Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Een kerk voor predicatie, biecht en muziek oftewel voor het ware, het goede en het schone. In elke katholieke kerk wil men niet enkel dankbaar of smekend voor God staan. Men wil de mens intellectueel vormen door predicatie, een stichtelijke en bezielende toespraak. Men wil de gelovige helpen om te strijden tegen het kwade door hem tijdens de biecht te helpen om te bezinnen over goed en kwaad en vooral door het goede te laten zegevieren in de verzoening met God. En in de (para-)liturgie wil men het harmonieuze schone laten weerklinken door zowel daverende als zachtminnende orgelklanken. Dit drievoudig opzet ‘om de waarheid te horen, het goede te laten zegevieren en het schone te laten weerklinken’, beantwoordt aan de definitie van God zoals de grote dominicaner geleerde Thomas van Aquino het in zijn Summa Theologica uitdrukte: ‘God is het ware, het goede en het schone’ (Deus est verum, bonum et pulchrum’).
De preekstoel De neorenaissancistische preekstoel, opgetrokken door bouwmeester Léonard Blomme, werd geschonken door Jacob de Vries. De beeldsnijders Joannes Baptista de Boeck en Joannes Baptista van Wint, die 6 jaar eerder het cenotaaf van de familie De Vries op het hoogkoor hebben gerealiseerd, zorgen in 1874 voor de (getekende en gedateerde) eiken taferelen en sierstukken. In de voetstam prijken 6 beelden: vooraan de patroonheilige en grote predikant Paulus, achteraan Jacobus de Meerdere (die als predikant ver reisde), en de 4 evangelisten. Op de kuip prijken 5 halfreliëfs die de kracht van Jezus’ woord oftewel ‘prediking’ uitbeelden in verschillende omstandigheden. 1. Christus in gesprek met de Samaritaanse (Joh. 4:5-42) Jezus, blootsvoets en getypeerd met een aureool, zit “moe van de tocht” bij een waterput (v.6). Die is met zijn bakstenen putmantel én als dagelijkse ontmoetingsplaats eigentijdser dan men vermoedt, want in 1874 was er in Antwerpen nog geen waterleiding aangelegd. Wars van elk burgerlijk fatsoen neemt Hij het taboe-overschrijdende initiatief tot een gesprek met de Samaritaanse vrouw die water komt putten. Met een lang touw houdt zij haar waterkruik (v.28) gereed op de rand van de put. Met de linkerhand wijst Jezus in de put: “iedereen die van dit water drinkt, krijgt weer dorst” (v.13), “maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven” (v.14). M.a.w. als de predikant overtuigd is dat Jezus het “levende water” (v.11) is voor alle mensen, te beginnen voor zichzelf, dan staat hij sterker om zijn toehoorders daarvan in de preek te overtuigen. 2. Zee en wind gehoorzamen (Mt. 8:18.23-27; Mc. 3:31-35; Lc. 8:22-25) Jezus en zijn 7 vissers-apostelen varen over het meer van Genezaret, maar ze hebben te kampen met een storm. In de linkerbovenhoek blaast de wind (als Aeolus) dan ook fel. Het meer is echter zo onstuimig dat – getrouw het evangelie – de boot vol water raakt en dreigt te zinken. Zelfs de mast is hier afgebroken. Enkel de achtersteven met het roer steekt nog boven het water uit. Daar ligt Christus (met het hoofd) op een kussen te slapen. De apostelen smeken Hem de storm te bedaren en daarop zullen wind en zee Hem gehoorzamen. M.a.w. Gods woord is krachtig(er dan je denkt). 3. Christus predikt tot het volk Op de achtergrond staan palmbomen. Te midden van een aandachtig publiek van verschillende generaties en geslachten zit Christus als leraar met opgestoken vinger. M.a.w. Jezus predikt voor heel het volk.
~1~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek 4. Christus bij Marta en Maria (Lc. 10:38-42) Jezus is te gast in het huis van Marta en Maria. Marta wordt in beslag genomen door de drukte van het bedienen terwijl haar zus Maria, aan een tafel met een open boek, aan de voeten van Jezus zit te luisteren. Een boekenhangkastje, waarvan het gordijntje opzij geschoven is, illustreert Maria’s intellectuele belangstelling. Terwijl Marta in de hand nog een schotel met eten houdt, is zij net van achter het gordijn uit de keuken gekomen om zich bij Jezus te beklagen over haar zus Maria die het werk aan haar overlaat. Jezus, gezeten in een mooie zetel met kussen, tempert met de rechterhand Marta’s ongenoegen: “Marta, Marta, wat maak jij je bezorgd en druk over veel dingen” (v.41). Terwijl zijn andere hand naar het boek op de tafel wijst, zegt Hij: “Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden” (v.42). M.a.w. graag wat meer aandacht bij de preek! 5. “Laat de kinderen tot Mij komen” (Mc. 10:13-16) Vóór een muur met poort komen 3 vrouwen met hun kindjes naar Jezus toe. De zittende Jezus aait het naakte baby’tje dat de moeder Hem voorhoudt, terwijl Hij het met de rechterhand zegent. Ondertussen vraagt het 2de kindje, met de hand op Jezus’ knie, om Zijn aandacht. In de rechterbovenhoek staat een 2de moeder wier kindje op de arm zijn handje naar Jezus uitsteekt. Links, achter Jezus houdt een 3de moeder haar baby op de arm terwijl ze een ander kindje aan de hand houdt. Op de achtergrond staan 2 bebaarde mannen, terwijl de man geheel links vooraan aan de blote voeten als apostel herkenbaar is. Hopelijk hebben zij nu hun lesje geleerd: “Laat de kinderen toch tot Mij komen en sta ze niet in de weg” (v.14). M.a.w. breng de kinderen zeker mee naar de preek (maar tegelijkertijd: preek zó dat de kleinsten het ook begrijpen). De fries onder de rand van de kuip is verdeeld in 5 compartimenten. Centraal staat de kelk met hostie van het Katholiek Geloof, geflankeerd door het brandende hart van de Liefde en het anker van de Hoop. De beide uiterste compartimenten bevatten een open boek met breed lint (missaal?). Aan de trapleuning houden 2 schildhoudende leeuwen a.h.w. de wacht. Deze preekstoel vervangt de anonieme, barokke preekstoel, al zichtbaar op het kerkinterieur van Pieter I Neeffs uit 1636. Ofschoon ontmanteld ca. 1874, zijn de meeste onderdelen ter plaatse bewaard gebleven. De acht gebeeldhouwde hoofd- en hoekpanelen van de kuip werden in 1998 verwerkt in het huidige vieringaltaar. Worden de vier hoekpanelen ingenomen door een zesvleugelig engelenhoofd, dan bevatten de hoofdreliëfs o.m. de bustes van twee dominicanen: St.-Dominicus, getypeerd door de ster op zijn voorhoofd, en de grote geleerde Thomas van Aquino. Verder is er het wapenschild van de orde en een schild met enkele attributen van de ordestichter: de fakkelhond met een globe, een lelietak en een reisstok (met haak voor de kalebas). Vier engelen schraagden de kuip, twee het klankbord.
De biechtstoelen Priester-kloosterlingen als de paters dominicanen zien het als een belangrijk onderdeel van hun zending om op te treden als geestelijke raadsman en/of biechtvader. ‘Vergeving van de zonden’ behoort immers tot de bevrijdende kracht van Jezus’ evangelie. Oorspronkelijk werd er biecht gehoord en het sacrament van de verzoening toegediend zonder specifiek kerkmeubel. De biechtstoel wordt pas in de 16de eeuw ingevoerd door het Concilie van Trente. Bij hun bezoek aan een van de nabije vee- en voedselmarkten profiteerden nogal wat gelovigen ervan om bij een anonieme biechtvader in deze paterskerk hun hart te luchten, zeker voor de jaarlijkse paasbiecht.
~2~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Aanvankelijk stonden er 6 eenvoudige biechtstoelen in de zijbeuken. Zij worden in 1659 verkocht aan de hoofdkerk van Turnhout, maar zijn niet bewaard gebleven. In de 2 jaren daarvóór wordt de nieuwe reeks van hoogbarokke biechtstoelen ontworpen en uitgevoerd door Peter I Verbruggen. Omdat de vraag naar het sacrament van de biecht fel is toegenomen, moeten niet minder dan 10 biechtvaders paraat kunnen staan (lees: zitten) in even zoveel biechtstoelen. Aldus wordt de reeks uitgebreid tot 10, gevat in een doorlopende lambrisering en staan er in elke zijbeuk naast de biechtelingen 20 levensgrote beelden in eik. Hoezeer we ons ook moeten hoeden voor chauvenistische superlatieven, het mag gezegd: deze biechtstoelen met hun snijwerk behoren tot de mooiste kerkmeubelen van … , en dit niet enkel omwille van talloze engeltjes of putti en de tientallen dieren die erin verwerkt zitten. Deze kerkmeubels worden gevat in lange lambriseringen die over de gehele wand van de zijbeuken doorlopen. Ze getuigen van Vlaamse levendigheid en speelse verhaalkunst, en geven op creatieve wijze gestalte aan de innerlijke strijd van de mens tussen goed en kwaad en dit in eindeloze variaties. Of het nu gaat om onstuimige honden, brullende leeuwen, bekvechtende hanen, geile apen of een echte ‘zondebok’, hun kracht moet alleszins, als zinnebeeld van het kwaad, ingetoomd en getemd worden. Je geraakt hier overstelpt door de fantasierijkdom van al die stichtelijke symbolen. Een dansend skelet geeft te denken over vergankelijkheid, een vlinder over verrijzenis tot een onvoorstelbaar nieuw leven. Kinderspelen zoals kaatseballen, zeepbel-blazen en een kat enmuisspelletje moeten stimuleren tot hemelse deugdzaamheid, zonder daarom de pret te bederven... Een vos die van druiven snoept, duidt op een kerkganger die de communie onwaardig wil ontvangen, d.i. zonder biecht. Met hun attributen verzinnebeelden de putti de gevoelens die in de ziel van de biechteling leven. Enerzijds wordt de tweestrijd die de mens constant in zichzelf moet voeren aanschouwelijk gemaakt door het gevecht tussen velerlei deugden en ondeugden. Anderzijds getuigen de speelse putti en dartele dieren van de herwonnen levensvreugde na de sacramentele verzoening met God. De biechtstoelen worden telkens gevormd door 4 ‘sprekende beelden’: 2 engelen die het priesterhokje flankeren en telkens 1 mannelijke en 1 vrouwelijke heilige aan de buitenzijde. De keuze van de heiligen en de attributen van de engelen worden bepaald door het thema van de betreffende biechtstoel. Immers, bij elk van de 10 stoelen tegen de lange zijbeukwanden wordt een ander thema in beeld gebracht dat met biechten te maken heeft. Samen vormen ze een geestelijk schaakspel waarbij de tegenoverliggende biechtstoelen een gelijklopende gedachten-gang ontwikkelen. Bekijken we deze parallellen bij de paren biechtstoel van oost naar west. NOORD 1) de heiligheid in het gezinsleven 2) het verlangen naar een rechtvaardige dood 3) het geloof en de liefde 4) de pelgrimstocht (als middel tot heiliging)
ZUID 1) de heiligheid van het kloosterleven 2) het berouw en de boetvaardigheid 3) de Eucharistie 4) de innerlijke meditatieweg (voor wie opgesloten zit) 5) het bloedige martelaarschap 5) het onbloedige martelaarschap Het ‘bloedige martelaarschap’ moge dan al een fatale afloop kennen, daarom is de heldhaftigheid niet minder bij het onbloedige martelaarschap wanneer men vervolgd wordt zonder er het leven bij in te schieten zoals de dominicaan Ludovicus Bertrandus, die het opnam voor de Zuid-Amerikaanse indianen.
~3~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Bovendien zijn er nog familiale verbanden tussen de noord- en de zuidzijde: Petrus staat tegen-over zijn broer Andreas, Johannes tegenover zijn broer Jacobus. En er is zelfs een analoog detail, nl. het aantal van 3 stenen bij Agnes de Montepulciano en even zo veel medaillons bij Margaretha da Citta di Castello (3de biechtstoel, respectievelijk zuid- en noordbeuk). Het schema van een biechtstoel
De biechtstoelen in de zuidbeuk, van oost naar west 1ste biechtstoel (A): de biecht als middel voor de heiligheid van het (dominicaanse) kloosterleven Allen zoeken genade in de biecht, naar het voorbeeld van Dominicus, zeker wie behoort tot de dominicanenorde: de broeders, de slotzusters en de derde-ordelingen. De ordestichter Dominicus, met gesloten constitutieboek en de lelietak, wordt begeleid door de fakkelhond. Zowel het vlammend hart van de 1ste als de doornenkroon van de 2de engel wijzen op de liefdevolle bereidheid van de kloosterling om doorheen soms zware ascese en opoffering Christus na te volgen. Daarom draagt de derde-ordelinge Catharina van Siëna (1347-1380) ook een doornen-kroon en bekijkt deze mystica het kruisbeeld dat ze met beide handen vasthoudt. Hier heeft zij geen gestigmatiseerde handen. A1 A2 A3 A4 A5 A6 A7 A13 A21 A23 A24
P door 2 draken overvallen, 4 P vluchten; P zet zichzelf de doornenkroon op. Thomas van Aquino als leraar van de Eucharistie met pluim, H. Geest-duif en monstrans waarin hostie; P reikt hem rozenkrans aan. P houdt een kruisbanier in de hand ten teken van de Verrijzenis. Catharina van Siëna, met doornenkroon en kruis in handen, drijft 2 helse slangen op de vlucht. P met de lijdenswerktuigen roede en gesel. Dominicus met fakkelhond en (Bijbel?-)boek; P reikt hem een rozenkrans aan. P op open graftombe, houdt het lijkkleed boven zijn hoofd en droogt zijn tranen. cartouche: God de Vader met wereldbol [rechterhand beschadigd]; cartouche: H. Geest-duif. 2 P aanschouwen het kruis dat ze elk in de hand houden. pilaster: kat en muis; onderaan houdt P de kat bij de staart, bovenaan houdt P de muis vast d.m.v. een touwtje dat rond haar staart geknoopt is. De boodschap hier: ‘ge moogt elkaar niet plagen’ ?
~4~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek 2de biechtstoel (B): berouw en boetvaardigheid stimuleren de biecht De sleutel (oorspronkelijk 2?) van de apostel Petrus vertegenwoordigt de (‘sleutel’-)macht die hij van Jezus heeft ontvangen om op aarde zonden te vergeven en zo de toegang tot de hemelse gelukzaligheid te ontsluiten. Zelf zondigde hij zwaar door Jezus te verloochenen, maar eens hij dit besefte bij het kraaien van de haan (aan zijn voet), betoonde hij berouw “en weende bitter” (Lc. 22:62). Beide heiligenfiguren zijn qua volume vrij beperkt uitgewerkt; hierdoor werd bij sommigen de indruk gewekt dat Petrus’ gelaat iets heeft van de trekken van Socrates, doch deze zwakke gelijkenis is puur toevallig en zonder enige betekenis. Bij deze soberste biechtstoel-beeldengroep van de kerk hebben de vermanende en de berouwvolle engelen uitzonderlijk ─geen atributen. Maria Magdalena in boetekleed, aan de voet haar traditionele balsemvaas, maar eveneens een parelsnoer dat, zoals in hedendaagse reclame, de kostbaarheid van het parfum moet suggereren. Op de paneeltjes wordt verbeeld hoe het lijden van Jezus ons van onze zonden verlost. AB1 centrale figuur schenkt water uit een kan: de goddelijke genade (van de biecht); 2 paar PP voeren elk een kruik (water) naar hem toe, terwijl ze ‘helse’ dieren (draak, slang en leeuw) afweren. B1 kruis. B2 2E kussen elkaar: verzoening (als tegenpool van B21); 2 slangen kronkelen naar een masker. B3 zweetdoek. B4 kruis en doornenkroon. B5 lans. B6 PP kijken speels naar toeschouwer. B7 de 3 kruisnagels. B17 2 E kijken van elkaar weg. B21 cartouche: 2E keren elkaar rug toe, vruchtentros. B26 pilaster: vanitassymbool: dansend skelet roffelt met 2 doodsbeenderen op trom. Velerlei fruit.
3de biechtstoel (C): de volle ontmoeting met Christus in de Eucharistie (dankzij de biecht) De grote dominicaner geleerde Thomas van Aquino (1225-1274) schreef het officie van Sacramentsdag en dichtte het Lauda Sion; vandaar zijn dagelijks werkmateriaal van pen en inktkoker. Hij is te identificeren door de ketting op zijn borst met daaraan de zon van de wijsbegeerte die zinspeelt op het overwinnende licht van de goddelijke waarheid. De beide engelen vertolken het gebed: de ene met een gebedenboek het gebed van de intellectueel; de andere met een rozenkrans het gebed van de ongeletterde. Misschien indachtig de legende dat Thomas een verleidelijke prostituee met een brandende toorts verjoeg, symboliseert de omgekeerde brandende toorts aan de voet van de linkerengel het doven van de brandende (onzuivere) wellust. De dominicanes Agnes de Montepulciano (1268-1317; heilig verklaard in 1726) zou zich uitsluitend met het eucharistische brood gevoed hebben. In de handen heeft ze de lelietak van de zuiverheid, een rozenkrans en een schoteltje waarop de 3 stenen, die O.-L.-Vrouw haar volgens de legende gaf om er een klooster mee te bouwen. Ook het lint met het kruisje dat ze om de hals draagt, zou ze van Maria ter herinnering gekregen hebben nadat ze Jezus even in de armen had mogen houden. De omlijsting van de biechtstoel verbeeldt hoe de genade van de Eucharistie pas tenvolle werkzaam is indien men ze benadert met een zuiver hart, of anders gezegd, met een hart dat door de biecht gezuiverd is.
~5~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek BC1 C2 C3 C4 C6
BC2 C13 C23 C24 C25
C26
PP gewapend met drietanden bedreigen slangen; andere PP vluchten voor draken. 2 P met pijl en boog maken met 2 honden jacht op een vos. trommelende P: zolang God de trom beroert, is er klank: d.i. de genadewerking van de Eucharistie. ladder, geselkolom, 3de lijdenswerktuig verdwenen. P met korf vol broodjes, waar 2 P naar reikhalzen; PP met pijl en boog verjagen honden: het Lauda Sion, het loflied op het H. Sacrament, zegt over het ‘brood der engelen’ – indachtig Mt. 15:26; Mc. 7:27: “het ware brood van de kinderen niet voor de honden te werpen”; PP omarmen elkaar. cartouche: rokende vaas; een draak spuwt in een bekken. centrale cartouche: 2 P in aanbidding voor het H. Sacrament, omgeven door zonnestralen, lunula in de vorm van een halve maan, bekroning met wolken. cartouche: 2 P schudden gewaad uit: gelovige komt in biecht(-stoel) zijn ziel uitluchten. pilaster: vos, druivenguirlandes en fruit, deurtje: huilende EE, toortsen, kruisopschrift INRI, lijkkleed, rietstok met spons, kelk, lans, errond priesterstool: verband passie Christus en de Eucharistie (gedachte van Thomas van Aquino) pilaster: vos bijt van druiven: onwaardige zondaar wil de Communie ontvangen zonder voorafgaandelijk berouwvol te biechten (= H.-Sacramentsaltaar, zuil A2).
4de biechtstoel (D): de innerlijke meditatieweg als middel voor (biecht en) heiliging Wie wegens omstandigheden zoals gevangenschap of ballingschap niet fysiek op bedevaart kan, onderneemt ter plekke een puur spirituele pelgrimage of een “lange reis naar binnen”, zoals bv. Johannes de Evangelist en St.-Barbara. Johannes vertoeft in ballingschap op het Griekse eiland Patmos. Als evangelist houdt hij een schrijfboek en een pen in de handen, terwijl aan zijn voet de arend hulpvaardig een inktkoker in de bek houdt. De 2 engelen mediteren over het kruisopschrift “INRI” en de Veronicadoek in hun handen; m.a.w. in de geestelijke meditatieweg kan men geestelijk dergelijke grote relieken aanschouwen. Aan de voet van St.-Barbara (3de eeuw), met martelaarspalm, staat de legendarische toren met 3 vensters, waarin ze door haar vader werd opgesloten (om het contact met andere christenen te verhinderen). CD1 D2 D6 D13 CD3 D24
D26
2 P-centauren ontsteken hun fakkel aan een gemeenschappelijke kaars: de verspreiding van het evangelie?; 2 PP geven elkaar de hand. wolven met ontblote tanden bedreigen P die van schrik de handen boven hoofd houdt: gebed in nood. 2 P blazen op hoorn: adem in nauw mondstuk brengt klank teweeg: eveneens het gebed in nood. centrale cartouche: Maria toont het Jezuskind; in D4 erboven: H. Geest: de goddelijke en menselijke natuur van de Redder. cartouche: 2P mediteren in open boeken. pilaster: hoorn van overvloed; vlinder: de ziel die uit de cocon van de dodenslaap verrijst; krekel: het gebed in nood, want hij zingt slechts bij hitte; mensen gaan enkel naar kerk als het slecht gaat. pilaster: 3 artisjokken die smaak krijgen als ze met aarde bedekt worden: God brengt een zondaar door meerdere noodsituaties tot bekering.
~6~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek 5de biechtstoel (E): het onbloedige martelaarschap Uit liefde voor Christus kan men ver gaan: men verzaakt aan bezit, eer en macht, zoals Margaretha, of men heeft er zelfs doodsbedreigingen voor over, zoals Ludovicus. De dominicaan Ludovicus Beltrán, alias Bertrandus (Valencia, 1526-1581; zalig verklaard in 1605, heilig verklaard in 1671). Als missionaris in Zuid-Amerika komt hij in aanvaring met de Spaanse conquistadores die de indianen uitbuiten, maar de vergiftigingspoging van een van hen overleeft hij; vandaar de beker waaruit een giftig slangetje kronkelt. Beide engelen houden een rozenkrans, een van hen eveneens een gebedenboek: enkel door het gebed kan men dergelijke beproevingen (blijven) dragen. Margaretha van Hongarije (1242-1270; heilig verklaard in 1943), dochter van Bela IV, koning van Hongarije en van koningin Maria Lascaris (en kleindochter van de keizer van Constantinopel), verzaakt uit liefde voor Christus (kruisbeeld in de handen) de dubbele koningskroon (op het voetstuk) om dominicanes te worden. De strijd tegen het kwade wordt o.m. gewonnen door de bereidheid om zichzelf tot in de dood te geven. DE1 PP gewapend met speren en 2 honden jagen op hazen, symbool van de zondaar die door eigen schuld steeds in angst leeft. De hazen gevangen in een overvloedshoorn, zijn de zondaars met wroeging die door goddelijke genade herleven. E1 P met doornenkroon houdt festoen boven hoofd. E2 Jezus, de Man van Smarten met doornenkroon, mantel, rietstengel? Hij wordt aanbeden door 2 P, respectievelijk met bundel rijshout en met gesel. E4 2 E die harp spelen weten zich te beschermen tegen aanvallende draken: te vergelijken met Orfeus. E6 2 mediterende P met zweetdoek; 1 van hen huilt en bedekt zijn hoofd. EF1 8 PP, gewapend met netten, speren en hoorns, en geholpen door 2 honden, jagen op 2 vossen; kronkelende slang in planten. De zielen worden uit de ‘handen’ van het kwade gehouden. E13 centrale cartouche: 2 mediterende E houden medaillon waarop doodshoofd met gekruiste beenderen; 2 overvloedshoorns. E17 vleugels van E gaan over in krolschelpmotief met waterspuwende vissen. EF2 cartouche: E met zweetdoek. E24 pilaster: 2 fabeldieren, fontein, 2 vogels, vruchtmotieven, hopbellen (levensfontein), bloemen. E25 deurtje: sater met spitse oren, dubbel bloemenfestoen met vruchten. E26 omhoogkronkelende slang.
~7~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek De biechtstoelen in de noordbeuk, van oost naar west 1ste biechtstoel (F): de biecht als middel voor de heiligheid van het familieleven Dé heilige familie bij uitstek is de Heilige Familie: Jezus, Maria, Jozef. De rechtvaardige Jozef staat er als man van middelbare leeftijd, met de lelie van de zuiverheid. Maria als O.-L.-Vrouw-van-de-Rozenkrans is gekroond met een krans van rozen en op het voetstuk een scepter. De 2 engelen houden in de handen zowel een echte krans van rozen als een spirituele rozen-krans, nl. het gebedssnoer (maar dan van kort formaat). In tegenstelling tot het gebedenboek van Dominicus en de kloosterlingen aan de overzijde, staat de rozenkrans voor het gebed van de (toen nog talrijke) ongeletterden. GF1 fries: 4 P, 2 middelste in extase, linker P steekt wijsvinger omhoog, rechter P, liggend, zoent roos. 2 reigers met uitgespreide vleugels symboliseren de contemplatie. F1 hond met halsband. F2 vurige jachthond beteugeld door 3 P: symbool van de tucht (bij de jeugd). F3 2 E keren mekaar de rug toe; bewonderen vruchten uit overvloedshoorn. F4 3 geklede P houden druivenguirlande waarop 2 roofkatten klauteren; panter die aangename geur verspreidt zodat dieren hem volgen, symboliseert Christus die de mensen aantrekt door zijn voorbeeld. F6 2 apen (wellust) worden verschrikt (letterlijk: versteend) door het Medusamasker GF2 cartouche: 2 E aanbidden (de duif van) de H. Geest: contemplatief gebed. F10 P met rozenkrans. F11 cartouche: gesluierde, gekroonde O.-L.-Vrouw met Jezuskind, omringd door 12 rozen, lelietak en Scepter. F15 cartouche: Bedrukte Moeder omringd door wolken. F19 cartouche: 2 P rug aan rug, houden samen rozenkrans vast. F20 cartouche: 2 E, rug aan rug, eten vruchten uit overvloedshoornen. F23 cartouche: 2 E houden medaillon waarop vlammend hart omkranst met rozen; uitzonderlijke perfectie. F24 pilaster: eucharistiesymbolen: druiven, maïskolven, aren trekken met hun geuren vlinder aan: mystieke vervoering F25 deurtje: leeuwenkop met uitgelucht doek: zondige ziel moet gelucht, gereinigd worden door de biecht. F26 pilaster: 2 E-hoofden, hanger met bundel planten, omwonden door slang; symbool van het verstand. FK1 O.-L.-V. met losse haren, te midden van rozen, als Mater Afflicta met [gebroken] dolk in het hart. K24 pilaster: dorre boom omwonden door wijnrank: symbool van trouwe vriendschap tot in de dood? 2de biechtstoel (G): het verlangen naar een rechtvaardige dood De apostel Andreas, die liever naar God in de hemel verlangt dan nog van de marteldood gered te worden, omarmt zijn marteltuig: het zgn. sint-andrieskruis, en kijkt verlangend hemelwaarts. Het doodshoofd en de zandloper van de beide engelen symboliseren de vergankelijkheid van de aardse tijd. St.-Catharina van Alexandrië (4de eeuw) bleef doorheen de martelingen bereid voor haar christelijk geloof te sterven; vandaar het marteltuig het gebroken rad, en de palmtak van de hemelse overwinning. HG1 6 P, 2 P spelen met papegaai, het symbool van het “psalmodia distracta”, dat ons aanzet tot aandachtig bidden. G2 2 P met de Noordster, symbool van de tijd. ~8~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek G4
O.-L.-Vrouw, gekroond met 12 sterren (Apoc.), maar die ook wijzen op Maria’s 12 deugden, aldus de gebedsoefening bij de Rozenkransbroederschap: ‘Het Cransken der Twaalf Sterren’ (1622). G6 2 P leggen wenend hoofd op doodshoofd, 2 vogels eten fruit uit overvloedshoorn. G11 cartouche: Thomas van Aquino geïnspireerd door H. Geest-duif. G13 St.-Andreas met sint-andrieskruis, ondersteund door 2 P en palmtak. I5 cartouche: 2 P houden het medaillon met de zalige dominicaan Henricus Suso die op de borst het monogram ‘IHS’ met kruis en nagels draagt. G17 cartouche: 2 E die mekaar kussen, dubbel schelpmotief met vruchtenguirlandes. G18 console: E hoofd met lauwerkrans rond voorhoofd. HG3 cartouche: 2 treurende P met doornenkroon en 3 nagels. G23 cartouche: 2 P die elkaar de rug toekeren, houden samen rozenkrans vast. G24 pilaster: groteskenmotief; pelikaan houdt vrucht in zijn bek; 8 rozen rond ster, kroon doorstrengeld met scepter en lelie; rozenkrans en wierookvat. G25 deurtje: E-hoofd met linten rond hals; satan met 2 horens, spitse oren, grote snor, houdt vruchtenguirlandes in de mond. G26 E-hoofd met 2 overvloedshoorns; doornenkroon doorstrengeld met fakkel en knots; INR-opschrift vastgehouden met nagel; rijshout gekruist met roede; 3 nagels en geldbeurs; arma Christi met lauweren en eikenloof. 3de biechtstoel (H): de Biecht leidt tot geloof en liefde De opsteller van het 1ste kerkelijk wetboek, de Spaanse dominicaan Raymundus van Peñafort (1175-1275) houdt de codex van het kerkelijk recht in de hand evenals de biechtsleutel om te binden en te ontbinden (Mt. 16:19). Hij is enkele jaren de biechtvader van paus Gregorius IX, alsook van Jacob I van Aragon en de traditie zegt dat hij, overigens op 100-jarige leeftijd, al biecht horend gestorven is. Omwille van zijn inzet voor de vrijkoop van de christen slaven – de orde van de Mercedariërs die zich daar op toelegt, rekent hem trouwens tot haar medestichter – prijkt er op het voetstuk een voetboei. Maar hij wordt zelf vaak door de Mohammedanen vervolgd. Waar Thomas van Aquino de basis legt voor het Sacramentsfeest, fundeert Raymundus het juridisch statuut van de biecht. Engel met kruis van het Geloof en engel met het vlammend hart van de Liefde (en gebed voor God). Van de blind geboren Margaretha da Citta di Castello (1287-1320; zalig verklaard in 1609), Italiaanse derde-ordelinge, wordt beweerd dat men na haar dood in het hart 3 parels zag met de beeltenis van Jezus, Maria en Jozef, ten teken van haar intense liefde voor de H. Familie; hier 3 vierkantjes op het hart in haar hand. IH1 H1 H4 H6 H9 H11 H13 H17 H21 H24 H2 H26
10 P jagen op monsters, 6de en 7de trachten vogel te pakken, 2 gekruiste overvloedshoorns. eekhoorn eet eikel, mogelijk symbool van Dismas, de Goede Moordenaar. Jezuskind omhelst St.-Jan; kruisvlaggetje, lam, schootsvel, schaamdoekje, vleugels, maïskolven. doornenkroon. cartouche: 2 P op wolkjes, gewaad, Jezusmonogram, de 3 kruisnagels en kruis in stralenkrans. cartouche: 2 wenende E met doodssymbolen: doodshoofd, omgekeerde gekruiste fakkel, vleermuis en nachtdiervleugels. cartouche: 2 P hoofden en 1 P, verlossingsdood. cartouche: 2 P, paternoster, bekroond door krans rozen, wolken, bloemenguirlande. cartouche: Mater Dolorosa en 2 P-hoofden: verlossingsdood. pilaster: triomferend Jezuskind met kruis, stralenkrans, 3 sterren in wolkenaureool. deur: doornenkroon, lijkwade en kruis, wenende engel: overvloedige haardos en haarband. pilaster: 2 gevleugelde P-hoofden; hun adem verandert in rozen; een zeer bijzondere poëtische voorstelling van het rozenkransgebed waarbij elk gepreveld weesgegroetje als een roosje aan Maria wordt aangeboden. ~9~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek 4de biechtstoel (I): bedevaarten helpen zuiveren Een (vrijwillige of een bij vonnis opgelegde) bedevaart kan helpen om het geweten te zuiveren en uiteindelijk te gaan biechten. Een opgelegde bedevaart als straf bij een vonnis of bij een biecht kan ook de misdadiger of biechteling helpen zijn mentaliteit verder te zuiveren en te sterken. Omdat de pelgrimage niet zonder gevaren was en eerder ‘mannenwerk’, staan uitzonderlijk bij deze biechtstoel 2 mannen i.p.v. 1 man(-nelijke) en 1 vrouw(-elijke heilige). Gezien de populariteit van zijn graf is de apostel Jacobus de Meerdere uitgegroeid tot de patroonheilige van de pelmgrims, wat dan weer aanleiding gaf tot een legendarische bedevaart die hij na zijn dood zelf maakte naar zijn graf in Compostela. Jacobus Venetus (1231-1314; sinds 1622 officieel vereerd), Italiaans dominicaan, is een groot vereerder van de grote relieken te Rome. Een engel toont de Veronicadoek (‘bewaard’ in de St.-Pietersbasiliek te Rome) terwijl de andere er berouwvol bij treurt. De legende vertelt dat hij in de winter een bloeiende rozentak vond, vandaar een dergelijk bloemmotief rond een kruis. Enkele mooie taferelen in halfreliëf, o.m. De Boodschap, De Visitatie, De Herders en De Wijzen, beelden mysteries van het geloof uit die men op bedevaart in het H. Land overweegt. Op de rechterpilaster: vogels vliegen naar de sterrenhemel en 2 P in halffiguur blazen (opstijgende) zeepbellen: symbool van het hemelgerichte gebed. JI1 I2 I4 I6
JI2 I1 I I13 I17 JI3 I20 I21 I22
links en rechts 2 kippen, midden 2 vechtende hanen: passiesymbool. 2 P beteugelen leeuw en houden hem vast bij de manen: zelfbeheersing of hoe de slechte neigingen van de mens moeten beteugeld worden. adelaar met blik naar de zon, weg van het aardse, aanschouwt God. de bok is ‘de zondebok (van Israël’), en dus symbool van het duivelse kwaad en wellust, wordt beteugeld door 5 P op meer zintuiglijke wijzen: verschrikt door het zien van een masker, pijn voelen door stokslagen en het trekken aan de horens, opgeschrikt door schel gefluit. Dezelfde scène komt voor in de muurbekleding van de kapel van de Zoete Naam Jezus. cartouche: rijshout, geselroede, schelpmotief, 2 P kijken van elkaar weg. cartouche: De aanbidding van de herders. cartouche: De aanbidding der Wijzen. cartouche: het wapen van (de) Jeruzalem(vaarders) met palmen. cartouche: mariamonogram in zon; rozenkrans; 2 P op wolkenmotieven, drapering. cartouche: gelauwerd doodshoofd met gekruiste knekels en schalmeispelende P. cartouche: De Boodschap. cartouche: Johannes de Doper in schaapsvacht, met kruisvaandeltje. Het lam lijkt echter op een hond! cartouche: De Visitatie.
5de biechtstoel (J): het bloedige martelaarschap als weg naar de zaligheid De dominicaan Jan van Keulen (?? - Brielle, 9 juli 1572) is een van de 19 martelaren van Gorkum (in 1675 zalig, in 1867 heilig verklaard), die omwille van hun trouw aan het katholiek geloof gefolterd en opgehangen werden. De martelaarspalm spreekt voor zich. Het voorwerp in de rechterhand zou de zgn. bloemenpixis van Aarschot zijn, waarin de pastoor van Aarschot in 1614 een twijgje met enkele bloesems bewaarde, geplukt op het graf van de martelaren van Gorcum. Veel later zou volgens de legende de twijg nog steeds bloeien en exact 19 bloesems dragen. De ene engel houdt een martelaarspalm, zijn collega een -kroon. Volgens de legende heeft de Spaanse dominicanes Lucia Casta (13de eeuw), geen officiële heilige overigens, zich de ogen uitgestoken om haar kuisheid te bewaren tegen een jongeman die al te ~ 10 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek opdringerig werd “om haar oogkens zo blauw”. Omdat zij er zo veel voor over had om haar deugdzaamheid te bewaren, kreeg ze van Christus 2 nieuwe ogen. EJ fries: 2 P omarmen elkaar. J1 frieskapiteel: adelaar, bol, 3 bliksemschichten. J2 fries: reiger doodt (bijtende) valk met hulp van 2 honden die de valk in de staart en in de vleugel bijten, of hoe het goede het kwade overwint, met behulp van de predikbroeders. J4 fries: 2 P helpen uit nest gevallen vogeltjes weer in nest; moeder kijkt hulpeloos en kwaad toe. J9 cartouche: getande Ionische rolschelp, drieledige lijkwade. J12 console: arend met klauw op bol. J13 cartouche: Heilige Drievuldigheid in wolkenaureool. J20 cartouche: 2 P kussen elkaar in groteskenmotief. J21 cartouche: 2 treurende P mediteren boven urne, omgekeerde fakkels: de dood. J26 pilaster: P zit op zwaard van Petrus waaraan oor van Malchus kleeft. Andere lijdenswerktuigen: rijshout, roede, doornenkroon, haan, geselkolom, ladder, tang, hamer, engel met zweetdoek. De biechtstoel in de zuidkapel (toegeschreven aan Willem I Kerricx, ca. 1684) Na de brand van 1679 en na de restauratie van de westgevel ca. 1684 stelt men aan de noordkant van de hoofdingang een laatbarokke biechtstoel op, wat het totaal van deze meubels (opnieuw?) op 11 brengt. Aan de noordkant van de hoofdingang stond Albertus Magnus die in 1276 de eerste St.-Pauluskerk had ingewijd, als ‘sprekende beeld’ met een breed verwelkomend gebaar de bezoekers op te wachten. Bij de grote herschikking van 1834 verhuist deze biechtstoel met dit ‘sprekende beeld’ spijtig genoeg naar de zuidkapel, waar hem dit genoegen in een dood hoekje wordt ontnomen. Aan de andere kant van het hoofdportaal stond het gestoelte van de naburige zwartzusters, die zich sociaal caritatief inzetten; vandaar het schilderij De werken van barmhartigheid. Het lange biechthoren is al niet van het leukste zodat een beetje extra warmte in de toen zo koude kerk zeker welkom was. Daarom werd in de bodem onder een deksel met luchtgaten een lollepot of kerkstoofje ingebouwd. De warme lucht steeg tot in het habijt van de biechtvader. Deze biechtstoel met schitterend laatbarok houtsnijwerk is een van de mooiste in zijn genre. Zelden gaat de structuur van een dergelijk meubel zo subliem schuil achter een meesterlijke mise-en-scène. De bewogen, maar elegante houdingen van de figuren wordt versterkt door het onrustige karakter van de overvloedige dunne plooien in hun strakke kledij. De vergankelijkheidsgedachte van de westzijde getrouw, staat boven het priesterhokje de Christus van het Laatste Oordeel, begeleid door een bazuinblazende engel. Het lijkt wel alsof Hij met zijn buste in volreliëf uit de wand naar voren komt en de plaats gaat innemen van de dominicaner biechtvader. Hierdoor wordt beklemtoond dat de sacramenten, zoals de biecht, door de levende Christus worden toegediend. Tevens herinnert het de biechteling eraan dat vergiffenis hier het Laatste Oordeel zal verlichten. De beide engelen verzinnebeelden belangrijke deugden. De Boetvaardheid, rechts, ‘toont haar ware gelaat’ en draagt werktuigen van boetvaardigheid. De Zachtmoedigheid, links, met gebogen hoofd, vertrappelt de laurierkrans van mondaine eerbetuigingen, en heeft in de hand het lammetje van de zachtmoedigheid en een kaatsbal: “wie zichzelf vernedert, zal verheven worden” (Mt. 23:12). Tegen de wand moedigen de notoire berouwvolle zondaars de biechteling aan om ‘alles op te biechten’: UITERST LINKS LINKS (Jezus) RECHTS UITERST RECHTS Maria Egyptica koning David Maria Magdalena ‘Goede Moordenaar’ Dismas leeuw die haar hielp begraven, harp & kroon lange haren kruis draagt haar medaillon Samaritaanse vrouw de Verloren Zoon
~ 11 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Het (grote) orgel Een kerkgemeenschap waar het geloof zingend kan beleefd worden, heeft er des te meer deugd aan. Zang en muziek worden ondersteund door het kerkinstrument bij uitstek: het orgel. Het imposante orgel mag beschouwd worden als het belangrijkste grote historische orgel in de Zuidelijke Nederlanden. De kern ervan wordt vóór 1654-‘58 gebouwd door Nicolaes Van (der) Haegen. Met zijn 3 handklavieren, een pedaal, 47 registers en ca. 3303 pijpen is het voor die tijd een uitzonderlijk groot instrument. Al snel geniet het faam, zo blijkt o.m. uit de uitvoerige ode ter gelegenheid van de inspeling en het concert door de Brusselse hoforganist Abraham Van de Kerckhoven bij het bezoek van koningin Christina van Zweden in 1658. Met inbegrip van de beide vrij unieke pedaaltorens staat het in 1661 model voor het nieuwe orgel in de protestantse Grote Kerk van Dordrecht. Maar hoe lang duren mooie liedjes? Bij de instorting van het gewelf n.a.v. de brandramp van 1679 wordt het orgel ernstig beschadigd. De daaropvolgende, grondige restauratie wordt in de top als een heropstanding gesymboliseerd door de feniks, die uit het vuur herrijst. De monumentale orgelkast is in 1654-1658 (of na 1679) gebeeldhouwd door Peter I Verbruggen, naar een ontwerp van Erasmus II Quellinus, een duo dat een tiental jaren later, in 1664, samen de realisatie van de grote orgelkast in de O.-L.-Vrouwekathedraal toegewezen krijgt. Het hoofdwerk van 1654 vindt men terug in het centrale deel van de bovenkast. Het positiefwerk, dat daar een verkleinde repliek van is, vindt men terug in de balustrade van het oorspronkelijk doksaal. Jean-Baptist Forceville, die een tiental jaren eerder de opdracht kreeg voor een koororgel op het koordoksaal, komt het in 1730-1732 renoveren en uitbreiden. In de 19de eeuw wordt het instrument opnieuw verbouwd en gemoderniseerd, eerst door Jean-Joseph Delhaye in 1824 en in 1843, door François Loret. Ondanks de verschillende bouwfasen vormt het meubel met zijn 3303 pijpen één groots geheel dat harmonisch past tegen heel de westmuur. N.a.v. de restauratie van het grote orgel in 1992-1996 beslist men om in 1998 een tweede, kleiner orgelinstrument bij te bouwen, ingebouwd onderaan in het bestaande orgelmeubel, om koor en orkest te begeleiden bij ‘hedendaagse’ muziekuitvoeringen. Het heeft 2 klavieren, een pedaal en 16 registers en 926 pijpen. Samen tellen beide orgels 4229 pijpen. Traditiegetrouw hebben musicerende engeltjes plaatsgenomen boven op het hoofdwerk, de pedaaltorens en het rugpositief. De beide scherpe frontons worden bekroond door een lier en geflankeerd door engeltjes: links blaast er een de bazuin, rechts bespeelt het linkse een viool of vedel terwijl het rechtse uit een boek zingt. Twee grote serafijnen, staande op een gevaarlijke, maar blijkbaar getemde draak, steken triomfantelijk de bazuin voor de glorie van God: “Godlof !”, zo klinkt het in de psalmen. Te Deum laudamus (U God loven wij) is het gebruikelijk loflied bij elke grote overwinning. In combinatie met de feniks zien sommigen hierin de Verrrijzenis, de triomf van het geloof, de glorie van God of het Laatste Oordeel. De hamvraag is hoe die monsters moeten opgevat worden. a) Zijn deze ineengedrukte draken de overwonnenen van de triomferende engelen die op hen staan? Monsters staan sowieso voor de machten van het kwaad, maar 2 bedwongen monsters verbeelden misschien de aspis (slang) en de basilisk, die, naar psalm 90:13, als symbolen van de zonde en de dood aan de voeten van de overwinnaar (Christus) liggen, hier als voetsteun voor Gods engelen. De aspis is een slangachtig beest dat enkel door bezweringen onschadelijk kan worden gemaakt. Om aan die bezweringen te ontkomen, stopt het fabeldier met het einde van zijn staart een van zijn oren dicht. In psalm 57 (v. 5 e.v.) verpersoonlijkt hij de goddeloze zondaar: “als de dove aspis die zijn oren dichtstopt en niet luistert naar de stem der bezweerders”.
~ 12 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Herkennen we hierin een ode aan de heilzame werking van orgelmuziek? De basilisk is een gevaarlijk monster dat door zijn blik een mens kan doden. b) Of vertegenwoordigen beide monsters de draken die door de psalmist opgeroepen worden om als eerste onder de schepselen God mee te loven? Ps. 148: “Looft de Heer, gij hier op aarde: de draken (zeegedrochten) …(v.7), vuur en hagel (v.8) , …, gij dieren in het wild, in het veld (v.10a), kruipgedierte en vogels bevederd. (v.10b)”. In de onderste zone hangen enkele muziekinstrumenten als trofeeën. Links: een soort fagot en een draagbare harp (met engelenhoofd); een viool, een fluit en een open boek. Verder rechts: een trommel, een fluit en een tamboerijn; een mandoline en een open boek. Elke pedaaltoren wordt onderaan omlijst door 3, het rugpositief door 2 ramskoppen (let op de sik en de gekromde hoorns). Festoenen en (vruchten-)guirlandes omlijsten horizontaal en verticaal verschillende geledingen van de orgelkast, her en der opgevrolijkt door een masker. Op het rugpositief staat een koor van 5 engeltjes, zittend of staande, te zingen. De eerste van links houdt een dirigeerstokje en de 2de en de 3de van links een zangboek. De beide opschriften uit de psalmen onderaan de grote orgelkast sporen aan tot vreugdevolle zang en muziek voor God de Heer: links:
PSALLITE DEO rechts: IN CYMBALIS ET IN TYMPANO ET CHORO CITHARIS LAUDATE IN CHORDIS ET ORGANO DOMINUM DE CAELIS Psal. 148 Psal. 148 Deze teksten zijn geen direct citaat van die ene bepaalde psalm zoals de referentie telkens suggereert. Beide zijn samengesteld uit verscheidene onderdelen uit de laatste lofpsalmen; selectie en aanpassing staan in functie van het rijm, dat echter minder duidelijk is doordat wegens plaatsgebrek de tekst over 3 regels verdeeld is. In vertaling luiden ze: Psalmzingt voor onze God met handtrom en reidans met snaren en fluit. Met cymbalen en bij de citers. loof de Heer vanuit het hemelgewelf.
[Ps. 146,7b1 = 147,7b1] [Ps. 150,4a2] [Ps. 150,4b2] [Ps. 150,5a.5b] [Ps. 146,7b2 (= 147,7b2) of Ps. 150,3b, maar in meervoudsvorm ! ] Psalm 148 [v. 1a]
~ 13 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Aparte schilderingen, schilderijen en beelden De inscriptie op de middelste zuil van de noordbeuk De inscriptie luidt: “lan . 1644 . frere paul . le . lievre // . e . aydit . afaire . cest . eglise . chi”. Dit hertaalt men best als: “L’an 1644, frère Paul Le Lièvre a aidé à faire cette église chi”. De aangegeven datum stemt echter niet overeen met de bouwgeschiedenis. Of moet het cijfer ‘6’ geïnterpreteerd worden als een vervormde ‘5’, temeer daar het schrift ook vormelijk eerder 16de-eeuws is? Een eigenaardigheid pleit ook voor “1544”. Immers, de bouw van de kerk, aangevat in 1517, werd in 1540 hervat. Omdat de kloosterling of lekenbroeder Le Lièvre die (tegen de regels in?) er prijs op stelde zijn naam te vereeuwigen, toen nog niet wist wanneer exact zijn steen zou geplaatst worden, laat hij het laatste cijfer van het jaartal open. De steen wordt in 1544 geplaatst, doch de ongeletterde bouwvakkers zetten hem ondersteboven! De broeder voegt dan het exacte jaartal ‘4’ in, maar doet niet de moeite dit eveneens ondersteboven te beitelen, waardoor dit het enige karakter is dat niet omgekeerd staat en leesbaar is! Of hoe de grote geschiedenis met kleinmenselijke trekjes wordt opgebouwd. De zwarte invulling die des te meer de aandacht vestigt op deze inscriptie is pas later aangebracht, en niet door hem bedacht. Wapenschilden in de balustrades van de middenbeuk In 1870 verwerkt Kockerols in de balustrades van de 1ste oostelijke travee het wapenschild van beroemde dominicanen die het tot bisschop hebben gebracht; aan de noordkant dat van Marius Ambrosius Capello, bisschop van Antwerpen, aan de zuidkant dat van Michael Ophovius, bisschop van ’s-Hertogenbosch. Grisaille-wandschilderingen Toen men bij de restauratiewerken van 1996-1997 de biechtstoelen verwijderde, trof men op de muur van de zuidbeuk twee grisaille-wandschilderingen aan die een sierlijke maniëristische epitaaflijst vormen. Zij zijn gedateerd “1570” en “1577”. Spijtig, maar het kan niet anders: de vrolijke engel, het vogeltje en de vogelkop zijn nu weer achter de lambrisering verborgen. Vermoedelijk dateert uit diezelfde periode de merkwaardige grisaille-wandschildering op de westwand van de zuidbeuk: Christus als mystieke wijnpers. In feite gaat het om een combinatie van enkele gegevens uit het lijdensverhaal, o.a. de Geseling en Ecce Homo. In een renaissance-tempeltje staat de naakte Christus tegen een kolom, met gekruiste handen. De rietstengel houdt Hij als scepter in de rechter-, en de roede(?) in de linkerhand. Uit zijn hart gutst een bloedstraal in een kelk (de kelk van het lijden) een verwijzing dat de Eucharistie, met het “bloed van Christus”, een bron van genade is die uit Jezus’ kruiswonden voortvloeit. De voorstelling gaat integraal terug op een gedateerde gravure (1509) van Albrecht Dürer. Deze prent komt uit een losse reeks die bedoeld was voor het drukken van devotieprenten om in gebedenboeken te steken. De invloed van Dürer via de prentkunst is zo algemeen dat men uit deze wandvoorstelling zeker geen biografische gevens van de kunstenaar mag afleiden zoals een herinnering aan een kerkdienst in (de oude) Sint-Paulus tijdens zijn verblijf te Antwerpen (ca. 1520). Schilderij de steniging van St.-Mattias (Willem De Rijck, 1684) Dit altaarstuk behoorde tot het kuipersambacht en prijkte tot 1798 beurtelings met het schilderij met hetzelfde thema (Hendrik Herregouts, 1680-‘81) op het ambachtsaltaar in de O.-L.-Vrouwekathedraal. In de 19de eeuw worden beide doeken aan de St.-Pauluskerk overgemaakt. Dat van Herregouts hangt nu in de zuidbeuk. ~ 14 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek Calvarie Het houten Christuscorpus, afkomstig van de Calvarie op het Falconplein (waarschijnlijk Cornelis De Smedt, 1790) en de witmarmeren beelden van O.-L.-Vrouw en Johannes de Evangelist, afkomstig van het afgebroken koordoksaal (Peter I Verbruggen, 1654-‘55) vormen samen een calvarie. Schilderij de werken van barmhartigheid (naar Frans I Francken) De gelijkenis van dit immense doek (255 cm h x 493 cm b) qua compositie en qua figuratie met het gelijknamige pittoreske werk in de St.-Andrieskerk is erg frappant. Beide worden in verband gebracht met de naam van Frans II Francken en zijn atelier. Het kwaliteitsvolle werk in de Sint-Andrieskerk wordt toegeschreven aan Frans II Francken of diens atelier (ca. 1600). Het veel bescheidener formaat daarvan is alleszins meer eigen aan de kunstenaar dan een reuzendoek als dat van de St.-Pauluskerk dat moet beschouwd worden als een quasi-kopie daarvan, maar op een veel groter formaat. Uiterlijk in 1748 hangt dit schilderij tegen de westwand van de kerk, naast de ingang van de Veemarkt / Zwartzustersstraat. Waarschijnlijk hangt het daar niet toevallig boven het eigen gestoelte van de naburige zwartzusters die zich sociaal-caritatief inzetten. Geïnspireerd door Jezus’ woord “al wat jij aan de minsten van Mij hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan” (Mt. 25:40.45) wijden de aalmoezeniers, gekleed in de waardigheid van hun tabbaard, zich aan de zeven goede werken: de hongerigen spijzigen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de zieken bezoeken, de vreemdelingen onderdak verlenen, de politieke gevangenen bevrijden. Het zevende werk, de doden begraven, is pas in de middeleeuwen toegevoegd tijdens de pestepidemieën. Deze voorstelling van de stadsaalmoezeniers in zwarte tabbaard en specifieke hoed verwijst naar de meesters van de Heilige-Geesttafel, die toen in de parochies actief waren in de armenzorg. Omdat de aanwezigheid van deze stedelijke en ook parochiale functionarissen niet past binnen het kader van de dominicanen moet je de vraag naar de herkomst ervan stellen.
Niet toevallig kiest de schilder de broodbedeling, een van de belangrijkste middelen om de hulpbehoevenden te ondersteunen, om de ‘hongerige spijzen’ op de voorgrond in beeld te brengen: brood was immers het basisvoedsel van de armen. Bovendien sprongen de aalmoezeniers bij dit werk van naastenliefde het meest in het oog wanneer ze ‘s zondags na de mis achteraan in een parochiekerk aan de armenbank of de Tafel van de Heilige Geest plaatsnamen voor de bedeling. Vooral alleenstaande vrouwen met kinderen, bejaarden en gehandicapten konden daar bij hen terecht. Het schilderij wil de toeschouwer aanzetten tot daadwerkelijke naastenliefde en dus tot een gulle gift voor de armen en voor de wekelijkse broodbedeling in het bijzonder. Een galante aalmoezenier bedeelt brood, terwijl een tweede van oudere leeftijd de hand op een pot broodpenningen houdt, om ze voorlopig te behoeden voor diefstal en ze weldra uit te reiken. Die penningen kan men dan omruilen voor een brood. De man in de linkerbenedenhoek, met stok in de hand, houdt de menigte in de gaten. Als knecht van de aalmoezeniers staat hij in voor de ordehandhaving bij de bedeling en moet hij ook bedelaars-zonder-toelating weren. De kreupele man in een karretje, midden op de voorgrond, die zich met behulp van handkrukken beweegt, draagt op de linkermouw een bedelteken. Zo te zien aan de pelgrimsinsignes op zijn hoed is de man met baard een geboren bedevaarder (of een pilarenbijter). Rechts worden de dorstigen gelaafd. Een knecht komt met een kom water aanlopen om een rondborstige dame die van dorst in bezwijming is gevallen, weer bij bewustzijn te brengen. Kruiken gaan rond; een man geniet er met volle teugen van. Vooraan ligt een ton wijn of water.
~ 15 ~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - een kerk voor predicatie, biecht en muziek
Op het middenplan, maar al wel tegen de bovenlijst vormt een rij mini-kijkhuisjes evenzoveel platformen voor een ander goed werk. In een renaissanceruimte zit een aalmoezenier (en een jonge collega?) kledingstoffen uit te delen aan een ‘naakte’. Een andere half-naakte bedelaar leunt tegen een zuil en zit geduldig zijn beurt af te wachten. In een renaissancistische tempietto brengt een priester een bezoek aan een (dood-)zieke. Gekleed in toog en rochet komt hij de laatste sacramenten toedienen. De echtgenote op de trede bidt mee. ‘Gastvrijheid aan vreemdelingen’. In een bakstenen huis biedt een aalmoezenier aan 2 reizigers, als pelgrims herkenbaar, onderdak aan. Vermits de schoorsteen brandt betreft het zelfs een ‘warm onthaal’. Rechts op het middenplan brengt men een bezoek aan gevangenen die, opgesloten in een bakstenen ronde toren, doorheen een tralievenster komen kijken. Tenslotte is een begrafenisstoet op weg naar een kerkhof (rond een kerk) op het achterplan om de overledene in de kist een laatste rustplaats te gunnen. Een tiental geestelijken of kerkbedienaren in rochet loopt vóór de kist, die bedekt door een doek met een rood kruis, gedragen wordt door 4 alexianen in lange zwarte toog en donkerbruine mantel. Dan volgen eerbiedig een burgerman (met de hoed af) en zijn vrouw. “Wie in de liefde blijft, blijft in God” (1 Joh. 4:16) wordt nog radicaler beleefd vanuit de vereenzelviging van Jezus met de minderbedeelden: “Al wat jij aan de minsten van Mij hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan” (Mt. 25:40.45), hetgeen meer geconcretiseerd wordt als: “Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed. Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht. Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.” (Mt. 25:34-36) Het getal zeven staat ook voor een sterkere symbolische geladenheid. Het silhouet van de torens op de achtergrond heeft al tot menige speculatie geleid. Toch eerder Gent dan Antwerpen?
~ 16 ~