Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands
Holandés para hispanohablantes Nederlands voor Spaanstaligen
Libro de alumno - Cursusboek Nivel elemental 1 - Niveau beginners 1
1
Serie de publicaciones - Serie-overzicht Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands Libro de alumno - Cursusboek / Nivel Elemental 1 - Niveau Beginners 1 ISBN/EAN: 978-90-78600-01-5 Libro del profesor Nivel Elemental 1 / Docentenhandleiding Niveau Beginners 1 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands CD / Nivel Elemental 1 - Niveau Beginners 1 ISBN/EAN: 978-90-78600-03-9 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands Libro de alumno - Cursusboek / Nivel Elemental 2 - Niveau Beginners 2 ISBN/EAN: 978-90-78600-02-2 Libro del profesor Nivel Elemental 2 / Docentenhandleiding Niveau Beginners 2 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands CD / Nivel Elemental 2 - Niveau Beginners 2 ISBN/EAN: 978-90-78600-04-6 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands Libro de alumno - Cursusboek / Nivel Elemental 3 - Niveau Beginners 3 ISBN/EAN: 978-90-78600-05-3 Libro del profesor Nivel Elemental 3 / Docentenhandleiding Niveau Beginners 3 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands CD / Nivel Elemental 3 - Niveau Beginners 3 ISBN/EAN: 978-90-78600-07-7 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands Libro de alumno - Cursusboek / Nivel Medio 1 - Niveau Halfgevorderd 1 ISBN/EAN: 978-90-78600-06-0 Libro del profesor Nivel Medio 1 / Docentenhandleiding Niveau Halfgevorderd 1 Animo! Aprende holandés - Leer Nederlands Libro de alumno - Cursusboek / Nivel Medio 2 - Niveau Halfgevorderd 2 ISBN/EAN: 978-90-78600-08-4 Hogere niveaus zijn in voorbereiding. Niveles más altos están en preparación.
Diseño gráfico - Grafische vormgeving: Patricia Bliek Diseño de la cubierta -Omslagontwerp: Drukkerij van de Geer, Badhoevedorp Ilustraciones - Illustraties: Patricia Bliek, Thieu Heuijerjans Autora - Auteur: Patricia Bliek Copyright 2015 Animo, Academia de español y holandés, Amsterdam, Nederland primera edición - eerste druk segunda edición - tweede druk versión enero, 2015 - versie: januari 2015 ISBN/EAN: 978-90-78600-01-5 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt in gedrukte, akoestische, filmische of welke andere vorm ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2
twee
INHOUDSOPGAVE / INDICE 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Hoe heet je?/ ¿Cómo te llamas? Wat wil je drinken? / ¿Qué quieres tomar? Bij de bakker / En la panadería Waar ligt …? / ¿Dónde está … ? Hoeveel is het? / ¿Cuánto es? Wat ga je doen? / ¿Qué vas a hacer? Ik ga op vakantie / Voy de vacaciones Waarom studeer je Nederlands? / ¿Por qué estudias holandés? Hoe laat is het? / ¿Qué hora es? Wat voor weer is het? / ¿Qué tiempo hace? Grammatica extra / Gramática extra
4 10 15 19 23 28 32 36 42 47 48
GRAMMATICA / GRAMATICA
`
1.1 1.4 1.8 1.9 2.7 2.8 3.1 3.5 3.7.3 4.1 4.2 4.6.3 5.1 5.4 5.5. 5.6 6.1 6.2 6.4 6.5 7.1 8.1 8.2 8.3 8.4 9.1 9.3 9.5 11.
Het alfabet / El alfabeto Tot twintig tellen / Contar hasta veinte Persoonlijke voornaamwoorden / Pronombres personales Het werkwoord zijn / El verbo “zijn” Werkwoorden in de tegenwoordige tijd / Verbos en presente Hoe vervoeg je een werkwoord? / Cómo se conjuga un verbo? Tellen tot honderd / Contar hasta cien Het werkwoord kunnen / El verbo “kunnen” Het zelfstandig naamwoord en het lidwoord / El sustantivo y el artículo Het werkwoord liggen / El verbo “liggen” De werkwoorden zitten, liggen, staan / Los verbos “zitten”, “liggen” y “staan” Het meervoud / El plural De getallen / Los números De werkwoorden hebben en mogen / Los verbos “hebben” y “mogen” Hoeveel is het? / ¿Cuánto es? Aanwijzende voornaamwoorden / Los demostrativos Het werkwoord gaan / El verbo “gaan” Woordvolgorde / El orden de las palabras Het werkwoord komen / El verbo “komen” Gaan ≠ komen / Ir ≠ venir De ontkenning / La negación De tegenwoordige tijd / El presente De stam van het werkwoord / La raíz del verbo Onregelmatige werkwoorden tegenwoordige tijd / Verbos irregulares del presente De woordvolgorde / El orden de las palabras De tijd / La hora Het werkwoord moeten / El verbo “moeten” Het werkwoord zullen / El verbo “zullen” Het meervoud / el plural
4 5 6 7 12 12 15 17 17 19 19 21 23 24 24 25 28 28 29 29 32 36 36 37 37 42 43 44 48
DE SYMBOLEN / LOS SIMBOLOS grammatica / gramática woordenschat / vocabulario (4)
luisteroefening (nummer op de CD) ejercicio de comprensión oral (número en el CD) praten in tweetallen / hablar de dos en dos klassikaal praten / hablar en clase spelletje / juego lezen / leer
(200)
(aantal woorden) schrijfopdracht / (número de palabras) tarea escrita Oefeningen voor thuis / Ejercicios para casa
drie 3
1
Hoe heet je? / ¿Cómo te llamas? 1.1 Het alfabet / El alfabeto
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
aa bee cee dee ee ef gee haa ie jee kaa el em en oo pee kuu er es tee uu vee wee iks ij zet
1
(5)
Luister naar de volgende woorden. / Escucha las siguientes palabras. (6) 1. korte en lange klinkers / vocales cortas y largas kat kaas praten
les been lezen
kip bier kiezen
kok rood koken
geluk duur huren
De uitspraak van 1 klinker is kort. De uitspraak van een dubbele klinker of van 1 klinker aan het einde van een lettergreep is lang. La pronunciación de una vocal es corta. La pronunciación de una vocal doble o de una vocal al final de una sílaba es larga. 2. combinaties met 2 verschillende klinkers / combinaciones de 2 vocales diferentes (7) auto blauw meisje
klein keuken leuk
bier muziek boek
koe koud ouders
huis ruit buiten
Vraag naar de betekenis van bovenstaande woorden, zoals in het voorbeeld. Pregunta por el significado de las palabras mencionadas anteriormente, como en el ejemplo. Student/e: Wat betekent “kat”? Estudiante: ¿Qué significa “kat”?
Docent/e: “Kat” betekent gato. Profesor/a: “Kat” significa gato.
a, b, c, …. zijn letters. / a, b, c, … son letras.
1.2 Hoe spreek je uit … ? / ¿Cómo se pronuncia … ? 1. 2. 3. 4.
water leuk schrijven doen
5. 6. 7. 8.
slapen huiswerk mooi vroeg
9. 10. 11. 12.
laat blij potlood batterij
1.3 Om elkaar te begrijpen / Para entendernos 1. • Hoe schrijf je ‘’keuken’’? 5. ¿Cómo se escribe “keuken”? k, e, u, k, e, n 6. 2. • Hoe zeg je ‘’gracias’’ in het Nederlands? 7. ¿Cómo se dice “gracias” en holandés? 8. ο dank u/je wel. 3. • Wat betekent “woordenboek”? 9. ¿Qué significa “woordenboek”? ο Diccionario. 10. 4. Hoe spreek je uit? ¿Cómo se pronuncia?
4
vier
13. 14. 15. 16.
mobieltje honger bedankt lauw
17. 18. 19. 20.
deur oud muur lang
(8/9)
Wat langzamer, alsjeblieft. Más despacio, por favor. Ik begrijp het niet. No lo entiendo. Ik weet het niet. No lo sé. Kun je dat herhalen, alsjeblieft. ¿Puedes repetir, por favor? Is het duidelijk? ¿Está claro? Zijn er nog vragen? ¿Hay preguntas?
Hoe zeg je …?
???? Ik weet het niet.
1.4 Tot twintig tellen / Contar hasta veinte 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
nul één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
elf twaalf dertien veertien vijftien zestien zeventien achttien negentien twintig
1
(10/11)
Neem een getal tussen de nul en de twintig. Je medecursisten raden het getal. Piensa en un número entre cero y veinte. Tus compañeros adivinan el número. ● Achttien? ○ Nee. Twee? ○ Nee. ● Vijf? ○ Nee. Twaalf. ○ Ja, goed.
Nu ben ik. Even denken …. Ja. ○ Zes. Nee. ● Negentien. Nee ○ ……
1.5 Studeren in Nederland / Estudiar en Holanda
(12/13)
De secretaresse vraagt naar de persoonlijke gegevens van een nieuwe cursiste voor Nederlandse les: La secretaria pregunta por los datos personales de una estudiante nueva para la clase de holandés: Secretaresse: Cursiste: Secretaresse: Cursiste: Secretaresse: Cursiste:
Hallo, goedemorgen. Hallo, goedemorgen. Hoe heet je? Ik ben María López García. María is je voornaam? Ja, Maria is mijn voornaam en López en García zijn mijn achternamen. Secretaresse: Hoe schrijf je je achternamen? Cursiste: l - o - p - e - z en g - a - r- c - i - a Secretaresse: Waar kom je vandaan?
Cursiste : Secretaresse: Cursiste: Secretaresse: Cursiste: Secretaresse: Cursiste: Secretaresse: Cursiste: Secretaresse:
Ik ben Spaanse. Waar woon je? Ik woon in Alicante. Hoe oud ben je? Ik ben achtentwintig. Wat is je telefoonnummer? 095 – 6784321. Wat doe je voor werk? Ik ben secretaresse. Oh, ik ook.
1.6 Persoonlijke gegevens / Datos personales Vraag / Pregunta
Antwoord / Respuesta
naam* nombre
Hoe heet je? ¿Cómo te llamas?
Ik heet ... / Ik ben …. Me llamo … / Soy …
adres dirección
Waar woon je? ¿Dónde vives?
Ik woon in … Vivo en …
nationaliteit nacionalidad
Waar kom je vandaan? ¿De dónde eres?
Ik ben … / Ik kom uit … Soy … / Soy de …
leeftijd edad
Hoe oud ben je? ¿Cuántos años tienes?
Ik ben ... Tengo …
telefoon teléfono
Wat is je telefoonnummer? ¿Cuál es tu número de teléfono?
Mijn (telefoon)nummer is ... Mi número es el …
beroep profesión
Wat doe je voor werk? ¿Qué haces? ¿En qué trabajas?
Ik ben … Soy …
* voornaam = nombre, achternaam = apellido
vijf 5
1 1.7 Zich inschrijven / Inscribirse Je bent de secretaresse van het Nederlands taleninstituut DE TULP. Vraag naar de gegevens van een nieuwe cursist/e (jouw medecursist). Eres la secretaria del instituto de la lengua holandesa. Pregunta por los datos de un/a estudiante nuevo/a (tu compañero/a).
Het Nederlands taleninstituut
secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse: cursiste: secretaresse:
Plak hier een pasfoto
DE TULP Inschrijfformulier Voornaam: ... Ester… Achternaam: .Bueno Palacios… Adres: .C/ Cardeñosa 5-3… Woonplaats: .. .Avila… Nationaliteit:...Spaanse… Telefoon: .. 676019117 Beroep: …politica… Leeftijd: … 38…
Hallo, goedemiddag. Hallo, goedemiddag. Hoe heet je? Ik ben (Ik heet) ….. Hoe schrijf je je achternaam? …….. Waar kom je vandaan? Ik kom uit ……….. Waar woon je? Ik woon in ……… Hoe oud ben je? Ik ben … Wat is je telefoonnummer? Mijn nummer is …… Wat doe je voor werk? Ik ben ……. Heel goed. Bedankt voor de inschrijving.
Nu is je medecursist de secretaresse. Ahora tu compañero/a es la secretaria.
Goedemorgen 6.00 - 12.00 uur
Goedemiddag 12.00 - 18.00 uur
Goedenavond 18.00 - 24.00
Goedenacht 00.00 - 6.00 uur
1.8 Persoonlijke voornaamwoorden / Pronombres personales beklemtoond acentuado ik je u hij ze we jullie u ze
6
zes
jij zij wij zij
● Ik kom uit Bolivië. En jij? ○ Ik kom uit Venezuela. yo tú usted él ella nosotros vosotros ustedes ellos, ellas
● Kom je uit Spanje? ○ Nee, ik kom uit Peru, maar zij komt wel uit Spanje. ● Zij komen uit Colombia. En jullie? ○ Wij komen ook uit Colombia.
1
1.9 Het werkwoord zijn / El verbo “zijn” zijn
zijn?
Voorbeelden: / Ejemplos
ik jij³ u hij / zij³
ben¹ bent bent is
ben ik? ben4 jij? bent u? is hij? / is zij?
• • • • •
wij³ jullie zij³
zijn² zijn² zijn²
zijn wij? zijn jullie? zijn zij?
Let op bij een vraag: / ¡Ojo!
Ik ben Anja. Jan is intelligent. Mijn moeder is ziek. Ik ben secretaresse. En jij? Ik ben 48.
Ben je secretaresse?
¹ De vormen in het rood zijn onregelmatig. / Las formas que están en rojo son irregulares. ² De vorm van het meervoud (wij, jullie, zij) is altijd het hele werkwoord (=infinitief). La forma del plural (nosotros, vosotros, ellos) es siempre el verbo completo (=el infinitivo). ³ In schema’s met werkwoorden staan altijd de beklemtoonde vormen, maar het hangt van de context af of de beklemtoonde (jij) of de onbeklemtoonde vorm (je) wordt gebruikt. En los esquemas de los verbos siempre están las formas acentuadas, pero depende del contexto si se usa la forma acentuada (jij) o la forma átona (je). 4 Bij een vraag draait de volgorde om en vervalt de t bij de jij/je-vorm. En preguntas cambia el orden y la forma “jij/je” pierda la t.
1.10 Oefeningen / Ejercicios 1.10.1 Vul de juiste vorm van ‘zijn’ in. / Rellena con la forma correcta del verbo “zijn”. 1. Ik .................... Nederlander. 2. • .................... jij ook Duitse? ο Nee, ik .................... Engelse. 3. • .................... jullie Duitsers? ο Ja, wij .............................. Duitsers. 4. • ................... u Mexicaanse? ο Nee, ik .............. Cubaanse. 5. • ................... jij Italiaans? ο Ja, ik .............. Italiaans, uit Rome.
6. Wij .................... Belgen. 7. Zij .................... docenten. 8. • ……………….. jij Peruaans? ο Ja, ik …………….. Peruaans, uit Lima. 9. Ik ……………….. Amsterdammer. 10.• ……………….. jij Costaricaans? ο Nee, ik …...….. Venezolaan, uit Caracas. 11. Peter ……….. Rotterdammer.
1.10.2 Vul de dialogen aan met: waar? hoe? wat? / Completa los diálogos con: waar? hoe? wat? 1. • .................... heet je? ο Miguel López. 2. • .................... woon je? ο In Madrid. 3. • .................... kom je vandaan? ο Uit Guatemala.
4. • .................... doe je voor werk? ο Ik ben docent. 5. • .................... woon je? ο In Barcelona. 6. • .................... heet je? ο Carlos Rodríguez.
1.10.3 Vul de tekst aan met de juiste woorden. / Completa el texto con las palabras correctas. Ik heet Jan van Waalwijk. Jan is mijn ............................... en van Waalwijk is mijn ...…......................... . Ik ben ………………..…….. . Ik ......….................. in de Maasstraat nummer 15 in Amsterdam. Ik..................... 30. Ik ben ...............…......... Nederlands. Mijn .......................………. is 020-6834951. 1.10.4 Beantwoord de volgende vragen. / Responde a las siguientes preguntas. Ben je student(e) Nederlands?………………….. Hoe heet je? …………………… Hoe oud ben je? ……………………
Waar kom je vandaan? Ben je Duitse? Wat doe je voor werk?
………………… ………………… ………………… zeven
7
1 1.10.5 Vul het schema in met het juiste woord (land of taal). Rellena el esquema con la palabra correcta (país o idioma). Land Nederland
Taal Nederlands Frans
Land Duitsland
Taal
Land
Taal Spaans
Italiaans
Engeland
Land Portugal Denemarken
Taal
1.10.6 Zoek in de woordenlijst het woord dat het beste bij het beroep past. Busca en la lista de palabras la palabra que va mejor con la profesión. piloot
receptioniste
programmeur
secretaresse
arts
winkelbediende
danser
vliegtuig
ober
acteur
taxichauffeur
journalist
zanger
student
schrijver
Woordenlijst: de winkel, het kantoor, de taxi, de bar, de universiteit, de receptie, het boek, de film, de dans, de krant, het lied, de informatica, het ziekenhuis, het vliegtuig 1.10.7 Verbind de vragen met de antwoorden. / Une las preguntas con las respuestas. 1. • Waar kom je vandaan? 2. • Wat doe je voor werk? 3. • Kom je uit Valencia? 4. • Hoe oud ben je? 5. • Is paella Italiaans? 6. • Hoe heet deze meneer? 7. • Waar woon je? 8. • Wat is je telefoonnummer? 9. • Ben je Portugees? 10. • Hoe zeg je “diccionario” in het Nederlands?
a. ο Mijn nummer is 06 34623112. b. ο Ik ben 34. c. ο Nee, het is Spaans. d. ο Ik woon in Madrid. e. ο Nee, ik ben Spaans, uit Sevilla. f. ο Ik ben advocaat. g.ο Nee, ik kom uit Alicante. h. ο Ik ben Nederlandse. i. ο woordenboek j. ο Hij heet Kees de Groot.
1.10.8 Hoe schrijf je … ? / ¿Cómo se escribe … ?
(14/15) Je krijgt een aantal woorden te horen. Vul de ontbrekende klinkers in ( 1 of 2 klinkers). Vas a escuchar algunas palabras. Rellena con las vocales que faltan ( 1 o 2 vocales). 1. 2. 3. 4.
p. p. . . . .
. n . pier k to
5. 6. 7. 8.
k. . d m . . ts br . . d k . . ken
9. 10. 11. 12.
l . . zen h. . r k . . ffie b . . ren
1.10.9 Luisteroefening / Ejercicio de comprensión oral
13. 14. 15. 16.
th . . s h. . r h. . m kl . . r
17. 18. 19 20.
k . . lkast k . . s th . . b . . ter
(16/17)
Luister naar de CD en kies het juiste antwoord. / Escucha el CD y elige la respuesta correcta. 1. Hoe heet de nieuwe cursiste? 2. Waar woont ze? 3. Wat is haar telefoonnummer? 4. Hoe oud is ze? 5. Wat doet ze voor werk?
Joke Vermeer Joke van der Meer Joke van Veer Roerstraat, nummer 17, in Amsterdam Roestraat nummer, 7, in Amsterdam Boerstraat nummer, 17, in Amsterdam 06-18245928 06-18344928 06-18345928 27 26 37 kapper kapster bakker
1.11.Woordenschat / Vocabulario persoonlijke gegevens datos personales achternaam (de) adres (het) beroep (het) identiteit (de) leeftijd (de) 8 acht
el apellido la dirección la profesión la identidad la edad
nationaliteit (de) telefoon (de) telefoonnummer (het) (voor)naam (de)
la nacionalidad el teléfono el número de teléfono el nombre
landen
países
Argentinië België Chili Colombia Denemarken Duitsland Ecuador Egypte Engeland Frankrijk
Argentina Bélgica Chile Colombia Dinamarca Alemania Ecuador Egipto Inglaterra Francia
1 Italië Oostenrijk Peru Portugal Nederland Spanje Venezuela Verenigde Staten Zweden Zwitserland
taal, nationaiteiten*
Amerikaans Belgisch Chileens Colombiaans Deens Duits Ecuadoriaans Egyptisch Engels Frans Italiaans Oostenrijks Peruaans Portugees Nederlands Spaans Venezolaans Zweeds Zwitsers
Italia Austria Perú Portugal Holanda España Venezuela Estados Unidos Suecia Suiza
idioma, nacionalidades man (hombre)
vrouw (mujer)
Amerikaan Belg Chileen Colombiaan Deen Duitser Ecuadoriaan Egyptenaar Egelsman Fransman Italiaan Oostenrijker Peruaan Portugees Nederlander Spanjaard Venezolaan Zweed Zwitser
Amerikaanse Belgische Chileense Colombiaanse Deense Duitse Ecuadoriaanse Egyptische Engelse Française Italiaanse Oostenrijkse Peruaanse Portugese Nederlandse Spaanse Venezolaanse Zweedse Zwitserse
estadounidense belga chileno colombiano danés alemán ecuatoriano egipcio inglés francés italiano austríaco peruano portugués holandés español venezolano sueco suizo
* Talen en nationaliteiten worden altijd met een hoofdletter geschreven. * Idiomas y nacionalidades siempre se escriben con mayúscula. beroepen
profesiones
acteur / actrice advocaat / advocate arts bakker / bakster barkeeper / barkeepster danser / danseres docent / docente journalist / journaliste kapper / kapster medewerker / medewerkster ober
el actor / la actriz el/la abogado/a el/la médico el/la panadero/a el/la camarero/a el/la bailarína el/la profesor/a el/la periodista el/la peluquero/a el/la empleado/a el/la camerero/a
piloot / pilote programmeur receptionist / receptioniste schrijver / schrijfster secretaresse student / studente taxichauffeur / chauffeuse verpleger / verpleegkundige winkelbediende zanger / zangeres
el/la piloto el/la programador/a el/ la recepcionista el/la escritor/a la secretaria el/la estudiante el/la taxista el/la enfermero/a el/la dependiente/a el/la cantante
Alle beroepen hebben het lidwoord “de”. Todas las profesiones lleven el artículo “de”.
1.12 Huiswerk / Deberes • •
Oefeningen maken van 1.10 / Hacer los ejercicios de 1.10. Woorden leren van 1.11 / Aprender las palabras de 1.11 negen
9