Gemeenschappen en Gewesten Hoofdstuk I Basiskenmerken 1. In wezen een bipolaire federatie §1. Algemeen 1970: Eenheidsstaat federale staat (centrifugaal of segregatief federalisme) Centripetaal-centrifugaal federalisme: Centripetaal: samengaan van onafhankelijke staten Centrifugaal: omvormen van eenheidsstaat tot federaale staat (=België) België vandaag: 3 gemeenschappen: Vlaamse (VGM), Franse (FGM), Duitstalige (DGM) Gemeenschap 3 gewesten: Vlaams(VGW), Waals (WGW) en Brussels Hoofdstelijk (BHG) Gewest §2. Verschillende talen en culturen: °Gemeenschappen Zodat elke cultuur haar eigenheid zou kunnen behouden Bevoegdheden (art. 127-130 GW): Aanvankelijk van culturele aard Later uitgebreid tot Persoonsgebonden aangelegenheden Onderwijs Taalgebruik Vooral een eis van de Vlaamse beweging §3. Economische verschillen: °Gewesten Om economisch verschillende accenten te kunnen leggen Bevoegdheden: Economische aangelegenheden Plaatsgebonden aangelegenheden Niet uidrukkelijk opgesomd in de Grondwet art. 39 GW: bevoegdheden bepaald in communautaire wet Vooral een eis van de Waalse regionalisten §4. In essentie bipolair Twee polen: de Nederlandstaligen en de Franstaligen: BHG en DGM: niet volledig met andere G/G gelijkgeschakeld Paritaire samenstelling van instellingen op federaal niveau Taak en samenstelling Overlegcomité Oprichting BHG enkel mogelijk mits evenwichtige verdeling Nederlands/Franstaligen Kiesprocedure Europese verkiezingen Bipolaire structuur van de politieke partijen ...
2. Autonomiebeginsel en het ontbreken van een normenhiërarchie §1. Begrip en grondslag 'autonomie' Volgens GWH: Autonomie G&G uit art. 1-3 GW “De toekenning aan de gemeenschappen en de gewesten, hetzij in de GW zelf, hetzij in een wet aan te nemen met een bijzondere meerderheid, van de exclusieve bevoegdheid om normen met een welbepaalde territoriale geldingssfeer uit te vaardigen tav welbepaalde aangelegenheden, die kracht van wet hebben. Die wetgevende bevoegdheid gaat daarenboven gepaard met de bevoegdheid om die normen uit te voeren en toe te passen.” (PEETERS) §2. Uitingsvormen Bevoegdheid van G&G om wetskrachtige normen (decreten en ordonnanties) uit te vaardigen Ontbreken van een hiërarchie tav de federale overheid (voorrang federale norm zou de facto neerkomen op een overwicht van de ene bevolkingsgroep op de andere) Rechtsgrond: art. 127 §2, 128 §2, 129 §2 en 130 §2 GW: Decreten van gemeenschappen hebben kracht van wet Wetgevende bevoegdheid van gewesten niet uitdrukkelijk in GW opgenomen art. 134 GW: Wetten ter uitvoering van art. 39 GW bepalen de rechtskracht van de regelen die de gewestelijke organen uitvaardigen art. 19, §2 BWHI1 bepaalt o.g.v. art. 134 juncto 39 GW dat het decreet van de gewesten kracht van wet heeft art. 7 BWBI2: Ordonnanties kunnen geldende wetsbepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen Gevolg autonomiebeginsel: G&G kunnen wetten die dateren van voor de staatshervorming wijzigen, aanvullen, vervangen en opheffen art. 94, §1 BWHI: overgangsmaatregel: Zolang ze niks wijzigen moeten de G&G hun bevoegdheden volgens de geldende wetgeving en reglementering uitoefenen art 133 GW: alleen het decreet kan een authentieke uitlegging geven van decreten geven (1 Bijzondere Wet Hervorming Instellingen 2 Bijzondere Wet Brusselse Instellingen) Door de wetskrachtige aard: Decreten en ordonnanties onttrokken aan rechterlijk en administratief toezicht geopteerd voor een apart rechtscollege (Arbitragehof)
3. Gesloten bevoegdheidsverdeling, gebaseerd op exclusieve bevoegdheden §1. Algemeen Door afwezigheid normenhiërarchie: uiterst belangrijk om de bevoegdheden te bepalen Opgesomd in Grondwet en een aantal uitvoeringswetten (vb. BWHI) Nagenoeg onmogelijk om sluitende bevoegdheidsverdeling te maken Overlappingen en kwalificatieproblemen °conflicten tss entiteiten Conflicten kunnen materieel als territoriaal zijn §2. Exclusieve materiële en territoriale bevoegdheidsverdeling Exclusieve materiële bevoegdheidsverdeling In beginsel onmogelijk dat meerdere overheden bevoegd zijn voor eenzelfde materie Conflicten noodzakelijkerwijs gevolg van een materiële bevoegdheidsoverschrijding door de ene of de andere overheid
bij meerdere aanknopingspunten onderzoekt GwH met welk bevoegdheidsbegrip de bepaling de sterkste band heeft RvS:afwijkingen van de exclusiviteit bevoegdheidsverdeling slechts mogelijk wanneer: Door de grondwetgever of bijzondere wetgever is voorzien De afwijkingen noodzakelijk voortvloeien uit het systeem van bevoegdheidsverdeling Exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling Twee visies Minderheidsvisie: Open bevoegdheidssysteem waarbij meerdere territoriale aanknopingspunten mogelijk zijn. Zelfs indien elke entiteit binnen materiële bevoegheid blijft: conflicten mogelijk Gevolg: GwH kan deze conflicten niet meer toetsen, want niet in strijd met de bevoegdheidsverdelende regelen Verworpen door meerderheid RL en RS Meerderheidsvisie: Slechts één overheid kan op een bepaald grondgebied voor een bepaalde materie bevoegd zijn Wetgevers bepalen zelf territoriaal toepassingsgebied, maar toetsing GwH mogelijk Moet hierbij rekening houden met aard en onderwerp bevoegdheid Ingeval van stilzwijgen (decr-/ord-gever moet niet elke keer terr toepgebied omschrijven): Vermoeden van conformiteit Kan door de werkelijkheid worden tegengesproken België: Exclusieve terr bevoegdheidsverd maar niet absoluut: Extraterritoriale gevolgen van maatregelen ter bevordering van de cultuur: mogelijk Maar: Cultureel beleid andere gemeenschap niet dwarsbomen Extraterritoriaal niet optreden als 'beschermers' van de taalgenoten Excl: bevoegdheid van de ene overheid sluit bevoegdheid andere uit maar: Zelfs bij het naleven van alle bevoegdsheidsverdelende regelen kan met nog altijd de belangen van een andere entiteit schaden ° belangenconflict (politiek opgelost) ≠ bevoegdheidsconflict (juridisch opgelost) §3. Gedeelde exclusieve bevoegdheden Bepaalde aspecten van een aangelegenheid worden toegewezen aan de ene overheid, andere aspecten aan de andere Vb. Gemeenschappen bevoegd voor onderwijs muv 3tal especten die federaal blijven Is geen uitz op de exclusieve bevoegdheden!! Verzachten de effecten Maar nog steeds slechts 1 overheid op bepaald grondgebied voor een (bepaald aspect van een) bepaalde materie bevoegd ≠ Parallelle en concurrerende bevoegdheden (Zie Bevoegdheidsverdelingen op basis van de Juridische Draagwijdte) §4. Uitzonderingen op exclusieve bevoegdheden Parallelle bevoegdheden Bepaalde aangelegenheid aan verschillende overheden zonder hiërarchie Voornamelijk „instrumentele bevoegdheden‟ Bevoegdheden om materiële bevoegdheden effectief en efficiënt uit te oefenen Vb. Openbare kredietinstellingen: zowel federaal als de gewesten mogen ze oprichten en beheren Concurrerende bevoegheden: Meer dan 1 bestuursniveau treedt regelend op, er wordt ook bepaald welke norm dan domineert Deelgebieden kunnen de materie regelen zolang de federale overheid niet regelend optreedt Kunnen ook beperkt zijn: temporeel of voorwaardelijk
(Zie Bevoegdheidsverdelingen op basis van de Juridische Draagwijdte)
4. Residuaire, toegewezen en impliciete bevoegdheden §1. Art. 35 GW: Wie heeft residuaire bevoegdheid? In de praktijk heeft de federale overheid de residuaire bevoegdheid 1993: art. 35 GW gewijzigd zodat de federale overheid enkel over toegewezen bevoegdheden zou beschikken, G&G zijn dan bevoegd voor hun uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden en aangelegenheden die niet uitdrukkelijk toegewezen zijn Maar een overgangsmaatregel vereist: Een bijzondere wet die de datum van inwerkingtreding bepaalt Een opsomming van de toegewezen bevoegdheden in Titel III GW Nu dus net omgekeerd §2. Nuancering van de residuaire bevoegdheid van de federale overheid Binnen hun bevoegdheden beschikken G&G vaak de facto over de resduaire bevoegdheid (vb. bevoegdheid onderwijs): bepaalde aangelegenheden zijn volledig of hoofdzakelijk aan G&G toegewezen Impliciete bevoegdheden art. 10 BWHI: Decreten kunnen rechtsbepalingen bevatten in aangelegenheden waarvoor de parlementen niet bevoegd zijn, voorzover die bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefneing van hun bevoegdheid = bijkomende (norm nt bevoegd) voorwaardelijke (noodzaak) maar binnen die context volwaardige (geoorloofde aantasting bevoegdheid andere) bevoegdheden Marginale toetsing van noodzakelijkheidsvoorwaarde door GWH 2 bijkomende voorwaarden (>GwH): Federale aangelegenheid leent zich tot een gedifferentieerde regeling Weerslag op de federale aangelegenheid is slechts marginaal: geen afbreuk aan de fundamentele beginselen van de materie Sinds 1993: ook toegepast op door de Grondwet aan de federale overheid voorbehouden materies (art. 19 BWHI): GW „bij‟, „door‟, „krachtens‟ de wet moeten worden geregeld Vb. oprichting van administratieve rechtscolleges (voorbehouden in art. 161 GW) Door strenge voorwaarden wordt er echter uitzonderlijk gebruik van gemaakt §3. Aard van de bevoegdheden heeft geen invloed op de interpretatie Het is niet omdat G&G momenteel enkel toegewezen bevoegdheden hebben dat hun bevoegdheden restrictief geïnterpreteerd moeten worden RvS, afdeling wetgeving: „G&G kunnen (grond)rechten erkennen in de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren‟ Vb. G&G kunnen binnen hun bevoegdheden ook subsidies verlenen, zich borg stellen en een indexeringsmechanisme uitwerken 5. Een stroeve wijzigingsprocedure: “verschanste” bevoegdheden “Beschermde” of “verschanste” bevoegdheden moeten in bijzondere meerderheidswetten/communautaire wetten geregeld worden Gemeenschappen: Bevoegdheden in GW („gebetoneerd) Verder uitgewerkt in bijz meerderheidswet Gewesten: Niet uitdrukkelijk in GW Volgens art. 39 GW: opgesomd in bijz meerderheidswet Stroeve grondswetsherzieningsprocedure wordt vermeden, maar er blijven voldoende waarborgen voor de twee volksgemeenschappen (bijzondere meerderheid: meerderheid in beide taalgroepen en 1/3 totale meerderheid)
Bepaalde aspecten echter in gewone wet geregeld 6. Verticaliteitsbeginsel Regel:Eenzelfde overheid voor de geheelheid van de materie bevoegd: de overheid die wetgevende bevoegdheden heeft, heeft ook de uitvoeringsbevoegdheid = logische gevolgstrekking uit autonomiebeginsel Uitzonderingen bepaald Grondwet en bijzondere wetten Vb. G&G enkel uitvoeringsbevoegdheid (art. 6, §1, IX, 3° BWHI i.v.m. tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten) 7. Beperkte fiscale autonomie §1. Algemeen Autonomie is pas verzekerd indien ook fiscale autonomie Grondwetgever: Aan G&G bevoegdheid om belastingen en retributies te heffen Hun middelen moeten echter in hoofdzaak van financiering door de federale overheid komen (> Bijz Wet Financiering G&G van 16jan 1989) §2. Wijze waarop G&G financiële middelen verwerven De in de Grondwet opgenomen autonome belastingsbevoegdheid Art. 170, §2 GW: G&G kunnen d.m.v. decreet of ordonnantie belastingen invoeren = autonome bevoegdheid: niet gebonden aan materiële bevoegdheden Aantal beperkingen: Geen belastingen op materies die het voorwerp uitmaken van een federale belasting Belastingheffing = concurrerende bevoegdheid Evenredigheidsbeginsel en economische en monetaire unie respecteren Fr &Vl gemeenschap kunnen de facto geen belastingen heffen door het territoriaal toepassingsgebied van hun decreten (in Brussel) en het gelijkheidsbeginsel De in de Bijzondere Financieringswet opgenomen financieringsmiddelen Toegewezen gedeelten van de opbrengst personenbelasting en BTW Door aangaan leningen Niet-fiscale ontvangsten (retributies) Dotaties Nationale solidariteitstussenkomst Oneigenlijke fiscale bevoegdheid (sinds 2001 enkel voor gewesten) = belastingen door de federale overheid ingevoerd, (bepaalde aspecten van de) regelgeving en opbrengsten aan gewesten toegewezen =‟Gewestelijke belastingen‟ ≠ autonome gewestelijke belastingen!!! vb. onroerende voorheffing en registratierecht §3. Ruime bestedingsautonomie art. 175 & 177 GW: bestemming van ontvangsten geregeld bij decreet of ordonnantie Enige beperking: uitgaven en subsidies enkel in kader van bevoegdheden 8. Coöperatief federalisme §1. Algemeen Vaststellingen na aantal staatshervormingen: Autonomie verschillende deelgebieden gewaarborgd; maar Onmogelijke perfecte scheiding tussen beleidsniveaus Interdependentie en wederzijdse beïnvloeding zijn onvermijdbaar Meer aandacht voor procedures van overleg en coördinatie tussen entiteiten
° Verschillende samenwerkingsvormen: overleg, vertegenwoordiging, samenwerkingsprocedures-en akkoorden Verplicht (wnr door de grond-of bijzondere wetgever voorgeschreven) of vrijwillig §2. Overleg binnen het Overlegcomité en de interministeriële conferenties Leden: Leden van federale regering en G&G-regeringen Bevoegdheden Overlegcomité: Voorkomen en regelen van belangenconflicten Gespecialiseerde comités oprichten: de interministeriële conferenties Forum voor overleg tussen de federale regering en G&G-regeringen Forum voor de betrokkenheid van de regeringen bij beslissingen v/e andere regering Voorbereiding samenwerkingsakkoorden Geen dwingende beslissingsbevoegdheid (uitz.: Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid) §3. Vertegenwoordiginginstellingen van de andere overheid Regeling in art. 92ter BWHI art. 92ter BWHI: bepaalt op welke wijze de overheden vertegenwoordigd kunnen worden in instellingen en organismen van andere overheden Regeringen regelen zelf hoe andere overheden vertegenwoordigd kunnen worden in hun organen en instellingen Regeling buiten art. 92ter BWHI Kan ook geregeld worden zonder de voorwaarden in art. 92ter BWHI bij adviserende instellingen of commissies Omwille van de autonomie van de entiteiten: in dat geval geen bindende gevolgen aan de vertegenwoordiging Niet aanwijzen of afwezigheid van de vertegenwoordigers: geen invloed op de geldigheid van advies of geformuleerde voorstellen Federale overheid kan de G/G niet verplichten om vertegenwoordigers aan te duiden in federale organen, en vice versa §4. Verschillende samenwerkingsprocedures Procedures verschillen naar intensiteit: informatie, voorafgaand advies, eensluidend advies, betrokkenheid, overleg, goedkeuring en akkoord 2 categorieën: Procedures die de beslissingsbevoegdheid niet verdelen Informatie, voorafgaand advies, betrokkenheid en overleg Bevoegde overheid: behoudt het uiteindelijke beslissingsrecht is niet verplicht de zienswijze van de andere overheden te volgen. 1. Informatie = Overheid moet andere overheid op de hoogte brengen van de voorgenomen of genomen beslissingen Doel: overheid kan uitmaken of een bevoegdheids- of belangenconflict is ontstaan Minst verregaande vorm van samenwerken Vb. informatieplicht voor gemeeschapsregeringen om de federale overheid te informeren van hun beslissingen inzake erkenning, sluiting en investeringen m.b.t. zorgverstrekkingen in en buiten de verplegingsinstellingen 2. Voorafgaand advies = Overheid moet advies inwinnen voor dat het bepaalde beslissing mag nemen Andere overheden kunnen mening geven waarmee de auteurs rekening kunnen houden
Auteurs: niet gebonden door het advies (wel bij een eensluidend advies, cf. infra) Vb.: art. 87, §4 BWHI: Ministerraad regelt statuut van G&G-ambtenaren na advies andere regeringen 3. Overheden betrekken bij het ontwerp of overleg plegen “Betrokkenheid” en “overleg” = inhoudelijk Bewerkstelligen zekere continuïteit in de samenwerking Moeten plaatsnemen voor het nemen van de beslissing °dialoog (i.t.t. twee voorgaande schriftelijke procedures) RvS: betrokken orgaan dient minstens een uiteenzetting te krijgen van de redenen waarom de beslissende overheidhet niet raadzaam acht op de voorstellen in te gaan Hoofdzakelijk mondeling via het Overlegcomité of in interministeriële conferenties Geen procedureregels in bijzondere wet procedureprotocols > Overlegcomité Protocols zijn niet in rechte afdwingbaar Bij advies over wetgevende akte: via het procedurereglement van wetgevende vergadering waar ze werd ingediend Vb. art. 6, §3bis, 3°: verplicht overleg gewest/federale regering over spoorwegen en maatschappijen voor stads- en streekvervoer Procedures die de beslissingsbevoegdheid verdelen Akkoord, goedkeuring en eensluidend advies Beslissing kan niet genomen worden wanneer de andere entiteit zich ertegen verzet 1. Akkoord Vb. Art 92ter BWHI: Koning regelt vertegenw vd G&G in beheers-of beslissingsorganen van nationale instellingen en organismen na akkoord van bevoegde regeringen 2. Goedkeuring (komt weinig voor) Vb. Art 49 BWFinancieringG&G: Indien Koning lenersmogelijkheid G&G heeft beperkt Leningen van de deelgebieden moeten door minister van Financiën worden goedgekeurd 3. Eensluitend advies e Vb. Art 11 2 lid BWHI: Eensluitend advies van Ministerraad vereist voor iedere beraadslaging in de G-of G-regering over een voorontwerp van decreet waarin een straf of strafbaarstelling is opgenomen waarin Boek I van het Strafwetboek niet voorziet §5. Samenwerkingsakkoorden Algemeen Meest verregaande samenwerkingsvorm art. 92bis, §2 - §4quinquies BWHI: opsomming van gevallen waarin samenwerkingsakkoord (tss federale overheid, G en G) verplicht In de andere gevallen: een mogelijkheid art. 92bis, §1: waarover mogelijk RvS en GwH: „Het is soms noodzakelijk, hoewel niet wettelijk verplicht gezien de soms complexe bevoegdheden en daaruit vloeiende praktische moeilijkheden‟ Nooit een uitwisseling, afstand of teruggave van bevoegdheden Overheid kan geen samenwerkingsakkoord sluiten dat geen betrekking heeft op de hem toegekende bevoegdheden Wijze van totstandkoming ≈ sluiten van internationale verdragen UM: voeren van onderhandelingen en sluiten van akkoord Meeste akkoorden: goedkeuring van de WM nodig (instemming door decreet/wet) aangelegenheden die bij wet/decreet worden geregeld akkoorden die de gemeenschap/gewest of de Staat zouden kunnen bezwaren akkoorden die Belgen persoonlijk zouden kunnen binden
WM kan akkoord niet inhoudelijk amenderen Bij ≠ wetgevers: 1 wetgever keurt niet goed: akkoord blijft zonder gevolg Goedgekeurde akkoorden die rechten en plichten voor burgers doen ontstaan: In het B.S.bekendgemaakt Plaats in de normenhiërarchie Niet bepaald in Grondwet of bijzondere wetten GwH acht zich bevoegd om wetgevende akten houdende goedkeuring van samenwerkingsakkoorden en de inhoud ervan te toetsen Bij °geschillen: Samenwerkingsgerecht Samengesteld uit leden aangeduid door de partijen Voorzitter gecoöpteerd door de leden Geen beroep mogelijk Beslissing mag het voorwerp zijn van een gedwongen tenuitvoerlegging §6. Controle op de samenwerkingsvormen Preventieve controle door de RvS, afdeling wetgeving Preventief D.m.v. de adviezen die ze verstrekt Pas voor advies: indien samenwerkingsvormen vervuld: RvS kan de naleving controleren Ook advies over samenwerkingsakkoorden die de WM goedkeurt Politieke controle door het Overlegcomité Politiek art. 33 G(ewone)WHI: een zaak kan bij het Overlegcomité aanhangig gemaakt worden indien een overheid de procedures van de samenwerkingsvormen niet heeft nageleefd Geen controle op samenwerkingsakkoorden: behoren tot bevoegdheid van het samenwerkingsgerecht Jurisdictionele controle Jurisditioneel 1. Grondwettelijk Hof art. 30bis BWA: samenwerkingsvormen (m.u.v. samenwerkingsakkoorden): te beschouwen als bevoegdheidsverdelende regels GwH: wel nagaan of verplichte samenwerkingsakkoorden (ex. art. 92bis BWA) effectief gesloten worden GwH: wel wetten die samenwerkingsakkoorden goedkeuren en hun inhoud toetsen 2. Raad van State, afdeling administratie Verordeningen waarbij de voorgeschreven samenwerkingsvormen (m.u.v. samenwerkingsakkoorden) niet worden nageleefd, kunnen worden vernietigd Enkel G&G, federale Staat en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (en dus niet particulieren) kunnen de vernietiging vorderen Onenigheid over bevoegdheid tot vernietiging van samenwerkingsakkoorden: Volgens sommigen zijn de akkoorden administratieve rechtshandelingen Volgens anderen zijn ze een contractueel fenomeen en geen eenzijdige overheidsakte: RvS kan enkel de instemmingsakte vernietigen 3. Gewone hoven en rechtbanken Verordeningen waarbij de samenwerkingsvormen niet worden nageleefd buiten beschouwing laten via de exceptie van onwettigheid
9. De assymetrische structuur van het Belgisch federalisme §1. Algemeen Institutionele organen van de verschillende G&G zijn niet op dezelfde wijze georganiseerd: Vlaanderen: Gemeenschaps- én gewestbevoegdheden door Vl Parlement en Vl Regering (maar juridisch gezien geen fusie) Wallonië: Gemeenschapsaangelegenheden: door Fr Gemeenschapsparlement en Regering Gewestelijke materies: door Waals Gewestparlement en zijn Regering Mogelijkheid tot bevoegdheidsoverdrachten: Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie in Brussel (art. 138 GW) Waalse Gewest aan de Duitstalige Gemeenschap (art. 139 GW) §2. De “fusie” in Vlaanderen Algemeen: rechtsbron en fusie in Wallonië? Grondwettelijke basis in art. 137 GW met uitvoering in art. 1, §1 BWHI Twee rechtspersonen (Vl) Institutioneel weinig verschil tussen gemeenschaps- en gewestaangelegenheden Juridisch-technisch echter twee onderscheiden rechtsperonen met eigen begroting Vlaams Parlement: mag eigen financiële middelen echter vrij bestemmen voor de financiering van gemeenschaps- en gewestaangelegenheden Territoriaal toepassingsgebied van de gemeenschaps- en gewestdecreten Vl decreten in gewestaangelegenheden: Enkel rechtskracht in Nederlands taalgebied (dus niet in Brussel-Hoofdstad) 6 Brusselse leden Vl parl mogen hierover dus niet stemmen Vl decreten in gemeenschapsaangelegenheden: Ook rechtskracht in Brussel-Hoofdstad Decreten van Vl. Parl. moeten vermelden welk soort aangelegenheden ze regelen RvS, afdeling wetgeving: gewest- en gemeenschapsaangelegenheden niet vermengen in één decreet maar er is wel politieke wil hiervoor (bv.begrotings- en programmadecr) Oplossing: Bepalingen over gewestaangelenheden:Niet gestemd door Br leden (stemknopje werkt nt) Bepalingen over gemeenschapsaangelegenheden: Gestemd door alle leden Bepalingen over beide soorten aangelegenheden: twee stemmingen (één met en één zonder de Brusselse leden) waarvoor telkens een meerderheid vereist is
Brusselse leden in de Vlaamse Regering Hebben slechts raadgevende stem
§3. De overheveling van bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie De facto onmogelijkheid tot fusie art. 1, §4 BWHI : bepaalde gelijkaardige fusie voor Wallonië twee decreten moesten aangenomen worden in beide parlementen maar werd geschrapt in 1993 Grondwettelijk nog mogelijk, maar geen bepaling hoe dit moet gebeuren de facto niet meer te realiseren
Oplossing: bevoegdheidsoverdracht art. 138 GW: Sinds 1993: mogelijkheid om bevoegdheden Franse Gemeenschap te laten uitoefenen door Waalse Gewest en Franse Gemeenschapscommissie te Brussel Mits: Decreet met 2/3 meerderheid in Fr Gemeenschapsparl
Decreet met volstrekte meerderheid Waals Gewestparl en Fr Taalgroep van Brussels Hoofdstedelijk Parl Directe aanleiding opname art: financiële problemen van de Franse Gemeenschap In 1993: art. 138 GW effectief toegepast Franse Gemeenschapscommissie: effectieve wetgevende functie/decreterende bevoegdheid Uitgeoefend door Franse taalgroep van Brussels Hoofdstedelijk Parlement en College bezit dezelfde bevoegdheden als de Franse Gemeenschap Waals Gewest kan haar ontvangen bevoegdheden niet uitoefenen in het Duitse taalgebied, aangezien de Franse Gemeenschap dit ook niet kon decreten Waals Gewest inzake gewestaangelegenheden zijn daar wel van toepassing Leden die hun eed in het Duits afleggen mogen niet stemmen over aangelegenheden die overgedragen bevoegdheden regelen RvS: „Vermenging van beide soorten aangelegenheden in één decreet is niet mogelijk §4. Overheveling van bevoegdheden van het Waalse Gewest naar de Duitstalige Gemeenschap (art. 139 GW) Duitstalige Gemeenschap kan aantal Gewestbevoegdheden uitoefenen Ontvangen bevoegdheden: enkel uitoefenbaar in Duitse taalgebied Overdracht: door telkens een decreet van beide parlementen (Waals Gewestparl & Parl Duitstalige Gemeenschap) Monumenten en landschappen en tewerkstellingbeleid §5. Besluit Zwaartepunt Vlaanderen: Gemeenschap Zwaartepunt Wallonië: Gewest In deze federale assymetrie ligt de stabiliteit en pacificatie van België 10. Een beperkte constitutieve autonomie §1. De aanloop Meeste Federale staten: betekenis autonomie tweevoudig: Bevoegdheid om normen uit te vaardigen die kracht van wet hebben in bepaalde aangelegenheden Autonoom bepalen op welke manier de bevoegdheden worden uitgeoefend: de wijze waarop de instellingen van de deelgebieden georganiseerd zijn en functioneren, vaak in een eigen Grondwet In de loop van de staatshervorming: schuchtere stappen in de richting van het toekennen van 'constitutieve bevoegdheden' (vb. de cultuurraden hadden reeds de bevoegdheid hun eigen reglement op te stellen) §2. Constitutieve autonomie sinds 1993 = autonome bevoegdheid van de deelgebieden om de inrichtingen en de werking van de eigen organen te bepalen Bepaald in art. 118, §2 (parlementen) en 123 (regeringen) GW Geen constitutieve autonomie voor Duitstalige Gemeenschap en Brussels Hoofdstedelijk Parlement 2 voorwaarden aan uitoefening: Bijzondere meerderheidswet: aanduiden voor welke aangelegenheden Decreten om autonomie vorm te geven: 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen meerderheid van de parlementsleden aanwezig Bewoording vrij ruim ingeperkt door BWHI (opsomming bevoegdheden:p. 1024-1025 Overzicht Publiekrecht)
§3. Toepassing in Vlaanderen In verleden: meerdere bijzondere decreten gebruik makende van haar constitutieve autonomie in 2006: Gecoördineerd in het Bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse Instellingen, ook de (nog) niet-gewijzigde aangelegenheden uit BWHI overgenomen §4. Besluit °Verschillen in regeling van werkzaamheden naar gelang deelgebied Constitutieve autonomie lijkt belangrijke voorfase in evolutie naar volwaardige grondwettelijke bevoegdheid voor de deelgebieden 11. Het beginsel van de federale loyauteit of de “Bundestreue” Autonomie mogelijkheid °gevaar voor federale structuur in haar totaliteit Entiteiten: Evenwicht van de totaalconstructie niet in gevaar brengen Belangen van andere geledingen van de Staat niet te schaden = Federale loyauteit of „Bundestreue‟ Uitdrukkelijk in art. 143, §1 GW in 1993 sluit aan bij evenredigheidsbeginsel (erkend door RvS en GwH): geen enkele van de rijksgemeenschaps- of gewestoverheden mag bij het voeren van het beleid dat haar is toevertrouwd, zonder dat daartoe een minimum van redelijk gronden voorhanden is, zo verregaande maatregelentreffen dat een andere overheid het buitenmate moeilijk krijgt om het beleid dat haar is toevertrouwd doelmatig te voeren = uitdrukkelijk beginsel ter voorkoming van belangenconflicten Parlementaire voorbereidingen: „geen bevoegdheidsverdelend criterium‟ en „kan niet getoetst door GwH of RvS‟ Sommige auteurs: wel het geval GwH: geen 'zuivere belangenconflicten'(politieke conflicten) wel 'gemengde belangenconflicten' (die ook een juridisch conflict inhouden)
Hoofdstuk II Bevoegdheidsverdeling 1. Types van bevoegdheidsverdeling §1. Indeling op basis van de juridische draagwijdte Exclusieve bevoegdheden In beginsel: Slechts één overheid exclusief bevoegd voor een bepaalde aangelegenheid op een bepaald grondgebied Juridisch conflict tussen twee normen van verschillende overheden worden herleid tot de bevoegdheidsoverschrijding van minstens één van de overheden Streven naar zoveel mogelijk exclusieve bevoegdheden Meestal: „gedeelde exclusieve bevoegdheden‟: elke overheid bevoegd voor bepaalde aspecten van de aangelegenheid = ng altijd exclusieve bevoegdheid:slechts één overheid op een grondgebied kan bevoegd zijn voor een materie Maar: overheid kan andere overheden kan dwarsbomen (belang van het evenredigheidsbeginsel: geen verregaande maatregelen waardoor andere overheid moeilijkheden krijgt) Samenwerking = zeer belangrijk Concurrerende bevoegdheden (samenlopende bevoegdheden) = verschillende overheden hebben de bevoegdheid om een aangelegenheid te regelen op een welbepaald grondgebied de facto hiërarchische verhouding tussen uitgevaardigde normen Algemene (Integrale) Concurrerende Bevoegdheden Deelgebieden: slechts regelend optreden zolang federale overheid bevoegdheid niet heeft gehanteerd Indien federale overheid optreedt: normering van de deelgebieden van rechtswege opgeheven Duits principe: Bundesrecht bricht Landesrecht (bij ons geen algemeen principe) België: 1 specifiek geval: belastingen (art. 170 GW) Beperkte Concurrerende Bevoegdheden Voorwaardelijk of Temporeel beperkt = gelden maar voor bepaalde periode of onder bepaalde voorwaarden vb. federale instanties kunnen onder bepaalde voorwaarden in de plaats van het Brussels Hoofdstelijk Gewet treden Beperkte/oneigenlijke concurrerende bevoegdheden: federale overheid stelt basisregels vast en deelgebieden vullen aan en passen toe (eigenlijk eerder exclusieve bevoegdheden)
Parallelle bevoegdheden = verschillende entiteiten tegelijkertijd en cumulatief bevoegd zonder hiërarchie tussen de rechtsnormen vb. oprichten en beheren van openbare kredietinstellingen, regelen van grondrechten Meestal: instrumentele bevoegdheden: om hoofdbevoegdheden op de meest efficiënte manier uit te oefenen Belang van het evenredigheidsbeginsel: kan door GwH worden gesanctioneerd
§2. Inhoudelijke indeling Globale bevoegdheid: materie die volledig – zonder uitzonderingen – is toegewezen aan één enkele overheid Fragmentaire bevoegdheid: bevoegdheid omtrent één aspect van een bepaalde materie Kaderbevoegdheid: bevoegdheid waarbij een overheid de krijtlijnen schetst, waarbinnen een andere overheid kan opereren
Uitvoeringsbevoegdheid: bevoegdheid waarbij de ene overheid de door de andere overheid uitgevaardigde norm kan uitvoeren België: geen enkele categorie dominant 2. De bevoegdheden van de gemeenschappen §1. Ratione materiae Algemeen 4 grote categorieën: culturele aangelgenheden, persoonsgebonden aangelegenheden, taalgebruik en onderwijs (art. 127-130 GW juncto art. 4-5 BWHI) Ook: Samenwerking tussen de gemeenschappen Internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van verdragen Bevoegdheden zijn als aangelegenheden uitgedrukt, niet als doestellingen Normen die aangelegenheden regelen waarvoor ze niet bevoegd zijn maar die wel als doel hebben een bevoegdheid te regelen: overschrijden de bevoegdheid Culturele aangelegenheden (art. 127 GW en art. 4 BWHI) Oorspronkelijk enige bevoegdheden ( „cultuurgemeenschappen‟) Opsomming in art. 4 BWHI Bevoegdheid: Alle initiatieven nemen ter bevordering van de cultuur en ter verwezenlijking van eenieders recht op culturele ontplooiing Exclusieve terrtoriale bevoegdheidsverdeling in acht nemen: extraterritoriale gevolgen mogen het cultuurbeleid van een andere gemeenschap niet tegenwerken Persoonsgebonden aangelegenheden (art. 128 GW en art. 5 BWHI) = aangelegenheden die nauw met het leven van de mens in zijn gemeenschap verbonden zijn Voornamelijk geregionaliseerd op vraag van de Brusselse Vlamingen die zoveel mogelijk in eigen taal wensten behandeld worden door de hulpverlenende instellingen in BXL 2 grote categorieën: Gezondheidsbeleid Zorgenverstrekking in en buiten verplegingsinrichtingen Gezondheidsopvoeding ... (zie boek pag 1041-1044) Bijstand aan personen Gezinsbeleid Beleid inzake maatschappelijk welzijn Onthaal en integratie inwijkelingen Beleid inzake mindervaliden Bejaardenbeleid Jeugdbescherming Sociale hulp aan gedetineerden voor sociale integratie (zie boek pag 1044-1049) (sociale gezondheidszorg blijft federaal)
Onderwijs (art. 127 en 130 GW) in 1970 zeer beperkte communautarisering in 1988 echt gecommunautariseerd, mits aantal uitzonderingen (zie art. 127, §1, 2° GW) (zie boek pag 1050- 1054)
Taalgebruik (art. 129-130 GW) noot: onderscheid tussen Vl. en Fr. Gemeenschap enerzijds en D. Gemeenschap anderzijds Vl en Fr Gemeenschap: Gebruik taal in: Bestuurszaken
Onderwijs (in de door overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende inrichtingen) Sociale betrekkingen tussen wergevers en personeel & door wet en verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen Dui Gemeenschap: Gebruik taal in: Onderwijs (in de door overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende inrichtingen) Uitzonderingen: (zie boek pag 1054-1055) Bevoegdheid inzake taalgebruik is te onderscheiden van de materiële bevoegdheden vb. federale bevoegdheid om identiteitskaart te regelen impliceert niet dat ze ook mag kiezen in welke taal ze moeten worden opgesteld art. 4 GW!: gemeenschappen niet bevoegd om in de eentalige gebieden de tweetaligheid in bestuurszaken in te voeren §2. Ratione loci Gemeenschapsdecreten m.b.t. cultuur en onderwijs hebben kracht van wet: In eigen taalgebied T.a.v. instellingen in Brussel-Hoofdstad die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot één gemeenschap (art. 127, §2 GW) Andere instellingen in Brussel-Hoofdstad (de biculturele instellingen) en maatregelen t.a.v.de Brusselaars zelf: federale overheid blijft bevoegd Gemeenschapsdescreten m.b.t. persoonsgebonden aangelegenheden: In eigen taalgebied T.a.v. de instellingen in Brussel-Hoofdstad die wegens hun organisatie moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot één gemeenschap (art. 128, §2 GW) Bipersoonsgebonden instellingen en de fysieke Brusselaars: Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd Gemeenschapsdecreten inzake taalgebruik: Enkel in eigen taalgebied (uitzonderingen in art. 129, §2) Federale overheid blijft bevoegd voor het taalgebruik in: Tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad Duitstalige taalgebied (behoudens onderwijszaken) Faciliteitengemeenten 3. Bevoegdheden van de gewesten §1. Ratione materiae Bevoegdheden niet in GW opgesomd Art. 39 GW: bijzondere wet legt de bevoegdheden vast Bijzondere wetgever kan taalgebruik en gemeenschapsbevoegdheden niet opdragen aan de gewesten Art. 6 BWHI: opsomming van bevoegdheden (titels slechts indicatief) Bevoegheden omschreven als aangelegenheden, niet als doelstellingen (zie gemeensch) Ruimtelijke ordening Leefmilieu en waterbeleid Landinrichting en natuurbehoud Huisvesting Landbouwbeleid en zeevisserij Economiebeleid Energiebeleid Ondergeschikte besturen Tewerkstellingsbeleid Openbare werken en vervoer (zie boek pag 1060-1086) Internationale samenwerking en bevoegdheid om verdragen te sluiten i.k.v. hun bevoegdheden (art. 167, §1, eerste lid GW)
§2. Ratione loci Vlaamse en het Waalse gewest omschreven in art. 5 G.W. Door eliminatie: Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit 19 Brusselse gemeenten (niet in de Grondwet vastgelegd) 4. Instrumentele bevoegdheden §1. Algemeen G&G: aantal middelen om materiële bevoegdheden daadwerkelijk te kunnen uitoefenen = Instumentele bevoegdheden: Strafrechtelijke bevoegdheden Openbare instellingen en diensten Administratief toezicht Verwerven van goederen – recht van voorkoop – onteigeningen Wetenschappelijk onderzoek (ook: verdragen sluiten (buitenlandse betrekkingen) belastingen en retributies invoeren) Meeste: accessoir: enkel uitgeoefend binnen grenzen van de hen toegewezen materiële bevoegdheden §2. Strafrechtelijke bevoegdheden (art. 11 BWHI) Binnen grenzen bevoegdheden G&G: decreten kunnen de niet-naleving van hun bepalingen strafbaar stellen en de straffen wegens die niet-naleving bepalen Bepalingen Boek I van het Strafwetboek van toepassing, Uitzonderingen: voor bijzondere inbreuken: door een decreet Eensluidend advies van de Ministerraad vereist voor iedere beraadslaging in de G-ofGregering over voorontwerp van decreet waarin straf of strafbaarstelling is opgenomen waarin Boek I van het Strafwetboek niet voorziet. Bijzondere inbreuk: Alleen betrekking op de in die decreten opgenomen bepalingen die eigen zijn aan de geregelde aangelegenheden Geen algemene strafrechtleijke regels doen ontstaan die op alle bevoegdheden van toepassing zijn Eensluidend advies: om de eenheid in het strafrecht te waarborgen niet voor administratieve geldboetes staan los van het strafrecht Strafprocesrecht: residuaire bevoegdheid federale overheid (mits uitzonderingen bepaald in art. 11 BWHI) G&G: enkel aan strafproces raken door gebruik impliciete bevoegdheden §3. Openbare instellingen en diensten Art. 8 BWHI: G&G: bepalingen en andere maatregelen aannemen betreffende de infrastructuur die noodzakelijk is voor de uitoefening van die bevoegdheden Art. 87, §1 BWHI: voor de uitoefening van hun bevoegdheden beschikken ze over een eigen administratie, instellingen en personeel (statuut vastgelegd door Regering) Art. 87, §2-§5 BWHI: regeling personeel art. 9 BWHI: G&G: dienstgewijze gedecentraliseerde instellingen oprichten voor de aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn en zelf het financieel, budgettair en administratief toezicht regelen Statuut personeel instellingen: geregeld door decreet (niet door de Regering) §4. Administratief toezicht Art. 7 BWHI: [...] zijn de gewesten bevoegd voor de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht op de provincies, de agglomeraties en federaties van gemeenten, de gemeenten en de binnengemeentelijke territoriale organen
Sinds staatshervorming (2001): Ook voor gemeenten in Duitse taalgebied, randgemeenten en gemeenten Komen-Waasten en Voeren (wel beperkingen) 'Organisatie': Bepalen handelingen die aan toezicht onderworpen zijn Vorm van het toezicht (schorsing, vernietiging, goedkeuring) procedure van het toezicht (aanwijzing van de toezichtoudende overheid, termijnen, onderzoek, uitvoerbaarheid van de beslissing, motiveringsplicht, ...) 'Uitoefening': Door een gewestregering, maar meestal gedelegeerd aan een minister 2 soorten toezicht: Gewoon administratief toezicht: = toezicht van gemeen recht Uitgeoefend wanneer aangelegenheid: Uitsluitend van provinciaal of gemeentelijk belang is Tegelijk van provinciaal of gemeentelijk, én een hoger belang is, zonder dat de bevoegde wetgever een strengere controle vanwege de hogere overheid noodzakelijk acht Voornamelijk op handelingen die gedecentraliseerde besturen stellen in kader van hun autonomie Specifiek administratief toezicht: Op handelingen gesteld in het kader van hun medebewindstaken Doel: grotere controle van de hogere overheid op gedecentraliseerde besturen m.b.t. een bepaald onderdeel van het beleid van het hogere niveau In aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren (vb. gewesten kunnen specifiek toezicht organiseren m.b.t. ruimtelijke ordening, gemeenschappen m.b.t. bibliotheekwezen en de federale overheid inzake civiele bescherming) Bevoegde overheid geeft opdrachten aan de gedecentraliseerde besturen zonder organisatie specifiek toezicht gewestregering blijft bevoegd Aantal beperkingen uit BWHI (zie boek pag 1098-1099) §5. Verwerven van goederen – recht van voorkoop – onteigeningen Algemeen: eigen goederen (art. 12 BWHI) Algemene regeling ontbreekt: Ministerraad moet over elke overdracht afzonderlijke nagaan of het goed al dan niet onmisbaar is voor de uitoefening van de bevoegdheden Recht van voorkoop (art. 14 BWHI) Uitdrukkelijk beschreven als instumentele bevoegdheid = voorkeurrecht waarbij de eigenaar van een bepaald goed verplicht is het goed eerst aan te bieden aan degene die dat recht kan uitoefenen, op voorwaarde dat de eigenaar dezelfde prijs krijgt als van ieder ander die het wenst te kopen = voorkeurrechten van de overheid of van (rechts)personen die taken vervullen in het kader van een door de overheid uitgewerkt beleid enkel bij decreet/ordonnantie recht invoeren ≠ onteigening: eigenaar gaat spontaan over tot de verkoop 2 beperkingen: Geen afbreuk recht op voorkoop dat bestaat op 30 juli 1993 (inwerkingtreding art 14BWHI) Geen recht op voorkoop invoeren op goederen van federaal openbaar op privaat domein Evenredigheidsbeginsel: indien versch wetg verkooprecht willen invoeren op zelfde goed, moet iedere wetg het belang dat hij beoogt te beschermen afwegen ten aanzien van de andere belangen die door andere wetg worden beschermd
Onteigening (art. 79 BWHI) 2 beperkingen: Beginsel van billijke en voorafgaande schadeloosstelling respecteren G&G wel bevoegd zijn om berekeningswijze degelijke schadeloosstelling vast te stellen moet tot billijke schadeloosstelling leiden: integraal herstel Federale onteigeningsprocedure naleven G&G ook bevoegd om eigendomsrecht te beperken indien passend in kader aangelegenheid §6. Wetenschappelijk onderzoek G&G (art. 6bis, §1 BWHI) en de federale overheid (art. 6bis, §2, 1° BWHI): bevoegd voor wetenschappelijk onderzoek in het kader van hun bevoegdheden art. 6bis, §2, 2° tot 6° BWHI : enkele extra bevoegdheden aan federale overheid art. 6bis, §3 BWHI: federale overheid: in bepaalde gevallen tussenkomen in wetenschappelijk onderzoek die tot de bevoegdheid van de G&G behoren Maar: G/G in kwestie: akkoord geven 5. Bevoegdheden van de federale overheid Residuaire bevoegdheden = bevoegheden die aan geen enkel beleidsniveau zijn toegewezen Toegewezen bevoegdheden (BWHI): = uitzonderingen op bevoegdheden van de G&G Voorbehouden bevoegdheden(GW): = wnr GW bepaalt dat een aangelegenheid “door”, “bij” of “krachtens” een wet moet worden geregeld Art. 19, §1 BWHI: G&G oefenen bevoegdheden uit “onverminderd de bevoegdheden die (na de inwerkingtreding van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen) door de Grondwet aan de wet zijn voorbehouden.” G&G mogen de voorbehouden bevoegdheden in beginsel niet betreden Voorbehouden bevoegdheid ingevoerd is voor de inwerkingtreding van de bijzondere wet van 8 augustus 1980: G&G wel gemachtigd om die aangelegenheden te regelen Voorbehouden bevoegdheden ingevoerd na inwerkingtreding van de bijzondere wet van 8 augustus 1980: G&G niet gemachtigd Kan wel betreden worden d.m.v. de impliciete bevoegdheden 6. Enkele bijzonderheden m.b.t. de bevoegdheidsverdeling §1. Bevoegdheid inzake grondrechten Lange tijd: federale aangelegenheid Uitwerking: in grote mate een voorbehouden bevoegdheid Ondenkbaar dat grondrechten binnen eenzelfde staat een andere invulling krijgen RvS, afdeling wetgeving is nu teruggekomen op deze visie: Grondwetgever: grondrechten zijn niet uit hun aard een federale bevoegdheid A fortiori geldt dit dus ook voor grondrechten die niet in de GW opgenomen zijn G&G kunnen grondrechten invullen middels hun impliciete bevoegdheden Huidige visie:elke overheid bevoegd om grondrechten te erkennen en te regelen binnen eigen bevoegdheden Ook voor de positieve verplichtingen voortvloeiend uit grondrechten, in het bijzonder het verlenen van horizontale werking Conclusie: grondrechten zijn een parallelle bevoegdheid, maar enkel: Grondrechten die niet in de Grondwet zijn opgenomen Bevoegheidsneutrale (waarvoor geen bevoegdheidsregeling opgenomen is in de GW) grondrechten die wel opgenomen zijn in de Grondwet
§2. Bevoegheid inzake ontwikkelingssamenwerking Art. 6ter BWHI: mogelijkheid om onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking (die betrekking hebben op de G&G-bevoegdheden) over te hevelen naar de G&G Werkgroep moet lijst van deze aangelegenheden opstellen Tot nu toe nog geen gebruik van gemaakt Via de bevoegdheid voor het buitenlands beleid inzake hun materiële bevoegdheden kunnen G&G al bepaalde aangelegenheden van ontwikkelingssamenwerking regelen ontwikkelingssamenwerking is dus parallelle bevoegdheid §3. Controle op de verkiezingsuitgaven en op de regeringsmededelingen en de financiering van de politieke partijen Art. 31, §5 BWHI: G&G bevoegd voor controle op de federale regels hieromtrent Verschillende assemblees moeten elkaars sancties respecteren en uitvoeren G&G-parlementen: ook bevoegd voor aanvullende financiering van politieke partijen parallelle bevoegdheid 7. Bevoegdheidsbeperkende beginselen §1. Evenredigheidsbeginsel = geen enkele overheid mag bij het voeren van het beleid dat haar is toevertrouwd zonder dat daartoe een minimum van redelijke gronden voorhanden is, zo verregaande maatregelen treffen dat een andere overheid het buitenmate moeilijk krijgt om het beleid dat haar is toevertrouwd doelmatig te voeren = bevoegdheidsverdelend criterium Vooral bij gedeeld exclusieve en parallelle bevoegdheden Loutere weerslag op de bevoegdheid van een andere overheid volstaat niet als schending §2. Economische unie en monetaire eenheid GwH: Belgisch staatsbestel berust op geïntegreerde markt en eenheid van munt Expliciet in art. 6, §1, VI, derde lid BWHI in het kader van de economische bevoegdheden van de gewesten GwH: bijzondere wetgever wil een algemene beperking t.a.v. alle bevoegdheden voor zowel gemeenschappen als gewesten Redelijk inhoudsloos geworden door de EU §3. Vrijheid van handel en nijverheid Ook expliciet in art. 6, §1, VI, derde lid BWHI en algemeen erkend door GwH Bijz wetg: eenvormige basisregeling van de organisatie van de econ in geïntegreerde markt handhaven ≠ absolute vrijheid: de overheid kan beperkingen opleggen, mits inachtname van de proportionaliteit
Hoofdstuk III Parlementen en regeringen 1. Situering Uitgangspunt Belgische staatshervorming: Elk gewest heeft eigen parlement en eigen regering Aanvankelijk: regeringen = 'executieven' en parlementen = 'raden' afgeschaft in '99: afwezigheid van een hiërarchie benadrukken Assymetrie van het Belgische staatsbestel uitgangspunt niet perfect uitgevoerd Relevante regelgeving: regeling omtrent de verkiezing, samenstelling en werking van de parlementen en de samenstelling en werking van de regeringen: Art. 115, §1, 118, §1, 121, §1 en 123, §1 GW BWHI, BWBI en Wet Duitstalige Gemeenschap Constitutieve autonomie Vlaams Parlement, Franse Gemeenschapsparlement en het Waalse Gewestparlement kunnen (samen met hun regering) bepaalde aspecten van hun eigen verkiezing, samenstelling en werking regelen 2. Parlementen §1. Algemene beginselen m.b.t. de verkiezingen Rechtsbronnen Slechts beperkt geregeld in de Grondwet: Art. 116 GW: parlement verkozen uit rechtstreeks verkozen mandatarissen Art. 117 GW: parlementen verkozen voor vijf jaar; verkiezingen vallen op dezelfde dag als de verkiezingen voor het Europees Parlement (afwijkingen mogelijk in bijz. wet) Art. 118 GW: verkiezingen worden geregeld in een bijzondere wet (behalve voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, waarvoor een gewone wet volstaat) Verkiezingen van de drie grote parlementen worden geregeld in de BWHI: Art. 25, §2 BWHI: one man, one vote Art. 26bis BWHI: verplicht en geheim Art. 29, §1 BWHI: beginsel van de evenredige vertegenwoordiging Verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Parlement geregeld in BWBI Organisatie van de verkiezingen Gehouden op gewestbasis (m.u.v. Parlement Duitstalige Gem.) Gemeenschapsparlementen: samengesteld uit de verkozenen voor het gewest Voor Vlaams Parlement en Waals Gewestparlement: grondgebied ingedeeld in kieskringen Parlementen zijn bevoegd om de federaal vastgestelde kieskringen te wijzigen o.g.v. hun constitutieve autonomie, maar mogen de gewestgrenzen niet overschrijden Verkiesbaarheids- en kiesgerechtigdheidsvoorwaarden Kiesgerechtigdheidsvoorwaarden: art. 25, §1 BWHI (zie boek pag 1122) Verkiesbaarheidsvoorwaarden: art. 24bis, §1 BWHI (zie boek pag 1122-1123) e e art. 28, 6 en 7 lid BWHI: gelijke aanwezigheid mannen/vrouwen, op één na en de eerste twee plaatsen moeten door verschillende geslachten ingenomen worden er worden gelijktijdig en in dezelfde volgorde ook kandidaat-opvolgers voorgedragen Territorialiteitsbeginsel Brussel-Hoofdstad en Halle-Vilvoorde maken deel uit van afzonderlijke kiesomschrijvingen Franstaligen in Halle-Vilvoorde: enkel stemmen voor het Vlaams Parlement Franstalige inwoner van Halle-Vilvoorde kan lid worden van het Vlaams Parlement Zetelverdeling en controle op verkiezingsuitgaven Zetelverdeling: verloopt grotendeels zoals die op federaal niveau (vb. kiesdrempel van 5%) Controle op verkiezingsuitgaven: geregeld in federale wetgeving controle gebeurt door de parlementen zelf (of het daardoor aangewezen orgaan)
§2. Samenstelling Voor grondwetsherziening van 1993: Vlaams Parlement, het Franse Gemeenschapsparlement en het Waalse Gewestparlement samengesteld uit leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en rechtstreeks verkozen senatoren Sinds grondwetsherziening 1993: Parlementen op gewestbasis verkozen Art 24 BWHI: regeling samenstelling drie grote parlementen Samenstelling Brussels Hoofdstelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap: zie infra Parlementen: niet vroegtijdig ontbonden legislatuurparlementen §3. Werking Algemeen 2 functies: Wetgevende: gezamelijk door parlement en G-of G-regering Controlerende functie: parlement op regering Artikelen die de werking regelen zijn in grote mate geïnspireerd op het federale Parlement, maar door meer en meer gebruik te maken van de constitutieve autonomie treden divergenties op Belangrijkste verschilpunten met de werking van het federaal Parlement Monocameraal stelsel – tweede lezing Opvangen nadelen monocameraal stelsel art. 38 BWHI procedure van tweede lezing opgenomen Door ieder lid van de regering Indien amendement aangenomen: door ieder lid van parlement Ook bij andersluidend advies van de Ministerraad over een straf in een decreet die niet voorzien is in Boek I van het Strafwetboek Procedure uitgewerkt in art. 68 van het reglement van het Vlaams Parlement Bekrachtiging en afkondiging Niet door de Koning maar door gemeenschaps- of gewestregering art. 54, §1 BWHI bepaalt de formule van bekrachtiging en afkondiging Specifieke voorschriften betreffende de stemming 6 Brusselse leden van het Vlaams Parl. mogen niet stemmen over gewestaangelegenheden Leden van het Waals Gewestparlement die de eed in het Duits afgelegd hebben mogen niet stemmen wanneer het parlement bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefent Politieke controle De regering kan slechts op twee manieren vallen: Motie van vertrouwen niet door de meerderheid van het parlement aangenomen (geen aanwezigheidsquorum) regering van rechtswege ontslagnemend Constructieve motie van wantrouwen (waarbij opvolger(s) aangeduid worden) aangenomen Continuïteit ontslagnemende regering handelt de lopende zaken af. Verschilpunten met de federale procedure: Enkel constructieve moties van wantrouwen zijn mogelijk Constructieve motie van wantrouwen kan zowel tegen de ganse regering als bepaalde leden gerichten zijn Constructieve motie van wantrouwen moet de opvolger(s) aanduiden die geviseerd worden (federaal moet enkel de opvolger van de eerste minister aangeduid worden) Verwerpen van een motie van vertrouwen brengt automatisch ontslag met zich mee
De ideologische en filosofische alarmbelprocedure Bestaansreden: benadeling van de agnostische gezindheid in Vlaanderen en van de christelijke gezindheid in Wallonië vermijden Art. 131 GW: wet regelt de regels ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische of filosofische redenen (herhaling art. 11 GW) Procedure is enkel van toepassing in gemeenschapsaangelegenheden Procedure: Met reden omklede motie ondertekend door minstens ¼ van de leden van het parlement moet ingediend worden na indiening van het verslag en voor eindstemming in de openb. vergadering Specifiek college: samengesteld uit de voorzitters van de federale parlementen en van het betreffende gemeenschapsparlement oordelen over ontvankelijkheid Indien ontvankelijk: motie verwezen naar de federale wetgevende kamers die uitspraak doet over de gegrondheid Betrokken parlement kan de behandeling van de betwiste bepalingen slechts hervatten nadat elk van de wetgevende kamers de motie ongegrond heeft verklaard Procedure voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap is gelijkaardig (3 leden moeten de motie ondertekenen) §4. Het statuut van de parlementsleden Onderzoek van de geloofsbrieven Onderzoek geldigheid kiesverrichtingen: parlement onderzoekt geloofsbrieven en beslist over geschillen Uitzondering: BHP: geloofsbrieven onderzocht door taalgroepen beslissing geschillen kan bij geen enkel rechtscollege De onverenigbaarheden Art 119 GW: Parlementslid niet tegelijk lid Kamer volksvertegenw Parlementslid niet tegelijk senator: enkel voor verkozen en gecoöpteerde senatoren Ambten die van GofG afhangen: = regeling federaal wel lid van personeel onderwijs Art 24bis BWHI: onverenigbaarheid met: Federaal minister of staatssecretaris Provinciegouverneur Provincieraadslid Ambt rechtelijke orde Lid van personeel dat rechtstreeks onder gezag staat van betrokken regering of parlement Art 24bis §2ter BWHI: Mag gecummuleerd worden met ten hoogste 1 bezoldigd mandaat Onverenigbaar met functie in andere parlementen Constitutieve autonomie Vl en Waals (gewest)parlement kunnen andere onverenigbaarheden instellen ≠ verkiesbaarheidsvoorwaarden: men kan van iets anders lid zijn maar indien verkozen: mandaat kiezen Parlementsleden zijn verplicht jaarlijks lijst bij Rekenhof neer te leggen mer lijst van mandaten, ambten en beroepen en vermogensaangifte De immuniteiten Art 120 GW: ieder lid van G-of G-parlement geniet parlementaire onverantwoordelijkheid en onschendbaarheid Parlementaire onverantwoordelijkheid (art 58 GW): Parlementsleden kunnen niet worden vervolgd of aan enig onderzoek onderworpen naar aanleiding van mening of stem geuit in de uitoefening van hun functie
= absolute immuniteit: nooit, ook niet na einde mandaat noch burgerrechtelijk, noch strafrechtelijk vervolgd Geen afbreuk aan tuchtrechtelijke bevoegdheid parlementaire vergadering en voorzitter
Parlementaire onschendbaarheid (59 art GW) Parlementsleden kunnen tijdens de zitting, niet in strafzaken kunnen worden aangehouden, noch gedagvaard voor of verwezen naar een rechtbank/hof dan met verlof van het parlement, behalve bij ontdekking op heterdaad Indien parlementslid voor aanvang van de zitting aangehouden of vervolgd werd, blijft hij in hechtenis of vervolging tijdens de zitting, tenzij de betrokken assamblee de hechtenis of vervolging schorst Alle andere daden van vervolging of onderzoek mogelijk maar bijzondere voorwaarden: Vervolging in strafzaken tijdens zitting: enkel door ambtenaren van OM en bevoegde ambtenaren dus niet: door klacht met burgelijke partijstelling bij onderzoeksrechter dus niet: door rechtstreekse dagvaarding door particulier bij het vonnisgerecht Dwangmaatregelen: enkel door bevel eerste voorzitter van hof van beroep op vraag bevoegde rechter (behalve bij ontdekking op heterdaad) moet aan voorzitter parlement worden meegedeeld Huiszoeking en inbeslagnemening: alleen in aanwezigheid van voorzitter parlement of door hem aangewezen lid In elke stand van onderzoek kan betrokken parlementslid, tijdens de zitting en in strafzaken, aan het betrokken parlement de schorsing van de vervolging vragen 2/3 van de stemmen nodig Regeling parlementaire onschenbaarheid niet toepasselijk indien regeling ministriële onschendbaarheid toepasselijk
3. De regeringen §1. Samenstelling Voor 1993: regeringsleden gekozen door en uit het Parlement Sinds 1993: regeringsleden gekozen door maar niet noodzakelijk uit het Parlement Samenstelling en verkiezing uitgewerkt door bijzondere wetgever (en de gewone wetgever voor de Duitstalige Gemeenschap) Art. 59-64 BWHI: samenstelling Vl, Fr, Waalse (gemeenschaps)regering Art. 49-51 WetDuitstGem: samenstelling Duitstalige Gemeenschapsregering Art. 34-35 BWBI: samenstelling Brusselse Hoofdstedelijke Regering Voorwaarden om tot regeringslid verkozen te worden: in bovenstaande artt Art. 11bis GW: regeringen tellen personen van verschillend geslacht GW/BWBI bepalen geen onverenigbaarheid ambt regeringslid/parlementslid, maar alle parlementen hebben dit wel ingevoerd o.g.v. hun constitutieve autonomie Ministers hebben wel zittings- en spreekrecht in het parlement Parlement kan de aanwezigheid van de ministers vorderen Maximum aantal regeringsleden kan o.g.v. constitutieve autonomie worden aangepast Vlaamse Regering: max. 11 leden (niet aangepast) Franse Gemeenschapsregering: max. 8 leden (aangepast, oorspronkelijk 4) Waalse Gewestregering: max. 9 leden (aangepast, oorspronkelijk 7) Brusselse Hoofdstedelijke Regering: 5 leden, bijgestaan door drie gewestelijke staatssecretarissen Regering van de Duitstalige Gemeenschap: minstens drie, maximum vijf leden In Vlaamse en Franse Gemeenschapsregering moet minstens één lid zijn woonplaats hebben in Brussel-Hoofdstad Brusselse leden hebben in gewestaangelegenheden slechts raadgevende stem Voorzitter wordt gekozen door: Leden van de regering zeld Brusselse Hoofdstedelijke Regering: door het parlement
§2. De werking Collegiale organen: elke beslissing in beginsel door de voltallige regering genomen Individuele ministers: enkel voorbereidings- en uitvoeringsbevoegdheid Regeringen (parlement niet) kunnen bevoegdheden delegeren aan individuele ministers Ook verordeningsbevoegdheid kan gedelegeerd worden Beperkingen zijn onduidelijk: delegatie lijkt beperkt tot bijkomstige of aanvullende maatregelen moeten in B.S. gepubliceerd worden Werking kan gewijzigd worden door de parlementen o.g.v. constitutieve autonomie Regeringen: dubbele hoedanigheid: Tweede tak van de decreterende macht (initiatiefrecht en bekrachtiging) Uitvoerende macht: afkondiging, bekendmaking en uitvoering van decreten parlement in vervroegde of buitengewone zitten bijeenroepen en zitting sluiten onderhandelen over en sluiten van verdragen en samenwerkingsakkoorden personeelsformaties van haar administratie vaststellen en benoemen ambtenaren bestemmming van de begrotingskredieten voorstellen beleid van de gemeenschap of het gewest ontwerpen en coördineren Entiteit in en buiten rechte vertegenwoordigen (tenzij parlementsbevoegdheid) Regeringen: gebonden aan het wettigheidsbeginsel in dubbele betekenis: geen andere macht dan de uitdrukkelijk door de GW en wetgevende akten toegekend uivoeren van de decreten/ordonnanties zonder ze te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen §3. Statuut van de leden van de regering: De onverenigbaarheden Onverenigbaarheden: ≈ parlementsleden (art. 24bis, §2 BWHI): zie hoger Evenmin tegelijkertijd minister van meerdere G-ofG-regeringen: 2 uitz: Ambt van minster BHReg kan worden gecombineerd met ambt van minister van Vl of Fr (gemeenschaps)regering Ambt van minister Fr Gemeenschapsregering kan worden gecombineerd met ambt van minister van Waalse Gewestregering Parlementen kunnen ogv hun constitutieve autonomie meer onverenigbaarheden invoeren Regeringsleden zijn verplicht jaarlijks lijst bij Rekenhof neer te leggen mer lijst van mandaten, ambten en beroepen en vermogensaangifte Strafrechtelijk statuut Regeringsleden kunnen niet worden vervolgd of aan enig onderzoek onderworpen naar aanleiding van mening of stem geuit in de uitoefening van hun functie (art 124 GW) Strafrechtelijke en burgerrechtelijke verantwoordelijkheid (art 125 GW): ≈ federale minister Verschilpunt: wet ter uitvoering van art 125GW moet met bijz meerderheid worden aangenomen Vervolging in strafzaken tijdens zitting: enkel door procureur-generaal bij hof van beroep Alle daden van opsporing en vervolging kunnen worden gesteld maar betrokken assemblee moet verlof verlenen voor elke vordering tot regeling van de rechtspleging, elke rechtstreekse dagvaarding en ,behalve bij ontdekking op heterdaad, elke aanhouding Dwangmaatregelen: enkel door bevel college van 3 raadsheren van het hof van beroep Alleen HvB is bevoegd om ministers te berechten voor misdrijven die zij in de uitoefening van ambt mochten hebben gepleegd en voor misdrijven die buiten de uitoefening van hun ambt zijn gepleegd maar waarvoor zij worden berecht tijdens hun ambtstermijn 4. Verhoudingen tussen de parlementen en de regeringen Government making power Parlementen hebben de bevoegdheid om de regeringsleden aan te duiden Juridische dominantie van de parlementen 2 uitzonderingen: eerder beperkte bevoegdheid parlementen
Door G&G-regeringen gesloten internationale verdragen moeten goedgekeurd worden door hun parlementen maar meer dan goed- of afkeuren is niet mogelijk Samenwerkingsakkoorden mbt aangelegenheden die bij decreet worden geregeld; Akkoorden die GofG zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk binden Moeten eerst worden goedgekeurd door de parlementen maar deze kunnen ook hier enkel goed-of afkeuren: geen amendering mogelijk Stabiliteit Parlementen verkozen voor vaste duur 5jaar: legislatuurparlement Regeringen kunnen wel vroegtijdig tot ontslag worden gedwongen (constructieve moties van wantrouwen) wederzijdse controle kan niet tot instabiliteit leiden
Hoofdstuk IV De Duitstalige Gemeenschap Art. 130, §2 GW: Duitstalige Gemeenschap is bevoegd in Duitse taalgebied Bipolaire aard België geen volledig gelijkgeschakeld met de andere gemeenschappen, vooral op het gebied van de bevoegde (gewone) wetgever: bepalingen gemakkelijker gewijzigd Relevanten bepalingen: in de Wet Duitstalige Gemeenschap, maar deze verwijst zeer vaak naar de bepalingen in de BWHI Duitstalige Gemeenschap heeft eigen rechtstreeks verkozen parlement en een regering Belangrijkste verschilpunten met de 'grote' gemeenschappen: Naast 25 rechtstreeks gekozen leden ook aantal leden met raadgevende stem in het parlement (art. 8, §4 WDG) Duitstalige Gemeenschap kan taalgebruik enkel in onderwijs regelen (art. 130 GW) Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft geen constitutieve autonomie Parlement en regering kunnen bevoegdheden krijgen van Waals Gewestparlement Financieringsstelsel wordt vastgesteld bij gewone wet (art. 176 GW), de Bijzondere Wet Financiering G&G is dus niet van toepassing Belangrijke beperkingen op autonome belastingsbevoegdheid Bestemming van ontvangsten vastgesteld bij decreet Art. 140 GW: Parlement en Regering voeren bij wege van besluiten en verordeningen elke andere bevoegdheid die de wet hen toekent Doel: provinciale bevoegdheden laten uitvoeren door Parlement en Regering om instellingeninflatie tegen te gaan nooit gebruik van gemaakt
Hoofdstuk V Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1. Situering Bipolaire aard Belgisch federalisme: Brussels Hoofdstedelijk Gewest eigen statuut: leunt nochtans zeer dicht bij dat van de andere twee gewesten Totstandkoming van het Brussels Hoofdstelijk Gewest: 1970: “België kent drie gewesten” in art. 107quater GW 1974: voorlopige gewestvorming, waarbij comités binnen de nationale regering advies konden geven over gewestaangelegenheden, maar beslissing bleef bij regering 1977: Egmontpact: vorm en inhoud aan de gewestvorming, maar nooit uitgevoerd 1980: besloten om 107quater GW enkel uit te voeren voor Vlaams en Waals Gewest 1988-89: definitieve oplossing: Brussels Hoofdstedelijk Gewest met enkel Brussel-Hoofdstad als grondgebied en ordonnanties i.p.v. gewesten Oorzaak moeilijke tostandkoming: Vlaams verzet Historisch: Brussel is een Vlaamse stad, maar nu sterk verfranst Zowel Vlaamse als Franse cultuur aanwezig, waardoor beide gemeenschappen bevoegdheden hebben in het Gewest 19 brusselse gemeenten zijn de enige die geen deel uitmaken van een provincie Complexe structuur werd noodzakelijk geacht om tegenstrijdige belangen te verzoenen Specifieke waarborgen voor Vlaamse minderheid 2. Bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest §1. Ratione Materiae = bevoegdheden Vlaams en Waals gewest, behalve de constitutieve autonomie Uitoefening d.m.v. ordonnanties die kracht van wet hebben (maar niet expliciet bepaald) Nuancering van de gelijkheid van decreten en ordonnanties: Ordonnanties zijn onderworpen aan een ruimere jurisdictionele controle: elke rechter kan ze toetsen aan alle bepalingen uit de Grondwet en de BWHI waaraan het GwH ze niet kan toetsen en ze eventueel buiten beschouwing laten (niet vernietigen) Ordonnanties zijn onderworpen aan een beperkt administratief toezicht ter vrijwaring van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel (rechtsgrond en procedure: zie art. 45 BWBI) in dit kader kan de Ministerraad onder bepaalde voorwaarden maatregelen laten goedkeuren door de Kamer van Volksvertegenwoordigers (art. 46 BWBI) Ordonnanties kunnen niet authentiek worden geïnterpreteerd §2. Ratione loci Art. 2. § 1. Het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wordt gevormd door het grondgebied van het administratief arrondissement " Brussel-Hoofdstad " zoals het bestaat op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet. = negtien gemeenten = tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad = Brusselse agglomeratie 3. Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse Regering §1. Brussels Hoofdstedelijk Parlement De samenstelling en het statuut van de leden 89 leden om de vijf jaar rechtstreeks verkozen Brussels parlementslid die in regering zetelt houdt op zitting te hebben van zodra hij tot lid van de Regering of gewestelijk staatssecretaris wordt verkozen tot hij dit niet meer is Wordt vervangen in het Parlement door de eerste opvolger = tijdelijke onverenigbaarheid 2 taalgroepen:
72 franstaligen en 17 nederlandstaligen In 2001: aantallen gefixeerd en apparentering tussen de lijsten van eenzelfde taalgroep onmogelijk gemaakt Leden moeten bij hun bewilliging verklaren tot welke taalgroep ze behoren Brusselse inwoners dienen op een Franstalige of Nederlandstalige lijst te stemmen Kiesdrempel van 5% De werking In grote lijnen ≈ andere G&G-parlementen Aantal specifieke bepalingen in BWBI ter bescherming van de Nederlandse taalgroep: Voorzitter en ondervoorzitter moeten tot verschillende taalgroep behoren (art. 27, tweede lid BWBI) Ten minste 1/3 van de leden van het bureau moeten behoren tot de kleinste taalgroep (art. 27,derde lid BWBI) Elke taalgroep moet vertegenwoordigd zijn in elke commissie (art. 28, tweede lid, 3°, in fine BWBI) Bepaalde aspecten (vb. reglement) moeten met een bijzondere meerderheid gestemd worden (art. 28,tweede lid, 3° BWBI) Naar analogie met de alarmbelprocedure: communautaire alarmbel (art. 31 BWBI): een motie kan verklaren dat de bepalingen die zij aanwijst in een ontwerp of voorstel van ordonnantie, de betrekkingen tussen de gemeenschappen ernstig in het gedrag kunnen brengen niet voor begrotingen motie moet met redenen omkleed zijn motie moet ondertekend zijn door 3/4 van de leden van een taalgroep motie moet ingediend voor de eindstemming in de openbare vergadering Gevolg: verwijzing naar de Brussels Hoofdstedelijke Regering, die binnen 30 dagen een gemotiveerd advies en eventueel amandementen indient Alleen constructieve moties van wantrouwen kunnen worden ingediend (art. 36, §1 BWBI): meerderheid parlement nodig voor motie tegen de voorzitter van de Regering meerderheid parlement en elke taalgroep voor motie tegen gehele Regering meerderheid taalgroep waartoe lid behoort voor motie tegen bepaald Regeringslid §2. De Brusselse Regering De samenstelling en het statuut van de leden 5 leden door het parlement verkozen en is paritair (art. 34, §1 lid 1 BWBI) Gewestelijke staatssecretaris: op voorstel van de regering verkiest het parlement drie gewestelijke staatssecretarissen, waarvan ten minste één tot de kleinste taalgroep moet behoren (art. 41, §1 BWBI) maken geen deel uit van de regering (art. 41, §2 BWBI) worden toegevoegd aan een lid van de regering die tot dezelfde taalgroep behoort (art. 41, §2,laatste lid BWBI) hebben geen normatieve bevoegdheid, uitsluitend voorbereidende en uitvoerende taken kunnen ter verantwoording geroepen worden door het parlement De werking Dezelfde bevoegdheid als de andere regeringen Besluiten worden opgesteld in het Nederlands en het Frans en bekendgemaakt in het BS Collegiaal orgaan, dat beslist volgens de in de Ministerraad toegepaste procedure van consensus 4. De gemeenschapscommissies Elk een eigen normerend (vergadering) en uitvoerend (college) orgaan waarin leden van de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zetelen
Werking grotendeels gelijk met de parlementen en regeringen Voor de biculturele en bi-onderwijsaangelegenheden en voor de maatregelen op vlak van onderwijs en cultuur die rechtstreeks de Brusselaars treffen federale overheid blijft bevoegd §1. Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie Art. 166, §3, 1° GW: ze hebben, elk voor hun gemeenschap, dezelfde bevoegdheden als de andere inrichtende machten inzake culturele aangelegenheden, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden Te beschouwen als gedecentraliseerde besturen: optreden als inrichtende machten t.a.v. zgn. unicommunautaire instellingen (vb. scholen, cf. art. 64, §1 BWBI) en die bevoegdheden uitoefenen die de Vlaamse en Franse gemeenschap hen opdragen (art. 166, §3, 2° GW) Heeft bevoegdheden in het kader van aangelegenheden waarvoor de Vlaamse respectievelijk Franse Gemeenschap uitsluitend bevoegd zijn in Brussel-Hoofdstad Samenstelling: Leden van de vergadering zijn Brusselse Hoofdstedelijk Parlementsleden van eigen taalgroep Leden van het college zijn Brusselse Hoofdstedelijk Regeringsleden van de eigen taalgroep Een door de toepasselijke gemeenschap aangewezen Brussels lid van haar eigen regering woont de vergaderingen van het college bij met raadgevende stem Bevoegdheidsuitoefening: door besluiten (van de vergadering) en verordeningen (van het college) en onder bestuurlijk toezicht van de gemeenschappen Franse Gemeenschapscommissie treedt in twee hoedanigheden op ex. art. 138 GW waarbij de Franse Gemeenschap bevoegdheden kan laten uitoefenen door de Franse Gemeenschapscommissie te Brussel §2. Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie Samenstelling: Verenigde vergadering: alle 89 leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement Verenigd college: de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Voorzitter van de regering zit het college voor met raadgevende stem Gewestelijke staatssecretarissen maken deel uit van het college Beslissingen: altijd met een meerderheid in elke taalgroep Treedt op in 2 hoedanigheden: Gedecentraliseerd bestuur: d.m.v. verordeningen en besluiten (art. 64, §3 BWBI) inzake de gemeenschapsaangelegenheden “van gemeenschappelijk belang” (art. 166, §3, 3° GW) Autonome deelstaat (soort 'vierde gemeenschap'): bij het uitoefenen van bevoegdheden t.a.v. de bipersoonsgebonden instellingen en t.a.v. de fysieke personen in Brussel-Hoofdstad (art. 135 GW juncto art. 60, lid 4 BWBI) d.m.v. communautaire ordonnanties 5. De agglomeratiebevoegdheid en de provinciale bevoegdheden Art. 165 GW: Wet kan agglomeraties en federaties van gemeenten oprichten Op dit moment enkel toegepast voor Brusselse aglomeratie (de 19 Brusselse gemeenten) Bevoegdheden van de agglomeratie worden uitgeoefend door het Brussels Hoofdstelijk Gewest vb. ophalen en verwerken van huisvuil, bezoldigd vervoer van personen, brandweer, ... uitgeoefend via verordeningen van het parlement en besluiten van de regering (staan hoger in de hiërarchie der rechtsnormen dan gemeentelijke verordeningen en besluiten) Brusselse agglomeratie blijft bestaan als afgescheiden rechtspersoon van Brussels Hoofdst. Gewest Behoren niet tot een provincie provinciale bevoegdheden worden uitgeoefend door de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de gemeenschappen en gemeenschapscommissies
Hoofdstuk VI Belangen- en bevoegdheidsconflicten 1. Inleiding: het onderscheid tussen belangen- en bevoegdheidsconflicten Situering: het dogma van de onschendbaarheid van de wet heeft sterk aan waarde ingeboet door internationalisering en federalisering 2 soorten conflicten tussen wetgevende normen voordoen: §1. Belangenconflicten = conflicten die ontstaan doordat de belangen van een entiteit ernstig worden geschaad door het doen of laten van een orgaan van een andere entiteit Kan ontstaan door: initiatieven van de wetgevende of uitvoerende macht het ontbreken van initiatieven het niet-naleven van de voorgeschreven overlegprocedures Om te vermijden: federale loyaliteit Zuiver belangenconflict: niet de legaliteit (bevoegdheidsverdelende regels zijn gerespecteerd) maar de opportuniteit (wijze waarop bevoegdheid wrdt uitgeoefend) staat ter discussie Moeten worden opgelost door politiek overleg in het Overlegcomité dat o.g.v. opportuniteit en bij consensus beslist (i.t.t. in rechte zoals een rechtscollege) In de praktijk vaak aanhangig om bevoegdheidsconflicten te vermijden §2. Bevoegdheidsconflicten = conflicten die ontstaan wanneer een wet, decreet of ordonnantie een bevoegdheidsverdelende regel schendt Door materiële of territoriale overschrijding van de bevoegdheden van de wetgevende vergadering Zowel actueel (bestaand) als virtueel (mogelijk) zijn virtueel conflict: wanneer een wetgever zijn bevoegdheid overschrijdt maar de eigenlijk bevoegde wetgever nog niet is opgetreden (er is dus nog geen conflict) Opgelost door het GwH Indien ontstaan uit normen van de UM: opgelost door: Raad van State door te vernietigen of te schorsen Gewone hoven en rechtbanken door ze buiten beschouwing te laten (art. 159 GW) 2. Voorkomen en regelen van belangenconflicten: Het Overlegcomité §1. Samenstelling van het Overlegcomité Dubbele partiteit: Gelijk aantal vertegenwoordigers Fed. Reg. en Reg. G&G Gelijk aantal Frans-en Nederlanstaligen 12 leden: Premier en 5 federale ministers Voorzitter Vl. Regering en 1 lid Voorzitter Fr. Gem. Reg. Voorzitter W. Gewestregering Voorzitter Br. H. Reg. en 1 lid (andere taalgroep) Opm: Voorzitter Duitstalige Gem.Reg. neemt deel maar slechts beslissende stem indien aangelegenheid met betrokkenheid Dui. Gem §2. Procedure Zowel door de WM als UM worden gevat Belangenconflict op parlementair vlak Indien ene WM oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door een andere WM Via motie (3/4 vd stemmen) schorsing van de wetgevende procedure in andere wetgevende vergadering voor 60 dagen.
uitz: VerenigdeVergGemeenschGemeenschapscommissie: meerderheid in elke taalgroep Amendementen en bevestigingsbeslissing: Procedure geschorst tot uitspraak (max 15d) Indien aanhangigmaking bevestigd: aanvang schorsingstermijn (60d) 2 mogelijke situaties: Motie in federale kamer Tussen betrokken vergaderingen overleg Binnen 60d geen oplossing geschil naar direct naar Overlegcomité Overlegcomité beslist binnen 60d volgens procedure van consensus Motie in parlement G/G: Tussen betrokken vergaderingen overleg Binnen 60d geen oplossing geschil naar senaat (30d voor gemotiveerd advies) Advies naar Overlegcomité: beslist binnen 30d volgens procedure van consensus Consensus in OC: amenderen, maar parlement blijft autonoom om al dan niet aan te nemen Geen consensus: procedure gaat verder Belangenconflict op regeringsvlak Indien ene UM oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door een andere UM Premier, voorzitter v/e regering maakt zaak aanhangig bij OC 60 dagen schorsing OC beslist via consensusprocedure Specifiek: bij uitblijven v/e beslissing v/e regering: onderscheid: Geen juridische verplichting om beslissing te nemen OC enkel met oog op overleg Juridische verplichting om beslissing te nemen OC moet binnen 60d beslissing nemen via consensusprocedure Verhouding met procedures in verband met bevoegdheidsconflicten Tegelijk belangen-en bevoegdheidsconflict: beslechting bevoegdheidsconflict voorrang RvST, afd. Wetgeving: al dan niet bevoegdheidsconflict? (5 werkdagen) Indien bevoegdheidsconflict: procedure voor OC definitief afgesloten Onderscheid niet altijd duidelijk Beslissingen van het Overlegcomité (OC) Juridisch niet afdwingbaar: politieke oplossing met karakter adviezen Moreel gezag 3. Voorkomen van bevoegdheidsconflicten Advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, al dan niet verplicht, over ontwerpen en voorstellen van wet/decreet/ordonnantie en amendementen. Voorontwerpen: verplicht advies Zelfs indien hoogdringendheid Ontwerpen van reglementaire besluiten Indien hoogdringendheid: niet nodig Bevoegdheidsoverschrijding van Staat, G/G OC OC: binnen 40 dagen en via consensus gemotiveerd advies Dus: voorkoming van bevoegdheidsconflicten Maar! Geen sancties/niet bindend 4. Regeling van bevoegdheidsconflicten Ontstaan door UM: Vordering tot annulatie/schorsing bij RvSt, afd. Bestuursrechtspraak Exceptie van onwettigheid bij gewone hoven en rechtbanken Ontstaan door WM: GwH: annulatie of schorsing of prejudiciele vraag door RvST, administratieve rechtscolleges of gewone hoven en rechtbanken
Rechtsbescherming tegen de wetgevende macht 1. Rechtsbescherming door de gewone hoven en rechtbanken
Formele wetten niet toetsen aan Grondwet prejudiciële vraag stellen aan het GwH Wel toetsen aan internationale normen met directe werking (smeerkaasarrest). Ordonnanties: getoetst aan alle grondwetsartikelen die niet tot bevoegdheid v/h GwH behoren en aan BWBI
2. Rechtsbescherming door het Grondwettelijk Hof §1. Situering Aanvankelijk: bevoegdheidsconflicten oplossen Maar °Hof dat formele wetten toetsen aan rechten en vrijheden Aan bevoegdheidsverdelende regels Aan art 10, 11 & 24 GW Aan titel II GW, art 170, 172 en 191 GW Toetsing ≠ evident „Grondwettelijk Hof‟: naam nog niet volledig waard. Wsl wel in de toekomst. §2. De basiskenmerken van het Grondwettelijk Hof Het Grondwettelijk Hof is een volwaardig rechtscollege Bewust niet onder Titel VI „De rechterlijke macht‟ GW Maar onder hoofdstuk V „Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten‟ GW Toch rechtscollege Vernietigingsberoep of prejudiciële vraag nodig Niet uit eigen beweging toetsen Essentiele beginselen van toepassing (redelijke termijn, openbaar, gemotiveerd,..) Het Grondwettelijk Hof heeft een specifieke samenstelling Dubbele pariteit: 6 Franstalige / 6 Nederlandstalige 6 juridische ervaring / 6 ervaring als parlementslid (art. 32 Bijzondere Wet Arbitragehof; hierna BWA). Geen pariteit geslachten
Benoemd door de Koning voor het leven Ned en Fr voorzitter om het jaar Ten hoogste 24 referendarissen 2 griffiers Per zaak: 7 rechters volgens beurtrolsysteem
Het Grondwettelijk hof heeft een beperkte toegewezen en exclusieve bevoegdheid Toetsingsvoorwerp: formele wetten Exclusief: alle Rcolleges verplicht perjudiciële vraag stellen Toetsingsmaatstaf: zie hoger Kan worden uitgebreid geen Gwherziening nodig! door bijz meerderheidswet. Objectief contentieux en inquisitoriale procedure
Enkel conformiteit van de formele wetten met debovengenoemde regels toetsen (=objectieve geschillenbeslechting) In beginsel niet over subjectieve rechten Toch: beslissing die invloed heeft op burgerlijke rechten en plichten procedure valt onder art. 6.1 EVRM = inquisitoir Hof bepaalt het verloop van de procedure in zeer ruime mate zelf. §3. Toegang tot het Grondwettelijk hof Beroepen tot vernietiging (1) Procesbevoegdheid Art. 2 BWA: beroep tot vernietiging kan worden ingediend door: De verschillende regeringen en colleges (art. 2, 1° BWA) Iedere natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang (art. 2, 2° BWA). Sommige feitelijke verenigingen (bv. vakverbonden) kunnen onder voorwaarden een vordering instellen. Voorzitters van de wetgevende vergadering op verzoek van 2/3 van hun leden (art. 2, 3° BWA). (2) Belang Enkel de particulieren = „iedere persoon wiens rechtssituatie door de norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt‟ Bestanddelen: De bestreden norm moet de verzoeker ongunstig kunnen raken morele of materiële schade Moet rechtmatig zijn: niet in strijd met dwingende Rbepaling, openbare orde of goede zeden Moet persoonlijk zijn Actio popularis (=het belang verschilt niet van het belang dat ieder persoon erbij heeft dat de wetten de grondwet naleven) niet toegestaan Optreden voor collectief belang kan wel Moet rechtsreeks zijn oorzakelijk verband tussen bestreden norm en belang. Moet actueel en zeker zijn: voldoende graad van waarschijnlijkheid. Rpers kan optreden ter behartiging van de collectieve belangen waartoe ze is opgericht. Vereist is bij vzw: Doel vereniging ≠ „het algemeen belang‟ Bijzonder belang ≠ beperkt tot het belang van de leden Maatschappelijk doel kan worden geraakt door de norm Blijk geven van een duurzaam streven naar het maatschappelijk doel Publiekrechtelijke rechtspersonen moeten het specialiteitsbeginsel respecteren. (3) Ontvankelijkheidstermijn Vernietigingberoep: ingesteld binnen de 6 maanden na de bekendmaking wetskrachtige norm in het B.S. (art. 3, §1 BWA). Voor Instemmingswetten van verdragen: 60 dagen (art. 3, §2 BWA). Internationale rechtszekerheid. Heropend (art. 4 BWA): Voor alle mogelijke verzoekers: nieuwe termijn 6m Indien schending vastgesteld (na prejudiciële vraag) Alleen voor Ministerraad, G/Gregering: Indien beroep tegen norm die hetzelfde onderwerp heeft en die vastgesteld is door andere wetg dan die welke de wetskrachtige norm heeft aangenomen
Indien norm vernietigd die geheel of gedeeltelijk hetzelfde onderwerp heeft en die vastgesteld is door andere wetg dan die welke de wetskrachtige norm heeft aangenomen (4) Het verzoekschrift Hiermee wordt het vernietigingsberoep aanhangig gemaakt Evt ondertekend en gedagvaard door Ministerraad, G/G-reg of voorzitter wetg verg Verzoeker moet aanduiden: Welke norm geschonden Welke bepaling de norm schendt Waarom norm geschonden Afschrift van norm bijvoegen (5) Vordering tot schorsing In afwachting van de uitspraak: mogelijkheid norm gedeeltelijk of geheel schorsen (art. 19 BWA). 2 cumulatieve voorwaarden: Ernstige middelen worden aangevoerd Onmiddellijke uitvoering van bestreden norm kan een moeilijk te herstellen nadeel berokkenen (art. 20, 1° BWA). Ook indien beroep tegen norm die gelijkaardig is aan een norm van dezelfde wetgever die al vernietigd werd (art. 20, 2° BWA). GwH acht zich niet verplicht om een schorsing toe te kennen Vordering schorsing in verzoekschrift of afzonderlijke akte Ontvankelijk indien ingediend binnen 3m na bekendmaking wetgevende akte = ondergeschikt aan vernietigingsberoep Specifieke schorsingsbevoegdheid Art16ter BWHI en art 5ter BWBI: GwH kan decreet/ordonnantie schorsen indien ernstige middelen de vernietiging rechtvaardigen Art16bis BWHI: decreten mogen geen afbreuk doen aan de ,op het ogenblik van de inwerkingtreding, bepaalde garanties die inwoners en mandatarissen in de faciliteitengemeenten genieten Art 5bis BWBI: gelijkaardige regel voor ordonnanties Geen moeilijk te herstellen ernstig nadeel nodig Prejudiciële vragen (1) Algemeen Art. 26 §1 BWA Gewone rechtscolleges en administratieve rechtscolleges: niet bevoegd om GW te toetsen Indien vraag of een formele wet een bepaling schendt die tot de toetsingsmaatstaf van GwH behoort principieel verplicht om een prejudiciële vraag te stellen (art. 26, §2, lid 2 BWA) = vraag mbt juridisch twistpunt (2) Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtscollege Vraagstellende instantie = verplicht rechtscollege (art. 26, §2, lid 1 BWA). Onderscheid administratieve overheid/rechtscollege: niet eenvoudig (3) Principiële plicht tot het stellen van een prejudiciële vraag Principiële plicht maar uitzonderingen: Rcollege niet verplicht maar mogelijk indien vraag GwH moet in beginsel antwoorden onderscheid: Gelden voor alle Rcolleges
Indien Rcollege niet bevoegd is of de zaak onontvankelijk is tenzij de normen waarop dit gebaseerd is, zelf het voorwerp uitmaken van een verzoek tot prejudiciële vraag (art. 26, §2, 1° BWA). Indien GweH zich al heeft uitgesproken over een identieke zaak (art. 26, §2, 2°, lid 1 BWA). Gelden enkel voor lagere Rcolleges Indien het antwoord op deze vraag is niet onontbeerlijk is om tot een uitspraak te komen Indien klaarblijkelijk geen schending (art. 26, §2, 1°, lid 2 BWA) Indien geen ernstige twijfel over het twistpunt en de vordering spoedeisend én slechts voorlopig is Indien een procedure ter handhaving van een voorlopige hechtenis Indien redelijke termijn in gedrang kan komen (>RvS & HvC) Vraag kan niet worden gesteld indien toch GwH mag niet antwoorden Constituerend verdrag van de EU of het EVRM (art. 26, §1bis BWA) Kans dat de termijn om een beroep tot vernietiging opnieuw geopend zou worden, terwijl deze verdragen van primordiaal belang worden geacht. Geen rechtsmiddel mogelijk tegen die beslissing om prejudiciële vraag te stellen Beslissing schort de procedure en termijnen procedure en verjaring op (4) Aard van de vraag en het antwoord Indien ongrondwettig in ene interpretatie maar niet in andere: melding door GwH Arresten GwH: „relatief‟ gezag van gewijsde Enkel Rcolleges die in de betreffende zaak uitspraak doen, zijn gebonden (art 28 BWA) Indien schending: Rcollege moet betroffen bepaling buiten beschouwing laten, niet vernietigd Termijn voor het instellen vernietigingsberoep heropend: Indien GwH besluit dat wetskrachtige norm ongrondwettig is (art. 4, lid 2 BWA) §4. De bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof Toetsingsvoorwerp Formeel criterium: alle van de WM afkomstige normen. De formele Niet: impliciete weigering tot het nemen van wetskrachtige maatregelen Alleen de inhoud, niet wijze totstandkoming, nog toepassingsmogelijkheden Niet: normen die al ingetrokken of vernietigd zijn Wel: lacune in de wetgeving Wel: Gewijzigde of opgeheven (retroactief) bepalingen Toetsingsmaatstaf (1) Algemeen Eerst bestaanbaarheid van bestreden bepaling met bevoegdheidsverdelende regels en pas daarna bestaanbaarheid met art 10,11 en 24 GW (2) De bevoegdheidsverdelende regels = „regels die door of krachtens de grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de staat, de G&G Geen exhaustieve lijst: GwH bepaalt zelf of regel „bevoegdheidsverdelend‟ is. Geen bevoegdheidsverdelende regels: De bevoegdheidsverdeling tussen de machten en tussen de kamers De bepalingen over de regeling van belangenconflicten De regels inzake de werking van de parlementen en regeringen De artikelen 33, 115 §2 en 121 §2 van de grondwet. De regels die bepalen hoe een wetskrachtige norm tot stand komt 2 uitzonderingen: De grondw. bepalingen die een bijzondere meerderheidswet voorschrijven: wel Een reeks samenwerkingsvormen in art. 30bis BWA: wel
Kunnen „door‟ of „krachtens‟ GW zijn uitgevaardigd „krachtens de GW‟:in de verschillende wetten „door de GW‟: Dateren van na de staatshervorming en een bevoegdheid voorbehouden aan de federale WM: bevoegdheidsverdelende regels. Dateren van voor de staatshervorming: in se geen bevoegdheidsverdelende regels, maar bevoegdheidsverdelend effect door art. 19 BWHI: De grondwettigheid van een wetskrachtige norm wordt beoordeeld ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling die van kracht was op het tijdstip dat die norm werd aangenomen. (3) De artikelen 10, 11 en 24 GW Behoren sinds 1988 tot de toetsingsmaatstaf van GwH Gelijkheidsbeginsel getoetst in het licht van de huidige omstandigheden (i.t.t. de bevoegdheidsverdelende regels). Toepassingsgebied: vrijwel onbeperkt: Art 10&11GW: „integrerend deel van ieder art dat rechten en vrijheden waarborgt‟ normen toetsen aan titel II zonder omweg via gelijkheidsbeginsel nodig schending „internationale‟ rechten en vrijheden in samenhang met art 10&11 GW Toetsen aan algemene rechtsbeginselen met grondw waarde in samenhang met art 10&11 GW Art 144 GW / art 63 GW / art 116 & 136 GW / art 41 & 162 GW (4) De artikelen van titel II “De Belgen en hun rechten” en de artikelen 170, 172,191 GW Gevolg bevoegdheidsuitbreiding in 2003: Rechtstreeks toetsen aan de rechten en vrijheden uit Titel II van de GW , voorheen via het gelijkheidsbeginsel Niet bevoegd om internationale normen in toetsingsmaatstaf te betrekken, blijft de rechtspraak bestaan (cf. supra). Rechtstreeks kan toetsten aan het legaliteits- en gelijkheidsbeginsel inzake fiscaliteit (art. 170 en 172 GW) en aan het gelijkheidsbeginsel voor vreemdelingen (art. 191 GW). Wat de artikelen die tot zijn toetsingsmaatstaf behoren betreft: ongeoorloofde delegatie van de bevoegdheden aan UM (terwijl een artikel die bevoegdheid aan de wetgevende macht voorbehoudt) sanctioneren zonder zich op het gelijkheidsbeginsel te beroepen Plicht en mogelijkheid prejudiciële vraag uitgebreid jurisdictioneel toezicht overige Rcolleges wordt minder ruim. Rechten en vrijheden: beoordeeld in het licht van de huidige omstandigheden §5 De rechtspleging voor het GwH: NTK §6. Het gezag van gewijsde en de juridische gevolgen van de arresten Algemeen Beroep tot vernietiging: beroep verwerpen of de aangevochten norm vernietigen Prejudiciële vraag: verklaren of de betwiste norm al dan niet de aangeduide grondswetsartikelen schendt. Praktijk: genuanceerd: vaststelen dat de ongelijkheid voortvloeit uit een lacune in de wet Meerdere interpretaties mogelijk: GwH maakt hiervan melding bij het beroep van vernietiging of het antwoord op de prejudiciële vraag. (arrest Waleffe) Wet vervolgens conform de grondwet interpreteren. De vernietigingsarresten Gezag van gewijsde van vernietigingsarresten Absoluut gezag van gewijsde (erga omnes) vanaf hun bekendmaking in het B.S. (art. 9, §1 BWA) Vernietiging = retroactief: in beginsel verdwijenen alle gevolgen van de wetskrachtige norm uit de rechtsorde (art. 9 BWA).
Enigszins milderen door aan te duiden welke gevolgen van de vernietigde akte voorlopig of definitief blijven bestaan (art. 8, lid 2 BWA). Niet alleen voor beschikkend gedeelte, ook voor de beslechte punten Prejudiciële vraag stellen over een wetskrachtige norm waar GwH al een uitspraak over heeft gedaan? Indien dezelfde wettelijke bepaling: geen mogelijkheid tot prejudiciële vraag: Vorig arrest was vernietigingsberoep: pv heeft geen voorwerp meer Vorig arrest was verwerpingsarrest: is bindend voor alle Rcolleges Indien andere (analoge) wettelijke bepaling: Rcolleges niet gebonden Specifieke bepalingen betreffende de gevolgen van vernietigingsarresten (1) Strafzaken: Wat met strafrechtelijke uitspraken die zijn gegrond op wetskrachtige bepaling die door GwH met terugwerkende kracht is vernietigd? Aanvechten met gewone rechtsmiddelen indien nog mogelijk Beslissing reeds in kracht van gewijsde: intrekking Plicht Openbaar Ministerie om de intrekking te vorderen Ook mogelijk door veroordeelde Binnen 6 maanden Indien geen rechtsgrond meer: volledige intrekking beslissing Indien wel nog rechsgrond: rechter hoeft niet zonder meer in te trekken Geen verzwaring mogelijk Wel nieuwe feiten in aanmerking (2) Burgerrechtelijk: Wat met burgerrechtelijke uitspraken die zijn gegrond op wetskrachtige bepaling die door GwH met terugwerkende kracht is vernietigd? Aanvechten met gewone rechtsmiddelen indien nog mogelijk Beslissing reeds in kracht van gewijsde: intrekking Mogelijk door partij Binnen 6 maanden Geen nieuwe feiten in overweging (3) Raad van State Gehele of gedeeltelijke intrekking Door verzoekers Binnen 6 maanden (4) Andere rechtscolleges Geen intrekking Heropening termijn beroep (5) Bestuurshandeling Heropening termijn beroep De prejudiciële arresten Beperkt gezag van gewijsde