Antwerpen, Sint-Jacobskerk Syllabus - Antwerpen, een halte op de weg naar Compostella EEN GASTHUISKAPEL VOOR PELGRIMS OP DE WEG NAAR COMPOSTELLA De keuze voor St.-Jakob als patroonheilige van de kerk is niet zo maar toevallig. Van hieruit ging en gaat men op bedevaart naar het zgn. graf van St.-Jakob in Compostella, Noord-Spanje. ZIE GINDS KOMT SINT-JAKOB IN SPANJE WEER AAN Vanaf het einde van de 7de eeuw doet het verhaal de ronde dat de apostel Jacobus de Meerdere het evangelie in Spanje gepredikt heeft. Nadien zou hij in gezelschap van enkele bekeerlingen de andere apostelen weer vervoegd hebben voor hun concilie te Jeruzalem in het jaar 44. Het idee van een apostolische oorsprong geeft de jonge Kerk van Asturië ongetwijfeld moed in een tijd dat ze het fel te verduren krijgt van islamitische aanvallen. Een dergelijke afstamming wordt best kracht bijgezet met een historisch aanknopingspunt. Vanaf de 9de eeuw wil de overlevering dat Jacobus ook in Spanje begraven is. Maar hoe was Jacobus dan wel ‘terug’ in Spanje geraakt? Na zijn marteldood in Palestina zou zijn lijk door zijn Iberische leerlingen Athanasius en Theodorus naar Spanje overgebracht zijn, nadat ze op wonderbare wijze er het nodige bootje voor kregen. Ze gingen aan wal in de provincie Galicië en begroeven de apostel enkele mijlen landinwaarts. De plaats van het graf te Compostella bevindt zich wel degelijk op een oude Romeinse begraafplaats. Pas vanaf die 9de eeuw zijn er sporen terug te vinden van de verering van zijn relieken. Dat dit graf na een eeuwenlange veronachtzaming plots vereerd werd, moest een verklaring krijgen. Het graf zou uit de vergetelheid zijn geraakt dankzij een wonderlijke herontdekking doordat een kluizenaar door boven-natuurlijke lichtschijnsels aanduidingen kreeg over de vindplaats van het graf. Meteen volgt de bouw van een kerk, de eerste van een serie. De plaatsnaam ‘de Compostella’ wordt maar al te graag verklaard door de legendarische lichtschijnsels, waardoor het graf ontdekt werd. Nadien werden deze opgevat als sterren, vandaar in het Latijn: ‘campus stellarum’ (Sterrenveld), verbasterd tot ‘Compostella’. Maar omdat in het Spaans een dubbele ‘l’ als ‘lj-’ uitgesproken wordt, gaf men er de voorkeur aan om de oorspronkelijke uitspraak te behouden, en bijgevolg liet men in de schrijftaal één ‘l’ achterwege. Het is deze aangepaste Spaanse schrijfwijze die in vele talen werd overgenomen, echter niet in het Nederlands. De plek wordt naar de apostel genoemd: ‘Sant-iago’, waarmee men inderdaad ‘Sint-Jakob’ bedoelt. Door Iago’s naam te koppelen aan het adjectief ‘sant’ voltrok zich in de uitspraak een verzachting van de eind-‘t’ en hieruit ontwikkelde zich de typisch Spaanse voornaam ‘Diego’. Wie zou vermoeden dat bv. San Diego (USA) een stad van Sint-Jakob is? In de middeleeuwen werd het bedevaartsoord gesitueerd in ‘Finis terrae’. Vanuit een continentaal Europees standpunt werd deze landstreek in Noordwest-Spanje (Galicië) immers aangezien als ‘het einde der aarde’. Had ook Jezus zijn apostelen niet opgedragen het evangelie te verspreiden “tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1:8)? In de middeleeuwen stond de echtheid van Jacobus’ graf boven alle verdenking. Velen stroomden er van heinde en verre naartoe, tal van wonderverhalen werden aan hem toegeschreven en een indrukwekkende bedevaartskerk zou zijn grafplaats tekenen. Het kritisch ingestelde humanisme ten tijde van Erasmus liet er ernstige twijfels over bestaan. Later werden twee plausibelere verklaringen naar voren geschoven voor de heiligendevotie in Compostella: een gelijknamige, vereerde Jacobus, die omwille van de mohammedaanse dreiging, van Merida naar Compostella was overgebracht, en de gelijkaardig gemartelde Priscillianus, in 385 te Trier onthoofd, wiens lichaam naar Galicië was overgebracht.
~1~
Antwerpen, Sint-Jacobskerk Syllabus - Antwerpen, een halte op de weg naar Compostella DE BEDEVAART NAAR COMPOSTELLA: een lange weg doorheen de geschiedenis De plaatselijke cultus werd al zeer snel verspreid in Noord-Spanje. Aldra werd Sint-Jakob gepromoveerd tot voorman van de Spaanse bewustwording in de heroveringstrijd op de Moren, een reconquista die ook gewapend is met een aantal legenden. In de 11 de eeuw kende de bedevaart zulk een geweldig succes dat ze alle andere bedevaarten in het Westen overtrof. Ze kreeg een waar Europees karakter. De gehele pelgrimsroute, de befaamde ‘la Ruta Xacobbea’ (Jakobsweg) of ‘El Camino (santo)’ (dé weg), werd een communicatielijn voor de cultuur, vooral door toedoen van de machtige benedictijnenabdij van Cluny. De verschillende wegen naar Santiago waren in Frankrijk tot 4 grote parcours of ‘grand chemin de Saint-Jacques’ samengebundeld, die zelf bij een vermaard pelgrimsoord aanvingen. Op de Carte des Chemins de Saint-Jacques (1648) staat ‘Anvers’ als de meest noordelijke stad op dit wegenweb.
Antwerpen lag op de Compostellaroute die van Noord-Europa naar Parijs liep, o.m. via St.-Jakob op de Koudenberg in Brussel. In de bloeiperiode, tussen de 13de en de 15de eeuw, is een onvoorstelbare massa pelgrims naar het graf van de grote apostel getogen. Zeker tijdens een heilig jaar, wanneer het feest van Sint-Jakob (25 juli) op een zondag valt, was de toeloop enorm. De devotie tot Jacobus verspreidde zich over geheel het Europese continent; talloze kerken en kapellen werden aan hem toegewijd. Door allerlei elementen van bijgeloof en misbruiken, krijgt het bedevaartwezen – met Compostella op kop – kritiek van het christelijk humanisme, dat de nadruk legt op een innerlijke geloofsbeleving en waarvan Erasmus de spreekbuis was. Vanaf de 16de eeuw taant het succes van Compostella. De protestantse christenen zijn sowieso tegen het bedevaartwezen gekant. Maar ook de grote toeloop van katholieke christenen bleef achterwege, omdat Jacobus’ relieken in 1589 (uit angst voor een Engelse inval) elders werden opgeborgen. Andere factoren waren de vele oorlogen in de 17 de eeuw, alsook de opkomst van lokale bedevaartscentra, zoals Kevelaar en Scherpenheuvel. De terugkeer van Jacobus’ gebeente in Compostella in 1879 kon na 300 jaar afwezigheid het tij niet keren. Compostella moet in internationale populariteit onderdoen voor de nieuwe devoties tot Onze-Lieve-Vrouw in Lourdes (1858) en in Fatima (1916).
~2~
Antwerpen, Sint-Jacobskerk Syllabus - Antwerpen, een halte op de weg naar Compostella Sinds de jaren 1980 stelt men in het buitenland weer een vernieuwde belangstelling voor Compostella vast, hetzij vooral cultureel en sportief, of door een diepere religieuze gedrevenheid. Hierin kadert de oprichting van het Vlaams Genootschap van Santiago de Compostella. Het lovenswaardig initiatief van OIKOTEN organiseert binnen een creatief heropvoedingproject voor jonge delinquenten bedevaarten naar Compostella. Door (samen) de afstand te overwinnen leren zij vooral zichzelf overwinnen. Is dat niet het oorspronkelijk opzet van het bedevaartswezen? Tot op de dag van vandaag vertrekken jaarlijks bedevaarders naar Compostella vanuit de Sint-Jacobskerk, nadat ze eerst de zegen ontvingen. OP BEDE-VAART: op weg, onderweg, terug van weggeweest, anderen op weg helpen Op weg: wat een pelgrim ‘beweegt’ Waarom trekken zo vele middeleeuwers naar Santiago? Wat bezielt hen? Wat ‘bewoog’ hen? Dezelfde vragen gaan ook op voor onze tijdgenoten die dé weg afleggen te voet of per fiets. De pelgrimage is een symbool van de levensreis, met vallen en opstaan, op weg naar een doel. “De dwaas ziet zijn doel aan het eind, een verstandig mens in het midden, de wijze reeds bij de eerste stap” (Friedrich Rückert). In die zin houdt de bedevaart nooit op, want “de langste reis is de reis naar binnen” (Dag Hammarskjöld). Accenten kunnen verschillen naargelang de tijd. De ene trekt op uit Godsverlangen en bezinning omtrent het leven; de ander ging er aflaten verdienen. De ene gaat er uit persoonlijke boetedoening naartoe; de ander werd de lange tocht als boete door de rechtbank opgelegd. De ene gaat er om genezing bidden; de ander volbrengt vol dankbaarheid een gelofte voor een reeds bekomen gunst. De kern van op bedevaart gaan is ‘bidden met de voeten’. Op weg gaan met een hunkerend hart, in de verwachting onderweg God in een verstilde intimiteit naderbij te komen, dáár is het om te doen. Over het aantal Antwerpenaren dat naar Compostella op bedevaart ging, bestaat geen statistische informatie, tenzij van de eertijds door de stedelijke rechtbank ‘opgelegde bedevaarten’ in de periode van 1383 tot ca. 1513. Nog geen 3 % van de 3169 werd uitgesproken richting Compostella. Doorgaans beoogde men hiermee de ‘correctie’ van misdadigers van ernstige delicten, zoals bendevorming bij vals spel en doodslag. De 13 de plaats die Compostella hiermee op de ranglijst van ca. 50 bedevaartsoorden innam, mag echter geenszins als illustratief worden gezien voor het succes bij de talrijker vrijwillige bedevaarten. Onderweg: gevaren, gastvrijheid en geleidebrieven Ligt de tocht naar Compostella nu in een sfeer van vrije tijd, sportiviteit en romantiek, dan lag ze vroeger ingebed in de keiharde realiteit van het leven. Allereerst was de route zelf geen makkie. Een reiziger die in de middeleeuwen te voet ging, was voorzien van een wandelstok met daaraan meestal een kalebas, d.i. de uitgeholde bast van die vrucht; een soort pompoen, gebruikt als drinkbus. Een schoudermantel moest extra bescherming bieden tegen koude en regen, een breed gerande hoed tegen de zon. Daarom lag het voor de hand dat deze gewone, maar nuttige gebruiksvoorwerpen de algemene attributen van de bedevaarder werden.
~3~
Antwerpen, Sint-Jacobskerk Syllabus - Antwerpen, een halte op de weg naar Compostella Bovendien maakten onrust, oorlogsgevaar en struikroverij de tocht vaak tot een hachelijke onderneming, mede daardoor in die tijd voornamelijk een aangelegenheid voor mannen. Ook alledaagse gevaren beloerden de pelgrims onderweg: oplichting door geldwisselaars, herbergiers en valse boetepriesters die tegen betaling de biecht afnamen, en de verlokkingen van vrouwen die hun charmes te huur aanboden. Een veilig onderkomen was dan ook in verschillende opzichten welkom. Dat vond men allereerst in het gastenkwartier of ‘hospitaal’ van de kloosters die de gastvrijheid als een heilige plicht zien, ja, als een kans om elke gast als Christus te ontvangen. Later konden pelgrims ook terecht in speciaal daartoe opgerichte gasthuizen van lekenbroederschappen. Zo kwam er in Noord-Spanje een keten van caritatieve gastenverblijven tot stand. Omdat niet alle bedevaarders met even vrome intenties op pad waren, moest een geleidebrief uitgeschreven door een plaatselijke autoriteit de oprechte bedoelingen van de pelgrim aantonen. Terug van weggeweest: bewijsstukken en herinneringen Van de andere kant werd er in het bedevaartsoord een bewijsbrief meegegeven ter staving van het behaalde resultaat, zeker bij diegenen die door het gerecht ‘wandelen’ waren gestuurd. Ook nu nog wordt deze ‘compostel’ aan de bedevaarders uitgereikt na hun moeizame voettocht. Een meer specifiek en natuurlijk bewijsstuk voor Compostella was de sint-jakobsschelp, die men aantrof op de Noord-Spaanse kusten, en die later culinair geschiedenis zou maken. Gezien de enorme populariteit van Compostella groeide de sint-jakobsschelp in de iconografie uit tot een algemeen symbool voor pelgrims. De populariteit van Sint-Jakob en zijn bedevaartsoord is mede af te leiden uit huis- en straatnamen. Niet minder dan 78 huizen in Antwerpen droegen zijn naam, waaronder 2 ‘Sint-Jakob in Galicië’, in de jaren 1980 ook de naam van een befaamd restaurant in de Braderijstraat. Een iets culinairder tintje vind je in de naam ‘Sint-Jakobsschelp’, terwijl ‘Sint-Jakob te peerde’, in de Vingerlingstraat, blijkbaar een eufemisme was voor Sint-Jakob de Morendoder. Het beeldje van Jakob aan de Lange Nieuwstraat 106 is er verdwenen, maar heb je al eens goed gekeken naar het hoekhuis Lange Nieuwstraat en Sint-Jakobstraat (2de helft 20ste eeuw)? Het balkon, de lichtopening en zelfs de deur zeggen genoeg: hier wordt aan Compostella gedacht. Pelgrimsattributen zoals buideltas, hoed, sint-jakobsschelp en reisstaven, die haast speren lijken, zijn speels in het smeedijzeren traliewerk ingewerkt. Dat Jacobus in Antwerpen werd vermeld als patroonheilige van de binnenschippers is waarschijnlijk door zijn vermeende bootreizen en meer nog om de legendarische overbrenging van zijn lichaam naar Spanje. De oudst bewaarde afbeelding van een Antwerps stadszicht is trouwens een miniatuur met Sint-Jacobus (einde 15de eeuw). Anderen op weg helpen: broederschappen en gasthuizen Bij thuiskomst verenigden de oud-Compostellavaarders zich in de plaatselijke Sint-Jacobusbroederschap. Deze stond in voor het pelgrimshuis in hun stad, bestemd voor pelgrims die van verder kwamen. Zo konden zij aan anderen doorgeven, wat ze zelf eens onderweg mochten ervaren. En omdat Christus het verlenen van gastvrijheid betitelde als een werk van barmhartigheid (Mt. 25:35), kond al wie daaraan meewerkte, rekenen op kerkelijke aflaten. Vandaar het ontstaan van gasthuizen voor pelgrims nabij de stadspoorten, zo ook te Antwerpen. Omdat het Sint-Julianusgasthuis, gesticht in 1305 aan de zuidzijde van het middeleeuwse Antwerpen, ook vele
~4~
Antwerpen, Sint-Jacobskerk Syllabus - Antwerpen, een halte op de weg naar Compostella Compostellabedevaarders herbergde, werd de straat aan de toenmalige hoofdpoort ‘Sint-Jacobstraat’ genoemd (nu ‘Stoofstraat’). Bij sommige van deze pelgrimshuizen werd een kapel gevoegd. Een aantal ervan groeide uit tot een heuse iglesia Santiago, Sankt Jakobskirche, église Saint-Jacques, St. James’s church, chiesa San Giacomo of Sint-Jacobskerk. De oudste vermelding van een Antwerpse ‘St.-Jacobsbroederschap’ van oud-pelgrims dateert pas uit 1399 en heeft betrekking op een gastenhuis aan de oostzijde van de stad. HET SINT-JACOBSGASTHUIS TE ANTWERPEN 1399 De Sint-Jakobsbroederschap, bestaande uit oud-Compostella pelgrims beheert een gasthuis buiten de toenmalige Kipdorppoort (van 1314) voor de bedevaarders uit het Noorden op weg naar Santiago de Compostella. Het pelgrimshuis wordt gebouwd op kosten van meersenier Thomas Huyghman. De locatie ervan net buiten de wallen van de 3de stadsuitbreiding liet zich wel eens interpreteren als een extra tegemoetkoming voor laattijdige bedevaarders voor wie de eerste Kipdorppoort na het luiden van de avondklok gesloten blijft. Hiertegenover staat dat de stadsontwikkeling begin 15de eeuw al zo ver oostwaarts gevorderd is dat het gasthuis zich al van bij aanvang bevindt binnen de 4de stadsomheining van ca.1410 ter hoogte van de Kipdorpvest en Molenbergstraat. 1413 Later lag het voor de hand dat de naburige straten van de imposante St.-Jacobskerk naar de patroonheilige genoemd werden: de Sint-Jacobsstraat, voorheen de (Korte) Oudevest, ook genoemd ‘Bij Sint-Jacobskerk’, terwijl de oostelijke helft van het Kipdorp vanaf het midden van de 18de eeuw ‘de Sint-Jacobsmarkt’ werd. Omdat de oude St.-Jacobskapel nog lang bleef functioneren tijdens de bouw van de kerk, bleef ze nog lange tijd staan en kwam ze nog in beeld op dit stadszicht van Bononiensis, 1565. ca. 1454 Voor de overbrenging van het gasthuis naar de naburige Paddengracht (nu Prinsesstraat, hoek Keizerstraat) zijn noch de reden, noch de omstandigheden te achterhalen. Sinds de stichting in 1779 van een zondagsschool voor arme ouderen met broodbedeling tot haar afbraak 1891 stond ze bekend als de ‘Broodjeskapel’.
~5~