G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
Bestnr.: 75 01 58
Alarmcentrale HA 841
Impressum
Omwille van het milieu 100% recyclingpapier
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.com
Belangrijk! Beslist lezen!
Introductie
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk.
Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze handleiding volledig en zorgvuldig door voordat u de alarmcentrale HA 841 in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Dienst,
Inhoudsopgave
Pagina
Introductie
2
1. Gebruik waarvoor de product bedoeld is
4
2. Veiligheidsbepalingen
4
3. Aanduidings- en bedieningselementen
7
4. Technische gegevens, instellingen
13
5. Aansluiting/ingebruikname
15
Aansluitschema
19
2
Nederland: 053 – 428 54 80 Ma. – vr. 09.00 – 20.00 uur
3
1. Gebruik waarvoor het product bedoeld is •
Pandbeveiliging en/of ruimtebewaking door middel van alarmlussen, melder, signaalgever, deur- en/of raamcontacten, glasbreuksensoren enz.
•
Akoestische en/of optische alarmmelding bij inbreuk, sabotage.
•
Een andere toepassing dan hierboven beschreven is niet toegestaan.
•
Het gebruik/montage is alleen toegestaan in droge binnenruimtes.
2. Veiligheidsbepalingen •
De alarminstallatie HA 841 is CE-getest (voor huisbereik) en voldoet aan de EMC-richtlijn 89/336/EWG.
•
De installatie mag alleen door een elektravakman uitgevoerd worden welke vertrouwd is met de installatie- en bouwvoorschriften.
•
Het moet erop gelet worden dat de leidingisolatie van de aansluitleiding(en) niet beschadigd worden om kortsluiting of foutfunctie uit te sluiten.
•
Sluit op de voedingsingang alleen de hiervoor bestemde/aangeraden netvoeding aan. Sluit nooit een netspanning (230 V) direct aan. Let op! Levensgevaar bij aanraking. !
•
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen, behalve als dat ook met de hand mogelijk is, kunnen spanningvoerende delen blootgelegd worden. Ook aansluitingen kunnen spanningvoerend zijn. Voor een onderhoud, reparatie of het vervangen van onderdelen of modules moet het apparaat van alle spanningsbronnen losgekoppeld worden als het openen van het apparaat noodzakelijk is! Onderhoud of een reparatie aan het apparaat onder spanning mag alleen geschieden door een vakman, die met de daaraan verbonden gevaren resp. met de desbetreffende voorschriften (VDE 0100, VDE-0701, VDE-0683) vertrouwd is.
•
Condensatoren in het apparaat kunnen nog geladen zijn, zelfs als het apparaat van alle spanningsbronnen losgekoppeld is.
•
Vermijdt het gebruik onder ongunstige omgevingsomstandigheden. Deze leiden tot beschadiging van de gevoelige elektronica binnen in de alarminstallatie en daardoor tot eventueel levensgevaar voor de gebruiker. Ongunstige omgevingsomstandigheden zijn: - te hoge luchtvochtigheid (> 80% rel. condenserend) - natheid - stof en brandbare gassen, dampen of oplosmiddelen - te hoge omgevingstemperaturen (>50 °C) - sterke magnetische velden (motoren, transformatoren) resp. elektrostatische velden (opladingen).
•
Let bij het opladen van accu's beslist op de laadvoorschriften van de accufabrikant.
•
Bij onjuist gebruik (te hoge laadstromen of verkeerde poling) kan de accu overladen resp. vernield worden. In het ergste geval kan de accu exploderen en daardoor aanzienlijke schade veroorzaken.
•
De alarmcentrale is niet geschikt voor buitenmontage en mag alleen in gesloten ruimten aangesloten en gebruikt worden.
•
Alarmcentrales en aangesloten melders (optisch en akoestisch), sensoren, lussen, contacten horen niet thuis in kinderhanden!
•
Defecte/niet meer oplaadbare accu's horen bij het klein chemisch afval en niet bij het gewone huisvuil.
In commerciële instellingen dient u zich te houden aan de ARBO-voorschriften.
•
Als er aangenomen kan worden dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het apparaat buiten werking te stellen en te
•
4
5
beschermen tegen het per ongeluk in werking stellen door derden. U kunt aannemen dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk is, als - het apparaat niet meer werkt - het apparaat zichtbaar beschadigd is - na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden of - na transport onder moeilijke omstandigheden.
6
3. Aanduidings- en bedieningselementen
7
1. Toestandsaanduidingen a) EXIT-ARMED: Deze groene LED knippert voor de duur van de scherpschakelvertraging (ca. 45 sec.) en licht daarna permanent op. Door de scherpschakelvertraging heeft de gebruiker de mogelijkheid om het pand te verlaten zonder ongewenst het alarm te activeren.
b)
c)
e)
Met deze wordt de duur van het alarm voor de vertragende en directe alarmcircuits ingesteld (instelbereik 30 sec.- 3 min.).
7. Vertraging van de alarmactivering (Entry-Delay-A'djust)
DELAY-CIRCUIT:
Deze instelbare tijdsperiode maakt het voor de gebruiker mogelijk de alarminstallatie uit te schakelen voordat het alarm afgaat (instelbereik 0,5 30 sec.).
De rode LED licht op als zich een van de vertragende alarmcircuits in een alarmmeldtoestand bevindt.
8. Bedrijfssoortschakelaar (Test-Operate-Selector)
ALARM-MEMORY:
Tijdens het testbedrijf zijn de relaisuitgangen en de sirene-elektronica niet in bedrijf. Het werkt alleen de ingebouwde zoemer. Voor een normaal alarmbedrijf moet de schakelaar in de positie "OPER" staan.
De groene LED licht op als een alarm geactiveerd wordt en gaat uit wanneer de installatie via de sleutelschakelaar teruggezet (uitgeschakeld) wordt.
d)
6. Alarmduur (rust-/werkstroomcircuit)
LOW-BATTERY:
9. Hoofdschakelaar Met deze schakelaar kan het hele alarmsysteem inclusief 24-uurs-paniekcircuit uitgeschakeld worden.
Een continue knipperend groene LED betekend dat de batterijen vervangen moeten worden (dit geldt alleen voor toepassing van niet oplaadbare droge batterijen).
10. Batterijvak
AC-ADAPTER:
Aansluitklemmen
Let bij het aansluiten op de juiste polariteit (rood = +, zwart = -).
De gele LED licht op als de installatie via een externe netvoeding verzorgd wordt. Bij een netstroomuitval gaat deze LED uit.
rustroomcircuit werkstroomcircuit
24-uren brand/paniek (direct) alarmcircuit
(vertraagd) (vertraagd)
2. Sleutelschakelaar Met deze schakelaar kunnen de vertragende en de directe alarmcircuits in- en uitgeschakeld worden. De schakelaar werkt niet bij een op 24-uurs-paniek(brand)-alarmcircuit.
hoofdschakelaar
3. 24-uurs-"paniek"-toets
zie tekst
TEST
OPEN 1
2
3
4
5
6
7
8
14
15
16
17
18
19
20
21
Deze toets is altijd in werking ook tijdens een uitgeschakelde installatie.
4. Slot voor de behuizing 9
5. Alarmduur (paniek-alarmlus) Met deze wordt de duur van het alarm voor de 24 uurs-paniek-alarmcircuit ingesteld (instelbereik 30 sec. - 10 min.).
10
8‰
11
12
13
relaisuitgangen
ingang
luidspreker 8‰
uitgang in
netvoeding
uit
afstandsbediening - 12V perm.uitg. +
Let op: alleen luidspreker, geen elektronische sirenes aansluiten
8
9
LET OP! Alleen luidsprekers, geen elektronische sirenes aansluiten!
1-2: Klemaansluiting voor 24-uurs-bewaking. Het kunnen naar keuze werkcontacten (contacten welke tijdens alarm sluiten) parallel aangesloten worden. Klem 1 is voor de sensoraansluiting, klem 2 is massa.
2-3: Klemaansluiting voor de directe (niet vertragende) ruststroomcircuit. Het kunnen naar keuze rustcontacten (contacten die gesloten zijn en bij alarm zich openen) in serie aangesloten worden. Als deze lus niet gebruikt wordt, moet klem 2 en 3 overbrugd worden. Klem 3 is de sensor, klem 2 is massa.
5-6: Klemaansluiting voor de vertraagde ruststroomcircuit. Het kunnen naar keuze rustcontacten in serie geschakeld worden. Het alarm wordt vertraagd geactiveerd volgens de ingestelde tijd (Entry-Delay). Klem 5 is de sensoraansluiting., klem 6 is massa. Als deze alarmcircuit niet gebruikt wordt moeten klem 5 en 6 met een draad overbrugd worden.
6-7: Klemaansluiting voor vertragende werkstroomcircuit. Het kunnen naar keuze werkcontacten parallel aangesloten worden. Het alarm wordt vertraagd geactiveerd volgens de ingestelde tijd. Klem 7 is de sensoraansluiting, klem 6 is massa.
9-10: Batterij-laadschakeling: Bij toepassing van oplaadbare accu's moeten de klemmen 9 en 10 verbonden worden. Deze mogen niet verbonden worden als geen oplaadbare accu's gebruikt worden. Worden geen batterijen en geen accu's gebruikt moeten de klemmen 9 en 10 verbonden worden.
11-12: Luidsprekeruitgang: Klemaansluiting voor max. twee 8-Ohm-luidsprekers. De aansluiting is beveiligd tegen sabotage. Bij een kabelbreuk van de luidsprekers is de interne zoemer te horen. De toon van de sirene wordt automatisch veranderd en richt zich op het soort alarm: of 24-uurs-paniek-alarm of normaal lussenalarm en paniek alarm tegelijkertijd geactiveerd. Klem 12 is 10
de positieve aansluiting. Bij aansluiting van de luidspreker moet de 1 kOhm weerstand afgeklemd worden. Bij toepassing van twee 8 Ohm-luidsprekers moeten deze in serie geschakeld worden.
13-14: Relaiscontacten: Aan deze klemmen komen de contacten van een potentiaalvrije relais uit. De contactbelasting bedraagt 250 V 3 A. Bij geactiveerd alarm is klem 13 met 14, volgens de ingestelde alarmtijd verbonden. Op deze klemmen kunnen extra alarmmelder met een eigen stroomvoeding aangesloten worden.
15-16: Relaiscontacten: Aan deze klemmen komen de contacten van een potentiaalvrije relais uit. De contactbelasting bedraagt 250 V 3 A. Bij geactiveerd alarm worden de klemmen 15 en 16 verbonden. In tegenstelling tot de relaisklemmen 13 en 14 blijft een eenmaal geactiveerd alarm bestaan tot de installatie via de sleutelschakelaar teruggezet wordt. Deze klemmen zijn hierdoor bijzonder geschikt voor de aansluiting van optische alarmmelders (rond-omverlichting, stroboscoop enz.) met eigen stroomvoeding.
17-18: 12-Volt-voedingsingang: Klemmen voor het aansluiten van een netvoeding. Klem 17 is de positieve en klem 18 de negatieve ingang.
18-19: 12 Volt-uitgang: Deze uitgang wordt via de sleutelschakelaar aangestuurd. De max. uitgangsstroom bedraagt 500 mA. Klem 19 is de positieve en klem 18 de negatieve aansluiting. Via deze klemmen kunnen actieve sensoren (infrarood- of ultrasone-bewegingsmelders) gevoed worden.
18-21: 12 V- permanent uitgang: Op deze klemmen liggen onafhankelijk van de schakelpositie 12 V. Hiermede kunnen PIR-melders en andere actieve sensoren met stroom gevoed worden. (Bij aansluiting van PIR-melders valt bij het inschakelen de opwarmtijd weg). Klem 18 = -, klem 21= +, max. belasting 500 mA.
21-8: Aansluiting afstandsbediening: a) Klemmen voor het aansluiten van een sabotagebeveiligde afstandsbediening (1-polige omschakelaar). Bij onderbroken leiding van de afstandsbediening treedt de interne zoemer in werking en de installatie 11
werkt weer functioneel. Als geen afstandsbediening aangesloten wordt, moeten klem 20 en 21 verbonden worden.
4. Technische gegevens/instellingen
b) Als afstandsbediening kan ook een eenvoudige 1-polige sluiter dienen. In dit geval worden klem 8 en 21 met een draad overbrugd en de schakelaar op de klemmen 8 en 21 aangesloten. Bij deze soort schakeling wordt bij een onderbroken leiding geen interne alarm geactiveerd.
12 V-uitgang Voedingsspanning Stroomopname Sirenenuitgang Afmetingen Gewicht
c) Tussen klem 4 en 21 kan een lichtdiode geschakeld worden welke de alarmstatus op de afstandsbediening laat zien. Let hierbij op de polariteit (4 = kathode, 21= anode).
Sirenetoon:
: : : : : :
12 V gelijkspanning 500 mA 12 V gelijkspanning 35 mA twee 8 Ohm-luidspreker 230 x 170 x 70 mm 1,8 kg
Normale lussenalarm: aan- en afzwellende toon. Lussenalarm en paniekalarm tegelijkertijd: aan- en afzwellende toon in intervallen van 5 sec.
Tijdintervallen: Scherpschakelvertraging (Exit-Delay)
8 (+)
: ca. 45 sec. met optische toestandsaanduiding
Alarmactivering-vertraging 20
(Entry-Delay) Alarmduur
21
afstandsbediening (contact gesloten = uit)
aan
uit
In beide gevallen wordt de installatie bij een afstandsbesturing op positie "uit" automatisch "scherp" geschakeld, als iemand de leiding van de afstandsbediening afhaalt. Bij een aangesloten afstandsbediening moet de sleutelschakelaar van de installatie op positie "aan" staan.
12
: instelbaar 0,5 - 30 seconden : instelbaar 30 seconden - 10 minuten
Akoestische toestandsaanduiding: Batterijcontrole Testgebruik Defecte kabel afstandsbediening Breuk luidsprekerkabel
: : : :
korte piep in 2-sec- intervallen 2-sec. pieptoon met korte intervallen 2-sec. pieptoon met korte intervallen 2-sec. pieptoon met korte intervallen
Optische toestandsaanduiding: Exit/Armed
: knippert tijdes de scherpschakelvertraging, licht continue op bij "scherp" systeem
Instand Circuit Delay Circuit Alarm Memory
: normaal uit, licht op bij alarm : normaal uit, licht op bij alarm : normaal uit, licht op bij alarm, tot met de sleutelschakelaar teruggezet wordt 13
Low Battery AC Adaptor
: normaal uit, knippert bij zwakke batterij : normaal aan, gaat uit bij netuitval
5. Aansluiting / ingebruikname 5.1 Installatie 1. 2. 3.
Kies voor de montage van de installatie een geschikte, niet voor iedereen toegankelijke plaats. Boor 4 gaten in de wand volgens de boringen in de behuizing. Bevestig de installatie met passende schroeven.
(COM) (N.O.)
21 17
18
19
20
8‰ luidspreker
10 9
(+)
11
12
(+)
ON
hoofdschakelaar
magneetcontact
OFF
TEST
OPEN
13
netvoeding
1
14
15
2 (-)
3
16
(+)
(-)
(+)
7 6 (-) 4 (-)
5
N.C.D. DELAY raam raam deur
14
geschakeld (duur)
8
(+)
(N.C.)
afstandsbesturing
PIR-melder
5.2 Bedrading
15
5.3 Noodstroomverzorging
7.
De aangesloten alarmcircuits zijn geactiveerd.
Een noodstroomverzorging is noodzakelijk om bij netstroomuitval toch de alarminstallatie te laten functioneren. Het kunnen normale droge batterijen of een oplaadbare accu gebruikt worden.
8.
Probeer een beveiligde deur (raam) te openen. De interne zoemer moet direct te horen zijn en gaat pas uit na afloop van de ingestelde alarmtijd, ook als de deur direct weer gesloten wordt.
9.
Bij vertraagde alarmcircuits wordt eerst na afloop van de ingestelde vertragingstijd het alarm geactiveerd. In deze tijd is een pieptoon te horen.
10.
Klem een luidsprekerkabel (klem 11 of 12) af. De interne zoemer gaat direct in werking. Sluit het kabel weer aan.
11.
Klem de leiding van klem 21 (afstandsbesturing) af. Het alarm wordt eveneens direct geactiveerd.
12.
Koppel de installatie los van het net (netvoeding uitschakelen). Het ACadapter-LED gaat uit, de bedrijfsaanduiding (Exit/armed) brand verder. De installatie wordt nu van de batterij (accu) verzorgd en blijft voor alle functies bedrijfsklaar. Sluit de installatie weer aan op het net.
13.
Druk op de paniek-toets. Na afloop van de ingestelde tijd wordt het alarm geactiveerd.
14.
Schakel de installatie met de sleutelschakelaar uit. Druk hierna weer op de paniek-toets. Het alarm moet geactiveerd worden.
Toepassing droge batterijen: Leg 8 babycellen in de meegeleverde batterijhouder. Let hierbij op de polariteit. Verbindt de aansluitdraden met de batterijhouder (rode draad= +, zwarte draad= -). Leg de batterijhouder in het batterijvak. Let hierbij op dat geen kortsluiting in de behuizing ontstaat. De klemmen 9 en 10 mogen bij droge batterijen niet overbrugd worden. Vervang de batterijen als de batterijaanduiding knippert. De batterijen zijn voldoende voor een continue stroomuitval van ca. 60 uur. Gebruik van een accu: Hiervoor is een 12 V-accu met een capaciteit van ca. 1,1 Ah nodig. Verwijder de batterijhouder en verbindt hiervoor de aansluitdraden met de accu. Overbrug de klemmen 9 en 10 om de lading te activeren. Tijdens aansluiting op het net wordt de accu automatisch opgeladen.
5.4 Testen en ingebruikname 1.
Controleer nog een keer of de bedrading compleet en juist uitgevoerd is.
2.
Sluit alle beveiligde ramen en deuren.
3.
Verbindt de netvoeding met een stopcontact.
15.
Nadat het alarm geactiveerd is licht de Memory-LED zo lang op totdat met de sleutelschakelaar de installatie teruggezet wordt.
4.
Schakel de hoofdschakelaar aan (kipschakelaar binnenin de behuizing). De 24-uurs-paniek-lus is nu "scherp". De desbetreffende LED (ACpower) licht op.
16.
Schuif de test/OPER-schakelaar op de positie "OPER". De sireneelektronica is nu geactiveerd en een alarm wordt doorgeschakeld.
17.
Sluit de behuizing af.
18.
Het paniek-alarmcircuit werkt 24 uur dagelijks, in deze tijd worden alle andere lussen via de sleutelschakelaar gestuurd.
5.
Schuif de bedrijfssoortschakelaar binnenin de behuizing op de positie test.
6.
Schakel de installatie met de sleutelschakelaar in. De Exit/Armed-LED knippert, tot de installatie na ca. 45 sec. op "scherp" staat.
16
17
Extra Informatie voor de handleiding
Aansluitschema. Aansluitklemmen centrale HA 841
UPGRADE Stand: 01/99
Alarmcentrale HA-841 Bestnr. 75 01 58 De reikwijdte van de PIR-melder is 13 m. De desbetreffende opdruk op de verpakking is niet juist.
Stekkernetvoeding
Verdeler
PIR-melder
PIR-melder
spanningsvoeding + Alarmcontact NC
Alarmcontact NC
Sabotagecontact NC
Sabotagecontact NC
Magneetcontacten Signaalgevercombinatie
11-12:
13-14: ?? 15-16: Sirene 17-18: 18-19: 18-21: 8-21:
18
Sabotage
LED
Ein Aus
sleutel-afstandsbesturing
Verdeler
Magneet
Magneet
Magneet
Verdeler
Magneet
Verdeler
Verdeler
Magneet
spanningsvoeding +
1-2: 2-3: 4: 5-6: 6-7: 9-10:
24-uurs NO sabotagecircuit NC-alarmcircuit zonder vertraging Negatieve uitgang "Exit-LED" NC-alarmcircuit met vertraging NO-alarmcircuit met vertraging Batterij-laadschakeling Moet bij ingelegde accu overbrugd zijn, of wanneer niets (geen accu of batterijen) aangesloten wordt
Luidsprekeruitgang klemaansluiting voor max. 8 Ohm luidspreker in serie. Wordt deze uitgang niet gebruikt moet een 1 kOhm weerstand aangesloten worden. Luidspreker wordt niet meegeleverd. Relaiscontact NO, contactbelasting 250V/3A. Potentiaalvrij relais. Aanspreektijd bij alarm volgens de ingestelde alarmtijd. Overwegend akoestisch alarm. Relaiscontact NO, contactbelasting 250V/3A. Potentiaalvrij relais. Aanspreektijd bij alarm tot het uitschakelen van de alarmcentrale. Bijzonder geschikt voor optisch alarm. 12V-voedingsingang. Klemmen voor de aansluiting van een 230V-netvoeding met 12V ongestabiliseerd. Klem 17= plus, klem 18= min. Geschakelde 12V-uitgang/500mA. Gestuurd via sleutelschakelaar. Klem 18= min, klem 19= plus 12V permanente uitgang 3A. Klem 18= min, klem 21=plus. Aansluiting afstandsbediening (zie handleiding boven)
19