EEN RELATIONEEL TRAUMA Li49[s>j_uZ%ü^JLy'LSLb!JÖM'tó' w#%iil n E 1 I I E L E B 3 i * # I E E f ¥ l IMJ"% * } E l v 9 W E E L
Het behandelprogramma Contextuele leer- en behandelgroepen en individuele trajecten voor alle betrokkenen bij seksueel misbruik (CLAS) kan worden ingezet bij gezinnen waar seksueel misbruik voorkomt. CLAS gaat ervan uit dat seksueel misbruik binnen gezin en familie een relationeel trauma is. JOSÉ VAN DEN HEUVEL, ELLEN FERWERDA EN FRITS BOER
?an de Nederlandse jongeren heeft ongeveer drie procent wel eens blootgestaan aan seksueel overschrijdend gedrag door een t - / volwassene binnen het gezin (Alink & Van IJzendoorn e.a., 2011). Het percentage dat seksueel overschrijdend gedrag door een broer of zus (hierna te noemen: siblings) heeft meegemaakt is even groot (Alink e.a., 2011). Toch komt het veel minder vaak voor dat jongeren worden onderzocht of behandeld na seksueel misbruik door een sibling, dan na misbruik door een volwassene. Hoe komt dit?
SPECIALISTISCHE BEHANDELING Dit verschil kan deels worden verklaard doordat seksuele ervaringen tussen siblings tot de normale seksuele ontwikkeling kunnen behoren (seksueel exploratief spel); het onderscheid met grensoverschrijdende vormen is niet altijd eenvoudig. Zeker zo belangrijk is het dilemma waarvoor de ouders staan als er wel sprake is van grensoverschrijdend gedrag: hulp inroepen voor het kind dat slachtoffer is - doorgaans de dochter betekent bekendheid geven aan het kind dat dader is veelal de zoon. Dit kan ouders ertoe brengen de zaak te bagatelliseren of te ontkennen. Omdat dit het hele gezin aangaat, is het van belang alle gezinsleden te betrekken bij het onderzoeken bij de behandeling van kinderen die seksueel misbruik door een sibling meemaakten.
INDEN DOLESCENT 5AKTÖK
We spreken in dit artikel wel over 'dader' en 'slachtoffer', maar realiseren ons dat dit de zaak te eenvoudig voorstelt. Soms is een jongere zowel dader als slachtoffer. Omdat dit artikel onleesbaar zou worden wanneer we steeds een omschrijving moeten geven als 'degene die seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond' en 'degene die seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft ondergaan', spreken we hier toch van dader en slachtoffer. In ons werk met gezinnen gebruiken we de termen 'dader' en 'slachtoffer' echter niet. Gezien de frequentie en de complexiteit van deze problematiek is een specialistische behandeling van belang. Deze vorm van misbruik vraagt namelijk een andere benaderingswijze dan misbruik gepleegd door een volwassen dader. Binnen De Rading, jeugdhulpinstelling voor de provincie Utrecht, wordt sinds 2005 het behandelaanbod CLAS ingezet. CLAS staat voor 'contextuele leer- en behandelgroepen en individuele trajecten voor alle betrokkenen bij seksueel misbruik'. CLAS kan worden ingezet bij gezinnen waar seksueel misbruik voorkomt in het gezinssysteem of de directe omgeving. Dit artikel gaat echter specifiek in op het inzetten van CLAS in situaties waarin sprake is van seksueel misbruik tussen siblings. Onze indruk is dat het aantal aanmeldingen van gezinnen waarbij sprake is van seksueel grensoverschrijdende ervaringen tussen siblings, de laatste jaren fors is toegenomen.
o v e r d e a u t e u r s J. van den Heuvel, maatschappelijk werker, contextueel-en systeemtherapeut, is werkzaam als systeemfherapeut bij jeugdhulpverleningsinstanfie De Rading in Utrecht en in praktijk de Burcht in Werkendam. P.E. Ferwerda, maatschappelijk werker, contextueel- en systeemtherapeut, werkt als systeemfherapeut bij jeugdhulpverleningsinstantie De Rading in Utrecht. Prof. dr. F. Boer is emeritus hoogleraar kinder-en jeugdpsychiatrie. Correspondentie:
[email protected].
trefwoorden bioer-züsrnisbiuik CLAS trauma seksueel misbruïÊ
Hier willen we onze visie op seksueel misbruik tussen siblings beschrijven en onze ervaring met CLAS. Voor dat we hierop ingaan, bespreken we eerst waarin misbruik tussen sibilings verschilt van misbruik door een volwassene.-
MMïiüic mmsï ¥M mm Bij misbruik door een volwassen familielid is de volwassene per definitie verantwoordelijk. Bij broerzus misbruik zijn er vaak systeemfactoren waardoor het misbruik heeft kunnen ontstaan. De vaak jonge dader kan niet de volle verantwoordelijkheid dragen voor wat hij heeft gedaan, omdat hij ten tijde van het misbruik te jong was om de consequenties van zijn daden te kunnen overzien. In het geval van seksueel misbruik door een volwassene wordt het vertrouwen in volwassenen geschaad. Kinderen moeten kunnen vertrouwen op de volwassenen die voor hen zorgen; ze zijn afhankelijk van hen. Als dat vertrouwen schade oploopt doordat het kind misbruikt wordt, zal dat zich maar moeizaam herstellen. Ook in het geval van siblingmisbruik is natuurlijk sprake van geschaad vertrouwen, maar kinderen zijn niet afhankelijk van elkaar. Het vertrouwen in volwassenen kan in het geval van siblingmisbruik wel indirect schade oplopen, omdat de ouders het kind niet hebben kunnen beschermen. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar seksueel misbruik tussen siblings; van het onderzoek dat er is, geven wij nu een overzicht. Vervolgens beschrijven we de contextuele visie van Boszormeyi-Nagy, en hoe deze vorm krijgt binnen CLAS. Daarna beschrijven we de werkwijze van CLAS en eindigen we met onze ervaringen met deze methodiek.
ONDERZOEK NAAR SEKSUEEL MISBRUIK TUSSEN SIBLINGS
16 3ND EN ADOLESCENT 'RAKTIJK
Wanneer wordt normaal seksueel gedrag misbruik? • In het gezin leren broers en zussen met elkaar om te gaan. Het is belangrijk dat daarbij ook aandacht is voor seksuele opvoeding. Siblings kunnen experimenteren met seksuele spelletjes die volkomen onschuldig zijn. Maar wanneer is het niet meer onschuldig en grensoverschrijdend? De spelletjes kunnen overgaan in seksueel misbruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag; voor kinderen zelf is het echter soms onduidelijk waar de grens ligt. Om onderscheid te kunnen maken tussen normaal seksueel gedrag en misbruik, definiëren we misbruik op basis van de volgende criteria (Dieltjens & Meurs, 2008): • Een leeftijdsverschil van meer dan vijf jaar (al worden ook wel andere getallen gebruikt). e Het bekijken, aanraken en strelen van eikaars geslachtsdelen door adolescenten. (Expliciet seksuele handelingen, zoals geslachtsgemeenschap of elkaar laten klaarkomen.)
• Een motivatie die niet past bij de ontwikkelingsfase van het kind. • Het ontbreken van vrijwilligheid. • Misbruik gaat (vaak) gepaard met dreiging, dwang, geheimhouding, macht. • Alleen plezier bij de initiatiefnemer, vaak het oudste kind. • Een van de kinderen, vaak de jongste, heeft een negatieve reactie op het contact. Er zijn in de literatuur factoren beschreven die het risico op misbruik binnen een gezin vergroten (Dieltjens & Meurs, 2008). Het gaat om de volgende factoren: • Grote gezinnen. Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen siblings komt voor in alle lagen van de bevolking. Het komt vaker voor bij grote gezinnen (zes of meer kinderen), dan op grond van het voorkomen in de algemene bevolking mag worden . verwacht. 8 Ouderlijke emotionele verwaarlozing en huwelijksproblemen. Wanneer sprake is van emotionele verwaarlozing en/of huwelijksproblemen neemt het risico op misbruik toe. Het is gebleken dat broes en zussen op elkaar terugvallen in zo'n situatie, wat kan uitmonden in seksueel grensoverschrijdend gedrag. • Gebrekkige communicatie. Gezinnen waarin niet of nauwelijks gesproken wordt over beleving, gevoelens, emoties, grenzen en normen binnen het gezin, hebben een verhoogde kans op het ontstaan van seksueel grensoverschrijdend gedag tussen siblings. • Intergenerationele problematiek. Wanneer in de voorliggende generaties misbruik heeft plaatsgevonden, neemt de kans op misbruik in het huidige gezin toe. Ouders die hun kinderen misbruiken, hebben vaak zelf een verleden van kindermishandeling. Hoewel ze weten hoe erg het is om mishandeld te worden, lukt het hen niet om hun eigen kinderen op een andere manier op te voeden. Dit gaat gepaard met gevoelens van schaamte en schuld, en leidt vaak tot sociale isolatie. Het gezin is niet meer in staat om de cirkel van mishandeling te doorbreken en mist de steun en controle van een sociaal netwerk (Gunning-Schepers, 2011). Het meemaken van seksueel misbruik in de jeugd kan levenslange gevolgen hebben voor zowel de lichamelijke als psychische gezondheid. De plaats waar het leven normaliter een veilige start krijgt, het gezin, is door het misbruik een bron van angst en onveiligheid geworden. Sommige kinderen vertonen agressief en antisociaal gedrag, terwijl andere zich terugtrekken, veel piekeren en angstig zijn (Wolzak & Ten Berge, 2008). Trauma's als gevolg van seksueel misbruik bedreigen op de lange termijn de ontwikkeling, zijn schadelijk voor de identiteitsvorming en kunnen leiden tot psychische problemen zoals PTSS, dissociatieve stoornissen, verslaving, zelfverwonding en psychosomatische klachten (Allen et al, 2008; Teeuw & Boer, 2013; Wolzak & Ten Berge, 2008).
DE CONTEXTUELE VISIE VAN BOSZORMENYI-NAGY De contextuele visie (Boszormenyi-Nagy & Krasner, 1986) gaat ervan uit dat er vier dimensies in de relationele werkelijkheid zijn: feiten, psychologie, systemische interacties en relationele ethiek. Deze zijn afzonderlijk te behandelen, maar Nagy is van mening dat ze altijd onderling verweven en onafscheidelijk zijn in hun effect op relaties. Het is de dimensie van de relationele ethiek waaraan de contextuele familietherapie haar eigenheid ontleent en die een nieuwe invalshoek toevoegt aan het therapeutische veld. Relationele ethiek gaat over de balans tussen wat mensen geven in relaties en wat zij verdienen, of gerechtigd zijn van anderen te ontvangen (Hargrave & Pfitzer, 2005; Ducommun-Nagy & Michielsen, 2008; BoszormenyiNagy & Krasner, 2005). De relationele ethiek kent de volgende uitgangspunten: • Loyaliteiten. Nagy gaat ervan uit dat kinderen onlosmakelijk verbonden zijn met hun ouders (en andere familie). Hoewel familierelaties verbroken kunnen worden, zullen kinderen loyaal blijven aan hun ouders. Als kinderen niet hun loyaliteit aan (een van) beide ouders mogen tonen, komen ze met hun gevoel in de knel, wat kan leiden tot gedragsen emotionele problemen. • Intergenerationele problemen. Nagy spreekt over intergenerationele problematiek als problematiek van generatie op generatie in een familie doorgaat. Hij benadrukt dat het van belang is om zicht te krijgen op deze intergenerationele problematiek. Als het gezin inzicht heeft in de problemen die al generaties spelen in hun familie, kan een proces op gang komen om hierin verandering te brengen. Dit is de taak van de ouders (het stoppen van de 'roulerende rekening'). • Hulpbronnen. Om therapie te laten slagen, benadrukt Nagy het belang van hulpbronnen. Daarnaast is hij ervan overtuigd dat ieder mens hulpbronnen heeft, ook als deze op dat moment niet zo gevoeld of ervaren worden. • Meerzijdige partijdigheid. Een ander belangrijk thema is de meerzijdige partijdigheid van de therapeut. Van de therapeut wordt verwacht dat hij (wisselend) partijdig is aan alle betrokkenen. Dit is iets anders dan onpartijdig zijn. Onpartijdig zijn betekent dat je neutraal bent. Bij meerzijdige partijdigheid ben je wisselend partijdig met een gezinslid, zonder oordelend te zijn naar de ander(en). Dit is ondersteunend voor de gezinsleden, en op deze manier kan de balans van geven en ontvangen in het gezin bewerkt worden. Voor Nagy is meerzijdige partijdigheid een van de belangrijkste eigenschappen van een therapeut.
DE VISIE VAN CLAS De contextuele visie van Nagy vinden wij terug in CLAS in de volgende uitgangspunten: • Allereerst moet het misbruik stoppen, moet de veiligheid hersteld worden en is er hulp bij traumaverwerking nodig. Dat geldt in de eerste plaats voor het slachtoffer, maar ook voor het betrokken systeem.
• Daarnaast is het doorbreken van onderliggende patronen binnen het gezin essentieel om herhaling te voorkomen en om een veilige context te herstellen. • Ook moet er aandacht zijn voor preventie voor de volgende generatie. Zo is het belangrijk te voorkomen dat het slachtoffer van seksueel misbruik later in zijn/haar leven dader wordt. Hulpverlening aan slachtoffers van seksueel misbruik met slechts een individueel behandelaanbod schiet in onze ogen tekort. Na het misbruik zijn de gezinspatronen, die mogelijk geleid hebben tot het seksueel misbruik, immers niet verdwenen. Voor preventie en veiligheid is het belangrijk dat het hele gezin behandeling krijgt. Individueel gerichte traumabehandeling én herstel van een veilige context zijn de twee sporen waarover verantwoorde hulpverlening moet lopen (zie o.a. Melles, Bakhuizen e.a., 1996; Gunning-Schepers, 2011; Van Rooijen, Berg e.a., 2013). Grootaers (2013) zegt daarover: "Startpunt van de CLAS-methodiek is de overtuiging dat seksueel misbruik niet kan worden begrepen en verholpen als het individu los gezien wordt van diens omgeving. CLAS gaat ervan uit dat seksueel misbruik binnen gezin en familie een relationeel trauma is, een ernstige beschadiging van de betrouwbaarheid van gezinsrelaties."
S O M S IS K ^
.1
i
Traumabehandeling, gezinsbehandeling en hulpverlening aan dader en slachtoffer gaan om bovenstaande redenen binnen CLAS hand en hand. Deze integrale behandelvorm is uniek in Nederland. Voor zover bij ons bekend, werken andere instellingen met andere behandelvormen. Uitgangspunt bij die behandelvormen is doorgaans dat de dader of het slachtoffer de cliënt is.
WERKWIJZE VAN CLAS De CLAS-behandeling kent vier fasen. Fase 1, de oriëntatiefase, duurt maximaal twaalf weken en is vooral bedoeld om genoemde risicofactoren goed te onderzoeken. In deze fase spreken hulpverleners met slachtoffer, dader en ouders apart. Zij inventariseren welke systeemfactoren en welke kindfactoren mogelijk meegespeeld hebben'bij het ontstaan van het misbruik. Daarnaast spreken de hulpverleners met ouders over hun seksuele opvoeding en het omgaan met grenzen, en kijken zij met de ouders naar hulpbronnen in hun omgeving. De oriëntatiefase sluit af met een gezinsgesprek. Na het gezinsgesprek overlegt het behandelkoppel met het behandelteam. Hieruit volgt een behandeladvies dat het behandelkoppel gaat bespreken met het gezin. In de eerste fase, of aan het begin van de tweede fase, zullen ouders ook één a twee educatieve avonden bezoeken over het onderwerp 'seksuele ontwikkeling bij kinderen en seksuele opvoeding'.
17 NR2 JUNI 2015
Box 1: Saslcia en haar broer Saskia (17) is seksueel misbruikt door haar broer die twee jaar ouder is. Het misbruik is al zes jaar geleden gestopt. Ze heeft het nu eindelijk kunnen vertellen en haar broer heeft bekend. In de oriëntatiefase spreken we Saskia en haar broer individueel, en haar ouders samen en individueel. We maken genagrammen met hen om helder te krijgen hoe de voorgeschiedenis is geweest. De ouders hebben al lange tijd huwelijksproblemen. Saskia heeft het gevoel dat er weinig aandacht voor haar was in het gezin en dat zij alles alleen moest uitzoeken. Haar broer herkent dit beeld. De ouders kunnen dit horen van hun kinderen en zien in dat
Fase 2, de behandelfase, duurt ongeveer zeven maanden waarin wekelijks één of meerdere gesprekken plaatsvinden. Het doel in deze fase is het verminderen van de traumagerelateerde klachten bij slachtoffer, het geven van psycho-educatie aan alle gezinsleden, verder nog daderbehandeling en het bewerkstelligen van adequaat ouderschap bij de ouders. Voor het slachtoffer start een traumabehandeling. Hulpverleners die werken met CLAS, maken voor de traumabehandelingen gebruik van methodes die wetenschappelijk onderzocht zijn (of worden).
door hun verschillende zienswijze op de opvoeding en bescherming van kinderen, zij een aantal zaken hebben laten liggen. In de behandelrase hebben we gesprekken met Saskia over het seksueel misbruik. Omdat ze traurnagerelafeerde klachten heeft, die v/e hebben geconstateerd met behulp van de CRIES-vrageniijst, besluiten we om Wriie
EmmmM
ËmmmMÊmmm
IS UNIEK IN NEDERLAND
junior in te zeilen. Hef is zwaar voor haar om de details van hef misbruik te bespreken. Ze blijkt een aantal gedachten te hebben die we met haar bekijken: 'Ik heb het zelf toegelaten', 'ik had gewoon moeten zeggen dat ik dit niet wilde', 'ik had het aan mijn ouders moeten vertellen'. Door die gedachten met haar te bespreken (cognitieve herstructurering) krijgt ze een andere kijk op hef misbruik; het lucht haar op om hierover te praten. Mef haar broer hebben we gesprekken over hoe hij er toe is gekomen om zijn zusje te misbruiken. Hij geeft aan zich vaak alleen gevoeld te hebben. Hij vond hef fijn om bij zijn zusje in bed te kruipen en van het een is het ander gekomen. Hij wist wel aaf het niet mocht en niet goed was, maar kon er nief mee stoppen. We spreken over hef aanvoelen van grenzen en of hij ook grenzen heeft gemerkt bij zijn zusje. Soms wel, maar hij deed alsof hij het niet merkte. Hij maakt zich zorgen om zijn zusje en wil haar heel graag helpen. Hij voelt zich schuldig en schaamt zich enorm. Met de ouders hebben we gesprekken over hun relatie en de betekenis daarvan voor hef gezin. Hoe zijn ze partners en ouders (geweest)? Ze krijgen meer zicht op wat er is misgegaan. Vooral de moeder voelt zich enorm schuldig. Vader wil meer naar hef hier en nu kijken: wat kunnen v/e nu doen om de schade te herstellen? in de derde fase bereiden we gesprekken voor tussen Saskia en haar broer. !n hef eerste gesprek spreken ze naar elkaar uit wat het seksueel misbruik heeft betekend voor ieder van hen en stellen ze elkaar vragen die hen bezighouden. Na afloop vallen ze elkaar huilend in de armen, Ze willen graag als een gewone broer en zus verder. Vervolggesprekken zijn erop gericht om hun wensen te inventariseren en vorm te geven, Gezinsgesprekken dienen om deze gezinsleden te laten uiten waf ze v/el en niet goed vinden gaan in het gezin en hoe ze het anders zouden willen. Ze worden boos op elkaar, huilen om wat er isgebeurd en hebben allemaal de behoefte om het beter te hebben samen. Ze gaan gezinsavonden houden: samen lekker eten en film kijken. Ze gaan met elkaar een dagje weg. Ds sfeer verbetert aanmerkelijk. Saskia gaat in de meidengroep waar ze contact heeft met lotgenoten. Hef doet haar zichtbaar goed om bij de andere meiden ook dezelfde gevoelens te zien, We vragen de gezinsleden aan hef eind van de derde fase waf ze nog zouden willen. Het blijkt goed te gaan mef alie gezinsleden. De ouders communiceren anders met elkaar en dat bevalt ze goed. In hef gezin is meer contact met elkaar en de sfeer is verbeterd. Saskia heeft geen traumagerelateerde klachten meer. Ze komt beter voor zichzelf op, zonder heel boos te worden. Ze voelt zich meer gehoord en gezien door haai' moeder. Haar broer en zij gaan soms samen uit en dat vinden ze allebei leuk. Ze voelen zich een 'gewone' broer en zus.
ND EN 30LESCENT AKTüK
Voor zover nu bekend in de wetenschap werkt cognitieve gedragstherapie het beste voor het verwerken van trauma. Daarom gebruikt CLAS de methodes Write Junior, EMDR en Horizongroep. Voor zowel daders als slachtoffers (in het geval van siblingmisbruik) kan gebruik worden gemaakt van Write Junior. Dit is een cognitieve schrijftherapie voor kinderen en jongeren, ontwikkeld door Lucassen en Van der Oord (2012). EMDR is een vorm van traumabehandeling die de therapeuten van CLAS niet uitvoeren, maar een hiervoor opgeleide therapeut binnen De Rading. De Horizongroep is een groepstherapie voor kinderen onder de twaalf jaar die seksueel misbruik meegemaakt hebben (Lamers-Winkelman, 2006). Parallel aan de kindergroep draait er een oudergroep. Daar krijgen ouders ondersteuning in het omgaan met een misbruikt kind. De Vrije Universiteit in Amsterdam werkt aan een versie voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar. De ouders bezoeken de therapie in dezelfde frequentie als de kinderen. De oudergesprekken dienen om hen te helpen hun beide kinderen te ondersteunen in dit proces, inzicht te krijgen in factoren die mogelijk (mede) tot het misbruik hebben geleid, en te verwerken wat in hun gezin heeft plaatsgevonden. Er is veel aandacht voor psycho-educatie; ook vinden er regelmatig gezinsgesprekken plaats. Fase 3 is de fase van patroondoorbreking en afbouw, en duurt ook ongeveer zeven maanden. Het doel van deze fase is om de patronen die het misbruik in het gezin (mede) hebben veroorzaakt, te doorbreken en de gezinsrelaties zo veel mogelijk te herstellen. Naast het individuele gedeelte is er de mogelijkheid voor slachtoffers om in een lotgenotengroep te leren het misbruik een plek te geven en het gewone leven adequaat vorm te geven, door middel van praten, creatieve vormen en lichaamsbeweging. Als ouders niet hebben deelgenomen aan de Horizongroep, kunnen hulpverleners en ouders in deze fase samen overleggen of zij aan een groep kunnen deelnemen met andere ouders die seksueel misbruik tussen twee (of meer) van hun kinderen hebben meegemaakt. Een dergelijke groep komt vijf keer bij elkaar. De deelnemers bespreken wat er is gebeurd, wat dit betekent voor hen en hoe zij
herhaling kunnen voorkomen. In tegenstelling tot de Honzow-oudergroep die staat beschreven bij fase 2, is deze groep vooral gericht op ervaringen uitwisselen en van elkaar leren. Er wordt expliciet stilgestaan bij de impact op de ouders en de gevolgen voor hun partnerschap en ouderschap. In fase 3 (maar soms ook al in fase 2, afhankelijk van het verloop van het proces) overleggen we met slachtoffer en dader over een gesprek samen. Dit gesprek wordt apart voorbereid met beiden. De voorbereiding bestaat uit het formuleren van vragen en het bedenken wat ze tegen elkaar willen zeggen. Daarna vinden minimaal twee gesprekken samen plaats. Tussen die gesprekken door zijn er individuele gesprekken waarin slachtoffer en dader terugkijken op hun gesprek, en bedenken wat er nog gezegd móet worden. We bespreken met het slachtoffer en de dader of er meer gesprekken nodig zijn en waar die over moeten gaan. Na deze gezamenlijke gesprekken plannen we een gezinsgesprek waarin beide partijen kunnen vertellen hoe ze hun gezamenlijke gesprekken beleefd hebben en wat die hen opgeleverd hebben. Gedurende fase 3 is er een aantal gezinsgesprekken om het proces dat ieder individueel doorloopt, te verbinden in het gezin. Ook is er ruimte om gezamenlijk te kijken wat nog nodig is om de doelen te behalen die in fase 1 en 2 geformuleerd zijn. Eventueel kan tot vervolghulpverlening besloten worden, als blijkt dat de gewenste doelen niet haalbaar zijn binnen CLAS. Fase 4, de afsluiting, duurt één maand. Aan het einde van fase 3 kan besloten worden tot afronding van de hulpverlening, omdat de doelen behaald zijn. Of het besluit kan juist zijn dat vervolghulpverlening nodig is. Aan het eind van fase 3 en in fase 4 gaat de frequentie van de gesprekken omlaag en bekijken de hulpverleners of het gezin zonder CLAS verder kan. Als vervolghulpverlening nodig is, vindt in deze fase een overdracht plaats naar de instelling die de vervolghulpverlening gaat uitvoeren. Aan het einde van fase 4 is er een evaluatiegesprek met het gezin, waarin de betrokkenen terugblikken op de hulpverlening.
ERVARINGEN MET CLAS
JEN 1LESCENT TIJK
We hebben inmiddels de nodige ervaring met CLAS en een aantal zaken valt ons op. Wij zien in onze praktijk dat regelmatig sprake is van seksueel misbruik tussen siblings die minder dan vijf jaar (soms zelfs maar anderhalfjaar) in leeftijd verschillen. Meestal is sprake van onvrijwilligheid en gaan de seksuele handelingen over de grens van het slachtoffer heen. Kan het slachtoffer geen grenzen aangeven, dan heeft dat vaak te maken met gezinsfactoren. We willen dit illustreren aan de hand van het voorbeeld van Femke. Femke vertelde ons dat zij. van jongs af aan het gevoel had 'het alleen te moeten opknappen'. Ze miste de aandacht van haar ouders en zorgde voor haar jongere zusje, omdat ze zag dat haar moeder dat onvoldoende kon. Haar ouders hadden huwelijksproblemen. Toen haar broer, die twee jaar ouder was, af en toe bij haar in bed kwam liggen en steeds verder ging met haar te betasten, vond Femke het betasten niet leuk, maar ze was blij met zijn
aandacht. Ze was bang dat hij geen aandacht meer voor haar zou hebben als het zou stoppen; mede daarom wilde ze niets zeggen tegen haar ouders. Wat ons ook opvalt is dat er vaak sprake is van langdurig seksueel contact, van anderhalf jaar tot zes jaar, met frequenties van meerdere malen per week tot eens per twee a drie maanden. Het jongste slachtoffer dat wij de afgelopen jaren hebben gezien, was twee jaar. Het grensoverschrijdend gedrag begint meestal niet meer als het slachtoffer ouder is dan tien jaar. Het kan wel doorlopen tot na het tiende jaar van het slachtoffer.
EMKE MISTE DE AANDACHT JR OUDERS
\j l/^iik
Door de ouder meegemaakt seksueel misbruik is volgens de literatuur een risicofactor. Dit herkennen we in ons werk bij seksueel misbruik tussen volwassenen en kind, maar wij zien dit niet terug bij grensoverschrijdend gedrag tussen siblings. Wel zien wij een enkele keer dat broers die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond bij hun zusje, soms zelf seksueel misbruikt zijn door een volwassene. Dit is echter eerder uitzondering dan regel. Heeft het slachtoffer eenmaal de moed kunnen opbrengen om te spreken, dan is dit in het algemeen buiten het gezin. Vaak ervaart het slachtoffer daarna opluchting, maar tegelijk komen het slachtoffer en het gezin terecht in een emotionele achtbaan. De gevolgen hiervan zijn vaak niet te overzien voor het slachtoffer. Vanwege deze complexiteit van crisis en het tegenover elkaar staan van de gezinsleden moet volgens pns de contextuele visie, het besef dat de gezinsleden intens met elkaar verbonden zijn, vertrekpunt zijn bij behandeling. Het respect voor ieders loyaliteit en een meerzijdig partijdige houding helpt de weerstanden in het gezin te overwinnen. In onze praktijk is zelden sprake van uithuisplaatsing van de dader; alleen soms tijdelijk om de veiligheid van het zusje te garanderen. Met het gezin en eventueel de mensen er omheen stellen we dan samen een veiligheidsplan op. De bedoeling is dat de broer met het veiligheidsplan weer thuis kan wonen. Dit gaat uiteraard altijd in overleg met het misbruikte kind. Soms is het seksueel grensoverschrijdend gedrag al een aantal jaar niet meer voorgekomen voordat het zusje er mee naar buiten komt. In gezamenlijk overleg bekijken we dan of er een veiligheidsplan moet komen of niet. Het is onze ervaring dat in de gezinnen die wij in behandeling hebben gehad, broers zelden of nooit opnieuw vervallen in daderschap. Deze gunstige reactie op onze interventie lijkt te onderstrepen dat bij deze gezinnen het eerder gezins- dan kindfactoren zijn die tot het misbruik leidden. Bij de daders zien we dat ze gebukt gaan onder schuldgevoelens en verantwoordelijkheidsgevoel. Zij hebben het gevoel het gezin in problemen gebracht te hebben: door hen moeten de gezinsleden in therapie. Dat wordt ze vaak niet in
dank afgenomen. Toch zien we met name bij moeders ook een sterke drang om de dader, vaak hun zoon, te beschermen tegen de buitenwereld die hem mogelijk zal stigmatiseren als dit bekend wordt. Regelmatig proberen ouders het misbruik vooral binnen het kerngezin te houden om te voorkomen dat de buitenwereld een slecht beeld krijgt over hun zoon. Dit heeft soms consequenties voor de houding tegenover het slachtoffer, dikwijls de dochter. Hoewel de dochter als slachtoffer wordt erkend, krijgt ook zij soms te maken met boosheid of onbegrip. Waarom heeft ze het niet eerder verteld? De redenen die wij vaak horen van dochters is dat ze het niet vertelden om het gezin te beschermen. Angst om niet geloofd te worden en angst voor een uithuisplaatsing van zus of broer kunnen ook belangrijke redenen zijn om het niet te vertellen.
CONCLUSIE In dit artikel hopen we duidelijk te hebben gemaakt dat het hele gezin betrokken moet worden wanneer sprake is van seksueel misbruik tussen siblings. Het raakt immers alle gezinsleden op een verschillende manier. Het is niet vruchtbaar dit slechts te zien als een probleem met een dader en een slachtoffer. Ouders zouden met al hun emoties blijven zitten, de risicofactoren zouden niet zomaar afnemen en de 'dader' is dan niet geholpen met zijn emotieregulatie en enorme schuld- en verantwoordelijkheidsgevoel. Andere broers en zussen zouden moeite hebben met het omgaan met de betrokken broer en zus. En het slachtoffer komt thuis na een heftig gesprek, maar gezinsleden weten niet hoe ze haar kunnen ondersteunen. Het helpt, kortom, niet dit slechts te zien als een probleem met een dader en een slachtoffer. Vaak is er sprake van een gezinsprobleem dat al bestond voor het seksueel misbruik begon. Samen met het gezin dit probleem onderzoeken maakt voor de kinderen vaak de weg vrij voor verwerking van het meegemaakte misbruik en voor herstel van de onderlinge relaties in het gezin.
LITERATUUR > Alink, L, Uzendoorn, R. van, Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T. & Euser, S. (2011). Tweede Nationale Prevalentiesludie Mishandeling van kinderen en jeugdigen. Leiden: TNO, > Boer, F. (2012). Broers en zussen van speciale en gewone kinderen: invloed op ontwikkeling en gedrag. Houten: LannooCampus. > Boszormenyi-Nagy, I. & Krasner, B.R. (2005). Tussen geven en nemen: Over contextuele Therapie (4e druk). Haarlem: De Toorts. > Dieltjens, S. & Meurs, P. (2008). Seksuele ontwikkeling en de rol van broers en zussen; siblingseks: spelletjes, nieuwsgierigheid, misbruik en incest. Apeldoorn: Garant. > Ducommun-Nagy, C. &Michielsen, M. (2008). Van onzichtbare naar bevrijdende loyaliteit. Leuven: Acco. > Hargrave, T.D. & Pfitzer, F. (2005). Ontwikkelingen in de contextuele therapie. Leuven: Acco. > Gunning-Schepers, L. (2011). Behandeling van de gevolgen van kindermishandeling. Den Haag: Gezondheidsraad. > Grootaers, K. (2013). Contextuele behandeling na seksueel misbruik: een onmisbare schakel. Tijdschrift voor seksuologie, 37, 10-15. > Lamers-Winkelman, F. (2006). Therapeutenhandleiding bij een werkboek voor ouders van seksueel misbruikte kinderen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. > Lucassen, S. & Oord, S. van der (2012). WRITEJunior, protocol schrijftherapie voor getraumatiseerde kinderen en adolescenten 4-18 jaar. Amsterdam: Uitgeverij SWP. > Melles, R., Bakhuizen N. & Montfoort, A. van (1996). Contextuele hulpverlening bij seksueel misbruik; Over de ontwikkeling en de werkwijze van het CLAS-project. Amsterdam: VU Uitgeverij. > Rooijen, K. van, Berg, T. & Bartelink, C. (2013) Wat werkt bij de aanpak van Kindermishandeling. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. > Teeuw, A.H. & Boer, F. (2013). Medisch handboek kindermishandeling: Somatische en psychische gevolgen van kindermishandeling. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. > Wolzak, A. & Berge, IJ. ten (2008) Secundaire Analyse Onderzoeken AMK's; onderzoeksrapport. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut.
21 NR2 JUNI 2015