onl
Algemene Onderwijsleer Jaar I (4e studiejaar)
Inhoudsopgave
In de opleiding wordt begonnen met basisinformatie over alledaagse situaties uit het muziekonderwijs, zoals bijvoorbeeld: hoe om te gaan met leerlingen in een beginsituatie, wat is een effectieve structuur van een les, hoe leert men een leerling studeren, etc. Door middel van informatie over onderwerpen als ontwikkelingspsychologie en leerpsychologie worden middelen geboden voor een gedifferentieerde aanpak en lange termijn-planning van de vocale en instrumentale muzieklessen. Ten slotte wordt nagedacht over de plaats die muziekonderwijs heeft in opvoeding en educatie.
Tijdens het internet-studiejaar zullen 12 lesthema’s worden behandeld. Deze lesthema’s worden verdeeld over de volgende 15 leseenheden: 1)
Het aanvangsonderwijs
2)
Lesopbouw en organisatievormen
3)
Leren studeren in het muziekonderwijs
4)
Instrumentaal en vocaal groepsonderwijs,
5)
Motivatie ontwikkelen / zicht krijgen op persoonlijke motivatie
6)
Didactische werkvormen en methodische principes van het muziekonderwijs
7)
Leermechanismen en muziekonderwijs I (leren van enkelvoudige associaties, leren door versterking, leren binnen een context, leren met een of beide hersenhelften, leren door imitatie)
8)
Leermechanismen en muziekonderwijs II (psychomotorisch leren, leren via verscheidene kanalen, leren door ontdekken, integratie van diverse leervormen: de leerpsychologie van R. Gagné in relatie tot het muziekonderwijs, evaluatie van leerstrategieën in het muziekonderwijs)
9)
Muziekonderwijs in relatie tot de ontwikkelingspsychologie I (peuter, kleuter, basisschoolleeftijd)
10)
Muziekonderwijs in relatie tot de ontwikkelingspsychologie II (puberteit, adolescentie, jong-volwassenheid, volwassenheid, ouderdom)
11)
Methodiek muzikale leergebieden I (expressie, gehoortraining, interpretatie, houding en musiceerbewegingen)
12)
Methodiek muzikale leergebieden II (improvisatie, compositie, a-prima-vista musiceren, uit-het-hoofd musiceren, theorie, samenspel)
13)
Onderwijsrelatie docent-leerling
14)
Het begrip muzikaliteit
15)
Algemene pedagogiek en muziekonderwijs (wijzigingen in de volgorde voorbehouden!)
Algemene Onderwijsleer voor de richtingen
klassieke en lichte muziek
onl
Studeerfasen
Onafhankelijk van welke van de drie studeerstrategieën wordt gekozen zijn in het studeerproces verschillende fasen aan te wijzen. Als volgt:
1) Verkenningsfase Deze fase omvat de eerste kennismaking, het in kaart brengen van de vereiste technieken en stilistische eisen. Het doel is een globaal klankbeeld en een plan van aanpak te ontwikkelen. Het ligt voor de hand het werk een keer van blad uit te voeren voor een globaal beeld ervan. Het verdient aanbeveling het stuk maar een beperkt aantal malen in tempo a vue uit te voeren. De fysieke en mentale spanning die daarbij ontstaan worden snel een gewoonte. Een studeerstrategie en eventuele technische oefeningen worden gekozen.
2) Opbouwfase Een van bovenstaande studeerstrategieën wordt met discipline uitgewerkt. De opbouwfase is voltooid wanneer de ene beweging de volgende begint op te roepen, kortom wanneer zich automatismen beginnen te vormen.
3) Consolidatiefase Het stuk gaat steeds soepeler lopen. Men hoeft niet meer zo precies te kijken welke noten er in de partituur staan. Mechanistisch herhalen is een dreigend gevaar. Opdrachten die men zichzelf stelt en een goede evaluatie daarvan blijven ook nu van belang.
4) Bezinkingsstadium Het kan gunstig werken wanneer men het stuk vóór een uitvoering enige tijd weglegt om het te laten bezinken. De biochemische processen voor de ontwikkeling van neurologische verbindingen gaan nog een tijd door, ook na het bewuste studeren. Het resultaat verbetert zonder inspanning (“wijnkeldereffect”).
Tijdens de verschillende studeerfasen kan zich de indruk vestigen dat het studeren een averechts effect heeft, het resultaat lijkt steeds slechter te worden. Dat is een subjectieve beleving van het verschijnsel leerplateaus. De ontwikkeling van het leerresultaat voltrekt zich niet lineair maar gaat via leerplateaus:
leerresultaat
inspanning / tijd
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 8
onl
In het begin van het bestuderen van een nieuw werk is de stijging het grootst. Tijdens de horizontale delen van de plateaus vindt een consolidatie (versteviging) van het leerresultaat plaats. Door de inspanning te relateren aan het resultaat lijkt dit terug te lopen. Samen met de moeite die het leren van automatismen aanvankelijk kost en de betrekkelijk geringe wendbaarheid van automatismen vormt het gegeven van de leerplateaus een derde weerstand bij het ervaren van het nut van studeren bij beginnende leerlingen.
Studeren als herhalen
Studeren hangt samen met herhalen. In één studeersessie kost het maximaal 20 herhalingen om een passage motorisch foutloos te kunnen uitvoeren. Meestal volstaan 5 tot 9 goede herhalingen. Belangrijk is daarom dat de bewegingen telkens op een kwalitatief goede manier worden uitgevoerd. De sessies daarna kan het aantal herhalingen langzamerhand verminderen. Andere facetten van het musiceren dan de bewegingen, zoals articulatie, dynamiek, timing etc. vragen ook weer een zelfde aantal herhalingen. Het is te adviseren enig zicht te houden op het aantal herhalingen per parameter per studeersessie. Dit voorkomt teveel dan wel te weinig herhalen voor een stabiel resultaat. Het veranderen van een eenmaal ingestudeerde beweging kost vele malen meer herhaling.
Omgaan met fouten tijdens het studeren
Een beslissende factor in het studeersucces is de wijze waarop men men omgaat met fouten tijdens het studeren. Fouten moet men niet zien als falen, want ze behoren als vanzelfsprekend bij de meeste leerprocessen. 1) Fouten als informatiebron Neem de fout bewust waar en beschouw deze als een bron van informatie. Een fout kan ontstaan door een moeilijkheid op een heel andere plaats, of in de andere hand. Soms ontstaan fouten doordat men onbewust de muziek wil corrigeren zoals wanneer er sprake is van dissonanten, een onwelgevallige gevoelsinhoud, interferentie van een gelijksoortige passage die gering afwijkt, etc. 2) Fout definiëren Omschrijf de fout zo precies mogelijk om de afwijking van het bedoelde zo helder mogelijk voor de geest te krijgen. 3) Opzettelijke fouten Soms kan het helpen de fout bij de volgende herhaling te proberen nogmaals te maken. De beweging die de fout veroorzaakt wordt hierdoor helder belicht en bewust gemaakt. Herstel is dan eenvoudiger, ook omdat de energie, die het zich verzetten tegen de fout kost, niet meer nodig is. 4) Doorspelen bij fouten Men moet leren doorgaan bij het maken van een fout. Tijdens de les dient de docent daarom de eerste keer dat de leerling het stuk ten gehore brengt niet te interrumperen. Wanneer de cadans blijft doorgaan vallen fouten vaak nauwelijks op. Tijdens de fase van het studeren waarbij de goede beweging van een fragment wordt ingeprent door middel van herhalen is het zeer ongewenst door te spelen wanneer zich een fout voordoet. Elke herhaalde fout in dit stadium kent een leereffect.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 9
onl
5) Herstelde fouten inpassen “Het geheel is meer dan de som van de delen”. Wanneer men een fout heeft geanalyseerd en vervolgens hersteld, is het noodzakelijk de passage waarin de fout zich voordeed in te passen in het grotere geheel. Een aantal maten terug beginnen levert vrijwel zonder uitzondering de ervaring op dat de fout weer terugkeert, ook na goed oefenen op het herstel. Ook de aansluiting met het geheel moet vervolgens worden geoefend. 6) Fouten als overeenkomst met een artistieke uitvoering Het is geen artistiek ideaal foutloos te musiceren. Musiceren houdt immers voor een deel afwijken van al te grote exactheid in.
Studeren en het ontwikkelen van snelheid
Hoe wordt uiteindelijk het gewenste tempo bereikt? Voor het ontwikkelen van snelheid in de uitvoering zijn de volgende studeertechnieken raadzaam: 1) Automatismen Wanneer zich automatismen beginnen te vormen het stuk af en toe in het muzikaal gewenste tempo uitproberen. Wanneer dit niet ontspannen lukt moet men het tempo weer terugbrengen naar een ontspannen uitvoering. Dit basistempo kan steeds hoger komen te liggen. 2) Ritmische varianten In snelle passages met dezelfde notenwaarden kan men het ritme variëren: gepuncteerd, triolen, omgekeerd gepuncteerd (kort-lang) enzovoort. Nadat deze toegevoegde moeilijkheid lukt blijkt de oorspronkelijke beweging makkelijker te zijn geworden. 3) Steunpunten Men speelt (zingt) alleen de noten die op de tel-eenheid komen in het tempo waarin die tel-eenheid uiteindelijk moet worden uitgevoerd. De tussenliggende noten worden weglaten. Door deze studeertechniek krijgt men visueel en auditief overzicht. Vergelijkbaar is de volgende tip: Het notenbeeld van een snelle passage intact laten, daarin steunpunten kiezen – met grote snelheid naar die steunpunten toespelen/zingen, vervolgens op het steunpunt blijven rusten, tot de volgende groep noten uiterst snel wordt uitgevoerd. Dan weer “uitrusten” enz. 4) Voorstellen in tempo De muziek in het gewenst tempo voorstellen draagt veel bij aan de ontwikkeling van snelheid. De exactheid van de voorstelling bepaalt de grenzen van de snelheid. Hoe paradoxaal het ook klinkt: hoe langzamer men heeft gestudeerd hoe sneller het uiteindelijke tempo later vaak kan worden. De verklaring is dat in een langzaam tempo men zich goed kan concentreren op het klankbeeld.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 10
onl
VOORWAARDEN VOOR GOED STUDEREN
Fysieke voorwaarden
Een goede conditie draagt veel bij aan een goed studeerresultaat: voldoende slaap, frisse lucht, en gezonde regelmatige, afwisselende maaltijden. Ook een studieruimte waarin men zich prettig voelt behoort tot de fysieke voorwaarden. De reproductie van het geheugen werkt het best wanneer de omstandigheden waaronder men moet reproduceren gelijksoortig zijn aan de de omstandigheden tijdens het studeren. Is men bijvoorbeeld gewend koffie te drinken tijdens het studeren, dan zal reproductie na koffieconsumptie beter gaan dan zonder. Is men gewend 's morgens te studeren an zal reproductie ‘s avonds minder succesvol zijn. Enzovoort.
Studietijden
Een vast studeerrooster op tijden dat men zich het best kan concentreren is natuurlijk het meest ideaal. Studeren met uitsluitend plichtsbesef en discipline als motivatie is bedenkelijk. Wanneer de lust ontbreekt is het vaak beter van studeren af te zien. Een test is of men zich kan concentreren op de emotionele inhoud van de muziek. Indien dat niet het geval is, is het gevaar van mechanistisch werken te groot. Pauzes zijn geen tijdverlies, maar noodzakelijk voor consolidatie van het resultaat. Een gespreid studeerrooster levert meer resultaat dan hetzelfde aantal uren in een keer achter elkaar.
Studeren en leeftijd
In de leseenheid Ontwikkelingspsychologie en muziekonderwijs wordt nader ingegaan op aandachtspunten ten aanzien van leeftijd. De volgende paragraaf behandelt de kansen en beperkingen die de verschillende ontwikkelingsfasen ten aanzien van studeergedrag kennen.
Peuters en kleuters
Peuters en kleuters zijn hartelijk welkom op de muziekles. Kinderen tot een jaar of zeven à acht moeten echter niet worden verplicht te studeren. Het onderwijs aan deze kinderen draagt een speels karakter. Rituelen, vaste les-onderdelen en spontane herhaling zijn voor hen de natuurlijke vervanger van gericht studeren. Jonge kinderen houden van rituelen. Herhaling is voor hen een bron van plezier, zeker wanneer de handeling goed lukt. Wanneer deze kinderen een les-activiteit leuk vinden zullen ze deze zeker thuis herhalen. De ouders kunnen daaraan deelnemen, vooral wanneer ze de lessen bijwonen. Voor studeren zijn er diverse ontwikkelingspsychologische voorwaarden nodig die tot een jaar of acht meestal niet zijn vervuld: 1) Tijdsbesef Het kunnen indelen van een studieweek vraagt een abstract tijdsbegrip. Kinderen van deze leeftijd halen vaak nog de begrippen “vandaag” en “morgen” door elkaar. “Over drie dagen” heeft vaak nog de handelingsgeoriënteerde uitleg “nog twee nachtjes slapen” nodig. Overzicht over een week is nog afwezig. 2) Zichzelf kunnen beoordelen via criteria van een ander Kinderen van deze leeftijd ervaren zichzelf als het middelpunt van de wereld. Om te kunnen studeren heb je inlevingsvermogen nodig in het gezichtspunt van anderen op jouw activiteiten. 3) Kunnen ordenen volgens een bepaald principe Om jezelf opdrachten te kunnen geven moet je kunnen ordenen. Kinderen beschikken nog over te weinig systematiek om te kunnen studeren.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 11
onl
4) Twee of meer dimensies van het musiceren tegelijk kunnen overzien Het belangrijkste verschil van peuters en kleuters met kinderen boven een jaar of acht en volwassenen is waarschijnlijk wel dat peuters en kleuters het moeilijk vinden twee gezichtspunten tegelijkertijd met hetzelfde gewicht in het bewustzijn te houden. Om te kunnen studeren moet men bijvoorbeeld tempo en bewegingen gecoördineerd in de gaten kunnen houden. 5) Oorzaak en gevolg kunnen onderscheiden Peuters, kleuters en kinderen tussen zes en acht jaar hebben vaak nog moeite oorzaak en gevolg te onderscheiden. Een natuurkundige kijk ontstaat pas rond een jaar of negen. Om fouten te kunnen analyseren moet men echter wel over dit vermogen beschikken. Het studeren van wonderkinderen bestaat vaak uit het uitzoeken op het gehoor van bekende liedjes en het spontaan herhalen ervan. Een vriendelijk belangstellende sociale omgeving zorgt voor de extra motivatie om veelvuldig met het instrument bezig te zijn.
Negen tot twaalf jaar
Puberteit
© Schumann Akademie
De kinderen in deze leeftijd hebben het stadium bereikt dat ze zelfstandig zouden kunnen studeren. Nu gelden de volgende aandachtspunten: 1)
De ouders spelen vooral een rol door hun interesse en meeleven, en daarnaast minder (alleen als het kind het wenst) als studiebegeleider
2)
De leerling kan zelf het huiswerk samenvatten en opschrijven. Hierdoor wordt het beter onthouden.
3)
De leerling hebben behoefte aan een studeerschema of studeerscript. Een werkblad waar een verdeling van de stof over de weekdagen op staat vermeld kan nuttig zijn.
4)
De leerling heeft behoefte aan belonen en prijzen van studeergedrag. De docent moet enthousiast reageren op iedere studieactiviteit van het kind. Wanneer men een goede voorbespreking in de les houdt van nieuw materiaal weet de docent door de activiteiten van de leerling daarbij vrij precies wat het peil is van de eerste reactie op het materiaal. Iedere verbetering daarna moet dus thuis tot stand zijn gekomen.
In de puberteit staat het vinden van de eigen identiteit vaak centraal. Eigen gevoelens en gedachten en een nieuw sociaal leven met nieuwe normen en waarden worden nu zo belangrijk dat studeren voor veel pubers geen prioriteit heeft. Maak een duidelijke studeerovereenkomst met de leerling als deze uiteindelijk kiest voor muziek waarvoor hij zich interesseert. Deze leeftijd vraagt begrip van de kant van de docent. Eerste doel is de leerling voor het musiceren te behouden. Veel latere professionele musici hebben echter juist in de puberteit een enorme expansie van studieactiviteiten meegemaakt in de puberteit.
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 12
onl
Volwassenen
Volwassenen hebben vaak een druk leefpatroon. Voordat de lessen van start gaan moet goed duidelijk worden gemaakt dat er een studeernoodzaak bestaat. Allerlei andere activiteiten, zoals sport, autorijles, etc. vragen veel minder zelfstandig werken thuis dan muziekonderwijs. Dit staat de volwassene niet altijd vooraf helder voor de geest. Mocht de leerling door tijdgebrek tijdelijk niet kunnen studeren kan men de afspraak maken dat er tijdens de les wordt gestudeerd. Het voorstel van veel volwassenen pas in de les terug te komen wanneer de drukte voorbij is minder gewenst vanwege het dreigende gebrek aan continuïteit. Studeren tijdens de les biedt allerlei nieuwe kansen. De gewoonte van veel volwassenen zichzelf te onderbreken tijdens het musiceren op de les om vervolgens vragen te stellen of zichzelf kritisch te beoordelen staat een goede studeermethode in de weg. Er is dan meestal sprake van een afweermechanisme. Het afweermechanisme dient ertoe de spanning tijdens de les te verminderen. Voor volwassenen levert de muziekles meer onaangename spanning op dan bij kinderen. Enerzijds ontstaat die spanning door de rol van leerling die de volwassene moet innemen. Bovendien is het muzikale voorstellingsvermogen van de leerling wel zodanig ontwikkeld dat hij een goed beeld heeft van hoe de muziek zou moeten klinken. Het is dan zeer onaangenaam te merken dat het niet zo niet lukt. Deze beide spanningsbronnen zoeken een uitweg. Door zichzelf dezelfde rol aan te meten als de docent ontstaat nu subjectief een gelijkwaardige relatie: de spanning is weg. Dat dit afweermechanisme wordt ingezet is de leerling zich vaak niet of nauwelijks bewust. De inbreng die de leerling heeft doet vaak in het geheel niet ter zake voor de verbetering van het resultaat. Zelden komt het onderwerp overeen met de prioriteit van de docent. Het feit dat deze iets aan de orde stelt of kritiek heeft is al voldoende om de spanning weg te laten ebben. Voor goed studeren is echter van belang dat de leerling een stuk leert uit te spelen of zingen. Het stoppen verstoort vaak een goede evaluatie. Hoe men met dit veelvoorkomende probleem moet omgaan als docent is een van de onderwerpen in de leseenheid over ontwikkelingspsychologie.
Ouderen
Studeerbiografie
© Schumann Akademie
Bij ouderen bestaat soms de neiging teveel te willen. De overvloed aan tijd en het besef dat de mogelijkheden eindig zijn werken dit in de hand. Het studeren voltrekt zich dan soms te fanatiek. De docent dient het belang van pauzeren te bespreken.
Ieder leert op zijn eigen manier. Die aanpak verandert vaak ook gedurende de levensloop. Er ontwikkelt er zich een studeerbiografie. Studeermethoden die in beginsituaties effectief zijn blijken later vaak inadequaat, of zelfs belemmerend. In die studeerbiografie ontwikkelt zich kennis van muziektheorie, fysiologie en anatomie, leerpsychologie, het instrument, natuurkundige werking van muziek en kennis over zichzelf. Het in de loop van het leven veranderende artistieke doel: “wat wil ik artistiek bereiken” vraagt voortdurend om aanpassingen van het studeren.
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 13
onl
Leren studeren en lesstructuur
Studeren leert de leerling tijdens de lessen. De systematiek waarmee de docent het muziek maken aanpakt weerspiegelt de studeermethode die de leerling zich eigen maakt. De les kan op verschillende manieren worden opgebouwd. De docent dient zich van de effecten van de lesstructuur op het studeergedrag bewust te zijn. Daarnaast kan de docent informatie verschaffen over problemen bij het studeren. De info uit deze leseenheid kan in de loop van de tijd ook aan de leerlingen worden overgedragen. Tijdens het behandelen van nieuw materiaal krijgt de leerling een studeeraanpak aangereikt. Hier geldt het advies: geef aan beginnende leerlingen niet meer op dan tijdens de les is besproken. De huiswerkopdracht is een geëigend moment voor het leren studeren. Laat de leerling zelf formuleren wat hij/zij nog wil verbeteren aan het stuk en op welke manier dat kan worden aangepakt. Bepreek bij kinderen met de ouders welke rol zij kunnen vervullen bij het studeren. Hun taak bestaat vooral uit enthousiaste belangstelling: “laat dat mooie stuk nog eens horen”. Controle of ongevraagde assistentie zijn minder gewenst. Stel met kinderen vanaf een jaar of negen een oefenschema op waarbij tijden per dag worden vastgesteld, tien à twintig minuten.
Samenvatting en aandachtspunten
Er zijn drie soorten studeerstrategieën: 1) 2) 3)
uitgaan van het gehele stuk (globale aanpak) uitgaan van het samenvoegen van elementen uitgaan van het samenvoegen van chunks - bouwstenen.
Er zijn van de globale aanpak enkele varianten: de globaal-langzaam aanpak, de studeerstrategie van Kato Havas en het mentaal studeren. De verschillende studeerstrategieën, of combinaties ervan, kunnen allemaal hun diensten bewijzen.
Het gaat om het bereiken van de doelstelling zoveel mogelijk representaties van het stuk in het brein te verwezenlijken. Er zijn een vijftal manieren waarop het stuk kan worden opgeslagen in het geheugen: 1) 2) 3) 4) 5)
als klankbeeld als motorisch script in de vorm van automatismen als muzikaal verhaal als weergave van een emotionele en of spannings-ontwikkeling in de vorm van symbolen – het notenbeeld.
Studeren moet gericht zijn op stabiliteit van de uitvoering en op comfort van de speler. Het comfort moet vanaf de eerste studeersessie worden ingebouwd door langzame ontspannen bewegingen in een goede musiceerhouding. Spanningen in het begin worden sterk uitvergroot in de uiteindelijke uitvoering. Er zijn verschillende studeerfasen aan te wijzen: 1) 2) 3) 4)
© Schumann Akademie
verkenningsfase, globaal klankbeeld en plan van aanpak opbouwen opbouwstadium, onder meer een begin maken met het opbouwen van automatismen consolidatiefase, soeplesse en finesses aanbrengen bezinkingsstadium, enige tijd afstand nemen voor verdere verwerking
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 14
onl
Tijdens deze fase zijn leerplateaus merkbaar. Leren voltrekt zich niet in een rechte lijn van de beginsituatie naar het eindresultaat. In het begin is er veel resultaat. Later zijn er regelmatig consolidatie momenten waar het leren stil lijkt te staan of subjectief zelfs terug lijkt te lopen. Studeren houdt ook herhalen in. Herhalen moet verstandig plaatsvinden. 5 à 9 goede uitvoeringen van een passage volstaan meestal in een beginsessie om een bewegingspatroon goed te verankeren. Studeren houdt op een goede manier met fouten omgaan in. Een fout moet niet worden ervaren als falen, maar als bron van informatie over de betreffende passage. Als de fout goed wordt omschreven kan hij bijdragen aan bewustwording van het betreffende fragment. Opzettelijk proberen de fout nogmaals te maken kan daar ook aan bijdragen Herstelde fouten moeten goed worden ingepast in het grote geheel. Naast herstellen van fouten is het ook belangrijk door te kunnen spelen bij een fout. Studeren kent fysieke voorwaarden. Ook de tijdsindeling speelt een rol bij de optimalisering van het resultaat. In de verschillende levensfasen wordt studeren anders beleefd. Peuters en kleuters zouden niet moeten worden verplicht om te studeren, zij moeten speels worden benaderd. Vanaf een jaar of negen kan men effectief studeren, mits het goed wordt begeleid door docent en ouders. In de puberteit vormt studeren vaak een probleem. Volwassenen worden vaak gehinderd door tijdgebrek. Ouderen daarentegen studeren soms te fanatiek.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 15
onl
Progressieopdracht (uitwerking inleveren per
Beschrijf aan de hand van een concreet werk uw eigen studeeraanpak. Volg daarbij de onderstaande vragenlijst.
E-mail)
Facultatieve opdrachten
1)
Welke studeerstrategie(ën) volgt u?
2)
Welke doelstellingen streeft u daarbij na?
3)
Hoe gaat u om met herhalen?
4)
Hoe zorgt u voor ontspannen bewegingen?
5)
Hoe gaat u om met fouten?
6)
Hoe bereikt u het uiteindelijke tempo van het stuk?
7)
Formuleer naar eigen inzicht eventuele overige opmerkingen.
1)
Bestudeer hoofdstuk Het studeren uit het boek de didaktiek van de instrumentale en vocale muziekles van Tom de Vree en geef een overzicht van overeenkomsten en verschillen met bovenstaande leseenheid.
worden aangeboden)
2)
Bestudeer hoofdstuk V: Concentratie en studeren uit het boek van Hiepko Boer Didaktiek in houtskool en geef een overzicht van overeenkomsten en verschillen met bovenstaande leseenheid.
Reflectieve vragen en opdrachten
1)
Welke studeerstrategieën kent u?
(beantwoording/uitwerking
2)
Waarom zijn de strategieën van Havas, globaal-langzaam en mentaal studeren varianten van de globale aanpak?
3)
Welk doel moet worden nagestreefd bij het studeren?
4)
Met welke werkwijzen kan het bewegen ontspannen blijven tijdens studeren en uitvoering?
5)
Welke fasen zijn er in een studeerproces aan te wijzen?
6)
Wat wordt bedoeld met leerplateaus?
7)
Noem aandachtspunten bij het omgaan met fouten tijdens het studeren
8)
Hoe verhouden zich de begrippen studeren en herhalen?
9)
Hoe kan men vanuit een langzaam studeertempo het uiteindelijk gewenste tempo van een stuk bereiken?
10)
Noem aandachtspunten bij het studeren van zeer jonge kinderen, schoolkinderen, pubers, volwassenen en ouderen.
(uitwerking kan desgewenst per E-mail ter correctie
niet inzenden)
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 3
Pagina 16
Algemene Onderwijsleer voor de richtingen
klassieke en lichte muziek
onl
Lichaamstaal De laatste vijftig jaar is er veel onderzoek gedaan naar lichaamstaal. Spectaculaire resultaten werden daarmee bereikt. Toepassing van deze onderzoeksresultaten in de praktijk vond plaats op het gebied van de psychotherapie, management, reclame, onderwijs en politiek. Op integere wijze wordt in psychotherapie en onderwijs lichaamstaal ingezet om enerzijds een beter begrip te krijgen voor de mensen waar mee wordt gewerkt, anderzijds om de werkwijzen van die vakgebieden te optimaliseren. Politici maken sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1961 (Kennedy - Nixon) op uitgebreide schaal gebruik van de onderzoeksresultaten rond lichaamstaal, vanwege de prominente rol van het destijds nieuwe medium televisie tijdens deze verkiezingen. Desgewenst kan men zich bij deze toepassing vragen stellen rond integriteit. Wanneer de lichaamstaal onomwonden uitdrukking is van het innerlijke beleven lopen de expressieve bewegingen synchroon en stemmen overeen met het (eventuele) spraakritme. Dit kan men waarnemen op filmopnamen die met uiterst snelle camera’s werden opgenomen. Ook blijkt uit deze opnamen dat er zeer kleine storingen plaatsvinden als de innerlijke bedoeling niet overeenstemt met datgene dat wordt geuit. Gedurende zeer korte momenten wordt dan uitdrukking gegeven aan de eigenlijke bedoeling en bijbehorende emotie. Wanneer twee of meer mensen harmonisch met elkaar communiceren, treedt een bewegingssynchronie op: de bewegingen van de mensen gaan meer en meer op elkaar lijken. Lichaamstaal wordt zo het resultaat én de indicator van harmonie/ disharmonie, evenals van sympathie/ antipathie van degene die communiceert. Lichaamstaal is een veel ouder communicatievorm dan de spraak. Het werkt veel indringender en emotioneler. Daarbij komt dat een groot deel van onze uitdrukkingsbewegingen onbewust en ongecontroleerd plaatsvinden. Circa tweederde van onze communicatie vindt dan ook plaats via de lichaamstaal.
Een docent dient zich om die redenen van dit vakgebied op de hoogte te stellen. Aandacht voor lichaamstaal ten behoeve van een goede relatie met de leerling én een optimaal leerresultaat in het muziekonderwijs zou de volgende aandachtspunten moeten omvatten:
© Schumann Akademie
•
De waarneming van de eigen lichaamstaal en die van de leerling verbeteren.
• • •
De lichaamstaal positief ontwikkelen. Het repertoire aan uitdrukkingsmiddelen vergroten Lichaamstaal doelgericht en variabel inzetten
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 8
onl
Problemen bij de interpretatie van lichaamstaal
Niet altijd is lichaamstaal eenduidig te interpreteren. Knijpen met de ogen kan bijvoorbeeld angst of verlegenheid uitdrukken, maar kan ook veroorzaakt worden door slecht zicht. Fysieke kenmerken kunnen ook de werking hebben van lichaamstaal: iemand met zware oogleden wordt snel als slaperig en lui gezien, een rimpel boven de neus: strengheid etc. Lichaamstaal is deels cultureel bepaald. In Italië is het gebruikelijk met veel bewegingen het gesproken woord te onderstrepen. In Japan zijn uitdrukkingsbewegingen tijdens het spreken nog spaarzamer dan in Nederland. In Noord Afrika is het beleefd de ogen neer te slaan bij het spreken. In Nederland wordt dat als een uiting van onbetrouwbaarheid gezien (niet durven aankijken). Het snelle spreken en elkaar aanraken dat Arabieren en Turken tentoon spreiden vinden we in Nederland ongegeneerd gedrag. Ook binnen onze cultuur zijn er flinke aangeleerde verschillen, bijvoorbeeld gerelateerd aan sekse, sociale klasse of bedrijfscultuur. Vaak zijn oversprongbewegingen waarneembaar, afleidingsmanoeuvres in spannende situaties. Aan de neus vegen, in de ogen wrijven aan de wang krabben, buiten de wil om (glim)lachen, aan de vingers gaan peuteren, met potlood spelen, in de nek pakken enzovoort. Ze hebben met het onderwerp niets te maken en verminderen daardoor de spanning. Als er toevlucht wordt genomen tot overspronghandelingen maakt dat de toehoorder wel duidelijk dat er sprake is van een zekere spanning.
De verschillende facetten van lichaamstaal
Lichaamstaal omvat veel meer dan de uitdrukkingsbewegingen van het lichaam. Het wordt samengesteld uit de volgende facetten:
• • • • • • •
Mimiek
© Schumann Akademie
Mimiek Gestiek Blik en oogcontact Stemgebruik Lichaamshouding Gebruik van de ruimte Uiterlijke presentatie
Vaak kijkt een leerling de docent aan tijdens de les om zich een beeld te vormen van diens reacties op het musiceren via de lichaamstaal. Een gezichtsuitdrukking is geloofwaardiger dan woorden. Het gezicht is het meest expressief van het lichaam, alle gevoelstoestanden kunnen er door worden uitgedrukt. Tegenspraak tussen wat wordt gevoeld en met wat wordt gezegd wordt hier als eerste merkbaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we, meer dan andere aspecten van de lichaamstaal, onze gezichtsuitdrukkingen in bedwang proberen te houden. De gezichtsmusculatuur is echter niet zo gevoelig, vaak zijn we ons niet precies bewust van onze gezichtsuitdrukking. Vaak laten we iets anders zien dan we eigenlijk voelen. Tijdens een optreden zijn de gezichtsspieren bijvoorbeeld vaak gespannen door de concentratie. De toehoorders kunnen dan de indruk krijgen dat we de muziek vreselijk vinden. Ook in lessituaties kunnen we iets heel anders uitstralen dan we voelen. De leerling zal onze gezichtsuitdrukking snel op zich zelf betrekken, met mogelijke misverstanden van dien.
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 9
onl
Het is daarom aanbevelenswaardig video-opnamen te maken en de eigen mimiek te bekijken. Wat wordt ermee uitgedrukt? Is dit zoals men zich voelde? Anderzijds kan men ook het gevoel zelf manipuleren door een andere gezichtsuitdrukking aan te nemen. Het gevoel past zich dan automatisch aan de uitdrukking aan. Dit is geen aanbeveling om bepaalde onaangename gevoelens permanent te onderdrukken, maar het kan kortstondig helpen tijdens lessituaties een meer positieve sfeer te scheppen.
Gestiek
Voor musici heeft gestiek een bijzondere betekenis, het spelen of zingen heeft een expressie die nauw is verweven met het gebaar. Elk instrument (ook het zingen) heeft zijn eigen specifieke bewegingspatroon, dat kan worden gezien als een expressief gebaar. Strijken, blazen, slaan, tokkelen en het gedifferentieerd bespelen van toetsen vormen als het ware een betekenisvolle choreografie. Ook de rest van het lichaam komt in een geheel eigen beweging tijdens het musiceren. Aan dit alles is te zien hoe de betreffende musicus zich verhoudt tot de muziek die wordt uitgevoerd. Het gebaren wordt een weergave van zijn muzikale voorstelling. Sterke en zwakke kanten daarvan komen aan het licht. De docent kan hieruit veel opsteken over de stand van zaken bij de leerling. Ook is te zien of het gebaar in overeenstemming is met het expressieve karakter van de muziek die wordt uitgevoerd. Het is te zien of de leerling een helder beeld heeft van de notentekst en in hoeverre het musiceren zeker is. De docent kan op zijn beurt de leerling weer veel hulp verschaffen via gestiek. Af en toe dirigeren kan een aanschouwelijk en expressief middel zijn. Dit kan ook worden omgedraaid: de leerling gaat de docent dirigeren.
Blik en oogcontact
Het communicatieve effect van blik en oogcontact is voornamelijk gelegen in de tijdsduur ervan. Blik en oogcontact krijgen een extra dimensie door de bijbehorende mimiek. Mensen die men mag kijkt men langer aan. Te lang aankijken van mensen die men niet (goed) kent is opdringerig, werkt bedreigend. Vluchtig kijken kan schaamte of verlegenheid uitdrukken. Onzekere mensen kijken vaak kort naar dominante personen om hun stemming en gedrag te peilen. Blik en oogcontact gaan zoals gezegd samen met gestiek en een mimische uitdrukking. Het is belangrijk dat deze met elkaar overeenstemmen. Bijvoorbeeld: het overbrengen van een belangrijke boodschap, terwijl men de ander niet aankijkt of met een andere handeling bezig is werkt vervreemdend. In het instrumentale muziekonderwijs (pianoles) zit de docent soms zodanig opgesteld, dat de leerling moeite moet doen de docent aan te kijken tijdens een bespreking. Dit staat een goede bespreking in de weg.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 10
onl
Stemgebruik
De stem heeft een vergelijkbare uitdrukkingskracht als mimiek. We proberen daarom onze stem te beheersen. Voor musici is het interessant de non-verbale dimensie van de stem te analyseren met dezelfde gezichtspunten als die voor het beluisteren van muziek. Dan blijkt dat veel mensen kampen met stemproblemen die de non-verbale aspecten van de communicatie storen:
• • • • • •
Klank: hees, gespannen, schril, nasaal
•
Articulatie: neuzelend, onduidelijk, inslikken
Klanksterkte: te zacht, te sterk Toonhoogte: te hoog, te laag Melodie: monotoon, in tegenspraak met de betekenis Tempo: slepend, overijld, eenvormig Ritme: stotterend, onbeheerst, ongelijkmatig, gebruik van eh, hm, euh. Deze zinloze klanken vormen een soort verbale overspronghandeling. (In Nederland wekt het wellicht argwaan als je te gelikt spreekt. Dat wordt geassocieerd met de bestudeerde flux de bouche van gladakkers. Verbale onhandigheid en verlegenheid worden waarschijnlijk onbewust door de toehoorder geassocieerd met bescheidenheid en vriendelijkheid.) Ook wordt het ritme van het spreken ongunstig beïnvloed door het gebruik van stopwoordjes: “hè”, “weet je”, “snap je”, “dus”, “niet”?
Docenten zouden zich van hun eventuele tekortkomingen bewust moeten worden. Dit vormt al een belangrijk deel van de oplossing. In het uiterste geval is er altijd nog de mogelijkheid een logopedist te raadplegen.
Lichaamshouding
Het terrein van de lichaamshouding is voor de instrumentale en vocale docent om twee redenen van belang. De speelhouding of houding bij het zingen kan werken als een positief voorbeeld. Dit onderwerp werd al besproken in de leseenheden over Didactische werkvormen (modelmethode, les 5), en Leermechanismen en muziekonderwijs (leren door imitatie, les 7; psychomotorisch leren, les 8). Daarnaast is de houding van de docent van betekenis voor de communicatie. Het is van belang zich naar de leerling toe te wenden bij een gesprek. Staan kan een actieve houding uitdrukken, maar kan soms ook dominant overkomen, bijvoorbeeld als de leerling zit. Wanneer de docent ervoor kiest te gaan zitten, maakt een rechte houding met de voeten op de grond een meer actieve indruk dan onderuitgezakt of met de benen over elkaar. Op de punt van de stoel zitten kan een geïnteresseerde, maar ook een gespannen indruk wekken.
Gebruik van de ruimte
Hoe gaat de docent met de lesruimte om? Dit heeft een belangrijk communicatief effect. Staan er bijvoorbeeld door de hele ruimte spullen van de docent opgesteld, instrumentkoffer, instrument, boeken, jas, tas? De leerling kan dan het gevoel krijgen dat er voor hem geen plaats is, de leerling betreedt dan het territorium van de docent. Het kan zeer beklemmend werken als de docent over of om de leerling heen op het instrument, waar de leerling op speelt, gaat spelen. De afstand die mensen tot elkaar innemen hangt af van de hoeveelheid personen in een ruimte.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 11
onl
In een rij stoelen voelt men zich niet prettig wanneer de afstand tot degene die ernaast zit minder is dan 40 centimeter. Dat is het absolute minimum. Dit minimum wordt groter wanneer er geen noodzaak voor die kleine afstand is, namelijk 1 tot 1,5 meter. De docent kan ook op allerlei manieren gebruik van de ruimte maken als de leerling binnenkomt. Blijft de docent zitten, of blijft hij in de noten kijkend doorspelen/ zingen? Gaat de docent naar de leerling toe? Wordt de leerling uit de verte begroet? Etc. Hoe gebruikt de docent de ruimte als de leerling voorspeelt / zingt? Gaat deze naast of achter de leerling staan of zitten? Lopen heeft weer een ander effect. Hoe groot is die afstand tot de leerling? De ruimte die ons lichaam omgeeft is dus geen neutrale ruimte, maar is geleed in zones die allemaal een eigen betekenis hebben.
Uiterlijke presentatie
Het lichaam zwijgt nooit. Het natuurlijke gegeven van iemands lichaam heeft effect op de medemens. We ervaren iemands trekken en vormen als meer of minder aantrekkelijk of afstotend. Daarnaast is de enscenering van het lichaam van betekenis voor de mate van sympathie die we voor iemand koesteren: de kleding, kapsel, geur, accessoires etc. Ook kunnen deze facetten in tegenspraak zijn met elkaar, of met de boodschap die iemand wil meedelen of de activiteit die iemand belangrijk vindt. Dat kan dan verwarring of argwaan wekken. (Al of geen das dragen als lijsttrekker van de VVD, bijvoorbeeld.) Welke verwachtingen ten aanzien van het musiceren worden gewekt door de uiterlijke verschijning van de leerling? In hoeverre is de docent in staat af te zien van de presentatie van de leerling en een respectvolle, accepterende en vooroordeelvrije houding te hebben?
Aanraken tijdens de les
Aanraken van de leerling tijdens de les is vanuit de docent gezien vaak vanzelfsprekend of zelfs noodzakelijk. Bij de demonstratie van de ademhaling, bijvoorbeeld, kan men er nauwelijks om heen. Ook lof en prijzen van de leerling gaat vaak samen met aanraken: een schouderklopje, of zelfs een omarming. Voor leerlingen kan aanraken allerlei betekenissen hebben. In onze cultuur is aanraken een handeling die snel een heftige emotie oproept. Bij kinderen kan men er niet zonder meer vanuit gaan dat aanraken als een vaderlijk of moederlijk gebaar wordt begrepen. Veel kinderen zijn gewaarschuwd voor aanraken door volwassenen, ook als dit een bekende betreft. Veel kinderen schrikken dan ook bij de geringste aanraking, al is de bedoeling nog zo welgemeend. Voor leerlingen in de puberteit, of leerlingen die ouder zijn, heeft aanraken snel een erotische betekenis. Ook kan aanraken als neerbuigend worden ervaren. Aanraken vormt dus een spanningsveld in de les. Wanneer de docent twijfelt aan de appreciatie bij de leerling, dan is het goed om de leerling op de hoogte te brengen van de aanpak en daarbij te vragen of aanraken is toegestaan. (Bijvoorbeeld wanneer het optillen van de pols een controlemiddel is om de spanning van de hand te controleren.)
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 12
onl
Wanneer docent de leerling uit emotionele redenen, zoals een schouderklop bij prijzen, aanraakt, dient de docent de lichaamstaal van de leerling goed in de gaten te houden. De leerling zal immers niet snel expliciet zijn/ haar ongenoegen tot uitdrukking brengen, dat brengt de ongelijkheid in de relatie met zich mee. De signalen van aversie kunnen zijn: wegdraaien van de ogen, spanning in de nek, gespannen gezicht etc. De nabijheid van een leerling, de intimiteit van een individuele les én de emotionele inhoud van muziek kunnen snel leiden tot wederzijdse misverstanden.
Optimaliseren van de relatie door lichaamstaal
© Schumann Akademie
De relatie met de leerlingen, en dus ook het resultaat van de lessen kan ondermeer worden geoptimaliseerd met het bewust inzetten van lichaamstaal. Enkele principes kunnen daarbij leiden.
1.
Wees gericht op lichaamstaal die respect, vertrouwen en acceptatie uitdrukt. Deze attitude zorgt voor de juiste lichaamshouding, gestiek, mimiek, stemgebruik etc.
2.
De docent moet zich daarbij ook bewust zijn van de effecten van non-verbale communicatie zoals die van de lesruimte en de uiterlijke presentatie van de docent uitgaan.
3.
Neem ook lichaamstaal van de leerling over. Als twee mensen in harmonie zijn krijgen ze dezelfde lichaamstaal, ze bevinden zich op “één golflengte”. Hier geldt echter één uitzondering: neem geen negatieve lichaamstaal over, zoals lichaamstaal die geremdheid of irritatie uitdrukt.
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 13
onl
Samenvatting en aandachtspunten
Een docent heeft vele rollen. Er is de rol van planner van leerprocessen, een rol als muzikaal deskundige, een rol als uitvoerder van onderwijsleerprocessen, een rol als groepsleider. Wellicht is de rol als medemens in het onderwijs nog het belangrijkste. Het succes van alle andere activiteiten valt of staat er mee. Een docent dient over communicatieve vaardigheden te beschikken. Er moet sprake zijn van een uitstraling van optimisme en rust. Daarnaast dient de docent positief vertrouwen in de capaciteiten van de leerling uit te stralen. Een open houding ten opzichte van de eigen beleving maakt het mogelijk de leerling op een onbevooroordeelde manier te zien, of vooroordelen te corrigeren. Er bestaan vele oorzaken voor verkeerde beoordeling en verwachting van anderen. Hierboven worden er 11 beschreven. Communicatie kan op eenvoudige wijze worden verbeterd door ikboodschappen. Een mededeling wordt een ikboodschap genoemd als de spreker ongenoegen niet bij de ander neerlegt in de vorm van een verwijt, maar de ander deelgenoot maakt van zijn eigen beleving van de situatie. Deze vorm van communiceren vraagt zelfbeheersing, maakt echter samenwerking in conflictueuze situaties mogelijk. Daarnaast zijn de “technieken” van client centered therapie en client centered onderwijs goede hulpmiddelen bij het optimaliseren van communicatie.
1.
Het eenvoudigste is: luisteren en zwijgen en door lichaamstaal de betrokkenheid te tonen.
2.
Herhalen van de verbale uitingen van de gesprekspartner, letterlijk, of op een vergelijkbare manier in eigen woorden.
3.
De gevoelsinhoud van de uitingen van de gesprekspartner ontcijferen en tot uitdrukking brengen.
Ook het bewust inzetten van een op respect en acceptatie gerichte lichaamstaal kan een goede bijdrage leveren aan een goede communicatie tussen docent en leerling. Lichaamstaal omvat de volgende aspecten:
• • • • • • •
© Schumann Akademie
Mimiek Gestiek Blik en oogcontact Stemgebruik Lichaamshouding Gebruik van de ruimte Uiterlijke presentatie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 14
onl
Progressievragen en -opdrachten
1)
Bekijk 10 minuten van de (betrekkelijk willekeurig gekozen) onderwijsvideo (te bekijken met RealPlayer) op:
(uitwerking inleveren per E-mail)
http://www.columbia.edu/cu/news/vforum/03/transitional_tensions/carolyn Kissane.ram (Onderwerp van Carolyn Kissane, de onderwijskundige die in beeld komt, is: “Het geschiedenisonderwijs in Kazachstan”.)
Facultatieve vragen en opdrachten (uitwerking kan desgewenst per E-mail ter correctie worden aangeboden)
2)
Geef een beschrijving van zoveel mogelijk facetten van de lichaamstaal van de spreekster.
3)
Geef een beoordeling van de lichaamstaal. Betrek in het antwoord:
•
uw emotionele reactie (positief/ negatief/ neutraal, sterkte van de reactie)
•
consistentie van de lichaamstaal (onderlinge overeenstemming tussen de verschillende aspecten van lichaamstaal, overeenstemming met het onderwerp).
4)
Welke adviezen zou u de spreekster willen geven op het gebied van lichaamstaal? Als u geen adviezen nodig vindt, geef dan aan waarom.
1)
Bekijk naar eigen inzicht de volgende sites op het internet: http://www.lichaamstaal.startpagina.nl/ http://iwp.cs.utwente.nl/Vaardigheden/G-Nonverbaal/Case/case.php Maak een verslag van uw bevindingen.
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 15
onl
Reflectieve vragen en opdrachten
1)
Welke counselingtechniek is zowel geldig voor therapievormen als voor het onderwijs?
2)
Het zelfbeeld van de docent heeft effect op het leerresultaat bij de leerling. Leg uit waarom.
3)
Welke oorzaken voor verkeerde beoordeling van anderen kunt u noemen?
4)
Welke rol kan een verkeerd beeld van het begrip muzikaliteit bij de docent spelen bij het achterblijven van leerresultaten bij de leerling?
5)
Wat wordt bedoeld met een “open houding” van de docent?
6)
Welke middelen kent u voor het optimaliseren van de communicatie met leerlingen?
7)
Wat wordt bedoeld met ikboodschappen?
8)
Welke technieken op het gebied van clientcentered counseling kent u?
9)
Noem de verschillende facetten van lichaamstaal ofwel non-verbale communicatie.
10)
Bespreek deze facetten.
11)
Vanuit welke principes kan men via de lichaamstaal de relatie met de leerling optimaliseren?
(beantwoording/uitwerking niet inzenden)
© Schumann Akademie
Algemene Onderwijsleer — Les 13
Pagina 16