Versie april 2010
Bestnr. 85 74 86
Bandenspanningcontrolesysteem XC100007
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2012 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Inhoudsopgave 1.
Afvalverwijdering verbruikte elektrische apparaten
3
2.
Algemene aanwijzingen
3
3.
Informatie over uw bandenspanning- controlesysteem
4
4.
Omvang levering
4
5.
Technische gegevens
4
6.
Verklaring voor de schermweergave
5
7.
Ingebruikneming van het bandenspanningcontrolesysteem
6
8.
Menu- item – 1 – Instelling en programmering van een sensor
10
9.
Menu- item – 2 – Instelling en programmering van de bandenspanning
12
10. Menu- item – 3 – Instelling en programmering van de weergave voor bandenspanning en -temperatuur
13
11. Menu- item – 4 – Instelling en programmering van de tijd en datum
15
12. Menu- item – 5 – Weergave van de alarmregistraties
17
13. Opmerkingen over de afzonderlijke alarmfuncties
18
14. Menu- item – 6 – Een sensor uit het systeem verwijderen
21
15. Afsluitende informaties
22
16. Onderhoud en reiniging
23
17. CE- conformiteit
23
18. Garantie
24
2
1. Afvalverwijdering van elektrische/elektronische apparaten Defecte en afgedankte elektrische en elektronische apparaten zijn recyclebaar en mogen niet samen met het normale huishoudafval verwijderd worden. In overeenstemming met de EU-richtlijn 2002/96/EU over afgedankte elektrische en elektronische apparaten moeten deze gescheiden afgevoerd worden. Neem contact op met de handelaar bij wie het product gekocht is of met de verantwoordelijke autoriteiten, om te vernemen hoe u het apparaat op milieuvriendelijke wijze kunt recyclen.
2. Algemene aanwijzingen Lees, voordat u het bandenspanningcontrolesysteem in gebruik neemt, de onderstaande punten zorgvuldig door en neem de aanwijzingen in acht. 1.
De zicht voor de bestuurder mag door het aanbrengen van de monitor of de gekozen positie van de monitor niet belemmert worden. 2. Controleer zorgvuldig of de monitor goed vastzit en niet kan verschuiven. Controleer regelmatig de houder, voordat u het voertuig beweegt. 3. Overtuig u er van dat de veiligheid bij het rijden steeds gewaarborgd is. 4. Controleer in regelmatige afstanden de sensoren en of deze goed vastgeschroefd zijn op de ventielen. Gebruik hiertoe een beetje water, welke u over het ventiel laat lopen om een eventuele luchtstroming vast te stellen. 5. De onderdelen mogen niet demonteert en de componenten niet geopend worden. Daardoor kan de werking van het apparaat belemmert worden of onderdelen beschadigen, alsook de veiligheid tijdens rijden beïnvloeden. 6. Om een beschadiging aan de sensor of het ventiel te voorkomen, mogen deze alleen met de hand vastgedraaid worden. Gebruik hiertoe geen scherp gereedschap of voorwerpen. 7. Verwijder de batterijen als u het apparaat langere tijd niet gebruik om het uitlopen of een beschadiging van de batterijen te voorkomen. 8. Gebruik regelmatig een beschermingsmiddel tegen corrosie voor de schroefdraad van de ventielen en sensoren om een beschadiging door weersinvloeden te voorkomen. Dit geldt vooral na het autowassen en in de wintermaanden. Gebruik hiertoe gebruikelijke smeer- en corrosiebeschermingsmiddelen, die in speciale zaken verkrijgbaar zijn. 9. Controleer naast het bandenspanningcontrolesysteem in regelmatige afstanden de bandenspanning met een bandenspanningsmeter of andere geschikte apparaten, die bij tankstations aanwezig zijn. 10. Controleer of de monitor alle sensorsignalen ontvangt en deze weergeeft. De verbinding naar de sensoren gebeurt automatisch en het beste als het voertuig in beweging is. Het is goed mogelijk, dat er niet alle sensoren in een keer herkent worden, maar na en na op het display verschijnen. 11. Om een diefstal van de sensoren te voorkomen gebruikt u de meegeleverde diefstalbeveiligingen. 12. Gebruik geen defecte of beschadigde sensoren. Vervang deze direct door reservesensoren die in speciale zaken verkrijgbaar zijn.
3
3.
Informatie over uw bandenspanningcontrolesysteem
Het systeem dient voor een continue en directe bewaking van de bandenspanning en de bandentemperatuur. Het bestaat uit een lcd- scherm, 4 sensoren met diefstalbeveiliging en een 12 V bordspanningstekker voor de sigarettenaansteker. Het kan uitgebreid worden met extra sensoren (worden niet meegeleverd) tot max. 7 banden (bijv. voor de aanhangwagen met 2 banden of het reservewiel). De waarden van de sensoren worden permanent naar het lcd-scherm overgedragen. Door verschillende instellingen op de monitor kunnen eveneens verschillende alarmen geactiveerd en weergegeven worden. Dit kan bijv. bij een te lage spanning of een te hoge spanning in verhouding tot de geprogrammeerde standaardspanning van de banden gebeuren. Door de controle kan de optimale bandenspanning gewaarborgd worden en daarmee een onnodig brandstofverbruik of onnodige bandenslijtage vermeden worden. U kunt hiermede voor een goede toestand van de banden en het voertuig zorgen en u heeft steeds de zekerheid dat de bandenspanning en de temperatuur juist zijn. 4.
Omvang levering
1 x Lcd- scherm opklapbaar 4 x Sensor 4 x Diefstalbeveiliging 1 x Bordspanningsstekker voor 12 V sigarettenaansteker 4 x Gewichten (elk 10 g) voor het balanceren van de banden 2 x Inbussleutel 1 x Gebruiksaanwijzing 1 x Garantiekaart incl. serienummers en ID- nummers 5.
Technische gegevens lcd scherm
Frequentiebereik: Bedrijfstemperatuur: Ingangsspanning: Gewicht: 5.
433,9 MHz -30° ~ +70°C 5V via 12V bordspanningstekker, 2 x 1,5 V AA met batterijwerking ca. 72 g
Technische gegevens sensor
Frequentiebereik: Bedrijfstemperatuur: Meetbare spanningsbereik: Nauwkeurigheid: Type batterij: Gewicht:
433,9 MHz -30° ~ +85°C 0 ~ 13 bar / 0 ~ 188 psi +/- 0,15 bar / +/- 2,0 psi Li-Mn CR1632 ca. 8 g
Opmerking: het betreft een harmoniseerde frequentiebereik, welke storingsvrij voor andere zendsignalen is.
4
6.
1
Verklaring van de beeldschermweergaven
Positie
Weergave van de actuele bandenpositie en de bijbehorende informaties 2. Sensorstoring Alarmsymbool bij een sensorstoring 3. Weergave reservewiel Weergave sensor voor het reservewiel, indien deze uitgerust is met een sensor 4. Weergave aanhangwagen Weergave sensoren van de aanhangwagen, indien deze aanwezig zijn. 5. Spanning Toont de hoogte van de actuele bandenspanning. 6. Eenheid Toont de mogelijke drukeenheid bar, kPa en psi naar keuze. 7. Temperatuurkeuze Toont de gekozen temperatuureenheid (°C / °F) 8. Status batterij Toont de status van de batterij (bij gebruik met batterij) 9. Hoge temperatuur Alarmsymbool voor te hoge temperatuur van de band 10. Weergave standaardspanning Symbool voor de hoogte van de standaardspanning 11. Hoge spanning Alarmsymbool bij een te hoge bandenspanning 12. Lage spanning Alarmsymbool bij een te lage bandenspanning 13. Daling van de spanning Alarmsymbool bij een snelle daling van de spanning 14. Temperatuurweergave Laat de actuele bandentemperatuur zien
5
7. Ingebruikneming van het bandenspanningcontrolesysteem • • • •
Haal de monitor, de sensoren en de diefstalbeveiligingen uit de verpakking en controleer de onderdelen op transportbeschadiging. Gebruik geen defecte onderdelen. Monteer de monitor op een geschikte plaats. Let er op, dat de monitor het rijden en het zichtveld beslist niet belemmert. Sluit de monitor via de meegeleverde bordspanningstekker aan of gebruik 2x 1,5 V AA batterijen. Voor het 12V gebruik mag u uitsluitend de meegeleverde kabel aansluiten, gebruik nooit een andere kabel welke niet voor dit systeem gemaakt is. Voor het inschakelen van de monitor drukt u aan de zijkant de aan/uitschakelaar op "ON". Op het display worden nog geen sensoren weergegeven omdat deze nog niet op de ventielen geschroefd zijn. Deze weergave is bij de ingebruikneming normaal.
Aanwijzingen voor gebruik met batterijen U kunt de monitor ook met batterijen gebruiken als u de 12 V bordspanningkabel niet wilt gebruiken. Voor gebruik met batterijen handelt u als volgt: • • • •
Draai de monitor met de achterkant naar boven (display naar beneden), zodat het batterijvakdeksel zichtbaar is. Verwijder het batterijvakdeksel. Neem 2x 1,5 V AA batterijen en plaats deze in het batterijvak. Let daarbij op de juiste polariteit van de batterijen. Na het plaatsen van de batterijen, plaatst u het batterijvakdeksel weer terug op zijn plaats. Voor het inschakelen van de monitor drukt u op de rechter zijde de aan/uitschakelaar op "ON".
6
Belangrijke aanwijzingen 1. Gebruik uitsluitend de meegeleverde bordspanningstekker, deze bezit een geïntegreerde spanningsomvormer. 2. Na het uitschakelen van de monitor wordt bij sommige voertuigen de aansluiting voor de 12V bordspanningstekker niet meer met stroom verzorgt en de monitor schakelt uit. Het uitschakelen van de monitor kunt u voorkomen, als er batterijen in de monitor geplaatst zijn en deze voldoende capaciteit bezitten. Als dit het geval is schakelt de monitor automatisch over op batterijwerking, zodra de 12V stroomtoevoer onderbroken wordt. 3. Bij het stilzetten van het voertuig, worden de voor het laatst gemeten waarden weergegeven en deze veranderen zich weer zodra het voertuig in beweging komt. Bij werking op batterijen gaat de monitor na ca. 10 minuten op stroombesparingsmode. 4. Als er geen batterijen geplaatst zijn en de stroomtoevoer via de 12 V aansluiting wordt onderbroken, kunnen geen alarmsignalen en informaties weergegeven worden omdat de monitor uitgeschakeld is. 5. Trek de 12 V bordspanningstekker als u het voertuig langere tijd niet gebruikt. Anders kan dit tot een te hoog spanningsverlies van de auto-accu leiden, waardoor de auto eventueel niet meer kan starten. Ingebruikneming en monteren van de meegeleverde sensoren De meegeleverde sensoren zijn telkens met de bandpositie gekenmerkt. Deze zijn als volgt: FL: Front left - Voor links FR: Front right – Voor rechts RL: Rear left – Achter links RR : Rear right – Achter rechts
Opmerking: de sensoren zijn reeds op de overeenkomstige positie vooraf geconfigureerd. Let op: de bandenpositie moet steeds vanuit de zicht van de bestuurder bekeken worden.
7
Installeren • Schakel de monitor in tijdens het installeren van de sensoren, om direct het herkennen van de sensoren mogelijk te maken. • Verwijder de beschermdop op de ventielen. • Als u gebruik maakt van de meegeleverde diefstalbeveiliging (wordt aanbevolen) moeten deze eerst over het ventiel geplaatst worden voordat u de sensoren monteert. Zorg er voor, dat zich de schroef op een gemakkelijk toegankelijke plaats bevind, zodat u deze zonder beschadiging van het ventiel of de velg kunt aantrekken. • Schroef dan de sensor op het ventiel. Vergeet niet extra smeer- en corrosiemiddel te gebruiken. Draai de sensor met de hand vast. Gebruik geen scherpe voorwerpen of gereedschap. Let bij het installeren van de sensor op de juiste bandpositie. • Na het opschroeven van de sensor moet de diefstalbeveiliging dichter aan de sensor worden geleid en door middel van de inbussleutel vast aangetrokken worden. Let daarbij op dat de diefstalbeveiliging en de sensor in elkaar grijpen en de sensor niet meer beweegt kan worden. • Na een succesvolle installatie van de sensoren worden de gegevens (spanning en temperatuur) naar de monitor gestuurd. Opmerking: installeer alle andere sensoren zoals hiervoor beschreven.
Opmerking: de meegeleverde sensoren zijn reeds op hun bedoelde positie geprogrammeerd en worden overeenkomstig op de monitor getoond. Als er tegen de verwachting in een sensor niet juist functioneert, dan moet deze opnieuw geprogrammeerd worden. Hiermede wordt een defect van de sensor uitgesloten. De programmering van een sensor wordt verderop in deze gebruiksaanwijzing beschreven. Balanceren van de banden Bij de levering zijn balansgewichten inbegrepen.. Als door het minimale gewicht van de sensor en de diefstalbeveiliging de banden in onbalans zijn, kunnen hiermede de banden uitgebalanceerd worden. Wij raden u aan dit in een vakgarage te laten doen.
8
Monteren van de tegengewichten Voor het uitbalanceren van de banden handelt u als volgt: • Reinig de plek op de velg waar het tegengewicht aangebracht zal worden. Gebruik hiertoe alleen schoonmaakmiddelen die voor de velg geschikt zijn om een beschadiging te voorkomen. • Opmerking: het tegengewicht dient op de tegenoverliggende positie van de sensor aangebracht te worden. • Verwijder de folie op de achterzijde van het tegengewicht en breng deze aan op de plek van de velg die u eerst schoongemaakt heeft. Let op: zorg voor een correcte montage en controleer of het tegengewicht niet los kan raken. Instellingen op het display Door in de normale bedrijfsmode ca. 3 seconden op de E-toets te drukken wordt een keuzemenu geopend. Als eerste verschijnt menupunt – 1 -. Met de S-toets kunt u de afzonderlijke menupunten (1 - 6) selecteren. Door langer de S-toets in te drukken komt u terug in de normale bedrijfsmode. Let op: het systeem gaat automatisch terug naar de normale bedrijfsmode als er langere tijd geen bediening uitgevoerd wordt. Menupunten: - 1 - Instelling en programmering van een sensor - 2 - Instelling en programmering van de standaard- bandenspanning - 3 - Instelling en programmering van de weergave voor de spanning en temperatuur - 4 - Instelling en programmering van de tijd en datum - 5 - Weergave van de alarmregistraties - 6 - Een sensor uit het systeem wissen
9
8. Menupunt - 1 - : instelling en programmering van een sensor Opmerking: alle sensoren zijn bij levering reeds op de overeenkomstige bandpositie geprogrammeerd. Het programmeren voor een sensor bij de ingebruikneming is alleen nodig indien extra sensoren geprogrammeerd moeten worden of een sensor niet op het display verschijnt. Bij het opnieuw programmeren van een sensor moet een eventueel aanwezige programmering eerst uit het systeem verwijdert worden. Dit wordt gedaan zoals beschreven onder punt "Een sensor uit het systeem verwijderen". Instellingen van de sensor • Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Bevestig met de E-toets het menupunt - 1 – om de instellingen voor de sensoren weer te geven. • Op het display verschijnen de eerste 6 cijfers van de sensor ID voor de eerste bandpositie. Deze worden op het display gekenmerkt met de letter "H". • Met de S-toets komt u bij de volgende 6 cijfers van de sensor ID, deze zijn gekenmerkt met de letter "L". • Opmerking: een sensor-ID bestaat steeds uit 12 cijfers. • Door opnieuw op de „S-toets“ te drukken komt u naar de tweede bandpositie, hier kunt u zoals hiervoor beschreven de 12-cijferige sensor ID controleren. • Herhaal de procedure voor elke sensor. • Door langer op de S-toets te drukken, kunt u steeds terug naar de menukeuze.
Opmerking: posities waar er geen sensor geprogrammeerd is, wordt weergegeven met 6 streepjes en de letter "H" en 6 streepjes en de letter "L".
10
Programmeren van een sensor Voor het programmeren heeft u het overeenkomstige ID-nr. van de sensor nodig. Deze sensor-ID vindt u op de meegeleverde garantiekaart. • Roep, zoals hiervoor beschreven, de weergave van de sensorinstellingen op. Selecteer de sensorinstelling van de te programmeren bandpositie. Druk ca. 3 seconden op de Etoets om de programmering uit te voeren. • De eerste positie van de sensor-ID knippert. Opmerking: de eerste 6 posities (H) van de sensor-ID worden weergegeven. • Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken loopt u door de cijfers 0-9. • Als u bij het gewenste cijfer bent, bevestigd u deze met de E-toets. Opmerking: als u een cijfer niet wilt aanpassen, drukt u op de E-toets om naar de volgende positie te gaan. • Na de bevestiging gaat steeds de volgende positie van de sensor-ID knipperen. • Voor het programmeren van de volgende posities handelt u zoals hiervoor beschreven. • Opmerking: na het bevestigen van het 6e cijfer springt de weergave naar de laatste 6 posities (L) van de sensor-ID. • Nadat u alle cijfers geprogrammeerd heeft drukt u ca. 3 seconden op de E-toets om de invoer op te slaan. Ter bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee akoestische signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave van de sensor-ID. Opmerking: als u de instellingen niet wilt opslaan, gaat u door op de S-toets te drukken terug naar de weergavenmode.
Voer dezelfde stappen uit, zoals hiervoor beschreven, voor andere bandenposities. Opmerking: Elke sensor bezit een afzonderlijke serienummer. Deze vindt u inclusief de bijbehorende sensor-ID op de meegeleverde garantiekaart. Bewaar de garantiekaart op een veilige plaats, deze heeft u nodig voor de programmering van de sensoren en voor een eventuele garantieclaim.
11
Niet opgeslagen ID Als er een ID niet opgeslagen werd, wordt dit aangeduid met telkens 6 streepjes met de letters H en L. Een mogelijke oorzaak hiervoor kan zijn: • De 12-cijferige sensor is onderverdeeld in 4 blokken met telkens 3 cijfers. Elke blok ligt in het bereik van 001 tot 255. Een invoer onder 001 of boven 255 is niet juist en kan niet geprogrammeerd of weergegeven worden. • U heeft een sensor-ID dubbel ingevoerd.
9. Menupunt - 2 – Instellingen en programmering van de bandenspanning Opmerking: vanaf fabriek is een bandenspanning van 2,0 bar geprogrammeerd en kan eventueel verandert worden. De standaard- bandenspanning dient als referentiewaarde voor het activeren van een alarm bij een over- of onderspanning. Instellingen van de bandenspanning • Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Met de S-toets selecteert u menupunt - 2 –. Bevestig uw keuze met de E-toets om de instellingen voor de bandenspanning weer te geven. • Op het display verschijnt de eerste bandenpositie met de geprogrammeerde standaardbandenspanning. • Door de S-toets langer in te drukken kunt u altijd terug naar de menukeuze.
12
Programmering van de standaard- bandenspanning Om de standaard- bandenspanning aan te passen voert u volgende stappen uit: • Ga naar de weergave van de standaard- bandenspanning zoals hiervoor beschreven. Selecteer de instelling van de standaard- bandenspanning voor de te programmeren bandenpositie. Druk ca. 3 seconden op de E-toets om de programmering uit te voeren. • De eerste positie van de bandenspanning knippert. • Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken worden achter elkaar de cijfers 0-9 getoond. • Als u bij het gewenste cijfer bent, bevestigd u deze met de E-toets. Opmerking: als u het eerste cijfer niet wilt aanpassen, drukt u op de E-toets om naar het volgende cijfer te gaan. • Na de bevestiging gaat steeds de volgende positie ban de sensor-ID knipperen. • Voor het programmeren voor de volgende posities handelt u zoals hiervoor beschreven. • Houdt ca. 3 seconden de E-toets ingedrukt om de invoer/verandering op te slaan. Ter bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave voor de standaard- bandenspanning. • Opmerking: als u de instellingen niet wilt opslaan, gaat u door de S-toets te drukken terug naar de weergavenmode. • Voer dezelfde stappen uit voor andere bandenposities.
Opmerking: de maximaal in te stellen spanning is door het systeem begrensd. Als u bij de programmering deze waarde overschrijdt wordt de verandering in het systeem niet doorgevoerd. De max. bandenspanning ligt bij 10,4 bar / 1040 kPa / 151 psi.
10. Menupunt - 3 – Instelling en programmering van de weergave voor spanning en temperatuur Het systeem kan 3 mogelijke bandenspanningen weergeven, dit zijn bar / kPa en psi. Eveneens kan gekozen worden tussen de temperatuurweergave Celsius en Fahrenheit.
13
• Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Met de S-toets selecteert u menupunt - 3 –. Bevestig uw keuze met de E-toets.. • Op het display verschijnt de eenheid voor de bandenspanning. U herkent de actueel geprogrammeerde eenheid door de zwarte balk voor de eenheid. • Met de S-toets kunt u wisselen tussen de bandenspanning- en temperatuurweergave.
Programmering voor de eenheid van de bandenspanning • Open, zoals hiervoor beschreven, de weergave voor de spanning- en temperatuurinstelling. Druk ca. 3 seconden op de E-toets, om de programmering uit te voeren. • De eenheid voor de bandenspanning gaat knipperen. • Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken wisselt u tussen de verschillende eenheden. • U herkent aan de hand van de zwarte balk voor de eenheid welke actueel is. • Houdt, na het kiezen van de gewenste eenheid, ca. 3 seconden de E-toets ingedrukt om de invoer/verandering op te slaan. Ter bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave voor de eenheid van de bandenspanning- en temperatuur.
Programmering voor de eenheid van de temperatuurweergave • Open, zoals hiervoor beschreven, de weergave voor de eenheid voor de bandenspanning- en temperatuur. • Met de S-toets wisselt u van de spanningseenheid naar de temperatuureenheid. • Houdt de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de temperatuureenheid te programmeren.
14
• • •
Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken wisselt u de temperatuureenheid. U herkent aan de hand van de zwarte balk voor de eenheid welke actueel is. Houdt, na het kiezen van de gewenste eenheid, ca. 3 seconden de E-toets ingedrukt om de invoer/verandering op te slaan. Ter bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave van de eenheid voor de bandenspanning- en temperatuur.
11. Menupunt - 4 - Instelling en programmering van de tijd en datum Het toestel wordt met een vooraf geconfigureerde systeemtijd geleverd. Controleer dit bij de eerste ingebruikneming en pas deze eventueel aan. Het systeem heeft een 24-uurs weergave, deze kunt u eveneens instellen. De tijd loopt na het uitschakelen van de monitor verder. Weergavenmode voor de tijd en datum • Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Met de S-toets selecteert u menupunt - 4 –. Bevestig uw keuze met de E-toets en om de instelling voor de systeemtijd weer te geven. • Op het display verschijnen de eerste 4 cijfers. • De eerste twee cijfers staan voor het haar. Opmerking: er worden alleen de laatste twee cijfers van het jaar aangegeven. • De volgende twee cijfers staan voor de maand (01 – 12). • U kunt aan de hand van de getoonde kleine cijfer 1 zien dat u zich in het eerste gedeelte bevind. • Met de S-toets komt u in het tweede gedeelte, er wordt een kleine 2 getoond. • Hier staan de eerste twee cijfers voor de maand.
15
• • • • •
De volgende twee cijfers betreffen de tijd. Hier worden alleen hele uren weergegeven. Door opnieuw op de S-toets te drukken komt u in het derde gedeelte, er wordt een kleine 3 op het display aangeduid. De eerste twee cijfers staan voor de minuten. De volgende twee cijfers geven de seconden aan. Door de S-toets langer in te drukken kunt u altijd teruggaan naar menupunt – 4 -.
Programmering van de tijd en datum • • • • •
• •
Open, zoals hiervoor beschreven, de weergave voor de tijd en de datum. Druk ca. 3 seconden op de E-toets, om de programmering uit te voeren. De eerste positie van de tijd knippert. Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken worden achter elkaar de cijfers 0-9 getoond. Druk bij het gewenste cijfer op de E-toets. Het systeem wisselt dan automatisch naar het volgende cijfer. Herhaal deze procedure voor alle instellingen van de tijd en datum, totdat u bij het derde gedeelte komt, waarbij een kleine 3 op het display getoond wordt. Houdt na het instellen van de tijd en datum de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de invoer/verandering op te slaan. Ter bevestiging voor het opslaan gaat het display twee keer knipperen en er klinken twee akoestische signalen. Na het afsluiten van deze procedure gaat de monitor terug naar de weergave voor de tijd en datuminstelling. Opmerking: als u een cijfer niet wilt aanpassen, drukt u op de E-toets om naar het volgende cijfer te gaan. Door de S-toets langer in te drukken komt u altijd weer in de menukeuze.
16
12. Menupunt - 5 – Weergave van de alarmregistraties Het systeem bezit een geheugen ter registratie van de laatste 10 alarmen. Opmerking: als er al 10 registraties in het geheugen aanwezig zijn wordt automatisch steeds de oudste melding door de nieuwste overschreven. Een alarm wordt geactiveerd zodra de bandenspanning of de bandentemperatuur afwijkt van de geprogrammeerde standaardwaarde. • Houdt in de normale bedrijfsmode de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken selecteert u menupunt - 5 –. Bevestig uw keuze met de E-toets en om de instelling voor de alarmregistratie weer te geven. • Opmerking: er verschijnen op het display alleen 3 streepjes als er geen registraties aanwezig zijn. Er is dan geen keuze mogelijk. • Als er wel alarmregistraties aanwezig zijn kunt u met de S-toets de afzonderlijke alarmmeldingen selecteren.
Alarmregistratie • Als u zich in de alarmregistraties bevind kunt u met de E-toets meer informatie over het alarm oproepen. • Op het display verschijnt de bandenpositie, op welke het alarm geactiveerd werd. Op het display wordt deze band zwart weergegeven. • Eveneens verschijnt op het display de reden voor het alarm. • Opmerking: meer informatie over de enkele symbolen en alarmregistraties leest u onder het punt "Opmerkingen over de afzonderlijke alarmfuncties". • Druk op de S-toets voor meer informatie.
17
• • • • •
Op het display verschijnt het jaar en de maand van het alarm. Druk opnieuw op de S-toets voor het tweede gedeelte, hier wordt de dag en het uur weergegeven. Druk nogmaals op de S-toets om de bijbehorende minuten en seconden van het alarm weer te geven. Met de E-toets komt u weer terug naar de weergave van de afzonderlijke alarmen. Door de S-toets langer in te drukken komt u altijd weer in de menukeuze.
13. Opmerkingen over de afzonderlijke alarmfuncties
1. Alarmfunctie bij te hoge temperatuur Het systeem werd geconfigureerd, zodat er bij een bandentemperatuur van boven 75°C automatisch een alarm geactiveerd wordt. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor te hoge bandentemperatuur. Het alarm wordt automatisch na 30 seconden uitgeschakeld. U kunt het alarm ook handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandentemperatuur weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van een alarm weer in de normale weergavenmode.
2. Alarmfunctie bij een te hoge bandenspanning Als de bandenspanning boven 25% van de ingestelde standaardwaarde komt wordt automatisch een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor te hoge bandenspanning.
18
Het alarm wordt automatisch na 30 seconden uitgeschakeld. U kunt het alarm ook handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandenspanning weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode. 3. Alarmfunctie bij een te lage bandenspanning Opmerking: het alarm bij een te lage bandenspanning is onderverdeelt in 3 trappen.
Als de bandenspanning lager is dan 12,5% van de ingestelde standaardspanning, wordt automatisch een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor te lage bandenspanning en de aanduiding L1. Het alarm wordt automatisch na 30 seconden uitgeschakeld. U kunt het alarm ook handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandenspanning weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode.
Als de bandenspanning lager is dan 25% van de ingestelde standaardspanning, wordt automatisch een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor te lage bandenspanning en de aanduiding L2. Het alarm wordt automatisch na 30 seconden uitgeschakeld. U kunt het alarm ook handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandenspanning weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode
19
Als de bandenspanning lager is dan 50% van de ingestelde standaardspanning wordt automatisch een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor te lage bandenspanning en de aanduiding L1. Het alarm wordt automatisch na 30 seconden uitgeschakeld. U kunt het alarm ook handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandenspanning weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode.
4. Alarmfunctiebij extreem snelle daling van de bandenspanning Het systeem werd geconfigureerd, zodat er bij een extreem snelle daling van de bandenspanning automatisch een alarm geactiveerd wordt. Dit gebeurt nadat de bandenspanning binnen 12 seconden 0,2 bar afwijkt van de ingestelde standaardbandenspanning. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor een snelle daling van de bandenspanning. U kunt het alarm handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de bandenspanning weer normaal is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode. Waarschuwing: Als uw bandenspanningcontrolesysteem een alarm vanwege een snelle daling van de bandenspanning activeert, stopt u het voertuig onmiddellijk en controleert u de band(en) op eventuele beschadigingen. Ga beslist niet verder rijden !!
5. Alarmfunctie bij een sensorstoring Het systeem herkent automatisch de sensoren. Als een sensor defect raakt of de zendverbinding tussen sensor en monitor langere tijd niet naar behoren werkt, wordt door het systeem een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinkt een akoestisch signaal, het waarschuwingslampje en de displayverlichting knipperen en op het display verschijnt het symbool voor een sensorstoring. U kunt het alarm handmatig stoppen door een willekeurige toets in te drukken. Het rode waarschuwingslampje blijft knipperen en gaat pas uit als de sensorstoring verholpen is. Het display wisselt na het uitschakelen van het alarm weer in de normale weergavenmode.
20
6. Alarmfunctie bij een zwakke batterij Als de capaciteit van de batterij niet meer voldoende is, wordt automatisch een alarm geactiveerd. Bij een alarm klinken twee korte signalen en het symbool voor de batterij gaat permanent knipperen op het display. Opmerking: Vervang de batterijen door nieuwe of sluit het apparaat aan op het 12Vbordspanningsnet.
14. Menupunt -6- Een sensor uit het systeem verwijderen Door een sensor te wissen kan deze uit het systeem verwijdert worden. Door de sensor-ID te verwijderen wordt de sensor gewist uit de bandpositie van het systeem. Opmerking: om voor deze bandpositie een andere sensor te gebruiken, moet de nieuwe sensor eerst geprogrammeerd worden. Meer informatie hierover vindt u onder punt "– 1 – Instelling en programmering van een sensor". • Houdt, in de normale bedrijfsmode, de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt om de menukeuze te openen. • Door herhaaldelijk de S-toets te drukken selecteert u menupunt - 6 –. Bevestig uw keuze met de E-toets en om de instelling voor de sensorinstellingen weer te geven. • Door herhaaldelijk op de S-toets te drukken kunt u de positie kiezen op welke u de sensor uit het systeem wilt verwijderen.
21
• • •
Na het kiezen van de positie verwijdert u de sensor door de E-toets ca. 3 seconden ingedrukt te houden permanent uit het systeem. Let op: het verwijderen kan niet ongedaan worden gemaakt. Ter bevestiging voor het wissen knippert het display twee keer en er klinken twee akoestische signalen. Op het display verschijnen 6 streepjes op de positie, op welke de sensor gewist werd.
15. Afsluitende informaties Gebruikstemperatuur Let op een normale gebruiksomgeving en -temperatuur. De voor het lcd-scherm toegestane laagste temperatuur bedraagt –30°C. De hoogste temperatuur ligt bij +70°C. Bij opslag mag een bewaartemperatuur van 85°C niet overschreden worden. Als het lcd-scherm langere tijd aan te lage of te hoge temperaturen blootgesteld werd, kan deze daardoor beschadigd raken en niet meer perfect functioneren. Let op: wij bevelen om die reden aan het lcd-scherm uit te schakelen, indien de temperatuur onder of boven de genoemden waarden komt. Hetzelfde geldt voor de sensoren, die met een maximale gebruikstemperatuur van –30°C tot 85°C werken en niet mogen gebruikt worden wanneer de temperatuur onder of boven deze waarden komt. Controle van de banden en de bandenspanning Ook bij gebruik van dit bandenspanningcontrolesysteem bevelen wij aan om in regelmatige afstanden, ten minste een keer per maand, de banden en de bandenspanning handmatig te controleren en eventueel te corrigeren.
22
Defecte sensoren Als een sensor beschadigt raakt, moet deze onmiddellijk vervangen worden door een nieuwe sensor, anders kan het systeem niet correct werken of uw veiligheid waarborgen. Alle andere sensoren blijven functioneren en hun werking wordt niet door een defecte sensor beïnvloed.
16. Reiniging en verzorging Let op: voordat een elektrisch apparaat schoongemaakt of verzorgd wordt dient eerst de stekker uitgehaald te worden! • • • •
Maak het product alleen schoon met een vochtig doek, gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen. Maak het apparaat en de ventilatie-openingen regelmatig schoon om stof- en vuilafzettingen te voorkomen. Hoe vaak het apparaat schoongemaakt moet worden is afhankelijk van het gebruik. Het apparaat mag nooit demonteert worden voor een reiniging, wanneer het niet de bedoeling is om deze uit elkaar te halen.
17. CE conformiteitsverklaring Het product is overeenkomstig de basiseisen van de veiligheids- en gezondheidsbepalingen van de desbetreffende EG-richtlijn en norm die op dit apparaat van toepassing zijn. De CEconformiteitsverklaring vindt u of in dit document als bijlage of u kunt deze schriftelijk opvragen bij: wb compagnie GmbH Dr.-Georg-Schaefer-Str. 30 93437 Furth im Wald Germany
23
18. Garantie Schadeclaim binnen de garantieperiode Het product heeft een fabrieksgarantie van 2 jaar en begint vanaf de dag van de aankoop en heeft uitsluitend betrekking op productie- en materiaalfouten. Batterijen en accu's vallen niet onder garantie. Uitgesloten van garantie zijn vooral gebruiksmatige slijtage, onvakkundige handhaving, geopende en deels demonteerde apparaten alsook beschadigingen vanwege overbelasting van het apparaat. Een verlenging van de garantieperiode, bijv. i.v.m. een reparatie, is uitgesloten. In het geval van een garantieclaim neemt u contact op met uw leverancier. Garantie wordt uitsluitend verleent indien het apparaat zich in complete toestand bevindt, de originele aankoopnota en een korte omschrijving van de fout aanwezig zijn en voldoende gefrankeerd toegestuurd wordt. Indien geen garantieafwikkeling met uw leverancier tot stand komt, kunt u het apparaat inclusief uw volledige adresgegevens in de originele verpakking, voldoende gefrankeerd opsturen naar het volgende adres: wb compagnie GmbH Dr.-Georg-Schaefer-Str. 30 93437 Furth im Wald Germany Tel.: +49 99 73.50 02-0 Fax: +49 99 73.50 02-11 E-Mail:
[email protected] Schadeclaim buiten de garantieperiode Neem contact op met uw leverancier of neem direct contact op met wb compagnie GmbH. Omdat bij een geval van beschadiging buiten de garantie hoge verzend- en reparatiekosten ontstaan, raden wij u aan eerst contact met ons op te nemen voordat u het apparaat aanbiedt ter reparatie. Als u besluit een reparatie te laten uit te voeren moet u het apparaat voldoende gefrankeerd opsturen.
24