DATUM LIERGADERING BIILAGE(N)
28 juni 2007
3
AGENDAPUNTNUMMER REGISTRATIENUMMER VOORSTEL DEH DATUM BEHANDELING IN
DEH
22 mei 2007
AAN DE VERENIGDE VERGADERING
MEERJARENONDERHOUDSPLANWATERBEHEER
Aanleiding Door de directie Beheer en Onderhoud is een meerjarenonderhoudsplan voor het waterbeheer opgesteld waarin wordt gestreefd naar harmonisatie van het onderhoud in de 4 regio's binnen de bestaande beleidskaders. Voorstel Kennis te nemen van de wijze van onderhoud zoals voorgesteld in het meerjarenonderhoudsplan waterbeheer. Achtergrondinformatie Zie het bijgevoegde meerjarenonderhoudsplan waterbeheer. Motief De eerste twee jaar na de fusie tot het waterschap Hollandse Delta is voor het onderhoud van de watergangen nog veelal gewerkt met de bestaande wijze van uitvoering en de bestaande budgetten van de voormalige waterschappen. Van één waterschap met gelijke belastingomslagen mag verwacht worden dat één beleid (regels) en één kwaliteitsniveau (wijze van uitvoering van het onderhoud) wordt gehanteerd. Gevolgen a. Werkzaamheden: I n de bijlage zijn kort de wijzigingen in de onderhoudswerkzaamheden genoemd om de harmonisatie in het waterbeheer tussen de verschillende regio's tot stand te brengen. b. Financieel: Het invoeren van de werkwijze volgens het meerjarenonderhoudsplan geeft een toename op de exploitatiekosten voor een aantal activiteiten. Door een andere wijze van aanbesteden is in de bestaande onderhoudsbudgetten voor het watersysteem is de jaren 2005 en 2006 een ruim overschot genoteerd. Deze ruimte in het onderhoudsbudget voor watersystemen wordt ook voor de komende jaren verwacht. Door verschuiving van een deel van de bestaande budgetten zal dit naar verwachting niet leiden tot een toename van de totale exploitatiekosten.
DATUMVERGADERING ONDERWERP
28 juni 2007 Meerjarenonderhoudsplan Waterbeheer
PAGINA
2 van 2
c. Personeel: Een aantal maatregelen vergt tijdelijk een extra personele inspanning. Dit zal zoveel mogelijk met de bestaande formatiebezetting worden ingevuld. Zonodig zal tijdelijk extra personele inzet worden ingehuurd. d. Juridisch : -
-
Alle voorgestelde onderhoudsstrategieën passen binnen het bestaande beleid. Het deponeren van het maaisel op de kant in plaats van in het talud van de wateren is weliswaar vastgelegd in de Keur, maar kan een extra belasting voor de ontvangstplichtigen betekenen. I n dat geval bestaat het risico dat deze extra belasting door het waterschap moet worden gecompenseerd. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen moet hieraan in het vervolgtraject voor de invoering veel aandacht worden besteed in de communicatie met de ontvangstplichtigen.
e. Communicatief: I n het vervolg op het implementeren van het meerjarenonderhoudsplan wordt ook een communicatietraject voorgesteld. f. Wijze van publiceren: O Niet van toepassing O Intranet O Internet O Terinzagelegging O Pers
6. Verdere aanpak/procedure
Invoeren van de werkwijzen uit het meerjarenonderhoudsplan Waterbeheer. Voor een aantal activiteiten die raken aan de belangen van derden kan een inspraakprocedure volgens de inspraakverordening nodig zijn.
7. Evaluatie Na het invoeren en uitvoeren van de diverse maatregelen. Dijkg secre
heemraden, dij kgraaf,
6
b-
ing.
Bijlagen (3) Gevolgen werkzaamheden Meerjarenonderhoudsplan Waterbeheer Conceptbesluit VV
-
5.a. gevolgen werkzaamheden bijlage bij het VV-voorstel Meerjarenonderhoudsplan waterbeheer voor de vergadering van 28 juni 2007
Het aansluiten van de huidige werkwijze op de hoofdstrategieën in het meerjarenonderhoudsplan waterbeheer is in onderstaande tabel kort weergegeven met daarin het jaartal waarin de harmonisatieslag gepland is.
regio VP
I
HWD VP
I
GO HWD GO Alle
I
baqqeren huidige activiteit 7-jarige baggercyclus
baggeren alle (kleinere) waterqanqen binnen een schouw vak,^ los van debaggeraanwas baggert hoofdwatergangen bij een aanwas van 10 cm of meer kennen geen siertuinenregeling
I t e hanteren hoofdstrateqie I gelijke baggercyclus voor alle -I regio's, voorbereiden in 2008 .
I
baqcieren afhankelijk van aañias, vanaf ZOO?
siertuinenregeling, vanaf 2009 vergoedingsregeling, vanaf 2007 kosten voor afvoer en opslag voor ontvangstplichtige, voorbereiden in 2008
Alle
hebben geen of afwijkende vaste regeling voor de ontvanqst van grote hoeveelheden via Groenbeheer Hoeksche Waard betaalt het waterschap mee aan transport en opslag van bagger uit natuurgebieden op agrarische percelen bagger over akkerranden heen zetten
Alle
baggeren grote wateren via aparte projecten
vastleggen in meerjarenplanning, vanaf 2007
HWD
na evaluatie pilotproject,
gewoon onderhoud nat profiel HWD IJS Alle Alle
maaisel in taluds gelegd of opgehoopt door aanwezigheid qewassen op het land ontbreken siertuinreqeling voor maaisel maaisel over akkerranden heen zetten
maaisel op de kant bergen, vanaf 2008 siertuinregeling, vanaf 2008 na evaluatie pilotproject,
gewoon onderhoud drooq profiel (taluds) VP maaisel blijft op taluds leggen IJ HWD -HWD onderhoud droge oever ligt bij aangelanden
maaisel op de kant bergen, vanaf 2008
I uitvoeren door waterschap, I vanaf 2008
niet peilrequlerende kunstwerken (duikers) Alle
buiten de baggercyclus niet baggeren van duikers
HWD
onderhoud duikers in hwg2 door aangelanden
doorspuiten bij ernstige belemmering van de doorstroming, vanaf 2007 uitvoeren door waterschap, vanaf 2008
lI l
DATUM VERGADERING
28 juni 2007
AGENDAPUNTNUMMER KENMERK
BESLUIT VV: MEERJARENONDERHOUDSPLAN WATERBEHEER
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA; op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 22 mei 2007; gezien het advies van de commissie Waterhuishouding en Waterzuivering van 11 juni 2007; overwegende dat bij één waterschap met gelijke belastingomslagen ook een gelijke wijze van uitvoering van het onderhoud op basis van gelijke regels hoort
BESLUIT:
kennis te hebben genomen van de benodigde activiteiten voor harmonisatie van het onderhoud voor het waterbeheer in de vier regio's van het waterschap volgens het Meerjarenonderhoudsplan Waterbeheer.
Dordrecht, 28 juni 2007. De Verenigde Vergadering voornoemd, secretaris, dijkgraaf,
mr. 3.8. van Gerdingen.
ing. J.M. Geluk.
MEERJAREN ONDERHOUDSPLAN WATERBEHEER
Versie: 24 mei 2007 Directie Beheer en Onderhoud, A. van der Kraan
MEERJARENONDERHOUDSPLAN WATERBEHEER WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA
INHOUDSOPGAVE
Inleiding. ............................................................................................ 2 Areaalbeschrijving .............................................................................. - 4 Beleid, wet- en regelgeving .................................................................. 5 Onderhoudstrategieën ........................................................................ l0 4.1 Hoofdstrategie baggeren ......................................................................l1
1 2 3 4
Hoofdstrategie gewoon onderhoud nat profiel ......................................... 17 Hoofdstrategie gewoon onderhoud droog profiel (taluds) ..........................22 Hoofdstrategie niet peilregulerende kunstwerken (duikers) .......................26 Hoofdstrategie oeverbescherming ......................................................... 28 31 Hoofdstrategie schonen wateroppervlak .................................................
5.1 5.2
Onderhoudskosten volgens BBP-structuur 2007 ...................................... 33 gevolgen onderhoudstrategieën voor kosten beheer en onderhoud ............ 34
Onderhoudskosten in planperiode 2008-2012....................................... 33
5
Doorkijk tijdens en na planperiode ....................................................... 37
6 ... q
4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
I
.
. . ..
,
.
+
.
.i
. . .
. . . . . . . .
,
.
..
.
3
- .
.
. . . e.
.
,
.
.
,
-
.
l
.
..
'
l
.
'
.. . .. ..,. .
L
.
.
,
.. .
,
.
. ~
l Inleiding Doelstellinq De eerste twee jaar na de fusie tot het waterschap Hollandse Delta is voor het onderhoud van de watergangen nog veelal gewerkt met de bestaande wijze van uitvoering en de bestaande budgetten van de voormalige waterschappen. Van één waterschap met gelijke belastingomslagen mag verwacht worden dat één beleid (regels) en één kwaliteitsniveau (wijze van uitvoering van het onderhoud) wordt gehanteerd. Dit wordt zoveel mogelijk nagestreefd in dit meerjarenonderhoudsplan. Vervolgens is het meerjarenonderhoudsplan bedoeld om alle onderhoudsactiviteiten voor de watergangen vast te leggen die nodig zijn om de waterhuishouding optimaal te laten functioneren binnen de mogelijkheden van het waterschap, waarbij rekening wordt gehouden met overige belangen. Afba keninq Het meerjarenonderhoudsplan beperkt zich tot het onderhoud voor de bestaande waterstaatkundige infrastructuur door het waterschap zelf. Het onderhoud van de peilregulerende kunstwerken (stuwen, gemalen, enzovoort) maakt geen onderdeel uit van dit plan, dit wordt apart uitgewerkt in een onderhoudsbeleidsplan voor de technische installaties (zuiveringsinstallaties, rioolgemalen en peilregulerende kunstwerken). Ook de onderhoudsverplichtingen van derden zijn niet in dit plan meegenomen. Het plan is gebaseerd op het bestaande beleid en daaruit afgeleide uitgangspunten. Dit is vastgelegd in een startnotitie meerjarenonderhoudsplan waterbeheer van augustus 2006. Nieuwe werken (eigen plannen en plannen van derden) vallen niet onder dit plan maar moeten in het planstadium wel door beheer en onderhoud worden beoordeeld. Hierdoor worden beheer en onderhoudsaspecten goed in de planvorming meegenomen en zijn deze direct op te nemen in het onderhoudsplan. Inhoud Het meerjarenonderhoudsplan bevat de te hanteren onderhoudstrategieën voor de verschillende watergangen. De wijze en mate van onderhoud wordt vooral bepaald door de inrichting van watergangen en oevers. De gewenste of vereiste kwaliteit van het onderhoud is veelal functiegebonden. Stedelijke, landelijke, recreatieve en natuurgebieden vereisen op bepaalde onderdelen een andere aanpak. Deze gebieds- en gebruiksfuncties komen ook terug in het IWBP (Integraal WaterBeheersplan). Daarbij moet nog wel rekening worden gehouden met de bestaande gebiedsinrichting, bodemopbouw en het gebruik van het water waardoor lokaal mogelijk andere eisen worden gesteld. I n het IWBP zijn voor alle functies streefbeelden opgesteld voor: - kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem; - waterkwantiteit; - oevers en ecologische infrastructuur. I n het onderhoud komt dit terug in de volgende activiteiten: - baggeren; - gewoon onderhoud nat profiel (maaien slootbodem); - gewoon onderhoud droog profiel (maaien oevers); - onderhoud duikers (instandhouden doorstroming); - onderhoud oeverbescherming (beschoeiingen, taludherstel); - schonen wateroppervlak (verwijderen drijfvuil, plantenresten, kroos en dergelijke). Deze onderhoudsactiviteiten zijn uitgewerkt in een zestal hoofdstrategieën. Afwijkingen van deze hoofdstrategieën zijn verklaard en aangegeven wordt of en in welke termijn
aansluiting bij een hoofdstrategie mogelijk is. Deze activiteiten moeten fasegewijs worden ingevoerd in verband met de hoge werkdruk die al aanwezig is. Ook moet voor een aantal punten een communicatietraject naar derden worden doorlopen, waarbij mogelijk ook de inspraakprocedure volgens de inspraakverordening moet worden gevolgd. I n detail wordt in een bijlage op het niveau van individuele watergangen de onderhoudsstrategie aangegeven. De uitvoeringskosten van het meerjarenonderhoudsplan zijn gebaseerd op een kostenraming op vaste activiteiten. Het meerjarenonderhoudsplan geldt voor de periode 2008 tot en met 2012. Voor de onderhoudswerkzaamheden wordt een volledige onderhoudscyclus beschreven (tot 40 jaar vooruit). Voor 2007 wordt uitgegaan van een budgetair neutrale uitvoering van onderhoud voor de bestaande wateren.
2
Areaalbeschrijving
Alle watergangen zijn volgens het IWBP ingedeeld in een gebieds- en of gebruiksfunctie. Voor deze gebieds- en gebruiksfuncties zijn streefbeelden (doelstellingen) vastgelegd voor de kwaliteit van het water en de waterbodem, de waterkwantiteit en de oevers. De functies uit het IWBP zijn (zie overzichtskaart): [kaart nog toe te voegen] gebiedsgerichte functies: - natuurgebieden inclusief de ecologische hoofdstructuur (verbindingszones); - ANL-gebieden (Agrarisch gebied met Natuur- en Landschappelijke waarden); - ecologische aandachtsgebieden (waaronder recreatiegebieden); agrarisch gebied; - stedelijk gebied. Daarnaast zijn er voor een aantal watergangen nog gebruiksgerichte functies gedefinieerd. Dat zijn: recreatiewater, zwemwater, viswater en vaarwater. De natuurgebieden, ecologische verbindingszones en ANL-gebieden hebben de hoogste prioriteit in het IWBP wat betreft de waterkwaliteit en de natuurlijke ontwikkeling van oevers. Naast de eisen vanuit de waterkwaliteit die aan deze functies zijn verbonden worden de minimaal benodigde afmetingen van watergangen bepaald door hun functie in de aan- en afvoer en berging van water. Alle watergangen binnen het beheergebied wordenlzijn vastgelegd in de legger. Hierin staan de afmetingen waaraan de watergangen moeten voldoen. Daarnaast staat ook de eventuele beschermingszone aangegeven die gebruikt kan worden als onderhoudspad, en in de praktijk vaak wordt benut voor de opslag van vrijkomende bagger en maaisel. opm: beschermingszones variëren in breedte en zijn niet onderbouwd door beleid. I n de nieuwe legger wordt vooralsnog uitgegaan van de bestaande beschermingszones. De onderhoudsplicht voor alle watergangen is vastgelegd in de keur. I n de legger staan de betreffende onderhoudsplichtigen. Het waterschap Hollandse Delta heeft de onderhoudsplicht voor alle hoofdwatergangen en boezemwateren, en in veel gevallen ook voor de dijk- en wegsloten. Voor alle overige watergangen is de aanliggende eigenaar onderhoudsplichtig, behalve in de regio Goeree Overflakkee waar bijna alle (natte) watergangen in onderhoud zijn bij het waterschap. I n een deel van Ouddorp worden de overige watergangen wel door de aanliggende eigenaren onderhouden. De bestaande onderhoudstoestand is kwalitatief goed te noemen. Achterstanden bestaan vooral op het gebied van oeverbescherming in gebieden met zandige oevers, baggerwerk in een aantal stedelijke gebieden en enkele grotere wateren en kwaliteitsbaggerwerk op IJsselmonde [overzicht nog toe te voegen]. Voor het onderhoud van nieuw aangelegde natuuroevers langs waterbergingsprojecten wordt een aparte onderhoudsvisie opgesteld, waarin ook de beheerbaarheid in het ontwerp wordt meegenomen. De gewenste waterkwaliteit wordt in veel gevallen nog niet bereikt, maar kan niet alleen door onderhoud van de watergangen worden verwezenlijkt.
3
Beleid, wet- en regelgeving
Dit hoofdstuk gaat, naast het extern (opgelegd) beleid, met name in op de vigerende beleidsuitgangspunten van het waterschap Hollandse Delta. Extern beleid De waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheertaak door het waterschap Hollandse Delta wordt ontleent aan de Waterschapswet en de Wet op de Waterhuishouding en de daarvan afgeleide verordening Waterbeheer Zuid Holland. Voor de uitvoering van die taken zijn ook andere wetten van belang, zoals de Wet Milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Landinrichtingswet (Wet inrichting landelijk gebied), het besluit op de Ruimtelijke Ordening, de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet. Deze wetten functioneren als randvoorwaarde voor de beheertaak. Daarnaast zijn er regels in onder meer verordeningen en beleidsnota's die aan de basis liggen voor de zorg voor de waterhuishouding. Hieronder vallen de nota Waterbeleid 21e eeuw (WB21), het Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregiem (GGOR), de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het nog vast te stellen Besluit bodemkwaliteit. Deze laatste vervangt de regels voor baggerspecie uit het bouwstoffenbesluit. Veel van deze wetten en regels zijn van belang bij een wijziging van de gebiedsinrichting. De strekking daarvan valt buiten dit meerjarenonderhoudsplan. Voor het uitvoeren van de onderhoudstaken zijn vooral de Flora- en Faunawet en het Besluit bodemkwaliteit van belang. Het waterschap heeft een 'gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen' vastgesteld, waarin een aantal regels staan waaraan de uitvoerenden zich moeten houden bij het onderhoud van de watergangen. Het besluit bodemkwaliteit bevat met name regels voor de verwerking van vrijkomende bagger uit watergangen. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet richt zich op het beschermen van soorten planten en dieren. Om dit te bereiken stelt de wet dat iedereen met zorg omgaat met in het wild levende soorten en hun omgeving. Naast deze zorgplicht voor alle soorten gelden verbodsbepalingen voor een aantal beschermde soorten. De verbodsbepalingen houden in dat iemand geen activiteiten mag uitvoeren die beschermde soorten schade toebrengen, tenzij deze voor die activiteit een ontheffing heeft gekregen. Van de zwaarst beschermde soorten (tabel 3 van de Flora- en Faunawet) komen de Bittervoorn en Noordse woelmuis verspreid door het gebied voor. De andere zwaarst beschermde soorten komen binnen het beheergebied vooral voor in de Natura-2000 gebieden (zie onder Natuurbeschermingswet). De Unie van Waterschappen heeft een gedragscode voor waterschappen ontwikkeld. De gedragscode geeft aan hoe waterschapswerkzaamheden zijn uit te voeren, opdat vrijstelling voor de ontheffingsplicht geldt. I n de praktijk betekent dit een kalender waarin staat welke werkzaamheden in welke periode van het jaar plaats moeten vinden. Ook geeft de gedragscode aan welke voorbereiding het waterschap moet treffen voor zij daadwerkelijk een activiteit uitvoert, en de wijze waarop beheersmaatregelen worden uitgevoerd. Het waterschap Hollandse Delta heeft zich verbonden aan deze gedragscode. Besluit bodemkwaliteit (in 2007 vast t e stellen) geeft deels een wijziging op de nota uitwerking baggerbeleid (NUB 111) van de provincie Zuid-Holland. I n dit plan wordt zoveel mogelijk uitgegaan van het nieuw vast te stellen bodembesluit. I n de meeste gevallen wordt de verwerking van baggerspecie hiermee vereenvoudigd. Voor de meeste vormen van tijdelijke opslag geldt een meldingsplicht bij het ministerie
van VROM (Center Novem). De tijdelijke opslag mag voor onbepaalde tijd plaatsvinden, mits bij het melden van het voornemen tot tijdelijke opslag voor de tijdelijk opgeslagen grond en baggerspecie ook een eindbestemming is gemeld. Voor kortdurende opslag (minder dan zes maanden) hoeft niet direct een eindbestemming worden gemeld. De meldingsplicht geld niet voor: het verspreiden van baaaerspecie over de aan de wateraang grenzende percelen Het verspreiden van schone of in lichte mate verontreinigde baggerspecie, beneden de generieke grenswaarde voor verspreiding, over aan de watergang grenzende percelen wordt gezien als een nuttige toepassing van grondstoffen en is dus zondermeer toegestaan. Daarbij geldt een verruiming voor vrijwillige acceptatie van 20-meter naar de perceelsgrens, op voorwaarde dat de kwaliteit per saldo niet verslechtert en zelfs kan verbeteren. tildelijke opslaa van baggerspecie naast de wateraana waaruit die bagaers~ecie afkomstia is om te ontwateren en t e laten rijpen De opslag van baggerspecie op het naast de watergang gelegen perceel in (weiland)depots mag plaatsvinden conform de toetsingsregels voor verspreiden van baggerspecie. Dit is bedoeld om de specie te ontwateren en te laten rijpen alvorens het materiaal op dezelfde iocatie of elders toe t e passen. Voorwaarde is wel dat de opslag maximaal één jaar duurt. Onderzocht wordt nog of de tijdelijke depots in het landelijk gebied kunnen vallen onder de normering van het verspreidingsbeleid. Dit zou voor watergangen in onverdachte gebieden een aanzienlijke vereenvoudiging betekenen van de vergunningprocedures.
-
Vervuilde baaaerspecie Verspreiding van baggerspecie, waarvan de kwaliteit slechter is dan de generieke verspreidingsgrens (zoals gesteld in de ministeriële regeling) kan alleen plaatsvinden in het gebiedsspecifieke toetsingskader voor de algemene toepassing van grond en baggerspecie. I n de praktijk zal dat in veel gevallen voortzetting van het storten van de vervuilde baggerspecie. De bestaande acceptatieplicht voor aangelanden (zoals geregeld in de Keur) blijft dus onveranderd van toepassing, met uitzondering van de plicht om baggerspecie te ontvangen boven de generieke grenswaarden voor verspreiding. Rol aemeente De gemeente krijgt in het Besluit de bevoegdheid om volgens het gebiedsspecifiek kader de bagger en grond binnen de gemeente een bruikbare toepassing t e geven. Voor de bepaling van de toepassing dient de gemeente te beschikken over bodemkwaliteitskaarten van het beheersgebied en een indeling van het gebied i n gebruiksfuncties. Vervolgens moet worden nagegaan of de toe te passen grond of bagger de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse niet overschrijdt. Noodzakelijk is dat de gemeenten locaties beschikbaar stellen waar de bagger in tijdelijke of in doorgangsdepots kan rijpen. Overige wetten en regels
Wet Milieubeheer. Wet bodembescherming Geven aan hoe moet worden omgegaan met afvalstoffen die vrijkomen bij het onderhoud van de watergangen zoals bagger en maaisel. Voor bagger is dat nader geregeld in het bouwstoffenbesluit, dat wordt vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Landinrichtingswet I s per december 2006 vervangen door de Wet inrichting landelijk gebied. Dit heeft vooral betrekking op gebiedsaanpassingen waarin de verbetering van de waterhuishouding
veelal een onderdeel vormt. Ook gaat de wet over de regels voor een nieuwe indeling van eigendoms- en beheergrenzen na de uitvoering van de gebiedsaanpassing. Besluit OD de Ruimtelijke Ordening Geeft aan dat in structuur- en bestemmingsplannen een beschrijving moet staan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van die plannen voor de waterhuishouding. Natuurbescherminaswet De Natuurbeschermingswet richt zich op het beschermen van gebieden met natuur van 'Europees gehalte', de zogenaamde Natura 2000-gebieden en enkele beschermde natuurmonumenten. Waterschap Hollandse Delta heeft Natura 2000-gebieden langs de randen van het Haringvliet, Hollands Diep en Grevelingen en de duingebieden van Voorne en Goeree. Deze gebiedsbescherming gaat verder dan de soortenbescherming in de Flora- en Faunawet. Nota waterbeleid 21e eeuw WB 21 gaat in op de eisen voor aan- en afvoer van water en waterberging om in de toekomst wateroverlast en watertekort zo veel mogelijk tegen te gaan. Daarvan afgeleid is het GGOR. Gewenst Grond- en o~~erviaktewaterreaiem De GGOR gaat vooral in op de noodzakelijke afstemming tussen oppervlaktewater- en grondwaterpeilen in bijvoorbeeld peilbesluiten en watergebiedsplannen. Nota uitwerkina baaaerbeleid I11 De Nota Uitwerking Baggerbeleid 111, "Handboek procedures baggeren voor regionale wateren van de Provincie Zuid-Holland" (NUB 111) geeft aan hoe omgegaan moet worden met baggerspecie uit de regionale wateren (niet-rijkswateren) in de provincie Zuid-Holland met betrekking tot onder andere bemonstering, analyse, beoordeling, verwijderingsmogelijkheden, verspreiden, hergebruiken en verwerken. I n de nota wordt een uiteenzeting gegeven van de vigerende landelijke wet- en regelgeving voor baggerspecie en wordt binnen deze kaders een specifieke Zuid-Hollandse uitwerking gegeven. Kaderrichtliin water . Het gaat bij de KRW om het realiseren van doelen voor de waterkwaliteit die worden vastgelegd in de stroomgebiedbeheersplannen die voor 2009 moeten zijn vastgesteld. Voor het bereiken van deze doelen, die moeten leiden tot de goede toestand, geldt een resultaatsverplichting. Dit gaat verder dan de huidige inspanningsverplichting van het IWBP. De termijn waarop die doelstelling moet worden gehaald kan verschillen, van 2015 voor de beschermde gebieden tot uiterlijk 2027. Waterwet (noa in voorbereiding) Voor de verschillende aspecten van waterbeheer gelden nu nog verschillende wetten. Er wordt gewerkt aan een nieuwe, integrale wet, de Waterwet. I n deze wet worden de acht huidige waterwetten samengevoegd, wordt rekening gehouden met de Kaderrichtlijn Water en wordt een betere samenhang geregeld met andere beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening. Dit laatste is van belang bij de noodzaak van extra ruimte voor water voor aan- en afvoer en waterberging. Eigen beleid
Binnen de wettelijke kaders hanteert het waterschap een eigen beleid voor het waterbeheer. De belangrijkste regels staan in de Keur en de Legger. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen die aangeven wat wel en niet mag of moet ten behoeve
van het beheer van het oppervlaktewater. De legger geeft de vorm, afmetingen en constructie van de wateren aan. Keur Onderdelen uit de keur die betrekking hebben op het onderhoud zijn: - het instandhouden van de vorm, afmetingen en constructie zoals die zijn vastgelegd in de legger; - het voldoende vrij houden van de watergang voor aan- en afvoer van water; - het vrijhouden of vrijmaken van de oevers binnen de beschermingszone voor het uitvoeren van onderhoud; - de ontvangstplicht voor bagger en maaisel op aanliggende percelen op minimaal 0,5 meter uit de insteek die binnen 2 maanden moet zijn verspreid of afgevoerd uit de beschermingszones. Wegbermen en waterkeringen zijn daarbij vrijgesteld van ontvangstplicht. Legger De legger bevat de vereiste afmetingen van het profiel van de wateren van insteek tot insteek en legt de beschermingszones op de aanliggende percelen vast. De vigerende leggers van de rechtsvoorgangers zijn nog van kracht. Momenteel wordt een nieuwe legger opgesteld die naar verwachting in maart 2007 wordt vastgesteld. Vergunningnota Op de verbodsregels in de keur is een vrijstelling of vergunning te verlenen. Aandachtspunten voor het vergunningenbeleid vanuit het onderhoud zijn onder meer dat rekening wordt gehouden met de wijze van onderhoud (varend, rijdend of beide) en het instandhouden van deze onderhoudsmogelijkheden. Lokale gebiedseigenschappen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Nota Handhaving Het uitvoeren van het onderhoud door het waterschap moet voldoen aan de eigen voorschriften. Hierop wordt ook gehandhaafd op de wijze die in de Nota is vastgelegd. IWBP Het beleid van de rechtsvoorgangers van het waterschap is in hoofdlijnen vastgelegd in het Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid (IWBP 2) inclusief de partiele herziening. Deze is geldig tot mei 2007, maar wordt met goedkeuring van de provincie aangehouden tot 2008 in verband met de implementatie van de KRW. Het IWBP beschrijft in algemene zin de toe te passen regels voor onderhoud op het gebied van baggeren en maaien, maar ook regels voor milieubelasting van het water en het gebruik van aanliggende gronden (oevers). Volgens het IWBP moeten alle waterlopen onderverdeeld zijn in gebiedsgerichte en gebruiksgerichte functies. Dit is vastgelegd in de streekplannen van de provincie. Alle wateren hebben bij voorkeur slechts één functie. Indien meerdere functies worden toegekend gelden de zwaarste eisen van de toegekende functies. Als dat leidt tot conflicten dan moet worden gestreefd naar functiescheiding. Bijzondere regelingen voor onderhoud Bijzondere regelingen voor en met derden voor het onderhoud zijn veelal gebaseerd op een bepaalde inrichting van een gebied of vanuit een doelstelling voor het verbeteren van de waterkwaliteit.
Geldende regelingen bij het waterschap zijn: verwiiderinasreaelina verontreiniade baggers~ecievoor derden Dit houdt in het overnemen van de uitvoering en het dragen van de meerkosten van het verwijderen van baggerspecie uit watergangen waarvan de onderhoudsplicht voor het buitengewoon onderhoud ligt bij particulieren. Voor baggerspecie in stedelijk gebied waar de onderhoudsplicht voor het buitengewoon onderhoud ligt bij de gemeente wordt onder nadere voorwaarden een éénmalige bijdrage verleend voor 30% van de meerkosten voor het verwijderen van verontreinigde baggerspecie. Opm: deze regeling uit het IWBP is niet bij iedereen zo bekend. Vaak wordt nog uitgegaan van 100% vergoeding van de (meer)kosten bij gemeenten. - a kkerrandenreaelinq Een 3,5 m brede strook vanaf de insteek van de sloot wordt ingezaaid met gras en kruiden- of bloemenmengsels. Deze strook mag niet worden bemest en er mogen geen chemische beschermingsmiddelen worden gebruikt. Wettelijk is daarvoor in de AMvB Open Teelt en Veehouderij een minimale strook van 0,25 tot 1,5 meter vastgelegd. De extra buffer vanuit de akkerrandenregeling draagt bij aan een verbetering van de waterkwaliteit. Het waterschap draagt bij in de kosten met een jaarlijkse bijdrage maar is niet zelf initiatiefnemer. De akkerrand is te gebruiken als onderhoudspad. - reaelina ontvanast~lichtsiertuinen deze regeling bestaat alleen in de regio Voorne Putten en IJsselmonde en houdt in dat eigenaren van siertuinen tegen een financiële vergoeding aan het waterschap vrijgesteld worden van de ontvangstplicht voor baggerspecie en maaisel. I n de Hoekse Waard en Goeree Overflakkee worden dergelijke afspraken gemaakt door de regiomedewerkers of de aannemer, tussen eigenaren die niet willen of kunnen ontvangen en eigenaren die extra kunnen ontvangen. - Groenbeheer Hoeksche Waard Vanuit het voormalige waterschap De Groote Waard participeert Hollandse Delta samen met de gemeenten in het samenwerkingsverband Groenbeheer Hoeksche Waard. I n het natuurgebied Argusvlinder wordt er naar gestreefd om geen bagger op te slaan op de droge natuur. Boeren die de extra bagger uit dat gebied op hun land willen ontvangen krijgen daarvoor een vergoeding vanuit Groenbeheer. opm: dit wijkt af van de strategie in hoofdstuk 4
-
4
Onderhoudstrategieën
De onderhoudstrategieën zijn uitgewerkt op basis van de gebieds- en gebruiksfuncties van het water. I n de bijlage wordt het onderhoud op het niveau van individuele watergangen en kunstwerken uitgewerkt [bijlage nog toe te voegen]. Een belangrijk onderdeel daarbij is het hydraulisch benodigde doorstroomprofiel om aan de bergings-, aan- en afvoereisen te voldoen. Dit bepaalt voor een belangrijk deel de mate waarin de onderwaterbodem moet worden gemaaid, en wat op grond van kwaliteitseisen en streefbeelden voor flora en fauna kan blijven staan. Nog niet voor alle watergangen is het hydraulisch benodigde doorstroomprofiel vastgelegd. I n de keur zijn de wateren gedefinieerd van insteek tot insteek met daarnaast een beschermingszone. Het profiel van de watergang en de breedte van de beschermingszone worden in de legger vastgelegd. De onderhoudsplicht van door het waterschap te onderhouden watergangen geldt in principe van insteek tot insteek. Uitzonderingen hierop zijn veel stedelijke wateren, waar de gemeente de oeverbescherming en het talud onderhouden, de watergangen in de Hoeksche Waard waar de aanliggende perceeleigenaren het talud onderhouden en water in recreatiegebieden waar in veel gevallen alleen het onderhoud van het nat profiel wordt gedaan. I n de regio Goeree Overflakkee zijn vrijwel alle (natte) watergangen in onderhoud bij het waterschap. Deze regeling is van vlak voor de fusie en wijkt af van de andere regio's. Deze watergangen vervullen een belangrijke rol in de aanvoer van zoet beregeningswater. Eén van de doelstellingen van het meerjarenonderhoudsplan is uniformiteit in afspraken met derden over de uitvoering van het onderhoud. I n dit geval zou er een afkoop van de onderhoudslast moeten worden betaald aan de aangelanden bij het afstoten van de onderhoudstaak. Na een kostenafweging is daar van afgezien. Een belangrijk aandachtspunt is het ontbreken van een eenduidige onderhoudsfilosofie binnen het waterschap. Als voorbeeld wordt genoemd het maaien van de droge grastaluds. Vanuit het toezicht op de uitvoering wordt geredeneerd dat deze na een maaibeurt strak gemaaid moet zijn. Dat ziet er netjes uit en is goed te controleren. Vanuit de flora- en fauna eisen wordt juist waarde gehecht aan een wat schralere oever met diversiteit in plantengroei en het instandhouden van schuilplaatsen voor dieren. Bepalend vanuit de functie van het talud is een goede erosiebestendigheid. Daarvoor is een goede doorworteling van het talud noodzakelijk. Voor grasgewassen geeft één of twee keer per jaar maaien een goed resultaat. Bovendien kunnen ongewenste gewassen (woekeraars, die kunnen leiden tot kale plekken) goed worden gesignaleerd en het makkelijkst worden bestreden. Verder heeft de verzorgde uitstraling van een netjes gemaaid talud een voorbeeldfunctie naar de overige onderhoudsplichtigen. Dat laatste speelt veel minder in natuurgebieden waar de schalere oevers als norm gelden. Door meer natuurvriendelijke oevers aan te leggen met flauwere taluds speelt ook de erosiebestendigheid een minder grote rol. I n dat geval kan makkelijker een maaibeurt worden overgeslagen of in delen worden gemaaid. I n de praktijk gebeurt dat nu ook al bij rietoevers. Voor alle strategieën geldt dat moet worden voldaan aan wettelijke regels en richtlijnen, zoals de gedragscode Flora- en Faunawet, het besluit bodemkwaliteit en de WVO eisen voor toe te passen materialen.
4.1 Hoofdstrategie baggeren Alle watergangen moeten met enige regelmaat worden gebaggerd vanuit waterkwantiteitseisen (voldoende doorstroming) en waterkwaliteitseisen (minimaal ecologisch basisniveau). Ook op dit onderdeel zijn het beleid en uitvoering niet eenduidig. Enerzijds wordt gesteld dat elke cyclus alle bagger moet worden verwijderd maar anderzijds moet de bodem zo min mogelijk worden opgewoeld, dus liever een cyclus overslaan. Eind 2006 is door de afdeling Beheer in samenspraak met de afdelingen Beleid en Geodata een baggerprotocol opgesteld dat als richtlijn wordt gehanteerd. Als vuistregel geldt daarbij dat een verontdieping van de watergang met 25% niet mag worden overschreden tot aan de eerstvolgende cyclus. Voor het gehele beheergebied van de Hollandse Delta geldt volgens artikel 17 van de Keur een ontvangstplicht voor bagger en maaisel dat bij het uitvoeren van onderhoud uit de wateren wordt verwijderd. Alle meerkosten voor afvoeren en storten van bagger en maaisel moeten voor rekening komen van de ontvangstplichtige. Ugemeen baggercyclus: elke 6 a 7 jaar baggeren al dan niet baggeren op basis van de in het baggerprotocol vastgestelde baggeraanwas baggeren tot leggerdiepte in sommige vooral zandige gebieden met smalle watergangen moet vaker gebaggerd worden vanwege de doorstromingseis bagger op kant, meerkosten afvoeren of verspreiden voor ontvangstplichtige vergoeding voor ontvangst grote hoeveelheden. Voor plaatselijk grote hoeveelheden bagger door bijvoorbeeld locale verbreding van een watergang kan de bagger zonodig op kosten van het waterschap worden afgevoerd het waterschap biedt voor alle ontvangstplichtigen met siertuinen een mogelijkheid tot elders bergen (siertuinregeling) baggerspecie klasse 3 en 4 (niet toepasbare grond) wordt afgevoerd naar een stortplaats, kostenverdeling volgens bestaande afspraken in IWBP meerkosten voor het afvoeren en storten van baggerspecie klasse 3 en 4 uit door particulieren te onderhouden watergangen worden door het waterschap gedragen. Voor de stedelijke gebieden geldt daarvoor een bijdrage van 30% van de meerkosten. bij akkerranden volgens de akkerrandenregeling wordt het bagger over de akkerrand heen geborgen
Afwijking/aanvullinq op basis van IWBP-functies Sebieds- natuur10.toestandsafhankelijk onderhoud, interventieniveau in gerichte gebieden en overleg met waterkwaliteitsbeheer, los van normale [uncties ecologische baggercyclus. Een aaneengesloten gebied meenemen in verbindingsverschillende baggercycli l l.extra onderzoek naar FF zones 12.in overleg met natuurbeheerder afvoeren bagger naar baggerdepot in of nabij gebied (meerkosten zijn voo'r ontvangstplichtige) 13.aanwas bagger zo mogelijk beperkt houden 14. sparen bijzondere plantengroei (hanteren natuurvriendelijke bagqermethode) ANL-gebieden zie natuurgebieden 15.baqger zoveel mogelijk op kant verspreiden
ecologische aandachtsqebieden agrarisch qebied stedelij k gebied
bagger zoveel mogelijk op kant verspreiden
volgens algemeen
16. baggerafvoer- en stortkosten voor ontvangsplichtige (gemeente). Afvoerkosten kunnen voor het waterschap zijn als dat .maatschappelijk voordeel biedt 17. isoleren verontreinigingen (riooloverstorten en andere mogelijke vervuilingspunten, verontreinigingen vaste bodem) 18. afstemmen met gemeenten, streven naar uniformiteit in afspraken De wateren met een gebruiksfunctie zijn veelal grotere Gebruiks- - recreatiewatergangen, die niet binnen de normale cyclus van 6 a 7 gerichte water functies - zwemwater jaar vallen. - viswater - vaarwater Toelichting 1. in het baggerprotocol staat omschreven wanneer een watergang al dan niet een baggercyclus kan worden overgeslagen. Over het algemeen geldt dat bredere watergangen minder baggeraanwas hebben. De werkelijke aanwas moet uit metingen blijken. 2. de leggerdiepte geldt hier als onderhoudsmaat, de minimaal vereiste diepte direct na het baggeren. Als de vaste bodem daarboven zit moet worden overwogen om de leggerdiepte daarop aan te passen. 3. door oevererosie in zandige gebieden zijn smalle watergangen moeilijk op diepte t e , houden. Dit kan op basis van waterkwantiteit- en waterkwaliteitseisen leiden tot een extra baggerwerk binnen de baggercyclus 4. bagger direct op het naastgelegen perceel deponeren is vanuit het baggerwerk gezien de goedkoopste oplossing. Deze ontvangstplicht is in de keur geregeld. Meerkosten voor afvoeren of verspreiden van de bagger zijn dan ook voor de ontvangstplichtige. 5. Percelen gelegen aan brede watergangen kunnen onevenredig zwaar belast worden door de ontvangstplicht van alle bagger uit de aanliggende watergang. Alle regio's houden daar nu al enigszins rekening mee door bijvoorbeeld de verspreiding van de baggerspecie in die gevallen voor rekening van het waterschap te laten uitvoeren. Met een vergoedingsregeling kan de ontvangstplichtige zelf een tijdstip kiezen voor verspreiding na bijvoorbeeld uitdroging van de bagger. De regeling is globaal bedoeld voor watergangen breder dan 6 meter op de waterlijn met enkelzijdige ontvangstplicht (watergangen langs dijken en wegen) of watergangen breder dan 10 meter met tweezijdige ontvangstplicht. Voor extreem grote hoeveelheden of plaatselijk grotere hoeveelheden kan het waterschap bijdragen in de afvoerkosten naar een nabijgelegen depot. 6. niet overal is het mogelijk om de bagger op de kant te bergen, bijvoorbeeld in siertuinen of bij fysieke belemmeringen. Tegen kostprijs (afvoerkosten en kosten depotbeheer) biedt het waterschap voor alle ontvangstplichtigen een mogelijkheid tot elders bergen. Dit staat bekend als de siertuinregeling. Dit geldt niet voor landbouwpercelen. 7. baggerspecie klasse 3 en 4 (niet toepasbare grond in het nieuwe Besluit bodemkwaliteit) wordt afgevoerd naar een stortplaats. 8. voor baggerspecie klasse 3 en 4 uit wateren in onderhoud bij derden geldt de vergoedingsregeling uit het IWBP 9. Akkerranden volgens de akkerrandenregeling zijn onder meer bedoeld als mestvrije zone, om de emissie van stikstof en fosfaat naar het oppervlaktewater te verminderen. Het sluit daar goed op aan om geen bagger enlof maaisel op deze rand
te leggen omdat daar ook weer nutriënten uit komen. Opm: Vaak is de grond waarop het akkerrandengewas wordt aangebracht voedselrijk waardoor in een aantal gevallen ongewenste soorten de overhand krijgen. Desondanks blijft het effect van de maatregel positief. 10. door aaneengesloten natuurgebieden en ecologische verbindingszones niet binnen één baggerbeurt mee t e nemen vergroot dat de kans op de ontwikkeling van de ecologische waarden. Ook moet het mogelijk zijn van de vaste cyclus af t e stappen als dat ten goede komt aan de ecologische waarde van het gebied. Wel moet dat minimaal 2 jaar van te voren bekend zijn om ook de afzet van de baggerspecie goed voor t e kunnen bereiden. 11.de Flora- en Fauna is nu éénmalig onderzocht en vastgelegd op een grofmazig stramien. Aanvullend onderzoek voor aanvang van onderhoudswerkzaamheden kan nodig zijn om de onderhoudsmaatregelen zoveel mogelijk af te stemmen met de gewenste ecologische ontwikkeling. 12. bagger is veelal rijk aan nutriënten. Dit kan weer uitlogen naar de bodem van de ontvangende grond. I n natuurgebieden is dat veelal ongewenst omdat juist een schralere gewasontwikkeling gewenst is. Bagger wordt dan bij voorkeur afgevoerd naar een nabijgelegen plaats zonder bijzondere natuurwaarde. Voorwaarde daarbij is dat het transport dan wel via de beschermingsstroken kan plaatsvinden. De meerkosten zijn voor de perceeleigenaren of natuurbeheerder. 13. aanwas van baggerspecie kan worden beperkt door bijvoorbeeld zo veel mogelijk biomassa (plantenresten, bladeren) voor het bezinken t e verwijderen op verzamelplaatsen en oevererosie te voorkomen door bijvoorbeeld een goed doorwortelde bovengrond. 14. bijzondere plantengroei kan worden gespaard door bijvoorbeeld selectief te baggeren. Baggerzuigmachines zijn daarvoor ook een goed middel, maar dat is nog niet dwingend voor te schrijven. 15. de bagger wordt bij voorkeur overeenkomstig de ontvangstplicht op de kant gezet, waarbij deze zo mogelijk wat verder van de insteek moet worden verspreid in verband met mogelijke uitloging van nutriënten naar het talud of terug het water in. 16. in stedelijke gebieden zijn vrij weinig mogelijkheden om de bagger op de kant t e zetten of is niet gewenst in openbaar groen. Daarom wordt er vanuit gegaan dat alle bagger moet worden afgevoerd. De kosten daarvan zijn voor rekening van de gemeente, maar er bestaan afspraken met gemeenten waarbij de kosten voor het transport voor rekening van Hollandse Delta is, met bijvoorbeeld als 'tegenprestatie' het gebruik van het gemeentelijk depot voor bagger uit het landelijk gebied. Waar mogelijk blijft bagger op de kant deponeren de voorkeur houden. 17. voorkomen moet worden dat tijdens uitvoering schone bagger vermengd wordt met vuile bagger. Vervuilingsbronnen moeten voorafgaande aan de werkzaamheden bekend zijn. 18. met de diverse gemeenten zijn diverse afspraken gemaakt over baggeren. Om misverstanden te voorkomen is het wenselijk om deze afspraken zoveel mogelijk uniform volgens vaste regels vast te stellen. [Bijlage met een overzicht van de afspraken nog toe t e voegen. Daarnaast kan in bijvoorbeeld de visie op waterbodems de gewenste afspraken worden uitgewerkt.] Aandachtspunten vanuit huidige praktijk Opm: I n de gedragscode Flora- en Faunawet wordt uitgegaan van een baggercyclus van minimaal 8 jaar. Dit wordt gezien als richtlijn.
Onderscheid in uitvoering van baggerwerkzaamheden op basis van IWBP-functies wordt nog nauwelijks gemaakt. Beschermingszone's (schouwstroken) worden onvoldoende beschermd. Kosten voor onderhoud nemen daardoor sluipenderwijs toe.
Voor brede singels in stedelijke gebieden is het onderscheid tussen onderhoud voor gemeente (bijvoorbeeld plasbermen) en het waterschap (stroomvoerend profiel) niet altijd duidelijk. Dit moet in de legger worden aangegeven. I n zandige gebieden of gebieden met zandige onderlaag wordt gebaggerd door in het midden een diepere geul te maken. Door de zandige bodem kan het talud uitzakken. Dieper baggeren kan een mogelijke oplossing bieden voor vermindering van overvloedige plantengroei of bestrijding van woekerplanten. Dit moet per watergang worden bekeken. Baggeraanwas kan worden ingeschat door meting voor elke baggercyclus en dat samen met de diepte na het baggeren vast te leggen in het beheerregister. Ook bij grotere waterplassen. I n veengebieden treed sneller verontdieping op door het omhoogkomen van de bodem. Deze 'bagger'aanwas wordt alleen extra buiten de cyclus om verwijderd waar knelpunten in de doorstroming ontstaan. Binnen stedelijk gebied wordt door sommige gemeenten een eigen cyclus aangehouden om de baggerkosten over meerdere jaren te spreiden. Afvoer van bagger in natuurgebieden is niet altijd mogelijk via de schouwstroken. Deze zijn niet overal geschikt voor zwaar transport. I n die gevallen kan het de voorkeur hebben om de bagger in de directe nabijheid, voldoende ver vanaf de insteek, op het land te bergen. Om rekening te houden met de gedragscode Flora en Fauna moet het uitvoerend personeel weten waar zich de juridisch zwaarder beschermde planten- en diersoorten bevinden. Dit kan door middel van een kaart of een markering in het terrein. De oeverzone en de teen van het onderwatertalud moeten zoveel mogelijk worden ontzien bij het baggeren om extra oevererosie te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld in de bepalingen in het bestek terugkomen. I n bagger kan grof vuil voorkomen. Deze moet door of op kosten van de ontvangstplichtige zelf worden verwijderd. Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's I n VP wordt gewerkt met een 7-jarige baggercyclus. I n de andere regio's met een 6jarige cyclus. Het is wenselijk om een gelijke cyclus voor het hele beheergebied te hebben. Dit is niet in dit plan meegenomen. Aan~assinavan hoofdstrateaie: voorbereiden in 2008 HWD en VP: baggeren alle watergangen binnen een schouwvak, los van de baggeraanwas. Voor grotere watergangen en sommige watergangen in stedelijk gebied geldt dat overigens niet. Aansluitina bij hoofdstrateaie: met ingang van 2007 GO: baggert hoofdwatergangen bij een aanwas van 10 cm of meer. Aansluitina bil hoofdstrateaie: met ingang van 2007 GO: kent geen echte siertuinenregeling, bagger kan vrijwel overal op de kant. I n individuele gevallen kan dat door de regiomedewerkers of aannemer worden opgelost. Aansluitina bil hoofdstrateaie: met ingang van 2009 afhankelijk van de vraag en de mogelijkheid om een groter doorgangsdepot te realiseren HWD: kent geen siertuinenregeling. Ontvangst bagger wordt per geval (door aannemer) opgelost, geen eigen doorgangsdepot.
Aansluitina bii hoofdstrateaie: met ingang van 2009 afhankelijk van de vraag en de mogelijkheid om een doorgangsdepot te realiseren VP: de siertuinregeling wordt niet toegepast langs de rand van stedelijke gebieden of andere plaatsen waar eenzijdige ontvangst nog mogelijk is. Aansluitina bij hoofdstrateaie: met ingang van 2009 IJS, GO en VP: hebben geen vaste regeling voor de ontvangst van grote hoeveelheden. Dit wordt per geval door aannemer of waterschap opgelost. Aansluitina bii hoofdstrateaie: met ingang van 2007 HWD: via Groenbeheer Hoeksche Waard betaalt het waterschap betaalt mee aan transport en opslag van bagger uit natuurgebieden op agrarische percelen. Hierbij wordt opgemerkt dat vooral bij grote wateren met grote hoeveelheden bagger de kosten flink op kunnen lopen omdat de schouwstroken veelal ongeschikt zijn voor zwaar transport. Aansluitina bii hoofdstrateaie: in overleg met gemeenten, voorleggen aan bestuur in 2008 Nog niet bij alle Akkerranden wordt het bagger enlof maaisel over deze rand heen op het land geborgen. Dat kan soms ook niet in verband met de aanwezigheid van gewassen en het is ook niet als eis bij de aanleg van de akkerranden opgelegd. Tot 2009 geldt nog een pilotregeling waarna de regeling wordt geëvalueerd. Aansluiting bil hoofdstrateaie: in overleg met belanghebbenden in 2010 Ontwikkelingen IJS: heeft door ruimtegebrek niet overal de gewenste leggerdiepte van 1 meter kunnen halen. Waar dit toch nodig wordt geacht zal dat in planvorming moeten worden meegenomen als investeringskosten.
GO: de mogelijke overdracht van het stedelijke waterbeheer is nog niet in gang gezet. Het waterschap onderhoud wel al alle hoofdwatergangen in het stedelijk gebied. Bij overdracht wordt de toename van de onderhoudskosten meegenomen als toename van het te onderhouden areaal. Door bodemdaling volgt af en toe een peilaanpassing. Dat is met het iets dieper baggeren veelal met de gewone baggercyclus mee te nemen. Baggerzuigen is een meer natuurvriendelijker methode dan de gangbare methode met een grijper of opduwen. De kostprijs van het zuigen is nu nog aanzienlijk hoger dan grijpen of opduwen. Als de kostprijs van de verschillende methoden vergelijkbaar wordt dan is dat zuigen een meer gewenste methode. Alaemeen onderdeel bemonsterina
baggeren vergoeding ontvangst grote hoeveelheden
eenheid stu kc aantal profielen, breedte waterqang aantal m3 en m31ml
verspreiding en egalisatie m3 in laag van max 0,2 m dik personeelsinzet uren (alleen uren van de afdelingen o beheerregister/informatievoorziening B en O) o besteksvoorbereiding o directie en daqelijks toezicht
o o
siertuinenregeling depotbeheer
Afwijkinq/aanvulling op basis van IWBP-functies onderdeel eenheid onderzoek FenF natuurgebieden, aantal locaties ecologische verbindingszones ANL-gebieden ecologische aandachtsgebieden
Kosten t e verrekenen met derden onderdeel afvoerkosten (klasse O - 2) (stedelijk gebied en natuurgebieden) afvoer en depotbeheer, voor bagger uit siertuinenreqeling
eenheid transportkosten tot 2 k m en verwerkingskosten
overige kosten wijze van uitvoering (uitsluiten of voorschrijven werkwijze) bijdrage sanering, baggeren en afvoeren klasse 3 en 4 specie Het baggeronderhoud van de grotere wateren, zoals de Brielse Maas, Bernisse en Binnenbedijkte Maas en de grotere kanalen en kreken, heeft een lage onderhoudsfrequentie. De omvang van het werk en de kosten worden zoveel mogelijk door de jaren heen gespreid meegenomen.
4.2 Hoofdstrategie gewoon onderhoud nat profiel De meeste watergangen moeten één of meerdere keren per jaar worden gemaaid vanuit waterkwantiteitseisen (voldoende doorstroming). Als een watergang dichtgroeit is het maaien ook voor de waterkwaliteit van belang. Het beleid en de uitvoering verschillen enigszins binnen de regio's. Uitgangspunt is dat op basis van waterkwantiteitseisen altijd een minimaal doorstroomprofiel in stand blijft. Een exacte maat is hiervoor niet te geven Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat, zolang het vanwege waterkwantiteitseisen (doorstroming) niet noodzakelijk is om te maaien, het ook niet wordt gedaan. Als vuistregel geldt daarbij dat een begroeiing van 40% van het doorstromingsprofiel niet mag worden overschreden, waarbij rekening moet worden gehouden met de groeisnelheid en de onderhoudsvrije periode vanuit de gedragscode Flora- en Faunawet. Wateren die daarbij een ruime overmaat hebben ten opzichte van de eisen van aan- en afvoer van water behoeven niet bij iedere maaibeurt over de volledige breedte van de watergangen te worden gemaaid. Per watergang kan dat worden vastgelegd. Algemeen 11. maaien en maaivolume waterbodem afstemmen op minimaal benodigd doorstroomprofiel. Uitgangspunt daarbij is zo min mogelijk maaien ( 1 tot 2 keer per jaar) met alleen extra maaibeurten op basis van waterkwantiteitseisen. 2. maaien met maaikorf of vergelijkbaar materieel 3. alle maaisel op de kant, meerkosten afvoeren voor ontvangstplichtige 4. rietmaaisel op de kant wordt gekneusd of gehakseld 5. het waterschap biedt voor alle ontvangstplichtigen een mogelijkheid tot elders bergen (siertuinregeling)
;ebiedslerichte uncties
natuurgebieden en ecologische verbindingszones
basis van IWBP-functies extensief onderhoud, zoveel mogelijk natuurlijke ontwikkeling, 1 maaibeurt of zo mogelijk (bij bergende functie) één of meerdere jaren overslaan of in gedeelten instandhouden van het doorstromingsprofiel (eenzijdig onderhouden oeverzone, per maaibeurt wisselen). Sparen drijvende planten. extra onderzoek naar FF, maaibeurt afstemmen op meest geschikte periode voor gewenste ecosysteem (iom ecoloog) i. streven naar alle maaisel uit de watergang te verwijderen (vereist mogelijk fysieke maatregelen). Per waterganq bepalen of opslaq op de kant moqelijk is. ie natuurgebieden naaisel zoveel moqelijk op kant ie algemeen, zonodig een aanvullend onderzoek naar FF
.
.
ie algemeen onderhoud afstemmen met gemeenten, streven naar uniformiteit in afspraken. .O.maaisel afvoeren en storten. Kosten voor gemeente. )e wateren met een gebruiksfunctie zijn veelal grotere vatergangen, waarbij het al dan niet maaien moet worden ifgestemt met de (beheerder van) de gebruiksfunctie. i.
gebied Gebrui kc- recreatiegerichte water functies zwemwater viswater vaarwater
Toelichting doorstromingseisen zijn altijd maatgevend voor al dan niet maaien. Dit kan zonodig het hele jaar door overeenkomstig de gedragscode, maar door vroegtijdig hierop te anticiperen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat in de periode half maart- 1 juni werkzaamheden nodig zijn. Bij voldoende brede watergangen kan het maaien worden beperkt tot het midden van de watergang waarbij aan weerszijden of, wisselend per maaibeurt, aan één zijde de begroeiing gespaard wordt. Dit wordt per watergang vastgelegd [nog te doen]. prioriteit (zo min mogelijk maaien) vanuit het IWBP ligt in hoofdwatergangen > 4 meter en overige watergangen > 2 meter (veengebieden > 3 meter). de waterplanten moeten minimaal 10 cm boven de bodem worden afgeknipt, waarbij zo min mogelijk bagger wordt opgewoeld. Het onderhoudsmaterieel moet hiervoor geschikt zijn. maaisel direct op het naastgelegen perceel deponeren is vanuit het maaiwerk gezien de goedkoopste oplossing. Deze ontvangstplicht is in de keur geregeld. Meerkosten voor afvoeren van het maaisel zijn dan ook voor de ontvangstplichtige. door de toename van riet neemt veelal ook de hoeveelheid maaisel toe. Omdat dit voor de ontvangstplichtige moeilijker te verwerken is wordt dit maaisel op de kant gekneusd. niet overal is het mogelijk om het maaisel op de kant te bergen, bijvoorbeeld in siertuinen. Tegen kostprijs (afvoer- en stortkosten) biedt het waterschap voor alle ontvangstplichtigen een mogelijkheid tot elders bergen. Dit staat bekend als de siertuinregeling. aanvullend op 1. moet ook in de smallere watergangen de plantengroei zoveel mogelijk worden gespaard. Als dat niet haalbaar is dan is de sloot nog niet geschikt voor het streeftype (de watergang moet bijvoorbeeld breder om meer plantengroei toe te staan). de Flora- en Fauna is nu éénmalig onderzocht en vastgelegd op een grofmazig stramien. Aanvullend onderzoek voor aanvang van onderhoudswerkzaamheden kan nodig zijn om de onderhoudsmaatregelen zoveel mogelijk af te stemmen met de gewenste ecologische ontwikkeling. afstervende biomassa in het water vermindert de waterkwaliteit door verlaging van het zuurstofgehalte en verhoging van de temperatuur, en zorgt voor extra baggeraanwas. Bezinken daarvan moet zoveel mogelijk worden voorkomen. met de diverse gemeenten zijn diverse afspraken gemaakt over maaien. Om misverstanden te voorkomen is het wenselijk om deze afspraken zoveel mogelijk uniform volgens vaste regels vast te stellen. 10. in stedelijke gebieden is het vaak ongewenst om maaisel op de kant te leggen en te verwerken. Na uitdroging moet het maaisel dan worden afgevoerd. De kosten daarvan zijn voor rekening van de gemeente, maar er bestaan afspraken met gemeenten waarbij de kosten voor het transport voor rekening van Hollandse Delta is, met bijvoorbeeld als 'tegenprestatie' het gebruik van het gemeentelijk depot voor groenvuil die wordt verzameld bij gemalen en andere verzamelplaatsen van drijfvuil. Waar mogelijk blijft maaisel op de kant deponeren de voorkeur houden. Opm: watergangen die vaker dan 2 keer en steeds volledig moeten worden gemaaid zijn in feite te krap gedimensioneerd. Eventuele verbreding en verdieping van deze watergangen moet door de afdeling Planvorming worden opgenomen.
Aandachtspunten vanuit huidige praktijk Onderscheid in gewoon onderhoud op basis van IWBP-functies wordt nog nauwelijks gemaakt. I n de werkgroep waterbeheersing is in 2005 gesteld dat de ontvangstplicht voor maaisel niet in de keur is geregeld. I n de toelichting op de keur wordt maaisel namelijk niet genoemd. De keur is hierin echter leidend. Dat betekent dat de ontvangstplicht ook geldt
voor maaisel en ander organisch materiaal dat bij onderhoud uit de wateren wordt verwijderd. Schouwstroken hoeven voor gewoon onderhoud niet vrij gemaakt te worden van gewassen. I n de Hoeksche Waard zijn al weinig vrije onderhoudspaden aanwezig. Bij het varend onderhoud met een maaiboot is het lastig om het maaisel uit de watergang te verwijderen. Vaak wordt het maaisel vanuit de stroomgeul drijvend afgevoerd richting gemaal of blijft liggen voor roosters, duikers en andere obstakels. De kosten voor verwijderen, afvoeren en storten komen dan bij het waterschap. Om rekening te houden met de gedragscode Flora en Fauna moet het uitvoerend personeel weten waar zich de juridisch zwaarder beschermde planten- en diersoorten bevinden. Dit kan door middel van een kaart of een markering in het terrein. Het inschatten van de aanwas van maaisel, op basis van ervaring, om het aantal maaibeurten en het tijdstip van maaien te bepalen geeft maar een gedeeltelijk goed beeld. Met name woekeraars kunnen in korte tijd 'explosief' groeien, en bepalen in grote mate de noodzaak tot extra maaibeurten. Sommige woekeraars zoals de grote waternavel moeten overigens zo goed mogelijk worden verwijderd, en verdere verspreiding moet worden voorkomen. Nieuwe locaties moeten daarbij zo snel mogelijk volledig worden geschoond. I n watergangen zonder overdimensionering die buiten de natuurgebieden liggen kan een kortere maaihoogte worden gehanteerd. Dit moet dan op aanwijzing van het waterschap. Binnen IJsselmonde komen klachten over de Waal over de vele begroeiing langs de kanten, waardoor boten niet meer van steigers weg kunnen. Daartussen zit ook Krabbescheer. Het waterschap onderhoudt dit nu niet, overeenkomstig de hoofdstrategie. Dit hoort thuis bij de beheerder van de gebruiksfunctie vaarwater, of de vergunninghouders van de steigers. Stortkosten zijn per ton dus wordt dit eerst uit laten drogen op verzamelplaatsen voordat wordt gestort. Aandachtspunten voor uitvoering: water- en oeverplanten tien centimeter boven bodem afknippen; zo min mogelijk bagger beroeren en meescheppen; het schoningsmateriaal uit de sloot halen; maaisel langs oever zoveel mogelijk sparen ivm oevererosie; de teen van het talud ontzien ivm afkalving onderwatertalud; bij doodlopende watergangen naar de open kant toewerken zodat dieren kunnen ontsnappen; de machinist goed instrueren. Naast de benodigde zorgvuldigheid voor uitvoering in de gedragscode Flora- en Faunawet moet ook dit onderdeel zijn van de werkwijze. I n het doorstroomprofiel moeten in het voorjaar de drijfplanten worden ontzien omdat zij zich na een maaibeurt niet kunnen herstellen, en het is gewenst om bij de laatste maaibeurt 10% van de drijfplanten te laten staan.
'
Werkzaamheden duidelijk en vroegtijdig aankondigen om eenvoudiger toegang tot de percelen te krijgen. Betreding van de percelen moet in vrijwel alle gevallen worden gemeld bij de eigenaren. Indien mogelijk moet hiervoor een overzicht van eigenaren enlof gebruikers bekend zijn bij de aannemer. Belangrijk is een zekere continuïteit in het onderhoud en het niet elk jaar te wijzigen.
Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's Het betelen van akkers met bijvoorbeeld wintergroenten en bieten zorgt ervoor dat meest geschikte periode volgens de gedragscode F-en F niet altijd haalbaar is. Aansluiting bij hoofdstrateaie: niet noodzakelijk in agrarisch gebied. I n natuurgebieden en ecologische verbindingszones in 2007. HWD: bij le maaibeurt wordt vaak door gewassen heen gereden, maaisel wordt dan niet altijd op de kant geborgen, maar in taluds gelegd of opgehoopt. Dat laatste komt ook in IJS voor. Volgens de keur moet het maaisel van het talud af en op de kant worden geborgen. Aansluitina bii hoofdstrateaie: in 2008. Hiervoor is uitgebreide voorlichting nodig aan betrokkenen, zie ook gewoon onderhoud droog profiel. VP: I n het gebiedsdeel Putten wordt maaisel vaak opgehoopt in de berm gelegd, waarna de aangeland het op moet ruimen. Aansluiting bii hoofdstrateaie: Ophopen over een grote lengte moet voor rekening van de aangeland komen. De opslag op de berm voldoet verder aan de hoofdstrategie, en biedt een mogelijke vervanging voor de siertuinregeling. Aangelanden moeten wel worden gewezen op de siertuinenregeling. I n natuurgebieden en ecologische verbindingszones aanpassen aan hoofdstrategie in 2007. VP: siertuinregeling alleen voor bagger. Aansluitina bij hoofdstrategie: Uitbreiden siertuinenregeling voor maaisel in 2008.
IJS: in bestek staat dat rijdend moet waar dat kan. Toch kiezen aannemers vrij snel voor varend omdat dat vaak goedkoper door minder geregel bij de soms moeilijk bereikbare percelen (door gewassen of particuliere tuinen). Dit zorgt wel voor hogere kosten voor het waterschap voor afvoer en stort van het maaisel dat op verzamelplaatsen uit het water wordt gehaald. Aansluitin- bij hoofdstrateaie: Dit past in de hoofdstrategie zolang de kosten voor het waterschap daardoor niet toenemen. Dat is wel het geval als de afvoer en stortkosten voor maaisel apart worden verrekend. Dit moet onderdeel zijn van de aanneemsom. I J : door relatief smalle en ondiepe watergangen veelal volledige breedte nodig voor aanen afvoer. Door maaien in plaats van slepen is nu vaker maaien nodig. Aansluitina bii hoofdstrategie: Maaien voldoet aan de hoofdstrategie. Extra kosten zijn daarvan een logisch gevolg.
Ontwikkelingen Beschermingszones Volgens de Keur hoeven deze alleen vrij te zijn van gewassen voor de uitvoering van het buitengewoon onderhoud. Voor het gewoon onderhoud geldt wel een gedoogplicht voor het toelaten van materieel maar is het vrijhouden van gewassen niet geregeld (of in ieder geval onduidelijk). Met de verwachte klimaatsverandering wordt het groeiseizoen verlengd en is het steeds lastiger een moment t e vinden dat het onderhoud vanaf landbouwpercelen kan worden uitgevoerd en kan ook niet altijd het maaisel op de kant worden geborgen. Door aannemers van buiten het gebied wordt ook minder snel het materieel afgestemd op de rijpaden door de gewassen. Vaste afrasteringen op de insteek en inzaaien tot de insteek maken het werk ook steeds moei lijker. Akkerranden volgens de akkerrandenregeling zijn onder meer bedoeld als mestvrije zone, om de emissie van stikstof en fosfaat naar oppervlaktewater t e verminderen. Het sluit daar goed op aan om geen maaisel op deze rand te leggen omdat daar ook weer
nutriënten uit kunnen logen. Om dit over de akkerranden heen te tillen geeft extra kosten. Dit moet nog nader worden uitgezocht, zie ook bij bagger.
Alqemeen onderdeel maaien
eenheid aantal m2 en m 2 / m l
varend rijdend I m l waterqang met rietoever kneuzen rietmaaisel I aantal m3, transportafstand afvoer en storten maaisel ton storten maaisel uren (alleen uren van de afdelingen personeelsinzet O beheerregister/informatievoorziening B en O) O besteksvoorbereiding O directie en dagelijks toezicht O siertuinenregeling o o
Afwijking/aanvullinq op basis van IWBP-functies eenheid onderdeel aantal locaties onderzoek FenF natuurgebieden, ecologische verbindingszones ANL-gebieden ecologische aandachtsgebieden Kosten te verrekenen met derden onderdeel afvoer en stortkosten maaisel (stedelijk qebied, natuurqebieden en siertuinreqelins) overige kosten bestrijding woekerplanten
eenheid transport - en stortkosten
4.3 Hoofdstrategie gewoon onderhoud droog profiel (taluds) De belangrijkste eis die vanuit de keur aan het bovenwatertalud wordt gesteld is het instandhouden daarvan voor zover dat nodig is voor de afvoer, aanvoer en berging van water. De taluds worden niet of nauwelijks meegerekend in het doorstroomprofiel. Wel vormt het een extra berging. Het instandhouden van het talud wordt vooral bereikt door te zorgen voor voldoende erosiebestendigheid. Dat betekent dat het talud zo goed mogelijk moet zijn begroeid met voldoende doorwortelend gewas. Dit wordt belangrijker naarmate het talud steiler is. Het meest erosiegevoelige deel is de overgang tussen land en water. Deze begroeiing moet zo min mogelijk worden beschadigd bij onderhoudswerk. Het maaiwerk moet zoveel mogelijk in dienst staan van de vitaliteit van het (gras)gewas. Sommige gewassen zoals riet houden fijne deeltjes vast in het water. Dit kan leiden tot verlanding, vooral bij ondiepe plasbermen. Hier moeten de oevers soms uitgekrabd worden, bijvoorbeeld gelijktijdig met het baggerwerk. Verder kan het maaien van de oevers noodzakelijk zijn om zicht op het water te houden bij het maaien van het nat profiel. Nu gebeurt dat niet (mag dat niet), maar dat gaat ten koste van de kwaliteit van maaien en kan leiden tot beschadiging van de oever. Alqemeen 1. taluds zo min mogelijk maaien, tot 1 keer per jaar, maar zo mogelijk één of meerdere jaren overslaan, met alleen extra maaibeurten op basis van eisen voor gewasontwikkeling (wortelgroei) 2. maaien met een maaikorf heeft de voorkeur, maar klepelmaaien kan worden toegepast in ecologisch minder interessante gebieden 3. alle maaisel op de kant, meerkosten afvoeren voor ontvangstplichtige 4. rietmaaisel wordt gekneusd 5. het waterschap biedt voor alle ontvangstplichtigen een mogelijkheid tot elders bergen (siertuinregeling)
fwijking/aanvulling op basis van IWBP-functies i. extensief onderhoud, zoveel mogelijk natuurlijke ontwikkeling, 1 maaibeurt of indien mogelijk één of meerdere jaren overslaan 7. maaibeurt afstemmen op meest geschikte periode voor gewenste ecosysteem (iom ecoloog) I. klepelmaaien niet toegestaan 3. extra onderzoek naar FF 10. maaisel niet in de waterqang laten wegstromen. ANL-qebieder !ie natuurqebieden !ie algemeen, zonodig aanvullend onderzoek naar FF ecologische aandachtsqebieden !ie algemeen agrarisch gebied Ll. uitvoering door gemeenten stedelijk gebied
iebieds- natuurerichte gebieden en ~ncties ecologische verbindingszones
22
Gebruiks- recreatiegerichte water functies zwemwater viswater vaarwater
Bij wateren met een gebruiksfunctie moet het al dan niet maaien worden afgestemd met de (beheerder van) de gebruiksfunctie (korthouden bij plaatsen waar toegang tot water plaatsvindt).
Toelichting 1. zo min mogelijk maaibeurten komt over het algemeen de doorworteling van het talud ten goede, en heeft positieve effecten voor de Flora- en Fauna. 2. klepelmaaien is minder natuurvriendelijk als maaien met een maaikorf, maar ook met klepelmaaien is het mogelijk om het maaisel uit het talud te krijgen. I n veel agrarische gebieden is er dan weinig ecologische winst te halen met een meer natuurvriendelijke maaimethode, waardoor veelal de kosten voor het maaien de doorslag geven bij de te gebruiken maaimethode. 3. maaisel direct op het naastgelegen perceel deponeren is vanuit het maaiwerk gezien de goedkoopste oplossing. Deze ontvangstplicht is in de keur geregeld. Meerkosten voor afvoeren van het maaisel zijn dan ook voor de ontvangstplichtige. 4. door de toename van riet neemt veelal ook de hoeveelheid maaisel toe. Omdat dit voor de ontvangstplichtige moeilijker te verwerken is wordt dit maaisel op de kant gekneusd. 5. niet overal is het mogelijk om het maaisel op de kant te bergen, bijvoorbeeld in siertuinen. Tegen kostprijs (afvoer- en stortkosten) biedt het waterschap voor alle ontvangstplichtigen een mogelijkheid tot elders bergen. Dit staat bekend als de siertuinregeling. 6. een natuurlijke ontwikkeling moet in deze gebieden worden nagestreefd. Dat betekent zo min mogelijk verstoring van de gewasontwikkeling. Voldoende erosiebestendigheid van de oever blijft echter wel een randvoorwaarde. 7. het tijdstip van maaien kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van het meest gewenste of waardevolste begroeiing die aanwezig is. 8. de Flora- en Fauna is nu éénmalig onderzocht en vastgelegd op een grofmazig stramien. Aanvullend onderzoek voor aanvang van onderhoudswerkzaamheden kan nodig zijn om de onderhoudsmaatregelen zoveel mogelijk af te stemmen met de gewenste ecologische ontwikkeling. 9. zie 2. waarbij voor natuurgebieden een meer natuurvriendelijke maaimethode wordt gehanteerd. 10. afstervende biomassa in het water vermindert de waterkwaliteit. Bezinken daarvan moet zoveel mogelijk worden voorkomen. 11. in stedelijke gebieden worden de oevers en taluds onderhouden door de gemeente als onderdeel van de openbare ruimte. I n een aantal gevallen grenzen particuliere tuinen aan de hoofdwatergangen. I n de praktijk worden die taluds door de bewoners onderhouden. Aandachtspunten vanuit huidige praktijk Bij het onderhoud van taluds vanaf het water is het lastig het maaisel uit de watergang te verwijderen. Vaak wordt het maaisel drijvend afgevoerd richting het gemaal of blijft liggen voor roosters, duikers en andere obstakels. De kosten voor verwijderen, afvoeren en storten komen dan bij het waterschap. Stortkosten zijn per ton dus eerst uit laten drogen op verzamelplaatsen of tijdelijke opslagplaatsen voordat wordt gestort. Om rekening te houden met de gedragscode Flora en Fauna moet het uitvoerend personeel weten waar zich de juridisch zwaarder beschermde planten- en diersoorten bevinden. Dit kan door middel van een kaart of een markering in het terrein.
Aandachtspunten voor uitvoering: de messen afstellen op een hoogte van minimaal 10 cm. zoveel mogelijk voorkomen dat het maaisel in de watergang terecht komt; de vegetatie langs de oever zoveel mogelijk sparen om oevererosie tegen te gaan; de machinist goed instrueren. Naast de benodigde zorgvuldigheid voor uitvoering in de gedragscode Flora- en Faunawet moet ook dit onderdeel zijn van de werkwijze. Bij te laag afgestelde maaihoogte kan vooral bij klepelmaaien leiden tot kaalslag van de bodem. Het belangrijkste doel van het maaien, voldoende erosiebestendigheid, wordt daarmee juist tegengewerkt. Belangrijk is een zekere continuïteit in het onderhoud en het niet elk jaar anders te doen. Het in één gang maaien van zowel nat als droog profiel met een maaikorf leidt er vaak toe dat het fijnere maaisel door de korf heen valt en achterblijft op het talud. Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's Het gebruik van akkers met bijvoorbeeld wintergroenten en bieten zorgt ervoor dat meest geschikte periode niet altijd haalbaar is. Aansluitina bii hoofdstrateaie: niet noodzakelijk in agrarisch gebied. I n natuurgebieden en ecologische verbindingszones in 2007. VP: IJ: HWD: Volgens de keur moet het maaisel van het talud af en op de kant worden geborgen. Dit gebeurt veelal niet in deze regio's. Ook bij het wel verwijderen blijft er in de praktijk altijd wel maaisel op het talud achter. Het deponeren van maaisel op het talud heeft een negatief effect op de waterkwaliteit doordat maaisel terugvalt in de watergang of zorgt voor extra uitspoeling van nutriënten uit het dode plantmateriaal. De afbraak van plantenresten geeft extra voedingstoffen in het water, kost extra zuurstof en zorgt voor extra baggeraanwas. De impact op de waterkwaliteit is groot omdat het om vrijwel alle door het waterschap beheerde watergangen gaat. Daarnaast is er in veel gevallen een negatief effect op de erosiebestendigheid van het talud zelf doordat het onderliggende grasgewas kan verstikken en verruigt. Dit laatste is overigens niet overal een belemmering voor voldoende erosiebestendigheid, maar alleen al een goed ontwikkelde oevervegetatie zorgt voor een verrijking van de biologische waarde en heeft een stabiliserende invloed op het aquatisch ecosysteem. Vanwege de voorbeeldfunctie van het waterschap en het positieve effect voor de taluds wordt er van uitgegaan dat het maaisel (zo veel mogelijk) uit het talud wordt verwijderd. Aansluitina bii hoofdstrateaie: 2008 HWD: het onderhoud van de droge oever is voor de aangelanden, riet langs de oeverlijn van natuurvriendelijke oevers wordt wel meegenomen (wordt beschouwd als oeverbescherming). Deze afspraak is in het voormalige waterschap de Groote Waard gemaakt met LTO om de omslagkosten te beperken. Hierin wijkt de regio Hoeksche Waard af van de andere regio's van waterschap Hollandse Delta. Voorgesteld wordt om dit weer door het waterschap uit te laten voeren omdat de reden voor deze afspraak is komen te vervallen. Aansluitina bii hoofdstrateaie: in overleg met gemeenten en belangenorganisaties, uitwerken. Uitvoering kan dan plaats vinden vanaf 2008. Ontwikkelingen Beschermingszones en akkerranden zie bij gewoon onderhoud nat profiel
GO: drainagebuizen die door riet verstopt raken bij aanleg natuurvriendelijke oever (verbreding) zijn aangepast. Dit voldeed in het begin niet altijd. Inmiddels worden op kosten van het waterschap langere eindbuizen toegepast.
Algemeen ~nderdeel maaien
eenheid aantal m 2 en m 2 / m l
varend rijdend, breedte watergang (2 zijden bereikbaar vanaf 1 kant) O taludhelling o vegetatietype - kruidenrijke vegetatie - woekeraars - riet - grasmenqsel kneuzen rietmaaisel m l waterqanq met riet op talud afvoer en storten maaisel aantal m3, transportafstand storten maaisel ton personeelsinzet uren (alleen uren van de afdelingen o beheerregister/informatievoorziening B en O) o besteksvoorbereiding o directie en dagelijks toezicht o siertuinenregeling o o
Afwijking/aanvuIling op basis van IWBP-functies onderdeel eenheid onderzoek FenF natuurgebieden, aantal locaties ecologische verbindingszones ANL-gebieden ecologische aandachtsgebieden Kosten te verrekenen met derden
onderdeel eenheid afvoer en stortkosten maaisel (stedelijk transport I qebied, natuurqebieden en siertuinreqelinq) I
- en stortkosten
overige kosten bestrijding woekerplanten herinzaaien talud (veelal i n combinatie met beschoeiingswerk)
4.4 Hoofdstrategie niet peilregulerende kunstwerken (duikers) Duikers, maar vaak ook bruggen en overkluizingen, zijn een vernauwing in het doorstroomprofiel. Tijdens het baggerwerk moeten deze kunstwerken dan ook van alle bagger worden ontdaan. Daarnaast kan het nodig zijn om vaker langs te gaan bij verstoppingen, en duikers vooral na maaiwerk te ontdoen van vastzittend drijfvuil. Het constructief onderhoud aan duikers hoort bij de eigenaar/vergunninghouder. I n een aantal gevallen is dat het waterschap, bijvoorbeeld bij (kop)duikers in onderhoudspaden en onder wegen van het waterschap. [nog nagaan in hoeverre er afspraken bestaan over constructief onderhoud van duikers in stedelijke gebieden en landelijke gebieden (afspraken vanuit ruilverkaveling)] Het uitvoeren van kleinschalig constructief onderhoud, zoals het rechtleggen van de duikermonden en het herstel van de aansluitende oevers wordt wel meegenomen bij het opschonen van de duikers. Algemeen l. schonen van duikers meenemen in baggercyclus: elke 6 a 7 jaar 2. duikers moeten worden ontdaan van de aanwezige bagger, eventueel tot beneden de leggerdiepte 3. bagger zoveel mogelijk op de kant zetten, meerkosten voor afvoeren of verspreiden zijn voor de ontvangstplichtige of eigenaarlbeheerder van de duiker 4. baggerspecie klasse 3 en 4 wordt afqevoerd naar een stortplaats Deze onderhoudsstrategie is niet functiegebonden.
I
Toelichting 1. in veel gevallen is het voldoende om de duikers gelijk met het baggeren van de aansluitende watergangen mee te nemen. Door de hogere stroomsnelheid in duikers ligt er zelden meer bagger in een duiker dan in de aansluitende watergangen. Bij onvoldoende grote duikers moet het soms vaker gebeuren. 2. de Flora- en Fauna waarde van duikers is gering. Door alle bagger te verwijderen voldoet een duiker zolang mogelijk aan de doorstromingseis. Al het materiaal is bovendien goed verwijderbaar. 3. zie hoofdstrategie baggeren. 4. idem. Aandachtspunten vanuit huidige praktijk De oever bij de duikeropeningen moeten beschermd worden bij het doorspuiten. Ook moet de bagger direct bij de duikeropening worden opgevangen en verwijderd. IJS: duikers met verschillende diameterbuizen achter elkaar komen voor. Deze maken het werk moeilijker. IJS: ragen van duikers heeft de voorkeur boven doorspuiten. Hiermee wordt het bagger beter verwijderd. Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's Buiten de baggercyclus uitvoeren van het verwijderen van bagger in duikers gebeurt deels door de onderhoudsplichtige van de duiker. Meerdere onderhoudsplichtigen voor hetzelfde onderhoud is niet vast te leggen in de legger. Zodra het op grond van doorstromingseisen noodzakelijk is moet het worden uitgevoerd door het waterschap. aansluit in^ bil hoofdstrateaie: 2007
HWD: in de zogenaamde hoofdwatergangen2 liggen veel lange duikers in gedempte sloten. Het onderhoud van deze duikers (baggeren) wordt nu niet door het waterschap uitgevoerd. Het onderscheidt in hoofdwatergangen en hoofdwatergangen2 vervalt in de nieuwe legger. I n veel gevallen worden het dan dijk- of wegsloten. I n de andere regio's worden de duikers in die watergangen wel door het waterschap onderhouden. Voor deze watergangen in de Hoeksche Waard wordt dat dan ook zo uitgevoerd. Aansluitina bii hoofdstrateaie: 2008 I n de praktijk worden (perceel)duikers van derden door het waterschap vervangen bij functieverlies of belangrijke constructieve gebreken. Dit komt sporadisch voor. Per saldo zorgt dat voor lagere kosten omdat schade aan duikers, veroorzaakt door bijvoorbeeld baggeren, door derden niet wordt geclaimd. Dit gaat echter niet op voor lange duikers en grote overkluizingen. Aansluitina bil hoofdstrateaie: 2008 Ontwikkelingen Eén van de mogelijke maatregelen in het kader van de KRW is het vervangen van duikers met een kleine diameter door grotere duikers. Verstoppingen zullen dan minder snel optreden.
Activiteiten/kostendragers Algemeen onderdeel baggeren o o
doorspuiten ragen
personeelsinzet o beheerregister/informatievoorziening o besteksvoorbereiding o directie en dagelijks toezicht o siertuinenregeling o depotbeheer
eenheid aantal duikers lengte en diameter hoogte binnenonderkant buis (BOB) m3 en m 3 / m l uren (alleen uren van de afdelingen
Kosten te verrekenen met derden onderdeel afvoerkosten (klasse O en 1) (stedelijk gebied en natuurgebieden) afvoer en depotbeheer, voor bagger uit siertuinenreqeling
eenheid transportkosten tot 2 k m en verwerkingskosten
overige kosten wijze van uitvoering (uitsluiten of voorschrijven werkwijze) bijdrage sanering, baggeren en afvoeren klasse 3 en 4 specie herstellen of vervangen duikers (investeringskosten)
4.5 Hoofdstrategie oeverbescherming De oever als overgang tussen land en water is het meest erosiegevoelige deel van de watergang. Het beschermen van de oever betekent in dit geval dat deze voldoende erosiebestendig moet zijn. Een zachte natuurlijke oever heeft de voorkeur vanuit het oogpunt van ecologie, maar kan ook kostentechnisch vanuit het onderhoud voordelig zijn. I n watergangen met steile taluds, zandige oevers of watergangen waarin een hoge waterstroming kan optreden kan een hardere bescherming nodig zijn. Binnen het beheergebied van de Hollandse Delta zijn circa 40°/o van de door het waterschap te onderhouden oevers (langs hoofdwatergangen) beschoeid. Deze beschoeiing gaat gemiddeld zo'n 10-30 jaar: mee. Mgemeen i. aanbrengen oeverbescherming bij onherstelbare oevererosie 2. keuze oeverbescherming afstemmen op beschikbare ruimte en profiel watergang met een voorkeur voor meest natuurvriendelijke oever. 3. herstel of aanbrengen van oeverbescherming over grotere lengte zoveel mogelijk direct voor (bij zandige bodem) of na het baggerwerk. De vrijgekomen (droge) bagger kan worden gebruikt als aanvulmateriaal achter de beschoeiing. 4. het herstellen van de bestaande beschoeiing over korte lengte zoveel mogelijk direct na een maaibeurt uitvoeren.
fwijking/aanvulling op basis van IWBP-functies 5. oeverbescherming afstemmen op doeltype oever ebieds- natuur(voorkeur voor ontwikkeling natuurlijke oevers (zachte erichte gebieden en oevers) en realiseren zo flauw mogelijk talud) ~ncties ecologische verbindings- 6. herstel/stabilisering beschadigde zachte oevers met zones natuurlijke materialen
ANL-gebieden zie natuurgebieden ecologische aandachtsgebieden agrarisch
zie algemeen
stedelijk gebied
uitvoering veelal door gemeenten
iebruiks- recreatieerichte water ~ n c t i e s zwemwater viswater vaarwater
zie algemeen
uitvoering door beheerder van de gebruiksfunctie
Toelichting 1. om verdere deformatie te voorkomen wordt in deze gevallen nieuwe beschoeiing geplaatst als onderdeel van het instandhouden van het profiel van de watergang.
2. afhankelijk van de beschikbare ruimte, de samenstelling van de bodem, stroming en golfslag en de taludhelling geldt een afnemende voorkeur voor: I. natuurlijke oever zonder beschermingsconstructie (wel zonodig beschermingsgewassen (riet) 11. onderwaterbeschoeiing, eventueel met plasberm en rietbescherming 111. harde beschoeiing boven zomerpeil 3. bij zandige oevers bestaat na het baggeren het gevaar dat de oever instort. Door voor het baggeren de oever te verstevigen kan dat worden voorkomen. Bij het baggeren moet dan wel voldoende afstand van de beschoeiing worden gehouden. I n andere gebieden wordt een oeververdediging direct na het baggeren aangebracht om schade door het baggeren te voorkomen. 4. direct na een maaibeurt is het meeste zicht op beschoeiingwerkzaamheden. 5. grootschalige profielwijzigingen vallen onder planvorming, een beperkte herprofilering kan meegenomen worden in het baggerwerk. 6. een goede begroeiing moet op termijn de functie van oeververdediging zoveel mogelijk over kunnen nemen.
Aandachtspunten vanuit huidige praktijk Inventarisatie oeververdediging is wel verricht maar nog niet uniform in het beheerregister opgeslagen.
Bij boezemwateren en dijk en wegsloten kan beschoeiing noodzakelijk zijn als bescherming van de dijk of weg. De werkzaamheden horen dan thuis bij dat betreffende taakveld. Door het grondgebruik (ploegen) tot aan de insteek kunnen oevers steiler worden en beschadigd raken. I n de praktijk leidt dat soms tot extra oevererosie. GO: in diverse gebieden nog aandacht voor plaatsen nieuwe beschoeiingen VP: voor Voorne nog extra beschoeiing nodig. I n Putten is maar een beperkt deel van de watergangen beschoeid (5- 10°/o). HWD: extra kosten als ook droog profiel in onderhoud bij waterschap komt. Plasbermen met onderwaterbeschoeiing kunnen wegspoelen bij hevige stroming. De oeverinrichting moet ook worden afgestemd op mogelijk optredende stroomsnelheden in de betreffende watergang. Bij uiteinden van drainagebuizen ontstaat eerder oevererosie. Bij beschoeiing die tot boven het zomerpeil reikt worden ook Fauna uittree plaatsen (FUT) aangebracht. Veel beschoeiing is enkele decennia geleden geplaatst bij de ruilverkaveling. Langzamerhand zal daarmee het te vervangen areaal toenemen. Gedeeltelijk kan dat worden opgelost door het toepassen van natuurvriendelijke oevers en door versteviging van de bestaande oever door betere doorworteling van het bestaande gewas. Desondanks moet er rekening mee worden gehouden dat op termijn de kosten voor het onderhouden en vervangen van beschoeiing zullen toenemen. Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's
--
Ontwikkelingen Het toepassen van een beoordelingsmodel voor oeververdediging. Dit volgt mogelijk ook uit de KRW. Het is wenselijk om zoveel mogelijk eenduidige typen oeververdediging toe te passen binnen het waterschap. Activiteiten/ kostendragers Algemeen onderdeel herstel bestaande beschoeiing O materiaalsoort O bereikbaarheid
eenheid ml
aanbrengen nieuwe beschoeiing O levensduur (afschrijftermijn O materiaalsoort uren (alleen uren van de afdelingen personeelsinzet O beheerregister/informatievoorziening B en O) O besteksvoorbereiding O directie en daqelijks toezicht overige - kosten kosten voor aankoop grond voor ruimte voor natuurvriendelijke oever horen bij planvorming.
4.6 Hoofdstrategie schonen wateroppervlak Onder de omschrijving schonen wateroppervlak worden naast drijfvuil ook het verwijderen van verontreinigingen die de waterkwaliteit bedreigen, zoals olie en blauwalg verstaan. De kwaliteit wordt ernstiger bedreigd naarmate het drijfvuil of verontreiniging langer in het water blijft of zorgt voor een volledige afdekking van het wateroppervlak. Verder kan drijfvuil zich door stroming vaak op bepaalde plaatsen ophopen. Deze verzamelplaatsen moeten dan ook met enige regelmaat worden geschoond. Algemeen 1. schonen wateroppervlak op verzamelplaatsen van drijfvuil. Vuil afvoeren naar een stortplaats. De frequentie is afhankelijk van het vuilaanbod. 2. overig niet plantaardig drijfvuil waar deze geen belemmering vormt voor de doorstroming moet door de veroorzaker of door de gemeente, als beheerder van de openbare ruimte, worden verwijderd. 3. verwijdering dode vis en botulismeslachtoffers. 4. verwijderen niet toelaatbaar te verspreiden verontreinigingen. Afwijkinq/aanvulling op basis van IWBP-functies 5. verwijderen van kroos als dat langdurig het Gebieds- natuurwateroppervlak afdekt, in overleg met ecoloog gerichte gebieden en functies ecologische verbindings-
I
I
p ~ ~ - ~ e b i e zie d e natuurgebieden n ecologische aandachtsqebieden lagrarisch
stedelijk qebied Gebruiks- recreatiegerichte water functies zwemwater viswater vaarwater
I
zie natuurgebieden
lzie algemeen
I
zie algemeen
Toelichting 1. Extra vuil is te verwachten na perioden met veel stroming (storm en regen), bladval in de herfst en na maaibeurten. Daarop moet de frequentie op worden afgestemd. 2. De aanliggende eigenaar of gemeente is verantwoordelijk voor verwijdering van het drijfvuil dat van buiten de watergang afkomstig is zoals bijvoorbeeld takken en plastic zakken. Het verwijderen van grof vuil uit de watergangen is ook een verplichting van de eigenaar van het aanliggende perceel of de gemeente. Het waterschap haalt alleen grof vuil uit het water als dat noodzakelijk is voor het waterbeheer (doorstroming, verontreiniging enz.). 3. Verwijderen van dode vis en andere waterdieren in samenwerking met gemeenten. Dit is in feite een gemeentelijke taak. De gemeenten zorgen verder voor afvoer en destructie.
4. Niet toelaatbaar te verspreiden verontreinigingen moeten worden verwijderd. Wel toelaatbaar te verspreiden verontreinigingen kunnen met doorspoeling worden bestreden. 5. Kroos verwijderen is in de praktijk moeilijk realiseerbaar. Kroosverwijdering wordt voorlopig opgevoerd als incidentele kosten (verwijdering, afvoer en stortkosten). Criteria voor verwijdering uit het IWBP (bij meer dan 5O0/0 bedekking) zijn in de praktijk niet hanteerbaar
Aandachtspunten vanuit huidige praktijk Bestrijding blauwalg geeft extra kosten. Dit komt vooral voor op grotere wateren met weinig doorstroming zoals de Gaaskensplas en de Binnenmaas. Voor de Gaaskensplas wordt een opzet voor de bestrijding gemaakt. Afwijkingen van hoofdstrategie in de regio's De mate van vuilverwijdering varieert per regio, van alles eruit (GO) tot laten liggen voor gemeente zolang doorstroming voldoet. Aansluitina bii hoofdstrateaie: 2007/2008 Ontwikkelingen
Activiteiten/ kostendragers Algemeen onderdeel verwijderen vuil afvoer vuil storten vuil personeelsinzet O directie en daqelijks toezicht
eenheid aantal m3/m2 aantal m3, transportafstand ton uren alleen uren van de afdelingen B ( en O)
5
Onderhoudskosten in planperiode 2008-2012
I n bijlage [.., nog toe te voegen] staan de kosten geraamd voor de jaarlijks uit te voeren onderhoudswerkzaamheden. Voor de meejarenraming van het waterschap wordt 5 jaar vooruitgekeken tot 2012. Voor onderhoudswerkzaamheden met een langere cyclus zoals baggeren, vervanging beschoeiing en groot onderhoud/renovatie van niet peilregulerende kunstwerken wordt over de gehele cyclusduur vooruitgekeken tot 40 jaar. I n paragraaf 5.1 is de kostentabel (tabel 5.1) samengevat weergegeven voor 2007. Voor 2008 tot en met 2012 worden geen belangrijke kostenwijzigingen verwacht, zoals in paragraaf 5.2 is vermeld. Voor de onderhoudskosten is aangesloten bij de door het waterschap gehanteerde Beleids- en Beheerprocessen (BBP-structuur).
5.1 Onderhoudskosten 2007 beheerproduct
hoofdstrategie
gewoon onderhoud nat profiel gewoon onderhoud drooq profiel oeverbescherminq schonen wateroppervlak niet peilregulerende kunstwerken
onderhoud waterlopen
onderhoud kunstwerken passieve waterbeheersing verwijdering en verwerking van verspreid bare baggerspecie verwijdering en verwerking van niet-verspreidbare baggerspecie sanering van waterbodems Totaal onderhoud wateren
I
I
GO C* 1000 220
HWD
VP
IJS
* Totaal
310
129
I I
I
20 83
-l-
+ baggeren
baggeren
I
uren I
7570
1
Tabel 5.1 onderhoudskosten waterbeheer 200 I n tabel 5.1 zijn alleen de directe kosten en direct productieve uren genoemd, zonder doorberekeningen van ondersteunende diensten, kapitaallasten en personeelskosten. Veel van de werkzaamheden worden uitbesteed door middel beschreven bestekken. Vanaf 2007 gebeurt dat door open inschrijving. Dit kan leiden tot een gunstig financieel resultaat. 1n-de praktijk heeft dit in een aantal gevallen als nadeel dat alleen de omschrijving in het bestek wordt uitgevoerd en-niet het gewenste (maar moeilijk in een bestek aan te geven) kwaliteitsniveau wordt gehaald. Dit vergt extra aandacht bij de beschrijving van de resuItaatsverplichtingen in het bestek en behoeft extra aandacht bij het toezicht (toename toezichtsuren). Een duidelijke uitleg aan de aannemer voor aanvang van de werkzaamheden is daarbij een vereiste (uitvoering op aanwijzing van de directie). Dit is een ontwikkeling waar de komende jaren extra aandacht aan moet worden gegeven.
uren
5.2 gevolgen onderhoudstrategieën voor kosten beheer en onderhoud Het aansluiten van de huidige werkwijze op de hoofdstrategieën in dit plan heeft gevolgen voor de kosten voor beheer en onderhoud van de wateren. De extra kosten die hieronder aangegeven worden kunnen naar verwachting worden opgevangen in de bestaande begroting. Op de langere termijn zal door uitbreiding van het areaal en verandering van gebiedsfuncties de kosten wel toenemen. Dat gebeurt ook als de aanwezige beschoeiing over grotere lengte moet worden vervangen. Voor een deel wordt dat weer beperkt door de uitbreiding van natuurvriendelijke oevers. Ook is nog niet geheel duidelijk wie verantwoordelijk is voor het constructief onderhoud van bestaande duikers. Op basis van oude afspraken kan het waterschap nog verantwoordelijk zijn voor diverse duikers waarvan het waterbeheer niet direct de hoofdfunctie is. Ook hierdoor kunnen op de lange termijn extra (investerings)kosten ontstaan.
baggeren regio
huidige activiteit
afwijkende bagqercyclus VP HWD baggeren alle (kleinere) watergangen binnen een schouwvak, los van de VP bagqeraanwas baggert hoofdwatergangen bij een GO aanwas van 10 cm of meer HWD kennen geen siertuinenregeling GO hebben geen of afwijkende vaste Alle regeling voor de ontvangst van grote hoeveelheden HWD via Groenbeheer Hoeksche Waard betaalt het waterschap mee aan transport en opslag van bagger uit natuurgebieden op agrarische percelen baqqer over akkerranden heen zetten Alle baggeren grote wateren via aparte Alle projecten
Aansluiting bij hoofdstrateqie voorbereiden in 2008 vanaf 2007
Kosteneffect (- = besparinq) beperkt - (beperkt)
vanaf 2007
- (beperkt)
vanaf 2009 vanaf 2007
+ personeelsinzet * + (beperkt)
voorbereiden in 2008
- (beperkt)
vanaf 2010 vanaf 2007
+f
30.000 beperkt **
*Voor het uitvoeren van de siertuinregeling is depotruimte nodig. Dit betekent dat in de verschillende regio's één of meerdere baggerdepots moeten worden ingericht. Het gaat hierbij om bagger dat volgens het nieuw vast te stellen Besluit bodemkwaliteit geschikt is voor hergebruik binnen bepaalde kaders. De baggerdepots zijn dan ook alleen bedoeld om de bagger te laten ontwateren en te laten rijpen. Voor het realiseren van dergelijke baggerdepots zijn verschillende scenario's denkbaar. Gemeenten kunnen een grote rol spelen als bevoegde instantie voor het geven van brui kbare toepassingen voor hergebruik. Mogelijk dat in samenwerking met de gemeenten daarvoor doorgangdepots voor bagger kunnen worden ingericht. Voor de aankoop van grond en inrichting of uitbreiding van depots is een investeringsbedrag geraamd van f 600.000,OO. Het toepassen van de siertuinregeling moet kunnen worden terugverdiend uit de nog vast te stellen bijdrage van derden voor de afvoer en stort van de bagger waarvoor ontvangstplicht geldt. De uitvoering van de siertuinregeling vraagt vooral bij de invoering daarvan extra personele inzet voor voorlichting, het maken van afspraken, administratie en facturering.
** Grote wateren zitten niet in de huidige baggercyclus. Vaak hoeven deze wateren maar één keer per 30 a 40 jaar te worden gebaggerd. Momenteel worden deze wateren als investering, project of éénmalige budgetverhoging aangemeld. Door deze wateren in een meerjarenprogramma mee te nemen met het reguliere baggerwerk is meer sturing
mogelijk op basis van baggeraanwas. Hierin schuilt nog wel een groot kostenrisico van vervuilde baggerspecie die dan alsnog apart moet worden begroot. Door diverse maatregelen mag worden verwacht dat dat risico op termijn afneemt. De kosten kunnen verder worden gereduceerd door gebruik te maken van nabijgelegen depots. Dat moet met het nieuwe besluit bodemkwaliteit eenvoudiger t e realiseren zijn. Toekomstige ontwikkelingen regio ontwikkeling Alle
Alle
Kosteneffect (- = besparinq)
toename te onderhouden areaal door bijvoorbeeld waterbergingsprojecten, uitbreiden stedelijk gebied en dergelijke nieuwe natuurvriendelijker baggermethoden
+
+ (beperkt, invoering bij vergelijkbare kostprijs)
qewoon onderhoud nat profiel regio
huidige activiteit
HWD IJS
maaisel in taluds gelegd of opgehoopt door aanwezigheid gewassen op het land ontbreken siertuinregeling voor maaisel
Alle
Aansluiting bij hoofdstrateqie vanaf 2008
Kosteneffect ( - = besparinq) beperkt *
vanaf 2008
+ personeelsinzet (uitvoering tegen kostprijs) + € 20.000
vanaf 2010 maaisel over akkerranden heen zetten * Dit vergt een uitgebreide voorlichting aan betrokkenen. I n het begin neemt daardoor de benodigde personeelsinzet toe.
Alle
Toekomstiqe ontwikkelingen regio ontwikkeling Alle
Kosteneffect (- = besparinq)
toename t e onderhouden areaal door bijvoorbeeld waterbergingsprojecten, uitbreiden stedelijk gebied en derqelij ke
+
gewoon onderhoud droog profiel (taluds) regio
huidige activiteit
VP IJ HWD HWD
maaisel blijft op taluds leggen
Aansluiting bij hoofdstrategie vanaf 2008
Kosteneffect (- = besparinq) + € 500.000*
+ € 100.000** vanaf 2008 onderhoud droge oever ligt bij aangelanden * Voor dijk- en wegsloten geldt voor de bermen een vrijstelling van de ontvangstplicht. Het is praktisch niet mogelijk het maaisel van de taluds van de dijk- en wegzijde op de landzijde van de watergang te deponeren. Dat maaisel moet nadat het op de kant is gezet worden afgevoerd en gestort. Het gaat hier om circa 1.675 k m dijk- en wegsloot. De extra kosten daarvan bedragen circa € 500.000ljaar.
** Het gaat hier om circa 1200 k m watergang. De extra kosten voor het maaien van de taluds bedragen circa f 100.000/jaar.
Toekomstige ontwikkelingen
I Kosteneffect
1 regio I ontwikkeling
1
(- = besparinq)
+
1 Alle ( afname bereikbaarheid beschermingsstroken Dit geldt ook maaiwerk van het natte profiel en baggeren. De gemiddelde kosten voor onderhoud liggen op IJsselmonde bijvoorbeeld al een stuk hoger dan bij de andere regio's. De kosten nemen echter langzaam toe. niet peilregulerende kunstwerken (duikers) regio
huidige activiteit
Aansluiting bij hoofdstrateqie vanaf 2007
+ beperkt buiten de baggercyclus niet baggeren van duikers vanaf 2008 HWD onderhoud duikers in hwg2 door aangelanden *Het gaat om circa 6 k m duikers per schouwvak. De extra kosten voor het doorspuiten daarvan bedragen circa € 40.000/jaar.
Alle
Toekomstiqe ontwikkelinqen regio ontwikkeling
I
Kosteneffect (- = besparinq)
+
herstellen of vervangen duikers Alle Wordt nu vaak als aparte post opgevoerd wanneer dat nodig is. Dit moet in een meerjarenschema inzichtelijk worden gemaakt. Een extra kostenrisico bestaat als duikers zonder hoofdfunctie voor het waterbeheerfunctie toch constructief door het waterschap moeten worden onderhouden.
oeverbescherming Toekomstiqe ontwikkelinqen regio ontwikkeling Alle Alle Alle
zoveel mogelijk eenduidige typen oeververdediging toe passen toename lengte te onderhouden natuurvriendelijke I oever I structureel onderhoud beschoeiinqen
schonen wateroppervlak
I regio I activiteit Alle
de mate van vuilverwijdering varieert per regio, van alles eruit (GO) tot laten liggen voor gemeente zolang doorstroming voldoet.
Kosteneffect (- = besparing) beperkt
+ I+
I Aansluiting bij I Kosteneffect hoofdstrateqie vanaf 2007/2008
(- = besparing) beperkt
-
6
Doorkijk tijdens en na planperiode
Naast de ontwikkelingen die in paragraaf 5.2 zijn vermeld kunnen ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk leiden tot aanpassing van het meerjarenonderhoudsplan. Deze staan hieronder vermeld. Profecten intearaal waterbeheer Projecten van integraal waterbeheer zijn er op gericht om het watersysteem te verbeteren voor zowel kwaliteit als kwantiteit, waarbij rekening wordt gehouden met verwante belangen als grondwater, flora en fauna. Op dit moment zijn er circa 300 projecten (groot en klein) in voorbereiding of uitvoering. De projecten bestaan uit: - proefprojecten; - gebiedsgerichte maatregelen; - vermindering belasting oppervlaktewater met voedingsstoffen; - visstandbeheer. Naast de verbetering in het watersysteem die wordt bereikt door het realiseren van de projecten moet die verbetering ook in stand worden gehouden. Dat kan worden bereikt door in de voorbereiding al afspraken over onderhoud vast te leggen en kosten daarvan op te nemen in het Meerjarenonderhoudsplan. Bij projecten die bij derden in onderhoud komen verdient het aanbeveling om de afdeling beheer en onderhoud bij deze plannen te betrekken, waar het waterschap de onderhoudsplichtige wordt is dat een vereiste. Binnen Hollandse Delta is het project 'Duurzaam Beheer en Onderhoud' gestart waarin inzicht moet worden gekregen op het beheer en onderhoud van waterbergingsprojecten met daarbij een overzicht van de financiële consequenties voor het hebben en in stand houden van de waterberging inclusief de natuurvriendelijke oevers. Dit geldt voor zowel de nieuwe projecten alsmede de reeds aangelegde projecten. Dit sluit aan op de doelstelling van het Meerjarenonderhoudsplan. Afs~rakenin stedeliik gebied I n het stedelijk gebied worden de hoofdwatergangen door het waterschap en de overige watergangen door de gemeente en particulieren onderhouden. Uit oogpunt van maatschappelijk laagste kosten dient nagegaan te worden of het onderhoud van alle watergangen in het stedelijk gebied het beste bij één partij kan worden gelegd. Dat geldt ook voor de taakverdeling tussen gemeente en waterschap over het baggerwerk en de baggerverwerking voor alle watergangen in het stedelijk gebied. Daarbij kan een gedeelte van de kosten (afvoer en verwerking van bagger en maaisel) nog steeds voor rekening van de gemeente komen. Overdracht van onderhoudsverplichtingen aan het waterschap gebeurt slechts als de wateren in goede staat verkeren of zijn gebracht. Dat betekent dat er geen baggerachterstand is, het oevergewas voldoende bescherming biedt tegen erosie en de beschoeiing niet binnen 5 jaar aan vervanging toe is. Constructies van niet peilregulerende kunstwerken komen vanuit de waterbeheertaak niet in onderhoud bij Hollandse Delta. Kaderrichtliin water Zoals al genoemd in hoofdstuk 2 kunnen maatregelen vanuit de KRW worden voorgeschreven die verplicht zullen worden gesteld. Dit kan gevolgen hebben voor de wijze van onderhoud.