VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL
Vraag nr. 572 van 1 september 2011 van KATHLEEN DECKX
Leerlingen BSO – Slaagkansen hoger onderwijs Leerlingen uit het beroepssecundair onderwijs (BSO) kunnen hun diploma secundair onderwijs behalen wanneer zij slagen in het derde jaar van de derde graad (het zogenoemde “zevende jaar”). Dit diploma verleent de jongeren toegang tot het hoger onderwijs. Voor sommige leerlingen betekent deze mogelijkheid een welgekomen kans om toch nog een diploma secundair onderwijs of zelfs een diploma hoger onderwijs te behalen. Toch heerst de indruk dat deze leerlingen uit het beroepssecundair onderwijs met een handicap aan de start van een hogereonderwijscarrière verschijnen. Vaak zijn zij in mindere mate voorbereid op het verwerken van grote hoeveelheden leerstof en beschikken zij over een minder uitgebreide studieachtergrond dan leerlingen uit het algemeen en het technisch secundair onderwijs. 1. Hoeveel jongeren uit het BSO vatten een studie hoger onderwijs aan? 2. Welke studierichtingen vatten zij aan? 3. Heeft de minister zicht op de slaagkansen van leerlingen uit het BSO in het hoger onderwijs? Beschikt de minister over cijfers en de evolutie van de voorbijgaande jaren? 4. Zijn er studierichtingen waarin de slaagkansen significant hoger liggen dan in andere? Overweegt de minister studenten uit het BSO te sensibiliseren om voor bepaalde studierichtingen hoger onderwijs te kiezen?
ANTWOORD Alvorens in te gaan op deze terechte vragen en bezorgdheden, wens ik kort stil te staan bij het begrip slaagkansen in het hoger onderwijs omdat hier vaak in ongenuanceerde termen over gesproken wordt. Sinds het flexibiliseringsdecreet in het academiejaar 2005-2006 in werking trad, bestaat het concept 'geslaagd zijn' niet meer maar spreken we nu over studievoortgang. In het publieke debat en de media is dit niet steeds een evident verhaal. Om een indicatie te kunnen geven van de mate waarin studenten geslaagd zijn, hanteren we het concept 'studierendement'. Studierendement is de verhouding van de verworven studiepunten ten opzichte van de opgenomen studiepunten. Een studierendement van 68% bijvoorbeeld betekent niet dat 68% van de studenten voor alle opleidingsonderdelen geslaagd is, maar dat de studenten samen 68% van de door hen opgenomen studiepunten verworven hebben. 1.
In academiejaar 2005-2006 vatten 2.134 (21%) van de afgestudeerden in het BSO een studie aan in het hoger onderwijs (zie tabel 1). In 2009-2010 steeg dit percentage tot 27% (2.913). Het aandeel generatiestudenten die uit het BSO kwamen bedroeg in de academiejaren 2005-2006 tot en met 2008-2009 5% (zie tabel 2). De afgelopen twee academiejaren steeg dit aandeel tot 6%. Opvallend is dat studenten afkomstig uit het BSO zich vaker uitschreven. Voor de exacte cijfers verwijs ik naar de tabellen in bijlage.
2. Meer dan 90% van de generatiestudenten uit het BSO die zich inschreven in het hoger onderwijs, volgden een professioneel gerichte bacheloropleiding (zie tabel 4). Het afgelopen academiejaar schreef 5% zich in voor een academisch gerichte bachelor aan een hogeschool en 2% voor een academisch gerichte bachelor aan een universiteit. Het studiegebied dat het meest gekozen werd, was ‘Onderwijs’. Jaarlijks schreven zo’n 30% van de BSO-leerlingen zich hiervoor in. Daarnaast zijn ook de studiegebieden ‘Handelswetenschappen en bedrijfskunde’, ‘Gezondheidszorg’, ‘Sociaal-agogisch werk’ en ‘Industriële wetenschappen en technologie’ populair bij de leerlingen uit het BSO. 3. In vergelijking met ASO- en TSO-studenten halen studenten uit het BSO een lager studierendement. In 2009-2010 verwierven studenten uit het BSO gemiddeld 38% van de opgenomen studiepunten, terwijl dit bij de studenten uit het TSO 59% was en 72% bij studenten uit het ASO (zie tabel 6). Het studierendement van generatiestudenten uit het BSO stijgt als enige elk academiejaar, van 29% in 2005-2006 tot 38% in 2009-2010. Gegevens van het academiejaar 2010-2011 zijn nog niet beschikbaar. Het aandeel BSO-studenten dat een diploma hoger onderwijs behaalt, is lager dan het aandeel BSO-studenten dat hoger onderwijs aanvat. In totaal was 5% van de generatiestudenten in 20092010 afkomstig uit het BSO. Slechts 2% van de studenten die dat academiejaar een diploma hoger onderwijs behaalde, kwam uit het BSO (zie tabel 7). In het studiegebied ‘Gezondheidszorg’ bedroeg in 2009-2010 het aandeel BSO-studenten bij de generatiestudenten 12%, terwijl slechts 7% van de afgestudeerden in dit studiegebied afkomstig was uit het BSO (zie tabel 8). In het studiegebied ‘Handelswetenschappen en bedrijfskunde’ bedroeg het aandeel BSO-studenten bij de generatiestudenten 9%, terwijl slechts 2% van de afgestudeerden uit het BSO doorstroomde. Waar in het studiegebied ‘Industriële wetenschappen en technologie’ 6% van de generatiestudenten uit het BSO kwam, kwam slechts 1% van de studenten die een diploma in dit studiegebied haalde uit het BSO. In het studiegebied ‘Onderwijs’ bedroeg in 2009-2010 het aandeel BSO-studenten bij de generatiestudenten 12%, terwijl slechts 4% van de afgestudeerden in dit studiegebied afkomstig was uit het BSO. In het studiegebied ‘Sociaal-agogisch werk’ bedroeg het aandeel BSO-studenten bij de generatiestudenten 8%, terwijl slechts 2% van de afgestudeerden uit het BSO doorstroomde. 4. Om na te gaan in welke studiegebieden de slaagkansen van leerlingen uit het BSO significant hoger liggen dan in andere, werden enkel de studiegebieden in aanmerking genomen die minstens 50 inschrijvingen van BSO-studenten bevatten om foute conclusies te vermijden. Generatiestudenten uit het BSO bleken in 2009-2010 het hoogste studierendement te hebben in de studiegebieden ‘Gezondheidszorg’ (59% t.o.v. 69% over alle studierichtingen heen) en ‘Architectuur’ (55% t.o.v. 70%) (zie tabel 9 en 10). De laagste slaagcijfers waren er in de studiegebieden ‘Handelswetenschappen en bedrijfskunde’ (24% t.o.v. 62%) en ‘Industriële wetenschappen en technologie’ (26% t.o.v. 64%). Houders van een diploma van secundair onderwijs, behaald in BSO, hebben toegang tot alle vormen van hoger onderwijs. De onderwijsoverheid en andere onderwijsactoren moeten in deze zorg dragen voor een proces van goede studiekeuze en studiekeuzebegeleiding, rekening houdend met de competenties en interesses van de leerling. De uiteindelijke keuze ligt echter bij de leerling zelf. Objectieve leerlingenoriëntering en studiekeuzebegeleiding zijn een essentieel onderdeel van de geplande hervorming van het secundair onderwijs. Ook de reglementaire doorstroommogelijkheden van arbeidsmarktgerichte opleidingen in het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs worden bij die hervorming herbekeken. Sensibiliseren is echter vrijblijvend sturen en kan gebeuren door de sectoren, bv. onderbouwd door arbeidsmarktgegevens. Zoals reeds gezegd willen we alle leerlingen ondersteunen in hun studie- of beroepskeuze(proces). Daarom ook organiseren de CLB’s en het Agentschap voor Onderwijscommunicatie elk jaar netoverschrijdende Studie-informatiedagen (SID-in) in de vijf Vlaamse provincies. De doelstelling van de SID-in’s is om tijdens deze beurs de laatstejaarsleerlingen secundair onderwijs kennis te laten maken met studie- en beroepsmogelijkheden na het secundair onderwijs. In alle Vlaamse provincies behalve Limburg bieden we naast een volledig aanbod van opleidingen in het hoger onderwijs ook informatie over een aantal beroepssectoren. De bedoeling is dat
leerlingen die geen hoger onderwijs willen aanvatten, terecht kunnen bij de sectorconsulenten met vragen over de inhoud van beroepen, tewerkstellingsmogelijkheden en interne vormingsmogelijkheden. Daarnaast kunnen deze beroepssectoren ook interessant zijn voor de laatstejaarsleerlingen die wel verder willen studeren. Zeker in tijden van crisis is tewerkstelling ook voor deze doelgroep een belangrijk aspect in hun studie- of beroepskeuze. Ook voor hen is het interessant te weten welke opleiding best geschikt is om een bepaald beroep uit te oefenen, en in welke beroepssector ze terecht kunnen met een bepaald diploma. BIJLAGE
BSO in het hoger onderwijs
Tabel 6: Studierendement* generatiestudenten per opleiding SO 2005-2006
TSO ASO BSO Totaal
2006-2007
2007-2008 2008-2009
2009-2010
54%
53%
53%
58%
59%
70%
69%
67%
72%
72%
29%
30%
31%
37%
38%
61%
60%
59%
65%
64%
* Het studierendement is de verhouding van het aantal verworven studiepunten ten opzichte van het aantal opgenomen studiepunten. Tabel 7: Percentage BSO-studenten die een diploma* behalen in 2009-2010 2009-2010 Alle diploma's
31.960
BSO
552
%
2%
Tabel 8: Aantal behaalde diploma's en aantal inschrijvingen van generatiestudenten per opleiding SO in de studiegebieden met de meeste inschrijvingen van generatiestudenten uit het BSO Aantal behaalde diploma's Professioneel gerichte bachelor
2009 - 2010
Aantal generatiestudenten
Gezondheids zorg ASO
1.309
44%
BSO
196
7%
KSO
28
1%
TSO
994
Ander Handelswetenschappen en bedrijfskunde
ASO
1.426
31%
BSO
548
12%
KSO
50
1%
34%
TSO
1.990
44%
423
14%
Ander
531
12%
Totaal
2.950
100%
Totaal
4.545
100%
ASO
3.127
56%
ASO
2.663
34%
BSO
86
2%
BSO
675
9%
KSO
36
1%
KSO
96
1%
TSO
2.187
39%
TSO
4.044
52%
136
2%
263
3%
Ander
Professione el gerichte bachelor
Gezondheids zorg
2009 - 2010
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Ander
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Totaal Industriële wetenschappen en technologie
Onderwijs
Sociaal-agogisch werk
5.572
100%
ASO
624
27%
BSO
23
1%
KSO
45
2%
TSO
1.562
68%
Ander
49
2%
Totaal
2.303
100%
ASO
1.802
47%
BSO
154
KSO TSO
Totaal
7.741
100%
ASO
582
15%
BSO
224
6%
KSO
115
3%
TSO
2.913
74%
Ander
88
2%
Totaal
3.922
100%
ASO
2.095
30%
4%
BSO
849
12%
104
3%
KSO
189
3%
1.559
41%
TSO
3.482
50%
Industriële wetenschappen en technologie
Onderwijs
Ander
212
6%
Ander
307
4%
Totaal
3.831
100%
Totaal
6.922
100%
ASO
1.548
55%
ASO
1.366
36%
BSO
45
2%
BSO
313
8%
KSO
40
1%
KSO
68
2%
TSO
936
33%
TSO
1.777
46%
Ander
271
10%
Ander
318
8%
Totaal
2.840
100%
Totaal
3.842
100%
Sociaal-agogisch werk
Generatiestudenten per opleiding SO 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
12%
9%
12%
8%
6%
Gezondheidszorg
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Industriële wetenschappen en technologie
Onderwijs
Sociaal-agogisch werk
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
9%
12%
8%
12% 6%
Gezondheidszorg
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Industriële wetenschappen en technologie
Onderwijs
ASO
Sociaal-agogisch werk
BSO
KSO
TSO
Ander
Aantal behaalde diploma's per opleiding SO 100% 90% 80% 70% 60% 50%
2%
2%
7%
4%
40% 30%
1%
20% 10% 0% Gezondheidszorg
Handelswetenschappen en bedrijfskunde
Industriële wetenschappen en technologie
ASO
Onderwijs
BSO
KSO
Sociaal-agogisch werk
TSO
Ander