STUDIEGIDS
Bacheloropleiding
BIOLOGIE jaar 1
Studiejaar 2013-‘14
Versie 19 september 2013
Universiteit Utrecht Departement Biologie Onderwijs- en Studentenzaken
Inhoudsopgave ALGEMEEN ................................................................................................ 1 Studentenstatuut en OER ......................................................................... 1 Studenten e-mail .................................................................................... 1 Informatievoorzieningen .......................................................................... 1 OSIRIS .................................................................................................. 1 HET STUDIEPUNT BIOLOGIE ........................................................................ 2 De practicumzalen ................................................................................... 3 INTRODUCTIE ............................................................................................ 4 STUDIEBEGELEIDING EN BINDEND STUDIEADVIES ........................................ 4 Tutor ..................................................................................................... 4 Studieadviseur ........................................................................................ 4 Bindend studieadvies (bsa) in het eerste jaar.............................................. 5 STUDIEKOSTEN IN HET EERSTE JAAR ........................................................... 7 DE OPLEIDING BIOLOGIE ............................................................................ 8 Doel van de bacheloropleiding................................................................... 8 Structuur van de opleiding ....................................................................... 9 Roostering ............................................................................................ 11 REGELS EN RICHTLIJNEN .......................................................................... 12 Het volgen van de cursussen van de bacheloropleiding biologie ................... 12 Aanmelden voor de cursussen van jaar 1 ................................................. 12 Registratie van je studieresultaten .......................................................... 12 Herkansingen ....................................................................................... 12 VOORLICHTING, AANMELDING EN PLAATSING ............................................. 14 Voorlichting .......................................................................................... 14 Inschrijving cursussen via OSIRIS-student ............................................... 14 Uitschrijving cursussen via OSIRIS-student .............................................. 15 Regels bij de aanmelding en plaatsing ..................................................... 15 Fraude en plagiaat .................................................................................... 17 art. 5.13 – fraude en plagiaat ................................................................. 17 DE STUDIE EN DE CURSUSSEN VAN HET EERSTE JAAR ................................. 19 Periode 1 EVOLUTIE & BIODIVERSITEIT .................................................................... 20 MOLECULAIRE BIOLOGIE .......................................................................... 23 Periode 2 BIOLOGIE VAN DIEREN ............................................................................. 26 BIOLOGIE en ECOLOGIE van PLANTEN ........................................................ 29 Periode 3 SYSTEEMBIOLOGIE .................................................................................. 32 BIOTECHNOLOGIE EN MAATSCHAPPIJ......................................................... 35 Periode 4 ECOLOGIE ............................................................................................... 37 MARIENE WETENSCHAPPEN 1 .................................................................... 40 EXPERIMENT & STATISTIEK ....................................................................... 43
HET PORTFOLIO ....................................................................................... 45 Inleiding............................................................................................... 45 Waarom een portfolio? ........................................................................... 46 Werken aan je portfolio .......................................................................... 47 De inhoud van je portfolio ...................................................................... 47 Reflecteren hoe doe je dat? .................................................................... 48 Een goed portfolio ................................................................................. 52 Het resultaat ........................................................................................ 52
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2013-2014 STUDENTENSTATUUT 2013-2014
ALGEMEEN Deze gids beschrijft het onderwijsprogramma en de vakken van het eerste jaar van de bacheloropleiding Biologie. Studentenstatuut en OER De doelstellingen van de opleiding, de examens, de reglementen, inschrijvingen en de organisatie van het departement Biologie staan in de Onderwijs- en Examen Regeling (de OER) van de opleiding. De overige zaken van belang staan in het Studentenstatuut van de Universiteit Utrecht (UU). In het studentenstatuut vind je informatie over de Universitaire voorzieningen. In de OER kun je lezen hoe de opleiding is opgebouwd, met welke regels je te maken krijgt, enz. De OER is de formele beschrijving van de opleiding. De OER en het studentenstatuut kun je vinden in de bijlagen of op de onderwijswebsite van biologie: www.uu.nl/studenten/biologie. Beide worden elk studiejaar herzien. Studenten e-mail Je krijgt van de Universiteit een e-mail adres. Je krijgt hierover per post bericht. Je studentenmail is een officieel communicatiekanaal en heeft dezelfde status als een brief: check je e-mail dus regelmatig! Je kunt eventueel e-mail die je op je “students.uu.nl” account krijgt automatisch laten doorsturen naar een ander e-mail adres. De universiteit ondersteunt gmail, niet hotmail. Informatievoorzieningen Het Studiepunt biologie van de afdeling Onderwijs-en Studentenzaken zorgt voor de verspreiding van informatie over het onderwijs, de roosters, roosterwijzigingen en de tentamens. Zij maakt hiervoor gebruik van de studenten e-mail en de onderwijswebsite. Daarnaast kun je informatie vinden in het maandblad van biologie: bioSCOPE. Voor alle vragen over inschrijving, betalen collegegeld etc. kun je niet terecht bij het studiepunt maar bij Studentenservice. Hierover kun je lezen in het Studentenstatuut (zie bijlage en website). OSIRIS Het studievoortgangssysteem van de Universiteit Utrecht heet OSIRIS en is te raadplegen via OSIRIS-student: https://www.osiris.universiteitutrecht.nl/osistu_ospr/ Je gebruikt OSIRIS-student om je eigen gegevens (bijvoorbeeld je cijfers) te raadplegen, adreswijzigingen door te geven en, vanaf de tweede helft van het 1e studiejaar, je aan te melden voor cursussen (zie hiervoor de informatie op p14 van deze gids of de studiegids van niveau 2 en 3 op de onderwijswebsite).
1
HET STUDIEPUNT BIOLOGIE Studiepunt Biologie Buys Ballotgebouw Princetonplein 5 3584CC Utrecht Kamer 1.24 tel. 030-2531858 (open van 10.00-13.30 uur), fax 030-2536535 e-mail:
[email protected] Je wordt bij het studiepunt geholpen door:
mw. S. Kollar
mw Y. de Jong.
Studieadviseur voor de bacheloropleiding mw.dr. Isolde den Tonkelaar, kamer 1.83 e-mail:
[email protected] spreekuren: ma en do 11.00-12.00 uur, op afspraak, ma en do 12.30-13.30 uur, open spreekuur Een afspraak maak je via het studiepunt Biologie, per telefoon of e-mail (zie boven). Vertrouwenspersoon en klachtencoördinator mw.dr. Margot Koster tel. 030-2532267 e-mail:
[email protected] Coördinator/manager bacheloropleiding Biologie dr. A.J.M. (Ton) Peeters Kruytgebouw, kamer Z407 e-mail:
[email protected] Correspondentie gericht aan de Examencommissie Biologie kun je sturen naar
[email protected].
2
De practicumzalen De practica en een deel van de werkcolleges van de eerstejaars cursussen volg je in de practicumzalen op de 6e verdieping van het Androclusgebouw, Yalelaan 1 (zaalnummers 637 en 643) of de 2e en 4e verdieping van het Kruytgebouw, Padualaan 8 (respectievelijk zaalnummers O228-232 en Z428). De overige werkcolleges en de computerpractica zijn in het Minnaertgebouw, Leuvenlaan 4. De zaalnummers zijn 016, 018, 021, 022, 023 en 025. Dhr. T. van Domselaar is de beheerder van de practicumzalen. Hij regelt de practicummaterialen, verhuur en uitleen van microscopen, verkoop van dictaten, etc. Zijn kamer is W609 in het Androclusgebouw, tel. 030 2531221.
3
INTRODUCTIE Op de eerste dag van je studie, in 2013 is dat maandag 2 september, word je ingedeeld in een mentorgroep, begeleid door twee ouderejaarsstudenten. In die eerste week volg je de verplichte opleidingsintroductie. De introductieactiviteiten worden voorbereid en staan onder begeleiding van de IntroductieCommissie (IC). Deze commissie bestaat ook uit ouderejaarsstudenten. Tijdens de introductie maken de mentoren je vertrouwd met het departement Biologie en met de opleiding zelf. Met je mentorgroep onderneem je activiteiten als een speurtocht door de stad Utrecht, sporten, en een bezoek aan de dierentuin. Daarnaast geven de mentoren je informatie over de studie zelf en de Utrechtse Biologen Vereniging (UBV). De introductieactiviteiten worden in oktober afgesloten met het 'eerstejaarsweekend'. Een overzicht van het introductieprogramma kun je lezen in de introductie-editie van het biologieblad bio-SCOPE. Deze editie heb je met de post op je thuisadres ontvangen. Het rooster van het introductieprogramma vind je op www.uu.nl/studenten/biologie onder roosterinformatie.
STUDIEBEGELEIDING EN BINDEND STUDIEADVIES Tutor Samen met je mentorgroepgenoten krijg je een tutor toegewezen. Dat is een docent van biologie. Je tutor is het eerste aanspreekpunt voor vragen over je studie(voortgang). Een paar maanden na het begin van de studie nodigt de tutor je uit voor een eerste persoonlijk gesprek over je studie tot dan. Als leidraad voor dit gesprek schrijf je een reflectie. Overleg met je tutor hoe je die inlevert, op papier of via email. Je tutor nodigt je in je eerste studiejaar verder nog uit voor een studie(loopbaan)gesprek en voor tenminste twee bijeenkomsten met de hele tutorgroep. Je contacten met de tutor zijn laagdrempelig, waardoor je makkelijk bij hem/haar aanklopt met vragen of problemen. Je tutor behandelt je informatie vertrouwelijk. Het kan zijn dat je tutor je vragen niet kan beantwoorden. In dat geval stuurt de tutor je door naar de studieadviseur. Studieadviseur Je kunt de studieadviseur (mw.dr. Isolde den Tonkelaar,
[email protected]) om advies vragen over je studie, je keuze van cursussen buiten biologie, al of niet in het buitenland, moet aanpakken en over klachten en/of problemen. Zij kan je zo nodig doorverwijzen naar docenten of naar instanties buiten Biologie. Instanties buiten Biologie schakel je in als het over andere dan studiezaken zelf gaat. Zo kan de studieadviseur je aanraden om te gaan praten met een studentendecaan van het bureau Studentenservice (bijvoorbeeld over financiële zaken), of met de studentenpsycholoog, of contact op te nemen met het Centrum voor Onderwijs en leren als je bijvoorbeeld een cursus studievaardigheden wilt volgen.
4
Als je na het bezoek aan de studieadviseur nog steeds met een serieuze nog onopgeloste klacht zit, kun je hierover contact opnemen met de klachtencoördinator van Biologie mw.dr. Margot Koster. Je kunt natuurlijk ook eerst met je tutor praten. Bindend studieadvies (bsa) in het eerste jaar In het eerste jaar van je inschrijving aan de bacheloropleiding Biologie krijg je tweemaal een schriftelijk studieadvies. Dit studieadvies is gebaseerd op je behaalde studieresultaten bij biologie. De adviezen krijg je schriftelijk per post gestuurd naar je studieadres.
Wat houdt het bindend studieadvies in? Een studiejaar in de bachelor bestaat uit vier onderwijsperioden van elk 10 weken. Per periode volg je twee cursussen van elk 7½ ECTS1 (=studiepunten). In studiejaar 1 volg je totaal 6 verplichte cursussen en 2 keuzecursussen, samen dus 60 ECTS. Hiervan moet je er 6 (45 ECTS) in het eerste studiejaar halen, waarvan minimaal 4 (30 ECTS) van de verplichte cursussen. Je haalt een cursus als je er een voldoende eindcijfer (minimaal een 5½) voor krijgt. Met een negatief bindend studieadvies aan het eind van het eerste studiejaar (je hebt dan minder dan 6 cursussen gehaald) kun je je niet opnieuw voor de Utrechtse biologieopleiding inschrijven. Dit geldt voor een periode van 4 opeenvolgende studiejaren. In de Onderwijs- en examenregeling (OER) van de bacheloropleiding biologie 2013-‘14 is deze regeling bepaald (in artikel 7.4: bindend studieadvies).
Tussentijds studieadvies
In de laatste week van januari 2014 krijg je een tussentijds maar nog niet bindend studieadvies. Dit advies is gebaseerd op het aantal ECTS dat je op dat moment hebt gehaald. Dat zijn de ECTS van de cursussen van de eerste periode en de resultaten van de tussentijdse toetsen van de cursussen Biologie van Dieren en Biologie & Ecologie van Planten in de tweede periode. Deze laatste tellen elk mee als een halve cursus. Je krijgt een positief advies als je meer dan 15 ECTS hebt gehaald, een twijfeladvies met 15 ECTS en een negatief advies als je minder dan 15 ECTS hebt gehaald. Een negatief tussentijds advies is een dringend advies om je studiekeuze en je studieaanpak kritisch te bekijken. Het risico dat je aan het eind van je eerste jaar een bindend negatief advies krijgt is groot. Zijn er in het eerste studiejaar omstandigheden geweest die je studie negatief hebben beïnvloed dan worden deze, maar alleen als ze op tijd (direct na de gebeurtenis!) bekend zijn bij de studieadviseur, meegenomen bij de vaststelling van je bindend studieadvies. Als je je studie wilt stoppen met het oog op het voorkomen van een negatief studieadvies in juli, dan moet je je vóór 1 februari 2014 als student bij de universiteit uitschrijven. Raadplaag hiervoor de website van het bureau Studentenservice van de Universiteit Utrecht (UU).
1
ECTS = European Credit Transfer System
5
Let op: Je krijgt óók een negatief studieadvies met alle daaraan verbonden consequenties als je na 1 februari stopt met je opleiding biologie maar na 1 februari nog ingeschreven bent geweest bij de universiteit. Als je begeleiding wilt bij het maken van een nieuwe studiekeuze, maak dan een afspraak met je studieadviseur.
Eindadvies 2013-‘14
Eind juli 2014 krijg je de brief met het nu wél bindend studieadvies (bsa). Deze brief krijg je ook per post toegestuurd naar je studieadres. Je krijgt die brief als de uitslagen van periode 4 en die van de herkansingen uit periode 3 bekend zijn. Je krijgt een positief studieadvies als je dan 45 ECTS of meer hebt gehaald, waarvan minimaal 30 ECTS van de verplichte cursussen. Bij een positief advies kun je je het volgende jaar weer inschrijven om je studie te vervolgen. Als je minder dan 45 ECTS hebt gehaald, of minder dan 30 ECTS van de verplichte cursussen, krijg je een negatief advies. Dit advies is voorlopig als je tijdens de herkansingen van periode 4 alsnog aan de eisen van een positief bsa zou kunnen voldoen of als je in aanmerking wilt komen voor een bijzondere omstandigheid (zie hieronder). Is dit niet het geval, dan is het advies direct bindend. In de laatste week van augustus bepaalt de examencommissie het definitieve bindend studieadvies voor die studenten die toegang hebben tot de herkansingstoetsen van periode 4 en daarmee alsnog 45 ECTS of meer kunnen halen.
Zijn er ook uitzonderingsgevallen?
Slechte studieresultaten kunnen vele oorzaken hebben. Vaak zijn dit redenen die je zelf in de hand hebt. Er zijn echter ook gebeurtenissen buiten je schuld die studievertraging veroorzaken, bijvoorbeeld een langdurige ziekte of ernstige familieomstandigheden. Wil je dat dergelijke gebeurtenissen of omstandigheden worden meegewogen in het studieadvies, dan moet je deze melden bij je studieadviseur. Wacht hier vooral niet mee, want alleen als je de omstandigheden direct, althans zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd na het ontstaan ervan meldt bij de studieadviseur, kunnen ze ook worden meegewogen in het studieadvies! Overigens is het altijd verstandig om ook je tutor van eventuele bijzondere gebeurtenissen of omstandigheden op de hoogte te brengen en te houden. De procedure bij uitzonderingsgevallen is alleen van belang voor studenten die een negatief bindend studieadvies zouden krijgen maar waarvan bovengenoemde bijzondere omstandigheden de (mede-)oorzaken kunnen zijn. Zij is als volgt: Na de bekendmaking van de resultaten van de laatste toetsen in krijg je, als je niet aan de eisen van een positief bsa hebt voldaan, een brief waarin staat dat de examencommissie voornemens is je een negatief bindend studieadvies te geven. Alvorens dit advies een definitief negatief studieadvies wordt, krijg je de gelegenheid om door de examencommissie in een gesprek te worden gehoord. Deze gesprekken zijn uitsluitend bedoeld voor het herstellen van evidente fouten of voor het melden van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden die nog niet hadden kunnen worden gemeld op het moment dat het studieadvies werd uitgebracht. Let op: je kunt op de hoorzitting geen nieuwe omstandigheden aanvoeren die eerder in het jaar hebben plaatsgevonden!
6
Aangehouden advies Heb je minder dan 45 ECTS gehaald en heeft de examencommissie je eventuele bijzondere omstandigheid erkend, dan krijg je een aangehouden advies. Dit betekent dat je je komend studiejaar opnieuw kunt inschrijven voor de bacheloropleiding Biologie. Eind volgend studiejaar moet echter opnieuw een bindend studieadvies worden vastgesteld. Je moet dan in het studiejaar 2013-’14 tenminste 45 ECTS behalen. De resultaten van je eerste jaar tellen hierbij NIET mee. Daarnaast moet je in totaal 30 ECTS van de verplichte cursussen van niveau 1 van biologie behaald hebben. Beroep Tegen een negatief bindend studieadvies kan binnen 6 weken beroep worden aangetekend bij het universitaire College van Beroep voor de Examens (zie hiervoor het Studentenstatuut).
STUDIEKOSTEN IN HET EERSTE JAAR De kosten voor boeken, dictaten etc. bedragen in het eerste studiejaar ongeveer € 500. De kosten in de rest van de bacheloropleiding variëren en zijn afhankelijk van je gekozen studieprogramma. De dictaten en werkcollegeopgaven van jaar 1 zijn bij aanvang van de cursus te koop bij de beheerder van de practicumzalen, de heer T. van Domselaar in W609 van het Androclusgebouw. De meeste studieboeken worden centraal ingekocht door de Utrechtse Biologen Vereniging (UBV). Leden van de UBV kopen deze boeken met korting. De bestelde boeken haal je op de UBV-kamer op de tweede verdieping van het Buys Ballotgebouw. Nodig in jaar 1: ─ Boeken en dictaten De voor de verplichte vakken op niveau 1 aan te schaffen boeken en andere zaken staan op een lijst, die alle eerstejaars studenten toegestuurd krijgen. ─ Microscoop Bij veel practica gebruik je een (stereo)microscoop. Deze huur je via de beheerder van de practicumzalen. Je huurt de microscoop (voor de hele bachelor) voor € 25. ─ Laboratoriumjas, veiligheidsbril en snijset Bij experimentele practica moet je een laboratoriumjas en veiligheidsbril dragen. De laboratoriumjas (ca. € 25), de veiligheidsbril (ca. € 10) en een snijset (ca. € 30) kun je in september aanschaffen (let op de aankondiging hierover in september).
7
DE OPLEIDING BIOLOGIE Biologie is een breed en geïntegreerd kennisgebied dat gekenmerkt wordt door een grote mate van complexiteit en dat fundamentele structuren en processen van moleculair tot ecosysteemniveau beschrijft, veelal vanuit een evolutionair perspectief.
Doel van de bacheloropleiding
Een bacheloropleiding aan de Universiteit Utrecht heeft als doel je: ─ een academisch werk- en denkniveau te geven, ─ kennis, vaardigheid en inzicht te bieden op het gebied van een (inter/multi)disciplinaire interesse, ─ voor te bereiden op de keuze voor een verdere (studie)loopbaan. Een belangrijke peiler van de opleiding is academische vorming. Onder academische vorming verstaan we het ontwikkelen van competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) ten aanzien van: ─ academisch denken, handelen en communiceren, ─ hanteren van relevant wetenschappelijk instrumentarium, ─ (wetenschappelijk) communiceren, ─ hanteren van specifieke kennis van een vakgebied in een bredere wetenschappelijke, wetenschapsfilosofische, en maatschappelijk/culturele context. De eindtermen en competenties van de bacheloropleiding biologie zijn de volgende. De bachelor biologie: 1. heeft kennis en begrip van de centrale biologische concepten; evolutie, structuur & functie, informatieverwerking, energie & metabolisme en systemen, en kan deze, afhankelijk van de specialisatie, toepassen in een of meerdere vakgebieden in de biologie 2. kan gebruik maken van het interdisciplinaire karakter van de wetenschap en dit toepassen voor het oplossen van biologische problemen 3. beschikt over de vaardigheid om een verscheidenheid aan basale onderzoekstechnieken toe te passen en kan zich nieuwe technieken eigen maken 4. is in staat om, in beperkte mate zelfstandig, een wetenschappelijk probleem te vertalen in een experimenteel onderzoeksplan, dat uit te voeren en de resultaten ervan te analyseren en te interpreteren, in relatie tot de relevante literatuur 5. is in staat om de door hem/haar zelf geselecteerde wetenschappelijke literatuur en andere databronnen kritisch te analyseren, interpreteren en evalueren 6. is in staat om in professionele context mondeling te communiceren over zijn vakgebied 7. is in staat om in professionele context schriftelijk te communiceren over zijn vakgebied 8. is in staat om, in beperkte mate zelfstandig, kennis te vergaren voor het oplossen van complexe biologische problemen, zowel individueel als in een (multidisciplinair) team
8
9. is in staat kritisch te reflecteren op eigen en andermans handelen in professionele context ten einde zijn/haar (en hun) bijdrage te verbeteren; 10. is in staat te reflecteren over de maatschappelijke en ethische consequenties van biologisch onderzoek en kan zijn/haar mening met argumenten onderbouwen 11. Kan een weloverwogen keuze maken voor een vervolgopleiding of beroep. In het bachelorprogramma wordt al vanaf het eerste studiejaar ruim aandacht gegeven aan algemene en academische vaardigheden en activerende onderwijsvormen.
Structuur van de opleiding De omvang van de opleiding is 180 ECTS, 60 ECTS per jaar. Een cursus is 7,5 ECTS, een ECTS is 28 uur studie. Tot die tijd behoren het volgen van de colleges, de werkcolleges, de practica, de tijd die nodig is voor het bestuderen van de stof (zelfstudie), het maken van opdrachten en verslagen en het tentamen zelf. De opleiding bestaat uit een major (135 ECTS) en een profileringsruimte (45 ECTS). In de major volg je vakken bij Biologie. Welke dat zijn of welke je kunt kiezen, staat in de OER. Voor de invulling van de profileringsruimte kun je in principe alle cursussen van de Universiteit Utrecht of een andere universiteit in binnen- of buitenland volgen. Let er wel op of aan een cursus bij een andere opleiding ingangseisen worden gesteld (bijvoorbeeld dat je een cursus van niveau 1 moet hebben gevolgd om een andere van niveau 2 te mogen volgen). Je gaat natuurlijk niet bij een andere opleiding een cursus volgen, die je ook al bij Biologie hebt gedaan of kunt doen. De UU-cursussen kun je vinden in de onderwijscatalogus: https://www.osiris.universiteitutrecht.nl/osistu_ospr/OnderwijsCatalogus.do waar je op trefwoord kunt zoeken. Je vindt ze ook bij OSIRIS-student. Als je in je profileringsruimte een samenhangend pakket cursussen volgt (meestal als pakket aangeboden) van tenminste 30 ECTS, dan wordt zo’n pakket een minor genoemd. Meer informatie over de minoren vind je op: http://www.uu.nl/university/education/nl/hetonderwijsaanbod/Pages/minor.aspx
9
Het eerste studiejaar Het eerste studiejaar is representatief voor de studie biologie. Het geeft je een goede actieve oriëntatie op de studie, de biologie als geheel, het beroepsveld van de biologie en jezelf. In de bacheloropleiding Biologie gaat het niet alleen om de inhoud van de biologie zelf, maar ook om voor de biologie kenmerkende denk- en werkwijzen. Dit betekent dat een breed overzicht wordt gegeven van de biologie als wetenschappelijke discipline en van de plaats van de biologie in de samenleving. Dit impliceert dat je ook ingaat op ethische aspecten van de biologie, biologische denk- en werkwijzen worden gehanteerd, waaronder zowel reductionistische als integratieve werkwijzen, experimenteel en beschrijvend onderzoek, modelleren, evolutionair denken en systeemdenken. Daarnaast biedt het eerste jaar een goed beeld van wat de studie biologie qua het volgen van mogelijke studieadviespaden inhoudt, zodat je je kunt oriënteren op keuzemogelijkheden in je verdere studie. Samengevat is het doel van studiejaar 1: ─ een representatief beeld van de opleiding geven en met aandacht voor relevante onderdelen van de verwante vakken in een academische context, ─ je zicht geven op je geschiktheid voor de opleiding, ─ je voorbereiden op de keuze voor één van de studieadviespaden en daaraan verbonden masterprogramma’s. Een groot deel van het eerste jaar is voor alle studenten gelijk, 6 cursussen zijn verplicht en je kunt 2 keuzecursussen kiezen. Het niveau van de eerstejaars cursussen is inleidend en worden daarom niveau 1 genoemd. Studiejaar 2 en 3 Na het eerste jaar kies je je programma verder zelf, alleen de Afstudeeropdracht (scriptie) of het Onderzoeksproject (scriptie met stage) zijn verplicht. Voor de invulling van de major kies je uit een groot aantal cursussen binnen en voor een deel buiten de eigen opleiding. De cursussen van het tweede en derde studiejaar zijn, op de scriptie (evt. met stage) na, keuzecursussen die de stof verdiepend of gevorderd behandelen (niveau 2 respectievelijk 3). Deze keuzecursussen zijn ingedeeld in studieadviespaden bestaande uit cursuspakketten en helpen je, zowel inhoudelijk als roostertechnisch, bij het kiezen van de cursussen op niveau 2 en 3. Met het volgen van een studieadviespad krijg je een goede aansluiting op één of meer masterprogramma’s. Op de website van Biologie www.uu.nl/studenten/biologie kun je onder ‘naslag en regelingen’ de studiegids van de niveau 2 en 3 cursussen vinden. Na afronding van de bacheloropleiding kun je doorstromen naar één van de vele masterprogramma’s in Utrecht die aansluiten op de bacheloropleiding biologie. Je kunt ook een masteropleiding gaan volgen aan een andere universiteit of niet verder studeren en een baan zoeken.
10
Roostering
De cursussen van de bacheloropleidingen in Utrecht zijn even groot: 7½ ECTS. Een uitzondering hierop zijn de modules van de cursus Biologie in het Werkveld, die zijn elk 2½ ECTS en kunnen alleen per 3 tot één cursus van 7½ ECTS afgetekend worden. De cursussen zijn geroosterd in vier perioden van elk 10 weken en in timeslots. Bij een timeslot wordt de week verdeeld in halve dagen. Een aantal halve dagen bij elkaar en verdeeld over de week, noemen we een timeslot. Van de timeslots bij de Universiteit Utrecht gebruiken we er bij Biologie in jaar 1 vier: A, B, C en D. Biologie heeft haar cursussen geroosterd in twee combinaties van elk twee timeslots: A+D en B+C. Dit is gedaan om practica, die vaak langer duren dan een halve dag, te kunnen geven. Alle bacheloropleidingen van de Utrechtse universiteit gebruiken dit jaarrooster. Hierdoor kun je zowel bij Biologie als bij een andere opleiding een cursus of een minor volgen, zonder dat de roosters overlappen. De cursussen moeten dan natuurlijk wel in verschillende timeslots vallen. Het is niet mogelijk om bij Biologie in dezelfde periode en hetzelfde timeslot meer dan één cursus tegelijk te volgen. Een enkele cursus neemt alle timeslots in een periode in beslag. Een dergelijke cursus heeft dan ook de dubbele omvang: 15 ECTS.
11
REGELS EN RICHTLIJNEN Het volgen van de cursussen van de bacheloropleiding biologie In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de bacheloropleiding (artikel 4.2 OER bijlage in deze gids en www.uu.nl/studenten/biologie) kun je lezen wanneer en in welke volgorde je de cursussen van niveau twee en drie kunt volgen. Hier volgt een samenvatting hiervan: Zes cursussen van jaar 1 zijn verplicht. Je moet van deze cursussen, op het moment van inschrijven, er minstens 4 (is 30 ECTS) hebben gehaald om cursussen van niveau 2 te mogen volgen. Van de cursussen op niveau 2 en 3 moet je er een minimum aantal volgen, respectievelijk drie en vijf. De bachelor scriptie is verplicht, hieraan kun je deelnemen als je 120 ECTS van de major en álle verplichte vakken van niveau 1 gehaald hebt. Hierover kun je lezen in de studiegids van niveau 2 en 3 en in de OER. Aanmelden voor de cursussen van jaar 1 Het is niet nodig dat je je aanmeldt voor de cursussen van periode 1 en 2 van het eerste studiejaar. Omdat al deze cursussen verplicht zijn, verzorgt het studiepunt je inschrijving. Ook voor eventuele herkansingstentamens (toetsen) van cursussen die je nog niet hebt gehaald in periode 1 en 2 schrijft het studiepunt je in, zie ook onder ‘Herkansingen’. Je kunt je in dat geval wel zelf in OSIRIS-student uitschrijven voor de herkansingstoets, tot uiterlijk 7 dagen voor de toetsdatum. Als je een cursus in periode 1 of 2 van het eerste studiejaar NIET wilt volgen, moet je je voor het begin van de cursus afmelden in OSIRISstudent. Vanaf periode 3 moet je jezelf inschrijven, ook voor de verplichte cursussen (zie pagina 15 of de studiegids van niveau 2 en 3 die je kunt vinden op de onderwijswebsite: www.uu.nl/studenten/biologie. Registratie van je studieresultaten Voor elke gevolgde cursus krijg je een eindbeoordeling. Dit is een cijfer. De eindcijfers worden geregistreerd in OSIRIS en kom je te weten via OSIRISstudent. Tijdens de cursus krijg je meestal tussenbeoordelingen (deelcijfers). Waarover en hoeveel dit er zijn, kun je lezen bij de cursusbeschrijvingen. De deelcijfers krijg je van de cursuscoördinator en worden niet in OSIRIS geregistreerd. Herkansingen Je slaagt voor een cursus als je eindcijfer tenminste 5,5 is. Om allerlei redenen kan het voorkomen dat je een onvoldoende eindcijfer 5,4 of lager haalt. Dan ben je ‘gezakt’. Hoe kan je zo’n onvoldoende repareren? In het studiejaar waarin je de cursus hebt gevolgd, krijg je éénmaal de gelegenheid om de onvoldoende weg te werken. Dat is voor de cursussen van: ─ periode 1: op do 2 en vr 3 januari 2014, ─ periode 2: op do 17 en vr 18 april 2014, ─ periode 3: op do 3 en vr 4 juli 2014, ─ periode 4: CONCEPT op ma 10 en di 11 juli 2014.
12
Als je na de herkansing nog geen voldoende eindcijfer hebt gehaald, moet je de cursus het daaropvolgende jaar opnieuw volgen en krijg je geen toestemming om in hetzelfde timeslot een niveau 2 of 3 cursus bij Biologie te volgen. LET OP: Als het eindcijfer voor een cursus (niet afgerond) 3,99 of lager is, mag je NIET deelnemen aan het herkansingstentamen. Je moet de cursus dan in het volgende studiejaar overdoen!! Als je onverhoopt door een persoonlijke omstandigheid of ziekte niet kunt deelnemen aan een toets, moet je je uiterlijk op de dag van de toets zelf (laten) afmelden bij het studiepunt Biologie. Alleen dan kom je in aanmerking voor een herkansingstoets. Blijf je zonder meer weg bij een toets, dan moet je de cursus volgend jaar overdoen. Je afmelding moet je naderhand kunnen ‘bewijzen’: heb je je bijvoorbeeld afgemeld wegens ziekte, dan moet je bij terugkomst een doktersbriefje inleveren bij de studentenbalie. Dit is ook van groot belang bij de bepaling van het bindend studieadvies. Zou je op de herkansingsdag (ook) verhinderd zijn dan krijg je geen derde herkansingsmogelijkheid en moet je de cursus het volgende jaar overdoen. Voor elke cursus zijn er dus niet meer dan 2 momenten waarop een toets kan worden gedaan!!!
13
VOORLICHTING, AANMELDING EN PLAATSING Voorlichting
In november krijgen de eerstejaars studenten algemene studievoorlichting over keuzecursussen en studieadviespaden in de perioden 3 en 4 en studiejaren 2 en 3 van de bacheloropleiding. De precieze data en tijden worden per e-mail bekend gemaakt. Wil je daar vooraf meer over lezen dan kan dit in de studiegids van niveau 2 en 3 die je kunt vinden op de onderwijswebsite: www.uu.nl/studenten/biologie. Tweede en derdejaars studenten zijn uiteraard ook welkom. Je hebt toegang tot de cursussen van niveau 2 van Biologie als je, op het moment van inschrijving, 4 van de 6 verplichte cursussen hebt gehaald.
Inschrijving cursussen via OSIRIS-student
De inschrijving voor de cursussen vindt plaats via OSIRIS-student . De opgegeven inschrijfperiodes gelden voor alle bacheloropleidingen van de Universiteit Utrecht. Houd er rekening mee dat de cursussen van Biologie snel vol zijn bij de eerste inschrijvingsperiode. Er is dan ook GEEN na-inschrijving via OSIRIS! Voor de verplichte cursussen in het eerste studiejaar is altijd voldoende plaats voor 1e jaars en recidivisten. Je aanmelden voor een na-inschrijving kun je doen door een e-mail te sturen naar
[email protected]. Dit geldt voor cursussen waar op dat moment plaats is. Het uitschrijven voor een cursus doe je via OSIRIS-student. Semester 2 ─ Periode 3 (start op maandag 3 februari 2014) Aanmelden (via OSIRIS-student) van maandag 4 november tot en met zondag 1 december 2013. Na-inschrijven (via e-mail naar studiepunt) en uitschrijven (via OSIRISstudent) voor een cursus is mogelijk op maandag 20 en dinsdag 21 januari 2014. ─
Periode 4 (start op maandag 21 april 2014) Aanmelden (via OSIRIS-student) van maandag 27 januari tot en met zondag 23 februari 2014. Na-inschrijven (via e-mail naar studiepunt) en uitschrijven (via OSIRISstudent) voor een cursus is mogelijk op maandag 7 en dinsdag 8 april 2014.
De inschrijving/aanmelding voor de cursussen via OSIRIS-student en de plaatsing in de cursus zijn in de tijd gescheiden trajecten. Ongeveer drie weken na de sluitingsdatum (aanmelden is dan niet meer mogelijk) krijg je bericht over de cursussen waarvoor je in de volgende periode bent geplaatst. De cursussen van niveau 2 en 3 hebben een maximumcapaciteit. Voor niveau 2 cursussen is het maximum aantal deelnemers meestal 60, voor niveau 3 cursussen is dit 40. Het komt regelmatig voor dat zich voor een cursus meer studenten aanmelden dan er plaatsen zijn. Het is verplicht om een tweede (derde) keus aan te geven via het tweede en derde keus formulier. Dit haal je van de website van het studiepunt Biologie of 14
bij het studiepunt zelf. De uiterste inleverdatum voor dit formulier is gelijk aan de sluitingsdatum van de inschrijving op OSIRIS-student. Bij de definitieve plaatsing voor de cursussen houden we er rekening mee dat je gedurende een studiejaar zo min mogelijk geplaatst wordt bij een tweede of derde keus cursus, indien mogelijk, niet meer dan één keer.
Uitschrijving cursussen via OSIRIS-student
Evenals de inschrijving gaat de uitschrijving voor een cursus via OSIRIS-student. De eerste dag van uitschrijving is gelijk aan die van de inschrijving. De laatste dag dat je je kunt uitschrijven voor een cursus is voor: Periode 3: dinsdag 21 januari 2014 Periode 4: dinsdag 8 april 2014.
Regels bij de aanmelding en plaatsing
Vrijwel iedere cursus heeft een maximum capaciteit. Bij meer inschrijvingen dan plaatsen bij een cursus kunnen niet alle studenten worden geplaatst. Bij de plaatsing, die na de inschrijfperiode gebeurt, wordt gelet of je toegang hebt tot de cursus aan de hand van de ingangseisen. Kunnen daarna nog niet alle inschrijvingen worden geplaatst, dan kan er worden geloot. Criteria bij plaatsing (zelden of nooit loten): Heb je het tweede keuze formulier ingeleverd? Voldoe je aan de ingangseisen, moet je nog eerstejaars cursus(sen) doen? Past de cursus bij je studieadviespad? Ben je in dit jaar al eerder niet geplaatst? (indien mogelijk per studiejaar max. 1 cursus 2e keus) Voor hoeveel cursussen heb je je ingeschreven? (maximaal 2 bij biologie in verschillende timeslots) Kun je de cursus volgend jaar ook nog volgen, aantal ECTS? (volgend jaar voorrang; motivering op 2e keuzeformulier) Voor ouderejaars: studieverloop, heb je veel niet afgeronde cursussen staan? Mocht je onverhoopt voor een cursus of niet geplaatst worden, dan kun je je het volgende studiejaar opnieuw voor deze cursus inschrijven. Meld dit aan de studentenbalie door bijvoorbeeld een e-mail te sturen. We houden er dan rekening mee bij de plaatsing. ─ De inschrijving voor de cursussen vindt ALLEEN plaats via OSIRIS-student in de genoemde inschrijfperioden. LET HIEROP!! ─ Je tweede (en derde) keuze geef je op met een formulier dat je kunt vinden bij de studentenbalie en op de website. ─ Als je geen, of te laat, een tweede (en derde) keuze cursus opgeeft, geef je daarmee aan dat je, ingeval je niet geplaatst wordt bij je eerste keuze cursus, je in de betreffende periode bij Biologie GEEN andere cursus wilt volgen. Het is dus NIET zo, dat als je GEEN tweede/derde keuze hebt opgegeven, dit je plaatsingskans voor je eerste keuze cursus vergroot. Je mag je per periode voor maximaal 2 cursussen van Biologie inschrijven. Deze moeten in een verschillend timeslot vallen. Meld je je wel voor meer dan 1 cursus per timeslot aan (zo dit mogelijk is), dan word je voor geen van de aangemelde cursussen geplaatst.
15
─ Als je je in een periode naast twee cursussen bij Biologie ook inschrijft voor cursussen bij andere opleidingen, dan verklein je je plaatsingskans bij de Biologiecursussen. ─ We proberen zo veel mogelijk te voorkomen dat sommigen heel goed en anderen heel slecht worden bedeeld. Als je in niet bent geplaatst bij je eerste keuze cursus, dan houden we daar bij de volgende plaatsingen rekening mee. ─ Het is via OSIRIS-student niet mogelijk om je na de sluitingsdatum nog in te schrijven! Dit kan alleen nog op de twee na-inschrijvingsdagen, mits er dan nog plaats is (zie hiervoor de website). ─ Voor sommige cursussen vragen we je om een bevestiging van deelname. Reageer je daar niet op, dan annuleren we de plaatsing. Wil je cursussen bij andere bacheloropleidingen volgen, dan moet je er rekening mee houden dat de plaatsingsprocedures bij die opleidingen anders kan zijn dan die bij Biologie.
16
Fraude en plagiaat
Het plegen van fraude en plagiaat is aan de universiteit een ernstig vergrijp. Zo ernstig dat het College van Bestuur van deze universiteit de opleidingen verplicht heeft gesteld een uitvoerig artikel daarover op te nemen in de Onderwijs- en examenregeling. Wat dit artikel inhoudt, kun je hierna lezen. art. 5.13 – fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer: tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan fraude; tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht; zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen; fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van anderen overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer: het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing; het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing; het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens of verwijzing; het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing; het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtegoed van de student; het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan; het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat; ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde; het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uitreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven. 2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de examencommissie. b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt: deelt hij dit schriftelijk mee aan de student, stelt hij de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren, stuurt hij daarna de schriftelijke stukken en bevindingen naar de examencommissie. c. De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen, berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS.
17
b.
En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: verwijderen uit de cursus, het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium als bedoeld in art. 6.2. uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden, volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: - volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.
18
DE STUDIE EN DE CURSUSSEN VAN HET EERSTE JAAR Het eerste studiejaar geeft je een brede oriëntatie op de biologie, de studie, en het beroepsveld van de bioloog. Daarbij gebruik je het verplicht aan te schaffen boek ‘Biology’ van Campbell, 9e editie. Het onderwijs in het eerste jaar is inleidend en wordt daarom niveau 1 genoemd. Het: ─ geeft je een overzicht van alle deelgebieden van de Biologie en hun onderlinge samenhang, ─ brengt je een representatief beeld bij van de studie in haar geheel, ─ geeft je basiskennis van steunvakken en de toepassing ervan in biologische vakken, ─ geeft je inzicht in de samenhang van Biologie met andere wetenschappen, ─ geeft je een inleiding in de grondslagen van het natuurwetenschappelijk denken en van de Biologie in het bijzonder, ─ stimuleert je zelfwerkzaamheid, ─ is selecterend en biedt je de mogelijkheid te beslissen de studie voort te zetten dan wel te beëindigen. Behalve dat je een breed overzicht krijgt van biologie als wetenschappelijke discipline, wordt in het eerste jaar aandacht besteed aan de plaats van de biologie in de samenleving. Daarbij spelen ethische aspecten van de biologie, biologische denk- en werkwijzen, experimenteel en beschrijvend onderzoek, modelleren, evolutionair denken en systeemdenken een belangrijke rol. De cursussen van het eerste studiejaar (niveau 1) Je volgt in je eerste jaar acht cursussen, twee per cursusperiode. Hiervan zijn er 6 verplicht (VET) en de rest keuzecursussen (CURSIEF). De cursusbeschrijvingen hiervan staan verderop in deze gids of, in het geval van niveau 2, in de studiegids van jaar 2 en 3. Je volgt in: periode periode periode periode
1: 2: 3: 4:
Evolutiebiologie & Biodiversiteit en Moleculaire Celbiologie Biologie van Dieren en Biologie & Ecologie van Planten Systeembiologie en Biotechnologie of een cursus buiten Biologie Experiment & Statistiek en Ecologie, Mariene Wetenschappen 1, een niveau 2 cursus of een cursus buiten Biologie
19
periode 1
EVOLUTIE & BIODIVERSITEIT Evolution and Biodiversity Verplicht Coördinator: dr. F.A.C. Wiegant Onderwijsinstituut Biologie H.R. Kruytgebouw, kamer Zuid-407 tel.: 030-253 4143 e-mail:
[email protected] Docenten: mw. dr. M.J. Duchateau, mw. dr. J.W.M. Freriksen, mw. dr. M.C. Koster, drs. V.P.A. Lukkien, E.T. Pos MSc, dr. F.A.C. Wiegant
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Cursuscode: B-B1EVBI13 ECTS: 7½ Timeslot: A+D Ingangseisen VWO met profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie. Studieadviespad Deze cursus schept het biologisch-evolutionaire kader voor alle vakken van niveau 1, 2 en 3 en voor alle studieadviespaden. Leerdoelen In deze cursus vorm je een kritisch beeld van de processen, patronen en theorie van evolutie. Verder leer je de belangrijkste verschillen en overeenkomsten van organismen in en tussen domeinen en hun onderliggende groepen. Daarnaast ontwikkel je vaardigheden in het uitvoeren van een literatuurstudie en het schrijven van een individueel essay. Aan het einde van de cursus kun je: ─ de belangrijkste micro-evolutionaire processen noemen en toepassen, ─ uitleggen wat een soort is en hoe soorten ontstaan, ─ theorieën benoemen die het ontstaan van het leven op aarde verklaren, ─ het resultaat interpreteren van verschillende methoden van verwantschapsanalyse, ─ de belangrijkste biologische en geologische patronen in de aardgeschiedenis beschrijven, ─ (model)organismen in domeinen en onderliggende groepen indelen, ─ de belangrijkste verschillen en overeenkomsten van organismen in en tussen domeinen en onderliggende groepen aangeven, ─ beredeneren wat de ecologische niche is van organismen en welke fysiologische eigenschappen daar bij horen,
20
periode 1
─ de inzichten uitleggen wanneer en op welke manier de verschillende vormen van leven op aarde zijn ontstaan, ─ de evolutionaire verwantschap in en tussen domeinen en onderliggende groepen beschrijven en toelichten, ─ een samenhangend beeld van macro-evolutionaire patronen en microevolutionaire processen uitleggen en toepassen. ─ Informatie opzoeken, selecteren, beoordelen en rangschikken ─ Gerangschikte informatie samenvatten in een essay ─ Met behulp van trefwoorden artikelen vinden in elektronische bibliotheekbestanden Vaardigheden De belangrijkste vaardigheden die je in de cursus leert en gebruikt, zijn: ─ bibliotheekgebruik ─ selecteren, verwerken en lezen van literatuur ─ kritisch denken, ─ systematische benadering van problemen, ─ structureren en classificeren, ─ dissectie van een organisme uitvoeren aan de hand van een handleiding, ─ een organisme observeren en de resultaten in een schematische tekening samenvatten, ─ schriftelijke rapportage, een eenvoudig wetenschappelijk essay schrijven over een evolutionair onderwerp. Inhoud Wetenschappers schatten dat er 10 tot 80 miljoen soorten op aarde zijn, waarvan er op dit moment ongeveer 1.5 miljoen zijn beschreven. De evolutietheorie geeft een verklaring voor alle huidige en historische biologische processen en patronen als gevolg van evolutie. Zij is het geheel van vakgebieden die de patronen, en processen die tot evolutie leiden, bestuderen. Hiertoe behoren onder andere de paleontologie, biogeografie, systematiek, moleculaire evolutiebiologie, populatiebiologie en de evolutionaire ecologie. In de cursus komen de hoofdthema’s uit de evolutiebiologie van klein- naar grootschalig aan bod: ─ micro-evolutie: de processen van adaptatie op populatieniveau, ─ soortvorming: reproductieve isolatie, ─ macro-evolutie: de veelal grootschalige veranderingen in ruimte en tijd en, als gevolg daarvan, het ontstaan van de grote systematische groepen van het leven.het aanbieden van een voor de biologie structurerend kader dat het vwo en de studie biologie verbindt, Ondanks deze onderverdeling vormen de drie thema’s een samenhangend geheel. Het blok opent met de processen die aan de Evolutie ten grondslag liggen en die de huidige diversiteit kunnen verklaren: de micro-evolutie en het daaronder gerangschikte onderwerp ‘socialiteit, kin- en seksuele selectie’ komen aan bod. Via het thema soortvorming verlegt de aandacht zich in de richting van de macro-evolutie. Daarna worden een aantal grote groepen van organismen behandeld, die ontstaan zijn in de loop van 3.5 miljard jaar evolutie: bacteriën, archae, schimmels, eencellige eukaryoten, planten en dieren 21
periode 1
Onderwijsvormen Deze bestaan uit hoorcolleges, werkcolleges en practica (ook computerpractica), COO, excursie, het schrijven van een essay en zelfstudie. Toetsing De cursus is voldoende afgerond als je een voldoende (5,5 of hoger) haalt als eindcijfer. Voor elk van de twee deeltentamens en moet je minimaal een 5,0 halen. Bij een onvoldoende voor één of beide deeltoetsen is het mogelijk om ze afzonderlijk te herkansen mits het berekende eindcijfer niet lager is dan een niet afgeronde 4.0. Het cijfer van het blok wordt bepaald door: ─ de tentamens (80%, 8 van de tien punten), ─ het individueel essay (20%, 2 van de 10 punten). Het essay wordt beoordeeld met een O (0.7 punten), een V (1.4) of een G (2). Lever je geen essay in dan is de beoordeling ND en krijg je geen eindcijfer voor de cursus! Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ Werkboek Evolutiebiologie en Biodiversiteit.
22
periode 1
MOLECULAIRE BIOLOGIE Molecular Biology Verplicht Coördinator: dr. A.F.M. Cremers leerstoelgroep Celbiologie H.R. Kruytgebouw, kamer O501 tel.: 030-253 3002/3184 e-mail:
[email protected] Docenten: dr. A.F.M. Cremers, dr. A.A.M. Thomas,
[email protected] [email protected]
Cursuscode: B-B1MB05 ECTS: 7½ Timeslot: B+C Ingangseisen VWO met profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie. Studieadviespad Deze cursus is van belang voor alle vakken in jaar 1 en alle studieadviespaden. Leerdoelen In de cursus Moleculaire Biologie krijg je kennis van en inzicht in de structuur van biomoleculen, van cellulaire processen en van de structuur en functie van het genetische materiaal. In het bijzonder leer je: ─ de structuur van biomoleculen, de algemene processen in de cel en de opbouw van biologische membranen beschrijven, ─ de intracellulaire compartimenten van de cel en de bijbehorende functies benoemen, ─ de verschillen en overeenkomsten van celademhaling en fotosynthese benoemen, ─ hoe signalen van buiten af aan de cel worden doorgegeven, ─ beschrijven/uitleggen op welke manier de celcyclus wordt gereguleerd, ─ de overeenkomsten en verschillen tussen mitose en meiose uitleggen, ─ de principes van DNA replicatie en transcriptie uitleggen, ─ de principes van RNA processing en translatie en de rol van tRNA beschrijven, ─ de processen replicatie, transcriptie en translatie bij prokaryote en eukaryote organismen vergelijken. ─ de werking van virussen beschrijven. ─ eenvoudige moleculaire celbiologische technieken begrijpen.
23
periode 1
Vaardigheden ─ opstellen van een experiment, ─ uitwerken van werkcolleges in kleine groepen, ─ het systematische benaderen van problemen en kritisch denken. ─ schrijven practicum verslag Inhoudsbeschrijving De cel is de basiseenheid in de biologie. Elk organisme bestaat uit cellen of is zelf één enkele cel. Door de chemische processen in cellen te begrijpen krijgen we inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van levende organismen. Dit betreft zowel dier, plant als micro-organisme. De cursus begint dan ook met het krijgen van kennis en inzicht in de structuur van aminozuren/eiwitten, koolhydraten en nucleïnezuren. Dit inzicht van biomoleculen is essentieel voor het leren begrijpen van levensprocessen op moleculair niveau. Ook zullen de chemische processen die in de cel plaatsvinden bestudeerd worden. In het tweede deel worden de structuur en functie van het genetisch materiaal op moleculair niveau en de invloed van mutaties op de functie van genen behandeld. Ook kijk je dan hoe genetisch materiaal in de cel wordt opgeslagen en over dochtercellen verdeeld. Daarnaast krijg je een inleiding in de moderne moleculaire genetica. Onderwijsvormen Dit zijn (hoor)colleges, werkcolleges, praktikum opdrachten , een 7-tal Computer Ondersteund Onderwijs programma’s (COO’s) en Opdrachten Mastering Biology. Blackboard 9.1 Tijdens de cursus krijg je ondersteuning via Blackboard 9.1. Hier vind je collegehandouts, werkcollegeopdrachten, roosters, COO’s, een biochemisch woordenboek, interessante links en zelftoetsen. Mastering Biology. Dit is een online programma behorende bij het boek van Campbell. Voordat je college krijgt over een bepaald hoofdstuk moet je dit hoofdstuk al voorbereiden door middel van een opdracht. Na het college zul je over dit hoofdstuk toetsvragen moeten beantwoorden. Toetsing De toetsing van de cursus bestaat uit twee delen: deel 1 en deel 2. ─ Halverwege de cursus leg je toets 1 af en aan het einde van cursus toets 2 (beide schriftelijk) ─ Verder krijg je een beoordeling voor de opdrachten van Mastering Biology en voor het Praktisch werk. Het cijfer van deeltoets 1 bestaat uit toets 1 (80%) en Opdrachten Mastering Biology (15%) en practicum (5%) Het cijfer van deeltoets 2 bestaat uit toets 2 (80%) en Opdrachten Mastering Biology (15%) en practicum (5%). De deeltoetsen 1 en 2 mogen niet lager zijn dan 5.0 Het eindcijfer voor de cursus bestaat uit: cijfer deeltoets 1 (50%) en cijfer deeltoets 2 (50%).
24
periode 1
Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ Inlogcode Mastering Biology ─ Blokboek met handouts colleges ─ Dictaat werkcolleges en handouts COO en opdrachten (practicum), ca. €15
25
periode 2
BIOLOGIE VAN DIEREN Animal Biology Verplicht Coördinator dr. J. Bogerd (Jan) Hugo R. Kruytgebouw, kamer West-607, Padualaan 8, 3584 CH Utrecht tel. 030 253 4177 e-mail:
[email protected] Docenten dr. J. Bogerd (Jan), mw. dr. M.J.H.M. Duchateau, mw. dr. J.W.M. Freriksen, mw. dr. E. de Graaff, dr. R.W. Schulz, dr. A.A.M. Thomas,
Cursuscode: ECTS: Timeslot:
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
B-B1DIER05 7½ A+D
Ingangseisen VWO met profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie. Studieadviespad De cursus bereidt voor op het volgen van studieadviespaden Gedragsbiologie, Moleculaire Levenswetenschappen en Educatie, Communicatie & Management. Leerdoelen Na afloop van deze cursus kun je: ─ de karakteristieken beschrijven van de dierlijke basisweefsels, ─ de belangrijkste functies van de verschillende weefsels en orgaansystemen beschrijven, ─ de relatie uitleggen tussen de vorm en de functie van weefsels en orgaansystemen, ─ beschrijven hoe gedurende de evolutie orgaansystemen zich hebben ontwikkeld, ─ verklaren hoe het zenuwstelsel en het hormonale stelsel samenwerken bij het in stand houden van de homeostase van het interne milieu, ─ de rol van het gedrag bij het handhaven van de homeostase beschrijven, ─ de causale analyse van gedrag beschrijven. Vaardigheden Je oefent in de cursus de volgende vaardigheden: ─ relevante informatie verzamelen via internet, boeken en tijdschriften, selecteren en verwerken van literatuur, ─ uitvoeren van de onderzoekscyclus: een proef plannen, en een labjournaal bijhouden, 26
periode 2
─ creatief en probleemoplossend werken en omgaan met complexe systemen, ─ mondeling en schriftelijk rapporteren in het Nederlands, een presentatie maken en geven en die van medestudenten beoordelen, ─ microscopiseren, ─ dissectie, een orgaan dan wel een dier ontleden aan de hand van een handleiding, ─ ethisch denken en handelen. Inhoud De cursus Biologie van dieren gaat verder waar de biologielessen van de middelbare school ophielden. Je gaat, in detail, het functioneren van processen in het lichaam van een dier bestuderen. Met de kennis over die processen leer je vervolgens allerlei verstoringen van de homeostase te verklaren. Zo bestudeer je de levensverrichtingen (functionele fysiologie) en de daarbij horende structuren van dieren, de vertebraten (gewervelde dieren) in het bijzonder. Tevens leer je de relatie tussen vorm en functie van dierlijke cellen, organen en orgaansystemen verklaren. Daarbij krijgen vooral bouw en functioneren van organen en orgaanstelsels veel aandacht: de opbouw van verschillende weefseltypes, het zenuwstelsel, het spierstelsel, het spijsverteringsstelsel, de energiehuishouding, het immuunsysteem, de gaswisseling, de excretie en osmoregulatie, de homeostase van het interne milieu en de regulatie via het neurale en het hormonale systeem komen aan de orde. Een belangrijk aandachtsgebied in de cursus is het gedrag van organismen. De causale analyse van gedrag begint met informatie die wordt waargenomen door zintuigen, de stimuli. Die stimuli zullen, na verwerking door het zenuwstelsel, resulteren in gedrag dat aanpassing van het individu aan de buitenwereld mogelijk maakt. Je zult leren dat communicatie en leerprocessen daarin een belangrijke rol spelen. Daarnaast draagt gedrag bij aan de homeostase van het interne milieu en leer je meer over de gevolgen van een langdurig bedreigde homeostase.
Onderwijsvormen Tijdens de cursus volg je hoor- en werkcolleges, practica (microscopie en dissectie) en COO’s. Daarnaast werk je in groepen aan opdrachten waarover je aan medestudenten presentaties geeft. Biologie van Dieren is een pittige cursus die echter goed te doen is als je de behandelde stof bijhoudt tijdens de zelfstudietijd en tijdig begint met het bestuderen van de tentamenstof. Door het maken van de zelftesten en de oefententamens kun je controleren of je de stof voldoende beheerst. Blackboard De cursus wordt ondersteund door Blackboard waar je de college-handouts, de opdrachten, de roosters, de beoordelingsformulieren, de zelftesten, een biomedisch woordenboek en interessante links vindt. Via Blackboard kun je met medestudenten discussiëren over de opdrachten en de inhoud van de cursus. Toetsing De cursus Biologie van Dieren heeft twee deeltoetsen. Het eindcijfer van de cursus wordt pas vastgesteld nadat aan alle practicum- en presentatieverplichtingen is voldaan. Dit houdt tevens in dat voor alle presentaties én het verslag minimaal een “voldoende” (5,5 of hoger) moet worden behaald om de cursus met een voldoende eindcijfer te kunnen afsluiten.
27
periode 2
Actieve deelname aan practica, werkcolleges en presentatieopdrachten is verplicht. Als je onverhoopt een practica of een presentatie hebt gemist, krijg je op een later tijdstip beperkt de gelegenheid het gemiste alsnog in te halen. Het eindcijfer is het gemiddelde (1:1) van deel 1 en deel 2: Deel 1 van de cursus: ─ 2 presentaties, met een "goede" presentatie verdien je 0,2 bonuspunten; maximaal dus 0,4 bonuspunten, ─ deeltoets 1. Het cijfer voor deze deeltoets moet minimaal een onafgeronde 5 zijn om de bonuspunten te mogen gebruiken. Deel 2 van de cursus: ─ 1 presentatie en een verslag, voor elk "goed" beoordeeld onderdeel verdien je 0,2 bonuspunten; maximaal dus 0,4 bonuspunten, ─ deeltoets 2. Het cijfer voor deze deeltoets moet (eveneens) minimaal een onafgeronde 5 zijn om de bonuspunten te mogen gebruiken. Let op: Voorwaarde voor het berekenen van een eindcijfer is dat voor beide deeltentamens minimaal een onafgeronde 5 is gehaald. Als één of beide deeltentamen(s) lager is/(zijn) dan een onafgeronde 5 (de bonuspunten tellen dan niet mee!), maar het gemiddelde van de twee deelcijfers tenminste een niet afgeronde 4 is, dan mag je de betreffende deeltoets(en) tijdens de aanvullende toetsing éénmalig overdoen. Tijdens de aanvullende toetsing (herkansingstoets) kun je óf deeltentamen 1 óf deeltentamen 2 óf het combitentamen (deeltentamen 1 én 2) maken. Bij de aanvullende toetsing tellen de bonuspunten nog mee, het studiejaar daarna niet meer. Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ werkboek Biologie van Dieren 2013-2014, ─ een snijset en labjas voor de dissectiepractica, ─ een potlood, een gum en een puntenslijper. Aanbevolen: ─ “Henderson’s Dictionary of Biology” van Lawrence, 15e editie, Pearson Education Inc., 2011.
28
periode 2
BIOLOGIE en ECOLOGIE van PLANTEN Plant Biology & Ecology Verplicht Coördinator dr. R. Pierik
[email protected] leerstoelgroep Ecofysiologie van Planten H.R. Kruytgebouw, kamer Z305 tel. : 030-253 6838 Docenten dr. R. Pierik mw. dr. M. Hefting mw. dr. R. Sasidharan
Cursuscode: ECTS: Timeslot:
[email protected] [email protected] [email protected]
B-B1BEP13 7½ B+C
Ingangseisen VWO met profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie. Studieadviespad Deze cursus is van belang voor alle plantenbiologische en ecologische cursussen van de bacheloropleiding Biologie. Leerdoelen Je kent de bouw van de plant, je kunt de belangrijkste fysiologische processen van de plant verklaren en met eenvoudige proeven kun je plantenbiologische processen aantonen/meten. Tevens kun je basis principes van de ecologie van planten en hun ecologische strategieën begrijpen en toepassen. Concreet betekent dit dat je: ─ kan uitleggen hoe verschillende milieufactoren de fotosynthese van een plant beïnvloeden, ─ hoe verschillende fotosynthesetypen (C3, C4, CAM) van elkaar verschillen en wat het belang daarvan is, ─ de aanpassingen van groei en ontwikkeling van een plant aan de omgeving kan verklaren met onder andere fysiologische en/of morfologische parameters, ─ kan uitleggen hoe xyleem- en floëemtransport in een plant plaatsvindt, ─ op basaal niveau kan verklaren hoe de interne sturing in een plant plaats vindt (hormonen, fytochroom), ─ de interne architectuur van blad, stengel en wortel kan beschrijven, ─ het functioneren van een plant in zijn (a)biotische milieu kan toelichten, ─ kunt werken met begrippen als niche, habitat en eilandtheorie, ─ veranderingen in de structuur en dynamiek van ecosystemen kan toelichten ─ kan uitleggen hoe eigenschappen van planten kunnen worden gebruikt in voedselproductie en andere maatschappelijke thema’s. ─ een eenvoudig wetenschappelijk verslag over een experiment kan schrijven.
29
periode 2
Vaardigheden Dit zijn: ─ verslag schrijven, ─ een biologisch probleem analyseren en de daarvoor benodigde informatie verzamelen, ─ een wetenschappelijk artikel lezen, ─ mondelinge rapportage ─ maken en houden van een PowerPoint presentatie, ─ samenwerken, ─ gebruik van binoculair of (stereo)microscoop, Inhoud De cursus is opgedeeld in vier thema’s: 1) fotosynthese en groei, 2) transport van water, nutriënten en assimilaten, 3) sturing en reproductie en 4) plantenecologie. Ze zijn zo gekozen dat ze enerzijds de basis vormen voor de vakken Plantenbiologie en Plantenecologie en anderzijds het mogelijk maken om maatschappelijk relevante onderwerpen waarbij planten zijn betrokken, te bestuderen. In het eerste thema ligt de aandacht op de fotosynthesemechanismen van verschillende plantengroepen (C3, C4, CAM), de effecten daarop van verschillende milieuparameters (intern en extern) en groei. De kwantitatieve rol van fotosynthese, ademhaling en morfologische parameters spelen een belangrijke rol in de koolstofbalans van planten. In het thema transport (thema 2) ligt de aandacht op de principes van watertransport door een plant (opname, xyleem- en floeemtransport, transpiratie), nutriëntenopname en de interacties die bestaan met het fotosyntheseproces. In het thema sturing en reproductie (thema 3) bestudeer je de regulatie van ontwikkeling (kieming, groei en bloei) door plantenhormonen en het waarnemen van licht. Een aantal voorbeelden van signaaltransductie routes zullen aan bod komen. In thema 4 bestuderen we planten in relatie tot hun (a)biotsche milieu en op hogere integratie niveaus van levensgemeenschap en ecosysteem. We bestuderen de interacties tussen organismen en hoe deze interacties bepalend zijn voor de ruimtelijke verdeling van organismen, voor de successie in ecosystemen en voor de ontwikkeling van plantendiversiteit. De eerste 3 thema’s gaan tevens in op het belang van planteneigenschappen in de voedselproductie en besteden ook aandacht aan de mogelijkheden en consequenties van genetische modificatie voor planten. Onderwijsvormen Hoor- en werkcollege, practicum, COO, projectgestuurd onderwijs (PGO), literatuur en experimenteel onderzoek, het maken van opdrachten (verslagen en presentaties) en zelfstudie zijn de onderwijsvormen in deze cursus.
30
periode 2
Toetsing Het eindcijfer van de cursus wordt berekend uit resultaten van de drie deeltentamens (elk 30 %) en de beoordeling van de PGO-opdrachten (10%). Voor de twee PGO-onderdelen en voor het gemiddelde van de drie deeltentamens moet je een voldoende halen (minimaal een 5,5). Tevens moet je voor elk van de deeltoetsen minimaal een 4 halen. Bij actieve deelname aan de werkcolleges kun je een bonuspunt verdienen. Voorwaarde voor het krijgen van het eindcijfer is dat je de practica en PGO hebt gevolgd. De practica zelf worden niet beoordeeld met een cijfer, maar actieve deelname aan alle practicumonderdelen is verplicht. Als je onverhoopt een practicum hebt gemist, dan krijg je op een later tijdstip de gelegenheid om het gemiste alsnog in te halen. Om praktische redenen kan dat mogelijk pas een jaar later zijn in de volgende cursus Plantenbiologie. Studiemateriaal ─ werkboek ‘Biologie en Ecologie van Planten’, ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ labjas en labjournaal, ─ snijset voor de practica, potlood, kleurpotloden, gum.
31
periode 3
SYSTEEMBIOLOGIE Systems Biology Verplicht Coördinator mw. dr. Kirsten ten Tusscher leerstoelgroep Theoretische Biologie H.R. Kruytgebouw, kamer Z510 tel.: 030-253 3637 e-mail:
[email protected] Docenten mw. dr. C. Kesmir,
[email protected] prof. dr. R.J. De Boer,
[email protected] mw. dr. K.H.W.J. Ten Tusscher
[email protected]
Cursuscode: B-B1SYSB09 ECTS: 7½ Timeslot: B+C Ingangseisen VWO met profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie. Leerdoelen Na het volgen van de cursus kun je: ─ wiskundige modellen uit een aantal verschillende disciplines van de biologie lezen, begrijpen en interpreteren in termen van de biologische betekenis, ─ werken met onderdelen van de wiskunde die belangrijk zijn voor de modellering met differentiaalvergelijkingen en parametervrije functies tekenen, ─ het gedrag van wiskundige modellen voorspellen door deze te analyseren in een faseruimte met isoclines en evenwichten, ─ werken met clusteringmethoden, fylogenetische bomen, sequentie alignment, en blast searches, ─ sequentiegegevens analyseren uit het aanbod van bioinformatische data op het web. Vaardigheden ─ Lezen van wetenschappelijke artikelen, ─ beroepsspecifieke tools, ─ computer als leeromgeving, ─ werken met complexe systemen en wiskunde, ─ creativiteit, ─ kritisch en probleemoplossend denken en werken.
32
periode 3
Inhoud Biologische systemen zijn bijzonder complex. Traditioneel worden deze biologische systemen meestal bestudeerd door ze uit elkaar te halen om kennis te verzamelen over kleine deelsystemen, deze manier van bestudering wordt ook wel een reductionistische aanpak genoemd. In de systeembiologie gaat het juist over het integreren van allerlei gerelateerd biologische feiten om op die manier de complexiteit van het gehele biologische systeem beter te leren begrijpen. De moderne biologie verzamelt in een hoog tempo bijzonder veel nieuwe feiten die opgeslagen worden in grote databanken. Voorbeelden hiervan zijn de complete genomen van verschillende soorten organismen, de expressiepatronen van genen in verschillende cellen, en de netwerken van interacties tussen de verschillende eiwitten in een cel. De systeembiologie probeert deze schat van biologische gegevens te combineren, integreren en analyseren. Systeembiologie is een theoretische benadering waarin we met wiskundige modellen en bioinformatische methoden experimentele gegevens verwerken. Voorbeelden van bioinformatische methoden zijn het automatisch zoeken in databanken (denk aan blast) en het automatisch rangschikken van gegevens (denk aan clustering en fylogenie). Wiskundige modellen en/of computer simulatiemodellen worden gebouwd door biologische kennis te combineren tot één werkend modelsysteem dat we veel beter kunnen bestuderen dan het oorspronkelijke, veel complexere (natte) biologische systeem. Het eerste deel van de cursus gaat over het modeleren van biologische systemen en combineert de wiskunde van differentiaalvergelijkingen met de analyse van modellen uit de theoretische biologie en systeembiologie. Dit laatste, de modeleringstak binnen de systeembiologie wordt ook wel computationele levenswetenschappen genoemd. In dit deel van de cursus leer je hoe je wiskundige modellen kunt lezen, interpreteren, analyseren en op een computer simuleren. We behandelen de wiskundige technieken die je hier voor nodig hebt. Je leert evenwichten te bepalen en faseruimtes te schetsen waaruit we de stabiliteit van deze evenwichten aflezen. We behandelen wiskundige modellen uit een aantal verschillende biologische disciplines zodat je ziet dat de systeembiologie op veel terreinen gebruikt wordt. Dit deel van de cursus neemt tweederde van de cursusduur in beslag en wordt afgesloten met een toets. Het tweede deel van de cursus gaat over bioinformatica. Je maakt kennis met dewerking van algemene methodes als clustering, fylogenie, alignment en blast, en leert de resultaten van dergelijke analyses interpreteren. Dit onderdeel neemt eenderde van de duur van de cursus in beslag en wordt afgesloten met een toets. Onderwijsvormen Elke dag begint met een hoorcollege. Dit wordt gevolgd door een werkcollege (papier en pen opgaven of een computerpracticum). Het volgen van de werkcolleges en de computerpractica is onontbeerlijk voor een voldoende begrip van de stof. Zelfstudietijd tijdens de cursus gebruik je om de uitgedeelde artikelen te bestuderen en om de stof van de volgende keer voor te bereiden.
33
periode 3
Wiskunde en Theoretische Biologie deel: ─ Schriftelijke toets, vormt het gehele cijfer voor dit cursus onderdeel, ─ er kan een bonuspunt worden verdiend door de opgaves van de werkcolleges en computerpractica te maken en op de dag zelf af te laten tekenen bij de studentassistenten.. Dit bonuspunt wordt opgeteld bij het toetscijfer (maximum eindcijfer is een 10). Bioinformatica deel: ─ Schriftelijke toets, vormt 9/10 van het cijfer voor dit cursusonderdeel, ─ verslag van het miniproject, vormt 1/10 van het cijfer voor dit cursusonderdeel, ─ er kan een bonuspunt worden verdiend door de opgaves van de werkcolleges en computerpractica te maken en op de dag zelf af te laten tekenen bij de studentassistenten. Dit bonuspunt wordt opgeteld bij het cijfer op basis van de toets en het miniproject verslag (maximum eindcijfer is een 10). Eindcijfer: ─ Het eindcijfer wordt voor 1/3 bepaald door het Bioinformatica cijfer, en voor 2/3 bepaald door het Wiskunde/Theoretische Biologie cijfer. ─ Om een voldoende te halen moet niet alleen bovenstaande eindcijfer een voldoende zijn maar moet je bovendien voor ieder van de twee afzonderlijke onderdelen minstens een 5 gehaald hebben. Herkansing: ─ Van het onderdeel dat niet herkanst wordt blijft het cijfer staan. ─ Van het bioinformatica verslag blijft het cijfer staan. ─ De eventuele bonuspunten blijven staan. Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ Readers: De readers koop je tegen kostprijs of kun je downloaden via Blackboard of de algemene website van de cursus: http://theory.bio.uu.nl/sb.
34
periode 3
BIOTECHNOLOGIE EN MAATSCHAPPIJ Biotechnology and society Keuzecursus Coördinator mw. dr. M.C. Koster (Margot) leerstoelgroep Microbiologie H.R. Kruytgebouw, kamer W407 tel.: 030-253 2267 e-mail:
[email protected] Docenten dr. L.G. Lugones,
[email protected] dr. F.R. Stafleu,
[email protected]
Cursuscode: ECTS: Timeslot:
B-B1BIOT09 7½ A+D
Ingangseisen De cursus Moleculaire Biologie op niveau 1 Bachelor Biologie of een vergelijkbare cursus moet gevolgd zijn. Leerdoelen De cursus richt zich op het leren begrijpen en gebruiken van principes die de basis vormen van belangrijke biotechnologische toepassingen, alsmede de impact van biotechnologie op de maatschappij. Na afloop van deze cursus kun je: ─ de technieken die ten grondslag liggen aan belangrijke biotechnologische ontwikkelingen uitleggen, ─ beredeneren welke techniek te gebruiken en resultaten interpreteren, ─ voorbeelden noemen van belangrijke biotechnologische toepassingen, ─ principes uit de recombinant DNA technologie toepassen, ─ de gevolgen van biotechnologische toepassingen op de maatschappij aangeven, ─ een beredeneerde mening geven over de mogelijkheden en beperkingen van biotechnologische ontwikkelingen, ─ een primair artikel in de biotechnologie begrijpen, ─ de toepasbaarheid van een biotechnologische vinding beoordelen. Vaardigheden ─ het zelfstandig eigen maken van leerstof, ─ individueel en in groepsverband oplossen van problemen, ─ het presenteren van informatie (schriftelijk en mondeling), ─ standpunten beargumenteren
35
periode 3
Inhoud Biotechnologie is het gebruik van biologische principes, organismen en hun producten voor praktische doeleinden. De mens bedrijft al eeuwenlang biotechnologie, bijvoorbeeld bij het maken van bier of brood. De ontwikkeling van nieuwe technieken, zoals de recombinant DNA technologie, en de enorme toename van onze kennis over biologische systemen heeft ertoe geleid dat dit veld in een ware stroomversnelling is gekomen en men spreekt dan ook over een biotechnologische revolutie. Bacteriën voor de afbraak van toxische stoffen, transgene planten als eetbare vaccins, het klonen van varkens voor xenotransplantatie of het repareren van een dwarslaesie met stamcellen zijn maar een paar voorbeelden van toepassingen die volop in ontwikkeling zijn. In deze cursus worden de technieken die de basis vormen van verschillende biotechnologische toepassingen behandeld en geïllustreerd aan de hand van voorbeelden. Hierbij wordt ook gekeken naar de impact van deze ontwikkelingen op de maatschappij en naar ethische dilemma’s die de moderne biotechnologie oproept. Onderwijsvormen De cursus omvat colleges, zelfstudie, individuele opdrachten, werkgroepen, groepsopdrachten en COO’s. Tijdens de cursus krijg je ondersteuning via Blackboard. Hier vind je roosters, college-handouts, COO’s en opdrachten. Toetsing Tijdens de cursus zijn er twee toetsmomenten, een tussentoets en een eindtoets. Daarnaast zullen de opdrachten beoordeeld worden. De weging van de verschillende onderdelen en de regels voor herkansing worden aan het begin van de cursus bekend gemaakt. Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ Introduction to Biotechnology van Thieman and Palladina, Pearson International edition. 3e editie 2009. ISBN 032181892X/9780321818928 ─ werkboek Biotechnologie,
36
periode 4
ECOLOGIE Ecology Keuzecursus Coördinator mw. dr. ir. M.M. Hefting leerstoelgroep Ecologie en biodiversiteit H.R. Kruytgebouw, kamer N306 tel.: 030-253 7441 e-mail:
[email protected] Docenten mw. dr. ir. M.M. Hefting,
[email protected] dr. F. Schieving,
[email protected]
Cursuscode: ECTS: Timeslot:
B-B1ECO13 7½ A+D
Ingangseisen De cursus Ecologie bouwt voort op de kennis die is opgedaan in de cursus Biologie en Ecologie van Planten. Verder is voorkennis uit de vakken Moleculaire celbiologie, Biologie van dieren en gedrag en Systeembiologie een pré. Studieadviespad De cursus is een voorbereiding op het studieadviespad Ecology and Nature Conservation, Plant Biology en Evolution and Biodiversity. Leerdoelen In deze cursus bestudeer je biologische processen op de hogere integratieniveaus (populatie, levensgemeenschap en ecosysteem). Het centrale thema hierbij is het effect van verstoring op ecosystemen. We kijken specifiek naar de verstoringseffecten door klimaatverandering, en menselijk ingrijpen in ecosystemen zoals vermesting en fragmentatie. Bij het veldwerk dat onderdeel uitmaakt van deze cursus leer je de ecologische kennis gebruiken bij het analyseren van problemen uit het natuurbeheer. Na afloop van de cursus kun je: ─ de centrale concepten uit de ecologie en populatiedynamica hanteren, ─ simpele prooi-predatie interacties formuleren, analyseren en vertalen naar de praktijk van het natuurbeheer, ─ de verworven kennis van ecologische concepten en theorieën gebruiken bij de bestudering van wat complexere problemen binnen de ecologie, ─ enkele statistische basisbegrippen hanteren en beschrijvende statistische parameters kunnen uitrekenen. Vaardigheden ─ hypothesen en onderzoeksvragen formuleren, ─ eenvoudige meetmethodieken uitvoeren om een ecologisch probleem te bestuderen, ─ samenwerken in kleine groepen met nadruk op informatieoverdracht, 37
periode 4
informatie verwerking en het beargumenteren van standpunten, ─ veldgegevens verwerken en statistisch analyseren met Excel, ─ informatie halen uit aangereikte achtergrondliteratuur, ─ een wetenschappelijk rapport schrijven met een duidelijke structuur en met helder en correct taalgebruik. Inhoud De cursus is ingedeeld in theorie deel en een casestudy Oostvaarsdersplassen met veldwerk en een essay opdracht. In ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─
het theoretische deel komen de volgende onderwerpen aan de orde: de structuur en dynamiek van ecosystemen terugkoppelingen en alternatieve evenwichten de rol van decompositieprocessen energiestromen en nutriëntenkringlopen in ecosystemen trofische niveaus dispersie en fragmentatie allocatie strategieën biodiversiteit en invasieve soorten exponentiële groei en logistische groei intra- en interspecifieke concurrentie predator-prooi relaties metapopulaties
Bij de populatiedynamica zullen we zien dat heel veel interacties begrijpelijk gemaakt kunnen worden met relatief simpele wiskunde. We zullen bijvoorbeeld gaan kijken naar de effecten van verstoring op intra- en interspecifieke concurrentie. Het praktische deel van de cursus bestaat uit: ─ veldwerk en een excursie in de Oostvaardersplassen waarin je data van vraatschade aan de bossen in de Flevopolder gaat verzamelen en met behulp van basale statistische methoden analyseert en overzichtelijk weergeeft. ─ het analyseren van de populatiedynamica van grote grazers uit de praktijk van het natuurbeheer (case study grote grazers in de Oostvaardersplassen). Dit zal verwerkt worden in de vorm van een essay. Onderwijsvormen De onderwijsvorm is zowel theoretisch als praktijkgericht en bestaat uit hoor- en werkcolleges en een veldwerk in kleine werkgroepjes. Verder het analyseren van onderzoekgegevens, het schrijven van een verslag en een essay, en zelfstudie. Toetsing Het theoretisch deel van de cursus wordt getoetst met een tweetal schriftelijke (deel)tentamens. De inhoud hiervan gaat over de behandelde stof uit het verplichte boek “Elements of Ecology” van Smith and Smith, de leerstof aangeboden via Blackboard, de syllabus en de tijdens de colleges, werkcolleges en het veldwerk behandelde stof.
38
periode 4
Het eindcijfer van de cursus wordt bepaald door: ─ deeltoets 1 (40%) ─ deeltoets 2 (40%) ─ beoordeling van het practicum (12%, groepscijfer). ─ beoordeling van het essay (8%, groepscijfer). Compensatie is alleen mogelijk wanneer deeltoetsen ieder hoger zijn beoordeeld dan een 4.0 en het essay en verslag hoger of gelijk aan een 5.0. Studiemateriaal ─ Elements of Ecology van Smiths and Smiths, ─ syllabus, ─ rekenmachine, lineaal, en schrijfbenodigdheden.
39
periode 4
MARIENE WETENSCHAPPEN 1 Marine Sciences 1 Keuzecursus Coördinator dr. Appy Sluijs Leerstoelgroep Mariene Palynologie (Geowetenschappen), Gebouw Aardwetenschappen Budapestlaan 4, 3584 CD Utrecht kamer Z312, tel.: 030-253 2638 e-mail:
[email protected] secretariaat:
[email protected]; tel. 030-253 2629 Docenten mw. dr. Francesca Sangiorgi,
[email protected] dr. Stefan Schouten,
[email protected] dr. Appy Sluijs,
[email protected] dr. Klaas Timmermans,
[email protected]
Cursuscode: B-B1MAWE13 ECTS: 7½ Timeslot: A+D Ingangseisen Geen. De cursus is niet toegankelijk voor studenten die Mariene Wetenschappen cursussen op niveau 2 of 3 succesvol hebben afgerond. Studieadviespad De cursus is van belang voor studenten die de volgende studieadviespaden volgen: “Mariene Wetenschappen”, “Organismen, ecosystemen en biodiversiteit”, “Ecologie”, “Aarde, Leven en Klimaat”, “Evolutie”. Leerdoelen In deze multidisciplinaire introductiecursus maak je kennis met biologie in de oceaan. De biologie wordt in context van het abiotische milieu gebracht waarbij ook basale chemie en natuurkunde wordt geïntegreerd en op biologische en langere tijdschalen wordt nagedacht. Je leert zo de biologische processen en mariene ecosystemen als bepalend deel van het oceaansysteem in brede zin te bepalen. Na afloop kun/heb je: ─ een basisinzicht van het leven in de oceaan, met name plankton, algen en dieren, alsmede ecosystemen. ─ basale kennis van nutrientenkringlopen in de oceaan ─ inzicht in de interactie tussen fysische, chemische en biologische processen in de oceanen, en de ecologische gevolgen van antropogene invloeden, ─ kennis van ‘marine resources’ en duurzaamheidsvraagstukken daaromtrent ─ inzicht in de werking van de oceaan als systeem
40
periode 4
Vaardigheden ─ Selecteren en verwerken eenvoudige media, literatuur en internetbronnen, ─ systematische benadering problemen; kritisch denken, mondelinge rapportage (Engels/Nederlands); wetenschappelijke discussie, ─ professionele posterpresentatie (engels), ─ kennis(vorming) complexe mariene (eco)systemen. Inhoud Het hoofdthema in deze bij uitstek multidisciplinaire cursus is een introductie in de biologie van de oceaan in relatie tot het abiotische milieu. Welke zaken bepalen nu eigenlijk wat waar in de oceaan leeft? En wat leeft er dan precies? Wie zijn primaire producenten en hoe zit een marien voedselweb in elkaar? Het grote verschil tussen land en zee is dat de zee een veel grotere drie dimensionaal karakter heeft dan het land, door zijn grote diepte. Verder spelen ook langere tijdschalen een belangrijke rol voor de biologie, zoals oceaancirculatie. Deze cursus heeft dus als doel, naast de biologie, het leren zien van (basale) verbanden tussen fysische, chemische en biologische processen, in het verleden (paleo) en heden, die mariene ecosystemen in brede zin bepalen en of bepaald hebben. Ook besteed je aandacht aan verwachtingen voor de nabije toekomst. In de eerste weken volg je inleidende colleges over wat een oceaan eigenlijk is, waar ze uit bestaat en hoe ze eruit ziet in drie dimensies. Dan volgt de grootste component, de biologie, inclusief evolutie, productie, pelagische en benthische ecosystemen, zoologie, en nutrientenkringlopen. Andere componenten zijn atmosfeer- en oceaan circulatie en processen op langere tijdschalen die de biologie bepalen. Practica gaan in op belangrijke groepen fyto-, en zoöplankton en benthische groepen, naast werkcolleges/practica oceanografie, en inleidende colleges. De colleges gaan ook in op actuele thema’s zoals opwarming van de Aarde, globale biodiversiteits-veranderingen, effecten van vervuiling, en de typische Wadden- en Noordzee ecosystemen, mede aan de hand van (redelijk eenvoudige) literatuur en discussies, en de dagelijkse ‘news of the day’ discussies. Presentaties voor en door studenten vormen hier een onderdeel van. In de cursus ligt de nadruk op het herkennen van processen, patronen en verbanden (bijvoorbeeld pelagic-benthic coupling) in het mariene domein. Je besteedt aandacht aan actuele vraagstellingen, en hoe onderzoek in de praktijk wordt verricht. In de laatste week maak je een poster en houd je een presentatie (Engels), die deels is voorbereid in de voorafgaande weken, aan de hand van zelfgekozen, of voorgestelde probleemstellingen. Onderwijsvormen Hoorcolleges, practica, discussie, presentatie(s), poster Toetsing De cursus is voldoende afgerond als je een voldoende hebt behaald voor de onderdelen: 1. Tentamen 1 2. Poster 3. Tentamen 2
41
periode 4
Voor alle onderdelen moet tenminste een 5.5 worden gehaald. Het eindcijfer wordt bepaald in de verhouding 1 : ¾ : 1. De practica worden niet beoordeeld met een cijfer maar actieve deelname aan alle hoor- en werkcolleges is verplicht. Alle werkcolleges moeten zijn afgetekend om het eindcijfer te krijgen. Het boek Garrison, T., 2010, 2007, Oceanography, an invitation to marine science, 7th Edition, Brooks/Cole Cengage Learning, ISBN-13: 978-0-49539194-4, ISBN-10: 0-495-39194-8, ca. € 70,- (korting mogelijk via UBV), is VERPLICHT!
42
periode 4
EXPERIMENT & STATISTIEK Experiment and statistics Verplicht Coördinator dr. P.A.H.M. Bakker leerstoelgroep Plant Microbe Interacties H.R. Kruytgebouw, kamer W408 tel.: 030-253 3894 e-mail:
[email protected] Docenten Diverse docenten van de leerstoelgroepen van Biologie en van Wetenschapsfilosofie zijn bij deze cursus betrokken
Cursuscode: B-B1EXST13 ECTS: 7½ Timeslot: B+C Ingangseisen Toegang tot deze cursus hebben alleen eerstejaarsstudenten van de bachelor Biologie, niet voor bijvakkers. Studieadviespad De cursus bereidt voor op niveau 2 en 3 cursussen van de studie Biologie, niet speciaal op specifieke cursussen later in het curriculum. Leerdoelen Eén van de doelen van de cursus is het bekend maken van de studenten met Biologie als experimentele wetenschap. Om dit te bereiken zal aandacht worden besteed aan de geschiedenis van de Biologie en de experimentele cyclus zal worden doorlopen. Een tweede, hiermee samenhangend doel is een basisniveau statistiek te bereiken voor alle studenten. Aan het eind van de cursus kun je: ─ biologische vragen zodanig in onderdelen herformuleren, dat je ze binnen een biologisch specialisme kan bestuderen, ─ informatie opzoeken, selecteren, beoordelen, en rangschikken, ─ met behulp van trefwoorden artikelen vinden in elektronische bestanden, ─ een primair artikel analyseren, ─ bewust en kritisch het leerproces van jezelf en medestudenten becommentariëren, ─ een vergadering leiden van medestudenten, kritische vragen stellen, en doelen formuleren, ─ samenwerken met een of meerdere medestudenten bij het opzoeken en presenteren van nieuwe informatie, ─ gerangschikte informatie samenvatten in een essay en poster, ─ een onderzoekscyclus doorlopen (het opstellen en toetsen van een hypothese, het opzetten en uitvoeren van experimenten en het statistisch verwerken van onderzoeksdata), ─ de juiste regels voor verwijzingen naar literatuur en data van anderen toepassen. 43
periode 4
Vaardigheden De belangrijkste vaardigheden die je in de cursus leert en gebruikt, zijn: ─ bibliotheekgebruik ─ bijhouden labjournaal ─ selecteren, lezen en verwerken van literatuur en andere bronnen ─ systematische benadering van problemen ─ creativiteit en probleemoplossend vermogen ─ wetenschappelijke discussie ─ samenwerken ─ experimentele vaardigheden ─ toepassen statistiek en bijbehorende computervaardigheden Inhoudsbeschrijving De cursus Experiment en Statistiek bestaat uit 3 onderdelen. ─ Geschiedenis van de Biologie, een onderdeel van wetenschapsfilosofie, geeft inzicht in de Biologie als experimentele wetenschap. ─ Statistiek is een onlosmakelijk onderdeel van experimentele wetenschappen en de statistiek in deze cursus geeft iedere student voldoende basis statistische beginselen in de context van een experiment toe te passen. ─ ‘Backbone’ van de cursus is het experiment of het project. Hierbij doorloop je de experimenteercyclus; je stelt hypothesen op en je ontwerpt experimenten en voert ze uit. Hierbij heb je beide voorgaande onderdelen nodig. Werkvormen De cursus bestaat voor een groot deel uit projectonderwijs gecombineerd met hoorcolleges en werkcolleges over de vakgebieden statistiek en wetenschapsfilosofie. De rode draad van de cursus is het onderzoeksproject aan een biologisch relevant onderwerp. Aan het eind van de cursus presenteren de groepen hun bevindingen in een symposium en wordt er ook een (individueel) verslag geschreven en een (groeps)poster gemaakt. Toetsing De cursus bevat 3 onderdelen waarvoor je een beoordeling krijgt. Het zijn: statistiek, wetenschapsfilosofie en het experimentele project. Elk onderdeel van de cursus moet met minimaal een 4 afgesloten worden en het eindcijfer moet minimaal 5,5 zijn. Indien geen eindcijfer kan worden gegeven of bij een eindcijfer lager dan 4,0 moet de cursus in zijn geheel worden overgedaan.
Studiemateriaal ─ BIOLOGY van Campbell, 9e editie, Pearson Education Inc., San Francisco, 2011, ─ Cursushandleiding.
44
Portfolio
HET PORTFOLIO Het portfolio is een (eventueel digitale) map die je gebruikt om je vorderingen op het gebied van je studie en je (academische) vaardigheden bij te houden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het houden van presentaties, helder wetenschappelijk kunnen schrijven, etc. Als je een elektronisch in plaats van papieren portfolio maakt, kan deze op een centrale server opgeslagen worden. Je beheert zelf de inhoud en de toegang tot je portfolio. Twee maal per jaar kan je je tutor je portfolio laten zien. Hij/zij zal je portfolio bekijken en je vorderingen bespreken door middel van een gesprek. Ook kun je het portfolio gebruiken om in een vroeg stadium duidelijk te maken wat je met de studie biologie wilt. Aan het einde van de bacheloropleiding kun je door middel van het portfolio makkelijker beschrijven wat je kwaliteiten zijn Ofschoon het portfolio je eigen verantwoordelijkheid is, krijg je wel hulp bij het werken met je portfolio.
Inleiding Een portfolio was tot voor kort een map met werkstukken, certificaten of andere officiële stukken, waarmee bijvoorbeeld kunstenaars of architecten aan anderen lieten zien wat zij kunnen maken. Aangevuld met recensies over hun werk, onderscheidingen, enz. gebruiken zij het porfolio om mogelijke opdrachtgevers van hun creativiteit en de kwaliteit van hun werk te overtuigen. Met de invoering van de bachelor/masterstructuur is het portfolio naar het universitaire bacheloronderwijs „overgewaaid‟. Lag in het universitaire onderwijs de nadruk vroeger vooral op het doen verwerven van theoretische kennis, de laatste ruim tien jaren wordt juist steeds meer aandacht besteed aan het ontwikkelen van ‘academische’ vaardigheden om met die kennis op een academische wijze aan de slag te gaan en de vaardigheid om die kennis blijvend uit te breiden. Het portfolio geeft een zeer goede mogelijkheid om de ontwikkeling van de vaardigheden die je bij je studie leert, te volgen en te beoordelen. In de bacheloropleiding Biologie krijg je met enkele tientallen vaardigheden te maken. Die worden apart of aan de hand van grote opdrachten getoetst. Vaak weegt de beoordeling van een vaardigheid mee in het eindcijfer van een cursus. Het portfolio zorgt er tevens voor dat je tijdig nadenkt over je studiekeuzes. Het gaat hierbij om zaken als: „Waarom ben ik biologie gaan studeren en wat wil ik uiteindelijk met die opleiding?‟. Het gaat daarbij niet alleen om de cursussen die je vanaf het tweede jaar kiest, maar ook om ‘vakoverstijgende’ zaken als: „Weet je bijvoorbeeld nu al of je een onderzoeksbioloog wilt worden, of zie je jezelf meer als wetenschapsvoorlichter, of als een bioloog in een beleids-en managementfunctie, kies ik een breed pakket of specialiseer ik me al in de bachelor?‟ Je bent zelf verantwoordelijkheid voor het maken van je portfolio, dat kan je tutor niet voor je doen. In de volgende hoofdstukken krijg je informatie over het portfolio en antwoord op vragen als: 'Wat houdt een portfolio in, is het nuttig, wat wordt er van mij verwacht, wanneer moet het af zijn?'
45
Portfolio Waarom een portfolio? Het portfolio geeft een zeer goede mogelijkheid om de ontwikkeling van de vaardigheden die je bij je studie leert, te volgen en te beoordelen. Het is daarbij een instrument met de volgende functies: ─ Monitorfunctie Je kunt in het portfolio op een overzichtelijke wijze vastleggen welke keuzes en plannen je hebt gemaakt. Daartoe zijn in het portfolio overzichten opgenomen waaruit duidelijk wordt welke studieonderdelen je hebt doorlopen en waar (en dat kan ook buiten de studie zijn) je welke vaardigheden hebt verworven. ─ Reflectiefunctie In het portfolio word je gevraagd systematisch na te denken over je eigen ontwikkeling. Er is ruimte in het portfolio opgenomen waar je aan kunt geven hoe de ontwikkeling van de verschillende academische vaardigheden verloopt. ─ Beoordelingsfunctie Met behulp van het portfolio kun je laten zien dat je het gevraagde niveau van academische vorming hebt bereikt. Er wordt van je gevraagd om in het portfolio aannemelijk te maken dat het gewenste niveau is bereikt door te verwijzen naar beoordelingen, evaluaties, en illustratief materiaal zoals werkstukken, verslagen, ontwerpen, presentaties, etc. Al snel nadat je begonnen bent met het maken van je portfolio kun je er je voordeel mee doen, maar ook later: Resultaten op korte termijn Al enkele maanden na aanvang van je studie geeft je portfolio je een helder beeld van hoe je met je studie omgaat, wat je motivatie is en welke kennis en vaardigheden je al bezit. Je analyseert wat goed en wat nog niet goed genoeg gaat. Je bespreekt met je tutor of je analyse klopt, wat je (nog) moet doen om het gewenste niveau te bereiken en wáár/wanneer je dat het beste kunt doen. Je portfolio helpt je om in het goede spoor te blijven. Dit kun je doen aan de hand van een eerste tentamenuitslag. Het is mogelijk dat je er nu al achter komt dat je niet op de goede plek zit. Als dat inderdaad het geval is, dan kun je misschien nog overstappen op een andere studie. Resultaten op middellange termijn Je portfolio laat zien welke vaardigheden en competenties je al bezit en wat waardevolle uitbreidingen zouden kunnen zijn. Je kunt zo tijdig bewuste keuzes in je opleiding blijven maken. Resultaten op langere termijn Een compleet portfolio kun je zien als een eindproduct van je bacheloropleiding. Aan het einde van de bacheloropleiding bevat je portfolio een aantal mooie voorbeelden van vaardigheden, waarmee je uit de voeten kunt in je verdere studie en carrière. Het geeft een helder beeld van de kennis, vaardigheden en beroepshouding die je jezelf hebt eigen gemaakt. Zo kun je met behulp van reflecties onderbouwd met beoordelingen, verslagen, presentaties enz. heel goed je voorkeuren of speciale interessen in bepaalde studieonderwerpen tot uiting laten komen. Of wellicht een speciale interesse en mogelijk aanleg voor bepaalde technieken. Misschien heb je aanleg om dingen heel didactisch uit te leggen, wat bij presentatie tijdens de eerste studiejaren al 46
Portfolio zal opvallen. Na de bacheloropleiding kun je je portfolio ook gebruiken, bijvoorbeeld voor de toelating tot een masteropleiding, voor sollicitaties of toelatingsprocedures buiten de universiteit. Werken aan je portfolio Vaardigheden moet je leren en oefenen. Je moet er feedback op krijgen, ze weer oefenen en ze laten beoordelen. Dat leer je niet allemaal in één cursus, maar elke cursus geeft je wel de mogelijkheid om je verder te ontwikkelen. Het bijhouden van die ontwikkelingen gebeurt in je portfolio. Je kunt tijdens iedere bachelorcursus aan je portfolio werken. Stel het op schrift zetten van je ervaringen niet te lang uit. Tijdens en vlak na de cursus weet je alles nog precies: ‘wat nam ik me voor, wat heb ik gedaan, wat heb ik geobserveerd, wat was mijn analyse daarvan, wat ging goed, wat ging minder goed, hoe zijn mijn plannen verder?’. Het werken aan je portfolio bestaat in grote lijnen uit twee onderdelen: ─ de vormgeving van het (elektronisch) portfolio, ─ de inhoud, die uit het verzamelen van materiaal en beoordelingen bestaat en het maken van je studiereflecties. De inhoud van je portfolio Je bouwt je portfolio op uit de volgende onderdelen. Daarbij heb je, net als bij de vormgeving ervan (zie boven), veel vrijheid. Het is zeker niet zo dat alle portfolio’s precies dezelfde lay-out en inhoud hebben. Hieronder lees je over de onderwerpen waaraan je in je portfolio werkt. Dit zijn: 1. Overzichten 2. Reflecties 3. Materiaal in bijlagen 1. Overzichten De basis van een goed portfolio is vaak een chronologisch en gedetailleerd overzicht van de cursussen die je hebt gevolgd. De overzichten daarvan in het portfolio hebben vaak de vorm van een curriculum vitae. In je curriculum vitae (CV) neem je op: ─ je personalia, naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer, studentnummer, pasfoto, ─ je schoolcarrière, school, vwo-profiel, eventuele andere opleiding en diploma daarvan, ─ de cursussen die je in de bacheloropleiding Biologie hebt gevolgd, ─ je nevenactiviteiten die waardevol zijn voor je studie, voorbeelden: functie bij een studie- of studentenvereniging, (opleidings)commissies, bestuursfuncties, ─ je hobby’s en werkervaring, die aanvullend zijn op je studie, bijvoorbeeld als toneelspeler ben je gewend om voor een publiek te staan en een verhaal te vertellen. Je kunt hier aangeven welke vaardigheden je al ergens anders hebt geleerd. ─ je motivaties en verwachtingen, wat zijn je motivaties om biologie te studeren? Wat zijn je ambities? Wat verwacht je later (na je studie) te worden, wanneer denk je dat bereikt te hebben? Dit kan gedurende je studie veranderen. 47
Portfolio Wat verwacht je (in je eerste jaar) van de docenten, het onderwijs (practica, werkcolleges, computerondersteund onderwijs, studieboeken)? 2. Reflecties De reflecties zijn de ‘ruggengraat’ van je portfolio. Een reflectie is meer dan een verslag van wat je hebt gedaan. Je maakt ze ook om jezelf verder te ontwikkelen, onder andere door terug te blikken op de competenties waarin je hebt geoefend. Ze zijn tevens een goede basis voor de evaluatiegesprekken met je tutor. Je schrijft over de cursussen van jaar 1, 2 en 3 hoe ze zijn gegaan, wat je geleerd hebt of juist niet en waarom niet, wat je gedaan hebt : verslagen gemaakt of presentaties gehouden (maak links in je digitale portfolio!), wat de belangrijke leermomenten waren, enz. Reflecties leiden meestal tot het maken van nieuwe plannen. Welke stappen ga je nemen om verbeteringen aan te brengen in de delen die nog niet zo goed lopen? Reflecteren hoe doe je dat? Bij reflecties wordt vaak een reflectie(leer)cyclus2 gebruikt (zie onder). Zo’n cyclus gaat uit van een aantal stappen dat zich steeds herhaalt, bijvoorbeeld:
Het is handig om met een ervaring te beginnen. Schrijf op wat die ervaring feitelijk is geweest (bijvoorbeeld je hebt een presentatie gehouden). Geef daarbij aan wat je hebt gedaan, maar beperk je tot wat relevant is in het leerproces. Beschrijf bijvoorbeeld je voorbereiding, je PowerPoint presentatie, je sheets, wat je geplande opbouw was, wat je wilde bereiken. Beschrijf alleen de feiten. Het gaat niet om een volledige opsomming van al je ervaringen, maar om de relevante punten waarvan je nog moet leren. Vervolgens beschrijf je de relevante observaties: wat gebeurde er precies (je presentatie duurde langer dan bedoeld, of je werd onderbroken door vragen, waardoor je de draad van je verhaal kwijtraakte).
2
Hier wordt de reflectiecyclus van Kolb schematisch weergegeven.
48
Portfolio Je doet dit zonder interpretaties en meningen. Wel kun je je gevoelens daarbij beschrijven (ik werd er zenuwachtig van). In de analyse beschrijf je wat de oorzaak was (waarom werd je onderbroken, was je uitleg niet goed, of had het niets met jou te maken? Wat maakte je zenuwachtig? Kwam dat omdat je voor een groep moest staan of beheerste je de stof niet goed? Had je je presentatie misschien onvoldoende voorbereid? De analyse maak je zelf, maar je medestudenten en je docent kunnen je daarbij helpen. Je gebruikt je analyse voor je verdere plannen (voornemens). Bijvoorbeeld: ‘De volgende keer besteed ik veel meer tijd aan de voorbereiding’, of: ‘Ik ga de vragensteller verzoeken te wachten tot ik mijn inleiding heb afgerond’. Je neemt je ook voor om bij een volgende presentatie de docent en je medestudenten te vragen hier in het bijzonder op te letten. Dan begint de volgende cyclus: je hebt weer een ervaring, opnieuw een presentatie. Je gaat aan de slag met je voornemens. Zo’n cyclus hoeft niet eindeloos doorlopen te worden. Als je het gewenste niveau hebt gehaald, en je bent goed beoordeeld, dan vermeld je dit in je portfolio kun je deze vaardigheid voorlopig met rust laten. Aan het einde van de bacheloropleiding zijn de vaardigheden die je moet beheersen (zie lijst) tenminste één keer door de reflectiecyclus gegaan.
49
Portfolio In onderstaande lijst vind je de vaardigheden die je aan het eind van de bacheloropleiding zou moeten beheersen. Gebruik je reflecties om die vaardigheden onder de knie te krijgen. Het zijn: Kennismanagement
Computervaardigheden
Methodologie en onderzoeksvaardigheden
Specifiek biologische vaardigheden
Communicatieve vaardigheden
Laboratoriumvaardigheden Reflectievaardigheden
Management- en samenwerkingsvaardigheden
Je kunt primaire literatuur analyseren kritisch ten opzichte van de inhoud van bronnen staan kennis in een biologische context toepassen door middel van hypothese en synthese objectief en onafhankelijk denken interdisciplinair en grensoverschrijdend denken Je kunt de mogelijkheden van consumentenprogramma’s (Office, internet, Email) gebruiken vakspecifieke computertoepassingen toepassen bij de oplossing van biologische problemen Je kunt in onderzoek de natuurwetenschappelijke empirische cyclus hanteren een nieuw wetenschappelijk experiment ontwerpen zelfstandig een eenvoudige projectaanvraag schrijven nieuwe concepten en methoden ontwikkelen voor het vraagstuk geëigende statistiek toepassen Je bent kritisch op methodologische fouten Je kunt de begrippen biologische variabiliteit, homeostase en meerdere organisatieniveaus in combinatie toepassen op biologische problemen conceptueel denken biologische problemen holistisch benaderen de kwaliteit van je specifiek biologische vaardigheden beoordelen Je kunt een mondelinge en schriftelijke presentatie in het Nederlands en het Engels houden een literatuurstudie schrijven en presenteren een samenvatting van een wetenschappelijke verhandeling geven een wetenschappelijke beargumenteerde discussie op hoog abstractieniveau voeren met inhoudelijke kritiek omgaan en deze verwerken anderen van onderbouwde feedback voorzien Je kunt basale en meer complexe aan biologie gerelateerde (laboratorium)technieken toepassen Je kunt je eigen leerproces op basis van zelfreflectie aansturen je eigen normen en waarden een plaats geven in de context van studie en beroep biologische problemen op kritisch ethische wijze benaderen en ethische vraagstukken hanteren Je kunt je eigen studie en projecten plannen en organiseren de verschillende rollen in een groep(s)proces hanteren leiding geven aan beperkte projecten omgaan met kritiek op je eigen functioneren in een groep en anderen feedback op de samenwerking geven je eigen management- en samenwerkingsvaardigheden op basis van reflectie verbeteren
50
Portfolio Een paar voorbeelden van reflecties vind je hieronder: Reflectie op: Bestuderen en analyseren van info Bij dit vak heeft het bestuderen en analyseren van de informatie me meer moeite gekost dan bij de andere vakken. Vooral het bestuderen van informatie was vaak een probleem. Het boek was moeilijk te volgen. We kregen in de lessen wel handouts, maar naarmate we meer colleges gehad hadden, werden ook deze steeds ingewikkelder. Ze stonden vol met afleidingen vol integralen, die uiteindelijk niet echt van belang bleken te zijn. Het was meer iets dat je eens gezien moest hebben en moest begrijpen, dan iets dat je zelf moest kunnen op tentamen. Ik had goed ingeschat wat ik moest bestuderen en ik vond ook steeds beter de weg in het boek, wat mij bij het tentamen heel erg geholpen heeft. Ik denk dat ik bij dit vak het meest geleerd heb over het bestuderen en analyseren, juist omdat hier zo’n grote en moeilijke informatiestroom op ons af kwam. Uiteindelijk is het me gelukt om de juiste dingen te bestuderen en te begrijpen, dus het tentamen ging ook goed. Reflectie op: Schrijven, teksten plannen, schrijven, herschrijven en afronden Deze vaardigheid werd in deze cursus heel goed getraind. We moesten een aantal werkplannen schrijven. Ook hebben we zelf een planning moeten maken waarbij we rekening hielden met het schrijven, beoordelen en herschrijven van de teksten. In het begin was het even wennen en ook een heel gedoe om een werkplan te kunnen maken, omdat we het nog nooit gedaan hadden en niet wisten wat er in moest staan. Maar toen het eerste werkplan beoordeeld was, viel het toch best mee. Daarna kostte het ook steeds minder tijd om een goed werkplan te maken. Ik denk dat ik in deze vaardigheid erg gegroeid ben: van niet weten hoe en wat tot in staat zijn een goed werkplan te synthetiseren. Reflectie op: Presenteren: voorbereiden, uitvoeren en evalueren De uitkomsten van de opdracht moesten we presenteren aan de medestudenten. Op mijn middelbare school vond ik het geven van een presentatie een ramp, want ik praatte steeds veel te snel. Nu ging het wel heel goed. Ik vertelde enthousiast en voelde me op mijn gemak. Ik praatte helemaal niet te snel. Alleen was de informatiedichtheid in het verhaal nog iets te groot. Ook liep mijn non-verbale communicatie nog niet lekker. Ik heb er bewust voor gekozen om de vakspecifieke presentatie voor een grotere groep te houden om te zien of het dan ook goed zou gaan. Ik heb aan de hand van een PowerPoint presentatie mijn verhaal gehouden. Ik praatte iets sneller dan normaal, omdat het toch even wennen was voor zoveel mensen je verhaal af te steken, maar het was niet zo snel dat het storend werd. Ik heb de tijd iets overschreden, maar ook dat viel wel mee. Het totale oordeel was goed, dus ik ben er behoorlijk op vooruit gegaan door gewoon een paar keer een presentatie te houden. Zie ook de reflectieverslagen en de beoordeling. Reflectie op: Communicatie, werken in groepen Ik vind het jammer dat het niet gelukt is om meer resultaat in het researchproject te bereiken. De samenwerking in een groep van vijf mensen was niet altijd even optimaal, omdat er verschillen waren in instelling. Ook de samenwerking met de begeleider was niet optimaal. Toch heb ik geleerd dat het belangrijk is om tijdig en duidelijk te communiceren in een groep. Verder heb ik ook ingezien dat onderzoek doen niet zo eenvoudig is als het lijkt. Vaak loop je tegen allerlei praktische problemen aan waardoor de voortgang langzamer is dan vooraf gedacht. Het is goed om dit een keer mee te maken.
3. Materiaal in bijlagen Alles wat je tijdens een cursus verzamelt aan beoordelingen, certificaten en oorkondes, je presentaties, cursusverslagen, evaluaties door anderen, enz. breng je onder in je digitale portfolio. Een verzameling werkstukken in een portfolio laat ook direct de kwaliteit van je eigen werk zien en waarin je uitblinkt. Het is belangrijk om het materiaal in je portfolio goed te archiveren, dan weet je over een paar jaar ook nog waar het over ging. Het is ook het ‘bewijsmateriaal’ om later met je tutor te bespreken. Beoordelingen anders dan toetscijfers, bijvoorbeeld over vaardigheden, vult de docent in op speciaal daarvoor gemaakte beoordelingsformulieren. Tip Wees, als je een ingevuld beoordelingsformulier terugkrijgt, niet te snel tevreden. Vraag, als dat niet duidelijk is, waarom de docent je nu bijvoorbeeld een 6 of een 8 gaf, of waarom hij jouw praatje zo goed, of juist niet goed vond. Bedenk wel dat een beoordeling een momentopname is. Je hebt een (kleine) prestatie geleverd en daar kreeg je een cijfer voor. Een volgende keer kan die 51
Portfolio prestatie, misschien onverwacht, slechter of beter zijn. Een beoordeling is een prachtig instrument om de weg naar verbetering snel te vinden. Het gaat hierbij niet alleen het cijfer zelf, maar vooral om de feedback die je krijgt: deze kan je helpen je prestatie te verbeteren. Behalve de beoordeling door de docent (of zonder deze) is zeker zo belangrijk wat je er zelf van vond. Je hebt altijd de mogelijkheid om via een geschreven reflectie je eigen mening te geven over je prestatie en waarom je deze activiteit belangrijk vond voor je eigen ontwikkeling. Een goed portfolio ‘Hoeveel van deze onderdelen moet ik in mijn portfolio opnemen om een goed portfolio te maken?’ is een veelgestelde vraag. Een vraag die niet eenduidig is te beantwoorden. Een portfolio is nadrukkelijk geen verzamelbundel alleen: het verzamelen van door de docenten ingevulde beoordelingsformulieren is slechts een begin. Of je academische ontwikkeling wordt aangetoond met documenten en reflecties van een handvol of alle gevolgde cursussen is in wezen onbelangrijk. Juist omdat het portfolio een persoonlijk werkstuk is van je eigen ontwikkeling en waarvoor je zelf alle verantwoordelijkheid draagt, is het moeilijk voor anderen om aan te geven hoeveel je daarin precies moet opnemen. Met de nodige reserve volgt daarom hier de inhoud van een ‘gemiddeld’ portfolio aan het eind van de opleiding: een CV, een schema van de gevolgde cursussen, 4-6 verslagen, 4-6 presentaties, enkele posters en/of labjournalen of andere werkstukken, alle voorzien van de bijbehorende en ingevulde beoordelingsformulieren en reflecties. Andere stukken die je in je portfolio kunt opnemen, zijn de bewijzen (certificaten) die je hebt gekregen voor computervaardigheden (statistiek, spreadsheet, database, enz.), laboratoriumvaardigheden, enz. Tenslotte bevat het portfolio een aantal reflecties over afgelopen perioden, waarbij één reflectie per jaar het minimum is. Dit zijn de verslagen die je met je tutor bespreekt over de afgelopen periode. Het resultaat Een goed portfolio maken, vraagt oefening. Je maakt het niet in één keer, maar als een doorlopend verhaal gedurende je hele studie. Je tutor geeft je daarbij feedback op wat je hebt gemaakt, zodat je jezelf voortdurend kunt verbeteren. Het is niet zo dat je niets aan je portfolio mag veranderen. Sommige delen van je portfolio zijn op een gegeven moment niet meer zo relevant. Je wilt bijvoorbeeld af van een minder goede beoordeling in je portfolio als er een goede tegenover staat. Bewaar de ‘verouderde’ stukken in een aparte archiefmap, dan kun je later je ontwikkeling in een bepaalde vaardigheid zien. Aan het einde van je eerste studiejaar heb je een overzichtelijk en goed leesbaar document gemaakt over je studievorderingen en je leerpunten. Dit persoonlijke document laat dan zien: ─ dat je als student inmiddels zelfstandig in je studie functioneert, ─ dat je een kritische houding aanneemt ten opzichte van alles wat je tijdens je studie wordt voorgehouden, ─ dat je in staat bent om te reflecteren op je studieprestaties, ─ dat er groei valt waar te nemen in je academische vaardigheden: je portfolio vertoont gaandeweg een toenemende diepgang en een betere kwaliteit.
52
Portfolio Als je goed gebruik hebt gemaakt van je portfolio, dan heb je aan het eind van je eerste studiejaar tenminste de volgende twee doelen bereikt: Bewustwording van je studie. Wat ben ik met die studie nou eigenlijk aan het doen. Academische vorming is veel meer dan (in een paar dagen voor een tentamen) wat feiten uit je hoofd leren en daarna op papier reproduceren (om het vervolgens grotendeels weer te vergeten). De biologiestudie is een pittige studie die in de huidige tijd nogal eens onder druk staat van allerlei onvermijdelijke ‘buitenschoolse` activiteiten, zoals activiteiten in studentenorganisaties en vooral parttime werk om aan extra inkomen te komen. Een goed portfolio leidt tot een betere bewustwording van je academische vorming die je studie en je studeermethoden ten goede komen. Je kunt daarmee beter en meer verantwoord keuzes in je studie maken. Je eigen leven vorm geven Door steeds kritisch te kijken wat je al kunt en wat je nog wilt bijleren, zul je steeds beter in staat zijn om je eigen scholingsbehoeften vast te stellen. In je latere beroepsleven als bioloog wordt dit ook van je verwacht.
53
Studentenstatuut 2013-2014
Inhoud:
1. Inleiding.................................................................................................................................................. 2 1.1 Inhoud statuut ............................................................................................................................. 2 1.2 Vaststelling en beschikbaarheid studentenstatuut ........................................................ 2 2. Inschrijving en collegegeld ............................................................................................................. 3 2.1 Inschrijving ................................................................................................................................... 3 2.2 Collegegeld .................................................................................................................................... 3 3. Algemene rechten en plichten van studenten ........................................................................... 6 4. Gedragsregels....................................................................................................................................... 7 5. Onderwijs en Toetsing ....................................................................................................................... 9 5.1 Opleidingen en cursussen........................................................................................................ 9 5.2 Rooster ........................................................................................................................................... 9 5.3 Onderwijs- en Examenregeling ............................................................................................. 9 6. Financiële ondersteuning studenten...........................................................................................10 6.1 Studievertraging door overmacht/ bijzondere omstandigheden .............................10 6.2 Bestuursbeurzen ........................................................................................................................10 6.3 Beurzen voor een tijdelijk studieverblijf in het buitenland .........................................10 6.4 Utrecht Excellence Scholarships ..........................................................................................11 6.5 Financiële ondersteuning studenten in verlengde masteropleidingen UU.............11 6.6 Financiële ondersteuning voor studenten in opleidingen waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend .....................................................................................................................11 7. Studentenvoorzieningen .................................................................................................................12 7.1 Facultaire studentenvoorzieningen ......................................................................................12 7.2 Universitaire studentenvoorzieningen.................................................................................12 8. Bestuur en medezeggenschap .......................................................................................................13 9. Klachten, bezwaar en beroep ........................................................................................................14 9.1 Klachten ..........................................................................................................................................14 9.2 Bezwaar maken/ beroep aantekenen tegen een schriftelijke beslissing ..............15
Studentenstatuut 2013-2014
1
1. Inleiding 1.1 Inhoud statuut Het studentenstatuut bevat een beschrijving van de rechten en plichten van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. Het statuut bestaat uit twee delen: het universitaire deel van het statuut waarin de rechten en plichten staan die voor alle studenten gelden - de Onderwijs- en Examenregeling waarin de opleidingsspecifieke rechten en plichten zijn opgenomen. Mocht je in dit statuut niet voldoende antwoord vinden op je vragen dan kun je contact opnemen met • de studieadviseur (voor de opleidingsspecifieke vragen) • de universitaire studentenbalie (voor vragen m.b.t universitaire aangelegenheden).
1.2 Vaststelling en beschikbaarheid studentenstatuut Het universitaire deel van het statuut wordt jaarlijks door het college van bestuur met instemming van de universiteitsraad vastgesteld en voor 1 september met de Onderwijs- en examenregeling en universitaire onderwijscatalogus gepubliceerd. De Onderwijs- en Examenregeling wordt jaarlijks door de decaan van je faculteit met instemming van de faculteitsraad vastgesteld en eveneens voor 1 september gepubliceerd. Ze bevatten samen de informatie die je nodig hebt om te studeren. Studenten, docenten en overig personeel kunnen het statuut via internet raadplegen. Zij worden geacht de inhoud van het statuut te kennen. 1.3 Naleving van statuut Met klachten over het niet naleven van dit statuut kunnen studenten terecht bij de klachtencoördinator.
Studentenstatuut 2013-2014
2
2. Inschrijving en collegegeld 2.1 Inschrijving Om deel te kunnen nemen aan de opleidingen en gebruik te kunnen maken van de voorzieningen van de universiteit moet je je jaarlijks als student inschrijven bij de universiteit en bij de faculteit en/of de opleiding van je keuze. Inschrijven doe je via Studielink. De universiteit kent drie vormen van inschrijving: voltijdstudent, deeltijdstudent en duale student. Inschrijving als deeltijdstudent of duale student is slechts mogelijk bij een beperkt aantal opleidingen: zie Universitair Register van Opleidingen. Inschrijving als (voltijd-, duaal of deeltijd) student geeft recht op deelname aan het onderwijs, het afleggen van tentamens en examens binnen je opleiding en het gebruik van de universitaire voorzieningen. Voor de inschrijvingsprocedure: zie de Procedureregels Inschrijving. Meer informatie: www.uu.nl/studenten.
2.2 Collegegeld Als je als student inschrijft ben je collegegeld verschuldigd aan de Universiteit Utrecht. Daarbij gelden voor 2013-2014 de volgende tarieven. Voor een student die: a. voor een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad, einddiploma van een ongedeelde WO-opleiding of een einddiploma van een HBO-opleiding heeft behaald, en voor een masteropleiding niet eerder een mastergraad of een einddiploma van een ongedeelde WO-opleiding heeft behaald, of voor een bacheloropleiding eerder een bachelorgraad of einddiploma van een ongedeelde wo-opleiding heeft behaald, of voor een masteropleiding eerder een mastergraad of einddiploma van een ongedeelde wo-opleiding heeft behaald, en – de 2e opleidng gestart is tijdens de eerste opleiding, en – de 2e opleiding ononderbroken gevolgd heeft èn b. de nationaliteit van een EER-land, de Surinaamse of Zwitserse nationaliteit heeft, of aan de nationaliteitseis van art. 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 voldoet, of een UAF-toelage geniet, gelden de volgende tarieven: voltijd: deeltijd: duaal:
€ 1.835 € 1.628 € 1.835
Voor een student die a.
voor een bacheloropleiding eerder een bachelorgraad , einddiploma van een ongedeelde WO-opleiding of einddiploma van een HBO-opleiding heeft behaald of voor een masteropleiding eerder een mastergraad of einddiploma van een ongedeelde WO-opleiding heeft behaald (tenzij dit zijn eerste opleiding binnen het
Studentenstatuut 2013-2014
3
b.
CROHO-onderdeel onderwijs of het onderdeel gezondheidszorg is) en de 2e opleiding niet (deels) gelijktijdig heeft gevolgd met de eerste opleiding, of niet de nationaliteit van een EER-land, de Surinaamse of Zwitserse nationaliteit heeft, of niet aan de nationaliteitseis van art. 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 voldoet
gelden de volgende tarieven: Alfa of gamma-opleiding Bèta of biomedische-opleiding University College Utrecht Diergeneeskunde of Geneeskunde
Bachelor €6.350 €9.750 €8.900 €10.750
Master €14.750 €18.350 €19.950
Voor een premasterstudent is in 2013-2014 het tarief afhankelijk van de omvang van het programma: Programma van 30 ects: € 1.835 Programma van 45 ects: € 2.960 Programma van 60 ects: € 4.085 Overgangsrecht •
Studenten die in 2010/11 ingeschreven staan voor een tweede opleiding waarvoor zij in 2011/12 een hoger collegegeld verschuldigd zouden zijn en die onafgebroken ingeschreven blijven staan voor die opleiding, betalen gedurende de nominale opleidingsduur + 1 jaar een bedrag gelijk aan het wettelijk tarief. Voor degenen die in 2010/11 als voltijdstudent staan ingeschreven geldt de voltijdse nominale inschrijvingsduur. Voor degenen die in 2010/11 als deeltijdstudent staan ingeschreven geldt de deeltijdse nominale opleidingsduur.
Bij het overgangsrecht geldt er een hardheidsclausule: de directeur Onderwijs & Onderzoek kan bepalen dat een student die niet (meer) aan de bepalingen van het overgangsrecht voldoet, daar toch onder valt als er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Vermindering of vrijstelling collegegeld Bij inschrijving voor een deel van het studiejaar geldt dat je een evenredig deel van het collegegeld betaalt: 1/12 voor iedere resterende maand van het studiejaar. In een aantal gevallen is vermindering of vrijstelling van collegegeld mogelijk bij inschrijving voor meer opleidingen: zie de Procedureregels Inschrijving. Meer informatie: www.uu.nl/studenten. Uitschrijven en restitutie collegegeld Bij beëindiging van de studie in de loop van het studiejaar kun je je inschrijving tussentijds beëindigen en restitutie van collegegeld krijgen. Je wordt uitgeschreven vanaf de maand volgend op je verzoek en krijgt dan voor iedere maand van het studiejaar na de beëindiging 1/12e deel van het betaalde collegegeld terug. Bij beëindiging met ingang van juli of augustus is er geen teruggave van collegegeld. Zie de Procedureregels Inschrijving. Als je na afloop van een studiejaar je studie wilt stoppen of wilt onderbreken, kun je dat eenvoudig regelen door je niet opnieuw in te schrijven voor het volgende studiejaar.
Studentenstatuut 2013-2014
4
2.3 Bezwaar en beroep Tegen besluiten over inschrijving en collegegeldheffing kun je in beroep gaan bij het College van Beroep voor Hoger Onderwijs. Voordat je in beroep kunt gaan bij dit College van Beroep moet je eerst officieel bezwaar aangetekend hebben tegen het besluit bij het College van Bestuur: zie hoofdstuk 9.2.
Studentenstatuut 2013-2014
5
3. Algemene rechten en plichten van studenten De inschrijving als student geeft in ieder geval de volgende rechten: • • • • • • •
•
deelname aan het onderwijs binnen de opleiding en in principe binnen de gehele instelling indien voldaan is aan de ingangseisen, behalve in die gevallen waar een numerus fixus is gesteld op grond van beperkte capaciteit; afleggen van examens en tentamens binnen de opleiding; kennisnemen van de uitslag van een toets binnen 10 werkdagen (na het afleggen van die toets); gebruik van onderwijsvoorzieningen zoals bibliotheek, laboratoria e.d., met inachtneming van de voorwaarden voor het gebruik van deze voorzieningen; gebruik van studentenvoorzieningen (zie hoofdstuk 7); studiebegeleiding (zie ook de Onderwijs- en Examenregeling en hoofdstuk 5); in geval van een besluit tot beëindiging van de opleiding door de minister of de universiteit: de mogelijkheid om de opleiding binnen een redelijke tijd te kunnen afmaken aan dezelfde of aan een andere instelling; bescherming van jouw persoonsgegevens door de Universiteit Utrecht. Je hebt daarbij recht op inzage van je gegevens, recht op verbetering, recht op mededeling over verstrekking van jouw gegevens aan een derde en recht op verzet van verwerking van je gegevens; kiesrecht, zowel actief (kandidaatstelling) als passief voor de universiteitsraad en faculteitsraad.
De inschrijving als student geeft in ieder geval de volgende plichten: • • • • • • •
commitment: actieve participatie in het onderwijs en voldoende inzet bij de cursussen (tenminste 17,5 uur per week per cursus); nakomen van de inspanningsverplichtingen en eventuele aanwezigheidsplicht bij cursussen; in beginsel voltijd beschikbaar zijn voor studieverplichtingen bij een inschrijving als voltijdstudent (met werkverplichtingen van studenten kan geen rekening worden gehouden bij de roostering van cursussen); tijdig aanmelden voor cursussen en tentamens; goed gedrag conform de in hoofdstuk 4 opgenomen gedragsregels; kennisname van de regels en voorschriften uit het studentenstatuut en van de hierbij behorende bijlagen; inachtnemen van de hieruit voortvloeiende verplichtingen voor studenten; kennisname van de informatie die je op je studentenmailadres ontvangt en die via andere informatiebronnen wordt verstrekt; tijdig melden bij de studieadviseur als je door bijzondere omstandigheden studievertraging gaat oplopen (zie ook hoofdstuk 6.1).
Studentenstatuut 2013-2014
6
4. Gedragsregels Studenten moeten zich houden aan de algemeen gebruikelijke normen en fatsoensregels in de omgang met andere leden van de universitaire gemeenschap en in het gebruik van de universitaire voorzieningen. Iedere student wordt geacht deel te nemen aan het onderwijs op een wijze waaruit respect blijkt voor medestudenten, docenten en andere medewerkers. Studenten zijn verplicht de aanwijzingen en voorschriften op te volgen van hun docenten en van het personeel dat met het beheer en de zorg voor de universitaire voorzieningen en gebouwen is belast. Het is in geen enkel gebouw van de Universiteit Utrecht toegestaan om te roken. Het verbod geldt voor zowel de openbare ruimtes als in de kamers van medewerkers. De UU-gedragscode (code of conduct) beschrijft de kernwaarden die richting geven aan het werken en studeren aan de universiteit: inspiratie, ambitie, onafhankelijkheid en betrokkenheid. Studenten aan de universiteit: gedragen zich eerlijk en respectvol naar elkaar en naar medewerkers halen het beste uit zichzelf door actief deel te nemen aan onderwijs en nevenactiviteiten gaan zorgvuldig om met elkaars eigendommen en universitaire voorzieningen stellen docenten en studenten in staat om onder optimale omstandigheden onderwijs te geven en te volgen. Een student die de orde verstoort binnen een universitair gebouw, kan daaruit op last van de gebouwbeheerder worden verwijderd. Zo nodig kan hem daarbij tevens de toegang tot gebouwen en terreinen geheel of gedeeltelijk worden ontzegd voor ten hoogste twee maanden. Bij ernstige misdraging of bij herhaling kan deze termijn worden verlengd tot ten hoogste een jaar door het College van Bestuur en/of kan het College van Bestuur de inschrijving van de betreffende student voor een periode van maximaal een jaar beëindigen. Bij ernstige overlast die na aanmaning niet wordt gestaakt, kan het college van bestuur de student de toegang tot de instelling definitief ontzeggen en/ of zijn inschrijving beëindigen. Naast de algemene gedragsregels kent de universiteit specifieke gedragscodes: •
•
Gebruiksreglement IT-middelen en -voorzieningen Universiteit Utrecht: dit reglement regelt het verantwoord gebruik van de door de Universiteit Utrecht ter beschikking gestelde IT-middelen (e-mail, internet etc) en streeft tevens naar het voorkomen van hinder door ongewenst gebruik van deze faciliteiten. Daarnaast is er universitair beleid ten aanzien van RSI bij studenten: dit is gericht op preventie. In dit kader worden studenten op verschillende manieren voorgelicht over de risico’s van RSI. Je draagt zelf de verantwoordelijkheid voor een verantwoord PCgebruik thuis. De universiteit kent een gedragscode voor het tegengaan van ongewenst gedrag. Deze geldt voor alle werknemers en studenten van de universiteit in hun gedrag naar andere werknemers, studenten en bezoekers van de universiteit. Onder ongewenst gedrag wordt verstaan: seksuele intimidatie agressie en geweld discriminatie. Er is ook een speciale Klachtenregeling m.b.t. intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Met een klacht op dit gebied kun je terecht bij de vertrouwenspersoon.
Daarnaast kunnen opleidingsspecifieke gedragscodes gelden, bijvoorbeeld m.b.t. de omgang met patiëntgegevens. Je opleiding stelt je daarvan op de hoogte. Als een student door ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, kan het college van bestuur de inschrijving voor die opleiding beëindigen. Het college van bestuur neemt hierover pas een beslissing nadat: de examencommissie of de decaan hierover advies heeft uitgebracht, er een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden, en
Studentenstatuut 2013-2014
7
-
de betreffende student is gehoord over de voorgenomen beslissing.
Studentenstatuut 2013-2014
8
5. Onderwijs en Toetsing 5.1 Opleidingen en cursussen De bacheloropleidingen (en bijbehorende majors) en masteropleidingen (en bijbehorende programma’s) van de Universiteit Utrecht zijn opgenomen in het Universitair Register van Opleidingen. In je bacheloropleiding kun een minor kiezen. Een minor is een samenhangend pakket cursussen van tenminste 30 ECTS waarmee je (een gedeelte van) de profileringsruimte kunt invullen. Verschillende opleidingen hebben een honoursprogramma: de regels m.b.t. dit programma vind je in de Onderwijs- en examenregeling (zie 5.2). Er is ook een universiteitsbrede honours minor. Deze volg je niet als onderdeel van het reguliere bachelorprogramma, maar er bovenop. Alle cursussen van de verschillende opleidingen kun je vinden in de Universitaire Onderwijscatalogus. Via het bijbehorende OSIRIS Student kun je zoeken naar cursussen en je ook inschrijven voor die cursussen. Daarbij gelden bepaalde inschrijfperiodes.
5.2 Rooster Al het onderwijs is geroosterd volgens de universitaire jaarkalender (jaarrooster met vier onderwijsperiodes) en het universitaire timeslotmodel (rooster met vaste tijdstippen per week voor de cursussen).
5.3 Onderwijs- en Examenregeling In de Onderwijs- en Examenregeling is alles te vinden over het onderwijs en de toetsing van je opleiding. Je vindt daar informatie over: inhoud en opbouw van de opleiding ingangseisen voor de opleiding en voor bepaalde cursussen wijze van toetsing inzagerecht, herkansingsmogelijkheden termijn waarbinnen het werk nagekeken moet zijn geldigheidsduur van tentamens sancties bij fraude/ plagiaat; bij zeer ernstige of herhaalde fraude kan het college van bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van een student voor de opleiding definitief beëindigen studiebegeleiding etc. De Onderwijs- en Examenregeling van je opleiding vind je via www.uu.nl/onderwijs/regelingen.
Studentenstatuut 2013-2014
9
6. Financiële ondersteuning studenten In een aantal gevallen kan de universiteit je financiële ondersteuning bieden: als je studievertraging oploopt als gevolg van bijzondere omstandigheden (§6.1), als je bepaalde bestuursactiviteiten verricht (§6.2) en voor tijdelijk studeren in het buitenland (§6.3). Voor bepaalde studenten zijn er beurzen via het Utrecht Excellence Scholarship (§6.4).
6.1 Studievertraging door overmacht/ bijzondere omstandigheden Als je door overmacht of bijzondere omstandigheden studievertraging oploopt, kun je een beroep doen op financiële steun van de Universiteit Utrecht. De voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen kun je vinden in de Regeling financiële ondersteuning op grond van overmacht. Eén van de voorwaarden voor financiële steun is dat je er alles aan hebt gedaan om de vertraging zo beperkt mogelijk te houden. In de praktijk betekent dit dat je zo snel mogelijk contact moet opnemen met de studieadviseur om advies in te winnen over de te nemen maatregelen. Financiële steun vraag je aan na afloop van het studiejaar waarin de studievertragende omstandigheden zich voordeden. Je kunt je aanvraag indienen tot en met 31 december na afloop van dat studiejaar, via het digitale aanvraagformulier.
6.2 Bestuursbeurzen Bestuursbeurzen voor studentleden van universitaire bestuursorganen Studentleden van bepaalde universitaire bestuurs- of medezeggenschapsorganen kunnen een financiële vergoeding krijgen: een bestuursbeurs. Het College van Bestuur verstrekt een bestuursbeurs aan de studentleden van de Universiteitsraad en de decaan van de faculteit kan een bestuursbeurs aan bepaalde functies binnen facultaire bestuursorganen verstrekken. De hoogte van deze bestuursbeurs is afhankelijk van de gemiddelde tijdsinvestering per week. Zie de Regeling bestuursbeurzen voor student-leden in universitaire bestuursorganen.
Bestuursbeurzen voor studentbestuurders van een studentenorganisatie Studentbestuurders van bepaalde studentenorganisaties kunnen een financiële vergoeding krijgen: een bestuursbeurs. De voorwaarden voor het verkrijgen van een bestuursbeurs voor bestuurs- of commissielidschap van een studentenorganisatie zijn te vinden in de ‘Regeling bestuursbeurzen voor student-bestuurders in studentenorganisaties’ van de Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht. De hoogte van de individuele bestuursbeurzen wordt jaarlijks door het bestuur van de studentenorganisatie bepaald. Je moet de aanvraag indienen voor aanvang van de te verrichten bestuursactiviteiten via een digitaal formulier: zie studentenorganisaties. Subsidie studentenorganisaties Ter stimulering en ondersteuning van activiteiten door studenten(organisaties) kunnen, naast de bestuursbeurzen, ook nog activiteitensubsidies door het College van Bestuur verstrekt worden: zie studentenorganisaties en de Subsidieregeling studentenorganisaties van de Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht. Verder subsidieert het Utrechts Universiteitsfonds diverse studentenactiviteiten, waaronder congressen, excursies, lezingen en sportieve activiteiten: zie www.uu.nl/ufonds.
6.3 Beurzen voor een tijdelijk studieverblijf in het buitenland Studenten van de Universiteit Utrecht kunnen een bepaalde periode studeren aan buitenlandse universiteiten via een officieel uitwisselingsprogramma. Voor de inschrijving aan de
Studentenstatuut 2013-2014
10
buitenlandse universiteit is geen collegegeld verschuldigd. Voor deze programma’s is in een aantal gevallen ook een tegemoetkoming in de reis- en verblijfskosten mogelijk in de vorm van een Erasmusbeurs. Zie: Studeren in het buitenland (alles over uitwisselingsprogramma's, buitenlandse stages, beurzen en praktische zaken die je moet regelen als je een tijdje naar het buitenland gaat). Naast de universitaire uitwisselingprogramma’s zijn er ook facultaire programma's. Daarvoor kun je terecht bij je facultaire internationaliseringsmedewerker.
6.4 Utrecht Excellence Scholarships De Universiteit Utrecht geeft jaarlijks een aantal beurzen aan geselecteerde talentrijke nietNederlandse studenten in geselecteerde programma’s. Zie: Utrecht Excellence Scholarship.
6.5 Financiële ondersteuning studenten in verlengde masteropleidingen UU De universiteit kan 1-jarige masteropleidingen verlengen: er is voor die gevallen een financiële regeling waarbij de Universiteit Utrecht de basisbeurs en evt. aanvullende beurs betaalt. Zie: Regeling Financiële ondersteuning studenten in verlengde masteropleidingen UU.
6.6 Financiële ondersteuning voor studenten in opleidingen waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend De Universiteit Utrecht geeft financiële steun aan studenten als de door hen gevolgde opleiding niet langer geaccrediteerd wordt en zij deze opleiding niet aan een andere universiteit kunnen voltooien. Zie: Regeling Financiële ondersteuning voor studenten in opleidingen waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend.
Studentenstatuut 2013-2014
11
7. Studentenvoorzieningen 7.1 Facultaire studentenvoorzieningen Voor studiespecifieke zaken kun je terecht bij de facultaire studentenbalie: zie de websites studentenbalies faculteiten en departementen. Hier kun je worden doorverwezen naar de studieadviseur. In de Onderwijs- en Examenregeling is opgenomen welke studiebegeleidingvoorzieningen er verder zijn in jouw faculteit. Voor gehandicapte studenten zijn er speciale voorzieningen. Indien er sprake is van een functiebeperking (bv. dyslexie of doofheid) wordt samen met de studie-adviseur een Contract Onderwijsvoorzieningen opgesteld waarin de voorzieningen worden afgesproken.
7.2 Universitaire studentenvoorzieningen Er zijn ook algemene studentenvoorzieningen waar je terecht kunt voor zaken die niet studiegebonden zijn. • de universitaire studentenbalie van de directie Onderwijs & Onderzoek informeert en adviseert over zaken als toelating en aanmelding, inschrijving en collegegeld, geldzaken, studiefinanciering, universitaire financiële regelingen, klachtenregelingen, huisvesting en activiteiten van studentenorganisaties. De studentendecanen kunnen bemiddelen voor voorzieningen voor studenten met een handicap of chronische ziekte en voorzieningen voor studententopsporters. Het International Office van de directie Onderwijs & Onderzoek adviseert over een verblijf in het buitenland aan studenten van de Universiteit Utrecht en begeleidt buitenlandse uitwisselingsstudenten die aan de Universiteit Utrecht komen studeren. Centrum Studiekeuze geeft advies over (opnieuw) een studie kiezen. Studieloopbaan van de directie Onderwijs & Onderzoek geeft informatie en advies over je verdere studieloopbaan, vervolgopleidingen en arbeidsmarktoriëntatie. Qdesk is de vraag & antwoordsite van de directie Onderwijs & Onderzoek. • Centrum voor Onderwijs en Leren biedt in aanvulling op de voorzieningen die de faculteiten zelf hebben voor de begeleiding van hun studenten extra studieondersteuning aan studenten. • Universiteitsbibliotheek • Bureau Studium Generale: lezingen en discussieprogramma’s • Sportcentrum Olympos: sporten tegen gereduceerd tarief • Cultureel centrum Parnassos: muziek, dans, theater en creatieve cursussen. • Studentenorganisaties Overige voorzieningen: er zijn veel organisaties binnen de Universiteit Utrecht en ook daarbuiten, die voor studenten van belang kunnen zijn, maar die niet rechtstreeks met de studie of studieproblemen te maken hebben: zie Utrecht Studiestad.
Studentenstatuut 2013-2014
12
8. Bestuur en medezeggenschap De bestuursstructuur van de Universiteit Utrecht is vastgelegd in het Bestuurs- en beheersreglement. Er zijn twee bestuurslagen: het universitaire niveau en het niveau van de diensten en faculteiten. Voor beide bestuursniveaus geldt dat er medezeggenschapsorganen zijn, waarin studenten zitting hebben. De medezeggenschap wordt op universitair niveau uitgeoefend door de Universiteitsraad: zie daarvoor het Reglement voor de Universiteitsraad. In het Faculteitsreglement is de bestuursstructuur van de faculteit vastgelegd: zie daarvoor de website van de faculteit. De medezeggenschap in de faculteit wordt uitgeoefend door de faculteitsraad. Daarnaast heeft de opleidingscommissie een adviestaak met betrekking tot onderwijsaangelegenheden. Meer informatie over medezeggenschap is te vinden op medezeggenschap.
Studentenstatuut 2013-2014
13
9. Klachten, bezwaar en beroep In dit statuut en de onderliggende regelingen is vastgelegd waar je als student recht op hebt en hoe we op de universiteit met elkaar omgaan. Ondanks alle inspanningen om de regelingen goed toe te passen en goed met elkaar om te gaan, kan het voorkomen dat dit toch niet gebeurt. Dit hoofdstuk maakt je wegwijs in wat je dan kunt doen. Ben je het niet eens met de manier waarop je behandeld bent door een medewerker van je faculteit of de universiteit, of met een beslissing die ten aanzien van jou is genomen, dan kun je bij het centrale, digitale klachtenloket je klacht, bezwaar of beroep indienen. Na indiening komt je klacht, bezwaar of beroep automatisch terecht bij de juiste behandelende instantie. Het digitale klachtenloket kun je vinden op www.uu.nl/studenten/klachtenloket. Ook als je niet weet bij wie of waar je moet zijn, hoe je het aan moet pakken, of als je eerst iets wilt vragen, kun je voor meer informatie daar terecht. 9.1 Klachten a. Informeel Wanneer je een klacht of een suggestie hebt, zijn er verschillende mogelijkheden om daar wat mee te doen. Je kunt de informele weg bewandelen: kijken of je facultaire studentenbalie je klachten, op- en aanmerkingen over onderwijs en daaraan gerelateerde zaken kan oplossen. Je kunt ook zelf gaan praten met degene die het probleem veroorzaakt heeft en proberen samen tot een bevredigende oplossing te komen. Ook zou je de klachtencoördinator kunnen vragen om te bemiddelen. b. Formeel: Als je de klacht ernstig genoeg vindt, of je probleem niet naar tevredenheid wordt opgelost, kun je ook een formele klacht indienen. Klachten over je opleiding of faculteit worden behandeld door de facultaire klachtencoördinator. Klachten over de universitaire diensten worden behandeld door de universitaire klachtencoördinator. De universitaire diensten zijn: Universitaire Bestuursdienst (UBD); Universiteitsbibliotheek (UBU); Facilitair Service Centrum (FSC). Het moet gaan om een individuele gedraging jegens jou. Je kunt geen klacht indienen tegen een algemene regeling. Daarvoor moet je zijn bij de medezeggenschapsorganen zoals de faculteitsraad of universiteitsraad, of bij de opleidingscommissie. Daarnaast is er een speciale voorziening voor klachten over ongewenst gedrag: zie hoofdstuk 4 (gedragsregels) • • •
• •
Hoe verloopt de klachtenprocedure? Je dient een klacht in via het digitale klachtenloket Je geeft aan waar je klacht betrekking op heeft: een facultaire of universitaire aangelegenheid. Als je niet zeker weet waar je klacht betrekking op heeft kun je dat eveneens aangeven. Je klacht komt vervolgens automatisch terecht waar hij thuishoort: Bij de klachtencoördinator van je opleiding of faculteit als je klacht betrekking heeft op een facultaire aangelegenheid Bij de universitaire klachtencoördinator als je klacht betrekking heeft op een universitaire dienst Heb je aangegeven dat je niet weet waar je klacht betrekking op heeft, dan komt hij eerst terecht bij een studentendecaan, die kijkt waar hij thuishoort. Een afschrift van je klacht wordt gestuurd naar degene over wie je klacht gaat Vervolgens wordt zowel jij als degene op wie je klacht betrekking heeft door de klachtencoördinator om een toelichting c.q. reactie gevraagd (er wordt ‘gehoord’)
Studentenstatuut 2013-2014
14
• • •
De klachtencoördinator stelt daarna een advies op voor de decaan van de faculteit (als het om een klacht op facultair niveau gaat) of het college van bestuur (als het om een klacht op centraal niveau gaat) De decaan of het college van bestuur handelt de klacht vervolgens formeel af. Je klacht moet binnen een periode van 10 weken zijn afgehandeld. Eventueel kan deze periode met 4 weken worden verlengd.
Blijf je van mening dat je faculteit of de universiteit je niet goed heeft behandeld, dan kun je een klacht indienen bij de Nationale Ombudsman.
9.2 Bezwaar maken/ beroep aantekenen tegen een schriftelijke beslissing Als je het niet eens bent met een aan jou persoonlijk gerichte schriftelijke beslissing, kun je daar formeel bezwaar tegen maken of beroep aantekenen. Tegen een algemene regeling kan dat niet. Als je beroep aantekent, wordt er een bindende uitspraak gedaan door een onafhankelijk college van beroep. Tegen beslissingen van het college van bestuur zoals over inschrijving, collegegeldheffing en financiële ondersteuning kun je in beroep gaan bij het College van Beroep voor Hoger Onderwijs. Voordat je in beroep kunt gaan bij dit College moet je eerst officieel bezwaar aangetekend hebben tegen het besluit van het college van bestuur. Bezwaren tegen beslissingen van het college van bestuur worden behandeld door de Geschillenadviescommissie. Als je het niet eens bent met beslissingen die de opleiding genomen heeft met betrekking tot tentamens en examens, een bindend negatief studieadvies of de toelating tot een masteropleiding, kun je daartegen een beroep indienen. Deze beroepen worden behandeld door het College van Beroep voor de Examens. Ook het indienen van een bezwaar of beroep verloopt via het digitale klachtenloket: www.uu.nl/studenten/klachtenloket
Studentenstatuut 2013-2014
15
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Procedureregels Inschrijving 2013-2014 Regeling financiële ondersteuning op grond van overmacht Regeling Utrecht Excellent Scholarships voor niet EU/EER-onderdanen Regeling bestuursbeurzen voor student-leden in universitaire bestuursorganen Regeling bestuursbeurzen voor student-bestuurders in studentenorganisaties van Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht Subsidieregeling studentenorganisaties van Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht Regeling Financiële ondersteuning studenten in verlengde masteropleidingen UU Regeling Financiële ondersteuning voor studenten in opleidingen waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend Gebruiksreglement IT-middelen en -voorzieningen gedragscode voor het tegengaan van ongewenst gedrag Klachtenregeling m.b.t. intimidatie, agressie, geweld en discriminatie Code of conduct Bestuurs- en beheersreglement Reglement voor de Universiteitsraad
Studentenstatuut 2013-2014
16
Onderwijs- en examenregeling 2013-2014 Bacheloropleiding Faculteit Bètawetenschappen
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 Inhoudsopgave: PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN ................................................................ 4 art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling .......................................................................... 4 art. 1.2 – begripsbepalingen ............................................................................................. 4 PARAGRAAF 2 – VOOROPLEIDING ......................................................................... 5 art. 2.2 – Taal-eis bij buitenlands diploma .......................................................................... 5 art. 2.3 - colloquium doctum ............................................................................................. 5 PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING ......................................... 6 art. 3.1 – doel van de opleiding3 ........................................................................................ 6 art. 3.2 – vorm van de opleiding........................................................................................ 6 art. 3.3 – taal waarin de opleiding wordt verzorgd ............................................................... 6 art. 3.4 – studielast ......................................................................................................... 6 art. 3.5 – major............................................................................................................... 6 art. 3.7 – profileringsruimte, minor .................................................................................... 7 art. 3.8 – onderdelen elders .............................................................................................. 7 PARAGRAAF 4 – ONDERWIJS .............................................................................. 8 art. 4.1 – cursus .............................................................................................................. 8 art. 4.2 – ingangseisen cursussen; voorkennis .................................................................... 8 art. 4.3 - inschrijving voor cursussen ................................................................................. 8 art. 4.4 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting ........................................................... 8 art. 4.5 – deelname aan cursussen; voorrangregels ............................................................. 8 PARAGRAAF 5 – TOETSING................................................................................. 9 art. 5.1 – algemeen ......................................................................................................... 9 art. 5.2. - examencommissie............................................................................................. 9 art. 5.3 – cijfers .............................................................................................................. 9 art. 5.4 – reparatie: aanvullende of vervangende toets ....................................................... 10 art. 5.5 – toetsvorm........................................................................................................ 10 art. 5.6 – mondelinge toetsen .......................................................................................... 10 art. 5.7 – toetsvoorziening bijzondere gevallen................................................................... 10 art. 5.8 – termijn beoordeling .......................................................................................... 10 art. 5.9 – geldigheidsduur ................................................................................................ 10 art. 5.10 – inzagerecht .................................................................................................... 10 Art. 5.11 – bewaartermijn toetsen .................................................................................... 10 art. 5.12 – vrijstelling ..................................................................................................... 11 art. 5.13 – fraude en plagiaat........................................................................................... 11 PARAGRAAF 6 – EXAMEN ................................................................................................. 13 art. 6.1 – examen ........................................................................................................... 13 art. 6.2 – judicium cum laude8 ......................................................................................... 13 art. 6.3 – graad .............................................................................................................. 13 art. 6.4 – honours .......................................................................................................... 13 art. 6.5 – getuigschrift .................................................................................................... 14 Art. 6.6 – final Grade Point Average (GPA) ......................................................................... 14 art. 6.7 – toegang tot aansluitende masteropleiding ............................................................ 14 PARAGRAAF 7 – STUDIEBEGELEIDING .............................................................................. 15 art. 7.1 – studievoortgangsadministratie ........................................................................... 15 art. 7.2 – studiebegeleiding ............................................................................................. 15 art. 7.3 – handicap ......................................................................................................... 15 art. 7.4 – (bindend) studieadvies ...................................................................................... 15 art. 7.5 – portfolio .......................................................................................................... 16 PARAGRAAF 8 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN .......................................................... 17 art. 8.1 – vangnetregeling ............................................................................................... 17 art. 8.2 – cum laude voor studenten die voor 1 september 2011 zijn gestart.......................... 17 art. 8.3 – wijziging.......................................................................................................... 17 art. 8.4 – bekendmaking ................................................................................................. 17 art. 8.5 – inwerkingtreding .............................................................................................. 17 BIJLAGE A: Biologie ....................................................................................... 18 art. 2.1 – Toelating ......................................................................................................... 18 art. 2.3 - Colloquium Doctum ........................................................................................... 18 art. 3.5 – Major .............................................................................................................. 18 art. 3.6 – Double major ................................................................................................... 18
2
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 art. 4.2 – Ingangseisen cursussen; voorkennis ................................................................... 18 art. 7.4- (bindend) studieadvies ....................................................................................... 19 art. 8.4- Overgangsregeling ............................................................................................. 19 Bijlage 2. ....................................................................................................................... 20 Bijlage 3. ....................................................................................................................... 21 Bijlage 4. Practica (art. 3.1.3) .......................................................................................... 22 Bijlage 5. Cursussen met beperkte capaciteit (art. 4.5) ....................................................... 22
3
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door de decaan van de Faculteit Bètawetenschappen op ………… (datum) met instemming van de faculteitsraad d.d. ……… (datum)
PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling Deze regeling geldt voor het studiejaar 2013-2014 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en het examen van de bachelor opleidingen van de Undergraduate School Bètawetenschappen: Biologie, Farmacie, Informatica, Informatiekunde, Natuur- en Sterrenkunde, Scheikunde en Wiskunde (hierna te noemen: de opleiding) en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. Indien een artikel specifiek ingaat op een individuele bachelor opleiding, dan is dat terug te vinden in bijlage A (Biologie), bijlage B (Farmacie), bijlage C (Informatica), bijlage D (Informatiekunde), bijlage E (Natuur-en Sterrenkunde), bijlage F (Scheikunde) en bijlage G (Wiskunde). De opleiding wordt verzorgd door de Undergraduate1 School van de faculteit Bètawetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. art. 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. studiepunt: eenheid uitgedrukt in EC, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren; d. gedragscode taal: de op grond van art. 7.2 sub c van de wet door het college van bestuur vastgestelde gedragsregels ten aanzien van het verzorgen van het onderwijs en de examens in een andere taal dan het Nederlands; e. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in art. 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; f. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus; g. major: een samenhangend geheel van onderdelen die samen de hoofdrichting van de opleiding vormen h. minor: een samenhangend geheel van onderdelen met een omvang van 30 EC, anders dan de eigen major; i. honoursprogramma: aanvullend uitdagend extra curriculair programma voor geselecteerde excellente studenten j. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet; k. examen: het afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele bacheloropleiding is voldaan; l. Universitaire Onderwijscatalogus: het onder verantwoordelijkheid van het college van bestuur gehouden register van de binnen de universiteit verzorgde cursussen; m. portfolio: de verzameling documenten m.b.t. de prestaties van de student binnen de door hem gekozen opleiding; n. cursuscoördinator: de docent die het aanspreekpunt is voor de cursus; o. Internationaal Diploma Supplement: de bijlage bij het bachelor getuigschrift waarin een toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale context)1. p. Semester: een onderwijsperiode die opgebouwd is uit 2 perioden van 10 weken De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
1
Voor Scheikunde wordt een eurobachelor certificaat uitgereikt. Dat is de bijlage bij het getuigschrift waarmee binnen de European Chemistry Thematic network overeengekomen opleidingskwaliteit wordt gegarandeerd.
4
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 2 – VOOROPLEIDING art. 2.1 – Toelating 1. Naast de in de wet genoemde diploma’s die toegang geven tot de opleiding, heeft de bezitter van het diploma van een in de bijlage H vermelde gelijkwaardige vooropleiding toegang tot de opleiding mits voldaan is aan voorwaarden genoemd in het tweede lid. 2. Zie bijlage A-G ....... 3. Deficiënties in de vooropleiding in de in het tweede lid genoemde vakken kunnen worden vervuld door het afleggen van de desbetreffende toetsen door een gecertificeerd instituut of de Centrale Commissies Voortentamen / Natuurkunde / Scheikunde / Wiskunde / Biologie. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer toetsen. art. 2.2 – Taal-eis bij buitenlands diploma De bezitter van een buitenlands diploma kan zich pas inschrijven: a. nadat voldaan is aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma 2 dan wel het certificaat Nederlands als Vreemde Taal, ‘Profiel Academische Taalvaardigheid’ (PAT) of "Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs" (PTHO), en2 b. nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal op het niveau van het Nederlandse vwo-examen. Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door het afleggen van één de volgende toetsen: o IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum vereiste IELTS score (overall band) moet zijn: 6.0 met tenminste 5.5 voor het onderdeel ‘writing’. o TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste TOEFL score is:83 (internet-based test). o Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende certificaten: - Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: C; - Cambridge Certificate of Proficiency in English; minimum score: C. art. 2.3 - colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: zie bijlage A-G
2
Voor studenten die geselecteerd zijn voor het College of Pharmaceutical Sciences komt ad a te vervallen.
5
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING art. 3.1 – doel van de opleiding3 1. Met de opleiding wordt beoogd: o kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de major en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid. o academische vorming. Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen van competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) ten aanzien van: - academisch denken, handelen en communiceren; - hanteren van relevant wetenschappelijk instrumentarium; - (wetenschappelijk) communiceren in de eigen taal; - hanteren van specifieke kennis van een vakgebied in een bredere wetenschappelijke, wetenschapsfilosofische, en maatschappelijk/culturele context. o voorbereiding op een verdere studieloopbaan 2. De afgestudeerde: o heeft kennis van en inzicht in het vakgebied van de major o heeft kennis van en inzicht in de theoretische en methodologische grondslagen van de major o beschikt over algemene academische vaardigheden, in het bijzonder met betrekking tot: de major o is in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien o kan een praktijkvraag of probleem op het vakgebied herformuleren tot een duidelijke en onderzoekbare probleemstelling; de daarin vervatte begrippen op adequate wijze operationaliseren; een onderwerp zowel theoretisch als empirisch bestuderen, in onderlinge samenhang; het resultaat weergeven in een coherent betoog dat wordt afgesloten met een heldere, synthetiserende conclusie; de resultaten gebruiken voor het beantwoorden van de praktijkvraag of het bijdragen aan verheldering en zo mogelijk oplossing van het probleem; vormt een oordeel dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. o is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. o bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een masteropleiding aan te gaan. art. 3.2 – vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. art. 3.3 – taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd.4 2. In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd indien de herkomst van de studenten en/of docenten daartoe noodzaakt. art. 3.4 – studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS. 2. De opleiding omvat onderdelen op gevorderd niveau5 met een studielast van tenminste 45 ECTS (in major en profileringsruimte samen). art. 3.5 – major Zie bijlage A-G
3 4
Deze algemene tekst specificeren voor de opleiding en omschrijven d.m.v. ‘Dublin descriptoren’.
Het Onderwijs in het College of Pharmaceutical Sciences en het onderwijs scheikunde in het 3e jaar wordt in het Engels verzorgd. 5 Zie art. 4.1
6
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 art. 3.6 - double major Zie bijlage A-G art. 3.7 – profileringsruimte, minor 1. De opleiding omvat een profileringsruimte, waarin de student onderdelen kiest met een totale studielast van tenminste 45 ECTS6. 2. De onderdelen van de profileringsruimte dienen voor tenminste 15 ECTS op verdiepend niveau te liggen. 3. Voor keuze komen in aanmerking onderdelen opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus, tenzij er naar het oordeel van de examencommissie sprake is van inhoudelijke dubbeling met betrekking tot eerder door de student afgelegde onderdelen. Voorts komen voor keuze in aanmerking - onder goedkeuring van de examencommissie - onderdelen verzorgd door een andere Nederlandse of een buitenlandse universiteit dan wel van een bekostigde of aangewezen Nederlandse instelling voor hoger beroepsonderwijs. De examencommissie bepaalt daarbij welk niveau deze onderdelen hebben. De examencommissie onthoudt goedkeuring als er naar haar oordeel sprake is van inhoudelijke dubbeling met betrekking tot eerder door de student afgelegde onderdelen. Indien onderdelen inhoudelijk geheel of gedeeltelijk overlappen kan de examencommissie de inbreng van deze onderdelen voor het examen beperken door aftrek van ECTS naar rato van de overlap. 4. Indien de student een samenhangend geheel van onderdelen kiest, dat door een onderwijsinstituut wordt verzorgd onder de aanduiding ”minor”, wordt deze aanduiding op het getuigschrift van zijn examen vermeld. 5. Aanvulling voor Informatica zie bijlage C art. 3.8 – onderdelen elders 1. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het bachelorexamen van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de Universiteit Utrecht. 2. Op verzoek van een student kan de examencommissie onderdelen die elders gedurende zijn inschrijving tot het programma zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, bijvoorbeeld in het kader van een uitwisselingssemester, laten bijdragen aan het voldoen van de exameneisen van het programma. De examencommissie beslist over het te vermelden resultaat en de daarbij behorende studielast. In die gevallen waarbij het omzetten van het resultaat elders naar de norm aan de Universiteit Utrecht niet eenduidig is, zal de examencommissie in het algemeen als resultaat ‘voldaan’ vermelden. 3. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van art. 5.12 vrijstelling worden verleend. art. 3.9 – honoursprogramma De opleiding kent een honoursprogramma. Jaarlijks wordt een aantal studenten geselecteerd voor deelname aan het honoursprogramma. De selectieprocedure en de daarbij geldende criteria worden gepubliceerd door de Undergraduate School.
6
Voor de bachelor opleiding Farmacie en in het geval van dubbele majors is de omvang van de profileringsruimte afwijkend en te vinden in de bijlagen.
7
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 4 – ONDERWIJS art. 4.1 – cursus 1. Voor de onderdelen van de opleiding worden cursussen verzorgd met een studielast van zeven en een halve studiepunt of een veelvoud daarvan. 2. Alle cursussen die deel uit kunnen maken van de opleiding zijn opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus. 3. Een cursus wordt verzorgd op een van de volgende niveaus: - inleidend: 1 - verdiepend: 2 - gevorderd: 3. art. 4.2 – ingangseisen cursussen; voorkennis 1. Aan de volgende onderdelen van de major kan eerst worden deelgenomen nadat voor de daarbij vermelde cursussen een voldoende is behaald: Zie bijlage A-G. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt in de Universitaire Onderwijscatalogus bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om daaraan met goed gevolg te kunnen deelnemen. art. 4.3 - inschrijving voor cursussen 1. Aan een cursus kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor via OSIRIS-student heeft ingeschreven. Zie: www.uu.nl/inschrijfperiodes. art. 4.4 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting 1. Van elke student wordt actieve deelname verwacht aan de cursus waarvoor hij staat ingeschreven. 2. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus omschreven. 3. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan. art. 4.5 – deelname aan cursussen; voorrangregels 1. In de Universitaire Onderwijscatalogus wordt aangegeven voor hoeveel studenten een cursus ten hoogste wordt verzorgd. 2. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde en gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de cursussen die behoren tot het verplichte deel van hun major.
8
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 5 – TOETSING art. 5.1 – algemeen 1. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. 2. In de Universitaire Onderwijscatalogus staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. 3. Iedere cursus bevat, uiterlijk halverwege de cursusduur, een moment waarop de docent de vorderingen van de student evalueert en aan hem kenbaar maakt. 4. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus. 5. In het Reglement7 van de examencommissie staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. art. 5.2. - examencommissie 1. De decaan stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 2. De decaan benoemt de voorzitter en de leden van de examencommissie voor een termijn van drie jaar op basis van hun deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding(en) of het terrein van toetsing. Herbenoeming is mogelijk. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de decaan de leden van de desbetreffende (deel)examencommissie. 3. Als lid of voorzitter van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een managementfunctie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt of bestuurlijke (deel)verantwoordelijkheid voor een onderwijsprogramma heeft. Hieronder worden in ieder geval verstaan: de decaan, vice-decaan, directeur/hoofd/manager van een departement, lid van een departementaal management/bestuursteam, directeur/hoofd/manager van een afdeling, lid van een afdelings- management/bestuursteam, lid/voorzitter van de board of studies van de Graduate School of Undergraduate School en de onderwijsdirecteur. 4. Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn. Voorts wordt aan de voorzitter en de leden door de decaan op eigen verzoek ontslag verleend. De voorzitter en de leden worden door de decaan ontslagen, indien zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Voorts kan de decaan de voorzitter en de leden ontslaan indien is gebleken dat zij de wettelijke taken onvoldoende uitvoeren. 5. De decaan maakt de samenstelling van de examencommissie(s) aan de studenten en docenten bekend. art. 5.3 – cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Het cijfer 5 wordt niet van decimalen voorzien. De overige cijfers worden uitsluitend in hele of halve getallen uitgedrukt. 2. Alfanumerieke resultaten worden in onderstaande gevallen toegekend: - de student die staat ingeschreven voor een cursus en aan geen enkel toetsonderdeel heeft deelgenomen ontvangt een ND (Niet Deelgenomen); - de student die staat ingeschreven voor een cursus maar niet aan alle toetsonderdelen heeft deelgenomen ontvangt een NVD (Niet VolDaan); - indien de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar hier geen cijfer voor ontvangt, kan de student een V (Voldaan) als resultaat worden toegekend; - de student aan wie vrijstelling is verleend door de examencommissie ontvangt een VR (VRijstelling); - indien fraude is geconstateerd door de examencommissie, kan de student een FR (FRaude) als resultaat worden toegekend.
7
Ook wel ‘Regels en Richtlijnen’ genoemd
9
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 art. 5.4 – reparatie: aanvullende of vervangende toets Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan en hem niettemin geen voldoende is toegekend, maar wel het eindcijfer van ten minste een 4.0, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. art. 5.5 – toetsvorm 1. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de Universitaire Onderwijscatalogus. 2. Op verzoek kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd. art. 5.6 – mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. art. 5.7 – toetsvoorziening bijzondere gevallen 1. Indien een student voor het behalen van het bachelorexamen nog ten hoogste één (eerder afgelegd maar niet met goed gevolg voltooid) onderdeel van maximaal 7,5 studiepunt nodig heeft en het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening aantoonbaar tot een studievertraging van meer dan een semester leidt, kan hij desgevraagd in aanmerking komen voor een individuele toetsvoorziening. 2. Indien het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’ kan de examencommissie besluiten een toetsvoorziening toe te kennen. 3. Verzoeken om een bijzondere toetsvoorziening moeten zo snel mogelijk met bewijsstukken worden ingediend bij de examencommissie. art. 5.8 – termijn beoordeling 1. De examinator stelt direct binnen 24 uur na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. 3. Op de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 5.9 en op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. art. 5.9 – geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan de toets langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. 2. Deeltoetsen en opdrachten die behaald zijn binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald. art. 5.10 – inzagerecht 1. Gedurende twintig werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Art. 5.11 – bewaartermijn toetsen 1. De opgaven, uitwerkingen en het beoordeelde werk van de schriftelijke toetsen worden (in papieren of digitale vorm) gedurende twee jaar na de beoordeling bewaard. 2. De in artikel 3.5, vijfde lid bedoelde thesis en de beoordeling daarvan wordt (in papieren of digitale vorm) gedurende zeven jaar na de beoordeling bewaard.
10
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 art. 5.12 – vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van de opleiding, indien de student: 1. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding heeft voltooid; 2. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Een vrijstelling kan alleen betrekking hebben op een hele cursus en niet op een gedeelte hiervan. art. 5.13 – fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer: tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan fraude; tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht; zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen; fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van anderen overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer: het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing; het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing; het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens of verwijzing; het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing; het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing: parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtegoed van de student; het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan; het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat; ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde; het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uitreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven. 2. a. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de examencommissie. b. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt - deelt hij dit schriftelijk mee aan de student en de examencommissie; - de examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren. c. De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens.
11
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 4. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: o ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen o berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: o verwijderen uit de cursus o het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld in art.6.2 o uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden o volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen.
12
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 6 – EXAMEN art. 6.1 – examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast en reikt het getuigschrift als bedoeld in art. 6.5 uit zodra de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 3. Beoordeling van het examendossier maakt deel uit van het afsluitend examen. Als datum voor het examen geldt de laatste werkdag van de maand waarin de examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarde dat voor alle onderdelen een voldoende is behaald. 4. Voor het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift geldt tevens als voorwaarde dat de student ingeschreven was voor de opleiding in de periode dat de toetsen zijn afgelegd. Ingeval de student niet aan deze voorwaarde voldoet, kan het college van bestuur een verklaring van geen bezwaar afgeven met betrekking tot het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift nadat de student de verschuldigde collegegelden en administratiekosten voor de 'ontbrekende' perioden heeft betaald. 5. Degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Dit verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het getuigschrift wil ontvangen. De examencommissie willigt het verzoek in het studiejaar 20132014 in ieder geval in: wanneer de student een bestuursfunctie gaat vervullen waarvoor een bestuursbeurs van de Universiteit Utrecht beschikbaar is een stage of onderdeel in het buitenland gaat volgen onderdelen moet volgen die verplicht zijn voor toelating tot de masteropleiding. De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard vanwege de omstandigheid dat betrokkene in de studieplanning geen rekening heeft kunnen houden met het automatisch afstuderen. art. 6.2 – judicium cum laude8 Het judicium 'cum laude' wordt toegekend aan het bachelorexamen, indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden: - voor de onderdelen van de bacheloropleiding (major + profilering), met uitzondering van het bacheloronderzoek/bachelor scriptie is een gewogen gemiddeld cijfer van tenminste het cijfer 8,0 behaald en voor het bacheloronderzoek/bachelor scriptie een 8.0 of hoger. - in de loop van de studie is maximaal 1 onderdeel volledig overgedaan - voor maximaal 60 ECTS zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen - er geen beslissing is van de examencommissie (als bedoeld in art. 5.13, lid 4 onder b) inhoudend dat er vanwege vastgestelde fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium (cum laude) het bachelorexamen binnen vier jaar is behaald. art. 6.3 – graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. art. 6.4 – honours Indien het honours programma als bedoeld in art. 3.9 met goed gevolg is afgesloten, wordt een afzonderlijk getuigschrift uitgereikt waarop dit is vermeld
8
Zie ook artikel 8.2.
13
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
art. 6.5 – getuigschrift 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt een student meerdere studieprogramma’s af. 2. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe, waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding9. art. 6.6 – final Grade Point Average (GPA) 1. Op het Internationaal Diploma Supplement is het final Grade Point Average (GPA) vermeld om de academische prestaties van een student weer te geven. Het final GPA is het gemiddelde cijfer van de resultaten die zijn behaald binnen het examenprogramma van de opleiding, gewogen naar ECTS en uitgedrukt op een schaal van 1 tot en met 4 met twee decimalen. Resultaten behaald in het eerste inschrijvingsjaar voor de bacheloropleiding, tellen niet mee bij de berekening van het final GPA. 2. De berekening van het final GPA gaat als volgt: alle geldende tentamenresultaten na het eerste inschrijvingsjaar, behaald in het examenprogramma van de bacheloropleiding worden omgerekend naar quality points. Voor studenten die instromen in een hoger studiejaar (d.w.z. degenen die vrijstelling hebben gekregen voor alle onderdelen van de eerste periode in de bacheloropleiding, met een gezamenlijke studielast van 60 ECTS) geldt een afwijkende regel: bij deze studenten worden alle geldende tentamenresultaten vanaf hun eerste inschrijvingsjaar, behaald in het examenprogramma van de bacheloropleiding omgerekend naar quality points; quality points zijn het geldend tentamenresultaat x aantal ECTS van het betreffende onderdeel; het totaal aantal behaalde quality points gedeeld door het totaal aantal behaalde ECTS geven het gemiddeld tentamenresultaat; het gemiddeld tentamenresultaat wordt omgezet in het final GPA. Gemiddeld eindresultaat Van: en met: 8.60 8.00 7.70 7.40 7.00 6.70 6.40 6.00 5.60 5.40 4.50 0
Final Grade Point Avarage Tot 10 8.59 7.99 7.69 7.39 6.99 6.69 6.39 5.99 5.59 5.39 4.49
4 4 3.7 3.3 3 2.7 2.3 2 1.7 1.3 1 0
art. 6.7 – toegang tot aansluitende masteropleiding Zie bijlage A-G
9
Daarnaast ontvangen Scheikunde studenten het zgn. gecertificeerde Eurobachelorlabel (trademark ECTNA)
14
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 7 – STUDIEBEGELEIDING art. 7.1 – studievoortgangsadministratie 1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via Osiris-student ter beschikking. 2. Bij het studiepunt Bètawetenschappen kan een gewaarmerkt studievoortgangsdossier worden verkregen. art. 7.2 – studiebegeleiding 1. De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 2. De studiebegeleiding omvat: een matchingsactiviteit voor aanvang van de studie waarmee inzicht wordt verkregen of de studie passend is; een introductie in de eerste week van het eerste semester van het eerste studiejaar; toewijzing van een tutor voor de gehele bachelor opleiding; groepsgewijze en individuele advisering over mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding, mede met het oog op beroepsmogelijkheden na de masteropleiding en over mogelijkheden om direct na het behalen van het bachelordiploma de arbeidsmarkt te betreden; groepsgewijze en individuele advisering over studievaardigheden, studieplanning en de keuze voor het vervolgtraject; het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie; het bieden van verwijzing naar een passender studie aan studenten die vóór 1 februari van het jaar van eerste inschrijving uitschrijven voor de opleiding; een individuele matchingsactiviteit voor degenen die in de loop van het studiejaar vanuit een andere opleiding aan de Universiteit Utrecht worden verwezen naar de opleiding; het geven van een (bindend) studieadvies. art. 7.3 – handicap Aan de student met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen. Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur. art. 7.4 – (bindend) studieadvies 1. Zie bijlagen A-G 2. De studenten die een negatief of twijfeladvies als bedoeld in lid 1 krijgen, worden uitgenodigd voor een gesprek met als doel het bespreken van de studiemethode, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing. 3. Zie bijlage A-G 4. Zie bijlage A-G 5. Bij het vaststellen van het aantal behaalde ECTS als bedoeld in lid 3 tellen de ECTS van verworven vrijstellingen en de resultaten van behaalde deeltoetsen niet mee. 6. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het eerste jaar van inschrijving doet, wordt geen studieadvies als bedoeld in lid 3 uitgebracht. Indien de student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar het studieadvies als bedoeld in lid 3 worden uitgebracht. 7. In afwijking van het vijfde lid, krijgt de student die: - a. een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het jaar van eerste inschrijving doet, en - b. na 1 februari wel ingeschreven is bij (een andere opleiding van) de Universiteit Utrecht, en - c. minder dan 45 ECTS van de major heeft behaald, wel een negatief bindend studieadvies voor de major. 8. In afwijking van het vierde en zesde lid krijgt de student die: a. een verzoek tot uitschrijving vóór 1 februari van het jaar van eerste inschrijving doet, en b. na 1 februari is ingeschreven is bij nieuw gekozen bacheloropleiding van de Universiteit Utrecht, geen negatief bindend studieadvies voor de nieuw gekozen bacheloropleiding indien hij dat studiejaar minimaal 45 ECTS heeft behaald voor beide opleidingen in totaal.
15
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 9. Het studieadvies wordt, namens de decaan van de faculteit Bètawetenschappen, uitgebracht door de opleidingsdirecteur. 10. Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgebracht, wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door of namens de onderwijsdirecteur. 11. In zijn afweging om een afwijzend studieadvies uit te brengen betrekt de opleidingsdirecteur op verzoek van de student diens persoonlijke omstandigheden. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de onderwijsdirecteur betrokken in zijn afweging. Onder persoonlijke omstandigheden wordt verstaan ziekte, zwangerschap, functiestoornis, bijzondere/ernstige familieomstandigheden, topsport en bestuursactiviteiten voor een studentenorganisatie met volledige rechtsbevoegdheid of in het kader van de organisatie en het bestuur van de Universiteit Utrecht, de faculteit of de opleiding. 12. In zijn afweging om een afwijzend studieadvies uit te brengen betrekt de opleidingsdirecteur (op verzoek van de student) voorts andere vormen van overmacht dan de in het vorige lid genoemde. Uitsluitend overmachtsituaties die na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door de opleidingsdirecteur betrokken in zijn afweging. Voorts kan de opleidingsdirecteur onbillijkheden van ernstige aard in zijn oordeel betrekken. 13. Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 10 en lid 11 van het verbinden van een afwijzing wordt afgezien, dan wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in lid 3 uitgebracht. De student moet het aantal punten bedoeld in het derde lid halen in dat volgende studiejaar; de reeds in het eerste studiejaar behaalde ECTS tellen daarbij niet mee. 14. Tegen een beslissing tot afwijzing kan binnen 6 weken beroep ingesteld worden bij het College van beroep voor de examens. 15. Indien de student voor één of meer van de in lid 4 genoemde cursussen een vrijstelling heeft verworven, kan bij het vaststellen van het aantal in het jaar van eerste inschrijving behaalde ECTS de cursus van lid 4 waarvoor een vrijstelling is verworven, vervangen worden door elke andere door de student in het jaar van eerste inschrijving gevolgde cursus van de opleiding. art. 7.5 – portfolio Iedere student houdt een portfolio bij.
16
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
PARAGRAAF 8 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN art. 8.1 – vangnetregeling In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te hebben gehoord. art. 8.2 – cum laude voor studenten die voor 1 september 2011 zijn gestart In afwijking van artikel 6.2 geldt voor studenten die vóór 1 september 2011 voor de opleiding waren ingeschreven tot en met het studiejaar 2014-2015 dat het judicium 'cum laude' wordt toegekend aan het bachelorexamen, indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden: - voor de onderdelen van de bacheloropleiding is een gewogen gemiddeld cijfer van tenminste het cijfer 8,0 behaald10 - in de loop van de studie is maximaal 1 onderdeel overgedaan - voor maximaal 60 ECTS zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen - er geen beslissing is van de examencommissie (als bedoeld in art. 5.13, lid 4 onder b) inhoudend dat er vanwege vastgestelde fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium (cum laude). art. 8.3 – wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad of opleidingsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op een beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. art. 8.4 – bekendmaking De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging via internet. art. 8.5 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013.
o–o–o
10
Voor Biologie studenten geldt dat voor alle onderdelen van de bachelor opleiding samen gemiddeld tenminste het cijfer 8,0 behaald moet worden, als ook voor de majorvakken apart
17
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
BIJLAGE A: Biologie art. 2.1 – Toelating 1. Naast de in de wet genoemde diploma’s die toegang geven tot de opleiding, heeft de bezitter van het diploma van een in de bijlage onder 6 vermelde gelijkwaardige vooropleiding toegang tot de opleiding mits voldaan is aan voorwaarden genoemd in het tweede lid. 2. Degene die niet een diploma met het vwo-profiel Natuur en Gezondheid met natuurkunde of Natuur en Techniek met biologie heeft (dat direct toelating geeft tot de opleiding), maar wel een gelijkwaardig diploma dat op grond van de wet of op grond van het eerste lid toegang geeft, kan pas inschrijven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: - biologie, - wiskunde A en/of B, - natuurkunde, - scheikunde 3. Deficiënties in de vooropleiding in de in het tweede lid genoemde vakken kunnen worden vervuld door het afleggen van de desbetreffende toetsen van de Centrale Commissies Voortentamen biologie, natuurkunde, scheikunde, wiskunde. De examencommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer toetsen. art. 2.3 - Colloquium Doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: - biologie op vwo-niveau, - scheikunde op vwo-niveau, - natuurkunde op vwo-niveau, - wiskunde B op vwo-niveau. art. 3.5 – Major 1. De opleiding omvat een major met een studielast van 135 ECTS. Daarvan zijn de in de bijlage onder 1 aangewezen onderdelen met een totale studielast van 52,5 ECTS verplicht. 2. De overige onderdelen van de major (82,5 ECTS) worden door de student gekozen uit de in de bijlage onder 2 aangewezen onderdelen. 3. Deze keuzeonderdelen van de major dienen voor tenminste 15 ECTS op verdiepend niveau (niveau 2) te liggen en voor tenminste 30 ECTS op gevorderd niveau (niveau 3). De overige 37,5 ECTS van de major kiest de student uit onderdelen op inleidend, verdiepend en/of gevorderd niveau. 4. Als onderdeel van de major kan de student een in de bijlage onder 1 aangewezen Onderzoeksproject op gevorderd niveau kiezen, waarvan 7,5 ECTS behoren tot de onder lid 1 van dit artikel aangewezen verplichte onderdelen (de Afstudeeropdracht). De overige 7,5 ECTS van het Onderzoeksproject behoren tot de onder lid 3 genoemde 37,5 ECTS die de student naar keuze kan kiezen. art. 3.6 – Double major Geen aparte regeling art. 3.8 – honoursprogramma Biologie De opleiding kent een honoursprogramma. Jaarlijks wordt een aantal studenten geselecteerd voor deelname aan het honoursprogramma. De selectieprocedure en de daarbij geldende criteria worden gepubliceerd door de Undergraduate School. De geselecteerde studenten nemen automatisch ook deel aan de Science Honours Academy. art. 4.2 – Ingangseisen cursussen; voorkennis 1. Toegang tot de cursussen (practica, werkcolleges en toetsen) van het verdiepende niveau (niveau 2) van de opleiding heeft de student die van de inleidende cursussen op niveau 1 in het eerste jaar van de opleiding onderdelen met een studielast van tenminste 30 ECTS heeft behaald op het moment van inschrijven voor de niveau 2 cursussen. 2. Toegang tot de cursussen van het gevorderde niveau (niveau 3) van de opleiding heeft de student die van de keuzeonderdelen van de opleiding op verdiepend niveau (niveau 2) onderdelen met een studielast van tenminste 15 ECTS heeft behaald.
18
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 3. Toegang tot de cursussen Afstudeeropdracht (scriptiecursus) en Onderzoeksproject heeft de student die tenminste 120 ECTS van de major van de opleiding heeft afgerond met een voldoende eindcijfer, waarvan het verplichte deel van de major (45 ECTS) geheel moet zijn behaald. 4. Vanwege gewetensbezwaren kan de student verzoeken om deel te nemen aan de cursus Biologie van dieren (niveau 1) waarbij van de cursus de verplichte dissectiepractica worden vervangen door een andere opdracht. 5. Een voldoende resultaat voor de cursus Biologie van dieren met dissectie is verplicht voor alle cursussen van niveau 2 en 3 met practica waarbij gebruik wordt gemaakt van dieren. 6. Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid wordt in de Universitaire Onderwijscatalogus (en de studiegids) bij elke cursus aangegeven welke voorkennis vereist is om daaraan met goed gevolg te kunnen deelnemen. De cursus coördinator is verantwoordelijk voor het bepalen van het niveau van de student. art. 6.7 – Toegang tot aansluitende masteropleiding De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Biologie van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de masteropleidingen Biologische Wetenschappen en Science Education and communication van Universiteit Utrecht en kan uit dien hoofde worden toegelaten tot die masteropleidingen. art. 7.4- (bindend) studieadvies 1. In het jaar van zijn eerste inschrijving ontvangt de student uiterlijk op 31 januari een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn opleiding. Dit advies, dat gebaseerd is op de op dat moment geregistreerde studieresultaten van de eerste onderwijsperiode en de tussentijdse resultaten van de tweede periode, is niet bindend maar geeft een waarschuwing bij onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren: - indien de student 0 ECTS in de eerste periode en ongeacht welk resultaat voor beide deeltoetsen in periode 2 of 7,5 ECTS in de eerste periode en onvoldoende resultaat voor één van beide of beide deeltoetsen in periode 2 heeft behaald, krijgt de student een negatief advies, - indien de student 7,5 ECTS in de eerste periode en een voldoende resultaat voor beide deeltoetsen in periode 2 of 15 ECTS in de eerste periode en een onvoldoende resultaat voor beide deeltoetsen in periode 2 heeft behaald, krijgt de student een twijfeladvies, - indien de student 15 of meer ECTS in de eerste periode en minimaal één voldoende resultaat voor de deeltoetsen in periode 2 heeft behaald, krijgt de student een positief advies. 2. In de maand juli nadat de laatste eindresultaten van de cursussen in periode 4 en de aanvullende toetsing van periode 3 bekend zijn, ontvangt de student een tweede schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding. Onverminderd het bepaalde in lid 8, 9 en 10 wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden, indien de student minder dan 45 ECTS heeft behaald. De afwijzing geldt gedurende een termijn van 4 studiejaren. 3. Bij het vaststellen van het aantal behaalde ECTS als bedoeld in lid 2 tellen alle in het eerste jaar behaalde ECTS mee maar minimaal 30 ECTS dienen behaald zijn met de major gebonden vakken Evolutie & Biodiversiteit, Moleculaire Celbiologie, Plantenbiologie & Ecologie, Biologie van Dieren, Systeembiologie en Experiment & Statistiek. Bij het vaststellen van het aantal behaalde ECTS als bedoeld in lid 2 tellen de ECTS van verworven vrijstellingen en de resultaten van behaalde deeltoetsen niet mee. art. 8.4- Overgangsregeling In afwijking op bijlage 3: Voor studenten die voor 1 september 2010 zijn gestart met de opleiding geldt dat de Keuzeonderdelen Profileringsruimte opgenomen mogen worden in de Keuzeonderdelen Major (uit bijlage 2). Voor studenten die vóór 1 september 2013 zijn gestart met de opleiding geldt dat zij 67,5 EC verplichte vakken op niveau 1 en 2 moeten doen, 60 EC aan niveau 1 vakken en 7,5 EC voor Biostatistiek, hierbij is niet de verplichte bachelor thesis op niveau 3 inbegrepen. Met ingang van 1 september 2013 zijn 45 EC vakken op niveau 1 verplicht (zie bijlage 1a), niet inbegrepen de verplichte bachelor thesis op niveau 3. Voor recidivisten van het curriculum vóór 1 september 2013 wordt een herkansings- en overgangsregeling vastgesteld.
19
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14 Bijlage 1. Verplichte onderdelen Major Biologie cursussen op niveau 1 (inleidend)
A cursus code B-B1DIER05 B-B1EVBI09 B-B1MB05 B-B1BEP13 B-B1EXST13 B-B1SYSB09
cursus Biologie van dieren & Gedrag Evolutiebiologie & Biodiversiteit Moleculaire Celbiologie Biologie & Ecologie van Planten Experiment & Statistiek Systeembiologie
B cursus code B-B3AFST05 B-B3ONPR09
EC 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5
cursussen op niveau 3, (gevorderd) cursus Afstudeeropdracht (Bachelor scriptie) of: Onderzoeksproject
EC 7,5 15
Bijlage 2. Keuzeonderdelen Major Biologie A
cursussen op niveau 1 (inleidend) cursus code B-B1BIOT09
Biotechnologie
EC 7,5
B-B1ECO13
Ecologie
7,5
Marine wetenschappen 1 (nieuw)
7,5
B-B1MAWE13
cursus
B
Cursussen op niveau 2 (verdiepend) cursus code B-B2BIW13
Biologie in het werkveld
EC 7,5
B-B2CEL09
De Cel
7,5
Didactiek
7,5
B-B2DIDA09
cursus
B-B2EVO09
Evolutie
7,5
B-B2GEBI05
Gedragsbiologie
7,5
B-B2GKA05
Gentherapie, kanker en aids
7,5
B-B2MSCI07
Mariene wetenschappen 1 (oud)
7,5
B-B2META09
Metabolisme
7,5
B-B2MINT10
Microbiële interacties
7,5
B-B2MOLG05
Moleculaire genetica
7,5
B-B2NEDU11
Natuurbehoud, duurzaamheid en plantendiversiteit
7,5
B-B2NEUR10
Neurobiologie
7,5
Ontwikkelingsbiologie
7,5
B-B2PALE09
Paleoecologie
7,5
B-B2PLFY09
B-B2OBI07
Plantenfysiologie
7,5
B-B-2THEC05
Theoretische ecologie
7,5
B-B2WECO09
Wetenschapscommunicatie
7,5
20
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
C
cursussen op niveau 3 (gevorderd): cursus code
cursus
EC
B-B3AQEC05
Aquatische ecologie
B-B3BILA10
Biodiversiteit en landschap
15
B-B3BETH05
Bio-ethiek
7,5
Cognitie en gedrag
7,5
B-B3COMB10
Computationele biologie
7,5
B-B3ENDO10
Endocrinologie
7,5
B-B3EUKA09
Eukaryote microbiologie
7,5
B-B3GECO09
Gedragsecologie
7,5
B-B3GENB09
Genoombiologie
7,5
B-B3CEG05
7,5
B-B3GESB05
Geschiedenis en wijsbegeerte van de biologie
7,5
B-B3IMMB09
Immunobiologie
7,5
B-B3MSCI05
Mariene wetenschappen 2
7,5
B-B3ENVCH
Milieuveranderingen door de tijd
7,5
B-B3MCB05
Moleculaire en cellulaire biologie
7,5
Moleculaire Plantenfysiologie
7,5
B-B3OBG05
Ontwikkelingsbiologie en genetica
7,5
B-B3OCEP05
Oriëntatie op de communicatieve en educatieve praktijk
7,5
B-B3PLAA05
nnb
Planten, adaptatie en afweer
7,5
B-B3TOX10
Toxicologie
7,5
B-BTREK11
Tropische ecosystemen en klimaat
7,5
B-B3WEAD09
Wetenschapper in advies
7,5
B-B3WBEL09
Wetenschapper in beleid
7,5
Bij de keuze gelden de volgende regels: 1) op niveau 2 moet voor tenminste 15 ECTS aan keuzecursussen worden gekozen, 2) op niveau 3 moet voor tenminste 30 ECTS aan keuzecursussen worden gekozen. Bijlage 3. Keuzeonderdelen Profileringsruimte Biologie B
cursussen op niveau 2 (verdiepend) cursus code GEO2-1215
cursus Evolutie en ecologie (AW)
EC 7,5
GEO2-1208
Sedimentaire systemen (AW)
7,5
C
Cursussen op niveau 3 (gevorderd) cursus code
cursus
EC
GEO3-1329
Landschapsecologie en natuurbeheer (GEO)
7,5
GEO3-1329
Paleoklimatologie / paleoecologie (AW)
7,5
GEO3-1318
Sedimentatie, fauna en klimaat (AW)
7,5
GEO3-1319
Paleo-oceanografie (AW)
7,5
GEO3-1213+1216
Veldwerk 2 - Pyreneeën (AW)
21
7,5/15
Onderwijs- en examenregeling 2013-‘14
Bijlage 4. Practica (art. 3.1.3) Vrijwel elke cursus bestaat geheel of gedeeltelijk uit praktische oefeningen. De omvang en aard van de praktische oefeningen staan vermeld bij de cursusbeschrijvingen in de studiegids en in de Universitaire Onderwijscatalogus. Bijlage 5. Cursussen met beperkte capaciteit (art. 4.5) Vrijwel elke cursus heeft vanwege de opgenomen praktische oefeningen een beperkte capaciteit. Het maximaal toelaatbare aantal studenten staat vermeld bij de cursusbeschrijvingen in de Universitaire Onderwijscatalogus en in de studiegids. Bijlage 6. Gelijkwaardige vooropleidingen NEDERLAND: vwo-diploma ‘oude stijl’ op basis van vakkenpakket gymnasium diploma afgegeven krachtens de Hoger Onderwijswet 1876 hbs-diploma afgegeven krachtens de Middelbaar Onderwijswet INTERNATIONAAL BACCALAUREAAT Getuigschrift van het Diploma van het internationale baccalaureaat verstrekt door het International Baccalaureate Office te Genève
22