Analyse
Externe Ontwikkelingen van belang voor de toekomstige ontwikkelingen van
World Servants Nederland
Wolvega Oktober 2009, bijgewerkt met data van 2010
1
Inhoudsopgave 1. Samenvatting 2. Introductie 3. Deelnemerswerving 3.1 Introductie 3.2 Externe Ontwikkelingen. 3.2.1 Kerkverlating onder jeugd 3.2.2 Jeugd heef mondiale instelling. 3.2.3 Groei van het particulier initiatief (PI) 3.2.4 De bereikbaarheid van de doelgroep. 3.2.5 De oudere deelnemer 3.2.6 Kostenaspecten 3.2.7 Veiligheidsaspecten van de World Servantsprojecten 3.3 Kansen 3.4 Bedreigingen 3.5 Conclusies 4. Vorming en training 4.1 Introductie 4.2 Externe Ontwikkelingen. 4.2.1 Impact van buitenlandervaringen 4.2.2 Internet 4.2.3 Micha campagne 4.3 Kansen 4.4 Bedreigingen 4.5 Conclusies 5. Politiek-sociaal klimaat en subsidies 5.1. Introductie 5.2 Externe ontwikkelingen 5.2.1 Particulier initiatief groeit 5.2.2 Strengere eisen subsidieverstrekkers en andere financierders 5.2.3 Politiek en Ontwikkelingssamenwerking (OS) 5.2.4 Punten uit beleidskader OS die belangrijk zijn voor World Servants 5.2.4.1 Jongeren en ontwikkelingssamenwerking 5.3 Kansen 5.4 Bedreigingen 5.5 Conclusies 6. Projecten en het project management 6.1 Introductie 6.2 Externe ontwikkelingen 6.2.1 Samenwerken met andere organisaties (partnerships) 6.2.2 Godsdienst belangrijke factor in ontwikkelingssamenwerking 6.2.3 Relatie Noord en Zuid 6.3 Kansen 6.4 Bedreigingen 6.5 Conclusies 7. Fondsenwerving 7.1 Introductie 7.2 Externe ontwikkelingen 7.2.1 Concurrentie neemt toe 7.2.2 Huishoudens geven minder aan goede doelen en willen transparantie in uitgaven 7.2.3 Online fondsenwerving 7.2.4 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en Maatschappelijke betrokkenheid 7.2.5 Plaatselijke groepen 7.3 Kansen 7.4 Bedreigingen 7.5 Conclusies 8. Vrijwilligers 8.1 Introductie 8.2 Externe ontwikkelingen 8.2.1 Aantal vrijwilligers neemt toe 8.2.2 Beschikbaarheid vrijwilligers daalt 8.2.3 Vrijwilligers in de achterban van World Servants 8.3 Kansen 8.4 Bedreigingen 8.5 Conclusies 9. Externe ontwikkelingen projectlanden (wordt later bijgevoegd)
2
1. Samenvatting De belangrijkste conclusies uit de externe analyse voor de strategie van de komende jaren: Met betrekking tot deelnemerswerving: - Omdat World Servants het vooral van mond tot mond reclame moet hebben en het internet (en de World Servants website) daar uitstekende mogelijkheden voor biedt (m.n. ten aanzien van de jeugd), is het van cruciaal belang dat de website van uitstekende kwaliteit is en de jeugd op de juiste wijze aanspreekt. Uitbreiding met modules m.b.t. vorming en training zijn gewenst. - Het duurder worden van de projecten (het omhoog gaan van de deelnemersbijdrage) is een reële bedreiging voor het aantal deelnemers dat zich aanmeldt. Essentieel is daarom ook de steun aan plaatselijke groepen om fondsen te werven. Echter voor de leeftijdsgroep van 21+, die vaak zelf het project bekostigen en waarbij inkomensvermindering aan de orde is, kan deze bedreiging leiden tot minder deelnemers. - Zorgvuldige afweging risico‟s bij het jaarlijks bepalen van de deelnemersbijdrage. - Alle veiligheidsmaatregelen die er redelijkerwijs getroffen kunnen worden moeten geïntegreerd onderdeel zijn van de projectvoorbereiding in alle geledingen van de organisatie. - De deelnemerswerving moet naar meer kerken (of kerkelijke genootschappen) worden uitgebreid, m.n. het gericht aanschrijven van jeugdouderlingen en –werkers. - Het zou goed zijn opnieuw toenadering te zoeken tot het jongeren programma van de PKN (JOP). - De tijd lijkt rijp om het projectaanbod voor volwassenen verder te ontwikkelen en het aantal projecten voor volwassenen te verhogen. - Ontwikkeling is geindiceerd van het modullaire aanbod voor groepen die groepsreizen naar ontwikkelingslanden willen doen en daarbij assistentie (training/coaching, materialen en serviceaanbod) van World Servants willen hebben. Met betrekking tot vorming en training: - World Servants heeft een kwalitatief hoogstaand en uniek product. Omdat meer organisaties op de markt komen met soortgelijke projecten, zal World Servants erop moeten toezien dat de kwaliteit en uniciteit gehandhaafd blijft. Dit betekent dus „doorontwikkelen en vernieuwen‟. - Voor zowel het in de externe communicatie kunnen laten zien van de levensveranderende effecten van een World Servants project op deelnemers, alswel voor het eventueel aanboren van nieuwe financierings-bronnen is het uitermate belangrijk de impact zichtbaar en meetbaar te maken. Het is daarom noodzakelijk de komende jaren in te zetten op impactstudies van de WS projecten, danwel dat samen te doen met andere organisaties. - In de externe communicatie zal het goed zijn te benadrukken dat World Servants een bijdrage kan leveren aan de opvoeding van Nederlandse burgers tot „wereldburgers‟. Met betrekking tot politieke klimaat en subsidies: - Samenwerking met andere organisaties in zowel Noord als Zuid blijft heel belangrijk, zowel voor effectiviteit en impact van de World Servants projecten alswel voor de toegang tot subsidiestromen. - Ontwikkeling is geindiceerd van het modullaire aanbod voor groepen die groepsreizen naar ontwikkelingslanden willen doen en daarbij assistentie (training/coaching, materialen en serviceaanbod) van World Servants willen hebben. - Het is belangrijk heel goed de ontwikkelingen binnen de OS wereld in de gaten te houden en daar snel en adequaat op in te spelen. - Om niet afhankelijk te worden van maar een financierder (subsidie of fonds/stichting) blijft het van belang de financiering vanuit meerdere gespreide bronnen te krijgen. - Nader onderzoek van subsides/financiering rondom water en sanitatie. - Het is voordelig voor World Servants om aansluiting te zoeken bij meerdere organisaties binnen PRISMA. Met betrekking tot projecten en projectmanagement: - Samenwerking met andere organisaties in zowel Noord als Zuid blijft heel belangrijk, zowel voor effectiviteit en impact van de World Servants projecten als wel voor de toegang tot subsidiestromen. - Het is voordelig voor World Servants om aansluiting te zoeken bij meerdere organisaties binnen PRISMA. Omdat andere organisaties andere accenten willen leggen in een project, zal World Servants er goed aan doen, met als basis de 4 basiselementen van een World Servants project, flexibele programma‟s mogelijk te maken. - Het is belangrijk om de werkzijze van World Servants in de externe communicatie meer te benadrukken. Bvb het laten liggen van het „ownership‟ van een project bij de lokale gemeenschap.
3
Met betrekking tot fondsenwerving: - Omdat giftgevers steeds kritischer worden en zich minder willen binden voor een langere tijd moet de informatie naar giftgevers uitgebreider, specifieker en transparanter worden. - Vanwege de toegenomen concurrentie op de fondsenwervingmark is het belangrijk om de punten waarop World Servants zich onderscheidt goed naar buiten te communiceren en kwaliteit te leveren. - MVO biedt potentiële mogelijkheden, ook voor World Servants. Echter bedrijven moeten eerst warm worden gemaakt voor het werk van World Servants voordat ze zich zullen committeren. De plaatselijke groepen kunnen hierin een mooie rol vervullen. - Het verdient aanbeveling om de online fondsenwerving de komende jaren verder uit te werken. Met betrekking tot vrijwilligers: - World Servants is sterk afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. Momenteel is er echter in het aanbod hiervan geen probleem. De genoemde bedreigingen lijken genivelleerd te worden door de potentie van het aantal vrijwilligers in de achterban van World Servants. - World Servants kan prima tegemoet komen aan de wens van vrijwilligers om een afgebakende taak of project te doen (bijvoorbeeld een World Servants project, de organisatie van het Voorbereidingsweekend, het festival, trainingen, Set-up reizen etc.). Desondanks zijn er ook vrijwilligers nodig die op kantoor reguliere werkzaamheden uitvoeren (deelnemersadministratie, gereedschappen, ondersteuning Project Management en Kantoor Management).
4
2. Introductie Het is van groot belang de externe ontwikkelingen te onderkennen die de toekomst van je organisatie gaan beïnvloeden. Het ontdekken en analyseren van negatieve trends moet leiden tot maatregelen om de organisatie te beschermen. Maar positieve trends zijn minstens zo belangrijk om toekomstig beleid te bepalen; strategie is het herkennen en realiseren van kansen in de markt. Vanzelfsprekend gaat de meeste aandacht naar die ontwikkelingen die een grote invloed op het voortbestaan en de groei van de organisatie kunnen hebben. Deze uitgangspunten bepalen de opzet van dit rapport. De diepte van de analyse wordt bepaald door de potentiële impact die het op World Servants Nederland kan hebben. Vooral als er geen alternatieven beschikbaar zijn om negatieve ontwikkelingen op te vangen, zijn de externe ontwikkelingen uitgebreider verwoord. De externe ontwikkelingen in dit rapport worden in acht delen gesplitst, n.l. die te maken hebben met Deelnemerswerving, Training/vorming, Politieke klimaat (m.n. Ontwikkelingssamenwerking) en subsidies, Projecten en project management, Fondsenwerving en Vrijwilligers. De ontwikkelingen worden per onderdeel in volgorde van belangrijkheid besproken. Als referentie worden in Bijlage 1 een aantal karakteristieke gegevens over World Servants gegeven,voor zover mogelijk over de periode 1992 tot 2010. Deze gegevens kunnen geraadpleegd worden om eventuele trends in de activiteiten van World Servants te onderkennen in relatie tot de vermelde externe ontwikkelingen. Zie voor meer gegevens over World Servants in het hoofdstuk over de interne ontwikkelingen. 3. Deelnemerswerving 3.1 Introductie Het aantal deelnemers is over de periode van 2003 tot 2008 (geleidelijk) gegroeid van rond 679 tot rond 1.038, inclusief de deelnemers aan projecten op maat (POM) en daarna afgenomen naar 859 (2010). De verdeling over de leeftijdsgroepen is enigszins veranderd, in 2004 behoorde 65 % tot de categorie 16 tot 23 jaar; in 2010 is dit ongeveer 59 %. Er zijn redelijk goede gegevens voorhanden die inzicht geven in de verdeling in kerkelijke gezindte of kerkelijke meelevendheid. De reizen staan ook open voor niet-actief meelevende christenen, waarbij duidelijk gesteld wordt dat verwacht wordt dat deze deelnemers positief aan het groepsproces en programma deelnemen. Een behoorlijk percentage van de deelnemers behoort tot de groep niet/rand kerkelijken (rond 6%; echter van 5% is onbekend; cijfers 2009). 3.2 Externe Ontwikkelingen. 3.2.1 Kerkverlating onder jeugd 3.2.1.1 Ontkerkelijking Fries Dagblad 12 mei 2006: De ontkerkelijking in Nederland gaat gestaag door en nadert z‟n plafond. In 2020 zal 72 procent van de Nederlandse bevolking niet meer lid zijn van een kerk of andere religieuze gemeenschap. In 2000 was dat nog 62 procent. Onder de jongste generaties (geboren na 1975) is het proces van secularisatie al uitgewoed. De jongeren die nu nog bij een kerk horen kiezen daar bewust voor en hechten relatief sterk aan de daarbij horende religieuze opvattingen en leefregels. Zij voelen zich meer thuis bij de Rooms-Katholieke Kerk en de vele kleine kerkgenootschappen, dan bij de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De laatste secularisatieslag zal daarom het hardst aankomen bij de PKN: die mag in 2020 nog maar 4 procent van de bevolking tot haar leden rekenen, tegen 12 procent in 2000. Het aandeel van de R.-K. Kerk gaat van 17 procent (2000) naar 10 procent in 2020. Jeugd: Tegelijkertijd neemt de honger om met geestelijke dingen bezig te zijn onder jongeren toe. E.M. de Kam, directeur van Youth For Christ: „Het onderzoek van de Erasmus Universiteit (zie update van dit artikel in Volkskrant 16 jan 2009) bevestigt wat we al zagen: jongeren hebben belangstelling voor religie, maar niet voor kerken. Jongeren geloven in iets, een hogere macht. Dat heeft ook te maken met het post-modernisme, de gedachte dat van alles wel iets waar is. De kerk heeft afgedaan, maar Jezus
5
Christus, om wie het toch allemaal gaat, is er wel degelijk. De jongeren zijn dus anti-institutioneel en minder anti-religieus.’ Dit laatste is een grote kans voor World Servants om op in te spelen. 3.2.1.2 Evangelische christenen De groep van Evangelische Christenen wordt in Nederland op 0.8 a 1 miljoen mensen geschat en groeit (http://www.geocities.com/leeuwvanweenen/leckek/les5.html). Dit aantal is een optelsom van alle evangelische christenen binnen de traditionele kerken en in aparte kerken. De jeugd binnen deze groep is zeer gemotiveerd en levert een grote bijdrage aan World Servants. Dit zal naar verwachting in de komende jaren niet veel veranderen. 3.2.1.3 Randkerkelijken De groep randkerkelijken zal voorlopig nog behoorlijk groot zijn. Hierin vind je veel jongeren die gemotiveerd zijn om een bijdrage aan de armen in de derde wereld te leveren, maar die de christelijke uitgangspunten minder belangrijk vinden. 3.2.2. Jeugd heef mondiale instelling. De jeugd krijgt steeds meer een mondiale instelling. Het raakt steeds meer “normaal” om tijdens de school/studie periode een reis naar het buitenland te maken. Of een avontuurlijke reis te maken. Ook het reizen met een „goed doel‟ spreekt de jeugd zeer aan. Als onderdeel van deze reizen wil de jeugd iets voor de lokale bevolking doen wat een blijvende positieve invloed heeft. De World Servants reizen vallen in deze categorie en zullen zich naar verwachting nog steeds in een groeiende belangstelling mogen verheugen. 3.2.2.1 Recessie maakt jongeren reislustig: Een slechte economische tijd leidt tot meer reislust bij jongeren. Studenten die na hun afstuderen niet meteen een baan kunnen vinden of mensen van wie het tijdelijke contract afloopt, hakken sneller de knoop door om een jaartje te gaan reizen en werken in het buitenland (CBS). 3.2.3 Groei van het particulier initiatief. Ondanks dat het particuliere initiatief (PI) de afgelopen tijd behoorlijk onder vuur heeft gelegen, is het willen realiseren van eigen projecten in ontwikkelingslanden door particulieren een trend in de samenleving die groeiende is. Juist omdat de kwaliteit ervan in de discussie rondom het PI een cruciaal punt is, kan World Servants een goede rol spelen door haar expertise beschikbaar te stellen aan groepen die een eigen project willen gaan realiseren. Spin-off WS projecten: In de loop der jaren zijn er diverse initiatieven en stichtingen in Nederland onstaan als gevolg van deelnemers die met een project zijn meegeweest. Een voorbeeld hiervan zijn “Dorpen in touw voor Ghanese bakkerij” (Friesch Dagblad 13 mei 2009) en “Naar de sahara rijden voor ontwikkelingswerk” (Friesch Dagblad 4 april 2009). Het aantal van dit soort initiatieven als spin-off van de World Servats projecten weten we niet precies, maar we weten van meer van dit soort voorbeelden. WS draagt dus ook bij aan het ontstaan van Particulier Initiatief. 3.2.4 De bereikbaarheid van de doelgroep. Het internet gebruik is onder de doelgroep wijd verbreid, ook onder Evangelische jongeren. De bereikbaarheid van World Servants neemt daardoor sterk toe. Men gebruikt het internet om mogelijkheden te vinden die aan de eisen van de potentiële deelnemer voldoen. Dit heeft tot gevolg dat meer jeugd met World Servants in contact zal komen en mogelijk besluit om als deelnemer met een World Servants reis mee te gaan. Deze trend wordt herkend in de aanmeldingen die World Servants ontvangt. Het is natuurlijk van groot belang dat de internet site van World Servants er uitnodigend uitziet en de jeugd op de juiste wijze aanspreekt. Door de website van World Servants neemt de communicatie met en tussen deelnemers toe. Het wordt veel makkelijker om ervaringen uit te wisselen, onder meer over reizen. Ook hierdoor kan verwijzing naar World Servants eenvoudig plaatsvinden. Deze ontwikkelingen zijn belangrijk voor World Servants omdat zij het vooral van mond tot mond reclame moet hebben. 3.2.5 De oudere deelnemer Wat de deelname van oudere deelnemers aan de World Servants projecten betreft, zijn er tegenstrijdige ontwikkelingen. De groep die nu 55+ of ouder is, heeft tijd, zin en vaak geld om als deelnemer of vrijwilliger aan de reizen van World Servants deel te nemen of elders in de organisatie worden ingezet.
6
World Servants zal hiervan in de komende jaren kunnen profiteren. Op langere termijn echter wordt een hogere pensioen leeftijd verwacht en daarmee een beperking van de mogelijkheden van de energieke oudere. De invloed hiervan zal pas na de komende periode van 3 jaar echt zichtbaar kunnen worden. Combineren van vakantie met vrijwilligerswerk: De ene na de andere reisorganisatie komt met vrijwilligersreizen. Bij een vrijwilligersreis combineert de toerist een vakantie in een vaak ver land met werken aan een project. Bron: Trouw 07-02-2009 3.2.6 Kostenaspecten De vraag is of er naast de grootte van de doelgroepen andere externe ontwikkelingen (kunnen) zijn die de toestroom van deelnemers naar World Servants projecten beïnvloeden. Het is bekend dat potentiële deelnemers afhaken omdat het bij elkaar brengen van de deelnemers- bijdrage veel tijd en energie vraagt. Als de deelnemersbijdrage verder zou stijgen, zou dit tezamen met de kleiner wordende doelgroep tot een dalende instroom van deelnemers kunnen leiden. Een deelnemersbijdrage van €3 000,- lijkt een haast magische grens hier. Steun van het kantoor aan de plaatselijke groepen om de fondsen bijeen te brengen is daarom essentieel. Inkomensvermindering van jongeren (die trend is al ingezet – zie CBS) is voor met name de groep 21 jaar en ouder een bedreiging, aangezien door deze groep een project vaak zelf bekostigd wordt en veel minder acties worden gedaan. 3.2.7 Veiligheidsaspecten van de World Servantsprojecten Berovingen en aanrandingen zijn de laatste paar jaar aan werkvakanties niet voorbij gegaan (bvb een groep van ICCO in 2007 en een groep van Livingstone in 2008). Dit betekent dat de tijd van naïviteit (zo die er was) absoluut voorbij is en dat alle veiligheidsmaatregelen die er redelijkerwijs maar getroffen kunnen worden integraal onderdeel moeten zijn van de projectvoorbereiding in alle geledingen van de organisatie. Tot nu toe krijgt World Servants niet veel vragen hiernaar, maar we weten van Livingstone dat dit bij hun organisatie wel speelt. 3.2.8 Micha Campagne In Nederland is 2006/2007 het campagne jaar voor de Micha Campagne geweest; het initiatief wordt nog verder voortgezet in verschillende vormen (o.a. Micha-cursus en Micha Zondag) World Servants is zowel in Nederland als internationaal betrokken bij de MICAH Challenge. Dit is een wereldwijde campagne die christenen wil mobiliseren op een krachtige manier hun profetische stem te verheffen voor en met de armen. De campagne wordt gedragen door meer dan 250 christelijke organisaties die zich inzetten voor armoedebestrijding en door de koepelorganisatie van de Evangelische Allianties wereldwijd. World Servants moet nog verder onderzoeken hoe veel gemeentes al bezig zijn/gaan met de Michacursus. 3.3. Kansen: - De mondiale instelling van de jeugd. - De herbezinning op het betrekken van jongeren in de kerken. Ondanks dat de´kerkverlating onder de jeugd´ een bedreiging is voor World Servants is dit tegelijkertijd ook een grote kans, aangezien veel jeugdouderlingen /-werkers wegen zoeken om hun jongeren bij de kerk te betrekken (=grote groepen projecten). Aansluiten bij de Micha-cursus. Kerken die de Michacursus doen in hun gemeentes zouden kunnen worden opgevolgd door World Servants met het voorstel om nu in de vorm van een World Servants project de handen uit de mouwen te gaan steken. World Servants moet onderzoeken hoe veel gemeentes al bezig zijn/gaan met de Michacursus. - Toegenomen gebruik van Internet om de juiste reis te vinden - De honger om met geestelijke dingen bezig te zijn onder jongeren neemt toe. - De toename van interesse bij volwassenen om zich tijdens vakanties als vrijwilliger ergens voor in te zetten biedt kansen voor World Servants. - Gemotiveerde jeugd onder de evangelische christenen. - Groei van Particuliere initiatief en de behoefte aan kwaliteitsslagen hierin. 3.4. Bedreigingen: - De terugloop in kerkelijke meelevendheid van de jeugd in de PKN kerken is een reële bedreiging waarmee rekening moet worden gehouden. - Door de kerkverlating onder de jeugd kan ook een verschuiving gaan plaatsvinden naar een groter percentage randkerkelijken; als het percentage te groot wordt kan dit (te) grote uitdagingen opleveren in de projectgroepen voor de projectstaf.
7
-
-
Er is een algemene trend waarneembaar dat reisorganisaties reizen gaan organiseren met een reisprogramma waarin een combinatie van reizen en vrijwilligerswerk wordt aangeboden. Dit betreft echter nog vaak redelijk luxe reizen, met een 2-3-4 sterren accommodatie, en zal dus een andere categorie mensen aanspreken. Criminaliteit in de projectlanden. Inkomensvermindering bij jongeren. De twee grootste financiele risico’s voor World Servants zijn de onberekenbare ticketprijzen (in 2008 zijn bvb de ticketprijzen in 1 jaar tijd met 25 % gestegen) en een minder aantal deelnemers dan begroot (100 deelnemers minder levert een tekort op van zo‟n € 60 000,-). Deze twee risico‟s bijten elkaar: om het risico van de vliegkosten in te dekken moet je eigenlijk kiezen voor een grote buffer in het budget, maar dan wordt de deelnemersprijs te hoog, waardoor het risico om minder deelnemers te krijgen groter wordt.
3.5 Conclusies: - Alle veiligheidsmaatregelen die er redelijkerwijs getroffen kunnen worden moeten geïntegreerd onderdeel zijn van de projectvoorbereiding in alle geledingen van de organisatie. - De website van World Servants moet uitstekend blijven. - De deelnemerswerving moet naar meer kerken (of kerkelijke genootschappen) worden uitgebreid, m.n. het gericht aanschrijven van jeugdouderlingen en –werkers. - Meer aandacht voor het bereiken van evangelische jongeren. - Het zou goed zijn opnieuw toenadering te zoeken tot het jongeren programma van de PKN (JOP). - De tijd lijkt rijp om het projectaanbod voor volwassenen verder te ontwikkelen en het aantal projecten voor volwassenen te verhogen. Hierbij zullen we ons o.a. moeten afvragen of de accommodatie van de groepen toch van een iets andere (hogere) standaard moet zijn dan voor de jongerengroepen. - Ontwikkeling van modulaire aanbod voor (kerkelijke) groepen die zelf een project willen organiseren. - Zorgvuldige afweging risico‟s bij het jaarlijks bepalen van de deelnemersbijdrage. 4. Deelnemersvorming en –training 4.1 Introductie De World Servantsprojecten hebben een enorme impact op de deelnemers. De jarenlange ervaring en ontwikkeling van World Servants heeft geleid tot een nu uniek programma tijdens de projecten, goede trainingen en doordacht trainingsmateriaal. Het blijft echter een grote uitdaging om die impact van de projecten op de deelnemers zichtbaar en meetbaar te maken. 4.2 Externe ontwikkelingen 4.2.1 Vraag naar het aantonen van de impact van buitenlandervaringen Vanwege de vraag in de samenleving/politiek naar de impact van buitenlandervaringen op de reizigers, zijn er de afgelopen jaren meerdere onderzoeken en studies hiernaar gedaan. Hiervan speciaal te noemen: 1. Grote invloed korte termijnuitzendingen Korte termijnuitzendingen van zendings- en ontwikkelingswerkers hebben aantoonbaar grote invloed op hen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Evangelische Zendingsalliantie (EZA). Zo‟n 5 procent van de jongeren die meegaan met een kortetermijnzendings- en evangelisatiereis of een hulpverleningsreis, kiest voor een baan in zending, hulpverlening of ontwikkelingssamenwerking. Twee derde van de deelnemers zegt dat de invloed van de uitzending positief is geweest voor hun geestelijk leven en hun vertrouwen op God. Verreweg de meeste respondenten namen deel aan groepsreizen. De reisduur was meestal kort, 90 procent nam deel aan een reis van maximaal vier weken. Opvallend is het grote aantal deelnemers dat vaker aan zo‟n reis deelneemt: vier op de tien van de respondenten waren al eerder met een vergelijkbare reis mee geweest en iets meer dan de helft ging later nog een of meerdere keren mee. 2. Wereld burgerschap van vrijwilligerstouristen Een onderzoek naar de vraag of vrijwilligerstoerisme een bijdrage levert aan wereldburgerschap-vorming. 3. Commundo is momenteel ook bezig met een impactstudie – goed om in de gaten te houden.
8
4.2.2 Internet De jeugd maakt steeds meer gebruik van ICT voor hun informatiebehoefte en informatieuitwisseling. Dit biedt mogelijkheden - niet alleen om potentiële deelnemers te informeren maar ook om hen te vormen en trainen. Ook communiceren deelnemers veel onderling, waardoor ervaringen steeds meer gedeeld gaan worden. Deze positieve ontwikkeling zal zich naar verwachting verder doorzetten in de komende periode. 4.3 Kansen: - De politiek benadrukt de opvoeding van jongeren tot wereldburgerschap. World Servants kan daar een heel goede rol in spelen. - De samenleving/politiek vraagt om impactcijfers en verhalen en World Servants zou die kunnen bieden! Ook zouden daardoor deuren naar andere subsidieverstrekkers/financierders kunnen opengaan. - Het internet biedt grote mogelijkheden voor het begeleiden van deelnemers, vrijwilligers en plaatselijke groepen. 4.4 Bedreigingen: - De wereld om ons heen heeft behoefte aan werkelijk aantoonbare impactcijfers en ook impactverhalen van de World Servants projecten. Het niet inzichtelijk hebben ervan is een bedreiging voor de externe communicatie en het aanboren van nieuwe financieringsbronnen. 4.5 Conclusies: - World Servants heeft een kwalitatief hoogstaand en uniek product. Omdat meer organisaties op de markt komen met soortgelijke projecten, zal World Servants erop moeten toezien dat de kwaliteit en uniciteit gehandhaafd blijft. Dit betekent dus „doorontwikkelen en vernieuwen‟. - Voor zowel het in de externe communicatie kunnen laten zien van de levensveranderende effecten van een World Servants project op deelnemers, alswel voor het eventueel aanboren van nieuwe financierings-bronnen is het uitermate belangrijk de impact zichtbaar en meetbaar te maken. Het is daarom noodzakelijk de komende jaren in te zetten op impactstudies van de WS projecten, danwel dat samen te doen met andere organisaties. - In de externe communicatie zal het goed zijn te benadrukken dat World Servants een bijdrage kan leveren aan de opvoeding van Nederlandse burgers tot „wereldburgers‟. 5. Politiek-sociaal klimaat en subsidies 5.1 Introductie Was het jarenlang ploeteren voor organisaties en belangenverenigingen om onderwerpen als duurzaamheid, milieu en rechtvaardigheid op de agenda te krijgen, de laatste jaren lijkt het belang van deze onderwerpen door te dringen tot alle lagen van de bevolking. Grote bedrijven durven de stap naar duurzaamheid te nemen. Koekjesfabrikant Verkade werkt alleen nog met fairtrade chocolade, en winkelketen C&A bracht een kledinglijn van biologisch katoen op de markt. Er lijkt sprake te zijn van een nieuw maatschappelijk bewustzijn. Maar er klinken ook steeds meer kritische geluiden over ontwikkelingssamenwerking. In haar boek De crisiskaravaan doet journalist Linda Polman uit de doeken hoe humanitaire hulp vaak desastreus uitpakt. VVD-kamerlid Arend Jan Boekestijn laat als fel ontwikkelingscriticaster zeer regelmatig van zich horen. En onlangs promoveerde Dirk Jan Koch aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar de werkwijze van Nederlandse ngo‟s (niet-gouvernementele organisaties). Hij toonde aan dat Nederlandse organisaties „kluitjesvoetbal spelen‟ (Trouw, 27 februari 2009); sommige landen blijken oververtegenwoordigd als het gaat om hulp, terwijl andere, moeilijke gebieden genegeerd worden. Uit een jaarlijks onderzoek gehouden door het magazine Onze Wereld blijkt ook dat een groeiende groep Nederlanders wil dat de overheid gaat bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. In dit dynamische krachtenveld zijn de gevestigde ontwikkelingsorganisaties actief. Profiteren zij van het veronderstelde toegenomen maatschappelijk bewustzijn? Of lijden ze juist onder de aanzwellende kritiek? Bron:”Ontwikkelingshulp voor doe-het-zelvers”- CV Koers mei 2009 Zie ook betreffende dit onderwerp het boek “Dead Aid‟ van Dambisa Moyo.
9
Of het volgende artikel: Heeft ontwikkelingshulp nog zin? “Steeds vaker zeggen economen en oud-ontwikkelingswerkers daar onomwonden „nee‟ op. OudWereldbank-topman William Easterly becijferde dat het Westen de afgelopen vijftig jaar 2,3 biljoen dollar aan ontwikkelingshulp gaf en dat dit minder dan 0,4 procent economische groei opleverde. Stoppen dus maar? Na ruim vijftig jaar hulpverlening lijkt het „goede doel‟ het moeilijker te hebben dan ooit. We hebben na al die jaren nagenoeg niets bereikt met de geïnvesteerde 2,3 biljoen dollar, aldus econoom en Wereldbank-spijtoptant William Easterly over ontwikkelingshulp”(Bron: CV Koers sept. 2009). De westerse hulp zou niet gericht zijn op wat écht verschil kan maken in de praktijk, maar op het bereiken van snelle en meetbare „resultaten‟ binnen de korte termijn van de projectduur. 5.2 Externe ontwikkelingen 5.2.1 Particulier initiatief groeit Hulporganisaties worden sinds enkele jaren geconfronteerd met een nieuwe uitdaging: de opkomst van het particuliere initiatief. “Want”, zo beweren veel kleine stichtingen, “bij ons geen dure kantoren, dikbetaalde directeuren of fullcolourfolders. Het geld komt direct terecht bij de mensen voor wie het bedoeld is”. Particulier initiatief is een groeiende markt 1. Voor een deel vinden deze initatieven dus hun oorsprong in het negatieve beeld dat bestaat over traditionele hulpverleners, zoals de overheid en de grote ngo‟s. Bij deze actoren zou te veel geld aan de strijkstok blijven hangen. De groeiende stroom private initiatieven wordt echter ook gevoed doordat particulieren tijdens reizen in direct contact komen met mensen in ontwikkelingslanden die weinig of geen hulp ontvangen via bestaande kanalen. Voor de particuliere initiatieven bestaat sinds 2003 het Front Office Programma. De regionale centra voor ontwikkelingssamenwerking bieden inhoudelijke ondersteuning bij het opzetten van projecten. Voor financiering kan men terecht bij Oxfam-Novib, ICCO, Cordaid, Hivos, Plan Nederland en de NCDO. Doelstelling van het Front Office programma is het vergoten van draagvlak. Een van de voorwaarden is dan ook dat er in Nederland bewustwordingsactiviteiten worden georganiseerd. Het particulier initiatief leidt wel tot een versteviging van draagvlak, maar niet tot nieuwe aanwas aangezien doorgaans groepen worden bereikt die al betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking. De particuliere initiatieven en de hulpinspanningen van de professionele sector kunnen goed naast elkaar bestaan aangezien particuliere initiatieven inspelen op hulpbehoefte waaraan door professionele hulpverleners niet wordt voldaan. Onderzoek toont aan dat particuliere hulpverleners over het algemeen goed de weg weten te vinden naar bestaande subsidieloketten. Klachten hebben meestal betrekking op de grote tijdsinvestering die het aanvragen van subsidies met zich meebrengt. Bron: www.oneworld.nl Het Centrum voor Internationale Ontwikkelingsvraagstukken (CIDIN) signaleerde de afgelopen jaren in totaal ongeveer achtduizend particuliere initiatieven. Maar de tijd dat iedereen die zich inzette voor een goed doel alleen maar kon rekenen op schouderklopjes, is voorbij. Ook het particuliere initiatief wordt kritisch gevolgd. In 2007 publiceerde het CIDIN een kritisch rapport over de effectiviteit en duurzaamheid van particuliere initiatieven in ontwikkelingslanden. De belangrijkste conclusie was: het ontbreekt de particulieren aan „lerend vermogen‟. Lau Schulpen, onderzoeker bij het CIDIN: “Particulieren die evalueren wat ze doen, zijn echt een uitzondering” (Internationale Samenwerking, april 2009). Ook bleek uit het onderzoek dat het schortte aan professionaliteit en duurzaamheid bij veel particuliere initiatieven. Bron:”Ontwikkelingshulp voor doe-het-zelvers”- CV Koers mei 2009 NB De plaatselijke groepen van World Servants worden op dit moment bij NCDO en Wilde Ganzen aangemerkt als een soort georganiseerde vorm van PI onder de verantwoording van World Servants. In het kader van de politieke beleidsveranderingen m.b.t. het PI is het op dit moment nog helemaal de vraag of World Servants een dergelijke status op de een of andere manier kan blijven behouden.
Prisma-directeur Jochemsen ziet de beperkte houdbaarheid van particuliere initiatieven als gevaar. “Je moet oppassen dat er met kleine stichtingen geen verwachtingen worden gewekt die niet waargemaakt kunnen worden. Wat als de initiatiefnemer bijvoorbeeld weer vertrekt?” Wat hem betreft zijn er nog meer kanttekeningen te plaatsen bij de trend van particuliere initiatieven. “Pas ook op voor het bevoordelen van een bepaalde kerk of familie. Er bestaat het risico van goedbedoeld amateurisme. Kijk, ontwikkelingssamenwerking is een vak. Dat moet je leren. Het is goed om te letten op kwaliteit en continuïteit. Dat wil overigens niet zeggen dat ik de ontwikkeling van het particuliere initiatief afwijs. In het algemeen kun je zeggen dat er veel enthousiasme is en dat er goed werk wordt gedaan door
1
Dit heeft ook gevolgen voor het aantal subsidieaanvragen dat gehonoreerd kan worden - melden ook de Wilde Ganzen en Tumba
10
stichtingen, individuen en bedrijven. Het particuliere initiatief versterkt het contact met mensen in de ontwikkelingslanden. En dat is te waarderen.” Jochemsen onderstreept het belang van samenwerking tussen particuliere stichtingen en gevestigde organisaties. “Ze kunnen van elkaar leren. Sterke punten van het particuliere initiatief zijn bijvoorbeeld het enthousiasme, de inbreng van particulier geld en soms specifieke knowhow. Gevestigde organisaties zijn echter weer sterker in het inkaderen van projecten in bredere programma‟s (bijvoorbeeld niet alleen een put slaan, maar werken aan brede gemeenschapsontwikkeling, red.). Ook hebben ze vaak relaties met overheden, waardoor ze grotere stappen kunnen doen op ontwikkelingsgebied.” Bron:”Ontwikkelingshulp voor doe-het-zelvers”- CV Koers mei 2009 5.2.2 Strengere eisen voor subsidie en andere financierders Goede doelen land is in beweging. De overheid zegt strenger te willen toezien op de besteding van budgetten en eist dat clubs zelf meer geld binnenhalen. Zo heeft het ministerie van VROM (milieu) gevraagd om een gedragscode. Ook komen er strengere eisen voor subsidies. Vanuit het VROM zijn er in 2009 alleen nog maar subsidies voor één jaar, in plaats van vier jaar, toegekend. Iedereen wordt opnieuw getoetst aan de strengere eisen die dit jaar worden ingevoerd. Ook het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking is daarmee bezig en heeft de subsidieontvanger vorig jaar een brief gestuurd en gewaarschuwd dat ze voor de huidige subsidies minimaal 25 procent van hun budget uit donaties moet halen. Bron: De Telegraaf 22-02-09 De trend dat er steeds hogere eisen gesteld worden aan de afdeling project management bij World Servants (met de daarbij behorende rapportages) zal zich naar verwachting verder doorzetten. Subsidieverstrekkers, maar ook particuliere giftgevers, eisen transparantie en inzicht in het financiële beheer van de toevertrouwde gelden. Verder wil men ook goed geïnformeerd worden over de kwaliteit van het geleverde product en dus ook de impact ervan. Dit heeft geleid tot hogere eisen aan de terugrapportage over projecten tegen de afgesproken criteria en kwaliteitseisen. Een voorbeeld hiervan is dat de kwaliteitseisen voor CBF certificering ( zie www.cbf.nl) m.i.v 1 juli 2008 zijn verscherpt. World Servants is op basis van deze aangescherpte criteria getoetst en voldoet er aan; sinds Juli 2009 is World servants zodoende weer voor een periode van 3 jaar CBF gecertificeerd. Besteding christelijke goede doelen kan beter Gemiddeld besteden de christelijke goede doelen met CBF keurmerk 88% van de inkomsten aan het daadwerkelijke doel. Bij de meeste christelijke organisaties zou een efficiëntere besteding van de giftenstroom een fors hoger bedrag voor het goede doel opleveren (aldus het CBF). 5.2.3 Politiek en OS Politieke partijen stellen onderzoeken in naar effectiviteit van ontwikkelingshulp en bezinnen zich op de toekomst (CDA, PvdA, VVD). De kiezers van CDA, PvdA zijn, na die van Groenlinks en ChristenUnie, de meest fervente voorstanders van (soms zelf meer) ontwikkelingshulp. De meeste septici zitten bij PVV, blijkt uit onlangs gepubliceerde Nationaal Kiezersonderzoek 2006 van het CBS. In 2009 kan over de effectiviteit van de hulp een studie tegemoet worden gezien van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het PvdA-Partijcongres heeft zich in maart 2009 onvoorwaardelijk uitgesproken voor de handhaving van het huidige percentage van 0,8 procent BNP voor ontwikkelingssamenwerking. Vanwege de recessie gaat het budget voor OS-subsidies echter navenant naar beneden. Onder andere VVD-kamerlid Arend Jan Boekestijn laat als fel ontwikkelingscriticaster zeer regelmatig van zich horen. Uit een jaarlijks onderzoek gehouden door het magazine Onze Wereld blijkt dat een groeiende groep Nederlanders wil dat de overheid gaat bezuinigen op ontwikkelings-samenwerking. 5.2.3.1 Punten uit beleidskader Ontwikkelingssamenwerking die belangrijk zijn voor World Servants Zie „Een zaak voor iedereen‟ (nov. 2008) en Beleidsnotitie Maatschappelijke Organisaties. Belang-rijkste onderdelen: Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde. (14 april 2009) Nadruk op samenwerking, zowel in het Noorden als het Zuiden. Minister Koenders wil organisaties dwingen om meer en slimmer te gaan samenwerken. Er is nu veel te veel versnippering. Nog maar 30 organisaties zullen kunnen meedoen in de MFS subsidie. Nieuwe initiatieven met partners buiten het maatschappelijk middenveld zoals private sector, universiteiten, instituten, beroepsgroepen, consumentenorganisaties en migrantenorganisaties worden gestimuleerd. De Millennium doelstellingen, geformuleerd door de internationale gemeenschap in 2000, zijn nog steeds belangrijk voor het beleid van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. De internationale gemeenschap verplichtte zich tot halvering van de wereldarmoede in 2015. Subsidie beleid en het stimuleren van nieuwe programma‟s worden daardoor beïnvloed. De Nederlandse Overheid zet zich in om de Nederlandse bijdrage aan deze doelen beter en effectiever te maken.
11
Daartoe stimuleert ze partnerschappen met maatschappelijke organisaties, bedrijven en kennisinstellingen – in rijke en in arme landen. Want samen kun je méér bereiken. Samenwerking bedrijfsleven en ontwikkelingssamenwerking. „Uitbreiding van de samenwerking met het bedrijfsleven is belangrijk om economische ontwikkeling te stimuleren in ontwikkelingslanden en armoede te bestrijden‟, aldus Koenders. Dit blijkt o.a. ook uit het verhogen van het budget voor Ontwikkelingsrelevante Infrastructuur (ORIO) in 2009 tot 180 miljoen euro. Maatwerk: Vraaggestuurd werken staat centraal. De toegenomen kracht van de zuidelijke maatschappelijke organisaties moet duidelijk herkenbaar zijn via hun inhoudelijke betrokkenheid, medezeggenschap en invloed. Een goede verantwoording, een betrouwbaar monitoringssysteem en meer aandacht voor objectieve evaluatie door externe deskundigen. Nadruk o.a. op „Water en sanitatie‟ (Millenniumontwikkelingsdoel 7). “Water en sanitatie zijn katalysatoren voor gezondheid”, aldus Koenders. Gedefinieerde partnerlanden : Iedere maatschappelijke organisatie/samenwerkingsverband zal minimaal 60% van de subsidiemiddelen besteden in de partnerlanden. NB : Voor WS geldt dat Malawi, Haïti en Ecuador hier buiten vallen.
Er zullen een minimum en een maximum worden vastgesteld voor de omvang van de fondsen per indiener. Als minimum omvang wordt € 10 mln. Voor vijf jaar voorgesteld.
5.2.3.2 Jongeren en ontwikkelingssamenwerking. Er vindt een drastische wijziging plaats van het subsidiestelsel voor draagvlakactiviteiten en halvering van het budget ervoor. O.a het loskoppelen van het kenniscentrum van de subsidieverstrekking; beiden nu uitgevoerd door de NCDO. Het nieuwe subsidieprogramma zal bestaan uit 3 loketten: jongeren, kleine particuliere initiatieven en netwerken. “Vooral jongeren zijn op zoek naar een moderne, persoonlijke manier om uiting te geven aan hun betrokkenheid bij armoede in de wereld. Zij zijn zeker niet minder betrokken bij internationale samenwerking dan vroeger. Daar kan volgens Koenders beter op worden ingespeeld.” Er zijn verschillende andere organisaties die stages of ook projectreizen voor jongeren organiseren. Enkele voorbeelden, elk met eigen focus, zijn: Dorcas, Livingstone, Tearfund UK, NCDO, Edukans en meerderen. Ook zijn er m.n. binnen PRISMA-verband een aantal andere organisaties die aan World Servants het verzoek richten om te gaan samenwerken op het gebied van het betrekken van hun achterban en/of jongeren bij hun projecten/programma‟s. Zie voor meer met betrekking tot organisaties die zich op hetzelfde terrein bewegen het rapport van de concurrentieanalyse van World Servants. De verwachting is dat de speciale aandacht voor jongeren verder zal groeien: zij vormen de basis voor ontwikkelingssamenwerking voor morgen. 5.3 Kansen: - De doelstellingen van World Servants passen goed binnen de Millennium doelstellingen. Partnerschap met lokale organisaties in ontwikkelingslanden staan centraal in de aanpak van World Servants. Daarbij werkt World Servants ook in Nederland nauw samen met andere organisaties, zoals de MFO‟s. Binnen het nieuwe subsidiekader m.b.t. draagvlakversterking krijgen die activiteiten voorrang, die aansluiten op de de Millenniumakkoorden en die nieuwe doelgroepen – en dan met name jongeren – aanboren. - Inspelen op Mondiaal burgerschap biedt kansen voor World Servants. - Er is behoefte aan kwaliteitsontwikkeling binnen het particuliere initiatief. - Nadruk in het regeringsbeleid op „Water en sanitatie‟ (Millenniumontwikkelingsdoel 7). - Samenwerkingsmogelijkheden met andere organisaties binnen PRISMA. Hierdoor kan World Servants meer deelnemers bereiken, meer projecten doen, de bouwkosten geheel of gedeeltelijk gedekt krijgen en ook kunnen naar verwachting efficientieslagen gemaakt worden m.b.t. Project Monitoring &Evaluatie (PM&E). 5.4 Bedreigingen: - Door de politieke veranderingen is de financiering van de bouwprojecten van World Servants na 2010 voor een groot deel onzeker geworden. Veel zal afhangen van het definitieve beleidskaders voor MFSII en voor de subsidie voor draagvlakversterking.
12
-
-
De steeds grotere tijdsinvestering die het aanvragen van subsidies met zich meebrengt door hogere eisen aan de terugrapportage over projecten tegen de afgesproken criteria en kwaliteitseisen, verhoogt de werkdruk op met name de afdeling projectmanagement enorm. Een groeiende groep Nederlanders wil dat de overheid gaat bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking.
5.5 Conclusies: - Samenwerking met andere organisaties in zowel Noord als Zuid blijft heel belangrijk, zowel voor effectiviteit en impact van de World Servants projecten als wel voor de toegang tot subsidiestromen. - Ontwikkeling van modullaire aanbod voor groepen die groepsreizen naar ontwikkelingslanden willen doen en daarbij assistentie (training/coaching, materialen en serviceaanbod) van World Servants willen hebben. - Het is belangrijk heel goed de ontwikkelingen binnen de OS wereld in de gaten te houden en daar snel en adequaat op in te spelen. - Om niet afhankelijk te worden van maar een financierder (subsidie of fonds/stichting) blijft het van belang de financiering vanuit meerdere gespreide bronnen te krijgen. - Nader onderzoek van subsides/financiering rondom water en sanitatie. - Het is voordelig voor World Servants om aansluiting te zoeken bij meerdere organisaties binnen PRISMA. 6. Projecten en projectmanagement 6.1 Introductie De World Servants projecten bestaan uit 4 hoofdelementen: Bouwen, Cultuur, Geloven en Persoonlijke ontwikkeling. Er is een blauwdruk van hoe een World servants project er moet uitzien; dit heet het „World Servants concept‟. 6.2 Externe ontwikkelingen 6.2.1 Samenwerken met andere organisaties (partnerships) Het aangaan van partnerships met organisaties in ontwikkelingslanden (en in het “Noorden”) staat centraal in het ontwikkelingsbeleid. Inbreng door lokale organisaties op basis van gelijkheid wordt als essentieel gezien. Hierdoor neemt de kans sterk toe dat de hulp ook op langere termijn een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van de betrokken gemeenschap. Partnerschappen zijn dus van het allergrootste belang, zowel in Nederland als in de ontwikkelingslanden. Het toegang hebben/krijgen tot de juiste partnerschappen is essentieel voor het verder uitbouwen van een effectieve organisatie. Binnen PRISMA-verband zijn er een aantal andere organisaties die aan World Servants het verzoek richten om te gaan samenwerken op het gebied van het betrekken van hun achterban en/of jongeren bij hun projecten/programma‟s. Omdat andere organisaties weer andere accenten willen leggen wordt het World Servants concept soms wel wat als rigide ervaren. 6.2.2 Godsdienst belangrijke factor in ontwikkelingssamenwerking Godsdienst is een belangrijke factor in ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen omdat veel hulporganisaties vanuit een religieuze achtergrond werken, maar ook omdat religie in de landen zelf een belangrijke rol speelt. Deze realiteit dringt langzamerhand steeds meer door tot organisaties en beleidsmakers. De huidige minister, Bert Koenders, is echter huiverig in het betrekken van religie in ontwikkelingshulp. Dit heeft met name te maken met de manier waarop religie momenteel steeds in de publiciteit is (bijv. Geert Wilders). Bron: Nederlands Dagblad 12-03-08 6.2.3 Relatie Noord en Zuid Er zijn sinds 2000 meer netwerken ontstaan tussen Noord en Zuid en Zuid-Zuid onderling. Met een sterkere en bewustere positie van zuidelijke partners die beter in staat zijn hun eigen strategie te bepalen. Ook hebben zuidelijke organisaties steeds meer visie en inzicht in hun rol ten aanzien van hun eigen overheden, zijn zich bewuster geworden van complementariteit. Dit leidt tot meer balans en gelijkwaardigheid tussen Noord en Zuid. En door grotere coherentie tussen Zuid en Noord krijgen actoren meer invloed op internationale machtsverhoudingen en internationale discussies. Negatieve ontwikkelingen zijn onder andere meer concurrentie tussen zuidelijke en noordelijke partners die
13
gebruikmaken van zelfde financiële middelen. In het Noorden is het populisme in opkomst dat wee spreek over “wij zullen ze wel eens gaan helpen”. Ook zijn Zuidelijke organisaties vaak niet in staat weerwerk te bieden aan de toegenomen eisen op het gebied van verantwoording. Dat leidt er onder meer toe dat organisaties zich steeds vaker richten op de korte termijn. Mensen worden niet ontwikkeld, ze ontwikkelen zichzelf (Prins Claus) De bezoeken (van Prins Claus) aan ontwikkelingslanden hebben bijgedragen aan zijn eigen ontwikkeling. Zonder die landen was zijn wereld klein gebleven. Dankzij hen ontdekte hij dat het land waar hij vandaan kwam niet het middelpunt van de wereld was. Prins Claus heeft meegewerkt aan het besef dat ontwikkelende landen en ontwikkelingslanden gelijkwaardige partners zijn. Vroeger bepaalde het Noorden de strategie. Het Zuiden bepaalt nu zelf hoe ze de armoede gaat bestrijden en worden daarin bijgestaan door rijkere landen. 6.3 Kansen: - Een aantal andere christelijke OS organisaties willen iets met hun achterban en/of jongeren m.b.t. hun projecten - Ownership van projecten bij lokale mensen staat centraal in OS beleid. Omdat World Servants al jaren zo werkt is het belangrijk dit te benadrukken. - Religie belangrijk binnen OS wereld. Omdat World Servants een christelijke organisatie is kan makkelijk aansluiting worden gevonden bij de meeste ontwikkelings NGO‟s in de projectlanden. - …………………………………. 6.4 Bedreigingen: - Samenwerking met andere organisaties kan erg tijdintensief zijn - Samenwerking kan wellicht missieverwaterend kunnen werken en de eigen identiteit van WSN (negatief) beïnvloeden. - ……………………………………….. 6.5 Conclusies: - Samenwerking met andere organisaties in zowel Noord als Zuid blijft heel belangrijk, zowel voor effectiviteit en impact van de World Servants projecten als wel voor de toegang tot subsidiestromen. - Het is voordelig voor World Servants om aansluiting te zoeken bij meerdere organisaties binnen PRISMA. Omdat andere organisaties andere accenten willen leggen in een project, zal World Servants er goed aan doen, met als basis de 4 basiselementen van een World Servants project, flexibele programma‟s mogelijk te maken. - Het is belangrijk om de werkzijze van World Servants in de externe communicatie meer te benadrukken. Bvb het laten liggen van het „ownership‟ van een project bij de lokale gemeenschap. 7. Fondsenwerving 7.1 Introductie Vanuit de deelnemersbijdragen wordt ongeveer 60 % van de projectkosten gedekt. Voor de overige 40 % is World Servants aangewezen op subsidies en eigen fondsenwerving. Dit is een taakgebied dat konstant grote uitdagingen het hoofd heeft te bieden. 7.2 Externe ontwikkelingen 7.2.1 Concurrentie neemt toe Omdat de eis vanuit het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking wordt gesteld om meer geld te werven via particulieren en bedrijven, is daardoor de concurrentie toegenomen. Dit betekent dat er meer marketingcampagnes worden gestart. Hierdoor moet er meer energie worden gestoken in het werven en kunnen minder bestedingen aan het goede doel zelf worden besteed. Het ISF vindt het echter een goede zaak dat de inkomsten van goede doelen verspreid worden over meerdere bronnen en dat niet alleen op de overheid geleund wordt. Bron: De Telegraaf 22-02-09 De toename van de concurrentie wordt dus onder meer veroorzaakt doordat het nieuwe ministeriele beleidskader de MFO‟s dwingt om 25 % van hun inkomsten door eigen fondsenwerving te genereren. We zien nu al dat bijvoorbeeld ICCO hierom is begonnen om projecten te organiseren voor jongeren (To Get There) waarbij de jongeren hun eigen reis en accommodatie betalen en daarbij nog minstens € 2.500,-
14
voor het project moeten genereren. In 2006 betrof dit een groep van 12 jongeren, in 2008 rond de 20. Indien dit programma echter zou groeien, kan het een bedreiging worden voor World Servants aangezien ICCO samen met KiA in dezelfde achterban opereert. Het is jammer dat hierin momenteel geen samenwerking met World Servants wordt gezocht. 7.2.2 Huishoudens geven minder aan goede doelen en willen transparantie in uitgaven In de afgelopen 15 jaar varieerde het gemiddelde bedrag dat huishoudens jaarlijks uitgeven aan goede doelen aanzienlijk. Begin jaren negentig daalde het bedrag, om vervolgens een aantal jaren op ongeveer hetzelfde niveau te blijven. Pas in 2004 trokken de uitgaven weer duidelijk aan, maar in 2007 daalden ze alweer. Een huishouden gaf toen gemiddeld 308 euro uit aan goede doelen. Dat is aanmerkelijk minder dan in 1992 toen nog 357 euro werd uitgetrokken. De uitgaven voor goede doelen maakten in 2007 ongeveer 1 procent uit van de totale bestedingen (bijna 30 duizend euro) van een huishouden. Ter vergelijking, de Nederlandse overheid besteedde dat jaar aan officiële ontwikkelingshulp ongeveer 0,8 procent van het bruto nationaal inkomen. (Bron: CBS webmagazine) Gemiddelde bestedingen van huishoudens aan goede doelen 1992-2007
Feit is in elk geval dat de tijd waarin mensen een leven lang trouw bleven aan een organisatie voorbij is. Uit een onderzoek van Onze Wereld (Onze Wereld publiceerde in 2006 een bijlage over particuliere initiatieven, getiteld „Mijn eigen goede doel‟) blijkt dat het aantal vaste donateurs in 2008 van 50 naar 43 procent is gedaald. Mensen geven liever incidenteel, aan collectes bijvoorbeeld. Het kost de gevestigde hulporganisaties dan ook de grootste moeite om donateurs vast te houden en nieuwe donateurs te werven. Marketing wordt daarom steeds belangrijker in de sector van de ontwikkelingshulp. Henk Jochemsen, algemeen directeur van Prisma, de vereniging van christelijke hulporganisaties, bevestigt dit. “De charimarkt, zoals de sector soms met lichte spot wordt genoemd, wordt steeds professioneler. Een euro kan maar één keer uitgegeven worden, dus organisaties moeten dit goed aanpakken.” Bron:”Ontwikkelingshulp voor doe-het-zelvers”- CV Koers mei 2009 De Nederlandse samenleving geeft op zich graag. Maar tegelijkertijd heerst er ongeloof en wantrouwen. De manier waarop er voortdurend een beroep wordt gedaan op ons medeleven roept herhaaldelijk irritatie op. Er heerst twijfel of het geld wel goed terecht komt. Bron: NRC Handelsblad 03-05-2008 7.2.3 Online fondsenwerving Traditionele methoden voor fondsenwerving staan maatschappelijk onder druk. De effectiviteit van direct mail daalt en het adressenbestand vergrijst. 81% van de Nederlandse bevolking heeft internet. Consumenten handelen betalingen af via internetbankieren. Daarnaast is er tegenwoordig steeds meer aandacht voor het transparant en verantwoord omgaan met gelden en het milieu. De markt speelt in op deze ontwikkelingen door het aanbieden van alternatieven,waaronder bijvoorbeeld de digitale nota (in plaats van papieren acceptgiro‟s die wordt uitgefaseerd). Met de digitale nota kunnen “leden” kiezen tussen een fysieke of digitale post (via internetbankieren). Tevens kunnen niet-leden zich via internetbankieren ook aanmelden die nu niet via direct mail bereikt worden. 7.2.4 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en Maatschappelijke betrokkenheid. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) breekt door in Nederland. Het aantal mkb-ers dat het Nieuwe Ondernemen heeft ontdekt groeit, de overheid gaat duurzaam inkopen, pensioenfondsen letten op MVO bij investeringen en de consumentenmarkt lijkt er ook rijp voor.Ondernemingen, die invulling willen geven aan MVO, doen dit in de praktijk vaak op zeer uiteenlopende manieren. Ze verschillen onder meer in de aandacht voor de rol en het commitment van de leiding, het hanteren van waarden en beginselen,
15
het ontwikkelen van een beleid, de inbedding van MVO in organisatorische processen en structuren, het meten van de impact en de vooruitgang van MVO, de beoordeling van managers en medewerkers en het afleggen van verantwoording ten overstaan van de stakeholders. Deze aspecten vragen meer of minder aandacht van alle ondernemingen – die daarin zelf hun eigen accenten aanbrengen en keuzes maken. Netwerken van bedrijven worden gevormd die verdere ontwikkeling en verdieping van maatschappelijk verantwoord ondernemen willen ontwikkelen en uitdragen (bijvoorbeeld MVO Nederland) Maatschappelijke betrokkenheid wordt vaak als onderdeel gezien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en krijgt meestal vorm door sponsering van allerlei projecten, zowel in de omgeving van het bedrijf als internationaal. Meer betrokkenheid van Friese bedrijven bij ontwikkelingswerk (Friese) bedrijven zijn de laatste jaren in toenemende mate maatschappelijk betrokken en voelen een mondiale verantwoordelijkheid ondanks de recessie. De betrokkenheid van bedrijven uit zich met name in sponsoring van projecten. Sommige bedrijven sturen personeel naar ontwikkelingslanden om daar klussen te doen. Er wordt het meeste gedaan aan armoedebestrijding, onderwijs en gezondheidszorg. Bron: Friesch Dagblad 25-03-09 7.2.5 Plaatselijke groepen Er is een trend met een toenemende hang om kleinschalige hulpverleningsprojecten te steunen met korte lijnen naar de giftgever. De gever kan zich dan beter identificeren met de doelstellingen van het project en kan daardoor zien dat zijn bijdrage het verschil kan maken in het welslagen van het project. Omdat World Servants (door met name de plaatselijke groepen) hier goed bij aansluit is dit een positieve ontwikkeling. Dit vraagt wel om helderheid van de projectdoelstellingen en kosten met daarbij aangepaste communicatie. Het is daarbij belangrijk om de punten waarop World Servants zich onderscheidt goed naar buiten te communiceren. Ook zal het belangrijk worden dat het mogelijkhedenpakket dat World Servants kan aanbieden aan plaatselijke groepen (voor financiële en participatieve deelname aan projecten) voor hen aantrekkelijk moet zijn. 7.3 Kansen: - Er is een trend met een toenemende hang om kleinschalige hulpverleningsprojecten te steunen met korte lijnen naar de giftgever - Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen breekt door in heel Nederland. - Online fondsenwerving 7.4 Bedreigingen: - De wereld van de fondsenwerving verandert snel. De concurrentie neemt toe, de donateur verlangt meer helderheid en er komen nieuwe manieren van fondsenwerving - Giftgevers worden steeds kritischer en willen zich minder binden voor een langere tijd. - Onder de giftgevers heerst ongeloof en wantrouwen. - De concurrentie op de fondsenwervingmarkt neemt toe. - Jongerenprogramma ICCO/KiA als het groter wordt. 7.5 Conclusies: - Omdat giftgevers steeds kritischer worden en zich minder willen binden voor een langere tijd moet de informatie naar giftgevers uitgebreider, specifieker en transparanter worden. - Vanwege de toegenomen concurrentie op de fondsenwervingmark is het belangrijk om de punten waarop World Servants zich onderscheidt goed naar buiten te communiceren en kwaliteit te leveren. - MVO biedt potentiële mogelijkheden, ook voor World Servants. Echter bedrijven moeten eerst warm worden gemaakt voor het werk van World Servants voordat ze zich zullen committeren. De plaatselijke groepen kunnen hierin een mooie rol vervullen. - World Servants moet toenadering zoeken tot KIA en het jongerenprogramma van de PKN. - Het verdient aanbeveling om de online fondsenwerving de komende jaren verder uit te werken. 8. Vrijwilligers 8.1 Introductie De missie van World Servants spreekt over het mobiliseren van mensen, die door hun handelen in de wereld een indruk achterlaten van Jezus Christus. Deel van de mensen die gemobiliseerd worden zijn de vrijwilligers, die in de organisatie werken. Vanaf de oprichting van World Servants in 1988 zijn er vrijwilligers betrokken geweest bij de voorbereiding en uitvoering van de projecten. Op allerlei gebieden zetten vrijwilligers zich in om de kwaliteit van de projecten op een hoog niveau te brengen en/of te houden.
16
World Servants onderkent hoe onmisbaar de vrijwilligers zijn voor de organisatie en, sterker nog, zij kiest er dus op basis van de missie van de organisatie voor, om zoveel mogelijk vrijwilligers in de organisatie in te zetten. 8.2 Externe ontwikkelingen 8.2.1 Het aantal vrijwilligers neemt toe Het aantal vrijwilligers in Nederland neemt toe, maar ze stellen wel hun grenzen waardoor hulporgani-+saties en verenigingen mensen tekort komen. Dus er zijn meer vrijwilligers nodig voor hetzelfde werk De nieuwe vrijwilligers komen het liefst in actie voor een bepaalde tijd of een vastomlijnde taak of project. Vrijwilligerswerk vindt vaak plaats binnen situaties en netwerken waar mensen in hun eigen leven mee te maken krijgen. Een vrijwilligers komt niet alleen iets brengen, maar komt ook wat halen. Bron: Nederlands Dagblad 16-08-2007 Bijna helft actief als vrijwilliger Bijna de helft van alle Nederlandse volwassenen is actief als vrijwilliger. Het grootste aandeel vrijwilligers is te vinden onder 35- tot 44 jarigen. Hoger opgeleiden doen meer en vaker charitatief werk dan lager opgeleiden. Bron: Nederlands Dagblad 24-07-08 8.2.2 Beschikbaarheid vrijwilligers daalt Vrijwilligersorganisaties vrezen dat minder burgers beschikbaar zijn door nadruk van het kabinet op langer werken. Het kabinet wil dat honderdduizenden mensen extra aan het werk gaan. Ook moeten mensen langer blijven werken. Anders zijn de gevolgen van de vergrijzing niet op te vangen. Maar naar de effecten daarvan op het grote leger vrijwilligers in Nederland wordt niet gekeken. Ongeveer vier miljoen mensen doen vrijwilligerswerk. Maar de tijd niet ze daaraan besteden, loopt wel terug (van gemiddeld 5 naar 4 uur per week). Het werven van vrijwilligers is niet het grootste probleem. Maar het vasthouden wordt moeilijker. Bron: Nederlands Dagblad 01-08-08 Vrijwillige inzet senioren daalt Het gemiddeld aantal uren vrijwillige arbeid door senioren daalt. Vitale ouderen zijn van oudsher “grootleveranciers” van onbetaalde arbeid. Ze hebben het nu steeds drukker met betaald werk, oppassen, hobby‟s). Bron: Nederlandse Dagblad 23-07-08 8.2.3 Vrijwilligers in achterban World Servants World Servants heeft een grote achterban die de organisatie een warm hart toedraagt. Vele (oud) deelnemers blijven bij World Servants betrokken als vrijwilliger. Deze groep mensen zal gekoesterd moeten worden. 8.3 Kansen - Potentie van aantal vrijwilligers in achterban World Servants - Omdat een World Servants project een afgebakend geheel is, is het feit dat vrijwilligers zich voor een afgebakende taak willen committeren een kans voor de deelnemerswerving voor de projecten. 8.4 Bedreigingen - Meer vrijwilligers nodig voor hetzelfde werk - Beschikbaarheid vrijwilligers daalt 8.5 Conclusie: - World Servants is sterk afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. Momenteel is er echter in het aanbod hiervan geen probleem. De genoemde bedreigingen lijken genivelleerd te worden door de potentie van het aantal vrijwilligers in de achterban van World Servants. - World Servants kan prima tegemoet komen aan de wens van vrijwilligers om een afgebakende taak of project te doen (bijvoorbeeld een World Servants project, de organisatie van het Voorbereidingsweekend, het festival, trainingen, Set-up reizen etc.). Desondanks zijn er ook vrijwilligers nodig die op kantoor reguliere werkzaamheden uitvoeren (deelnemersadministratie, gereedschappen, ondersteuning Project Management en Kantoor Management).
17
Bijlage 1
Aantal deelnemers per soort projecten Aantal deelnemers per soort project 16-23 / 16-24
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
433
476
485
503
600
496
520
506
0
31
0
0
0
32
-
24
123
54
67
58
54
39
-
45
0
37
27
92
92
142
197
155
123
103
133
60
67
0
-
-
POM /ICT
0
51
41
75
84
196
93
68
Grote groep
0
0
0
0
0
133
92
61
679
752
753
791
897
1.038
902
859
16-30 21-30 / 21-40 21+ / 25-75 30+
Totaal
Aantal deelnemers begroting versus realisatie
1200
Aantal deelnemers
1000
800 Begroting
600 Aantal dln
400
200
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Jaartal
18
Aantal recidivisten In 2010 zijn 470 (55%) deelnemers voor het eerst met een World Servants project meegeweest. Dit is vergelijkbaar aan 2009. Jaar Dln 1e % Vrouw/ keer man % 2003 679 379 56% 55/45 2004
752
446
59%
54/46
2005
753
430
57%
55/45
2006
791
466
59%
56/44
2007
897
508
57%
57/43
2008
1.038
666
64%
57/43
2009
902
486
54%
57/43
2010
859
470
55%
56/44
Kerkelijke achtergrond Een groot deel van de deelnemers heeft in 2010 geen kerk ingevuld (25%). Dit is opvallend veel hoger dan 2009. Conclusie blijft dat het overgrote segment de Protestantse kerk Nederland is. Kerken indeling
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Protestantse Kerk in Nederland Gereformeerd Vrijgemaakt
65%
62%
55%
57%
58%
46%
54%
29%
5%
7%
7%
7%
6%
4%
4%
5%
Christelijk Gereformeerd
3%
3%
3%
2%
3%
2%
6%
2%
Nederlands Gereformeerd
6%
5%
4%
3%
4%
5%
3%
2%
Rooms Katholiek
3%
3%
4%
3%
2%
2%
3%
2%
Evangelische Gemeenten
8%
5%
3%
8%
7%
6%
4%
7%
Gereformeerde Gemeenten
1%
5%
3%
4%
5%
8%
8%
7%
(vrije) Baptisten
2%
0.4%
1%
3%
2%
4%
6%
3%
Overige kerken
2%
2%
2%
1%
1%
5%
2%
17%
Onbekend
2%
6%
13%
5%
8%
13%
5%
25%
Geen kerk
3%
3%
5%
5%
4%
6%
6%
0,2%
Totaal aantal deelnemers
679
746
753
791
897
1.038
903
859
19
In Euro's
Gemiddelde deelnemerskosten per project € 60.000 € 50.000 € 40.000 € 30.000 € 20.000 € 10.000 €0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Jaar
Subidies NCDO/KPA/MATRA 2001 112.592 2002 142.935 2003 61.225 2004 106.279 2005 142.808 2006 2007 2008
Prisma/ICCO 27.676 26.913 43.362 88.745 95.405 124.408
Wilde Ganzen WG/NCDO 58.515 21.950 233.532
MFS
Totaal 140.268 169.848 163.102 216.975 238.213 357.940 458.387 479.310
Aantal bezoekers website
pageviews per jaar 450000 400000 350000 300000 250000 200000 150000 100000 50000 0 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
20
Pageviews per maand 60000 50000 2002
40000
2003
30000
2004
20000
2006
10000
2007 2008
0
2009
Het aantal pageviews lag in 2009 op 393.215, dit waren 16.106 bezoeken minder dan vorig jaar. Of deze lijn zich doorzet, is nu nog niet te zeggen. De piek in de zomermaanden blijft goed te zien en ook aan het begin van het nieuwe projectseizoen zijn er duidelijk meer bezoeken op de website.
Vaste donateurs en mailingen
Bedrag
Vaste donateurs en mailingen
€ 100.000 € 90.000 € 80.000 € 70.000 € 60.000 € 50.000 € 40.000 € 30.000 € 20.000 € 10.000 €0
Totaal mailingen Vaste donateurs
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Jaar
Verhouding vaste donateurs en mailingen
€ 150.000 € 100.000 Bedrag Vaste donateurs
€ 50.000
Totaal mailingen
€0 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Jaar
21