Attitude Sociale Wetenschappen Samenvatting van een onderzoek naar de houding van de Nederlandse bevolking en Nederlandse jeugd ten opzichte van Sociale Wetenschappen
Enschede, november 2005
Rapportage voor:
Da Vinci Instituut T.a.v. Prof. dr. Jaap Willems directeur Da Vinci Instituut Centrum voor Wetenschapscommunicatie Adres:
De Boelelaan 1081 1081 HV Amsterdam
Website: Opgesteld door:
http://www.davinci-instituut.nl
Newcom Research & Consultancy B.V. drs. I. Duchateau, drs. T. van de Rijdt & drs. N. van der Veer Onderzoeks- & adviesbureau Marketing, Communicatie, Strategie & Beleid Adres: Universiteit Twente/Faculteit GW Postbus 217 7500 AE Enschede Telefoon: 053 – 489 3930 Fax: 053 – 489 4259 E-mail:
[email protected] Website: http://www.newcomresearch.nl
© Newcom Research & Consultancy B.V. Het auteursrecht op door Newcom Research & Consultancy B.V. geproduceerde voorstellen van onderzoek, meetinstrumenten, analyses van resultaten en opgestelde rapporten berust bij Newcom Research & Consultancy B.V. Overeengekomen wordt dat aan de opdrachtgever de bevoegdheid wordt overgedragen tot gebruik, vermenigvuldiging en/of opslag binnen de organisatie van de opdrachtgever. Ter voorkoming van misbruik mag niets uit de genoemde documenten in enige vorm of op enige wijze openbaar worden gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Newcom Research & Consultancy B.V. Hierbij omvat openbaar maken ook het verspreiden binnen met opdrachtgever verbonden bedrijven en/of instellingen.
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 2 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
Samenvatting Voor u ligt de management samenvatting van de 0-meting naar de attitude van de Nederlandse bevolking en Jeugd ten opzichte van sociale wetenschappen. Het onderzoek is uitgevoerd door Newcom Research & Consultancy B.V. in oktober 2005 onder 476 jongeren in de leeftijd van 12 tot 24 jaar en onder 1.026 volwassen uit geheel Nederland. Uit het onderzoek blijkt dat onder Volwassenen vier disciplines door meer dan de helft van de respondenten als zeer wetenschappelijk worden gezien, te weten Geneeskunde (67 procent), Scheikunde (64 procent), Natuurkunde (64 procent) en Biologie (51 procent). Sociaalwetenschappelijke disciplines lijken minder wetenschappelijk gevonden te worden dan exacte disciplines. Astrologie wordt herkend als niet-wetenschappelijk. Bij Jongeren is een zelfde patroon geconstateerd. Ook hier wordt de Top-4 bezet door Scheikunde (65 procent), Geneeskunde (63 procent), Natuurkunde (61 procent) en Biologie (47 procent). Sociaal-wetenschappelijke disciplines lijken ook bij de Jongeren minder wetenschappelijk gevonden te worden dan exacte disciplines. Bij Volwassenen wordt een Top-4 minst wetenschappelijke disciplines gevormd door Bestuurskunde (27 procent), Communicatiewetenschap (27 procent), Politicologie (33 procent) en Astrologie (59 procent). Bij de Jongeren wordt de Top-4 gevormd door Geschiedenis (40 procent), Bestuurskunde (36 procent), Astrologie (35 procent) en Rechten/Politicologie (beide 34 procent). De Nederlandse jongeren ervaren deze disciplines als minder wetenschappelijk. Opvallend is de positie van Rechten en Geschiedenis onder Jongeren. Bij Volwassenen staan deze disciplines op respectievelijk plaats 8 en 9 (totaal 16 voorgelegde disciplines). Bij Jongeren staat Geschiedenis op de laatste plaats en Rechten op plaats 12. Aan de twee panels is een aantal stellingen voorgelegd. Deze stellingen zijn afgeleid van de Eurobarometer. Beide onderzoekspopulaties hebben dezelfde stellingen beantwoord. Over het algemeen is men opvallend positief over Sociale Wetenschappen. Jongeren zijn over het algemeen (nog) positiever. Zo vindt 46 procent van de jongeren dat toepassingen van sociale wetenschappen het werk van mensen interessanter maken (Volwassenen: 41 procent). Toekomstige generaties hebben volgens 53 procent van de jongeren meer mogelijkheden dankzij sociale wetenschappen (Volwassenen: 39 procent). Ook het leven wordt gezonder, gemakkelijker en comfortabeler door sociale wetenschappen, denkt 44 procent van de jongeren (Volwassenen: 32 procent). Van de ondervraagde Jongeren denkt 60 procent dat Sociale Wetenschappers helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving (Volwassenen: 47 procent) en 58 procent is van mening dat het onderzoek van Sociale Wetenschappers het leven voor veel mensen beter kan maken (Volwassenen: 45 procent). Van de Jongeren is dan ook 59 procent het niet eens met de stelling dat Sociale Wetenschappen zich met onbelangrijke zaken bezig houden. Onder de Volwassenen wordt deze stelling door 39 procent niet onderschreven. Een percentage van 18 procent onderschrijft deze stelling echter wel. © Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 3 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
Inhoudsopgave Samenvatting ................................................................................................................3 1. Onderzoeksinformatie .............................................................................................5 1.1 Aanleiding en doelstelling .............................................................................................. 5 1.2 Onderzoeksmethode: twee online onderzoekspanels ..................................................... 5
2
Resultaten ............................................................................................................6 2.1 MijnOpinie.nl: Volwassenen .......................................................................................... 6 2.1.1
Attitude wetenschappelijke disciplines............................................................................... 6
2.1.2
Stellingen over sociale disciplines...................................................................................... 7
2.1.3
Opvallende verschillen naar demografie ............................................................................ 9
2.2 CheckitOut.nl: Jongeren ............................................................................................... 13
3
2.2.1
Attitude wetenschappelijke disciplines............................................................................. 13
2.2.2
Stellingen over Sociale Disciplines .................................................................................. 14
2.2.3
Opvallende verschillen naar demografie: alleen leeftijd................................................... 15
Bijlage:steekproeftrekking & nomogram.......................................................18
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 4 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
1. Onderzoeksinformatie 1.1 Aanleiding en doelstelling Er heerst enige onrust over het imago van sociale wetenschappen in Nederland. Op verzoek van de Decanen van de sociale wetenschappen in Nederland, in samenwerking met Kennislink, is een 0-meting uitgevoerd naar de beeldvorming ten aanzien van sociale wetenschappen. Het onderzoek is onder leiding van het Da Vinci Instituut uitgevoerd. Hoe denken Nederlanders over sociale wetenschappen? Hoe ‘wetenschappelijk’ vindt men de diverse disciplines en hoe verhoudt zich dat tot de Bètawetenschappen? Wat is de algemene houding ten aanzien van sociale wetenschappers? Kunnen ze helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving en doen ze onderzoek waarmee ze het leven voor veel mensen beter kunnen maken? Deze vragen vormen de basis van de onderhavige 0-meting naar de attitude ten aanzien van Sociale Wetenschappen onder de Nederlandse bevolking (Jeugd en Volwassenen). Een andere doelstelling is dat het onderzoek een fundament legt voor toekomstige metingen. De resultaten van de ‘0-meting’ worden vergeleken met latere metingen om tendensen en ontwikkelingen in kaart te brengen.
1.2 Onderzoeksmethode: twee online onderzoekspanels Het onderzoek is uitgevoerd in de maand oktober 2005, waarbij gebruikt is gemaakt van twee onderzoekspanels. Het onderzoek is gehouden onder panelleden van www.mijnopinie.nl (onderdeel van Newcom Research & Consultancy B.V.). Het totaal aantal respondenten dat aan de peiling heeft meegedaan is 1.026. De panelleden van www.mijnopinie.nl zijn representatief voor de Nederlanders tussen 18 en 65 jaar.
Daarnaast is gebruik gemaakt van www.checkitout.nl (samenwerkingsverband Newcom en Da Vinci Instituut). CheckitOut.nl is een representatief jongerenpanel tussen de 12 en 24 jaar. Het totaal aantal respondenten dat aan dit onderzoek vanuit CheckitOut heeft meegewerkt, bedraagt 476. Ook de panelleden van CheckitOut zijn verspreid over geheel Nederland.
Beide metingen is met behulp van een online vragenlijst uitgevoerd. © Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 5 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2 Resultaten 2.1 MijnOpinie.nl: Volwassenen In deze notitie worden de belangrijkste resultaten beschreven en uiteengezet naar diverse demografische aspecten. Allereerst beschrijven we de resultaten vanuit het MijnOpinie.nl panel (Volwassenen, paragraaf 2.1). Vervolgens zetten we resultaten vanuit CheckitOut.nl uiteen (paragraaf 2.2, pag. 11).
2.1.1
Attitude wetenschappelijke disciplines
Gevraagd is of de respondent denkt dat een voorgelegde discipline eigenlijk niet tot de wetenschap gerekend zou moeten worden of dat deze echt wetenschappelijk is. Gekozen kon worden uit 5 antwoordmogelijkheden variërend van helemaal niet wetenschappelijk tot zeer wetenschappelijk. In onderstaande figuur (Figuur 1) is te zien dat vier disciplines door meer dan de helft van alle respondenten als zeer wetenschappelijk worden gezien, te weten Geneeskunde (67 procent), Scheikunde (64 procent), Natuurkunde (64 procent) en Biologie (51 procent). Sociaal-wetenschappelijke disciplines lijken minder wetenschappelijk gevonden te worden dan exacte disciplines. Astrologie wordt uiteraard als minst wetenschappelijk genoemd. Figuur 1: attitude wetenschappelijkheid voorgelegde disciplines 0%
20%
40%
60%
80%
Scheikunde
64
24
Natuurkunde
64
24
51
Biologie Psychologie
36
Astronomie
35
34
26
16
31
20
Rechten
28 25
16
25
Antropologie
15
28
Pedagogiek
15
31
Sociologie
14
Bestuurskunde
13
25
29
Communicatiewetenschap
12
26
30
Politicologie
11 9
13
© Newcom Research & Consultancy B.V.
20
Pagina 6 van 19
15
5
6 4
Niet wetenschappelijk
11
5
Helemaal niet wetenschappelijk
8
Weet niet
6 6 6
16
11
6
16
11
5
39
Neutraal
4
9
20
Wetenschappelijk
12
9 15
27
26 12
15
28
29
25
15 18
24
8
11
21
Zeer wetenschappelijk
6 44
11
21
Geschiedenis
Astrologie
16
34
27
Economie
1 4 4 11 6 4 1 6 14 1 9 1 4
23
67
Geneeskunde
100%
13
5 6
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2.1.2
Stellingen over sociale disciplines
Vervolgens is de respondenten gevraagd een aantal stellingen over sociale wetenschappen te beantwoorden. Over het algemeen is men positief over sociale wetenschappen. Volgens 41 procent maken toepassingen van sociale wetenschappen het werk van mensen interessanter (34 procent niet oneens/ niet eens en 13 procent (helemaal) mee oneens). Toekomstige generaties hebben volgens 39 procent meer mogelijkheden dankzij sociale wetenschappen (36 procent niet oneens/ niet eens en 15 procent (helemaal) mee oneens). Ook denkt bijna eenderde van de Volwassenen (32 procent) dat het leven gezonder, gemakkelijker en comfortabeler wordt door sociale wetenschappen (37 procent niet oneens/ niet eens en 21 procent (helemaal) mee oneens). Zoals in Figuur 2 te zien is, heeft een meerderheid een positief beeld van de maatschappelijke functie van sociale wetenschappers. Bijna de helft van de volwassen panelleden (47 procent) vindt dat sociale wetenschappers helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving. Figuur 2: sociale wetenschappers helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving 9%
14% (Helemaal) mee oneens
Niet oneens/ niet eens
30%
(Helemaal) mee eens
47% Weet niet
Vertrouwen meest negatieve attitude Het meest negatief is men over het vertrouwen dat men in sociale wetenschappen stelt. Maar liefst 41 procent is het (helemaal) met de stelling eens dat we te veel vertrouwen op sociale wetenschappen boven eigen levensbeschouwing en levenservaring (26 procent niet oneens/ niet eens en 24 procent (helemaal) mee oneens). Volgens 27 procent van de respondenten geven sociale wetenschappen de overheid en industrie teveel macht (31 procent niet oneens/niet eens en 28 procent (helemaal) mee oneens). Op deze stelling weet 14 procent van de panelleden geen antwoord te geven. Sociale Wetenschappen: bezig met belangrijke zaken Slechts 17 procent van de respondenten is het (helemaal) eens met de stelling dat sociale wetenschappen onze manier van leven te snel veranderen (36 procent niet oneens/ niet eens en 37 procent (helemaal) mee oneens). Verder vindt slechts 18 procent dat sociale wetenschappers zich met onbelangrijke zaken bezig houden (33 procent niet oneens/ niet eens) en is 39 procent het met deze stelling (helemaal) oneens. Daarnaast vindt 37 procent © Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 7 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
van de volwassen panelleden dat sociale wetenschappen over het algemeen meer goed dan kwaad doen (35 procent niet oneens/niet eens en 17 procent (helemaal) mee oneens). Tot slot is bijna de helft van de volwassen respondenten (45 procent) van mening dat sociale wetenschappers onderzoek doen dat het leven voor veel mensen beter kan maken. De percentages zijn in onderstaande figuur te vinden (Figuur 3).
Figuur 3: sociale wetenschappers doen onderzoek dat het leven voor veel mensen beter kan maken 10%
12% (Helemaal) mee oneens
Niet oneens/ niet eens
33%
(Helemaal) mee eens
45% Weet niet
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 8 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2.1.3
Opvallende verschillen naar demografie
De mate waarin de betreffende disciplines wetenschappelijk worden gevonden, is geanalyseerd op significante verschillen tussen groepen in leeftijd, sekse en opleiding. Er is gekeken of verschillende leeftijdsgroepen in mening verschillen, of mannen anders tegen de voorgelegde disciplines aankijken dan vrouwen en of er significante verschillen aanwezig zijn tussen hoger, lager of gemiddeld opgeleide Volwassenen. Uit analyses blijkt dat verschillende leeftijdsgroepen significant verschillen. Ook ervaren mannen sommige disciplines significant meer of minder wetenschappelijk dan vrouwen. Tot slot blijkt uit de analyse dat respondenten met verschillende opleidingsniveaus ook significant van elkaar verschillen. Allereerst zullen de leeftijdsgroepen worden behandeld op deze pagina, alsmede verschillen tussen mannen en vrouwen. Op de volgende pagina worden verschillen tussen opleidingniveaus besproken. Leeftijdsgroepen De leeftijdsgroepen zijn in drieën verdeeld; de groep respondenten van 55 jaar of ouder, de groep 35 tot 55 jaar en de jongste groep tot 35 jaar. Uit deze analyse blijkt dat de disciplines Politicologie en Astronomie als minder wetenschappelijk worden ervaren door respondenten van 55 jaar en ouder dan respondenten die jonger zijn (tot 35 jaar).Voor de overige disciplines zijn geen significante verschillen gevonden tussen de drie verschillende leeftijdsgroepen. Figuur 4 & 5: perceptie wetenschappelijkheid Politicologie en Astronomie naar leeftijd Politicologie
55 jaar of ouder-40
Astronomie
29 (Helemaal) niet wetenschappelijk
35 tot 55 jaar
-31
34
55 jaar of ouder -21
35 tot 55 jaar
53
-20
60
(zeer) wetenschappelijk tot 35 jaar
-50
-30
43
0
50
100
Percentage
tot 35 jaar
-14
-50
0
67 50
Percentage
Sekse Uit analyse blijkt dat een deel van de voorgelegde disciplines van de Sociale Wetenschappen door vrouwen wetenschappelijker wordt gevonden dan door mannen. Significante verschillen zijn gevonden voor de vijf disciplines Psychologie, Astrologie, Politicologie, Communicatiewetenschap en Sociologie. Figuur 6 (pag. 10) laat zien dat Psychologie door 13 procent van de mannen (helemaal) niet wetenschappelijk gevonden wordt ten opzichte van 7 procent van de vrouwen. Figuur 7 (pag. 10) laat zien dat bijna tweederde van de mannen (64 procent) Astrologie (helemaal) niet wetenschappelijk vindt. Daarentegen ervaart net iets meer dan de helft van de vrouwen (53 procent) deze discipline als niet wetenschappelijk.
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 9 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
100
Figuur 6 & 7: perceptie wetenschappelijkheid Psychologie en Astrologie naar sekse Astrologie
Psychologie
Vrouw
-7
Man -13
-50
(zeer) wetenschappelijk
68
0
Vrouw -53
(Helemaal) niet wetenschappelijk
72
50
Man-64
-100
100
25
-50
21
0
50
100
Percentage
Percentage
Politicologie wordt door 39 procent van de mannen (helemaal) niet als wetenschappelijk ervaren (Figuur 8). Communicatiewetenschap (Figuur 9) wordt door 30 procent van de mannen (helemaal) niet als wetenschappelijk bestempeld, terwijl slechts een kwart van de vrouwen (26 procent) deze discipline als niet wetenschappelijk ervaart. Ook bij Sociologie (Figuur 10) is een zelfde patroon te ontdekken. Deze discipline wordt relatief door meer vrouwen dan door mannen gepercipieerd als (zeer) wetenschappelijk. Figuur 8, 9 & 10: Perceptie wetenschappelijkheid Politicologie, Communicatiewetenschap en Sociologie naar sekse Communicatiewetenschap Politicologie
Vrouw
-26
Man -39
Vrouw
43
(zeer) wetenschappelijk
30
Man -30
-50
-50
-26
42
(Helemaal) niet wetenschappelijk
0
50
-50
Man
-26
50
Sociologie
Percentage
-23
0 Percentage
100
Vrouw
34
47
(Helemaal) niet wetenschappelijk (zeer) wetenschappelijk
39
0
50
100
Percentage © Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 10 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
100
Opleiding De opleidingniveaus zijn als volgt onderverdeeld: de groep laag opgeleiden, de groep middelhoog opgeleiden en de groep hoog opgeleiden. Uit analyses is gebleken deze drie groepen op alle voorgelegde disciplines significant verschillen. Tabel 1 geeft de resultaten weer. Tabel 1: alle disciplines uiteengezet onder laag, middelhoog en hoog opgeleide respondenten
Laag opgeleiden
Middelhoog opgeleiden
Hoog opgeleiden
Geneeskunde
86,6%
90,7%
93,4%
Scheikunde
76,4%
86,6%
95,1%
Natuurkunde
74,8%
85,1%
95,1%
Biologie
72,4%
83,4%
90,6%
Psychologie
68,5%
70,3%
71,2%
Astronomie
43,3%
57,2%
67,9%
Economie
44,1%
55,7%
63,0%
Rechten
40,2%
51,4%
47,2%
Geschiedenis
30,7%
34,5%
50,0%
Antropologie
29,1%
38,0%
51,3%
Pedagogiek
42,5%
43,8%
46,8%
Sociologie
40,2%
38,5%
48,1%
Bestuurskunde
26,8%
37,3%
41,7%
Communicatiewetenschap
35,4%
36,5%
39,1%
Politicologie
25,2%
32,5%
40,6%
Astrologie
24,4%
24,2%
20,7%
Bètawetenschappen versus sociale wetenschappen Uit analyses is gebleken dat de grootste verschillen in de perceptie van wetenschappelijkheid van de disciplines tussen de hoog en laag opgeleide respondenten meer in de bètawetenschapdisciplines liggen dan in de sociale wetenschapdisciplines. Anders gezegd: laag opgeleiden vinden vooral de abstracte wetenschapdisciplines minder wetenschappelijk dan hoog opgeleiden. Opvallend is dat respondenten die laag opgeleid zijn de disciplines Antropologie, Astronomie en Natuurkunde als veel minder wetenschappelijk percipiëren dan hoog opgeleide respondenten. Een verklaring kan zijn dat laag opgeleide respondenten een minder goed beeld hebben van deze opleidingen dan hoog opgeleide respondenten.
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 11 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
Juist de sociale wetenschappen tonen de minst sterke significante verschillen, zoals Psychologie, Communicatiewetenschap en Pedagogiek. Dus: over het algemeen worden door alle opleidingniveaus de bètawetenschappen als meer wetenschappelijk bestempeld dan de sociale wetenschappen, maar zijn het vooral de hoog opgeleiden die deze wetenschappen het meest wetenschappelijk percipiëren en de laag opgeleiden juist minder. Een uitzondering hierop is de perceptie van de discipline Astrologie. Juist laag opgeleiden geven aan Astrologie meer wetenschappelijk te vinden dan hoog opgeleiden, echter over de hele linie wordt deze discipline niet erg als wetenschappelijk beschouwt (zie pag. 6).
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 12 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2.2 CheckitOut.nl: Jongeren 2.2.1
Attitude wetenschappelijke disciplines
Ook aan de jongeren is gevraagd in hoeverre men bepaalde disciplines wetenschappelijk vindt, waarbij een zelfde schalen is gehanteerd als bij de meting onder het MijnOpinie panel. In onderstaande figuur (Figuur 11) is te zien dat drie disciplines door meer dan de helft van alle respondenten als zeer wetenschappelijk worden gezien, te weten Scheikunde (65 procent), Geneeskunde (63 procent) en Natuurkunde (61 procent). Ook Biologie, Astronomie en Psychologie worden door de meerderheid van de jongeren als (zeer) wetenschappelijk gepercipieerd. Sociaal-wetenschappelijke disciplines lijken minder wetenschappelijk gevonden te worden dan exacte disciplines. Geschiedenis, Bestuurskunde en Astrologie worden als minst wetenschappelijk ervaren. Respectievelijk 40 procent, 36 procent en 35 procent van de Nederlandse jongeren vindt deze disciplines (helemaal) niet wetenschappelijk. Figuur 11: attitude wetenschappelijkheid voorgelegde disciplines 0%
20%
40%
Geneeskunde
63
Scheikunde
65
60%
80%
23
34 35
31
Psychologie
19
28
14
24
19
42
Astronomie Economie
14
Rechten
14
Geschiedenis
13
3 11 5 3 1 7 03 1 14 1 3
28
47
Biologie
9
24
61
Natuurkunde
28 24
24
19
100%
8 34 8 4 4 12
20
26
23
30
14
4
Niet wetenschappelijk
17
3
Pedagogiek
15
27
26
16
6
Sociologie
15
27
26
15
10
Bestuurskunde Communicatiewetenschap Politicologie Astrologie
22
9
26
30
15 12 21
© Newcom Research & Consultancy B.V.
20
21
24 25
22
16
Pagina 13 van 19
6
16
16 15
20 14
14
Helemaal niet wetenschappelijk Weet niet
10 7 8
9
21
Wetenschappelijk Neutraal
16
10
Zeer wetenschappelijk
3
Antropologie
22
1
7 8 6
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2.2.2
Stellingen over Sociale Disciplines
Vervolgens is de jongeren gevraagd een aantal stellingen over sociale wetenschappen te beantwoorden. Over het algemeen zijn de Jongeren positief over sociale wetenschappen, zelfs positiever dan Volwassenen (zie pagina 3). Volgens 46 procent maken toepassingen van sociale wetenschappen het werk van mensen interessanter. Toekomstige generaties hebben volgens 53 procent meer mogelijkheden dankzij sociale wetenschappen. Ook het leven wordt gezonder, gemakkelijker en comfortabeler door sociale wetenschappen, denkt 44 procent. Maar liefst 60 procent is van mening dat Sociale Wetenschappers helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving en 58 procent is van mening dat het onderzoek van Sociale Wetenschappers het leven voor veel mensen beter kan maken. Van de Jongeren is dan ook 59 procent het niet eens met de stelling dat Sociale Wetenschappen zich met onbelangrijke zaken bezig houden. In onderstaand figuur worden de overige resultaten gepresenteerd (Figuur 12). Figuur: 12 Stellingen over Sociale disciplines Dankzij SW hebben toekomstige generaties meer mogelijkheden
24
53
SW maken ons leven gezonder, gemakkelijker, en comfortabeler
30
44
Over het algemeen doen SW meer goed dan kwaad
57
SW'ers doen onderzoek dat het leven voor veel mensen beter kan maken
58
SW'ers helpen bij het oplossen van problemen in de samenleving
60
De toepassingen van SW maken het werk van mensen interessanter
20
11
12
14
12
10
14
8
12
21
7 12
21
14
25
46
14
(helemaal) mee eens Niet eens/niet oneens (helemaal) mee oneens
Door SW verandert onze manier van leven te snel
15
Vertrouwen teveel op SW en te weinig op onze eigen levensbeschouwing en levenservaring
27
Geven overheid en industrie teveel macht
20
Houden zich met onbelangrijke zaken bezig
12
0
38
27
24
23
20
59
40
60
Weet niet
10
36
18
20
14
44
11
80
100
Percentage
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 14 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
2.2.3
Opvallende verschillen naar demografie: alleen leeftijd
Uit analyses is gebleken dat alleen significante verschillen gevonden zijn tussen de drie verschillende leeftijdsgroepen te weten ’11 tot 14 jaar’, ’15 t/m 18 jaar’ en ’19 tot 24 jaar’. Bij alle wetenschappen vinden jongeren in de leeftijdsgroep 19 tot 24 jaar de voorgelegde disciplines ‘wetenschappelijker’ dan de twee andere leeftijdsgroepen. Echter, bij de discipline Astrologie is het omgekeerde van kracht: De jongste groep binnen de Jongeren populatie (11 tot 14 jaar) is meer van mening dat deze discipline wetenschappelijk is dan de oudere groep van 19 tot 24 jaar. Meer dan de helft van de 11-14 jarigen (51 procent) geeft aan dat deze discipline wetenschappelijk is ten opzichte van 38 procent van de 19-24 jarigen. Figuur 13 toont de resultaten van deze analyse. Verdere analyses laten zien dat er geen significante verschillen gevonden zijn tussen jongens en meisjes en respondenten met verschillende opleidingsniveaus. Figuur 13: perceptie wetenschappelijkheid Astrologie naar leeftijd Astrologie 19 -24 -46 jaar 15 t/m 18 11- 14 jaar -100
-50
38
-34
(Helemaal) niet wetenschappelijk
44 (zeer) wetenschappelijk
-16
51
0
50
100
Percentage
Meest wetenschappelijk bevonden disciplines Zoals vermeld zijn op alle disciplines significante verschillen gevonden als we deze uitzetten naar leeftijd. In de volgende figuren worden de vier ‘meest’ wetenschappelijk disciplines uitgezet naar diverse leeftijdsfiguren, te weten: Scheikunde (Figuur 14), Geneeskunde (Figuur 15), Natuurkunde (Figuur 16) en Biologie (Figuur 17). Figuur 14 & 15: perceptie wetenschappelijkheid Scheikunde en Geneeskunde naar leeftijd Geneeskunde
Scheikunde 19 -24 jaar
96
15 t/m 18 11- 14 jaar
-2
(Helemaal) niet wetenschappelijk
89 (zeer) wetenschappelijk
-7
79 -50
-50
0
50
100
19 -24 jaar
-2
15 t/m 18
-2
11- 14 jaar
-4
93
86
71 50
0 Percentage
Percentage © Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 15 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
100
Figuur 16 & 17: perceptie wetenschappelijkheid Natuurkunde en Biologie naar leeftijd Natuurkunde 19 -24 jaar
97
15 t/m 18
-2
11- 14 jaar
-5
-50
Biologie 19 -24 jaar
(Helemaal) niet wetenschappelijk
88 (zeer) wetenschappelijk
74
0
50
15 t/m 18
-4
11- 14 jaar
-6
-50
100
92
-1
79
61
0
50
100
Percentage
Percentage
Uit de figuren is af te lezen dat vooral de oudere leeftijdsgroep onder Jongeren (19 tot 24 jaar) de betreffende disciplines wetenschappelijker vinden dan de jongere leeftijdsgroep van 11 tot 14 jaar, een trend dat een contradictie vertoont met de resultaten gevonden bij volwassen respondenten uit het MijnOpiniepanel. Daar vond juist de jongste leeftijdsgroep de voorgelegde disciplines wetenschappelijker. Een kanttekening bij deze contradictie is echter dat jongeren in de leeftijd van 11 tot 14 jaar waarschijnlijk geen goed beeld hebben van de inhoud van de disciplines. Minst wetenschappelijk bevonden disciplines In de volgende figuren worden de ‘minst’ wetenschappelijk disciplines in de ogen van de Jongeren uitgezet naar diverse leeftijdsfiguren. Deze disciplines zijn Geschiedenis en Bestuurskunde. Astrologie wordt ook gepercipieerd als minder wetenschappelijk door de leeftijdgroep 11 tot 14 jaar in vergelijking met de leeftijdsgroep 19 tot 24 jaar. Deze is op de vorige pagina reeds besproken. Figuur 18 & 19: perceptie wetenschappelijkheid Geschiedenis en Bestuurskunde naar leeftijd
Bestuurskunde
Geschiedenis 19 -24 -27 jaar
-100
48
15 t/m -45 18
23
11- 14 -52 jaar
20
-50
19 -24 jaar
(Helemaal) niet wetenschappelijk
15 t/m 18
(zeer) wetenschappelijk
0
11- 14 jaar 50
100
Percentage
© Newcom Research & Consultancy B.V.
-100
46
-25
-41
24
-45 18 -50
0 Percentage
Pagina 16 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
50
100
Sekse en opleidingsniveau Zoals eerder vermeld is, zijn alleen significante verschillen gevonden tussen leeftijdsgroepen in de mate waarin zij bepaalde disciplines wetenschappelijk vinden. In tegenstelling tot de volwassen respondenten zijn er geen significante verschillen gevonden tussen jongens en meisjes en ook tussen Jongeren met verschillende opleidingniveaus zijn geen significante verschillen gevonden.
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 17 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
3 Bijlage:steekproeftrekking & nomogram Om de steekproef te bepalen bij kwantitatief onderzoek hanteert Newcom Research & Consultancy voor de bepaling van de grootte van de steekproef (n) de volgende statistische formule:
Z √π *(1-π)/ n. Voorgaande formule betekent dat bij een 95 % -
betrouwbaarheidsinterval en een maximale foutmarge van 5 % er circa 385 respondenten moeten worden ondervraagd. Voor een twee keer zo hoge nauwkeurigheid heeft men vier keer zoveel respondenten nodig. Hierbij geldt de regel: hoe meer respondenten, hoe groter de betrouwbaarheid. De grootte van de steekproef is eveneens van invloed op de diepgang van de statische analyses. Voorgaande betekent dat de celvullingen bij elke gewenste statistische analyse hoger liggen dan de gebruikelijke minimale grens van vijftig respondenten. Desondanks kunnen de uitkomsten die verkregen worden via een steekproef, afwijken van de uitkomsten die verkregen zouden zijn als de totale populatie in het onderzoek was betrokken. Afhankelijk van een aantal factoren, blijven deze afwijkingen echter binnen bepaalde marges. Bij de interpretatie van de resultaten moet onder andere rekening worden gehouden met de volgende factoren: Het a-selecte karakter van de steekproef De grootte van de steekproef De maximale foutmarge c.q. de afgesproken mate van waarschijnlijkheid Het gevonden percentage Onder de voorwaarde dat de steekproef inderdaad a-select is gekozen, kan met 95 procent zekerheid worden voorspeld hoe de antwoorden op de gestelde vragen zouden luiden als zij aan de gehele populatie zouden zijn gesteld. Bij de nauwkeurigheid van de voorspelling gebruiken we de volgende formule: Z√ (p*q)/n. Voorgaande formule wil zeggen dat de voorspelling van het ‘werkelijke antwoord’ (indien elke abonnee zou worden ondervraagd) nauwkeuriger is naarmate de steekproef groter is en naarmate het antwoord extremer is. Als voorbeeld vullen we de formule hieronder in:
Als de steekproef bestaat uit 400 respondenten, een maximale foutmarge van 5 procent wordt gehanteerd en op een stelling door 50 procent van de respondenten “ja” wordt geantwoord, dan is de bandbreedte 1.96√ (50*50)/ 400 = 4.9. Kortom: in werkelijkheid
ligt het antwoord tussen de 45 en 55 procent (50 - 4.9; 50 + 4.9). Als de steekproef bestaat uit 1000 respondenten, er eveneens een maximale foutmarge van 5 procent wordt gehanteerd en op een stelling eveneens door 50 procent van de respondenten “ja” wordt geantwoord, dan is de bandbreedte 1.96√ (50*50)/ 1000 = 3.1. Kortom; in werkelijkheid ligt het antwoord tussen de 47 en 53 procent (50 – 3.1; 50 + 3.1).
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 18 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci
De formule op grond waarvan deze voorspelling kan worden uitgerekend bestaat uit de constante “1,96” die moet worden gehanteerd bij voorspellingen met een zekerheid van 95% (max. foutmarge = 5). Gebruiken we een ander zekerheidspercentage, dan hoort hier een andere constante waarde bij op grond waarvan de voorspelling kan worden berekend. Op een zelfde wijze kan de berekening uitgevoerd worden indien het antwoord extremer is. Indien de steekproef bestaat uit 400 respondenten, een maximale foutmarge van 5 procent wordt gehanteerd en op een stelling door 90 procent van de respondenten “ja” wordt geantwoord, dan is de bandbreedte 1.96√ (90*10)/ 400 = 2.9. Kortom: in werkelijkheid ligt het antwoord tussen de 87 en 93 procent (90 – 2.9; 90 + 2.9). In onderstaand figuur is een voorbeeld opgenomen van een nomogram voor gewone steekproeven. Wanneer bij een steekproefomvang van n = 500, een percentage van 80 wordt gevonden, kan in het nonogram worden afgelezen, dat in 95% van de gevallen de werkelijke uitkomst zal liggen in het interval tussen 76,5% en 83,5% (80 – 3,5; 80 + 3,5).
Nomogram bij 95 % waarschijnlijkheid 16 Bandbreedte in procenten
14 12
n=50 n=100 n=150 n=500 n=1000 n=2000
10 8 6 4 2 0 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 100
Waargenomen percentage
© Newcom Research & Consultancy B.V.
Pagina 19 van 19
0-meting Sociale Wetenschappen – Davinci