is in de bijlage bij deze paragraaf opgenomen.
De provincie kent geen valutarisico, omdat het sluiten van transacties en het verlenen van garanties uitsluitend in euro’s plaatsvinden.
Rendement
Leningenportefeuille
Op onze uitzettingen ramen wij voor 2006, uitgaande van kortdurende uitzet‑ tingen, een rendement van 2,5%. Dit vloeit voort uit het Financieringsstatuut, op grond waarvan het streven naar voldoende liquiditeiten bij de financieringsfunctie voorop staat, waardoor relatief kort wordt uitgezet. Het rendement is bij de huidige rente relatief laag. Om deze renteopbrengsten te verbeteren wordt kort geld niet alleen uitgezet op deposito’s, maar ook op spaarrekeningen. Indien langere termijn
Verstrekte langlopende geldleningen
Het verwachte verloop van de langlopende geldleningen in 2006 is als volgt. Saldo 1 januari 2006
38.272.232
Saldo aflossingen
Saldo 1 januari 2007
1.407.570
36.864.662
211
Paragraaf 2.4. Financiering
De verstrekte langlopende leningen bestaan voor ongeveer 70% uit hypotheken personeel. Wij zijn voornemens de hypothekenportefeuille over te dragen aan een bankinstelling.
De meerjarige investerings‑ en financieringsstaat is in het navolgende per aanvang van het jaar weergegeven. Standen per 1 januari
Circa 30% van de verstrekte langlopende geldleningen is verstrekt aan instellingen om bestuurlijke redenen. Het gaat hierbij om RTV Drenthe, Astron en de PME-groep (Essent).
Investeringen
Opgenomen langlopende geldleningen
1. deelnemingen (economisch nut)
A1. Materiële vaste activa (maatschappelijk nut) A2. Materiële activa (economisch nut) B Financiële activa
De verwachte mutaties gedurende 2006 in de leningenportefeuille zijn weergegeven in het onderstaande overzicht.
Eigendom van derden (maatschappelijk nut) Subtotaal 3. verstrekte langlopende geldleningen
Bedrag
Gemiddelde rente
3.879.821,00
4,66
Invloed op gemiddelde rente
Stand per 1 januari 2006
2009
50.536.621
69.202.769
82.924.057
91.949.303
8.785.441
8.135.177
16.444.881
15.523.370
852.925
852.925
852.925
852.925
5.494.822
5.729.886
5.877.266
5.936.601
65.669.809
83.920.757
106.099.129
114.262.199
36.864.662
36.162.667
35.479.132
120.785.419
142.261.796
149.741.331
1. algemene reserves
28.831.156
23.251.439
19.344.209
15.945.328
2. bestemmingsreserves
37.148.174
41.018.427
41.479.281
40.151.427
5.273.790
6.383.190
7.492.590
8.601.990
Financieringsmiddelen A. Reserves/voorzieningen
0,00 5,83
Vervroegde aflossingen
0,00
0,00
Renteaanpassingen (oud percentage)
0,00
0,00
Renteaanpassingen (nieuw percentage)
0,00
0,00
Subtotaal
3.312.596,00
4,46
B. Opgenomen langlopende geldleningen
Stand per 31 december 2006
2008
38.272.232
0,00
Reguliere aflossingen
2007
103.942.041
Totaal investeringen
567.225,00
Nieuwe leningen
2006
0,20
3. voorzieningen 4. voorzieningen (middelen van derden)
C. Incidentele financieringsmiddelen
Meerjarige financieringspositie Om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen van de meerjarige financieringspositie, hebben wij een meerjarige investerings‑ en financieringsstaat opgesteld.
Totaal financieringsmiddelen Overschot aan financieringsmiddelen
7.480.197
4.949.359
4.619.723
4.298.383
78.733.317
75.602.415
72.935.803
68.997.128
3.879.821
3.312.596
907.560
340.335
40.000.000
30.000.000
30.000.000
30.000.000
122.613.138
108.915.011
103.843.363
99.337.463
18.671.097
11.870.408-
38.418.433-
50.403.868-
Geconcludeerd kan worden dat naar verwachting vanaf 2007 van een overschot aan financieringsmiddelen, zoals dit de afgelopen jaren hebben gekend, geen sprake meer is. De aan te trekken middelen op de geld‑ en kapitaalmarkt lopen snel op. De wijziging in financieringspositie hangt met name samen met de investeringen die voor de komende jaren gepland zijn. Als gevolg van de gewijzigde financieringspositie kunnen wij in de exploitatie geen rekening houden met een rentevoordeel als gevolg van ontvangen rente over het financieringsoverschot, maar moeten we rekening houden met een rentena‑ deel, namelijk over het financieringstekort.
212
Paragraaf 2.4. Financiering
Dit rentenadeel kan worden geraamd op basis van de gemiddelde jaartekorten zoals die blijken uit de vorenstaande tabel. De rente over het financieringstekort bedraagt in meerjarenperspectief:
Rente financieringstekort
Analyse renterisiconorm 2006
2006
2007
2008
2009
31.010-
767.073
1.309.672
1.489.955
Deze bedragen zijn verwerkt in de meerjarenbegroting 2006-2009. Bijlagen Als bijlagen in de paragraaf Financiering zijn opgenomen de analyses kasgeldlimiet en renterisiconorm. Analyse kasgeldlimiet Omvang totale begroting per 1 januari (grondslag)
In bedrag
7% 12.040.000
2. Omvang vlottende korte schulden
-
Opgenomen gelden <1 jaar
-
Schuld in rekening courant
-
Gestorte gelden door derden <1 jaar
-
Overige geldleningen, niet vaste schuld 3. Vlottende middelen Contant geld in kas
Renteherziening op vaste schuld o/g
0
1b
Renteherziening op vaste schuld u/g
0
2
Netto renteherziening op vaste schuld 1a-1b
0
3a
Nieuw aangetrokken vaste schuld
0
3b
Nieuw verstrekte lange leningen
0
4
Netto nieuw aangetrokken vaste schuld 3a-3b
0
5
Betaalde aflossingen
6
Herfinanciering (laagste van 4 en 5)
7
Renterisico op vaste schuld 2 + 6
8
Stand van de vaste schuld per 1 januari
9
Normpercentage volgens ministeriele regeling
55.502.400 2.400
Tegoed in rekening courant
10.150.000
Overige uitstaande gelden <1 jaar
45.350.000
4. Toets kasgeld limiet Totaal vlottende schuld (= 2- /-3)
55.502.400-
Toegestane kasgeldlimiet (=1)
12.040.000
Ruimte (+) of overschrijding (-) (=1 -/- 4)
67.542.400
567.225 0 0 3.879.821 0,20
met een vast minimumbedrag
2.500.000
10
Renterisiconorm
2.500.000
7
Renterisico op vaste schuld
11
Ruimte ( + ) of overschrijding ( - ) (10-7)
172.000.000
1. Toegestaan kasgeldlimiet In procenten van de grondslag (ministerieel vastgelegd)
1a
0 2.500.000
213
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
Paragraaf 2.5.
Bedrijfsvoering
Algemene inleiding Het college van GS gebruikt binnen de door PS gestelde kaders (mede via deze begroting) het Collegeprogramma 2003-2007 als basis voor het uitwerken van het provinciaal beleid. De ambtelijke organisatie vertaalt dit in acties. Om deze acties doelmatig en doeltreffend te kunnen realiseren, is een heldere interne bedrijfsvoering van belang.
Cultuur
De provinciale organisatie werkt voor een politiek bestuur en moet goed kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Steeds de volgende (maatschappe‑ lijke) ontwikkeling opzoeken en daartoe tijdig de koers verleggen. Dat vraagt om een ambtelijke organisatie die flexibel meebeweegt, bijvoorbeeld via projectmatig werken. Integraal beleid
Vorig jaar hebben wij voor het eerst deze paragraaf gepresenteerd volgens het model van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). Dit jaar houden wij aan deze opzet vast, om ook deze keer een zo volledig mogelijke schets van de bedrijfsvoering te geven.
Aansluitend aan het Collegeprogramma wordt gewerkt aan integraal beleid. Voor de realisatie hiervan is ook de hulp nodig van andere betrokkenen, zoals medeoverheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Waar nodig en mogelijk betrekt de ambtelijke organisatie al vanaf een zo vroeg mogelijk stadium, in overleg met GS, externe partijen bij de beleidsontwikkeling. Hiermee wordt de kans op succesvol beleid vergroot.
Organisatiegebieden
Uitgangspunten
1. Beleid en strategie
Belangrijke uitgangspunten voor het formuleren van beleid en de bedrijfsvoering zijn: besturen op hoofdlijnen, integraal management (binnen het eendienstmodel), zelfstandige medewerkers en een vraaggestuurde organisatie.
Missie en doelen
De van het Collegeprogramma afgeleide missie van de ambtelijke organisatie van de provincie Drenthe luidt als volgt: ontwikkeling en realisatie van de door het politiek bestuur van de provincie Drenthe aangegeven beleidsdoelen om welzijn en welvaart van de inwoners van Drenthe te bevorderen. Doelen hierbij zijn de missie te bereiken op een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke manier. Daarbij dient bij de ontwikkeling en realisatie van het beleid een qua prijs-kwaliteitverhouding optimale dienstverlening aan het politiek bestuur van de provincie Drenthe en de Drentse samenleving te worden geboden. Het Collegeprogramma wordt uitgevoerd langs vijf programmalijnen. Om de doelen uit de programmalijnen te bereiken, is gekozen voor de werkwijze van programma‑ management. Inmiddels is de aftrap gegeven voor de tweede helft van deze college‑ periode. Met de uitvoering liggen wij goed op koers. In de Jaarstukken 2004 en in de Voorjaarsnota 2005 hebben we onlangs de tot dusverre gemaakte vorderingen de revue laten passeren en de bijstellingen die wij halverwege de rit nog willen maken.
Toetsing en verbetering strategie en beleid
Concernbrede acties die ondernomen worden om strategie en beleid te toetsen en te verbeteren. - Onderzoeksbureau Cultuur, Welzijn en Zorg. Overeenkomstig de Verordening Bestuurscommissie onderzoek cultuur, welzijn en zorg zal het onderzoeks programma over 2006 vóór 1 november door de commissie aan de staten worden aangeboden. - Uitwerken Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid provincie Drenthe 2004. In 2005 zijn de eerste onderzoeken verricht. Het betreft de onder‑ werpen Verplaatsing agrarische bedrijven ten behoeve van de natuur en de ISVgelden. Voor 2006 wordt wederom een meerjarig onderzoeksprogramma opgesteld. - Programmamanagement. In de organisatie wordt verder gewerkt aan een verbetering van de werkprocessen door invoering van programmamanagement. Programmamanagement is een methode om in sectoraal ingerichte organisaties integraal en resultaatgericht te werken door een verbinding van lijn- en project activiteiten in een duidelijk omschreven programma met afrekenbare doelen.
214
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
- Verbetering sturing en beheersing bedrijfsvoering via controlbeleid en vormgeving inbedding Control, met het INK-managementmodel als kader voor de bedrijfs documenten. Het INK-model is een goede manier om te laten zien hoe koers veranderingen doorwerken in doelstellingen, werkwijzen en waardering voor het resultaat door alle betrokkenen. - Versteviging monitoring, onder andere door begroting SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) op te stellen. Deze actie werkt onder meer door in de nieuwe opzet van het programmaplan als onderdeel van de Begroting 2006. - Beleidsindicatoren zijn geselecteerd en uitgewerkt. - Eveneens aansluitend aan het Collegeprogramma ligt bij de verbetering van strategie en beleid de nadruk op integraal beleid, waarbij alle betrokken disciplines meegenomen worden en in samenhang worden opgepakt. - Verbetering van strategie en beleid door waar nodig en mogelijk, in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling, samen te werken met medeoverheden, maatschappelijke organisaties en burgers. Hierdoor kan beleid van verschillende overheden en organisaties op elkaar afgestemd worden waardoor versterking van de gewenste beleidseffecten plaatsvindt. Ook wordt de maatschappelijke acceptatie vergroot.
3. Medewerkers
2. Management
Huisvesting
Rol van het management
De invoering van de nieuwe CAO en de door GS gewenste flexibilisering van het personeel leiden op veel vlakken van personeelsbeleid tot vernieuwingen. Deze nieuwe ontwikkelingen vereisen dat managers in hun taakuitoefening meer ruimte maken voor personeelsmanagement, strategisch management, verbeteren van de bestuurlijke advisering en het actief functioneren in externe netwerken. Daartoe zijn enkele maatre‑ gelen genomen: in plaats van horizontale plaatsvervanging is overgegaan op verticale plaatsvervanging, binnen de grootste groepen wordt een bureaustructuur ingevoerd, binnen de andere productgroepen wordt de functie teamcoördinator ingevoerd. De managers vormen samen een managementpool van waaruit zij flexibel ingezet kunnen worden voor leidinggeven aan groepen, programma’s en projecten.
Organisatie en inrichting
Overeenkomstig besluit van PS van 22 mei 1996 is de provinciale organisatie gebaseerd op een eendienstmodel onder leiding van de directeur-secretaris. Ten aanzien van de implementatie van de controlfunctie, de versterking van de kader‑ stelling en de stroomlijning van de stafmatige ondersteuning wordt gewerkt aan een herinrichting van de staf (processen en structuur). Flexibele inzet en ombuigingen apparaatskosten
Overeenkomstig het Collegeprogramma zet de ambtelijke organisatie zich zo flexibel mogelijk in. De medewerkers worden reeds in algemene dienst aangenomen en niet meer voor een specifieke functie. Waar nodig en mogelijk worden medewerkers onder‑ ling tussen groepen “uitgeleend” en in projecten ingezet. Tijdens de algemene beschouwingen in juni 2004 is gedebatteerd over mogelijke extra ombuigingen in de eigen provinciale organisatie. Dit heeft geleid tot de toezegging van het college van GS om de bezuinigingen op het eigen apparaat te laten oplopen tot € 1 miljoen in 2007. In de eerste helft van 2006 zullen de nog te realiseren ombuigingen van 2 ton per jaar vanaf 2007 nader worden ingevuld.
Na een gebruiksperiode van ruim 30 jaar loopt de provincie Drenthe tegen de capaciteits‑ en flexibiliteitsgrenzen van haar huisvesting aan. Daarnaast heeft de dualisering ook gevolgen gehad voor de eisen die het bestuur aan de huisvesting stelt. Een en ander zal resulteren in een strategisch huisvestingsbeleidsplan, waarin de structurele oplossingsrichting voor de langere termijn wordt aangegeven. Een voorstel hiertoe zal de staten bereiken, teneinde ook de staten van de nodige informatie te voorzien. Integriteit
De provinciale organisatie heeft het onderwerp integriteit actief opgepakt. Maatregelen hiertoe zijn het instellen van een checklist voor de meest kwetsbare handelingen, een beroepscode, diverse regelingen en richtlijnen, het instellen van een Meld‑ en advies‑ punt integriteit en aanscherping van het sollicitatie- en aanstellingsbeleid.
215
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
4. Financiën Subsidiebeleid
Overeenkomstig het Collegeprogramma, waarbij prioriteit wordt gelegd bij de herziening van het subsidiebeleid, is de Algemene subsidieverordening (ASV) gewijzigd. Met de nieuwe ASV wordt de nadruk gelegd op sturing en afrekening op meetbare prestaties en resultaten van de instellingen die subsidie ontvangen. De implementatie is projectmatig aangepakt en inmiddels vrijwel afgerond. Nog lopende werkzaamheden naar aanleiding van het project zijn overgedragen aan de lijnorganisatie. Positionering en invulling rollen financiële functie
De verantwoordelijkheden op het gebied van de kaders van het financieel beleid zijn centraal belegd. De opbouw en doorontwikkeling van de interne controles maken een steeds nauwer deel uit van het rechtmatigheidsmanagement. Daarnaast zal, nadat in 2005 een onderzoek naar het weerstandsvermogen heeft plaatsgevonden, een onder‑ zoek plaatsvinden naar nut en noodzaak van gestructureerd risicomanagement.
- Doorontwikkeling van de begroting in overleg met PS en GS. - Doorontwikkeling van de jaarstukken conform het duale stelsel (voortgaande doorontwikkeling van de Jaarstukken 2004). - Nadere uitwerking van een concernbrede systematiek voor de formulering van doelstellingen en de beschrijving van beleid om te komen tot een verdere ontwikkeling en beschrijving van provinciale doelstellingen binnen de kaders van het Collegeprogramma; hierbij wordt ook de inzet vanuit PS meegenomen. - Voortgaande harmonisatie en integratie in de concerncyclus van bedrijfsvoerings documenten en beheersdocumenten in het kader van programmamanagement. - Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheden van Invoering van een rapportage over de voortgang van de politieke prioriteiten over het lopende jaar in het najaar ‑ na de begrotingsvergadering ‑ bij wijze van politieke voortgangsrapportage aan het bestuur, met daarbij een actualisatie van de begroting uit oogpunt van recht matigheid 5. Informatie Algemeen
Bij het financieel beheer is in 2005 verder vorm gegeven aan het werken vanuit een samenhangend managementbeheerskader. Daarmee is reeds een aanvang gemaakt door de implementatie van een herziene Regeling budgethouders die gekoppeld is aan de mandaatregeling. Voor het dagelijkse beheer van de budgetten in relatie tot het bedrijfsvoeringssysteem ProBIS geldt, dat in 2006 toegewerkt wordt naar een volledige implementatie van een maandritme en een organisatiebreed wijzigingsbeheer. Voorts wordt toegewerkt naar een meer volledige informatievoorziening door middel van een geautomatiseerd activabeheer en een meer vanuit het systeem ondersteunde productie van de begroting, rapportages en de jaarstukken.
De ambities van de provincie zijn steeds meer gerelateerd aan het programma Andere overheid ten behoeve van de modernisering van het openbaar bestuur. Dit heeft ook gevolgen voor het informatiebeleid van de provincie. Onder de noemers van e‑govern‑ ment, e‑dienstverlening en e‑provincies vinden in 2006 tal van ontwikkelingen plaats. Het implementeren van e‑dienstverlening betreft het invoeren van nieuwe vormen van dienstverlening, bijvoorbeeld via internet. Dit heeft zowel een externe component (bijvoorbeeld informatieuitwisseling rond subsidie‑ en vergunningsprocessen) als een interne component (namelijk het aansluiten van interne processen op deze andere wijze van communiceren en afhandelen). In beeld moet worden gebracht wat de organisa torische en technologische consequenties zijn.
Instrumenten
Communicatie
De begroting‑ en rekeningcyclus bestaat met ingang van dienstjaar 2005 volledig uit onderdelen zoals deze zijn aangegeven in het BBV, aangevuld met specifieke documenten die hun plaats in de jaarcyclus hebben. Op het gebied van de documenten voor de planning- en controlcyclus vindt een verdere doorontwikkeling plaats. Deze doorontwikkeling bestaat onder meer uit de volgende acties.
Communicatie is geen doel op zich, maar een instrument dat bijdraagt aan het bereiken van beleidsmatige doelstellingen. Communicatie wordt ingezet ten behoeve van: - een betere wisselwerking tussen politiek bestuur, de ambtelijke organisatie en de samenleving; - een duidelijker beeldvorming van de provincie bij de relevante doelgroepen.
Financieel beheer
216
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
Informatiebeleid
De provincie Drenthe streeft naar meer uitwisseling met haar partners via digitale weg. De realisatie van elektronische dienstverlening zal leiden tot het verder openstellen van het provinciale netwerk en een verdergaande verwerking van digitale documenten. Randvoorwaarden voor deze ontwikkelingen zijn de geschikte technische infra structuur en de beveiliging daarvan. In 2006 zal hiervoor een start gemaakt worden met het opwaarderen van de technische infrastructuur, gericht op de bekabeling (het netwerk). Ook zal het beveiligingsbeleid, zoals in 2005 reeds opgesteld, in 2006 verder verankerd worden in het informatiebeleid. Het ontwerp van het calamiteitenplan zal in 2006 een vervolg moeten krijgen zodat ook het inzicht in de gevolgen voor de organisatie verkregen wordt en keuzes hierover gemaakt kunnen worden. Archieffunctie en informatiestromen
Het project Digitalisering documentaire Informatievoorziening beoogt een verbetering en standaardisering tot stand te brengen in de registratie, verwerking en archivering van documenten in de organisatie. In 2006 wordt een stap voorwaarts gepland ten aanzien van de digitalisering van de documentaire informatievoorziening. Aansprekende voorbeelden zijn integratie van de stateninformatie in de postregistratie en een koppeling met het digitaal archief. Voorts het mogelijk maken dat digitale ruimtelijke plannen digitaal verwerkt kunnen worden in de provincie (project Durp).
6. Processen Een integraal managementbeheerskader
In 2006 zal werk gemaakt worden van de invoering van een integraal Management beheerskader. Het Managementbeheerskader beschrijft het stelsel van maatregelen en richtlijnen dat de beheersing en besturing van de organisatie ondersteunt in de breedste zin van het woord. Het Managementbeheerskader is een overkoepelend kader dat bestaat uit afzonderlijke componenten die een onderlinge samenhang hebben. In het Managementbeheerskader krijgen ook die onderdelen een plek, die we al hebben. Het Managementbeheerskader bestaat niet uit louter nieuwe zaken, maar heeft vooral integratie en samenhang als doel. Het Managementbeheerskader wordt stapsgewijs ontwikkeld of geactualiseerd. Een consistent kader vergroot de kwaliteit van beheersing en besturing. Om deze consistentie te versterken zal het Kwaliteitsmodel overheid (een variant op het INKmanagementmodel) in de organisatie worden geïntroduceerd. Op het vlak van monitoring en prestatiemeting wordt in 2006 voortgaande aandacht besteed aan de presentatie van indicatoren voor doelstellingen en prestaties in de diverse informatiedragers rond de cyclus van planning en control. Dit is een voort zetting van het reeds in gang gezette proces. Administratieve Organisatie (AO)
Financiële informatie
Om de financiële planning en controlcyclus goed te kunnen ondersteunen en om aan te sluiten bij vernieuwde werkwijzen van de organisatie, is een goed bedrijfsvoerings‑ systeem noodzakelijk. In dit verband is via het systeem ProBIS de afgelopen jaren het nodige gerealiseerd. Inmiddels nadert het tijdstip dat de termijn voor afschrijving van ProBIS nadert en mede in dat verband is een actualisatie op handen. In 2006 wordt op projectmatige wijze een inventarisatie gedaan van de huidige wensen en eisen aan het bedrijfsvoeringssysteem. Dit traject mondt uit in een hernieuwde aanbesteding en een herimplementatie van het systeem.
Op het vlak van de AO is 80% van meest risicovolle processen van de provincie vastgelegd en via het huisnet raadpleegbaar gemaakt. In 2006 zal op het ingeslagen pad worden voortgegaan met een vervolg op het uitgevoerde project; hierbij staat de beheersorganisatie rond de beschreven processen centraal, opdat de beschrijvingen steeds bij de tijd zullen zijn. Juridische kwaliteitszorg
Het project Juridische kwaliteitszorg is afgesloten. Alle geconstateerde verbeter‑ punten zijn in de lijn gerealiseerd dan wel opgepakt. Het is nu zaak te komen tot concernafspraken en afspraken per groep wat betreft juridische kwaliteitszorg. De taak(ontwikkeling) van de juridische consulenten wordt meegenomen bij de verdere (her)inrichting van de staf.
217
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
Resultaatgebieden 7. Waardering door medewerkers Uit recent onderzoek door het blad Intermediair is gebleken dat de provincie Drenthe landelijk de zevende plek bezet, waar het gaat om de eigen werkbeleving van de medewerkers. In het najaar 2002 zijn een werkbelevingsonderzoek en een RSI-monitor gecombineerd uitgevoerd. In 2006 wordt opnieuw een werkbelevingsonderzoek gehouden. Uit het gehouden RSI-onderzoek bleek dat de ernst van de RSI-problematiek bij de provincie Drenthe significant geringer is vergeleken met alle provincies tezamen en ongeveer gelijk aan dat van de totale beroepsbevolking. Aan de in het rapport genoemde adviezen wordt gevolg gegeven. Het ziekteverzuim is afgezet tegen lande‑ lijke cijfers bij de provincie Drenthe laag. 8. Waardering door partners en doelgroepen Waardering
Ten behoeve van de waardering door partners en doelgroepen worden verschillende acties ondernomen. Aan de voorkant van de processen wordt het nodige gedaan om de tevredenheid van partners en doelgroepen te waarborgen. In dit verband zijn de Productgroepen Handhaving en Milieubeheer gecertificeerd. Aan certificering van de Productgroep Bodem wordt gewerkt. Hiernaast vinden waar nodig in- en externe ad hoc-onderzoeken naar de tevredenheid van onze klanten plaats. 9. Waardering door derden Burgerjaarverslag
In zijn Burgerjaarverslag legt de CvdK jaarlijks verantwoording af van de burger‑ participatie en dienstverlening door de provincie en van zijn eigen werkzaamheden. Hij richt zich in dit jaarverslag rechtstreeks tot de inwoners van Drenthe. Het Burgerjaarverslag over 2004 ziet er anders uit dan het eerste: er is gestreefd naar een “meer aansprekend” jaarverslag in kleur, foto’s en tekstopmaak. Het Burgerjaarverslag blijft een wijze van verantwoording om verder te ontwikkelen.
Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de constante ontwikkeling om de kwaliteit van het werk meetbaar en ook zichtbaar te maken. Bereikbaarheid organisatie
De afgelopen jaren is periodiek de telefonische bereikbaarheid van het provincie‑ huis via een meting bekeken en vergeleken met de resultaten van vorige onderzoeken en getoetst aan de gestelde normen. De technische adviezen uit deze onderzoeken zijn voorzover mogelijk meegenomen in de aanbesteding van de vervanging van de telefooncentrale van juli 2005. Een eerstvolgende meting staat dan ook gepland voor begin 2006. 10. Concernprioriteiten voor 2006 De eindresultaten die de provincie Drenthe wil bereiken, worden gevormd door de doelstellingen en de bij de beleidsvoornemens benoemde resultaten zoals in deze begroting weergegeven zijn in het programmaplan. In dit programmaplan staan als concernprioriteiten de hoofdlijnen uit het Collegeprogramma centraal. Per programma onderdeel wordt aangegeven wat concreet de komende jaren aan de uitwerking van het Collegeprogramma gedaan wordt. Met de in deze paragraaf genoemde acties inzake de bedrijfsvoering van de provinciale organisatie wordt ervoor gezorgd dat deze eindresultaten zo doelmatig en doeltreffend mogelijk worden gerealiseerd door middel van een daarvoor optimale inrichting van organisatie, middelen en processen. Investeringen in de bedrijfsvoering
In het kader van de bedrijfsvoering zijn de komende jaren investeringen gepland in hard- en software voor de automatisering en in het kader van de uitvoering van het Huisvestingsbeleidsplan. De hiermee verbonden investeringsuitgaven zijn de volgende: Investeringen bedrijfsvoering
Hard- en software automatisering Huisvestingsbeleidsplan Totaal
2006
2007
2008
2009
578.600
1.717.800
1.011.000
335.000
29.500
7.900.250
412.500
-
608.100
9.618.050
1.423.500
335.000
218
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
Productgroep Handhaving
Overzicht personeelssterkte
23,4
24,9
25,9
2,4
3,9
2,8
4,0
Totaal hoofdkostenplaatsen
360,3
354,1
350,8
347,1
Totaal organisatieschema
525,3
518,3
522,6
517,4
51,0
51,0
51,0
51,0
5,0
5,0
5,0
5,0
17,0
30,0
20,5
30,2
1,0
1,0
1,0
1,0
15,3
13,0
9,7
5,4
0,4
0,4
0,0
0,4
Kompas Organisatie-eenheid/afdeling (zoals opgenomen
Sterkte bij de Sterkte ultimo
in de kostenverdeelstaat)
begroting van 2004
2004
Sterkte bij
Sterkte bij
de begroting
de huidige
(werkelijk) van het vorige
begroting
begrotingsjaar
berekende
2005
kosten 2006
Hulpkostenplaatsen
Overig personeel Provinciale staten
Concerndirectie
2,0
2,0
2,0
2,0
Facilitaire Groep
51,7
49,2
53,6
52,3
Oud-leden gedeputeerde staten en provinciale staten
Stafgroep Kabinet
10,6
10,9
10,4
11,3
Commissaris van de Koningin
Stafgroep Financiën en Control
19,8
20,2
20,5
20,6
55+-regeling
Stafgroep Personeel en Organisatie
16,9
16,9
16,3
16,1
SNN/NHI/SEAN
Stafgroep Automatisering
20,5
18,8
20,4
19,5
Flexibel en elders werkzaam personeel
27,1
5,3
17,5
8,6
Stafgroep Bestuurs-, Juridische en Concernzaken
25,9
21,8
24,0
23,2
Totaal overig personeel
116,8
105,8
104,7
101,7
Stafgroep Communicatie
12,5
12,4
12,6
12,6
Totaal generaal
642,1
624,1
627,3
619,1
1,0
5,6
5,6
5,8
12,1
11,1
11,1
1,0
1,0
1,0
Statengriffie Programma Land Programma Stad
Gedeputeerde staten
Stichting “Het Drentse Landschap”
1,0
1,0
1,0
Toelichting bij overzicht personeelssterkte
4,1
4,4
4,4
5,0
165,0
164,2
171,8
170,3
Productgroep Economie
25,9
27,9
25,7
25,1
Productgroep Verkeer en Vervoer
29,2
28,2
30,7
23,7
Productgroep Cultuur en Welzijn
32,7
34,5
30,8
31,3
Productgroep Wegen en Kanalen - Beheerafdeling
60,0
55,8
60,5
59,5
39,2
37,5
35,3
36,9
Productgroep Landelijk Gebied
36,7
32,6
32,9
33,9
Het vorenstaande overzicht geeft inzicht in de formatieontwikkeling binnen het provinciale apparaat. Deze informatie is op verzoek van PS aan de paragraaf Bedrijfsvoering toegevoegd. In het overzicht is voor respectievelijk de begrotingsjaren 2004, 2005 en 2006 de verwachte personeelssterkte ‑ gebaseerd op de werkelijke bezetting ‑ opgenomen die aan de basis heeft gelegen voor de berekening en de toerekening van de apparaat‑ skosten. Dit is gedaan om een relatie te behouden met de cijfers in de begrotings‑ stukken. Voor het jaar 2004 wordt ook een overzicht verstrekt van de werkelijke sterkte. De verlaging van de sterkte 2006 ten opzichte van 2005 wordt voornamelijk veroor‑ zaakt door verlaging van flexibel en elders werkzaam personeel en de overgang van personeel naar het OV‑bureau.
Productgroep Ruimte en Water
52,9
46,6
44,2
44,8
Productgroep Bodem
37,2
33,5
32,1
31,7
Productgroep Milieubeheer
44,1
30,3
30,9
30,3
Onderzoeksbureau Totaal hulpkostenplaatsen Hoofdkostenplaatsen
(voorheen Wegen en Kanalen) Productgroep Wegen en Kanalen - Bouwafdeling (voorheen Civiele Techniek)
219
Paragraaf 2.5. Bedrijfsvoering
Samenvattend overzicht van de kostenverdeelstaat Kostenverdeelstaat, structuren en geldstromen Kostensoorten
Totaal Kostenplaatsen
Interne
Toerekening
producten
aan externe producten
Lasten Salarissen en sociale lasten
32.544.383
32.544.383
0
Duurzaam roerende goederen
74.317
0
74.317
Overige goederen en diensten
8.423.920
2.423.163
6.000.757
77.861
0
77.861
5.384
0
5.384
Belastingen Inkomensoverdrachten Storting voorzieningen Afschrijvingen Toegerekende rente
473.829
0
473.829
1.091.910
0
1.091.910
346.973
0
346.973
-3.630
0
-3.630
-538.755
-325.378
-213.377
0
0
0
Baten Huren en pachten Overige goederen en diensten Onttrekkingen reserves
-34.642.168 Toegerekende apparaatskosten
10.522.382
24.119.786
-18.376.406 Doorbelasting overhead Totaal
18.376.406 42.496.192
0
0
42.496.192
Toelichting op de kostenverdeelstaat 2006
De provinciale begroting bevat per programma en daarbinnen per doelstelling de lasten en baten. De meeste lasten en baten zijn direct aan deze doelstellingen toe te rekenen. Voor een aantal (voornamelijk) lasten kan dit niet. Dit betreft de kosten van het provinciale apparaat (de apparaatskosten), waarin de kosten van het provinciaal personeel, de daaraan gerelateerde indirecte kosten en uiteindelijk ook de kosten van indirecte producten verrekend worden. Deze worden eerst verzameld per organisatie onderdeel en op basis van ingeschatte mate van inspanning aan de doelstellingen
toegerekend. Deze verzameling van apparaatskosten en toerekening aan doelstellingen wordt vastgelegd in de zogenoemde kostenverdeelstaat. Het startpunt van de kostenverdeelsystematiek wordt gevormd door de kosten‑ plaatsen, waarop in eerste instantie alle kosten verzameld worden. Kostenplaatsen zijn als zodanig te onderscheiden organisatorische ‑ en daarop te herleiden ‑ eenheden, waar kosten primair worden beheerst door de verantwoordelijke manager. Er is een beperkt aantal kostenplaatsen. Deze zijn te vinden in de kostenverdeelstaat. De op de kostenplaatsen verzamelde apparaatskosten worden doorberekend naar de interne producten en de externe doelstellingen (programmaonderdelen) van de organisatie. Dit is gebeurd door het totaal van de salarissen en sociale lasten per kosten‑ plaats op basis van geschatte inzet toe te rekenen aan deze producten en doelstellingen. Die toerekening is afgeleid van de urencalculaties van de medewerkers voor 2006. Zoals gebruikelijk is daarbij uitgegaan van interne rekentarieven per functieschaal, waarmee de geschatte ureninzet wordt vermenigvuldigd. Een gedeelte van de apparaatskosten is min of meer persoonsgebonden; dit zijn enkele door de manager te beïnvloeden “materiële apparaatskosten”, zoals reis‑ en verblijf‑ kosten, dienst‑ en schutkleding etc. Deze materiële apparaatskosten zijn toegerekend door middel van een algemene opslag. De kosten van interne producten bestaan uit toegerekende apparaatskosten en overige kosten, zoals bijvoorbeeld afschrijvings‑ en onderhoudskosten van gebouwen. Het totaal van de kosten van de interne producten wordt door middel van een opslag toegerekend aan de apparaatskosten die rechtstreeks naar de externe doelstellingen worden toegeschreven. Daarbij worden enkele uitzonderingen gemaakt. Oud-leden gedeputeerde staten, voormalig personeel, 55+’ers, SNN/NHI en Het Drentse Landschap zijn niet verhoogd met de opslag voor interne producten. Daaraan ligt de gedachte ten grond‑ slag dat bij deze uitzonderingen een relatie ontbreekt tussen de salariskosten en de interne producten van de provincie. In de gehanteerde systematiek bedraagt de opslag voor interne producten ‑ met uitsluiting van de hiervoor genoemde uitzonderingen ‑ voor het jaar 2006 84% op de direct aan externe doelstellingen toegerekende apparaatskosten. Daarbij moet gezegd worden dat dit percentage weliswaar een kengetal is, maar dat dit daarmee geen bedrijfseconomische norm oplevert. Het gaat om een intern verrekenmechanisme met als doel te komen tot een goede toerekening van interne kosten, zoals het BBV die voorschrijft.
220
Paragraaf 2.6. Verbonden partijen
Paragraaf 2.6.
Verbonden partijen
Algemeen Deze paragraaf schenkt aandacht aan de verbonden partijen van de provincie Drenthe, conform het BBV. In het BBV wordt onder “verbonden partijen” verstaan: een privaat‑ rechtelijke of publiekrechtelijke organisatie, waarin de provincie zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft. Een bestuurlijk belang betekent dat de provincie op enigerlei wijze zeggenschap heeft, hetzij omdat de provincie een zetel in het bestuur heeft, hetzij omdat ze mee kan stemmen. Een financieel belang houdt in dat de provincie middelen ter beschikking heeft gesteld die ze kwijt is in geval van faillissement. Voorts heeft de provincie een financieel belang indien financiële problemen bij de verbonden partij kunnen worden verhaald op de provincie. De verbonden partijen voeren beleid uit dat de provincie ook (gedeeltelijk) zelf had kunnen uitvoeren. Daarom blijft de provincie verantwoordelijkheid dragen voor het bereiken van de doelstellingen die door de verbonden partijen worden beoogd en die veelal onderdeel vormen van de elders in deze begroting gepresenteerde programma’s. Deze verantwoordelijkheid uit zich zowel op het beleidsmatige als het budgettaire vlak en is de ratio achter het voortaan opnemen van deze paragraaf in begroting en jaarverslag. Om PS in staat te stellen haar kaderstellende en controlerende taken uit te voeren, wordt hieronder aangegeven in welke verbonden partijen de provincie bestuurlijk én financieel participeert en van welke vorm van verbondenheid er sprake is (rechts‑ persoon, gemeenschappelijke regeling en dergelijke). Per verbonden partij is voorts vermeld onder welk programma de beleidsmatige doelstellingen vallen die door de deelname in deze partij worden nagestreefd. Indien ervoor is gekozen samen te werken in een privaat‑ in plaats van publiek rechtelijke vorm, liggen hieraan in de regel redenen van risicomijding ten grondslag. In geval van privaatrechtelijke samenwerkingsverband is het financiële risico dat de provincie loopt namelijk beperkt tot de geldelijke inbreng.
Het begrip “verbonden partijen” houdt in dat participaties in NV’s, BV’s, v.o.f.’s, commanditaire vennootschappen en gemeenschappelijke regelingen hieronder vallen. Ook stichtingen en verenigingen kunnen onder de verbonden partijen vallen indien de provincie een zetel in het bestuur heeft en financiële risico’s loopt. Een stichting of vereniging die jaarlijks subsidie krijgt, maar waaraan geen andere financiële verplich‑ tingen zitten met een juridische afdwingbaarheid door derden, is geen verbonden partij. Een eventuele morele verplichting tot betaling in geval van problemen kan het wel verstandig maken de stichting of vereniging in de paragraaf Weerstandsvermogen op te nemen. Indien de provincie een aanzienlijk bestuurlijk, maar geen financieel belang heeft, kan dit belang in het desbetreffende programma genoemd worden. Naast de hiervoor genoemde participaties maken ook deelnemingen, waarbij de provincie aandelen heeft in een NV of BV, deel uit van de verbonden partijen. In het BBV wordt over de verbonden partijen voorgeschreven dat in de begroting een in aparte paragraaf ten minste aandacht moet worden geschonken aan: - de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting; - de beleidsvoornemens omtrent de verbonden partijen. Met andere woorden: Wat willen we met deze partijen? Hoe past de uitvoering van de taken binnen onze provinciale programma’s ? Hoe dragen zij bij aan het uitvoeren van het door de provincie gewenste beleid? Nota bestuursfuncties In oktober 2001 is de Nota bestuursfuncties uit 1992 herijkt. In de nota wordt vooral ingegaan op de bestuurlijke functies die door gedeputeerde staten of leden van provinciale staten (of in hun opdracht door provinciale ambtenaren of op hun verzoek of aanbeveling door derden) kunnen worden vervuld bij de verschillende rechtsvormen, zoals vennootschappen, gemeenschappelijke regelingen en stichtingen. Voor wat de vervulling van deze bestuursfuncties in navolgende organisaties betreft, wordt verwezen naar deze nota.
221
Paragraaf 2.6. Verbonden partijen
Verbonden partijen I. Begroting: Programma 1.2, Interprovinciale samenwerking Missie:
Door interprovinciale samenwerking een slagvaardige provinciale organisatie. Doelstelling: IPO
Bevordering van een goede positionering van de provincie via interprovinciale samen‑ werking in het IPO en het SNN.
4. Gezamenlijke Rekenkamer Deze Gezamenlijke Rekenkamer, waaraan de drie noordelijke provincies deelnemen, is in werking getreden op 1 januari 2005. 5. OV-bureau Op 15 februari 2004 is deze gemeenschappelijke regeling vastgesteld, gezamenlijk met de stad Groningen en de provincie Groningen. Doel hiervan is het verder ontwikkelen en uitdragen van de betekenis van het OV in de regio Drenthe en Groningen, zodanig dat het sociaal-economisch belang gediend wordt en de toenemende vraag naar mobiliteit kan worden opgevangen. II. Begroting: Programma 3.0, Verkeer
A. Privaatrechtelijke rechtspersoon
Vereniging IPO Het IPO is omgezet van een gemeenschappelijke regeling naar een vereniging. De vereniging behartigt onder andere het belang van het uitwisselen van kennis en ervaring en het bundelen van deskundigheid van de deelnemende provincies. Het IWV is een bestuurscommissie van het IPO. De taken die zij behartigt liggen op het terrein van arbeidsvoorwaarden. B. Gemeenschappelijke regelingen
1. SNN Dit samenwerkingsverband behartigt onder andere het belang van de verbreding en intensivering van de samenwerking en het overleg tussen de deelnemende provinciale besturen en bevordert daarmee een goede positionering van Noord-Nederland. 2.IZR Het belang dat deze gemeenschappelijke regeling behartigt, is het belang van de provin‑ cies bij het geven van onderling gelijke aanspraken op vergoedingen van kosten van geneeskundige verzorging ten laste van de bij de provincies betrokken personen en het gezamenlijk dragen van de kosten die het voldoen aan die aanspraken met zich meebrengt. 3. BANN De gemeenschappelijke regeling had, voordat deze is aangepast, tot doel de beharti‑ ging van het bestuursdienstonderwijs in Noord-Nederland. Het bestuursonderwijs is geprivatiseerd. De gemeenschappelijke regeling is in stand gebleven om de eventuele verplichtingen ten opzichte van voormalig personeel na te kunnen komen.
Missie
Mobiliteit mogelijk maken. Privaatrechtelijke rechtspersoon
GAE Het doel van de vennootschap is de uitoefening van het luchthavenbedrijf, waaronder met name de aanleg, het onderhoud, de ontwikkeling en de exploitatie van het lucht haventerrein. Op dit moment zijn er geen private aandeelhouders. De statuten sluiten de mogelijkheid daartoe echter niet uit. Bij GAE is minder sprake van een openbaar taakkarakter. Het instandhouden van de luchthaven is van grote betekenis voor de infrastructuur. Uit het doel van de vennoot‑ schap, zoals in de statuten omschreven, komt dit aspect niet of nauwelijks naar voren. De provincie heeft een aanmerkelijk financieel belang in GAE. De uitoefening van de rechten als aandeelhouder en verstrekker van financiële middelen kan voldoende mogelijkheden bieden voor beïnvloeding en toezicht. Het commissariaat wordt vervuld door een derde. III. Begroting: Programma 5.1, Bodem Programmadoelstelling 35205, Beheer afvalstoffen
Het in samenwerking met overheden en bedrijfsleven verminderen van de milieu belasting door afvalstoffen en beheersen van risico’s en stortplaatsen
222
Paragraaf 2.6. Verbonden partijen
IV. Begroting: Programma 7.0, Economie
Dit gebeurt bij zowel nieuwe bedrijven als bestaande bedrijven. De provincie is aandeelhouder van de NOM 2. Stichting Leerstoel Regionale/Noordelijke Economie Een van de doelen van de Stichting Leerstoel Regionale Economie is het vergroten van de aandacht voor de economische problematiek van Noord-Nederland. Door middel van het verrichten van voor Noord-Nederland belangrijke onderzoeken, de organi‑ satie van symposia en de samenwerking met provinciale afdelingen economie geeft zij invulling hieraan. Er is een nauwe aansluiting met de programmalijn uit het Collegeprogramma Werk, onderwijs en kennisinfrastructuur. Centraal in deze lijn staat de Drentse ambitie om deze collegeperiode een werkgelegenheids‑ en werkloosheidontwikkeling te realiseren die gunstig afsteekt ten opzichte van het nationale beeld. De uitvoering van het huidige regionale beleid en de continuering hiervan na 2006 zijn hierbij belangrijke aandachts‑ punten. De activiteiten van de stichting regionale leerstoel sluiten nauw hierop aan. 3. Stichting Drentse Bedrijvenlocaties (DBL) De Stichting DBL heeft tot doel het stimuleren van economische activiteiten, werkgele‑ genheid en bedrijvigheid in de provincie Drenthe. De uitvoering hiervan wordt door de NOM verricht.
Missie
V. Begroting: Programma 7.0, Economie
Privaatrechtelijke rechtspersoon
Stichting LMA Het doel van de LMA is om alle meldingen te registreren van binnenlandse transporten van gevaarlijk afval, bedrijfsafval en scheepsafval. De LMA stelt deze gegevens beschik‑ baar aan de overheid ten behoeve van de handhaving, het beleid en de vergunningver‑ lening. Deze taken worden ten behoeve van de provincies en het Rijk (Ministerie van VROM) uitgevoerd. Een deel van deze taken geschiedt op grond van het bepaalde in de Wm. Het doel en de taken van de stichting betreffen een stuk verlengd rijks- en provinciaal bestuur. Bestuursrechtelijke rechtspersoon
Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Drenthe Het fonds heeft tot doel de werkzaamheden en taken te vervullen die de Wm in artikel 15.47 voorschrijft of mogelijk maakt. Het fonds beheert de uit de opbrengsten van de nazorgheffing verkregen middelen, dat nodig is om de eeuwigdurende nazorg van de onder de wet vallende gesloten stortplaatsen te waarborgen.
Het Drents economisch beleid heeft als missie het bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling en het scheppen van werk voor alle inwoners van Drenthe. Hierbij richten wij ons op activiteiten die gericht zijn op de vraagzijde (het bedrijfs‑ leven) en op de aanbodzijde (de beroepsbevolking) Concreet betekent dit: - het behoud van bestaande werkgelegenheid en het scheppen van nieuwe banen; - een hogere participatie op de arbeidsmarkt, met extra aandacht voor hen die in een achterstandssituatie verkeren. Privaatrechtelijke rechtspersonen
1.NOM De vennootschap heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de verbetering van de sociaal-economische structuur en de werkgelegenheid in de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. Dit wordt gestalte gegeven de financiering van bedrijven door middel van het verwerven van aandelen en het verstrekken van achtergestelde leningen.
Programmadoelstelling 37202, Openbaar belang nutsfuncties Doelstelling
Waarborgen openbaar belang in nutsfuncties. Privaatrechtelijke rechtspersonen
1. N.V. Essent In het “oude” nutsbedrijf Essent heeft de provincie Drenthe 2,28% van de aandelen. Sinds de vorming van Essent uit EDON en PNEM/MEGA heeft Drenthe geen commissaris meer in het bedrijf. Wel ontvangt de provincie dividend en heeft zij een stem in de aandeelhoudersvergadering. De meeste aandeelhouders streven naar verkoop van hun aandelen. Op dit moment is dat nog niet toegestaan, maar de financiering van de Zuiderzeelijn zal door de Drenthe moeten worden gefinancierd uit een deel van de
223
Paragraaf 2.6. Verbonden partijen
verkoopopbrengst. De rol van de aandeelhouders is in de afgelopen jaren beperkt als gevolg van sterk regulerend wetgeving. 2. WMD Het betreft hier een vennootschap die tot doel heeft de zorg voor en de instandhouding van de (drink)watervoorziening in haar verzorgingsgebied. Alleen de provincie Drenthe en de gemeenten in deze provincie kunnen aandeelhouder zijn. De WMD is een vennootschap die vooral een publiek belang moet dienen. Evenals met andere nutsbedrijven het geval is geweest, ontwikkelt ook de WMD zich steeds meer in de richting van een bedrijf dat, niet alleen zelf maar ook via dochterondernemingen, marktgericht werkt. Deze ontwikkeling zal kritisch worden gevolgd. VI. Begroting: Programma 8.2, Cultuur Programmadoelstelling 38304, Behoud cultureel erfgoed
Cultureel erfgoed wordt behouden en ontsloten. Dit betreft archeologie, monumenten‑ zorg, welstandszorg en architectuur, musea en geschiedenis. Privaatrechtelijke rechtspersoon
Stichting Drents Plateau De Stichting Drents Plateau is opgericht om de activiteiten te bundelen op het gebied van behoud van culturele waarden, met name op het gebied van landschaps‑, dorps‑ en stadsschoon, monumenten, archeologie, musea, regionale geschiedenis, cultuurtoerisme en (moderne) architectuur. De provincie Drenthe is naast de Vereniging van Drentse Gemeenten en de Stichting Het Drentse Welstandstoezicht medeoprichter van de stichting. Drents Plateau is een belangrijk instrument voor de uitvoering van provinciaal beleid. Drents Plateau geeft uitvoering aan een aantal wettelijke taken van de provincie (en gemeente) op het gebied van monumentenzorg en archeologie. In het provinciaal beleid heeft cultuurhistorie een belangrijke plek. Drents Plateau zet zich in voor een goede infrastructuur op het gebied van erfgoed en architectuur in Drenthe. De stich‑ ting ondersteunt en stimuleert overheden en instellingen in Drenthe om in hun beleid rekening te houden met cultuurhistorie en architectuur. Instrumenten hiervoor zijn: - onderzoek en advies - uitvoering (subsidieregelingen, gemeentelijke monumententaken) - voorlichting en educatie
Ontwikkelingen Vorig jaar werd in deze paragraaf het Europark Coevorden/Emlichheim Entwicklungsgesellschaft mbH nog genoemd als vennootschap waarin de provincie deelneemt. Vanwege het feit dat de vennootschap zich heeft ontwikkeld tot een meer marktgerichte onderneming, een exploitatiemaatschappij die economische risico’s loopt, heeft de provincie haar belang in de vennootschap beëindigd. De provincie heeft haar aandeel verkocht aan de NOM. De provincie Drenthe heeft in 2004 haar (enige) aandeel in Essent Milieu Wijster, voorheen de VAM, verkocht, waarmee elke formele beleidsbeïnvloedende band met het bedrijf is verbroken. Er resteert alleen nog de relatie als vergunningverlener en handhaver.
224
Paragraaf 2.7. Grondbeleid
Paragraaf 2.7. Grondbeleid Op grond van artikel 26 van het BBV 2004 dient het jaarverslag een uiteenzetting te bevatten over het grondbeleid. De provincie Drenthe voert echter geen (actief) grond‑ beleid. Wel worden naar behoefte, in relatie tot wegwerkzaamheden, soms stukjes grond aangekocht. Voorts merken wij op dat de realisering van de EHS een afspraak is in het Convenant IPO-LNV. Een van de instrumenten voor realisatie van de EHS is verwerving van begrensde natuurgebieden en bestaande natuurgebieden; de provincie realiseert deze aankopen door particuliere terreinbeheerderende natuurbescher‑ mingsorganisaties (Natuurmonumenten en “Het Drentse Landschap”) hiervoor een aankoopsubsidie te verstrekken. De provincie heeft een regiefunctie als het gaat om de uitvoering van het EHS-beleid, maar koopt zelf geen grond.
II.
Financiële begroting
226
Paragraaf II.1. Overzicht van baten en lasten
II.1.
Overzicht van baten en lasten, tevens Meerjarenraming 2006-2009
Programma Provinciale staten
Lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
2.407.407
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
Baten
4.644
0
0
0
0
0
Saldo
2.402.763
3.320.266
2.802.618
2.994.262
3.120.932
3.196.327
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
4.929.564
4.458.462
4.559.036
4.638.513
4.893.884
5.035.843
Baten
10.513
47.000
12.000
12.000
12.000
12.000
Saldo
4.919.051
4.411.462
4.547.036
4.626.513
4.881.884
5.023.843
Programma Bestuurlijke aangelegenheden
Programma Interprovinciale samenwerking
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
1.495.905
1.589.703
1.283.460
1.320.570
1.371.982
1.414.545
Baten
18.389
16.500
16.830
17.170
17.510
34.000
Saldo
1.477.516
1.573.203
1.266.630
1.303.400
1.354.472
1.380.545
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
542.572
912.690
778.484
792.768
833.826
856.005
Programma Openbare orde en veiligheid
Lasten Baten
0
10.450
0
0
0
0
Saldo
542.572
902.240
778.484
792.768
833.826
856.005
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
14.519.520
12.646.843
14.508.611
16.527.076
18.063.589
19.238.233
Baten
7.442.821
2.680.000
4.440.725
4.440.725
4.440.725
4.440.725
Saldo
7.076.699
9.966.843
10.067.886
12.086.351
13.622.864
14.797.508
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
20.356.340
22.033.473
20.833.670
22.011.982
21.747.723
21.983.649
Baten
7.416.460
7.566.798
4.754.881
4.849.851
4.946.746
5.080.863
Saldo
12.939.880
14.466.675
16.078.789
17.162.131
16.800.977
16.902.786
Programma Verkeer
Programma Beheer en onderhoud
227 Programma Vervoer
Paragraaf II.1. Overzicht van baten en lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
29.521.801
20.881.715
19.493.241
17.457.877
17.467.724
17.474.282
Baten
23.780.255
19.482.000
18.829.000
16.789.000
16.789.000
16.789.000
Saldo
5.741.546
1.399.715
664.241
668.877
678.724
685.282
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
3.121.893
2.901.101
3.107.441
3.079.986
3.195.375
3.271.282
Programma Waterhuishouding
Lasten Baten
812.666
783.850
796.605
796.605
796.605
794.035
Saldo
2.309.227
2.117.251
2.310.836
2.283.381
2.398.770
2.477.247
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
1.729.248
2.945.909
2.264.918
2.307.750
2.497.817
2.553.199
Baten
13.636
324.406
0
0
0
0
Saldo
1.715.612
2.621.503
2.264.918
2.307.750
2.497.817
2.553.199
Programma Milieu algemeen
Programma Bodem
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
5.300.053
12.291.786
9.216.127
12.513.014
8.520.561
9.172.488
Baten
2.517.016
8.256.160
6.091.500
9.594.580
5.692.240
5.666.816
Saldo
2.783.037
4.035.626
3.124.627
2.918.434
2.828.321
3.505.672
Programma Vergunningverlening en handhaving
Lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
3.409.283
5.675.898
5.964.704
5.129.923
5.306.637
5.460.287
Baten
752.218
885.378
871.339
45.378
45.378
45.378
Saldo
2.657.065
4.790.520
5.093.365
5.084.545
5.261.259
5.414.909
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
1.153.738
1.616.371
1.296.778
1.317.246
1.203.034
1.233.667
Baten
78.624
466.689
196.560
196.560
69.535
69.535
Saldo
1.075.114
1.149.682
1.100.218
1.120.686
1.133.499
1.164.132
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
6.796.571
6.100.598
4.946.483
5.053.004
5.216.099
5.381.070
Baten
1.388.892
1.302.606
1.308.487
1.314.429
1.320.428
1.334.434
Saldo
5.407.680
4.797.992
3.637.996
3.738.575
3.895.671
4.046.636
Programma Landelijk gebied
Programma Natuur
228
Programma Plattelandsbeleid
Lasten
Paragraaf II.1. Overzicht van baten en lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
5.542.908
10.525.941
9.206.153
9.296.587
8.724.411
8.863.930
Baten
2.895.460
1.839.401
300.000
0
0
0
Saldo
2.647.449
8.686.540
8.906.153
9.296.587
8.724.411
8.863.930
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
4.127.649
9.102.776
6.604.314
6.433.504
4.836.829
4.073.314
Baten
4.452.224
2.924.440
2.926.830
2.929.360
2.931.930
2.934.440
Saldo
-324.575
6.178.336
3.677.484
3.504.144
1.904.899
1.138.874
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
2.128.735
4.965.496
1.208.086
929.297
967.440
994.966
Baten
3.677
313.161
0
0
0
0
Saldo
2.125.058
4.652.335
1.208.086
929.297
967.440
994.966
Programma Economie
Programma Toerisme en recreatie
Programma Landbouw
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
306.803
211.767
308.851
314.067
330.400
339.375
Baten
43.867
30.706
0
0
0
0
Saldo
262.936
181.061
308.851
314.067
330.400
339.375
Programmma Ontwikkeling CWZ-beleid
Lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
15.943.552
15.913.946
833.885
839.599
879.491
902.240
Baten
4.756.650
4.690.713
0
0
0
0
Saldo
11.186.902
11.223.233
833.885
839.599
879.491
902.240
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
21.036.103
23.558.552
24.220.266
24.258.327
24.327.396
24.344.234
Baten
20.559.947
22.900.141
23.405.573
23.405.573
23.405.573
23.405.573
Saldo
476.156
658.411
814.693
852.754
921.823
938.661
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
959.416
1.158.683
617.968
324.912
365.843
370.739
Baten
113.455
113.455
0
0
0
0
Saldo
845.961
1.045.228
617.968
324.912
365.843
370.739
Programma Opgroeien
Programma Werken en leren
229 Programma Wonen en leefomgeving
Lasten
Paragraaf II.1. Overzicht van baten en lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
1.861.712
2.789.741
1.534.578
1.569.391
1.290.711
1.318.246
Baten
51.598
21.800
1.800
1.800
1.800
1.800
Saldo
1.810.114
2.767.941
1.532.778
1.567.591
1.288.911
1.316.446
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
0
0
5.103.798
5.032.168
4.920.391
5.072.761
Baten
0
0
113.455
113.455
113.455
113.455
Saldo
0
0
4.990.343
4.918.713
4.806.936
4.959.306
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
8.884.372
9.426.949
20.108.745
20.817.075
20.567.132
20.238.059
Baten
1.808.929
1.556.887
1.856.050
2.238.019
1.376.572
1.282.132
Saldo
7.075.444
7.870.062
18.252.695
18.579.056
19.190.560
18.955.927
Programma Participatie
Programma Parels van Drenthe
Programma Ruimtelijke ordening
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
2.834.146
2.900.779
2.458.586
3.358.850
3.475.000
3.538.889
Baten
90.970
0
0
0
0
0
Saldo
2.743.176
2.900.779
2.458.586
3.358.850
3.475.000
3.538.889
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
Lasten
11.176.148
8.341.725
6.998.273
6.671.274
5.788.910
4.207.794
Baten
9.909.697
2.268.901
2.553.867
2.556.721
2.550.781
2.544.841
Saldo
1.266.452
6.072.824
4.444.406
4.114.553
3.238.129
1.662.953
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
3.713.679
4.368.685
2.722.091
3.367.103
6.978.886
5.256.147
Programma Volkshuisvesting/stedelijke vernieuwing
Programma Financiering voor bestemming resultaat
Lasten Baten
92.263.315
95.149.502
102.796.199
105.483.402
107.928.684
109.827.016
Saldo
-88.549.636
-90.780.817
-100.074.108
-102.116.299
-100.949.798
-104.570.869
230
Programma Financiering bestemming
Paragraaf II.1. Overzicht van baten en lasten
2004
2005 *)
2006
2007
2008
2009
resultaat
Lasten
23.137.612
6.297.091
6.659.107
4.099.695
4.359.044
4.273.555
Baten
27.930.290
23.306.002
8.368.571
7.671.192
8.812.105
5.689.082
Saldo
-4.792.678
-17.008.911
-1.709.464
-3.571.497
-4.453.061
-1.415.527
Totaal lasten programma’s
196.936.730
196.936.946
179.640.272
182.455.820
181.251.067
180.065.125
Totaal baten programma’s
209.116.210
196.936.946
179.640.272
182.455.820
181.251.067
180.065.125
12.179.481
0
0
0
0
0
* Tot en met 5e wijziging
Saldo na bestemming
231
Paragraaf II.2. Verklaring aanmerkelijke verschillen
II.2.
Verklaring aanmerkelijke verschillen
De bedragen opgenomen in het overzicht van baten en lasten, tevens Meerjarenraming 2006‑2009, geven in sommige gevallen aanmerkelijke verschillen te zien. Hiervoor is een aantal oorzaken aan te wijzen, waarvan wij hier de voornaamste noemen. - Bepaalde begrotingsjaren bevatten incidentele uitgaven. - Voor aanvang van de opstelling van de nieuwe meerjarenraming vindt een actualisatie plaats van de te verwachten ureninzet van het personeel. Dit leidt er in vele gevallen toe dat de posten Apparaatskosten ten opzichte van de vorige meerjarenraming soms aanzienlijke verschillen te zien geven. - Elk jaar worden de boekwaarden van de financieel nog niet afgesloten investeringen geactualiseerd. Samen met de in de Voorjaarsnota vastgestelde en ten opzichte van de vorige meerjarenraming gewijzigde uitgangspunten, in casu de te hanteren rente‑ percentages, leidt dit tot geactualiseerde kapitaallasten van deze investeringen. - In de Meerjarenraming 2006‑2009 zijn de besluiten verwerkt die zijn genomen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2005. De gevolgen hiervan zijn opgenomen in het hierna volgende hoofdstuk 2.4 Nieuw beleid en ombuigingen/verhoging inkomsten per programma. - Binnen de programma’s hebben op een aantal plaatsen in de begroting verschui‑ vingen plaatsgevonden. Binnen het programma Bodem heeft een herschikking van programmaonderdelen plaatsgehad. Iets ingrijpender verschuivingen betreffen samenvoeging en verplaatsing van programmaonderdelen binnen en tussen de programma’s Natuur en Plattelandsbeleid. Het meest ingrijpend zijn de verschui‑ vingen op het gebied van het brede welzijnsbeleid. Hier heeft de doorwerking van de Contourenota Mensen in het middelpunt en de cultuurnota De Kunst van het combineren, het Beleidskader jeugdzorg en de Nota Zorg in perspectief in de systematiek van de Begroting 2006 vorm gekregen. Een en ander heeft geleid tot de invoering van een nieuwe structuur van begrotingsprogramma’s en ‑onderdelen voor deze beleidsterreinen, een en ander conform de besluiten waartoe de desbetref‑ fende beleidsnota’s in een eerder stadium al hadden geleid.
232
Paragraaf II.3. Incidentele baten en lasten
II.3.
Incidentele baten en lasten
In de Meerjarenraming 2006‑2009 zijn slechts in beperkte mate incidentele baten en lasten opgenomen. Deze zijn weergegeven in onderstaand overzicht. Bij dit overzicht wordt het volgende opgemerkt. Onder incidentele baten en lasten worden in dit geval verstaan in de jaren 2006, 2007 en 2008 geraamde baten en lasten. In de Meerjarenraming 2006‑2009 zijn de incidentele baten en lasten opgenomen waartoe reeds eerder door de staten is besloten en de incidentele baten en lasten die in de ontwerpbegroting 2006 door het college van gedeputeerde staten worden voorgesteld. In het overzicht zijn niet meegenomen die baten en lasten die elkaar opheffen; hierbij kan het gaan om een eenmalige last die wordt gedekt door een bijdrage van een derde (bijvoorbeeld het Rijk) of om een eenmalige last die wordt gedekt door een bijdrage van een reserve of voorziening. In het overzicht zijn verplichte eenmalige toevoegingen aan voorzieningen wegens rente niet meegenomen. Volgens plan aflopende tot dusverre structurele subsidies zijn in het overzicht niet meegenomen als incidentele uitgaven.
Programma
Omschrijving
Bestuurlijke aangelegenheden Ongevallenverzekering leden GS
2006
2007
2008
12.000
-
-
Beheer en onderhoud
Kosten beheer oude zandwinplassen
103.521
-
-
Waterhuishouding
Kosten Regionaal Bestuursakkoord Water
50.750
-
-
Bijdrage in kosten landelijke beverratbestrijding
24.650
-
-
4.460
-
-
Bijdrage in kosten beverratbestrijdingsorganisatie Drenthe/Overijssel Bodem
Voorz. bodemsaneringen
660.823
Vergunningverlening en
Kosten inventarisatie bronnen luchtkwaliteit
100.000
-
-
handhaving
Kosten veiligheid en vergunningverlening
100.000
100.000
-
Natuur
Bijdrage project vrijwillige weidevogelbescherming
24.378
24.377
-
Plattelandsbeleid
Kosten monitoring gebiedenbeleid
34.700
35.400
36.100
Bijdrage in kosten projectbureau Veenkoloniën
89.000
89.000
-
Economie
943.383 1.266.637
Bijdragen pilot inplaatsing melkveehouderij
300.000
-
-
Bijdrage revitalisatie bedrijventerreinen/
100.000
100.000
100.000
Bijdrage Actieprogramma ICT
500.000
750.000
750.000
Bijdrage uitvoering Provinciale agenda onderwijs en
500.000
-
-
parkmanagement
Met inachtneming van het vorenstaande ziet het overzicht er als volgt uit.
kennisinfrastructuur Werken en leren
Instandhouden steunpunt Open Universiteit Emmen
10.900
-
-
Wonen en leefomgeving
Bijdrage totstandkoming multifunctionele centra
450.000
450.000
-
Parels van Drenthe
Beleidsontwikkeling en kwaliteitsbevordering
150.000
175.000
175.000
100.000
-
-
musea Onvoltooid verleden tijd/
Kosten Cultuurhistorische Waardenkaart
taligheden Volkshuisvesting/Stedelijke
Proceskosten stedelijk gebied
33.000
33.000
-
vernieuwing
Onderzoek stedelijk gebied
25.000
25.000
-
Kosten pilot stedelijk gebied
83.000
83.000
-
233
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
II.4.
Financiële positie en toelichting
4.1. Intensiveringen In het onderstaande overzicht zijn de intensiveringen, zoals deze voortvloeien uit de Voorjaarsnota’s 2004 en 2005 per programma weergegeven. programma
Onderwerp
Bedrag 2006
Bedrag 2007
Bedrag 2008
Bedrag 2009
Verkeer en vervoer
Extra dotatie Reserve investeringen verkeer en vervoer
Milieu algemeen
Uitvoering nota energiebeleid
2.200.000
2.200.000
2.200.000
2.200.000
250.000
250.000
250.000
250.000
Voortzetting energiebeleid
150.000
150.000
250.000
250.000
Activiteiten luchtkwaliteit
100.000
Bodembeleid
Bijdragen in sanering Gasfabriekterreinen
250.000
250.000
Vergunningverlening en handhaving milieubeheer
Veiligheid en handhaving Vergunningverlening
157.500
157.500
Plattelandsbeleid
Instandhouding vitaal platteland
5.300.000
5.550.000
5.050.000
5.050.000
Economie
Renovatiebedrijventerreinen/ parkagement
100.000
100.000
100.000 750.000
Actieprogramma ICT 500.000
750.000
1.720.000
1.720.000
Cultuureducatie
250.000
250.000
250.000
Cultuurbereik
300.000
300.000
300.000
Extra dotatie Reserve versterking economische structuur Cultuur
Festivalbeleid Ontwikkeling museumbeleid Sociaal evenwicht
90.751
90.751
90.751
350.000
350.000
350.000
75.000
75.000
450.000
450.000
2.294.000
2.294.000
Onderzoek stedelijk gebied
33.000
33.000
Pilot stedelijk gebied
25.000
25.000
83.000
83.000
14.678.251
15.078.251
Zorg
Multifunctionele centra
Volkshuisvesting stedelijke vernieuwing
Dotatie Reserve stedelijke ontwikkeling
90.751
Proceskosten stedelijk gebied
Totaal
9.590.751
7.840.751
234
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
4.2.Bezuinigingen In de Begroting 2005 was een overzicht opgenomen van ombuigingsmaatregelen en maatregelen ter vergroting van de inkomsten. Een groot deel van deze maatregelen is inmiddels geïmplementeerd. In deze paragraaf doen wij een voorstel voor de begrotings technische invulling van de resterende ombuigingen. Waar dit nog niet mogelijk is, wordt een actuele stand van zaken gegeven. Hierbij gaat het om: - bijdragen waterleidingbedrijven in kosten bodembescherming/te realiseren inkom‑ sten waterleidingssector; - bezuinigingen interne organisatie; - te realiseren ombuigingen inkoop‑ en aanbestedingsbeleid; - te realiseren ombuigingen wettelijke en autonome taken. Bijdragen waterleidingbedrijven in kosten bodembescherming/te realiseren inkomsten
Bezuinigingen interne organisatie
De bezuinigingen op de interne organisatie zijn geïmplementeerd, met uitzondering van € 2 ton in 2007 en 2008. Bij de Voorjaarsnota 2006 worden concrete voorstellen gedaan om deze bezuiniging in te vullen. Te realiseren ombuigingen inkoop‑ en aanbestedingsbeleid
In de Voorjaarsnota 2005 is opgenomen dat in het begrotingsjaar 2006 een netto inkoopbesparing van € 280.000,‑‑ moet worden gerealiseerd. Om de lasten van een geprofessionaliseerde inkoopfunctie te kunnen dekken, begroot op € 120.000,‑‑ is een bruto‑inkoopbesparing nodig van € 400.000,‑‑. Op basis van een inkoopdiagnose wordt deze besparing geconcretiseerd. Wij maken hiermee goede vorderingen. Bij het opstellen van de Begroting 2006 waren de exacte begrotingsposten nog niet bekend. Zodra dit wel het geval is, zullen wij u in verband hiermee een wijziging van de Begroting voorstellen.
waterleidingssector
Momenteel wordt overleg voorbereid met de waterleidingssector dat moet leiden tot concrete invulling van de extra inkomsten. De extra inkomsten zijn begrotings technisch ingevuld op programma 5.1, Bodem. Ten behoeve van het overleg met de waterleidingsector wordt een PvA opgesteld, op basis waarvan wordt afgesproken op welke onderdelen de waterleidingbedrijven zullen bijdragen aan dekking van provinciale doelstellingen. Programma
Onderwerp
5.1 Bodem
Te realiseren
Bedrag in
Bedrag in
Bedrag in
Bedrag in
2005 (in €)
2006 (in €)
2007 (in €)
2008 (in €)
100.000
100.00
100.000
100.000
inkomsten grond‑
Stand van zaken
Was al begrotings‑ technisch ingevuld.
waterbescherming. 5.1 Bodem
Te realiseren
150.000
400.000
400.000
inkomsten grond‑
Begroting 2006.
waterbescherming. Totaal
Voorstel bij de
100.000
250.000
500.000
500.000
Te realiseren ombuigingen wettelijke en autonome taken
In de Voorjaarsnota 2004 is afgesproken om te bezuinigen op wettelijke en autonome taken. In het navolgende overzicht concretiseren wij de invulling hiervan. Criterium hierbij is onder andere de keuze voor prestaties waar in 2004 onderuitputting is geweest. Daarnaast vindt een bijdrage plaats uit de reserve Frictiekosten ombuigingen. Deze bedraagt in 2006: € 61.000,‑‑ in 2007: € 81.000,‑‑ en in 2008: € 81.000,‑‑.
235
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
Programma
Omschrijving
Begroot oud (in €)
Bezuiniging (in €)
Begroot nieuw (in €)
3.0 Verkeer
Verkeerswaarnemingen
3.0 Verkeer
Kosten bevordering mobiliteit
6.1 Natuur
Implementatie Flora- en Faunawet
6.1 Natuur
Onderhoud provinciale groene eigendommen
6.1 Natuur
Zakelijke lasten provinciale groene eigendommen
4.540
4.540
4.540
3.900
640
640
640
7.0 Economie
Proceskosten Kompas
114.240
114.240
114.240
20.000
94.240
114.240
114.240
0.0 Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Financiële advisering overige goederen en diensten
101.676
103.709
105.783
20.000
81.676
83.709
85.783
0.0 Financiering en algemene dekkingsmiddelen
Bijdrage uit reserve Frictiekosten ombuigingen
2006
2007
2008
2006
2007
2008
50.000
51.000
53.000
10.000
40.000
41.000
43.000
159.000
159.000
159.000
24.000
135.000
135.000
135.000
10.100
10.300
10.500
10.100
0
0
0
4.080
4.160
4.250
1.000
3.080
3.160
3.250
61.000
Totaal
150.000
Voor 2009 en volgende jaren geldt dat de structurele posten uit de bovenstaande tabel worden doorgetrokken, met uitzondering van de bijdrage uit de reserve Frictiekosten ombuigingen.
4.3. Investeringen naar nut Het BBV bepaalt dat bij de raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuwe beleid afzonderlijk aandacht moet worden besteed aan de investeringen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in vervangings- en uitbreidings‑ investeringen met een economisch nut en met een maatschappelijk nut. Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of verhandelbaar zijn.
De investeringen zien er de komende jaren op begrotingsbasis als volgt uit. 2006
2007
2008
2009
578.600
1.717.800
1.011.000
335.000
578.600
1.717.800
1.011.000
335.000
29.500
7.900.250
412.500
-
1. Vervangingsinvesteringen met een economisch nut Hard- en software automatisering 2. Uitbreidingsinvesteringen met een economisch nut Huisvestingsbeleidsplan Dienstauto
18.000
-
-
20.000
47.500
7.900.250
412.500
20.000
22.390.000
18.650.000
14.800.000
7.891.500
816.804
816.804
816.804
816.804
3. Uitbreidingsinvesteringen met een maatschappelijk nut Investeringen verkeer en vervoer Relatienotagebieden Totaal
23.206.804
19.466.804
15.616.804
8.708.304
23.832.904
29.084.854
17.040.304
9.063.304
De kapitaallasten van de investeringen verkeer en vervoer komen ten laste van de Reserve infrastructuur en de Reserve investeringen verkeer en vervoer.
236
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
4.4. Financiering In de Meerjarenbegroting 2006-2009 zijn de boekwaarden van de onderstaande activa als volgt geraamd. Activa
1a. Materiële activa met een maatschappelijk nut 1b. Materiële activa met een economisch nut 2a. Financiële activa (deelnemingen) 2b. Financiële activa (bijdragen in activa derden)
Per 1 jan. 2006
Per 1 jan. 2007
Per 1 jan. 2008
Per 1 jan. 2009
50.536.621
69.202.769
82.924.057
91.949.303
8.785.441
8.135.177
16.444.881
15.523.370
852.925
852.925
852.925
852.925
5.494.822
5.729.886
5.877.266
5.936.601
2c. Financiële activa (versterkte geldleningen)
38.272.232
36.864.662
36.162.667
35.479.132
Totaal
103.942.041
120.785.419
142.261.796
149.741.331
Voor de financiering van deze activa zijn de volgende geraamde middelen beschikbaar. Financieringsmiddelen
Per 1 jan. 2006
Per 1 jan. 2007
Per 1 jan. 2008
Per 1 jan. 2009
1a. Algemene reserves
28.831.156
23.251.439
19.344.209
15.945.328
1b. Bestemmingsreserves
37.148.174
41.018.427
41.479.281
40.151.427
1c. Voorzieningen
5.273.790
6.383.190
7.492.590
8.601.990
1d. Voorzieningen (middelen van derden)
7.480.197
4.949.359
4.619.723
4.298.383
2. Opgenomen langlopende geldleningen
3.879.821
3.312.596
907.560
340.335
3. Incidentele financieringsmiddelen
40.000.000
30.000.000
30.000.000
30.000.000
Totaal
122.613.138
108.915.011
103.843.363
99.337.463
Zoals uit bovenstaand overzicht valt af te leiden, wordt het komende jaar nog een overschot aan financieringsmiddelen verwacht van € 18.671.097,-- maar slaat dit overschot daarna om in een tekort aan fiancieringsmiddelen van: 2007: € 11.870.408 2008: € 38.418.433 2009: € 50.403.868 De omslag van het financieringsoverschot in een financieringstekort wordt met name veroorzaakt door een afname van de algemene reserves en een forse toename van de investeringen in de wegensector. Op 27 september 2004 hebben Rijk, VNG, UvW en IPO in een bestuurlijk overleg een akkoord gesloten over de beheersing van het EMU-saldo van de lokale overheden.
In dit kader is onder meer afgesproken dat de afzonderlijke lokale overheden vanaf de Begroting 2006 het EMU-saldo in hun begroting opnemen. Dit saldo bedraagt voor Drenthe - € 18.851 miljoen. Dit tekort houdt in hoge mate verband met het hoge investeringsniveau in 2006.
237
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
4.5. Stand en verloop van reserves In het BBV wordt onder andere voorgeschreven dat aandacht wordt besteed aan de stand en het verloop van de reserves en de voorzieningen. Bij de vaststelling van de Nota reserves en voorzieningen in de statenvergadering van 15 juni 2005 is u toegezegd dat u voor de begrotingsbehandeling nadere informatie zult ontvangen over het verloop van de verschillende reserves.
Naam reserve
2.01. Reserve infrastructuur
2006
2007
2008
2009
aanvang jaar
572.257
617.608
589.576
789.097
vermeerdering
45.351
-
199.521
226.669
vermindering
-
28.032
-
-
617.608
589.576
789.097
1.015.766
aanvang jaar
16.117.665 21.621.632
24.416.653
25.637.881
vermeerdering
5.503.967
3.536.525
3.557.991
3.485.031
741.504
2.336.763
3.506.834
24.416.653 25.637.881
25.616.078
einde jaar 2.02. Reserve investeringen verkeer en
In onderstaand overzicht wordt de stand en het te verwachten verloop van de reserves weergegeven, waarbij de reserves worden onderscheiden in: a. algemene reserves b. bestemmingsreserves Wij merken hierbij op dat aan de inschatting van de mutaties per jaar onzekerheden kleven.
verloop
2. Bestemmingsreserves
vervoer
vermindering einde jaar 2.03. Reserve wegenbeheer
aanvang jaar
237.837
284.061
235.500
281.076
vermeerdering
46.224
-
45.576
-
vermindering Naam reserve
verloop
2006
2007
2008
2009
8.762.102
5.086.930
2.778.573
773.901
-
-
-
-
vermindering
3.675.172
2.308.357
2.004.672
773.901
einde jaar
5.086.930
2.778.573
773.901
0
aanvang jaar
14.178.715 14.462.289 14.751.535 15.046.566
1. Algemene reserves 1.01. Saldireserve
vermeerdering
1.02. Reserve voor algemene doeleinden
vermeerdering vermindering einde jaar 1.03 Reserve flexibel beleid
aanvang jaar
295.031
-
-
- 239.101
124.861
-
-
-
vermindering
613.119
313.119
114.240
114.240
einde jaar
552.220
239.101
124.861
10.621
4.725.000
3.150.000
1.575.000
0
aanvang jaar vermindering einde jaar
-
-
281.076
281.076
4.539.551
5.018.618
4.592.827
4.149.305
479.067
-
-
-
-
425.791
443.522
452.392
einde jaar
5.018.618
4.592.827
4.149.305
3.696.913
aanvang jaar
2.414.718
1.239.446
274.198
11.094
-
-
-
-
vermindering
1.175.272
965.248
263.104
11.094
einde jaar
1.239.446
274.198
11.094
0
103.521
270
270
270
-
-
-
-
aanvang jaar vermindering
2.05. Reserve beheer Zuidoost-Drentse vaarwegen
vermeerdering
14.462.289 14.751.535 15.046.566 15.347.497 552.220
48.561 235.500
vermeerdering
300.931
-
vermeerdering
Totaal saldi aanvang dienstjaar
289.246
1.165.339
vermeerdering
1.04. Egalisatieres. uitv. Collegeprogramma
283.574
- 284.061
einde jaar 2.04. Reserve beheer Meppel - De Punt
aanvang jaar
- 21.621.632
2.06. Reserve exploitatie zandwinplaatsen
aanvang jaar vermeerdering vermindering
103.251
-
-
-
270
270
270
270
aanvang jaar
243.160
231.815
231.815
231.815
einde jaar 2.07. Reserve grondwaterheffing
-
-
-
-
vermeerdering
249.579
249.579
249.579
249.579
1.575.000
1.575.000
1.575.000
-
vermindering
260.924
249.579
249.579
249.579
3.150.000
1.575.000
0
0
einde jaar
231.815
231.815
231.815
231.815
28.831.156 23.251.439 19.344.209 15.945.328
238
Paragraaf II.4. Financiële positie en toelichting
Naam reserve
verloop
2.08. Reserve uitoefenen bestuursdwang
aanvang jaar
2.09. Reserve Nationaal Milieubeleidsplan
2006
2007
2008
2009
320.000
320.000
320.000
320.000
vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
-
-
-
-
2009
0
vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
-
-
1.500.000
-
1.500.000
1.500.000
0
0
727.306
524.306
324.306
126.306
-
-
-
-
320.000
320.000
320.000
759.300
759.300
-
-
-
-
vermeerdering
einde jaar
vermindering
203.000
200.000
198.000
126.306
einde jaar
524.306
324.306
126.306
0
aanvang jaar
450.000
239.000
89.000
-61.000
-
-
-
-
2.17 Reserve kosten flankerend beleid
aanvang jaar
-
-
-
-
einde jaar
759.300
759.300
759.300
759.300
aanvang jaar
870.000
870.000
870.000
870.000
-
-
-
-
vermeerdering vermindering
211.000
150.000
150.000
-
einde jaar
239.000
89.000
-61.000
-61.000
5.544.913
5.544.913
5.544.913
5.544.913
-
-
-
-
2.18. Reserve frictiekosten ombuigingen
-
-
-
-
870.000
870.000
870.000
870.000
aanvang jaar
70.594
70.594
70.594
70.594
vermeerdering
11.345
11.345
11.345
11.345
vermeerdering
2.19. Risicoreserve BTW-compens.fonds
aanvang jaar
vermindering
11.345
11.345
11.345
11.345
vermindering
einde jaar
70.594
70.594
70.594
70.594
einde jaar
617.352
301.352
0
0
aanvang jaar vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
316.000
301.352
-
-
einde jaar
301.352
0
0
0
aanvang jaar
160.000
200.000
213.000
202.000
vermeerdering
40.000
13.000
-
-
-
-
11.000
56.000
vermindering einde jaar aanvang jaar vermeerdering
200.000
213.000
202.000
146.000
1.900.000
1.675.512
1.447.329
1.218.776
-
-
-
-
224.488
228.183
228.553
228.554
1.675.512
1.447.329
1.218.776
990.222
aanvang jaar
-
-
-
-
vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
-
-
-
-
einde jaar
0
0
0
0
vermindering einde jaar 2.15. Reserve Soc.en Cult.ontwikkeling
2008
1.500.000
759.300
einde jaar
2.14. Reserve versterking econ.structuur
2007
1.500.000
320.000
vermindering
2.13. Reserve uitvoering SOL
2006
1.500.000
759.300
vermeerdering
2.12. Reserve uitv. 2e fase relatienota
aanvang jaar
einde jaar
vermindering
2.11. Reserve ontgrondingenheffing
verloop
2.16. Reserve Stedelijke ontwikkeling
aanvang jaar vermeerdering
2.10. Reserve monit.voorm.stortplaatsen
Naam reserve
Totaal saldi aanvang dienstjaar
-
-
-
-
5.544.913
5.544.913
5.544.913
5.544.913
37.148.174 41.018.427 41.479.281 40.151.427
239
Paragraaf II.5 Toelichting op belangrijke ontwikkelingen
4.6. Stand en verloop van voorzieningen In dit onderdeel wordt ingegaan op de stand en het verloop van de voorzieningen waarbij deze worden onderscheiden in: a. “eigen” voorzieningen b. voorzieningen gevormd voor middelen van/door derden In het navolgende overzicht zijn de standen, de toevoegingen en de onttrekkingen in meerjarenperspectief weergegeven. Nadrukkelijk merken wij ook hier op dat aan de inschatting van de mutaties per jaar onzekerheden kleven. Naam voorziening
verloop
2006
2007
2008
Naam voorziening
verloop
4.02. Voorz. Jeugdhulpverlening
aanvang jaar
aanvang jaar vermindering einde jaar aanvang jaar
2009
1.064.115
1.064.115
1.064.115
-
-
-
-
2009
600.000
vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
-
-
-
-
600.000
600.000
600.000
600.000
-
481.723
481.723
481.723
vermeerdering
660.823
-
-
-
vermindering
179.100
-
-
-
einde jaar
481.723
481.723
481.723
481.723
4.04. Voorz. Grondkosten Vinex-locaties
1.071.396
810.000
540.000
270.000
23.570
17.820
11.880
5.940
aanvang jaar
aanvang jaar
275.940
270.000
0
1.252.074
1.289.363
1.032.000
772.660
37.562
20.389
12.660
4.880
aanvang jaar
-
-
1.064.115
1.064.115
vermeerdering vermindering
752.792
752.792
-
-
vermindering
-
-
-
4.05. Voorz. Stedelijke vernieuwing
4.06. Voorz. Openbaar vervoer
752.792
752.792
752.792
752.792
aanvang jaar
3.328.200
4.437.600
5.547.000
6.656.400
vermeerdering
1.109.400
1.109.400
1.109.400
1.109.400
-
-
-
-
4.437.600
5.547.000
6.656.400
7.765.800
128.683
128.683
128.683
128.683
vermeerdering
-
-
-
-
vermindering
-
-
-
-
einde jaar
281.880
540.000
-
-
Totaal saldi aanvang dienstjaar
287.820
810.000
1.064.115 752.792
einde jaar
284.966
einde jaar
-
-
aanvang jaar
vermindering
1.064.115 752.792
vermindering 3.04. Voorz.grrot onderhoud museum
1.064.115
vermeerdering einde jaar 3.03. Voorz.kapitaallasten kunstwerken
2008
600.000
vermeerdering vermeerdering
3.02. Voorz.groot onderhoud provinciehuis
2007
600.000
einde jaar 4.03. Voorz. Bodemsanering
3. “Eigen” voorzieningen 3.01. Voorz.spaarregeling comp.verlof
2006
600.000
128.683
128.683
128.683
128.683
5.273.790
6.383.190
7.492.590
8.601.990
-
278.025
272.000
167.540
einde jaar
1.289.636
1.032.000
772.660
610.000
aanvang jaar
2.000.000
0
0
0
40.000
-
-
-
2.040.000
-
-
-
vermeerdering vermindering einde jaar 4.07. Voorz. Saneringsm.industrielawaai
aanvang jaar vermeerdering vermindering einde jaar
4.08. Voorz. Beeldende Kunst
aanvang jaar vermeerdering vermindering einde jaar
4. Voorzieningen (middelen van derden) 4.01. Voorz. Spaarhypotheken
4.09. Voorz. Nrd.acheologisch depot
aanvang jaar vermeerdering vermindering einde jaar
1.580.000
1.768.000
1.966.000
2.174.000
188.000
198.000
208.000
219.000
-
-
-
-
1.768.000
1.966.000
2.174.000
2.393.000
aanvang jaar vermeerdering vermindering einde jaar
Totaal saldi aanvang dienstjaar
0
0
0
0
825.961
0
0
0
-
-
-
-
825.961
-
-
-
0
0
0
0
10.640
0
0
0
-
-
-
-
10.640
-
-
-
0
0
0
0
140.127
0
0
0
-
-
-
-
140.127
-
-
-
0
0
0
0
7.480.198
4.949.359
4.619.723
4.298.383
240
Paragraaf II.5 Toelichting op belangrijke ontwikkelingen
II.5.
Toelichting op belangrijke ontwikkelingen
Uitkering Provinciefonds
De voorzichtigheid die wij in acht nemen bij de raming van de uitkering uit het Provinciefonds heeft mede bijgedragen tot de rekeningoverschotten die wij in de afgelopen jaren hebben behaald. Praktijk is dat de meevallende uitkeringen uit het Provinciefonds dermate laat in het jaar blijken dat deze extra middelen niet meer besteed kunnen worden. Wij hebben daarom onze ramingsystematiek enigszins aange‑ past. Voor het Begrotingsjaar 2006 blijven wij de volledige Behoedzaamheidsreserve inhouden. Voor de overige jaren houden wij 75% in; wij nemen dus aan dat wij 25% terugontvangen. Dit is nog steeds voorzichtig, maar naar onze mening verantwoord. Het voorspellen van de uitkering uit het Provinciefonds blijft overigens lastig.
Algemene uitkering
2006
2007
2008
2009
56.485.421
57.879.716
58.729.630
59.539.169
4.665.823
4.665.823
4.665.823
4.665.823
Totale uitkering
bij: integratieuitkeringen
61.151.244
62.545.539
63.395.453
64.204.992
Voorjaarsnota 2005
56.398.000
57.697.000
58.432.000
4.753.244
4.848.539
4.963.453
171.852
171.852
171.852
4.555.753
4.679.018
4.676.418
25.639
2.331-
115.183
4.753.244
4.848.539
4.963.453
Verschil Verklaring ROOS-middelen Vervallen doeluitkering Overige; accres- en behoedzaamheidsreserve
In 2006 worden (opnieuw) de middelen voor de regionale omroep in verband met de nieuwe Mediawet toegevoegd aan het Provinciefonds. Deels zaten de middelen voor de regionale omroep reeds in het Provinciefonds. Met de nieuwe Mediawet zijn de provincies volledig financieel verantwoordelijk voor de regionale omroepen en hebben zij de zorgplicht gekregen om de omroepen in stand te houden op het voorzieningen‑ niveau van 2004. De toevoeging aan het Provinciefonds vindt op een vergelijkbare wijze plaats als dit in 2002 is gebeurd. Ook de herverdeeleffecten in verband met deze operatie pakken voor Drenthe licht negatief uit. Verschil met de operatie in 2002 is dat ook de ROOS‑middelen ten behoeve van het Nozema zenderpark zijn overgeheveld van de OCW‑begroting naar het Provinciefonds.
Totaal verklaring
Opcenten op de motorrijtuigenbelasting
Het tarief voor de opcenten op de motorrijtuigenbelasting wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor Drenthe vindt deze indexering plaats op basis van het vierjarig gemiddelde van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. Ten opzichte van de stand in de Voorjaarsnota 2005 is dit cijfer licht gedaald, door een iets lagere (geraamde) inflatie. Volgens het Centraal economisch plan 2005, bijlage A4, bedragen deze cijfers:
Stijgingspercentage
Vorengenoemde ontwikkelingen leiden tot de volgende raming voor het Provinciefonds.
2002
2003
2004
2005
Gemiddeld
3,4
2,1
1,2
1,25
1,99
Door de (verwachte) daling van de inflatie daalt ook het verwachte stijgingspercentage. Voor het eerst heeft dit gevolgen voor het jaar 2006. Deze verwachting en de voorgenomen verhoging toegepast op het meerjarenperspectief leidt tot de volgende ontwikkeling van het opcententarieven per 1 april: 2006
2007
2008
2009
77,4
79,0
80,5
82,1
241
Paragraaf II.5 Toelichting op belangrijke ontwikkelingen
Op grond van de huidige gegevens en genoemde aannames is een raming gemaakt van de verwachte ontwikkeling van de opbrengst opcenten MRB. In de navolgende tabel is de raming voor 2006 en komende jaren uitgaande van de hiervoor genoemde uitgangspunten weergegeven. De genoemde bedragen op de regel Voorjaarsnota betreffende de totale verhoging, dus indexering en extra verhoging. Bedragen x € 1.000
2006
2007
2008
2009
Voorjaarsnota 2005
35.845
36.953
37.693
0
Begroting 2006
35.781
36.858
37.593
38.342
-64
-95
-100
38.342
Verschil
Overige ontwikkelingen
Voor de verdere toelichting op belangrijke ontwikkelingen geldt, dat deze aan de orde zal zijn in de bij deze begroting behorende Nota van aanbieding, voorzover de ontwik‑ kelingen niet reeds aan de orde zijn geweest bij de desbetreffende programma’s in het programmaplan van deze begroting.
242
Afkortingenwijzer
Afkortingenwijzer AMK AO ASV BANN BBV BKV BPE BRP BZK CBK CBM CEMT CHW CPB CROW CvdK CWZ DBL EG EHS EKW EMW EU EZ FBE FFW GAE GGOR GS GWW
Archeologische Monumentenkaart Administratieve Organisatie Algemene subsidieverordening Bestuursacademie Noord‑Nederland Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten Beeldende kunst en vormgeving bodemprestatie-eenheden bruto regionaal product Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ministerie van) Centrum Beeldende Kunst Centraal Bureau Motorrijtuigenbelasting Commission Européenne des Ministres de Transport cultuurhistorische waardenkaart Centraal Planbureau Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting) Commissaris van de Koningin cultuur, welzijn en zorg Drentse Bedrijvenlocaties (Stichting) Europese Gemeenschap ecologische hoofdstructuur Europese Kaderrichtlijn water Essent Milieu Wijster Europese Unie Economische Zaken (Ministerie van) faunabeheereenheid Flora‑ en Faunawet Groningen Airport Eelde gewenst grond- en oppervlaktewater regiem gedeputeerde staten Grondwaterwet
ICT INK IPO ISV iWSR IZR KAVB KRW LMA LNV LOP MFD MKB MRB MUP-VV NBW NBW NMP NNBT NNGB NOM NPC NSW NVD NWW OV OZB PBc PKB PMP POP
informatie- en communicatietechnologie Instituut Nederlandse Kwaliteit Interprovinciaal Overleg Investeringsbudget stedelijke vernieuwing instrumentarium Watersysteemrapportage Interprovinciale Ziektekostenregeling Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur Kaderrichtlijn water Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (Stichting) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van) Landschapsontwikkelingsplan Milieufederatie Drenthe midden- en kleinbedrijf motorrijtuigenbelasting Meerjarenuitvoeringsprogramma verkeer en vervoer Nationaal Bestuursakkoord Water Natuurbeschermingswet Nationaal Milieubeleidsplan Noord-Nederlands Bureau voor Toerisme Nederlandse Norm Gezond Bewegen Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij Netherlands Pavement Consultants Natuurschoonwet netwerk veilig Drenthe niet werkende werkzoekenden openbaar vervoer onroerendezaakbelasting Provinciale Bibliotheekcentrale planologische kernbeslissing Provinciaal Meerjarenprogramma Provinciaal omgevingsplan
243 POV PS PUP PvA RDW RPC RPCP SGB SNN TJS VROM VV VVBD Wav WB21 WBB Wm WMD WOK WRO WVO
Afkortingenwijzer
Provinciale omgevingsverordening provinciale staten Provinciaal uitvoeringsprogramma plan van aanpak Rijksdienst voor het Wegverkeer Rijksplanologische Commissie Regionaal Patiënten Consumenten Platform Subsidieregeling gebiedsgericht beleid Samenwerkingsverband Noord-Nederland Tienjarenscenario Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Verkeer en Vervoer Verkeers- en Vervoersberaad Drenthe Wet ammoniak en veehouderij waterbeheer 21ste eeuw Wet bodembescherming Wet milieubeheer Waterleidingmaatschappij Drenthe werk, onderwijs en kennisinfrastructuur (Programmalijn) Wet op de Ruimtelijke Ordening Wet verontreiniging oppervlaktewateren
244
Begroting 2006
Begroting 2006