Axenroos: een relationeel uitwisselingsmodel Ontwerper van de axenroos is Ferdinand Cuvelier. Met de term ‘ax’ bedoelt hij: het vermogen om zich op een bepaalde wijze relationeel te gedragen. Op basis van jarenlange observatie kwam hij tot een ordening van de interacties die zich tussen mensen afspelen. De relatie tussen mensen gebeurt door de combinatie van drie componenten: 1. De wijze waarop iets wordt uitgewisseld: de bewegingen die daarbij gebeuren, zoals het geven, het aannemen, het afwijzen… -> op welke manier? 2. De inzet van de transactie: datgene wat wordt uitgewisseld. -> wat – waarom? 3. Het kanaal waarlangs de uitwisseling gebeurt: de woorden, handelingen, gebaren… -> langs welke weg?
1. De relatiewijze Onder ‘relatiewijze’ verstaan we de manier waarop met een inzet of inbreng wordt omgesprongen. We onderscheiden daarbinnen twee fundamentele bewegingen: er wordt gegeven en er wordt aangenomen. Bijvoorbeeld: -
Bij de voeding: er wordt eten gegeven en er wordt voedsel aangenomen. Bij een voorleesmoment: de begeleider vertelt en er wordt geluisterd. Bij het slapengaan: de begeleider geeft het kind nog een nachtzoen en het gaat een rustige nacht tegemoet.
We onderscheiden dus: 1. De ‘bezitters’: kunnen geven, voor zich houden, weigeren te geven. 2. De ‘niet-bezitters’: kunnen ontvangen, afwijzen.
1
De zes oervormen van de inter-persoonlijke relatie kunnen als volgt gesitueerd worden:
Deze zes relatiewijzen nemen een bepaalde positie in op de plattegrond1. Voor zover het krachten zijn, noemt Cuvelier het ‘axen’. -
Geven: aanbieden, overhandigen, iets uitdrukken. Nemen: aannemen, ontvangen, aanvaarden, tot zich toelaten, vragen om te krijgen. Houden: voor zich houden, niet geven, verzamelen, geheim houden, bijhouden. Ondergaan: over zich heen laten komen, geen echt “ja” of “neen” kunnen zeggen, lossen, zich terugtrekken, voorbij laten gaan. Aanvechten: kritiseren, uittesten, vernietigen, confronteren, agressie uiten, aanvallen. Weerstaan: zich verzetten, protesteren, niet akkoord gaan, eigen terrein beveiligen, afduwen.
Deze relatiewijzen staan niet volledig los van elkaar. Er zijn drie zones: -
-
-
1
SAMEN-zone: geven en aannemen/vragen: o er zijn harmonische interacties, de betrokkenen gaan complementair samen werken en samen leven, iemand geeft de andere neemt. UITEEN-zone: houden en ondergaan: o het zijn relatiewijzen die een verwijdering inhouden, het is een tussenzone van uiteenlopende interacties, divergent, de partners leven naast en los van elkaar. TEGEN-zone: aanvechten en weerstaan:
Gebaseerd op de Roos van Leary.
2
o
een zone van conflictueuze interacties.
De gezonde relatievorming die we beogen, is gericht op relationele evenwaardigheid. Dus niet op overheersing of onderdrukking van de ene partner door de andere. ‘Wederzijds respect’ en ‘ruimte creëren voor elkaar’ zijn waarden die thuishoren binnen een goede samenwerking.
2. De inzet De uitwisseling tussen mensen kan verschillende inhouden bevatten. De inzet is datgene, ‘dat iets’ dat wordt uitgewisseld. Het kunnen allerlei dingen zijn, maar in elk geval is het ‘iets’ dat voor de betrokkenen voldoende belangrijk is om in de relatie gebracht te worden. We onderscheiden zes categorieën van inzetten: -
-
-
Het bijzijn o Het is de fysieke tegenwoordigheid. De handeling waardoor mensen zich aanwezig stellen voor elkaar is de basis voor elk contact. Het houdt ook de aanraking, het contact, de nabijheid en de afstand in. De persoon o Het is datgene wat men van zichzelf kan laten zien. Heel wat relaties hebben als doel zichzelf kenbaar te maken, de eigen persoon en de waarden die ermee verbonden zijn over te dragen tot in iemands aandacht en waardering. Men brengt zichzelf tot uitdrukking in de hoop aanvaard te worden zoals men is. Hierbij hoort ook de ‘status’, het zich als mens erkend zien. De goederen 3
o
-
-
-
Dit behelst al wat er geschonken, gekocht, getoetst kan worden. In onze maatschappij draait een deel van de productie rondom deze inzet. De diensten o Dit is het geheel van diensten die men doet ten gunste van de anderen. In onze samenleving neemt de dienstensector een belangrijke plaats in. De informatie o Dit is de inzet die heel frequent aan bod komt. Het omvat: inlichtingen, mededelingen, nieuws, tips, roddels, kennisinhouden, enz. De hele wetenschap, het onderwijs, de media, boeken, films en kranten zijn doorgeefluiken van informatie. De richtlijnen o Dit zijn adviezen, toelatingen, beweringen, raadgevingen… van degene die weet wat en hoe iets moet gebeuren. Het zijn aanwijzingen die men door anderen wil gedaan krijgen. Denk hierbij aan de gezags- en gehoorzaamheidsrelatie.
3. De relatiekanalen Elke omgang met elkaar gebeurt via een of ander ‘kanaal’, een communicatiekanaal. Ook hierin bestaat een ruime verscheidenheid: -
Het handelingskanaal Het gebarenkanaal Het kanaal van de lichaamstaal Het kanaal van de stemgeving Het tekst- of verbale kanaal
We kunnen stellen dat het verbale kanaal andere mogelijkheden biedt dan andere kanalen. We kunnen dan onder meer verwijzen naar het verleden en naar de toekomst, we kunnen ingewikkelde constructies maken, we kunnen niet-aanwezige dingen binnenbrengen door het te verwoorden. Toch is het zo dat voor een interactie in de ‘hier-en-nu situatie’ de niet-verbale kanalen dikwijls toch beter geschikt zijn. Eén blik zegt soms meer dan honderd woorden, één glimlach doorbreekt soms eindeloze woorddiscussies.
4. De tien totemdieren De axenroos is een laagdrempelig instrument dat geregeld vertaald wordt naar het niveau van kinderen. Zelfs kleuters leren gemakkelijk de axenroos ‘zien’ en toe te passen wanneer dat op 4
een eenvoudige, concrete, beeldende manier wordt bijgebracht. De axenroos kan onder meer geïllustreerd worden door tien totemdieren die de verbeelding vasthouden. Elk totemdier symboliseert een bepaalde ax. De axenroos is een manier om de gedragingen van mensen te ordenen. In die roos is niet alleen de plaats belangrijk maar vooral ook de onderlinge relaties (wisselwerking pauw/wasbeer leeuw/kameel...). Iedereen heeft eigenschappen van àlle dieren in zich of zou die althans moeten hebben, want mensen zijn pas sociaal vaardig als ze alle axen kunnen bewandelen, m.a.w. als ze zich kunnen aanpassen aan ‘de andere’.
1. de pauw: stelt zich present
Pronken, jezelf tonen, laten zien wie je bent en wat je kunt (eigenheid), contact zoeken, iemand opzoeken, aanwezigheid (bijzijn) aanbieden, op de voorgrond treden.
Een zanger, een kunstenaar, een mannequin…
De pauw laat zijn mooiste veren zien. Hij durft ook de minder fraaie achterkant van zijn veren laten zien. Een kind dat zich gedraagt als een pauw, toont zich, stapt naar anderen toe, neemt contact op, biedt zich aan om te spelen. Het kan uitspreken waar het goed en minder goed in is, wat zijn kwaliteiten en tekortkomingen zijn.
Vb. Tijdens een kringgesprek vertelt Mieke over haar hobby's en haar vakantieplannen. Mourad is iemand die gemakkelijk naar anderen toe stapt en contacten legt.
5
Het kan eigen veranderingen, gevoelens, meningen meedelen aan anderen.
2. de wasbeer: waardeert
Waarderen, applaudisseren, feliciteren, verwelkomen, uitnodigen, luisteren, openstaan voor de ander, vragen om te laten zien.
Een fotograaf, mensen die iets bekijken…
Vb. Wannes spreekt met veel lof over zijn opa. Lola nodigt regelmatig vriendinnetjes thuis uit.
Een wasbeer heeft zwart omrande oogjes, waardoor het lijkt alsof hij een brilletje draagt om beter te kunnen zien. Hij kruipt het liefst wat hogerop zodat hij alles nog beter kan aanschouwen. Een kind dat zich gedraagt als een wasbeer, geeft aandacht aan de anderen, luistert naar wat de ander te vertellen heeft, uit zijn waardering, nodigt anderen uit om mee te spelen.
3. de bever: zorgt
Zorgen, verzorgen, verplegen, helpen, een dienst bewijzen, koesteren, knuffelen, omarmen, een kusje geven, iets geven, aanbieden, schenken, bemoederen, zorg dragen voor.
Een verpleegster, een moeder, een vader…
Vb. Op het einde van een les beeldopvoeding helpt Anneleen spontaan bij het opruimen. Rafaël zou eerder teveel weggeven, de leerkracht moet hem af en toe een beetje afremmen.
Bevers leven jarenlang in een hecht familieverband. Het zijn bovendien noeste werkers; als dammenbouwers zorgen zij voor een aangepaste biotoop voor heel wat andere dieren. Een kind dat zich gedraagt als een bever, staat klaar om te helpen, om op te ruimen, om een ander een plezier te doen. Het deelt snoepjes en/of andere bezittingen met de anderen.
4. de poes: geniet
Zich laten bedienen, zich laten verzorgen, zich tegen iemand aanvleien, op de schoot kruipen, bedanken, genieten, een snoepje of een kus vragen, een geschenk aannemen.
Een kind op de schoot, verliefde mensen…
Vb. Petra laat zich graag helpen en knuffelen. Wanneer Pol een geschenkje krijgt, geniet hij er zichtbaar van. Kristo vraagt spontaan hulp als hij iets niet kan.
Een poes vraagt om geaaid te worden. Ze begint te spinnen en te ronken als je haar vertroetelt. Een kind dat zich gedraagt als een poes, kan om hulp vragen, kan ervan genieten als anderen hun hulp aanbieden. Het is dankbaar voor wat het aangeboden krijgt (snoepjes, cadeautjes, een helpende hand...).
5. de leeuw: leidt
Uitleggen, informatie geven, nieuwtjes vertellen, instructies geven, bevelen, regels stellen, adviseren, leiding geven, raad geven, tips geven.
Een politieagent, een dirigent, een verteller…
Vb. Nadine is sterk in wiskunde, ze geeft vaak uitleg aan
De leeuw is de koning van de dieren. Hij weet altijd raad
6
wie een opdracht niet begrijpt. Omar neemt de leiding bij een groepsopdracht. Bert is eerder te bazig.
en wijst de weg. Hij neemt stevig de leiding in handen. Een kind dat zich gedraagt als een leeuw, kan uitleggen hoe een spel in elkaar zit, geeft duidelijke richtlijnen, geeft informatie aan derden, doet voorstellen, geeft advies...
6. de kameel: volgt
Volgen, gehoorzamen, meelopen, advies vragen, beluisteren, ja knikken, informeren Iemand die leest, een kind dat zijn vinger naar, uitleg vragen, aannemen van leiding of opsteekt… erom vragen. De kameel is een volgzaam woestijndier, hij loopt mee in de karavaan. Hij gehoorzaamt en draagt alle lasten zonder zeuren. Een kind dat zich gedraagt als een kameel, voert een gegeven opdracht uit, vraagt om uitleg, zoekt informatie op, vraagt raad.
Vb. Carl is een gehoorzame jongen, hij doet zijn best om elke opdracht plichtsgetrouw uit te voeren. Eveline stelt regelmatig vragen tijdens een les wereldoriëntatie.
7. de havik: vecht, valt aan
Aanvallen, klauwen, kritiek geven, in twijfel trekken, andermans (nieuw) terrein betreden, confronteren, wegduwen, onjuistheid bewijzen.
Een bokser, ruziemakende mensen…
Vb. Catherine wijst op een fout op het bord. Karel geeft Monica een duw: hij wil ook een plaats in de kring.
Met zijn scherpe blik spiedt de havik van hoog in de lucht de omgeving af, speurend naar wat lelijk, vals of slecht is. Als hij iets opmerkt, duikt hij naar beneden en grijpt met zijn krachtige klauwen en scherpe snavel naar zijn prooi. Een kind dat zich gedraagt als een havik, kan aanwijzen wat fout loopt of onjuist is. Het heeft een kritische blik en deinst er niet voor terug onrechtvaardigheden aan te vechten. Het stelt kritische vragen om te toetsen of er in datgene wat aangeboden wordt geen onjuistheden of fouten te ontdekken zijn.
8. de steenbok: weerstaat
Afweren, nee durven zeggen, weigeren, eigen terrein verdedigen, opkomen voor het eigen Iemand die de deur op slot doet, een standpunt, van zich afbijten, niet op de kop verdediger, iemand met een hoofdtelefoon laten zitten. op… Een steenbok zet zich schrap op zijn rots; hij laat er niemand anders toe. Wie te dichtbij komt, riskeert een stevige kopstoot. Een kind dat zich gedraagt als een steenbok, kan zijn terrein afbakenen. Het kan weerstaan aan eisen van anderen. Het zal hulp weigeren voor taken die het zelf aankan. Het laat zicht de 'goederen' die het niet wil aannemen in geen geval opdringen.
Vb. Vicky laat niet toe dat Kristof haar een kus geeft. Anthony weigert een huistaak te maken.
9. de uil: houdt
Voor zich houden, weigeren te geven, opsparen, verzamelen, zich erboven stellen, Iemand die een dagboek schrijft, een kind dat geheim houden, zwijgen, verstoppen, zich niet 7
niet meedoet maar alleen toekijkt…
laten kennen. Vanonder zijn halfgesloten oogleden ziet de uil wel wat er onder hem gebeurt, maar hij laat gebeuren. Hij houdt zijn snavel toe; zijn geheim blijft bewaard. Een kind dat zich gedraagt als een uil, wil soms eens alleen zijn, het blijft op afstand. Het kan informatie voor zich houden. Het wil niet altijd hulp bieden, wil niet overal aanwezig zijn, vertelt weinig over zichzelf.
Vb. Els speelt graag alleen. Jan kan heel goed een geheim bewaren. Timothy vertelt niets over zijn familie.
10. de schildpad: lost
Ondergaan, twijfelen, lossen, zich vervelen, terugtrekken, wegkruipen, schuilen, verdriet Een kind dat verdrietig is, iemand die eenzaam hebben, moe zijn, onzekerheid uitdrukken, is, iemand die bang is… contact ontwijken. Wanneer ze bang is, verdrietig of moe, trekt de schildpad zich kwetsbaar terug in haar schild. Ze zegt niet ja of niet nee als je haar benadert. Kiezen valt haar moeilijk. Een kind dat zich gedraagt als een schildpad, is onzeker, twijfelt, weet niet wat te doen. Het durft hier ook voor uitkomen. Het durft toe te geven dat het bang en moe is, en dat het iets niet kan of iets fout gedaan heeft.
Vb. Leen laat zich soms pesten. In plaats van zich te verdedigen begint ze te huilen. Aïsha haakt af wanneer een lesinhoud haar niet langer boeit.
Inherent aan dit model zijn drie stellingen die beschouwd kunnen worden als criteria voor sociale vaardigheid. 1. Voor sociaal vaardig gedrag is het nodig alle posities te kunnen innemen en daartussen soepel te kunnen wisselen. 2. Voor sociaal vaardig gedrag is het nodig de verschillende posities eenduidig in te nemen. 3. Voor sociaal vaardig gedrag is het nodig de verschillende posities constructief in te nemen.
Sociale vaardigheden aanleren, doe je niet zomaar van vandaag op morgen. Het is een langzaamaanactie. Belangrijk om hierbij op te merken is dat sociaal vaardig zijn of worden geen kwestie is van sociale overdracht (“ik zal jullie leren om sociaal vaardig te zijn”). Het is een kwestie van ervaringskansen te creëren tijdens lessen en activiteiten (“hoe was het om de voorzitter te zijn van de vergadering?”). Met het voorbeeld van de totemdieren bij de axenroos, krijg je beelden en woorden om jouw gedrag te benoemen. De axenroos en de dierensymbolen zijn een middel, maar geen doel op zich. Het helpt om jezelf beter te leren kennen, conflicten te bespreken, enz. De ene diersoort (type van gedragingen) is niet beter dan het andere. Het leert je vooral ‘kijken’ naar verschillende soorten van relatiewijzen, om deze gepast te kunnen inzetten. 8