Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar De geschiedenis De blikvanger van de hele kerk, aanvankelijk enkel van het koor, is het triomfantelijk hoofdaltaar (1670), dat als een reusachtig scherm de apsis afsluit. Oorspronkelijk prijkte op dit hoofdaltaar Rubens’ Het visioen van St.-Dominicus. Op stilistische grond wordt Rubens’ werk gedateerd ca. 1618-’20, wat overeenkomt met de bouw van de dwarsbeuk, aangevat in 1618. In dat geval heeft het oorspronkelijk rechthoekige doek nog gehangen op het hoofdaltaar dat tot ca. 1634 vóór de toenmalige afsluitingsmuur van het middenschip opgesteld stond. Blijkbaar konden de dominicanen niet wachten met een nieuw altaar en een centrale beeldvoorstelling totdat het hoogkoor (in 1632) zou voltooid zijn. Maar het kerkinterieur van Pieter Neefs van 1636 laat op het hoofdaltaar in het pas voltooide hoogkoor (gedeeltelijk het linkerluik van) een triptiek zien. En het is zeer de vraag of dat kan geïdentificeerd worden met dit doek van Rubens. Wanneer bisschop en oud-prior Marius Ambrosius Capello de opdracht geeft tot een nieuw monumentaal marmeren hoofdaltaar, gaan Peter I (en II) Verbruggen de afmetingen van dit portiekaltaar afstemmen op Rubens’ doek. Enkel bovenaan wordt het rechthoekige doek ca. 1670 verlengd met een halfronde afsluiting van 50 cm om het aan te passen aan de geliefde halfronde portiekvorm tot de huidige hoogte van 555 cm terwijl de breedte behouden blijft op 372 cm. Gestimuleerd door de viervoudige schilderijenwissel op het hoofdaltaar van de naburige jezuïeten bestellen de dominicanen n.a.v. de oprichting van het nieuwe barokke portiekaltaar in 1670 een 2 de altaarstuk, nl. De marteldood van St.-Paulus (Theodoor Boeyermans). In het vooruitzicht van zijn bestemming is dit doek dus al oorspronkelijk bovenaan afgerond. In tegenstelling tot het takelmechanisme van de jezuïeten en de bijhorende ‘ondergrondse’ stockeringsbak, kan men zich hier behelpen met een draaimechanisme waarvan de scharnieren nog gedeeltelijk te zien zijn aan de achterzijde van het altaar. De beide oorspronkelijke altaarstukken zijn samen opgehangen aan een lange as. Sinds 1670 konden de bezoekers van de St.-Pauluskerk de beide doeken beurtelings op het altaar zien totdat ze op 1 augustus 1794 door het Franse bezettingsleger opgeëist (geroofd) en (opgerold) worden weggevoerd naar Parijs. In 1811 geeft Napoleon ze verder aan regionale musea: Rubens’ St.-Dominicus als blikvanger aan het Musée des Beaux Arts te Lyon, en de St.-Paulus aan dat van Aix-en-Provence. In tegenstelling tot de andere geroofde schilderijen zouden beide altaarstukken ondanks de afspraken van het Congres van Wenen in 1815 niet meer weerkeren. Frankrijk weigert ze te restitueren onder het voorwendsel dat Napoleon ze in 1811 had weggeschonken aan regionale musea. Sinds 1821 hangt het doek van Theodoor Boeyermans in de (vroeg-17de-eeuwse dominicaanse) Ste. Marie Madeleinekerk, nadat het bovenaan eerst rechthoekig werd verbreed. Ter vervanging van die ontvreemde meesterwerken voltooit Cornelius Cels in 1830 de De Kruisafneming voor het hoofdaltaar dat hij in 1807 te Rome had geschilderd. Ofschoon de kromming van de compositorische curve Rubens overtreft, blijft de wijze waarop Christus door zijn dierbaren afgenomen wordt academisch koel lineair. Misschien kan het wisselmechanisme weer worden geïnstalleerd om er een tweede schilderij, een meer hedendaagse creatie, in mee op te nemen? Maar dan moet ook het nieuwe schilderij 555 cm h x 372 cm b meten!
~1~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar
Het hoofdaltaar, gravure, Peter II Verbruggen, ca. 1670
~2~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar Het visioen van St.-Dominicus (PP Rubens, ca. 1619) Volgens de Legenda Aurea heeft Dominicus te Rome een visioen gehad waarbij hij zichzelf en zijn vriend Franciscus van Assisi de zondige wereld zag behoeden tegen de toorn van Jezus. Christus verschijnt met dreigend gelaat, gewapend met 3 bliksemschichten om de zondige mensheid te treffen. Overeenkomstig de 3 grootste zonden waar de mens aan ten prooi valt: hoogmoed, wellust en hebzucht, schiet Christus even zoveel bliksems af. Daarop valt Maria haar Zoon te voet, kijkt Hem aan en tracht Hem met een handgebaar te bedaren. Ze verklaart dat ze 2 getrouwe dienaars heeft die de wereld kunnen bekeren en zij stelt hem St.-Dominicus en St.-Franciscus voor. Het hele tafereel situeert zich in de wolken van de hemel. Ofschoon de hemel staat voor de verbondenheid van de gelukzalige mens met God, heeft Rubens de compositie duidelijk in 2 verdeeld om de hiërarchische ordening onder de hemelbewoners te benadrukken. Daar waar de wolken als voetbank dienen voor de God de Vader en de Zoon Jezus alsook voor Maria, scheiden zij hen af van de heiligen onderaan, die eveneens op wolken zweven. In de bovenste goudgele zone zetelt God als de Heilige Drievuldigheid. Te midden van een wit-grijs wolkendek, God de Vader, gehuld in een gouden koorkap. Bedachtzaam slaat Hij het tafereel gade en kijkt Hij de toeschouwer in de ogen. Tussen de Vader en de Zoon vliegt de zinnebeeldige duif van Gods Geesteskracht. Aan de rechterhand van God de Vader staat Christus, enkel gehuld in een helrood omgeslagen stof, op het punt de 3 bliksemschichten op de zondige wereld te werpen. Hoe vreemd het ook moge lijken om een dergelijke dreigende Christus te zien, toch bestaat er voor deze visionaire voorstelling (van Dominicus) een Bijbelse grond. Jezus vergelijkt Zijn wederkomst op het einde der tijden en Zijn optreden als Rechter van het Laatste Oordeel met een opflitsende bliksem (Lc. 17:24 en Mt. 24:27). Aan Gods rechterhand treedt Hij inderdaad op met wat geldt als “het teken van zijn komst en van de voleinding van de wereld” (v. 3). ~3~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar Dit bliksemvuur krijgt zeker hier de betekenis van dreigende afstraffing. Met de bliksems in zijn rechterhand roept de rubensiaanse Jezusfiguur duidelijk een reminiscentie op aan de antieke machtige Jupiter. De krachtige dynamiek waarmee Jezus het vuur op de wereld wil neerwerpen, maakt van Hem tegelijkertijd een nieuwe antieke (‘diskobolos’) schijfwerper. De reden voor Zijn toorn is duidelijk: “Door het hand over hand toenemen van de zonde, verkoelt de liefde van de meesten” (v. 12). Omwille van dit duivelse kwaad dat zich van de mensheid meester gemaakt heeft, slingert een slang zich in een wurggreep rond de wereldbol (waarop duidelijk Italië en omgeving te zien is). Maria treedt op als de voornaamste bemiddelaarster bij haar goddelijke Zoon Jezus. Ook hier wordt men aangespoord zich biddend tot Maria te richten. Een knipoog naar het rozenkransgebed dat zo intens picturaal gestimuleerd wordt in de noordbeuk? Getrouw aan de kleurensymboliek is God de Vader in goud gehuld, Jezus in het liefdevolle rood en Maria in hemels blauw; samen geven ze vorm aan het trio van de hoofdkleuren. Doordat God de Vader meer op de achtergrond in het hemels licht troont, Jezus zich in lichtrood op een tussenplan beweegt en Maria hier in de donkerste hoofdkleur op de voorgrond staat, creëert Rubens een kleurenperspectief dat een hiërarchische ordening suggereert vanuit het transcendente via de openbaringfiguren naar het meer aardse. De talloze heiligen zijn zij die volgens Mt. 24:13 tot het einde toe volhard hebben en zo gered zijn. Zij zijn nu al in de hemel en weten – aldus het katholieke geloof – er te bemiddelen voor de mensheid op aarde. De bemiddelingsrol van de heiligen wordt in diezelfde evangeliepassage van Matteüs omschreven: op het einde der tijden is “de gruwel der verwoesting” (v. 15) zo hevig, dat “als die dagen niet verkort werden, geen mens zou gespaard blijven”; “maar zij zullen verkort worden omwille van de uitverkorenen” (v. 22). Als “getrouwe dienaars van Maria” staan Dominicus en Franciscus klaar om via haar bij Jezus te bemiddelen opdat Hij de straffende gerechtigheid van het Laatste Oordeel zou inhouden en plaats zou maken voor Zijn genade oftewel ‘barmhartigheid’. Onder de talrijke heiligen zijn naast de beide respectieve stichters van de populaire dominicaanse en franciscaanse bedelorde te herkennen: geheel vooraan de dame in vorstelijk purper met een gebroken wiel: St.-Catharina van Alexandrië; boven haar: de geharnaste St.-Joris met rode banier. De dame met ontblote borst en lange blonde haren, geheel in het midden, is ongetwijfeld de bij de dominicanen populaire Maria Magdalena. Iets boven haar bespeelt St.-Cecilia een positieforgel. Rechts staan de westerse kerkvader St.-Hiëronymus in het kardinaalsrood, en de halfnaakte martelaar St.-Sebastiaan. De gemijterde bisschoppen links zijn waarschijnlijk de westerse kerkvaders St.-Ambrosius en St.-Augustinus. De eerste op de voorgrond die ten voeten uit op de voorgrond staat, draagt een zwarte koormantel, afgeboord met de traditionele gouden sierstroken, waarop geborduurde medaillons met een heiligenfiguur. Ook zijn hoge gouden mijter bevat enkele medaillons met een heiligenbuste. In de handen houdt hij een klein, opengeslagen boek. De man met zwarte baard zou wel eens de 4de kerkvader St.-Gregorius kunnen zijn, of St.-Paulus? Op de achtergrond moeten de wazige hoofden de indruk van een grote menigte oproepen. Door dit altaarstuk werd de aandacht van de dominicanen in het koorgestoelte blijvend op hun zending gevestigd, nl. in het spoor van hun ordestichter de Goddelijke genade van de Zaligmaker te bemiddelen voor de mensheid. ~4~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar Het marmeren portiekaltaar De dominicaan en oud-prior Marius Ambrosius Capello, 7de bisschop van Antwerpen, wil zijn klooster een onvergetelijk geschenk nalaten: het monumentale portiekaltaar, hoog verheven op het hoogkoor. De toenmalige kostprijs van 80.000 gulden komt momenteel overeen met liefst ca. 3,8 miljoen €. Het ligt voor de hand dat de mecenas-bisschop zelf het altaar in 1670 inwijdt. Het marmeren gevaarte, ontworpen door Ambrosius’ huiskapelaan Frans Van Sterbeeck, wordt gezamenlijk uitgevoerd door vader en zoon Peter Verbruggen waarbij Peter II de beelden op zich genomen heeft en bovendien nadien de tekening gemaakt heeft voor de gravure van dit altaar. Gigantische marmeren zuilen, met een doorsnede van ca. 63,5 cm en een gewicht van ca. 4500 kg, torsen een monumentale zwartmarmeren bekroning, in de vorm van een gebroken fronton, aangezet door 2 krolschelpen. Centraal staat de traditionele nis met het beeld van de patroonheilige. Het kruis van de dominicanenorde met daarrond een reusachtige, glorieuze stralenkrans bekroont het geheel. In de grote nis daartussen geeft de apostel Paulus, als ‘leraar der volken’, met zwaard en boek in de hand te kennen dat hij bereid is de marteldood te sterven omwille van de prediking van het woord van God, het evangelie van het N.T. Naast hem liggen nog 2 open boeken die mogelijk alluderen op de boeken van het O.T. waarmee hij als schriftgeleerde vertrouwd is, maar die hij niet meer beschouwt als Gods laatste woord, doch enkel als aanzet voor het N.T. De ‘doctor gentium’ kijkt streng naar zijn toehoorders met een haast bezwerend handgebaar. Bovenop het nisfronton komen a.h.w. 4 engelen aangevlogen die hem de attributen van de hemelse beloning voor het martelaarschap aanbieden: een lauwerkrans en een palmtak. Zijn ontblote linkerschouder wordt gedeeltelijk bedekt door een wijde mantel met heel diep uitgewerkte, schaduwrijke plooien.
~5~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar Het devies van de dominicanen dat doorloopt op beide krolschelpen: ‘IN FIDE ET VERITATE’ (in geloof en in waarheid), wordt erboven gepersonifieerd door twee deugden. Wordt, iconografisch rechts, het christelijke geloof weergegeven door het kruis, dan beduidt de kelk met geconsacreerde hosties in de andere hand van deze allegorische figuur de specifieke katholieke leer. Aan de andere zijde wordt de waarheid gesymboliseerd door de ene, universele zon, een open boek van de belezenheid en een triomfantelijke palmtak. De witmarmeren buste van enkele heiligen verlevendigt de zwartmarmeren altaarbasis. De vier westerse kerkvaders delen de eer der altaren met de heilige Thomas van Aquino, de beroemdste dominicanentheoloog van de middeleeuwen en sinds 1567 ‘kerkleraar’. Van links naar rechts:
Hiëronymus: als boeteling halfnaakt, met een groot eenvoudig takkenkruis als meditatie voorwerp. Een engel blaast de bazuin van het Laatste Oordeel omdat Hiëronymus die meermaals in de woestijn hoorde wanneer hij zich bezon over het hiernamaals. Ambrosius in bisschoppelijk gewaad (maar met afgebroken kromstaf), met de bijenkorf, symbool van zijn (honingzoete) welsprekendheid. Omdat Capello bij zijn intrede de kloosternaam Ambrosius gekregen heeft, naar de dominicaner heilige Ambrosius Sansedonius, geldt tevens – onrechtstreeks – deze beroemde heilige bisschop van Milaan als zijn persoonlijke patroonheilige. Dit biedt Capello als mecenas een dankbare gelegenheid om zich te laten portretteren als de H. Ambrosius. Centraal de hoogste in hiërarchie: paus Gregorius de Grote, met tiara en pauselijke kruisstaf (met 3 dwarsbalken). Het attribuut van de aanvliegende duif verwijst naar een legende. De schrijver aan wie Gregorius zijn werken dicteerde, zag regelmatig de H. Geest in de gedaante van een duif op Gregorius’ schouder neerstrijken en hem ingeven wat hij zou dicteren. Verwijst het gelaat van Ambrosius duidelijk naar Capello’s kloosternaam, dan alluderen haast onooglijke details van de
centrale figuur op Capello’s doopnaam Marius. Op Gregorius’ koormantel prijken 2 taferelen in ‘borduurwerk’ die betrekking hebben op de heilige Marius. Ten tijde van keizer Claudius II in 268-’70 óf in de 4de eeuw komt deze edelman met zijn vrouw Marta en hun beide zonen Audifax en Abachus uit Perzië naar Rome om ‘de graven van de apostelen’ (Petrus en Paulus) te vereren. ~6~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar Ze bekommeren zich om de christenen van Rome, in het bijzonder om de gevangenen. Zo verblijft Marius 8 dagen bij Quirinus, een voornaam man die om zijn geloof gemarteld is en gevangen zit. Op het linker tafereel kijkt Marius (buiten staande op de begane grond) doorheen de tralies van de gevangenis naar een rijk geklede gevangene in een ondergrondse ruimte. Nadien zoeken Marius en zijn familie contact met de christenen. Op het rechter tafereel gaat Marius ‘s nachts af op het psalmgezang van de christenen en wil hij, met zijn hoed beleefd in de hand, aankloppen op de deur van hun verblijfplaats (voorzien van een slot en een scharnierblad). Bang voor de politie durft de groep christenen uit het naburige Porto niet opendoen, maar hun bisschop Callistus zegt hen dat het Christus zelf is die aan de deur klopt. Die beide reacties van achterdocht en vertrouwen worden samengevat in de man die, in het lang gekleed en met muts, behoedzaam de deur opent. Hetzelfde ‘geborduurd medaillon’ komt voor op de koormantel die de witmarmeren bisschop Capello draagt op zijn praalgraf in de O.-L.-Vrouwe-kathedraal (Artus II Quellinus, na 1676).
Augustinus in bisschoppelijk gewaad. Een gevleugeld cherubijnhoofdje draagt het vlammend hart liefelijk in de vleugel. De 5de in de rij is de kerkleraar Thomas van Aquino in dominicanenhabijt, met de zonne-halsketting erover. Andere attributen zijn de monstrans met hostie en de duif van de inspirerende Heilige Geest.
Het witmarmeren antependium (Jan Baptist de Cuyper, 1845) dient voor een uitzonderlijke voorstelling van de eucharistische Christus: Jezus reëel aanwezig in de Eucharistie.
~7~
Antwerpen, Sint-Pauluskerk Syllabus - Beschrijving - géén kloosterkerk zonder koor Een eigen hoofdaltaar De marteldood van St.-Paulus (Th. Boeyermans, ca. 1670) Boeyermans heeft zich geheel laten inspireren door Rubens, die dit thema behandeld had voor de augustijner koorheren van het Rood Klooster bij Brussel, dat echter in vernield is in 1695. Op een heuvel wacht Paulus, halvelings geknield, het bovenlichaam ontbloot, de handen gebonden en de ogen hemelwaarts geslagen, de fatale houw af die zijn hoofd zal doen rollen. De beul, met getrokken zwaard, trekt Paulus’ kleed verder af. Op Paulus’ verzoek gaat een vrouw, Plautilla, hem blinddoeken, aldus de Legenda Aurea van de dominicaan De Voragine. Op de heuvelflank vormt een rij soldaten en toeschouwers de klassieke barokke diagonale as van rechts onder naar links boven toe, waar de eigenlijke onthoofding door de beul, geheel rechts zal geschieden. In de rechterbenedenhoek versterkt een klimmend paard de opwaartse beweging. Zijn ruiter draagt een vaandel terwijl ook de 2de soldaat met opgeheven hand een lans houdt. De toeschouwers bestaan uit mannen, vrouwen en kinderen. Een man bidt. Ook van achter de heuveltop kijkt krijgsvolk toe, waaronder een Romeins officier te paard, grotendeels nog verscholen achter de heuveltop. Uit de hemel brengen 2 engeltjes de laurierkroon en de palmtak van de hemelse overwinning van Paulus aan.
©Foto’s Jan Vanes
~8~