Agenda
Raadscommissie Wonen & Economie Tijd: Plaats: Telefoon:
Dinsdag 17 april 2012 om 20.00 uur Gemeentehuis, Markt 1, Deurne (commissiekamer) 0493 – 387238 (tijdens vergadering)
Voorzitter: Griffier:
mevrouw I.M.H. van Laarhoven de heer R.J.C.M. Rutten
20:00 uur
1.
Opening en vaststelling agenda
20:02 uur
2.
Vaststelling van de advieslijsten van de vergaderingen van 12 en 13 maart 2012 De concept-advieslijsten zijn bijgevoegd.
20:05 uur
3.
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening Behandelwijze: B. Het raadsvoorstel en concept-besluit zijn bijgevoegd. Portefeuillehouder: H.P.A. Kerkers. (326849)
20:35 uur
Korte pauze
20:40 uur
4.
21:10 uur
Korte pauze
21:15 uur
5.
21:45 uur
Korte pauze
21:50 uur
6.
22:20 uur
7. Mededelingen vanuit het college
22:30 uur
Afsluiting
Bestemmingsplan De Rijtse Vennen, 1e herziening Behandelwijze: B. Het raadsvoorstel, concept-besluit en de nota van zienswijzen zijn bijgevoegd. Portefeuillehouder: H.P.A. Kerkers. (326650)
Subsidieaanvraag Stop de Stank Behandelwijze: B. Het raadsvoorstel en concept-besluit zijn bijgevoegd. Portefeuillehouder: H.P.A. Kerkers. (326580)
Milieuprogramma 2012 Behandelwijze: B. Het raadsvoorstel en concept-besluit zijn bijgevoegd. Portefeuillehouder: H.P.A. Kerkers. (326632)
Namens het presidium, De griffier,
(R.J.C.M. Rutten) Overeenkomstig het door het presidium d.d. 18 september 2006 vastgestelde Protocol afhandeling agendapunten in raadscommissies, worden er drie soorten van beraad onderscheiden: A. Opiniërend beraad B. Beraad ter voorbereiding op besluitvorming door de gemeenteraad C. Een mengvorm van A en B
1
Advieslijst van de vergadering van de raadscommissie Wonen & Economie Plaats:
Aanwezig:
Gemeentehuis Deurne
Datum:
12 maart 2012
Tijd:
20:00 uur
H. van Someren, voorzitter; R. Rutten, griffier; M. Dankers, P. van der Horst, M. Lintermans, J. Adriaans, J. van der Zwaan, L. Cuijpers, W. Tielemans, , M. Lukassen en R. Berkers, leden
Verder zijn aanwezig: H. Kerkers, portefeuillehouder; J.W. Bonenkamp en H. van den Berg (adviseur)
Nr. 1. 2.
Onderwerp Opening en vaststelling van de agenda Mondelinge toelichting stand van zaken MOB-complex
Omschrijving
Commissieadvies De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
In de commissie is een mondelinge toelichting op de stand van zaken MOB-complex gegeven.
De commissie heeft kennisgenomen van de mondelinge toelichting stand van zaken MOB-complex. In het presidium zal bezien worden op welke wijze hieraan een vervolg wordt gegeven. Een handout van de presentatie is als bijlage aan de advieslijst toegevoegd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 april 2012. De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(I.M.H. van Laarhoven)
Advieslijst W&E 120312.doc 1 van 1
Stand van zaken MOB‐complex
Agenda Historie en kaders Hoofdpunten grijs/blauw/groen Vergelijking situatie 2006 – 2012 Financiële consequenties Kansen en risico’s Vooruitblik Communicatie
Historie en kaders Medio 1999
start onderhandeling Domeinen MOB
Medio 2004
start ontwikkelingstraject Spoorzone
17 juli 2006
overeenkomst op hoofdlijnen Van Vijfeijken
16 januari 2007
intentieovereenkomst Driessen MOB compl.
2 oktober 2007
vaststelling BP bedrijventerrein H’singel
20 februari 2008
vaststelling convenant Helmond – Deurne
12 februari 2010
levering MOB complex RVOB – Deurne
4 augustus 2010
levering MOB complex fase 1 Driessen
Medio 2010
portefeuillewisseling MOB dossier
21 oktober 2011
levering MOB complex fase 2 Driessen
23 december 2011
instemming TISA – Helmond ‐ Deurne
Overeenkomsten Oude overeenkomsten • Koopovereenkomst Crapeaud (Driessen) en Deurne Convenant Deurne – Helmond Overeenkomst Deurne – van Vijfeijken
Nieuwe overeenkomsten Realisatieovereenkomst Helmond – Deurne – TISA Vastgesteld behoudens artikel bijdrage Helmond Realisatieovereenkomst Van Vijfeijken – Deurne Loopt naar afronding
Verkeer: ontsluiting fase TISA Deurne legt voor haar kosten aansluiting aan Uiterlijk 1 april 2013 gereed (inspanningsverplichting) Aansluiting gaat ten koste van gedeelte van groenstrook TISA draagt om niet 2.800 m2 over in eigendom en beheer Voor vervallen groen compenseert Deurne binnen GPV Voor aansluiting DVM Helmond max. €75.000,‐‐ beschikbaar
Verkeer: ontsluiting fase GPV Definitieve situatie indien aansluiting GPV
Helmond en gemeente trekken samen op
Kostenverdeling 50/50 op basis van huidige kengetallen
Deurne kan eerder gemaakte kosten inbrengen
Verkeer: ontsluiting fase bouw Deurne legt voor haar kosten bouwaansluiting aan
Bouwaansluiting is geprojecteerd over terrein Provincie
Bouwaansluiting gereed uiterlijk 1 januari 2012
Zo niet dan tijdelijk indien nodig verkeersregelaars
Bouwaansluiting ook bruikbaar voor bouwfase aansluiting
Groenzoom Deurne legt voor haar rekening groenzoom aan (compensatie)
TISA verplicht zich dit in stand te houden (kettingbeding met boeteclausule)
Eerste 10 jaar beheert en onderhoudt Deurne
Berging van regenwater TISA legt voor haar rekening infiltratiebuffers aan
Buffers zijn groter dan conform maatstaven noodzakelijk
Boscompensatie door Deurne binnen GPV
Riolering Deurne legt persleiding aan
Resultaatsverplichting uiterlijk 1 november 2012 gereed
Akkoord met Helmond over tracé en ontvangstpunt
Parkeren en routing Inrichting conform inrichtingsplan door TISA
P‐norm 0,7 per 100 m2 bvo in plaats van 1,0 per 100 m2 bvo
Gemeente neemt initiatief tot uitvoeren bestemmingsplanwijziging
Indien niet voor 1 augustus 2012 definitief dan overleg
Vergelijking situatie 2006 ‐ 2012 Aspect
Situatie 2006
Situatie 2012
Infrastructuur
2 bestaande kruisingen, 1 nieuwe rotonde
2 vernieuwde met VRI geregelde kruisingen
Groen
Geen afspraken over kwaliteit Hoogwaardige kwaliteit groenzoom groenzoom geborgd
Betaling gronden
Gronden gefaseerd betaald door Driessen
Gronden ineens betaald door Driessen: rentewinst Deurne
Schoon Brabant
Geen koppeling met Schoon Brabant
Groen/blauwe projecten deels gefinancierd vanuit Provincie
Werkgel.heid
Geen aanvullende werkgelegenheid
Door komst EDCO ong. 200 arbeidsplaatsen extra
Effecten van realisatie Door aanleg infra komen middelen vrij voor projecten Schoon Brabant Uitbreiden EVZ Aanleg wandel‐ en fietspaden Omvormen bosgebied
Verkeersveiligheid N270 neemt op korte termijn sterk toe Werkgelegenheid EDCO Mogelijke samenwerking ATLANT groep
Financiële consequenties Kosten (1) NG 2011‐2020
Inzicht 30‐01‐2012
Verwerving
€ 4.680.000
€ 4.680.000
Sloop
€ 99.500
€ 90.000
Sanering
€ 32.000
€ 32.000
Riolering
€ 300.000
€ 300.000
Kruisingen
€ 1.900.000
€ 1.900.000 ‐ € 3.000.000
Financiële consequenties Kosten (2) NG 2011‐2020
Inzicht 30‐01‐2012
Groencompensatie
€ 270.000
€ 72.000
Planontwikkeling
€ 636.000
€ 766.000
Overige Kosten
€ 47.000
€ 47.000
Rentelasten
€ 1.463.500
€ 803.000*
Totale kosten
€ 9.429.000
€ 8.666.000 ‐ € 9.766.000
* Rentelast blijft afhankelijk van moment inkomsten/uitgave
Financiële consequenties Opbrengsten NG 2011‐2020 30‐01‐2012 Industriegrond
€ 9.871.000
€ 9.215.000
Sloopvergoeding
€ 97.500
€ 87.500
Bijdrage v. Vijfeijken € 190.000
€ 180.000
Bijdrage Helmond
€ 500.000
€ 0 ‐ € 600.000*
Bijdrage Provincie
€ 1.000.000
€ 0 ‐ € 1.500.000*
Totale opbrengsten
€ 11.658.500
€ 9.483.000 ‐ € 11.583.000
* Afhankelijk van gerealiseerde kosten
Verkoop industriegrond De industriegrond volledig betaald in 2011 (huidige inzichten) in plaats van gefaseerd in de periode 2011‐2015: Verkoopprijs is verlaagd met circa € 650.000,‐ Financieel voordeel van circa € 60.000,‐ voor de gemeente, vanwege het rente‐effect Positief effect op de boekwaarde Inkomsten zijn zeker gesteld Geen risico op vertraging van kosten en daarmee inkomsten
Financiële resultaat Resultaat bandbreedte 29‐2‐2012 Nota Grex 2011‐2020
€ 1.800.000 winst
Negatief scenario
€ 250.000 verlies
Positief scenario
€ 2.600.000 winst
Meest waarschijnlijk scenario
€ 750.000 winst
Meest waarschijnlijke scenario ‐ Helmond draagt 0,5 miljoen bij i.h.k.v. GPV ‐ Provincie op dit moment geen bijdrage ‐ Realisatie infra 2,5 miljoen i.p.v. 3 miljoen
Kansen Risico‐, ontwerp‐ en aanbestedingsvoordeel
Risicoreservering bedraagt momenteel € 300.000,‐‐ Gebruik maken van bestaande rijbaan Voldoende is goed genoeg Gebruik maken van huidige marktsituatie Maximaal voordeel € 800.000,‐‐ (risicoreservering ongewijzigd) Waarschijnlijk voordeel € 500.000,‐‐ (ris.res. ongewijzigd)
Bijdrage Helmond
Bijdrage afhankelijk van doorgang GPV Hoogte bijdrage afhankelijk van ontwerpkeuze Deurne Hoge investering Deurne = hoge bijdrage Helmond Als GPV doorgaat dan minimale bijdrage € 200.000,‐‐ Als GPV doorgaat dan maximale bijdrage € 600.000,‐‐
Kansen Geen DVM noodzakelijk Nadere studie en afstemming noodzakelijk Indien niet nodig vervalt voorziening van € 75.000,‐‐
Cofinanciering SRE Bijdrage in kader van MJUP In mei 2012 meer duidelijkheid Kans en hoogte bijdrage niet duidelijk
Bijdrage Provincie Noord‐Brabant Provincie hanteert op dit moment veroorzakersprincipe Indien potentheorie: 50 % bijdrage Op basis van worst case scenario dus maximaal € 1.500.000,‐‐
Risico’s Maatregelen vervoersmanagement (DVM) Nader overleg over kostenverdeling bij kosten maatregelen > € 75.000,‐‐ Aansluiting riolering Globale raming Indien niet voor 1 november 2012 gerealiseerd dan tijdelijke maatregelen Herziening bestemmingsplan parkeernorm Buiten grondexploitatie is € 640.000 aan leges betaald Tegen de vaststelling van dit bedrag is beroep aangetekend
En nu verder: 5 speerpunten Aanleg bouwontsluiting
1 januari 2012
Aanleg persleiding
1 november 2012
Aanleg aansluiting TISA
1 april 2013
Aanleg aansluiting Van Vijfeijken
1 juni 2013 (voorl.)
Aanleg groenstrook en boscompensatie 1 januari 2014/2021
Communicatie Juni 2011
Ter inzage legging complete informatie
1 juli 2011
RIB beroep Helmond bouwvergunning
19 augustus 2011
RIB uitspraak Rechtbank beroep Helmond
27 oktober 2011
RIB juridische levering MOB complex
November 2011
Nota grondexploitatie inclusief risico’s
December 2011
Fractievoorzitters geïnformeerd
30 januari 2012
Rekeningcommissie
2 februari 2012
RIB voortgang uitvoering
12 maart 2012
Informeren Commissie Wonen en Economie
Advieslijst van de vergadering van de raadscommissie Wonen & Economie Plaats:
Aanwezig:
Gemeentehuis Deurne
Datum:
13 maart 2012
Tijd:
20:00 uur
M. Dankers, voorzitter; C. Hendriks, griffier; W. Gerlings, M. Lukassen, J. Magnée, R. Manders, W. van Rooij, W. Verhees, H. van den Eijnden‐Aarts, M. Biemans, B. Schrama, J. Adriaans, J. van der Zwaan, E. van Kampen, leden
Verder zijn aanwezig: H. Kerkers, portefeuillehouder, N. Lemlijn (portefeuillehouder, agendapunt 3), K. Duimelinks (agendapunt 4), H. Smit (adviseur, agendapunt 5), Ch. Gielen (OVD, agendapunt 3), H. Raaijmakers (ZLTO, agendapunt 3) Nr. Onderwerp Omschrijving Commissieadvies 1. Opening en vaststelling van de De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. agenda 2. Besluitenlijst Vaststelling van de besluitenlijst van de vergadering van 24 De besluitenlijst wordt ongewijzigd vastgesteld. januari 2012 3. VAB‐beleid Als vervolg op de behandeling van dit thema in de commissie De onderscheidene fracties geven uitgebreid hun visie op de (nr. 18 / 320587) van 13 september 2011 een discussie voeren over het VAB‐ discussienota zonder dat daaruit een eenduidig beeld naar voren komt. beleid ter voorbereiding van de herziening van dit beleid. Toezeggingen: ‐ Het proces om te komen tot de 3e reparatieherziening van het BP Buitengebied zal via een raadsinformatiebrief wor‐ den gecommuniceerd. ‐ Er zal een klankbordgroep worden ingesteld waarin met ZLTO, OVD, DIC, VVV en dorps‐ en wijkraden kan worden gediscussieerd over plattelandsvernieuwing in het kader van de 3e herziening van het BP Buitengebied. De commissie constateert dat de woonvisie erg abstract is en 4. Reactie op de Regionale Woon‐ Naar aanleiding van de concept Regionale Woonvisie d.d. 16 dat er onduidelijkheid is over de demografische gegevens. visie januari 2012 aan het Dagelijks Bestuur van het SRE aan te (nr 16 / 317836) geven dat ingestemd wordt met de drie thema's als benoemd Men twijfelt aan de toegevoegde waarde. De commissie kan instemmen met de reactie op de visie en in de regionale woonvisie en dat deze thema's voor de ge‐ meente Deurne herkenbaar en relevant zijn. Daarbij aan te adviseert aan de reactie toe te voegen dat de kosten van uit‐ Advieslijst W&E 120313.doc 1 van 4
geven dat de hoofdlijnen van de visie en de uitgangspunten per thema worden onderschreven met een aantal opmerkin‐ gen (aangegeven in het conceptbesluit).
voering van de actielijst voor rekening komen van de SRE‐ budgetten. Het voorstel kan geagendeerd worden voor de raad, op ver‐ zoek van Progressief Akkoord echter niet met stip. Advisering per fractie: DOE! De kosten die gemoeid zijn met uitvoering van de actielijst dienen voor rekening te komen van SRE‐ budgetten. CDA Men pleit voor nadruk op kleine kavels voor star‐ ters en voor herbezinning op de problematiek van dure woningen. DeurneNU Men pleit ervoor mogelijkheden die zich voor‐ doen daadwerkelijk te benutten. VVD Men verzoekt om uitbreiding van de visie met aandacht voor aanpassing van de visie aan de wij‐ zigende bevolkingssamenstelling en voor starters. Daarnaast wijst men op mogelijkheden op ken‐ niswerkers te huisvesten in dure woningen. PvdA Op het gebied van wonen stelt SRE nog maar weinig voor en daarom moet men zich vooral richten op de plaatselijke situatie. Prog. Akk. Er is te weinig sprake van concrete ambities, on‐ der andere bij huisvesting van expats in Deurne en bij duurzaamheidsdoelstellingen. Reactie college: De visie bevat alleen zaken waarbij een regionale aanpak voordelen biedt: verduurzaming van de woningvoorraad, huis‐ vesting lage‐lonen‐arbeidsmigranten. Bij de lokale woonvisie komen zaken aan de orde als starters en de problematiek van te dure woningen. Men stemt in met de voorgestelde toevoeging inzake de kos‐ ten van uitvoering van de actielijst. Toezegging: Bij de lokale woonvisie komen zaken aan de orde als starters, de problematiek van te dure woningen (voor de zomervakan‐ tie). Advieslijst W&E 120313.doc 2 van 4
5.
Bestemmingsplan Stationsstraat ‐ Haspelweg (nr. 17 / 318755)
1.
2.
3.
4.
in te stemmen met de antwoorden op de zienswijzen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 'Nota van Zienswijzen Ontwerp‐bestemmingsplan Stati‐ onsstraat‐Haspelweg gemeente Deurne'; geen exploitatieplan, zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening, vast te stellen, omdat het verhaal van kosten anderszins is verzekerd; de toelichting, regels en de plankaart/verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan "Stationsstraat‐ Haspelweg" te wijzigen zoals voorgesteld in het bij dit be‐ sluit behorende voorstel van burgemeester en wethou‐ ders van 31 januari 2012; het bestemmingsplan "Stationsstraat‐Haspelweg" vast te stellen met in begrip van de onder 3. bedoelde wijzigin‐ gen van de toelichting, regels en de plankaart/ verbeel‐ ding;
De commissie adviseert het voorstel, aangevuld met de be‐ antwoording van door de fracties gestelde vragen, met een overzicht van de verschillen tussen het vigerende en het nieu‐ we plan en met een historisch overzicht, opnieuw te agende‐ ren voor de commissie voordat aan de raad wordt voorgelegd. Advisering per fractie: DOE! Er dient te worden aangegeven waar de verschil‐ len zitten tussen het oude en het nieuwe plan. Men twijfelt aan het conserverende karakter van het plan. Bovendien is er veel onduidelijkheid over een aantal zaken. CDA Men stemt ermee in dat via een conserverend plan de bestaande mogelijkheden in stand blijven. Afspraken dienen te worden nagekomen. DeurneNU Het gaat om een onduidelijk en ingewikkeld plan en men betwijfelt of het plan conserverend is en alle mogelijkheden in stand blijven. Het gaat om een slecht leesbaar plan. Men heeft VVD over het plan en de ontwikkelingen er omheen een aantal vragen. PvdA Door de aanwezigheid van diverse vergunningen is de juridische situatie volkomen onduidelijk. Men vreest dat het voorliggende zal leiden tot veel procedures en hoge kosten voor zowel de betrokkenen als de burger in zijn algemeenheid.. Prog. Akk. Gezien de vele vragen dient na beantwoording daarvan het plan opnieuw aan de commissie te worden voorgelegd. Reactie college: Vanwege de verplichting bestemmingsplannen te actualiseren, is een conserverend plan voorgelegd waarbij zo goed mogelijk wordt uitgegaan van de bestaande situatie. De gevraagde informatie wordt verstrekt en daarbij zullen de vragen schriftelijk worden beantwoord, zodat daarna de dis‐ cussie in de commissie kan worden afgerond.
Advieslijst W&E 120313.doc 3 van 4
6.
Mededelingen vanuit het college
De portefeuillehouder doet mededelingen over ontwikkelin‐ gen op het gebied van de Regionale Uitvoeringsdiensten. Het is de bedoeling om voor de zomervakantie een voorstel dien‐ aangaande voor te leggen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 april 2012. De griffier, De voorzitter, (R.J.C.M. Rutten) (I.M.H. van Laarhoven)
Advieslijst W&E 120313.doc 4 van 4
Afdeling Deurne
1. Inleiding Vanuit de stad, vanuit burgers en consumenten is er een grote latente vraag naar diensten en producten van het agrarische platteland. Er zijn diverse ondernemers – huidige leden, familieleden en potentiële leden - in de groene ruimte die nieuwe activiteiten hebben of willen ontplooien. Met de strategische herijking heeft de ZLTO dit inzicht al vorm gegeven: “ZLTO is een organisatie van en voor professionele ondernemers in de groene ruimte”. Maar, welke activiteiten passen nu binnen deze strategie en waar? Het is niet enkel een kwestie van vraag en dus aanbod. We moeten rekening houden met wie we willen zijn en wat we willen uitdragen naar alle stakeholders. Kortom, maatschappelijk verantwoord ondernemen waarbij we sociale, economische en ecologische duurzaamheid als norm van handelen nemen. In de praktijk zien we dat gemeenten worstelen met de vraag wat wel en niet toe te staan en onder welke voorwaarden. Gemeenten handhaven vaak niet of nauwelijks. Dit gegeven zorgt ervoor dat er krampachtig wordt omgegaan met het toelaten van nieuwe activiteiten die vanuit maatschappelijk én ondernemersoogpunt gewenst zijn. Wij willen niet de ogen sluiten voor deze behoeften en hier op een praktische manier invulling aan geven. Dit betekent niet dat alle activiteiten gewenst zijn, want sommige activiteiten kunnen ongewenste gevolgen hebben voor huidige of toekomstige (agrarische en nieuwe economische) activiteiten. Met deze visie kunt u richting geven aan de dialoog met huidige en nieuwe ondernemers en met gemeenten die bijvoorbeeld hun bestemmingsplan buitengebied herzien. De visie geeft duidelijkheid op de vraag welke activiteiten waar in de groene ruimte maatschappelijk en ruimtelijk aanvaardbaar zouden moeten zijn en welke niet. Het biedt geen dichtgetimmerd voorstel. Met een veranderende markt en omgeving en gebiedsspecifieke eigenschappen moet maatwerk en dus ontwikkelingsplanologie mogelijk zijn. 2. Ontwikkelingen en knelpunten Stijgende marktvraag Er is een groeiende belangstelling voor diensten en producten uit de groene ruimte. Mensen willen graag de rust en ruimte beleven. Er is een drang naar authenticiteit, schoonheid, beleving en spanning. Dit kan door middel van intensieve of extensieve recreatie, vormen van zorgverlening of leren (werken) in een groene omgeving. Vooral rondom de grotere steden en dorpen zijn deze behoeften groot. In de praktijk zijn de initiatieven voor verbrede landbouw en nieuwe activiteiten kleinschalig en vaak aanbodgedreven. Vraaggericht ondernemen en produceren vraagt om (ruimte voor) innovatie. Vervolgens is het van belang dat deze innovatieve ideeën ook tot uitvoering kunnen worden gebracht. De (planologische) regelgeving is vaak niet toegesneden op de actuele ontwikkelingen en biedt onvoldoende flexibiliteit. Ook ten aanzien van bedrijfsgrootte is de ruimtelijke ordening vaak de bottleneck.
Kenmerk Z.08.0005
Verbeteren ruimtelijke kwaliteit hoog op de agenda Het beleid van de overheden is sterk gericht op de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische (landschap)waarden. Ruimtelijke kwaliteit is daarom één van de aspecten die sturend is voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Ook probeert de overheid de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren doormiddel van bijvoorbeeld sloopsubsidies, verplaatsingsregelingen en hergebruik van agrarische bouwblokken binnen deze context. Vaak zijn activiteiten die nodig zijn voor een economisch haalbare exploitatie ruimtelijkjuridisch gezien niet mogelijk. Zo moeten activiteiten op bepaalde locaties een functionele koppeling hebben met een agrarisch bedrijf, zijn er beperkingen ten aanzien van schaalgrootte of zijn er voorwaarden van sloop van ‘overtollige’ bebouwing. Als een ondernemer niet de ruimte krijgt om nieuwe (verbredings) activiteiten professioneel aan te pakken zullen zijn verdiensten ook zodanig zijn dat hij aanvullende investeringen in ruimtelijke kwaliteit niet zal maken. Een economisch sterk en onderscheidend bedrijf kan dus bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Oplossing van knelpunten Door een ruimer (in functie, schaalgrootte en locatie) en flexibeler ruimtelijk beleid kan een win-win situatie ontstaan. Enerzijds kunnen ondernemers hierdoor professioneel inspelen op (nieuwe) kansen in de markt en maatschappelijke behoeften en anderzijds ontstaat hierdoor een economisch vitaal platteland met meer investeringskracht in het buitengebied ten behoeve van de verbetering van de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Een ruimer en flexibeler beleid kan niet overal. Er zal sprake moeten zijn van een integrale benadering met een goede balans tussen sociale, economische en ecologische waarden. Bij ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe economische activiteiten moet dus aandacht zijn voor ruimtelijke en ecologische kwaliteiten en voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de huidige agrarische ondernemers. 3. Visie op ruimtelijk beleid Activiteiten moeten een relatie hebben met de groene ruimte De ZLTO is een organisatie van en voor ondernemers in de groene ruimte. Onze (potentiële) leden zijn ondernemers die de groene ruimte gebruiken om een meerwaarde te geven aan haar product of dienst. De ZLTO is van mening dat activiteiten die een relatie hebben met de groene ruimte moeten worden toegestaan in het buitengebied. Op het moment dat er sprake is van een functionele relatie met een agrarisch bedrijf kunnen we sowieso altijd spreken van een relatie met de groene ruimte. In het huidige beleid wordt deze vorm ‘verbrede landbouw’ genoemd. Een functionele relatie houdt in dat de activiteit niet kan bestaan bij afwezigheid van het agrarische bedrijf.
2
Kenmerk Z.08.0005
Een activiteit kan echter ook een relatie hebben met de groene ruimte als er geen sprake is van een agrarisch bedrijf of waneer het agrarische bedrijf niet de hoofdactiviteit is. Bij de afweging of een activiteit kan worden toegestaan en tot welke maatvoering is het dus ruimtelijk gezien niet altijd relevant dat er sprake is van een agrarisch bedrijf of dat een agrarisch bedrijf wel of niet de hoofdactiviteit is. Het is ruimtelijk wel relevant dat een activiteit een relatie heeft met de groene ruimte. Dit betekent dat transportbedrijven of bouwbedrijven hier niet thuishoren. Deze bedrijven maken functioneel gebruik van de beschikbare ruimte (niet de groene ruimte). Ook is het ruimtelijk relevant dat de activiteit qua uitstraling, ontwerp, beplanting en gebruik materiaal past in de omgeving. Het op voorhand stellen van voorwaarden over te slopen oppervlakten of andere vormen van verevening zijn dan niet nodig en zelfs ongewenst (als het past, dan past het). Onderscheid in twee categorieën ‘groene’ activiteiten We kunnen activiteiten die een relatie hebben met de groene ruimte onderverdelen in twee categorieën: Bedrijvigheid die de groene ruimte functioneel gebruikt De activiteiten zijn functioneel verbonden aan de groene ruimte. Dit houdt in dat de activiteit moeilijk ergens anders kan bestaan omdat de groene omgeving de Kritische SuccesFactor is. Hierbij kan je denken aan bepaalde vormen van zorgverlening (zorgboerderijen en agrarische kinderdagverblijven) of recreatie (bed & breakfast, camping en theetuin). Niet alle vormen van zorg of recreatie, zoals beautyfarms en binnenspeeltuinen, kennen een functionele relatie met de groene ruimte. Bedrijvigheid die de groene ruimte als decor gebruikt De activiteiten zijn niet functioneel verbonden aan de groene ruimte. De omgeving geeft haar wel een positief imago of uitstraling. Hierbij kan je denken aan conferentieoorden, bepaalde vormen van kunstateliers, beautyfarms of binnenspeeltuinen. Locaties moeten geschikt zijn Er zal altijd een balans moeten zijn tussen economische, ecologische en sociaal-culturele belangen en kwaliteiten. Al naargelang de consumenten- en maatschappelijke behoeften kan het ene belang prevaleren boven het andere. De belangen bepalen welke vormen bedrijvigheid zijn toegestaan. In landbouw- en tuinbouwontwikkelingsgebieden prevaleert het belang van de land- en tuinbouw. Hier zal ontwikkelingsruimte moeten blijven voor de land- en tuinbouwbedrijven en ruimte voor te verplaatsen bedrijven uit kwetsbare gebieden. In deze gebieden worden geen nieuwe activiteiten toegestaan, tenzij deze activiteiten een onlosmakelijke relatie hebben met het agrarische bedrijf. Dit betekent dat de activiteit feitelijk niet eens zou kunnen bestaan zonder agrarisch bedrijf zoals huisverkoop van eigen geproduceerde producten. De meeste zorg’boerderijen’ zijn zodanig van bedrijfsopzet dat zij bijvoorbeeld niet aan dit criterium kunnen voldoen.
3
Kenmerk Z.08.0005
In alle gebieden buiten de landbouw- en tuinbouwontwikkelingsgebieden (en dus ook rondom steden en dorpen) kan bedrijvigheid die functioneel verbonden is aan de groene ruimte bestaan, mits de landschappelijke kwaliteiten niet worden aangetast en/of de ontwikkelingsruimte van huidige agrarische bedrijven wordt beperkt. Rondom natuurgebieden prevaleert het belang van de bioloog. Hier moet biodiversiteit en natuurkwaliteit worden beschermd. Hier kan bedrijvigheid die functioneel verbonden is aan de groene ruimte bestaan, mits de biodiversiteit- en natuurbelangen niet worden aangetast. Naast deze voorwaarde geldt in deze gebieden ook de bovengenoemde voorwaarde, dat de landschappelijke kwaliteiten niet mogen worden aangetast. In zones rondom stads- en dorpskernen prevaleert het belang van de consument en burger. In en rondom dorpskernen is er behoefte aan voldoende voorzieningen en economische dynamiek en burgers en consumenten van stadskernen hebben behoefte aan een goed woon- en leefklimaat en toegankelijkheid en beleving van het platteland (rust, ruimte, genieten, gezondheid, identiteit en zorg). Afhankelijk van de specifieke maatschappelijke behoeften, gebieds- en bebouwingseigenschappen, economische dynamiek en de uitstraling van de stad of dorp kan bedrijvigheid die de groene ruimte als decor gebruikt worden toegestaan. Hier is sprake van maatwerk. Conclusie Onder een vrijkomende agrarische bebouwing wordt verstaan gebouwen met een agrarische bestemming, voorheen agrarisch bedrijf. Kernrandzone Vrijkomende agrarische bebouwing in de kernrandzone dient ruime mogelijkheden te krijgen zoals o.a. dagrecreatie, overnachtingen, maar ook ambachtelijke activiteiten. Te denken valt aan een bouwblokgrootte van maximaal 5.000 m2 en een gebouwoppervlak van 500 m2. Activiteiten moeten inpandig plaatsvinden om verrommeling te voorkomen en verplicht landschappelijk worden ingepast. Verweving – extensivering Vrijkomende agrarische bebouwing moet benut kunnen worden voor agrarisch gerelateerde activiteiten, met andere woorden: een ondernemer in de groene ruimte. Te denken valt aan een bouwblok van 5.000 m2 met een maximale bebouwde oppervlakte van 750 m2. Activiteiten moeten inpandig plaatsvinden om verrommeling te voorkomen en verplicht landschappelijk worden ingepast. Landbouwontwikkelingsgebied LOG De definitie van LOG moet worden gehandhaafd als een agrarische activiteitengebied met de nadruk op primaire productie. De begrenzing van het LOG kan op enkele plaatsten worden aangepast waardoor burgerbebouwing en agrarische activiteiten nog iets beter
4
Kenmerk Z.08.0005
gescheiden zijn. Vrijgekomen VAB’s dienen ter beschikking te blijven voor eventuele uitplaatsing van bedrijven elders. Grootschalige mestverwerking bv 100.000 kub moet in een LOG mogelijk zijn. Een slapende locatie (VAB met agrarische bestemming) en bestaande gebouwen moeten ten alle tijden gereactiveerd kunnen worden. Landschappelijk inpassing mag worden vereist. De overheid kan een ondernemer nooit dwingen zijn gebouwen af te breken, hooguit niet te mogen gebruiken voor een andere bestemming. Er zal naar motiverende maatregelen gezocht moeten worden om ondernemers te stimuleren te investeren in de kwaliteit van de gebouwen, zodat verval wordt voorkomen. Nieuwe activiteiten in een VAB moeten altijd gekoppeld zijn aan de eigenaar / bewoner van het pand. Milieucategorie 3.1 moet minimaal mogelijk zijn voor alle VAB’s, in kernrandzone en verweving / extensivering.
5
VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp:
Vaststelling bestemmingsplan "Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening" .
Registratienummer:
326849
Op voorstel van B&W d.d.:
dinsdag 20 maart 2012
Datum vergadering:
dinsdag 15 mei 2012
Portefeuillehouder:
Kerkers, H.
Rol gemeenteraad:
kaderstellende rol
Voorstel in het kort 1. het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” met het identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201102-C001, bestaande uit een toelichting en de als zodanig gemerkte regels in deze vorm ongewijzigd vast te stellen; 2. geen exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen;
Samenvatting Met ingang van 3 februari 2012 heeft gedurende 6 weken het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening" in ontwerp ter inzage gelegen. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. In dit voorstel wordt een voorstel gedaan om tot de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan te besluiten.
Voorstel conform programmabegroting
Ja
Meegezonden bijlagen 1.
Ter inzage gelegd 1. ontwerpbestemmingsplanherziening 326934
1
Deurne, 20 maart 2012
Nr. 26
AAN DE RAAD,
1. Inleiding Met ingang van 3 februari 2012 heeft gedurende 6 weken het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” in ontwerp ter inzage gelegen. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. In dit voorstel wordt een voorstel gedaan om tot de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan te besluiten.
2. Doelstelling en beoogd effect De gemeenteraad heeft in de vergadering van 2 oktober 2007 het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel” gewijzigd vastgesteld. In de overeenkomst tussen Crapeaud / TISA en de gemeenten Helmond en Deurne zijn onder meer afspraken gemaakt over een aanpassing van de parkeernorm in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel”. Deze planherziening is voorbereid en ligt voor.
3. Motivering en argumentatie De gemeenteraad heeft in de vergadering van 2 oktober 2007 het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel” gewijzigd vastgesteld. Dit plan vormt het planologisch-juridisch kader voor een transformatie van het voormalig MOB-complex naar een bedrijventerrein. In de planregels bij dit bestemmingsplan zijn in artikel 4. Bedrijfsdoeleinden Logistiek onder meer bepalingen opgenomen met betrekking tot parkeren. In artikel 4, lid 3. is de volgende bepaling opgenomen. Er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd. Hierbij gelden de volgende parkeernormen: a. ten aanzien van kantoren geld een parkeernorm van tenminste 2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak; b. ten aanzien van overige bedrijfsdoeleinden geld een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak. In de bouwvergunning die Crapeaud in september 2010 heeft aangevraagd, is van de hiervoor genoemde parkeernorm uitgegaan. Die heeft zich vertaald naar bijna 1.100 parkeerplaatsen in het bouwplan. In overleg met de gemeente Helmond en initiatiefnemer (eerst Crapeaud en nu TISA) is integraal naar de ruimtelijke inpassing van het bouwplan gekeken. Betrokken partijen hebben vastgesteld dat er een toekomstvaste situatie moet worden gecreëerd. Gezamenlijk is geconcludeerd dat de parkeernorm in het bestemmingsplan voor ‘overige bedrijfsdoeleinden’ daarvoor niet nodig is. Daarbij komt dat er in het bestemmingsplan niets wordt gezegd over parkeren voor vrachtwagens en de routing van vrachtverkeer op het terrein. Daar is in de integrale afweging wel rekening mee gehouden. Op 27 oktober 2009 heeft de raad een nieuwe Nota Parkeernormen vastgesteld. In deze Nota Parkeernormen staat voor de activiteiten opslag en transport een parkeernorm van 0,6 tot 0,9 parkeerplaats per 100 m2 bvo, afhankelijk van de lokatie. Indien het onderhavige logistieke bedrijventerrein wordt behandeld als de industrieterreinen in Deurne, i.c. als 'rest bebouwde kom Deurne' wordt aangemerkt kan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100m2 bvo worden verlaagd naar 0,7 parkeerplaats per 100m2 bvo. Middels deze partiële herziening wordt deze parkeernorm in de planregels aangepast.
1
Met ingang van 3 februari 2012 heeft het onderhavige bestemmingsplan gedurende 6 weken in ontwerp ter inzage gelegen. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Omdat er tegen het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijzen zijn ingekomen en omdat het plan ook niet om andere redenen aangepast hoeft te worden, bijvoorbeeld omdat er ambtshalve wijzigingen nodig zijn, kan het bestemmingsplan ongewijzigd worden vastgesteld. De ongewijzigde vaststelling heeft een voordeel: het vaststellingsbesluit kan nu meteen gepubliceerd worden, waar bij een gewijzigde vaststelling zes weken gewacht moet worden of toestemming voor een eerdere publicatie moet worden verkregen van provincie en inspectie.
4. Financiën en risico's N.v.t.
5. Juridische aspecten Artikel 3.1 Wro geeft de gemeenteraad de bevoegdheid een bestemmingsplan vast te stellen. De bestemmingsplanprocedure is vastgelegd in artikel 3.8 Wro. De bevoegdheid tot het vaststellen van een exploitatieplan, of het niet vaststellen van een exploitatieplan als kostenverhaal anderszins verzekerd is, volgt uit artikel 6.12 Wro.
6. Communicatie en draagvlak De communicatie rondom dit bestemmingsplan vindt plaats op voorgeschreven wijze. Wij hebben de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aangekondigd via het Weekblad voor Deurne, de Staatscourant en de gemeentelijke website. Wij hebben het ontwerpbestemmingsplan beschikbaar gesteld via het Klantcontactcentrum en via de gemeentelijke website. Nadat uw raad een besluit heeft genomen over de vaststelling van het plan, maken wij dit bekend via het Weekblad voor Deurne, de Staatscourant en de gemeentelijke website en stellen wij het vastgestelde bestemmingsplan beschikbaar via het Klantcontactcentrum en de gemeentelijke website.
7. Uitvoering en realisatie Wanneer uw raad besluit het bestemmingsplan vast te stellen wordt dit besluit binnen de wettelijke termijn van twee weken op voorgeschreven wijze bekend gemaakt, zoals beschreven bij communicatie en draagvlak. Het bestemmingsplan ligt in het kader van de beroepsprocedure zes weken voor een ieder ter inzage. Na afloop van deze periode informeert de afdeling Economie bij de Raad van State of er beroep is ingesteld. Is dat niet het geval dan is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
8. 1. 2.
Voorstel Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” ongewijzigd vast te stellen. Geen exploitatieplan vast te stellen, nu kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Burgemeester en wethouders van Deurne, De secretaris, De burgemeester, (G.J.C. Kusters)
(H.J. Mak)
2
Nr. 26a
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2012, nr. 26; gehoord de commissie Wonen en Economie d.d. 13 maart 2012; overwegende dat: gelet op het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een kennisgeving is gedaan omtrent het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” ; het ontwerpbestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan diverse instanties is toegezonden; met ingang van 3 februari 2012 het ontwerpbestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” met de hierbij behorende stukken gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen; deze terinzagelegging van tevoren is bekendgemaakt in het Weekblad voor Deurne en de Staatscourant van ; een ieder in de gelegenheid is gesteld om zienswijzen in te dienen; dat er tijdens de periode van terinzagelegging geen zienswijzen zijn ingediend; gelet op het feit dat het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening niet noodzakelijk is omdat het verhaal van de kosten anderszins is verzekerd; gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
BESLUIT 1.
het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening” met het identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201102-C001, bestaande uit een toelichting en de als zodanig gemerkte regels in deze vorm ongewijzigd vast te stellen;
2.
geen exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen;
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 mei 2012. De griffier
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
1
“Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening”
1 februari 2012
“Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening”
TOELICHTING
Toelichting De gemeenteraad heeft in de vergadering van 2 oktober 2007 het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel” gewijzigd vastgesteld. Dit plan vormt het planologisch-juridisch kader voor een transformatie van het voormalig MOB-complex naar een bedrijventerrein. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben aan dit bestemmingsplan bij besluit van 13 mei 2008 gedeeltelijk goedkeuring verleend. Op 30 december 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. In deze uitspraak wordt het volgende gesteld: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 mei 2008, nummer 1340999, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plan; III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat is vernietigd geheel in stand blijven. Het gevolg van de uitspraak van de Raad van State is dat weliswaar het goedkeuringsbesluit van de Provincie is vernietigd maar dat de rechtsgevolgen van (het door de raad) vastgestelde bestemmingsplan geheel in stand blijven en dat dit bestemmingsplan ook in juridische zin van kracht en onherroepelijk is geworden.
In de planregels bij dit bestemmingsplan zijn in artikel 4. Bedrijfsdoeleinden Logistiek onder meer bepalingen opgenomen met betrekking tot parkeren. In artikel 4, lid 3. is de volgende bepaling opgenomen. Er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden gerealiseerd. Hierbij gelden de volgende parkeernormen: a. ten aanzien van kantoren geld een parkeernorm van tenminste 2,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak; b.
ten aanzien van overige bedrijfsdoeleinden geld een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak.
Inmiddels is de nadere invulling van het onderhavige logistieke bedrijventerrein aan de orde. Daarbij is vastgesteld dat de parkeernorm voor overige bedrijfsdoeleinden bijstelling behoeft. Op 27 oktober 2009 heeft de raad namelijk een nieuwe Nota Parkeernormen vastgesteld. In deze Nota Parkeernormen staat voor de activiteiten opslag en transport een parkeernorm van 0,6 tot 0,9 parkeerplaats per 100 m2 bvo, afhankelijk van de lokatie. Indien het onderhavige logistieke bedrijventerrein wordt behandeld als de industrieterreinen in Deurne, i.c. als 'rest bebouwde kom Deurne' wordt aangemerkt kan de parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100m2 bvo worden verlaagd naar 0,7 parkeerplaats per 100m2 bvo. Middels deze partiële herziening wordt deze parkeernorm in de planregels aangepast.
“Bedrijventerrein Helmondsingel, 1e herziening”
Herziening REGELS
De voorschriften behorende bij het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Helmondsingel” worden als volgt gewijzigd: 1. Artikel 4, lid 3. onder b. vervalt. 2.
In artikel 4, lid 3 wordt een nieuw sub b. ingevoegd : b. ten aanzien van overige bedrijfsdoeleinden geld een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak.
VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp:
Vaststelling bestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)".
Registratienummer:
326650
Op voorstel van B&W d.d.:
dinsdag 20 maart 2012
Datum vergadering:
dinsdag 15 mei 2012
Portefeuillehouder:
Kerkers, H.
Rol gemeenteraad:
kaderstellende rol
Voorstel in het kort 1. in te stemmen met de antwoorden op de zienswijzen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1 'Nota van Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan De Rijtsse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)"; 2. geen exploitatieplan vast te stellen, omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2a van de Wet ruimtelijke ordening; 3. het bestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)" vast te stellen.
Samenvatting Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan "De Rijtse Vennen" is het toenmalige 'Masterplan Het Rijtven' vertaald in de plankaart en de regels. Sindsdien is het Masterplan verder uitgewerkt. Het uitgewerkte Masterplan past echter niet meer geheel binnen het geldende bestemmingsplan. Een gedeelte van de bebouwing is nu namelijk gesitueerd op grond met de bestemming "Bos" en van de geplande bebouwing binnen de bestemming "Maatschappelijk", is een klein deel buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak gesitueerd. Tevens zijn twee bospercelen, waarop nu bebouwing wordt gesitueerd, gelegen binnen de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) en deze moeten, ingevolge de provinciale Verordening Ruimte, worden gecompenseerd. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld. De EHS wordt gecompenseerd op Het Rijtven. Om de realisering van de uitwerking van het 'Masterplan Het Rijtven' mogelijk te kunnen maken, dient een deel van de regels en de plankaart van het geldende bestemmingsplan "Het Rijtven" te worden herzien. Het ontwerpbestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)" heeft met ingang van 20 januari 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn tegen dit ontwerpbestemmingsplan door of namens 2 belanghebbenden zienswijzen ingebracht. Voorgesteld wordt om het onderhavige bestemmingsplan vast te stellen.
Voorstel conform programmabegroting
Ja
Meegezonden bijlagen 1. Nota Zienswijzen Ontwerpb.p. "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven"
Ter inzage gelegd 1. ontwerpbestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening
1
Deurne, 20 maart 2012
Nr. 27
AAN DE RAAD, 1.
Inleiding
Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan “De Rijtse Vennen” is het toenmalige ‘Masterplan Het Rijtven’ vertaald in de plankaart en de regels. Sindsdien is het Masterplan verder uitgewerkt. Het uitgewerkte Masterplan past echter niet meer geheel binnen het geldende bestemmingsplan. Een gedeelte van de bebouwing is nu namelijk gesitueerd op grond met de bestemming “Bos” en van de geplande bebouwing binnen de bestemming “Maatschappelijk”, is een klein deel buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak gesitueerd. Tevens zijn twee bospercelen, waarop nu bebouwing wordt gesitueerd, gelegen binnen de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) en deze moeten, ingevolge de provinciale Verordening Ruimte, worden gecompenseerd. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld. De EHS wordt gecompenseerd op Het Rijtven. Om de realisering van de uitwerking van het ‘Masterplan Het Rijtven’ mogelijk te kunnen maken, dient een deel van de regels en de plankaart van het geldende bestemmingsplan “Het Rijtven” te worden herzien. Het ontwerpbestemmingsplan “De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)” heeft met ingang van 20 januari 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn tegen dit ontwerpbestemmingsplan door of namens 2 belanghebbenden zienswijzen ingebracht. Voorgesteld wordt om het onderhavige bestemmingsplan vast te stellen. 2.
Doelstelling
Het doel van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van realisering van de uitwerking van het ‘Masterplan Het Rijtven’. Hiervoor dient een deel van de regels en de plankaart van het geldende bestemmingsplan “Het Rijtven” te worden herzien.
3.
Motivering en argumentatie
Bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan “De Rijtse Vennen” is het ‘Masterplan Het Rijtven (MTD, november 2008)’ vertaald in de plankaart en de regels. Sindsdien is het Masterplan in detaillering verder uitgewerkt. Het uitgewerkte plan voor Het Rijtven past niet meer geheel binnen het geldende bestemmingsplan. Onderdelen geldende bestemmingsplan die worden herzien De onderdelen van het geldende bestemmingsplan die worden herzien, zijn weergegeven en beschreven in hoofdstuk. 3 van de Toelichting van de herziening van het bestemmingsplan en samengevat bestaan deze uit: a. Noordzijde van Het Rijtven In het geldende bestemmingsplan is het huidige gebruik van de noordzijde van Het Rijtven bestemd, dwz. het grote bestaande woongebouw (De Bussel) met de er naast gelegen werkplaats heeft de bestemming “Maatschappelijk” en de twee bospercelen aan de west- en oostzijde de bestemming “Bos”. Het uitgewerkte ‘Masterplan Het Rijtven’ van Stichting ORO gaat echter uit van een herontwikkeling van de gehele noordzijde van haar terrein, omdat men hier mensen wil laten wonen die weinig prikkels kunnen verdragen. Hiervoor worden de bestaande gebouwen gesloopt en vervangen door een aantal kleine woonpaviljoens, die gepositioneerd worden in een bosachtige omgeving verdeeld over de volle breedte van de noordzijde. Door positionering van de gebouwen in een bosachtige omgeving, zal voor deze mensen een optimale situatie ontstaan. Het maatschappelijk belang van deze keuze is groot. Daarnaast is een alternatieve locatie niet zomaar voorhanden en biedt juist de ligging van het Het Rijt1
ven kansen voor het maken van een bijzonder Zorgpark met een goed voorzieningenniveau. Ten behoeve van de bouw van de paviljoens worden een 40-tal bomen gekapt, maar worden een 70-tal bomen teruggeplant om de noodzakelijke bosachtige omgeving te kunnen bewerkstelligen. Om bovenstaande te kunnen realiseren is in deze herziening van het plan voor de gehele noordzijde de bestemming “Maatschappelijk”opgenomen. b. Middendel van Het Rijtven In het uitgewerkte masterplan van het middendeel steekt de bebouwing in de zuidwestelijke hoek net over het bouwvlak van de bestemming “Maatschappelijk” en past om die reden niet binnen het bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt in deze herziening hierop aangepast. c. Zuiddeel van Het Rijtven Het voor het bestemmingsverkeer van de zuidzone voorziene pad, heeft gedeeltelijk de bestemming “Groen en Groen en Water” het overige deel van het pad heeft de bestemming “Maatschappelijk”. Hoewel binnen beide bestemmingen deze paden zijn toegestaan, wordt voor de helderheid en planologische consistentie voorgesteld om het hele pad onder te brengen in de bestemming “Maatschappelijk” en dit wordt in deze herziening meegenomen. EHS De twee bospercelen aan de west- en oostzijde, die in de herontwikkeling van de noordzone worden betrokken, zijn gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Om op deze percelen te kunnen bouwen, dienen deze uit de EHS verwijderd te worden en elders gecompenseerd te worden. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld. De Provincie laat in haar zienswijze weten, dat dit plan kan voldoen aan de Verordening ruimte. Als compensatie wordt op het terrein van het Rijtven in de beekzone een nieuw stuk EHS aangelegd en dit wordt in deze herziening ook vastgelegd, door de bestemming van de beekzone te wijzigen van “Groen – Groen en Water” in de bestemming “Natuur” en tevens voor de beekzone op de verbeelding/plankaart de aanduiding “toegevoegde ehs” op te nemen. Zienswijzen Met ingang van 20 januari 2012 heeft gedurende 6 weken het bestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening” in ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn tegen dit ontwerpbestemmingsplan door of namens 2 belanghebbenden zienswijzen ingebracht. Van de indieners van de zienswijzen heeft 1 indiener gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn zienswijze mondeling toe te lichten in de vergadering van de Hoorcommissie Ruimtelijke Plannen, die op 13 maart 2013 is gehouden. Het verslag hiervan is bijgevoegd. De betreffende zienswijzen zijn samengevat in bijlage ‘Nota van Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)’. Hierin worden reacties gegeven op de ingebrachte zienswijzen en tevens wordt een nader voorstel gedaan omtrent de besluitvorming ten aanzien van de zienswijzen. De zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan hebben samengevat in volgorde ondermeer betrekking op: Zienswijze 1: Provincie 1. dat een tweetal percelen binnen de EHS een andere bestemming dan natuur krijgen. Hiervoor dient een verzoek tot wijzigen van de grenzen van de EHS te worden ingediend bij de Provincie. Zienswijze: 2 Wijkraad Deurne West 1. het achter houden van informatie voor de indiener, maar ook voor de gemeenteraad, omdat de herziening van het onderhavige bestemmingsplan in de raadsinformatiebrief, die indiener op 13-01-12 ontvangen heeft, niet genoemd is; 2. het niet volledig respecteren van de gedefinieerde kaders van het in 2009 vastgestelde Bestemmingsplan 'Rijtse Vennen';
2
3. het feit, of deze herziening van het bestemmingsplan geen automatische opening gaat bieden voor wijzigingen van het geldende bestemmingsplan; 4. wat er wijzigt van de eerder geformuleerde uitgangspunten in het Beeldkwaliteitsplan en wat de waarde nog is van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan; 5. het verwerken van de ten behoeve van het destijds vastgestelde bestemmingsplan 'Rijtse Vennen' ingediende zienswijzen m.b.t. tot de leefbaarheid en evenementen aansluiting in het onderhavige bestemmingsplan; 6. of er afspraken zijn met 1 of meerdere partijen die hebben genoodzaakt tot deze onderhavig 1e herziening en zo ja welke afspraken zijn dat dan; 7. Toelichting hoofdstuk 3 a. het ontbreken in paragraaf 3.2 Middendeel (TO) van een motivatie voor het afwijken van het bouwvlak; b. het niet duidelijk is waarom het pad in de bestemming 'Maatschappelijk' komt te liggen en is voor de bestemming Maatschappelijk geen additionele regelgeving noodzakelijk c. paragraaf 3.5 (TO) m.b.t. 'Deze ontbrekende criteria worden echter, voor zover mogelijk, in de regels van deze herziening geregeld en in deze toelichting genoemd'. Wat is niet of niet helemaal afgedekt via de regels; 8. Toelichting hoofdstuk 4 a. de in Paragraaf 4.1 ecologie (TO) genoemde afdeling handhaving in kader boswet, is dit een Provinciale of gemeentelijke afdeling; b. het missen bij paragraaf 4.4 Bedrijvigheid (TO) van een onderbouwing bij de zin: Uit de inventarisatie kan geconcludeerd worden, dat de aspecten luchtemissies, externe veiligheid en geluid geen belemmeringen vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling; c. paragraaf externe veiligheid (TO) waarin in de laatste zin wordt gesproken over 'onder voorwaarden aanvaardbaar'. Waar staan deze voorwaarden; 9. het sterk afwijken van de regelgeving van de bestemming 'Natuur' van de vorige bestemming 'Bos'. Kan hierdoor op basis van de regelgeving minder genoten worden van de natuur. 10. Het ontbreken van Bijlage 1 (compensatieplan) bij de ter inzage legging 11. Bijlagen bij de Toelichting a. het in het wettelijke kader van bijalge 2 uitgaan van een binnen stedelijke ligging van het plangebied. Is er niet sprake van een meer plattelandsdorp; b. dat de N270 drukker zal worden gezien de ontsluiting van het MOB complex en moet zorgen voor het mogelijk maken van 300 vrachtwagen bewegingen; c. het wijzigen van de Helmondseweg van een 50 km/h weg in een 30 km/h regime; d. het niet voldoen aan de in kader spoorweggeluid geluidszone van 400 meter; 12. het niet halen van duurzaamheids streven ten aanzien van de wijk De Rijtse Vennen. Wat is nu het nut het toevoegen van bijlage bijlage 3 bij de toelichting; 13. het niet beschikbaar zijn van de bijlage bij de regels 'Compensatieplan' en 'Anterieure overeenkomst'. welke informatie is hierdoor niet beschikbaar geweest? 14. het in het Compensatieplan bij het onderwerp Verordeningruimte vermelde ten aanzien van: a. de EHS, b. verbetering van de beek in het bos, c. de kap van bomen, d. de plant van bomen en e. de kwaliteit van het bestaande bos; 15.het niet duidelijk zijn van de definities zijn voor de ontsluitingspunten van het ORO terrein; 16.op het niet herkennen in het bestemmingsplan van minimaal twee onafhankelijke routes voor het bereikbaar zijn van het plangebied voor de hulpdiensten; 17. het in onderhavig plan niets meenemen van de plannen voor de realisatie van een onderdoorgang op de Binderendreef voor de oversteek van de spoorlijn. De hierboven genoemde zienswijzen geven geen aanleiding om de toelichting, de regels dan wel de verbeelding van De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven) aan te passen.
3
4.
Achtergronden
Zie onder 4. 5.
Samenvatting commissiebehandeling
Met betrekking tot dit concept-voorstel en concept-besluit wordt op 17 april 2012 het advies van de Commissie Wonen & Economie ingewonnen. 6.
Financiën en risico’s
Ingevolge de Wro dient de gemeente het kostenverhaal te verzekeren voor de bestemmingsplanprocedure. Middels de inmiddels gesloten anterieure overeenkomst met Stichting ORO is dit verzekerd voor zowel de ambtelijke inzet als de kosten aan het stedenbouwkundig bureau. 7.
Juridische aspecten
Het ontwerpbestemmingsplan “Det Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)” is geheel conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening opgesteld.
8.
Communicatie en draagvlak
interne communicatie: Informatie cie.-/raadsleden via Commissie Ruimte & Economie. externe communicatie: Na de planvaststelling zullen de indieners van de zienswijzen een brief krijgen waarin wordt aangegeven of hun bezwaren gegrond dan wel ongegrond worden geacht en welke de verdere beroepsmogelijkheden zijn. Bij de brief worden het raadsvoorstel en de hierbij behorende bijlage (een exemplaar van het overzicht ingediende zienswijzen ontwerpbestemmingsplan ) alsmede het raadsbesluit meegestuurd. 9.
Uitvoering en realisatie
Na de vaststelling zal het bestemmingsplan wederom gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Op basis van de nieuwe Wro behoeft het vastgestelde bestemmingsplan niet meer de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Reclamanten kunnen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.
Voortgang en evaluatie
Zie 9.
11.
Voorstel
1. in te stemmen met de antwoorden op de zienswijzen zoals aangegeven in de bij dit besluit Behorende bijlage 1 ‘Nota van Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan De Rijtsse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)”; 2. geen exploitatieplan vast te stellen, omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2a van de Wet ruimtelijke ordening; 3. het bestemmingsplan “De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)” vast te stellen. Burgemeester en wethouders voornoemd, De secretaris, De burgemeester, (G.J.C. Kusters)
(H.J. Mak) 4
Nr. 27a
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2012, nr. 27; gehoord de commissie Wonen & Economie d.d. 17 april 2012; gelet op het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Gemeentewet; overwegende dat: met ingang van 20 januari 2012 voor een ieder ter inzage heeft gelegen het ontwerpbestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)”; dit bestemmingsplan betreft een herziening van een deel van de plankaart en de regels van het geldende bestemmingsplan “De Rijtse Vennen”, om de voor de Woonvoorziening Het Rijtven opgestelde uitwerking van het ‘Masterplan Het Rijtven, dat niet geheel past binnen het geldende bestemmingsplan, te kunnen realiseren; van deze terinzagelegging alsmede van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan kennisgeving is gedaan; tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen zijn ingekomen van: 1. Provincie Noord-Brabant, Brabantlaan 1, 5200 MC ’s-Hertogenbosch; 2. Wijkraad Deurne West, L. van Kelpenaarstraat 16, 5751 PP Deurne. de zienswijzen gericht zijn aan dan wel geacht kunnen worden gericht te zijn aan de raad; de zienswijzen zijn ingekomen binnen de daarvoor gestelde termijn; het vaststellen van een exploitatieplan, zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke, niet noodzakelijk is, omdat het verhaal van de kosten anderszins is verzekerd;
besluit: I
in te stemmen met de antwoorden op de zienswijzen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1 ‘Beantwoorden van zienswijzen op ontwerpbestemmingsplan De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)’ en te concluderen tot: ongegrondverklaring van de volgende zienswijzen: 2. Wijkraad Deurne West, L. van Kelpenaarstraat 16, 5751 PP Deurne. gegrondverklaring van de volgende zienswijze; 1. Provincie Noord-Brabant, Brabantlaan 1, 5200 MC ’s-Hertogenbosch;
II
geen exploitatieplan, zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro, vast te stellen;
III.
vast te stellen het bestemmingsplan "De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven)”.
1
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 mei 2012 De griffier,
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
2
Nota Zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan ‘De Rijtse Vennen, 1e herziening’ Datum: 07 maart 2012 Het voorontwerpbestemmingsplan ‘De Rijtse Vennen, 1e herziening’ van de gemeente Deurne heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van 20 januari 2012 tot en met 2 maart 2012 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan indienen. Door 2 instanties is een zienswijze ingediend. Een weergave van de inspraakreacties en van de inhoudelijke standpuntbepaling hierover is eveneens in bijlage bij de toelichting opgenomen. Het betreft hier reacties van: 1. Provincie Noord-Brabant, Brabantlaan 1, 5200 MC 's Hertogenbosch; 2. Wijkraad Deurne West, L. van Kelpenaarstraat 16, 5751 PP Deurne De gehele Nota Zienswijzen wordt als bijlage bij de toelichting opgenomen. Zienswijze: 1 Samenvatting: 1. Indiener geeft in haar zienswijzen aan dat een tweetal percelen binnen de EHS een andere bestemming dan natuur krijgen. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld en de begrenzing van het de EHS dient gewijzigd te worden. De inspreker geeft aan dat in art. 4.6 van Provinciale Verordening ruimte (Vr) de procedure van het in te dienen verzoek staat beschreven. Een dergelijk verzoek dient na afloop van de termijn waarin het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen aan de Provincie te worden gericht. Reactie gemeente: Het verzoek tot wijzigen van de EHS wordt na de ter inzage legging naar de Provincie gestuurd. Actie: Verzoek tot wijzigen van EHS naar Provincie sturen.
Zienswijze: 2 Samenvatting inspraakreactie: 1. De indiener vraagt zich af waarom de Gemeente Deurne informatie achterhoudt voor de indiener, maar ook voor de gemeenteraad. Dit omdat de herziening van het onderhavige bestemmingsplan in de raadsinformatiebrief die de indiener op 13-01-12 ontvangen heeft niet genoemd is, terwijl het bestemmingsplan op 18-01-12 gepubliceerd werd. 2. De indiener vraagt zich af waarom men de gedefinieerde kaders van het in 2009 vastgestelde Bestemmingsplan 'Rijtse Vennen' niet volledig heeft gerespecteerd in het uitwerken van het plan. Daarnaast vraag de indiener zich af waarom er door het plan een optimale situatie ontstaat voor de cliënten van ORO. 3. De indiener vraag zich af of deze herziening geen automatische openingen gaat bieden voor afwijkingen van het vigerende BP, en waar in de herziening de gebiedsaanduiding nauwkeurig wordt aangeduid? 4. Wat wijzigt er van de eerder geformuleerde uitgangspunten in het Beeldkwaliteitsplan en wat is de waarde van het vastgestelde beeldkwaliteitsplan nog? 5. Ten behoeve van het vastgestelde bestemmingsplan 'Rijtse Vennen' heeft de indiener destijds zienswijzen ingediend m.b.t. tot de leefbaarheid en evenementen aansluiting. De
1
indiener vraag zich af of deze suggesties en zienswijzen in het onderhavige bestemmingsplan zijn verwerk? 6. Zijn er afspraken met 1 of meerder partijen die hebben genoodzaakt tot deze onderhavig 1e herziening en zo ja welke afspraken zijn dat dan? 7. Toelichting hoofdstuk 3 a. De indiener geeft aan dat in paragraaf 3.2 Middendeel (TO) een motivatie voor het afwijken van het bouwvlak ontbreekt. b. De indiener geeft aan dat het niet duidelijk is waarom het pad in de bestemming 'Maatschappelijk' komt te liggen en vraagt zich af of er voor de bestemming Maatschappelijk geen additionele regelgeving noodzakelijk is. c. In paragraaf 3.5 (TO) wordt gesproken over 'Deze ontbrekende criteria worden echter, voor zover mogelijk, in de regels van deze herziening geregeld en in deze toelichting genoemd'. Wat is niet of niet helemaal afgedekt via de regels? 8. Toelichting hoofdstuk 4 a. In Paragraaf 4.1 ecologie (TO) wordt geschreven dat de afdeling handhaving aangeeft dat de boswet geen probleem vormt. Gaat het hier om een Provinciale of gemeentelijke afdeling? Als het om een gemeentelijke afdeling gaat: Is de provincie hiermee akkoord? b. Bij paragraaf 4.4 Bedrijvigheid (TO) wordt een onderbouwing gemist bij de volgende zin: Uit de inventarisatie kan geconcludeerd worden dat de aspecten luchtemissies, externe veiligheid en geluid geen belemmeringen vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling. c. In paragraaf 4.8 externe veiligheid (TO) wordt in de laatste zin gesproken over 'onder voorwaarden aanvaardbaar'. Waar staan deze voorwaarden? 9. De regelgeving van de bestemming 'Natuur' wijkt nogal af van de vorige bestemming 'Bos'. De indiener maakt zich zorgen over dat op basis van de regelgeving minder genoten kan worden van de natuur. 10. Bijlage 1 (compensatieplan) ontbrak bij de ter inzage legging 11. Bijlagen bij de Toelichting a. In het wettelijke kader van bijalge 2 wordt uitgegaan van een binnen stedelijke ligging van het plangebied. De indiener is van mening dat het meer een plattelandsdorp is. b. Ten aanzien van de N270 wil de indiener aangeven dat deze weg drukker zal worden gezien de ontsluiting van het MOB complex moet zorgen voor het mogelijk maken van 300 vrachtwagen bewegingen. c. De indiener geeft aan dat de Helmondseweg een 50 km/h weg is en dat in het BP wordt aangegeven om dit te wijzigen naar een 30 km/h regime. Dit ziet de indiener graag gebeuren met de toevoeging met een regel die zegt dat bewoning van een nieuw gerealiseerd woongebouw uitsluitend is toegestaan indien dit 30 km/h regime voor de gehele Helmondseweg is geïmplementeerd. d. Ten aanzien van spoorweggeluid geeft de indiener aan dat er in het akoestische rapport wordt aangegeven dat er niet wordt voldaan aan de geldende geluidszone van 400 meter. Een verdere verklaring van de afstanden ed. ontbreekt. De indiener geeft aan dat alle bewoners recht hebben op beveiliging tegen geluidsoverlast. 12. Het duurzaamheids streven ten aanzien van de wijk De Rijtse Vennen heeft haar oorspronkelijke doelstellingen niet gehaald. Wat is nu het nut om deze bijlage (bijlage 3 bij de toelichting) toe te voegen aan het pakket voor het "Ontwerpbestemmingsplan Rijtse Vennen, 1ste herziening". 13. Volgens de indiener waren de bijlage bij de regels 'Compensatieplan' en 'Anterieure overeenkomst' niet beschikbaar bij de ter inzage legging. Welke informatie is hierdoor niet beschikbaar geweest? 14. In het Compensatie plan hoofdstuk 3 artikel 4.9 (bijlage 1 bij de regels) bij het onderwerp Verordening ruimte 2a: onderbouwing Rijtven' is vermeld dat:
2
a. het EHS een nagenoeg even grote rol blijft spelen voor vogels en eekhoorn. De vraag bestaat nu wat precies de delta is ten opzichte van de bestaande situatie waardoor kennelijk toch een zeker nadeel voor vogels en eekhoorn onvermijdelijk is; b. gemeente Deurne het voornemen heeft om de beek in het bos, ten westen van het plangebied kwalitatief wil verbeteren. Kan deze tekst zodanig worden gesteld dat duidelijk wordt welke verplichting ten aanzien van de verbetering van de beek in het bos op zich wil nemen?; c. de huidige plannen uitgaan van de kap van 42 bomen. Kan in de regelgeving opgenomen worden dat er sprake is van de kap van maximaal 42 bomen?; d. de huidige plannen uitgaan van het planten van 70 bomen. Kan in de regelgeving worden opgenomen dat er minimaal sprake zal zijn van de plant van 70 bomen. Dient daarnaast niet aangeven te worden of de grootte (volwassenheid) en de soort bomen die deze plant betreft niet specifiek moet worden benoemd ter behoudt van minstens de huidige ecologische waarde! Kan dit ook in de regelgeving vastgelegd worden? e. Er wordt geconcludeerd dat de verdwijnende EHS slechts een geringe kwaliteit heeft. Dit is (zie ook hier direct boven) niet nader gekwantificeerd en kan dan ook niet als zodanig in de conclusie worden opgenomen. 15. Het is de indiener niet duidelijk wat de definities zijn voor de ontsluitingspunten van het ORO terrein. 16. In zowel de regels als de toelichting staat aangegeven dat het plangebied op minimaal twee onafhankelijke routes bereikbaar moet zijn voor de hulpdiensten. De indiener herkent dit niet in het bestemmingsplan 17. De indiener vernam onlangs de plannen voor de realisatie van een onderdoorgang op de Binderendreef voor de oversteek van de spoorlijn. De verkeersdrukte zal hierdoor toenemen en de ontsluiting een groter probleem worden dan verwacht. Waarom is hieromtrent niets meegenomen in het onderhavige plan? Reactie gemeente: 1. De herziening betreft de nadere uitwerking van de bouwplannen op het terrein van ORO. De intenties en randvoorwaarden voor bebouwing op het terrein zijn in beginsel ongewijzigd, maar voor de uitwerking van deze specifieke inrichting van het terrein zijn een aantal correcties van bestemmingen nodig, die met deze herziening juridischplanologisch worden geregeld. 2. Met de uitwerking worden meer specifiek de wensen van de cliënten en de initiatiefnemer vertaald. De gedefinieerde planologische kaders worden gerespecteerd, maar voor de specifieke uitwerking van de bebouwing en de terreininrichting zijn een aantal correcties op de bestemmingen nodig. 3. Het is inderdaad gebruikelijk om in een aankondiging de grenzen van het plangebied aan te geven met wegnamen e.d. Echter, de grenzen van deze herziening liggen op particulier terrein, niet direct aan wegen met een wegnaam en daarom is gekozen voor de aanduiding van het gebied met ‘Het Rijtven’. Bovendien wordt in de publicatie vermeld: ‘Voor de het deel van het geldende bestemmingsplan dat wordt herzien, verwijzen wij naar de plankaart/verbeelding welke deel uitmaakt van dit bestemmingsplan. Tevens is op de verbeelding een IMRO nummering aangeduid. De plangrens geeft aan dat het bestemmingsplan alleen betrekking heeft op de 2 bestemmingen Maatschappelijk en 1 bestemming Natuur. Wijzigingen in andere bestemmingen zijn derhalve niet mogelijk. 4. Het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in het bestemmingsplan De Rijtse Vennen heeft een onveranderde rechtskracht. 5. De leefbaarheid van de wijk wordt niet beïnvloed met deze herziening. Anders dan de specifiek in de herziening genoemde onderwerpen, heeft het bestemmingsplan De Rijtse Vennen een onveranderde rechtskracht. 6. Alleen de uitwerking van de specifieke bouwinitiatieven en terreininrichting hebben aanleiding gegeven tot een herziening. 7. a. Er is in beginsel geen inhoudelijke reden om de lijn af te schuinen, dan wel recht te trekken, waartoe uiteindelijk in het bouwplan is gekozen.
3
b. Er behoeft geen additionele regelgeving te worden gesteld aan deze bestemming om voldoende invulling te geven aan de groenstructuur. De in de bestemming aangewezen gronden zijn bedoeld voor de diverse genoemde functies, die vervolgens in de vorm van een omgevingsvergunning gerealiseerd worden. c. Zie onder 7.b. De gehanteerde systematiek is ook gehanteerd in het bestemmingsplan De Rijtse Vennen en is een voor dergelijke plangebieden gangbare systematiek. 8. a. Zoals in de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven is de provincie de handhaver van de Boswet. De reactie van de provincie is onder zienswijze 1 opgenomen. b. De relatie met omliggende bedrijven is in het bestemmingsplan De Rijtse vennen geregeld. Op dat onderdeel is het bestemmingsplan onveranderd van toepassing. c. In het kader van het bestemmingsplan “De Rijtse Vennen” is door Cauberg-Huijgen onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid. Voor de onderbouwing kan verwezen worden naar het bij het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoek. 9. De bestemming Natuur betreft slechts een ondergeschikt deel van het eigen terrein van ORO en doet niets af aan het genieten van de natuur zoals dat in de overgrote delen van de bosgebieden ten westen van Deurne mogelijk is. 10. Bijlage 1: bijlage 1 is het Compensatieplan, dat als bijlage behoort bij de regels. In de stukken die ter inzage hebben gelegen, is deze onder nummer 1 van de bijlagen gevoegd. Op website www.ruimtelijkeplannen.nl en op www.deurne.nl was en is Bijlage 1 onder ‘Bijlagen bij regels’ beschikbaar. Het eenmaal opnemen van de bijlage bij het juridische deel van het plan om de rechtskracht er van te verzekeren, heeft vanzelfsprekend de voorkeur boven het tevens opnemen van dezelfde bijlage bij de toelichting. 11. a. Alle gebieden die binnen bestaand bebouwd gebied liggen, zijn in de gangbare terminologie aangewezen als stedelijk gebied. Daar doet de 'landelijke ligging' van Deurne niets aan af. b. De herziening heeft alleen betrekking op de bestemming Maatschappelijk en Natuur en derhalve niet op alle planonderdelen uit het bestemmingsplan die met verkeersaspecten te maken hebben. c. Zie onder 11.b d. Zie onder 11.b 12. In beginsel is het duurzaamheidsstreven onveranderd. De realisatietermijnen doen daar niets aan af. 13. De bijlagen 'Compensatieplan' en 'anterieure overeenkomst' waren wel beschikbaar op ruimtelijke plannen. Digitaal is leidend en derhalve waren de bijlagen wel beschikbaar. 14. a. De onderbouwingen geven aan dat er geen wijzigingen optreden die meetbare gevolgen hebben voor de kwaliteit van het leefgebied van de diersoorten. b. In beginsel is het streven naar verbetering onveranderd. De realisatietermijnen doen daar niets aan af. c. De huidige plannen zijn leidraad en over de inhoud daarvan bestaat geen twijfel over het aantal bomen. d. Zie onder 14.c e. In het compensatieplan zijn afdoende de bestaande en nieuwe kwaliteit betoogd, hetzelfde geldt voor de kwantiteit binnen de bestemmingen die onderdeel uitmaken van deze herziening. f. De gemeente herkent zich niet in de opmerking dat de regelgeving te weinig zakelijk zou zijn en daarmee onvoldoende juridisch beheersbaar. 15. Zie onder 11.b 16. Zie onder 11.b 17. De Binderendreef valt buiten de plangrenzen van deze herziening. De inhoud van deze zienswijze wordt dan ook ter kennisgeving aangenomen. Actie: De hierboven opgenomen zienswijzen geven geen aanleiding om de toelichting, de regels dan wel de verbeelding van De Rijtse Vennen, 1e herziening (Het Rijtven) aan te passen.
4
VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp:
Subsidieaanvraag Stop de Stank
Registratienummer:
326580
Op voorstel van B&W d.d.:
dinsdag 20 maart 2012
Datum vergadering:
dinsdag 15 mei 2012
Portefeuillehouder:
Kerkers, H.
Rol gemeenteraad:
kaderstellende rol
Voorstel in het kort 1. Besluiten om het subsidieverzoek van vereniging Stop de Stank van 3 oktober 2011 af te wijzen. 2. Het college opdragen om de afwijzing van dit subsidieverzoek verder af te handelen.
Samenvatting Op 3 oktober 2011 heeft de gemeente Deurne een subsidieaanvraag van de Vereniging Stop de Stank Deurne ontvangen. Zij vragen om hen een jaarlijkse bijdrage in de onkosten toe te kennen. Door de raad is de Algemene subsidieverordening gemeente Deurne 2008 vastgesteld. De uitvoering van de Algemene subsidieverordening en het beslissen op aanvragen om subsidie op grond van deze verordening is door uw raad gedelegeerd aan het college. Het onderwerp waarvoor subsidie wordt aangevraagd door vereniging Stop de Stank valt buiten deze subsidieverordening. Het is daarmee de bevoegdheid van de raad om over dit subsidieverzoek te besluiten. Het college van B&W adviseert de gemeenteraad om het subsidieverzoek van Vereniging Stop de Stank af te wijzen.
Voorstel conform programmabegroting
Ja
Meegezonden bijlagen 1.
Ter inzage gelegd 1. Verzoek om subsidie door Vereniging Stop de Stank 2. Brief aan Stop de Stank 7-12-2011 3. Bezwaar door Vereniging Stop de Stank 4. Brief Stop de Stank 1-3-2012
1
Deurne, 20 maart 2012
Nr. 28
AAN DE RAAD, 1. Inleiding Op 3 oktober 2011 heeft de gemeente Deurne een subsidieaanvraag van de Vereniging Stop de Stank Deurne ontvangen. Zij vragen om hen een jaarlijkse bijdrage in de onkosten toe te kennen. Door de raad is de Algemene subsidieverordening gemeente Deurne 2008 vastgesteld. De uitvoering van de Algemene subsidieverordening en het beslissen op aanvragen om subsidie op grond van deze verordening is door uw raad gedelegeerd aan het college. Het onderwerp waarvoor subsidie wordt aangevraagd door vereniging Stop de Stank valt buiten deze subsidieverordening. Het is daarmee de bevoegdheid van de raad om over dit subsidieverzoek te besluiten. Het college van B&W adviseert de gemeenteraad om het subsidieverzoek van Vereniging Stop de Stank af te wijzen.
2. Doelstelling en beoogd effect Subsidie is één van de instrumenten dat door de gemeenten kan worden ingezet voor het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelen. Op grond van artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening 2008 is de verordening van toepassing op alle aanvragen om toekenning van een subsidie van instellingen die activiteiten ontwikkelen of voornemens zijn te ontwikkelen op sociaal terrein en/of op het terrein van jeugd- en jongeren, sport, bewoners- en belangenbehartiging, ondersteuning, verkeer en vervoer, kunst en cultuur, educatie en bewustwording en evenementen. In de Algemene Subsidieverordening en de bijbehorende besluiten zijn twee inhoudelijke doelen benoemd waar subsidie voor wordt ingezet: 1. Subsidie wordt in algemene zin ingezet op het behoud van het “sociaal cement” van de gemeente Deurne. Het algemene doel is het waarborgen van een goed en toegankelijk voorzieningen- en activiteitenniveau voor alle inwoners van Deurne. 2. Subsidie wordt gericht ingezet voor het bevorderen van deelname aan de Deurnese samenleving door kwetsbare burgers en burgers in achterstandposities (waaronder mensen met een beperking). De vereniging Stop de Stank stelt zich ten doel: het bevorderen van de kwaliteit van het leefmilieu in de meest uitgebreide zin. te streven naar optimale kwaliteit van lucht, water, bodem en voedsel. het bevorderen van leefbaarheid en duurzaamheid (Brundtland definitie). Met het vaststellen van de subsidieverordening door de gemeenteraad is expliciet gekozen voor het verstrekken van subsidie aan instellingen die een bijdrage leveren op genoemde (beleids)terreinen aan deze twee hoofddoelen. De activiteiten van de vereniging bevinden zich op het niet binnen de verordening vallende terrein van milieuzorg en de doelstellingen van Vereniging Stop de Stank sluiten niet aan bij de doelstellingen van de subsidieverordening.
3. Motivering en argumentatie Subsidieverzoeken die niet binnen de subsidieverordening vallen komen in principe niet in aanmerking voor subsidie. Door de raad is er geen budget vastgesteld binnen de begroting om verzoeken die 1
buiten de subsidieverordening vallen te honoreren. Hiermee is impliciet besloten dat enkel subsidieverzoeken die binnen de kaders van de verordening vallen in aanmerking komen voor subsidie. Daarnaast zijn er enkele anderen overwegingen van toepassing op de afwijzing van dit subsidieverzoek. De Gemeente Deurne heeft een milieubeleidsplan vastgesteld waarmee zij haar verantwoordelijkheid neemt om zorg te dragen voor een gezonde leefomgeving voor alle inwoners van Deurne. In dit milieubeleidsplan staan doelstellingen en concrete activiteiten om te werken aan een duurzaam Deurne. Om dit te realiseren is er gekozen voor het inzetten van instrumenten op het vlak van vergunningen, handhaving, duurzaam ondernemen, gemeentelijke milieuzorg en milieucommunicatie en – educatie. Er is, met de Ossenbeemd als uitzondering, niet gekozen voor het inzetten van het instrument ´subsidie´. Een subsidiesysteem en uitzonderingen daarop moeten zo rechtvaardig mogelijk zijn. Er zijn diverse organisaties in Deurne die zich actief inzetten voor een duurzame leefomgeving. Dit doen zij zonder dat ze er subsidie voor ontvangen. In het algemeen worden milieubelangengroeperingen in Deurne niet gesubsidieerd. De enige organisatie op dit vlak die wel subsidie ontvangt is Natuur- en milieueducatiecentrum de Ossenbeemd. Deze uitzondering wordt gemaakt omdat de Ossenbeemd werkt aan de milieueducatiedoelen van de gemeente en daarmee een gemeentelijke taak op zich neemt. Deze keuze is vastgesteld in het milieubeleidsplan. Overigens is in het kader van de bezuinigingen besloten om de subsidie voor de Ossenbeemd af te bouwen. In Deurne worden momenteel de bezuinigingen zoals die door de raad zijn besloten doorgevoerd. Hierbij zijn ook behoorlijke bezuinigingen opgenomen op subsidies aan instellingen en organisaties. Het ligt niet in de lijn van de gemaakte keuzes om vereniging Stop de Stank nu subsidie toe te kennen.
4. Achtergronden en beleidshistorie Op 20 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Deurne de Algemene subsidieverordening gemeente Deurne 2008 en het Subsidiebesluit vrijwilligersorganisaties 2008 vastgesteld. Op 3 oktober 2011 heeft de gemeente Deurne een subsidieaanvraag van de Vereniging Stop de Stank Deurne ontvangen. Op 7 december 2011 heeft het college middels een brief aan vereniging Stop de Stank laten weten dat de subsidieaanvraag is afgewezen omdat deze aanvraag niet past binnen de Algemene subsidieverordening gemeente Deurne 2008. Op 30 december 2011 heeft de vereniging Stop de Stank bezwaar gemaakt tegen de inhoudelijke afwijzing. De vereniging is van mening dat het kader waarin de aanvraag beoordeeld is, het verkeerde instrument is om deze aanvraag op te beoordelen. Zij verzoeken om de subsidieaanvraag opnieuw te toetsen aan beleid en de doelstellingen van het gemeentebestuur van Deurne. Op 28 februari 2012 heeft het college besloten om het besluit tot afwijzing van de gevraagde subsidie in te trekken. Dit naar aanleiding van het bezwaar van vereniging Stop de Stank. Er is geconcludeerd dat omdat de subsidieaanvraag buiten de subsidieverordening valt, het college niet bevoegd is te besluiten op dit subsidieverzoek. Het besluit tot afwijzing was dus onbevoegd genomen. Op 1 maart 2012 is per brief aan vereniging Stop de Stank medegedeeld dat het college het verzoek om subsidie alsnog ter besluitvorming aan de raad zal voorleggen. De genoemde brieven liggen ter inzage.
5. Financiën en risico's In de begroting 2012 is geen financiële ruimte opgenomen om subsidie te kunnen verstrekken aan vereniging Stop de Stank. 2
7. Juridische aspecten In de subsidieverordening is het volgende opgenomen: Artikel 19 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting. Toelichting op artikel 19 De clausule kan in onvoorziene omstandigheden worden gebruikt als er een aanvraag om subsidie binnenkomt waarin deze verordening niet voorziet maar het college van mening is dat de instelling of de te organiseren activiteit een bijdrage levert aan de doelstelling van deze verordening. Het college is niet van mening dat de doelstelling van vereniging Stop de Stank een bijdrage levert aan de doelstelling van de verordening en daarom is besloten om geen gebruik te maken van deze clausule. Met deze clausule is wel geregeld dat het college bevoegd is om subsidieverzoeken die niet binnen de subsidieverordening vallen toe te kennen. Echter er is niet geregeld dat het college bevoegd is om subsidieverzoeken die niet binnen de subsidieverordening vallen af te wijzen. Deze lacune in de huidige subsidieverordening wordt gerepareerd bij de herijking van de subsidieverordening. Het voorstel voor het herijken wordt later dit jaar aan de raad voorgelegd.
8. Communicatie en draagvlak n.v.t.
9. Uitvoering en realisatie Het besluit van de raad op het subsidieverzoek van vereniging Stop de Stank wordt per brief aan de aanvrager medegedeeld. Tegen dit besluit kan de Vereniging Stop de Stank bezwaar indienen bij uw raad. Dat kan tot zes weken na de dag van verzending van het besluit.
10. Voortgang en evaluatie Later dit jaar ontvangt de raad een voorstel voor de herijking van de subsidieverordening. In deze herijking wordt voorgesteld dat het college gemandateerd wordt voor het afwijzen van subsidieverzoeken die niet binnen de subsidieverordening passen
11.
Voorstel
1.
Besluiten om het subsidieverzoek van vereniging Stop de Stank van 3 oktober 2011 af te wijzen. Het college opdragen om de afwijzing van dit subsidieverzoek verder af te handelen.
2.
Burgemeester en wethouders van Deurne, De secretaris, De burgemeester, (G.J.C. Kusters)
(H.J. Mak)
3
Nr. 28a
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2012 , nr. 28; gehoord de commissie Wonen en Economie d.d. 17 april 2012; gelet op het bepaalde in artikel …;
BESLUIT 1. Besluiten om het subsidieverzoek van vereniging Stop de Stank van 3 oktober 2011 af te wijzen. 2. Het college opdragen om de afwijzing van dit subsidieverzoek verder af te handelen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 mei 2012. De griffier
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
1
Vereniging Stop de Stank Deurne
[email protected]
P&C
5 D SS i)eüim°
Vereniging Sfffp
EC Aan:
Betreft:
KCC
De raad van de gemeente Deurne Markt 1 Deurne
LBI
Subsidieaanvraag / sponsoring
HH JNr.
3 OKI 2011
BOR Griff ie
BRW
IK1.
Deurne, 2 oktober 2011 Geachte Raad, Hoewel het niet voor de hand ligt om in tijden van bezuiniging nieuwe subsidieaanvragen te honoreren, vragen wij u toch om ons verzoek zorgvuldig te overwegen. Vereniging Stop de Stank Deurne werd opgericht in januari 2011 en telt nu 88 betalende leden. Daarnaast kent de vereniging sympathisanten en steeds meer mensen melden zich aan voor het ontvangen van onze maandelijks nieuwsbrief. De vereniging stelt zich ten doel: - bevorderen van de kwaliteit van het leefmilieu in de meest uitgebreide zin - streven naar optimale kwaliteit van lucht, water, bodem en voedsel - bevorderen van leefbaarheid en duurzaamheid (Brundtland-definitie) Voor het realiseren van de doelstellingen wendt ze alle legale middelen aan, Vereniging Stop de Stank realiseert zich dat in tijden van bezuiniging burgers een steeds belangrijker rol krijgen; ook in de zorg voor leefmilieu en leefbaarheid. Daar waar de overheid het zich niet meer kan permitteren alle voorzieningen te faciliteren en te financieren, komen actieve burgers in beeld. Zij proberen de kwaliteit van de samenleving hoog te houden. Vereniging Stop de Stank wil wat dit betreft haar verantwoordelijkheid nemen. We zijn een vrijwilligersorganisatie. De contributie is opzettelijk laag gehouden (10 euro per jaar; gezinsleden 5 euro) om geen financiële drempel op te werpen. Verder heeft de vereniging geen reguliere inkomsten. Het bestuur heeft besloten sponsors te werven. We hopen dat we voldoende inkomsten kunnen genereren om de onkosten te betalen die verbonden zijn aan het informeren van burgers en het organiseren van activiteiten. Daarom vragen wij u om de vereniging, bij wijze van sponsoring, een jaarlijkse bijdrage in de onkosten toe te kennen. We vragen niet om een substantieel bedrag maar om een bijdrage waaruit blijkt dat u de inzet van vrijwilligers waardeert. Elke geste uwerzijds wordt door ons zeer op prijs gesteld. Met vriendelijke groeten, namens het bestuur van Vereniging Stop de Stank Deurne Maria Berkejps^tvoorzitter)
ONTVANGEN O 2 JAS. 2012 Vereniging Stop de Stank Deurne
[email protected]
I '&~
< >RJ
f • I"! f f !/> Griffie
K
Aan:
Betreft:
De raad van de gemeente Deurne Markt 1 Deurne
Nr.
BRW
KL
Bezwaarschrift
Deurne, 30 december 2011 Geachte raad, Op 2 oktober jl. stuurden wij u een brief waarin we u vroegen onze vereniging een jaarlijkse bijdrage in de onkosten toe te kennen. (Kopie van de brief is bijgevoegd). Op 7 december jl. deelde het hoofd van de afdeling Leefbaarheid ons namens burgemeester en wethouders mee dat ons verzoek was afgewezen. Behalve vanwege het formele argument dat de aanvraag buiten de termijn was ingediend, werd het verzoek ook om inhoudelijke redenen afgewezen. (Kopie van de brief is bijgevoegd). Wij maken bezwaar tegen de inhoudelijke afwijzing. Het kader waarin de aanvraag beoordeeld is betreft het subsidiebesluit, gericht op deelname door burgers aan sociaal-culturele activiteiten. Vereniging Stop de Stank is geen sociaal-culturele vereniging en daarom is het gehanteerde besluit het verkeerde instrument om onze aanvraag te beoordelen. Wij gaan er van uit dat u leefbaarheid' niet eng en uitsluitend definieert als 'goed en toegankelijk voorzieningen- en activiteitenniveau'. Vereniging Stop de Stank Deurne stelt zich de volgende doelen: - bevorderen van de kwaliteit van het leefmilieu in de meest uitgebreide zin - streven naar optimale kwaliteit van lucht, water, bodem en voedsel - bevorderen van leefbaarheid en duurzaamheid (Brundtland definitie) Wij vragen u het college te verzoeken om vanuit deze definitie van leefbaarheid onze aanvraag opnieuw te toetsen aan het beleid en de doelstellingen van het gemeentebestuur van Deurne. Overigens vragen wij niet om een substantieel bedrag maar om een bijdrage in de onkosten. Met vriendelijke groeten, Namens het bestuur van Vereniging Stop de Stank Deurne
/tf/laria Berkers (voorzitter) Korhoender9 5754DD Deurne Afschrift aan College van burgemeester en wethouders van Deurne
S^^^L
Vereniging Stop de Stank Deurne
[email protected] Vereniging Stop de Stank Deurne
Aan:
De raad van de gemeente Deurne Markt 1 Deurne
Betreft:
Subsidieaanvraag / sponsoring
Deurne, 2 oktober 2011
Geachte Raad, Hoewel het niet voor de hand ligt om in tijden van bezuiniging nieuwe subsidieaanvragen te honoreren, vragen wij u toch om ons verzoek zorgvuldig te overwegen. Vereniging Stop de Stank Deurne werd opgericht in januari 2011 en telt nu 88 betalende leden. Daarnaast kent de vereniging sympathisanten en steeds meer mensen melden zich aan voor het ontvangen van onze maandelijks nieuwsbrief. De vereniging stelt zich ten doel: - bevorderen van de kwaliteit van het leefmilieu in de meest uitgebreide zin - streven naar optimale kwaliteit van lucht, water, bodem en voedsel - bevorderen van leefbaarheid en duurzaamheid (Brundtland-definitie) Voor het realiseren van de doelstellingen wendt ze alle legale middelen aan. Vereniging Stop de Stank realiseert zich dat in tijden van bezuiniging burgers een steeds belangrijker rol krijgen; ook in de zorg voor leefmilieu en leefbaarheid. Daar waar de overheid het zich niet meer kan permitteren alle voorzieningen te faciliteren en te financieren, komen actieve burgers in beeld. Zij proberen de kwaliteit van de samenleving hoog te houden. Vereniging Stop de Stank wil wat dit betreft haar verantwoordelijkheid nemen. We zijn een vrijwilligersorganisatie. De contributie is opzettelijk laag gehouden (10 euro per jaar; gezinsleden 5 euro) om geen financiële drempel op te werpen. Verder heeft de vereniging geen reguliere inkomsten. Het bestuur heeft besloten sponsors te werven. We hopen dat we voldoende inkomsten kunnen genereren om de onkosten te betalen die verbonden zijn aan het informeren van burgers en het organiseren van activiteiten. Daarom vragen wij u om de vereniging, bij wijze van sponsoring, een jaarlijkse bijdrage in de onkosten toe te kennen. We vragen niet om een substantieel bedrag maar om een bijdrage waaruit blijkt dat u de inzet van vrijwilligers waardeert. Elke geste uwerzijds wordt door ons zeer op prijs gesteld. Met vriendelijke groeten, namens het bestuur van Vereniging Stop de Stank Deurne Maria Berkers (voorzitter)
U* /
4fcé*f e
ZJ
Gemeentelij eurne
Vereniging Stop de Stank Deurne T.a.v. M.G. Berkers Korhoender 9 5754 DD Deurne
Deurne, 7 december 2011 Kenmerk: 302769 (bij evt correspondentie s.v.p. dit nummer vermelden) Betreft: Aanvraag subsidie Uw brief d.d.: 02 oktober 2011 Bijlage(n): Beh. ambt.: I. Beckers-Winters
Geachte mevrouw Berkers, sidi&aaövraag —..,^,..^-^==^r—^_.. _ ___-_... ^^. .._ . ._.,..._ . _. ._,_ __. Op 3 oktober 2011 hebben wij uw aanvraag voor een bijdrage voor de vereniging Stop de Stank Deurne ontvangen. Uw aanvraag hebben wij getoetst aan de Algemene subsidieverordening gemeente Deurne 2008 en het daarbij behorende Subsidiebesluit Vrijwilligersorganisaties 2008. Inhoudelijke toetsing: Aanvrageu voor een basissubsidie moeten op grond van art.7 van de Algemene subsidieverordening voor 1 september voorafgaande aan het subsidiejaar worden aangevraagd. Omdat het tijdstip van indienen van de aanvraag na deze datum ligt, kan er geen basissubsidie voor het jaar 2012 verleend worden. Ook inhoudelijk gezien komt deze aanvraag niet in aanmerking voor het verlenen van basissubsidie omdat de activiteiten niet als zodanig zijn opgenomen in een van de clusters van het Subsidiebesluit Vrijwilligersorganisaties waarvoor basissubsidie kan worden verstrekt. Getoetst is vervolgens of deze aanvraag kan leiden tot het verlenen van een stimuleringssubsidie. Daarover overwegen wij het volgende.
Postbus 3 5750 AA Deurne Bezoekadres: Markt 1 I: 0493 - 38 77 11 F: 0493 - 38 75 55 E:
[email protected] www.deurne.nl
Algemeen: In het bovengenoemde Subsidiebesluit zijn de volgende overwegingen opgenomen ten aanzien van het verlenen van subsidies aan vrijwilligersorganisaties. In het subsidiebeleid streven wij naar het bereiken van de volgende doelen: 1. Subsidie wordt in algemene zin ingezet op het behoud van het "sociaal cemenf'van de gemeente Deurne. Het algemeen doel is het waarborgen van een goed en toegankelijk voorzieningen- en activiteitenniveau voor alle inwoners van Deurne; 2. Subsidie wordt gericht ingezet voor het bevorderen van deelname aan de Deurnese samenleving door kwetsbare burgers en burgers in een achterstandspositie. Onder kwetsbare burgers en burgers in een achterstandpositie verstaan wij in ieder geval: Jeugdigen tot 18 jaar; Kwetsbare ouderen van 65 jaar en ouder; Op grond van artikel 33 WBP is de gemeente Deurne verplicht u te melden dat de door u verstrekte gegevens slechts worden gebruikt voor: het organiseren van de ontvangst en verzending van de documenten; de behandeling, de aanmaak, de afdoening en archivering van documenten; intern beheer; het behandelen van geschillen.
Mensen met een beperking. De activiteiten waarvoor u subsidie aanvraagt dragen niet bij aan een van de doelstellingen onder 1 of 2 en zijn bovendien niet gericht op deelname van een van de genoemde doelgroepen aan de Deurnese samenleving. Besluit De activiteiten waarvoor u subsidie aanvraagt, passen niet in de hierboven genoemde doelen van het subsidiebeleid en komen derhalve niet voor een stimuleringssubsidie in aanmerking. Daarnaast is er geen grondslag of beleidskader op basis waarvan een basissubsidie zóu kunnen worden toegekend en is de aanvraag hiervoor buiten de termijn ingediend. Wij wijzen uw subsidieverzoek daarom af. Bezwaar Hebt u vragen of behoefte aan uitleg over dit besluit? Neemt u dan contact op met het Klantcontactcentrum via het algemene telefoonnummer van de gemeente Deurne (0493) 38 77 11 of de website www.deurne.nl. Als u het niet eens bent met dit besluit en u door dit besluit rechtstreeks in uw belang wordt getroffen, kunt u een gemotiveerd bezwaarschrift hiertegen indienen bij burgemeester en wethouders, Postbus 3, 5750 AA Deurne. Dit kan tot 6 weken na de dag van verzending van het besluit. In het bezwaarschrift moet u tenminste het volgende opnemen: uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt en de reden(en) van uw bezwaar. U moet het bezwaarschrift ook ondertekenen. Het maken van bezwaar schorst de werking van het besluit niet. Daarom kunt u als u een spoedeisend belang heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch, sector Bestuursrecht verzoeken een voorlopige voorziening te treffen (bijvoorbeeld schorsing van het besluit). Aan het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten verbonden. Het postadres van de rechtbank is Rechtbank 's-Hertogenbosch, sector Bestuursrecht, Postbus 90125, 5200 MA 's-Hertogenbosch. Kijkt u voor meer informatie op http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. of informeert u bij de griffie van de Rechtbank in 'sHertogenbosch, tel. (073) 620 20 20.
/
7~.
V. j Hoogachtend, ƒ Burgemeester en wethouders van Deurne, namens dezen, HQofiLafdeling Leefbaarheid,
(d4\ RJ.C. Janse)
v
Op grond van artikel 33 WBP is de gemeente Deurne verplicht u te melden dat de door u verstrekte gegevens slechts worden gebruikt voor: het organiseren van de ontvangst en verzending van de documenten; de behandeling, de aanmaak, de afdoening en archivering van documenten; intern beheer; het behandelen van geschillen.
VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD Onderwerp:
Milieuprogramma 2012
Registratienummer:
326632
Op voorstel van B&W d.d.:
dinsdag 20 maart 2012
Datum vergadering:
dinsdag 15 mei 2012
Portefeuillehouder:
Kerkers, H.
Rol gemeenteraad:
kaderstellende rol
Voorstel in het kort 1. Vaststellen van het milieuprogramma 2012. 2. Instemmen met een tweejaarlijkse cyclus voor het milieujaarverslag.
Samenvatting Jaarlijks moet door de gemeenteraad een milieujaarverslag en een milieuprogramma worden vastgesteld. De wettelijke basis hiervoor wordt gegeven in de Wet milieubeheer. Middels dit raadsvoorstel wordt het milieuprogramma 2012 ter instemming aan u voorgelegd. Tevens wordt voorgesteld om het milieujaarverslag een tweejaarlijkse cyclus te geven. Dat betekent dat u volgend jaar het milieujaarverslag over 2011 en 2012 gebundeld ontvangt.
Voorstel conform programmabegroting Meegezonden bijlagen 1. Milieuprogramma 2012 2. Bijlage beschrijving actiepunten
Ter inzage gelegd 1. Milieubeleidsplan gemeente Deurne
1
Deurne, 20 maart 2012
Nr. 29
AAN DE RAAD, 1. Inleiding Jaarlijks moet door de gemeenteraad een milieujaarverslag en een milieuprogramma worden vastgesteld. De wettelijke basis hiervoor wordt gegeven in de Wet milieubeheer. Middels dit raadsvoorstel wordt het milieuprogramma 2012 ter instemming aan u voorgelegd. Tevens wordt voorgesteld om het milieujaarverslag een tweejaarlijkse cyclus te geven. Dat betekent dat u volgend jaar het milieujaarverslag over 2011 en 2012 gebundeld ontvangt.
2. Doelstelling en beoogd effect In 2008 is het huidige Milieubeleidsplan 2008-2010 vastgesteld. Dit milieubeleidsplan beschrijft de ambities, doelstellingen en acties op het gebied van milieu. In 2011 is door de raad besloten om dit milieubeleidsplan met 2 jaar te verlengen, dus tot en met 2012 door te laten lopen. Op basis van dit milieubeleidsplan is een zeer bondig uitvoeringsprogramma opgesteld. Dit jaar wordt daarmee benut om te komen tot een nieuw milieubeleidsplan. De Commissie Wonen en Economie wordt later dit jaar betrokken bij het opstellen van dit nieuwe milieubeleidsplan.
3. Motivering en argumentatie Het opstellen van het milieujaarverslag kost behoorlijk veel ambtelijke uren. Als bezuiniging is daarom het voorstel om de cyclus van milieujaarverslagen te wijzigen naar een tweejaarlijkse cyclus. Het milieujaarverslag over 2011 ontvangt u dan gebundeld met het milieujaarverslag over 2012. De meeste actiepunten die in het milieuprogramma staan zijn direct overgenomen uit het milieubeleidsplan. Er zijn echter ook enkele nieuwe activiteiten gestart. Deze staan schuin gedrukt in het milieuprogramma en worden in bijlage 2 kort beschreven. Het milieubeleidsplan wordt bij de griffie ter inzage gelegd zodat u de achtergronden voor het uitvoeringsprogramma hierin kan terugvinden.
4. Achtergronden en beleidshistorie Zie doelstellingen en beoogd effect.
5. Financiën en risico's De activiteiten zoals genoemd in het milieuprogramma 2012 passen binnen de al vastgestelde begroting 2012. Veel van de activiteiten zijn opgenomen als regulier werk binnen de diverse afdelingen. Daarnaast zijn ook een aantal activiteiten opgenomen in andere beleidsdocumenten zoals het handhavingsprogramma 2012, werkprogramma externe veiligheid en het geurbeleid.
7. Juridische aspecten Gemeenten zijn op grond van de Wet Milieubeheer verplicht om jaarlijks een milieuprogramma en een milieujaarverslag op te stellen.
1
8. Communicatie en draagvlak Het milieuprogramma wordt via de website toegankelijk gemaakt.
9. Uitvoering en realisatie In 2012 wordt uitvoering gegeven aan dit milieuprogramma.
10. Voortgang en evaluatie In 2013 ontvangt u het milieujaarverslag over 2011 en 2012. Lopende dit jaar wordt de Commissie Wonen en Economie betrokken bij het opstellen van een nieuw milieubeleidsplan. Dit plan wordt eind dit jaar ter vaststelling voorgelegd aan de raad.
11.
Voorstel
1. 2.
Vaststellen van het milieuprogramma 2012. Instemmen met een tweejaarlijkse cyclus voor het milieujaarverslag.
Burgemeester en wethouders van Deurne, De secretaris, De burgemeester, (G.J.C. Kusters)
(H.J. Mak)
2
Nr. 29a
DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2012 nr. 29; gehoord de commissie Wonen en Economie d.d. 17 april 2012; gelet op het bepaalde in artikel 21.1 van de Wet Milieubeheer;
BESLUIT 1.
het milieuprogramma 2012 vast te stellen.
2.
in te stemmen met een tweejaarlijkse cyclus voor het milieujaarverslag.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 mei 2012 . De griffier
De voorzitter,
(R.J.C.M. Rutten)
(H.J. Mak)
1
Milieuprogramma 2012 gemeente Deurne Nr
Actiepunt
0. 0.1 0.2 3. 3.1 3.1.0 3.1.1
Algemeen en overige taken Opstellen nieuw milieubeleidsplan + uitvoeringsprogramma Algemeen milieubeleid Milieuthema's Bodem Beleidsontwikkelingen bodem Uitvoeren bodembeleid en wet- en regelgeving (structurele toets bestemmingsplannen en bouwplannen) Bijhouden bodeminformatiesysteem en digitaal beschikbaar maken van bodeminformatie voor derden Uitvoeren bodembeheernnota en bodemkwaliteitskaart Uitvoeren zinkassenproject Ontwikkelingen Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie volgen en benodigde acties uitvoeren Water Uitvoeren Gemeentelijk Rioleringsplan (inclusief aandacht voor lozingen op de bodem) Opstellen nieuw Gemeentelijk Rioleringsplan Bevorderen van afkoppelen en infiltreren van hemelwater Uitvoering geven aan de projecten uit het afvalwaterketen akkoord met de waterketen partners binnen de zuiveringskringen Asten en Aarle Rixtel Uitvoering geven aan de maatregelen uit Kaderrichtlijn water voor zover de daarvoor aangewezen middelen voor de realisatie van de KRW-maatregelen beschikbaar zijn Geluid Beleidsontwikkelingen geluid Uitvoeren geluidbeleid en wet- en regelgeving (akoestische onderzoeken, inclusief eventuele hogere waarde procedures) Treffen maatregelen wegverkeer- en railverkeerslawaai (schermenproject en/of gevelsanering)
3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.0 3.3.1 3.3.2 3.4 3.4.0 3.4.1 3.4.2
Lucht Beleidsontwikkelingen lucht Uitvoeren monitoringsonderzoek luchtkwaliteit (bepalen eventuele normoverschrijdingen) Uitvoeren luchtkwaliteitstoets bij vergunningverlening (o.a. agrarische bedrijven) en planontwikkeling (bouwplannen, verkeersplannen en bestemmingsplannen)
Milieuprogramma 2012 gemeente Deurne Nr
Actiepunt
3.7.1 Toepassen van het instrument GPR-Bouw waardoor betere prestatieafspraken voor duurzaam bouwen kunnen worden gemaakt 3.7.2 Deelname aan de subsidieregeling lokaal klimaatbeleid 2008-2012 (SLOK) en uitvoeren van de SLOK projecten waarbij voor de thema’s nieuwbouw van woningen, bedrijven en verduurzaming van de energie een voorlopend ambitieniveau wordt nagestreefd. 3.7.3 Spek je Knip 3.7.4 Oplaadpalen elektrische auto's plaatsen en openen 3.7.5 Deelname aan plaatsing innovatieve zonnepanelen via het Asore project 3.8 Externe Veiligheid 3.8.1 Actualisatie van het werkprogramma Externe Veiligheid 3.8.2 Toetsen ruimtelijke ontwikkelingen aan plaatsgebonden risico en groepsrisico (verantwoording) 3.8.3 4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4. 4.4.1 4.4.2 4,4,3
Uitvoeren maatregelen Werkprogramma Externe Veiligheid Instrumenten Milieuvergunningen en -meldingen Verlenen, actualiseren en zonodig intrekken van omgevingsvergunningen rekening houdend met alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving Accepteren meldingen (incl. eventuele maatwerkvoorschriften) Standpunt over de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) bepalen Milieuhandhaving Uitvoeren handhavingsprogramma 2012 Deelname aan ketenproject e-waste Energiebesparing in de zorg Gemeentelijke milieuzorg Toepassen energiemanagement gemeentelijke gebouwen Verbouwing gemeentehuis Milieucommunicatie en -educatie Verstrekken van actuele en betrouwbare milieu-informatie De ombouw van de Ossenbeemd tot vrijwilligersorganisatie faciliteren Deelname aan de actie groene voetstappen
Bijlage Beschrijving actiepunten In deze bijlage vindt u een beschrijving van de actiepunten die opgenomen zijn in het milieuprogramma 2012, maar die niet vermeld staan in het milieubeleidsplan. De activiteiten die hieronder niet beschreven staan kunt u vinden in het milieubeleidsplan dat bij de griffie ter inzage ligt. 0 0.1
Algemeen en overige taken Opstellen nieuw milieubeleidsplan + uitvoeringsprogramma Vanaf 2013 moet er een nieuw milieubeleidsplan in werking gaan. In 2012 wordt dit plan opgesteld. De Commissie Wonen en Economie wordt betrokken in het opstellen van dit plan.
3.1 Bodem 3.1.3 Uitvoeren bodembeheernnota en bodemkwaliteitskaart In 2011 heeft de raad de bodembeheernota en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De maatregelen die hierin vermeld staan zijn worden uitgevoerd. 3.1.5 Ontwikkelingen Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie volgen en benodigde acties uitvoeren. Het Rijk heeft een AMvB in voorbereiding waarin onder andere wordt geregeld hoe gemeenten om moeten gaan met initiatieven die gaan over het benutten van bodemenergie. Hierop wordt door Deurne geanticipeerd. 3.2 Water 3.2.2 Opstellen nieuw Gemeentelijk Rioleringsplan Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan loopt af eind 2012. Een nieuw plan is in voorbereiding, de raad wordt hier later dit jaar bij betrokken. 3.3
Geluid Alle acties die uitgevoerd worden staan vermeld in het milieubeleidsplan.
3.4
Lucht Alle acties die uitgevoerd worden staan vermeld in het milieubeleidsplan.
3.5 Afval 3.5.1 Uitvoeren (gescheiden) inzameling Per 1 januari 2012 zijn er wijzigingen ingegaan in de gescheiden inzameling van het huishoudelijke afval. Zo wordt de reatafvalcontainer voortaan 1 maal per 4 weken in plaats van 1 maal per 2 weken ingezameld. In 2012 wordt er veel aandacht aan besteed om deze nieuwe inzamelroutine goed te laten verlopen en daarbij nauwkeurig in de gaten te houden wat de effecten hiervan zijn. 3.5.3 Aanbesteding milieustraat Het contract voor het beheer van de milieustraat loopt eind 2012 af. In 2012 wordt een plan opgesteld hoe de milieustraat in de toekomst vorm krijgt en op welke wijze dit aanbesteed wordt. 3.5.4 Aanbesteding inzameling oud papier Per 1-1-2013 loopt het huidige contract met Sita af voor de inzameling, vermarkting en verwerking van oud papier. Er is een nieuw aanbestedingstraject in gang gezet. Middels een raadsinformatiebrief is de raad hierover op 2 maart 2012 nader geïnformeerd.
3.4.5 Compostactie Deurne doet mee aan de landelijke compostactie van het bedrijf Attero. Al het GFT afval van de Deurnese huishoudens gaat naar het bedrijf Attero. Op de milieustraat kan iedereen gratis compost ophalen, op 24 maart wordt hier extra aandacht aan besteed. 3.6
Natuur, landschap en openbaar groen Alle acties die uitgevoerd worden staan vermeld in het milieubeleidsplan.
3.7 Klimaatbeleid en duurzaam bouwen 3.7.3 Spek je Knip Het energieproject Spek je Knip is erop gericht om inwoners van de wijk Deurne West energie te laten besparen in huis. Dit is goed voor het milieu, maar zorgt ook direct voor een lagere energierekening. Op 2 december is er een raadsinformatiebrief verstuurd met uitgebreide informatie over dit project. 3.7.4 Oplaadpalen elektrische auto’s plaatsen en openen In Deurne zijn 2 oplaadpalen voor elektrische auto’s geplaatst. De opening hiervan heeft in januari 2012 plaats gevonden. 3.7.5 Deelname aan plaatsing innovatieve zonnepanelen via het Asore project Deurne doet mee aan het SRE project Asoren. Dit project test innovatieve zonnecollectoren in de agrarische sector, met als start 500m² op het dak van een boerenbedrijf in de gemeente Deurne. De nieuw soort zonnepanelen, die zijn ontwikkeld door het Eindhovense bedrijf SunCycle, hebben een hoger rendement dan normale zonnepanelen, maar de grootste winst zit hem in de lagere productiekosten. Wanneer de productie eenmaal op volle toeren draait is de kostprijs per kilowattuur concurrerend met grijze stroom. 3.8
Externe veiligheid Alle acties die uitgevoerd worden staan vermeld in het milieubeleidsplan.
4.1 Milieuvergunningen- en meldingen 4.1.3 Standpunt over de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) bepalen In 2012 moet duidelijk zijn welke taken Deurne per 1 januari 2013 onder wil brengen bij de RUD. De consequenties hiervan moeten helder in beeld zijn en er moet bestuurlijke afspraken gemaakt worden met de RUD over de uitvoering van de taken. De raad is hierover al geïnformeerd en dit onderwerp komt later dit jaar terug op de agenda. 4.2 Milieuhandhaving 4.2.1 Uitvoeren handhavingsprogramma 2012 Het door de raad vastgestelde handhavingsprogramma 2012 wordt uitgevoerd. 4.2.2 Deelname aan ketenproject e-waste Er verdwijnen veel elektrische en elektronische apparaten (e-waste) zoals tandenborstels, diepvriezen etc. via illegale routes naar het buitenland. Deze apparaten komen dan terecht in landen als Ghana en China waar deze apparaten uit elkaar gehaald worden, dit wordt vaak door kinderen gedaan. Om dit tegen te gaan doet Deurne mee aan dit project dat waarschijnlijk Brabantbreed wordt uitgevoerd en mogelijk zelfs landelijk. Detailhandelaren worden geïnformeerd over de legale en verantwoorde wijze van afvoeren van e-waste. Vervolgens gaan toezichthouders steekproefgewijs controleren of dit inderdaad keurig gebeurd. Hiermee wordt voorkomen dat e-waste uit Deurne illegaal geëxporteerd wordt naar het buitenland.
4.2.3
Energiebesparing in de zorg In de zorg is nog veel energie te besparen! De provincie Noord-Brabant heeft in samenwerking met de SRE Milieudienst een project opgezet om energiebesparing bij zorginstellingen te stimuleren door handhaving. Wanneer relatief goedkope aanpassingen die in maximaal 5 jaar terug te verdienen zijn worden getroffen, kan een zorginstelling veel energie besparen. Dat scheelt niet alleen geld, maar levert ook milieuwinst op! Deurne doet mee in dit project, waarbij de eigen inzet relatief beperkt blijft omdat we meeliften op dit regionale project.
4.3 Gemeentelijke milieuzorg 4.3.2 Verbouwing gemeentehuis De voorbereidingen voor de verbouwing van het gemeentehuis zijn in volle gang. Bij de verbouwingen wordt ook nagedacht over energiebesparing en duurzaamheid. Waar mogelijk worden maatregelen die hieraan bijdragen meegenomen zoals aanwezigheidsschakelaars voor de verlichting en een warmtewisselaar voor de lucht die van buiten naar binnen wordt gezogen. De raad wordt nog nader geïnformeerd over de exacte maatregelen die genomen worden. 4.4 Milieucommunicatie- en educatie 4.4.2 De ombouw van de Ossenbeemd tot vrijwilligersorganisatie faciliteren. De subsidie op de Ossenbeemd wordt afgebouwd. De Ossenbeemd heeft daarop besloten dat zij als vrijwilligersorganisatie door willen gaan. Het jaar 2012 benutten zij om hun organisatie om te bouwen en nieuwe vrijwilligers aan te trekken. De gemeente faciliteert hierbij. 4.4.3 Deelname aan de actie Groene Voetstappen In 2011 hebben 8 scholen in Deurne deelgenomen aan de actie groene voetstappen. Het doel hiervan is dat kinderen een week lang stickers kunnen sparen voor elke keer dat zij op duurzame wijze, dus bijvoorbeeld fietsend of lopend, naar school komen. In 2012 wordt aan de basisscholen weer aangeboden om deel te nemen.
Milieubeleidsplan Deurne 2008-2010
Milieubeleidsplan 2008-2010
Inhoudsopgave Samenvatting
4
1. Inleiding 1.1. Status en beleidskader 1.2. Algemene beleidsuitgangspunten 1.3. Totstandkoming 1.4. Leeswijzer
5 5 6 7 8
2. Bestaande situatie 2.1. Karakterisering van de gemeente Deurne 2.2. Bestaand milieubeleid 2.3. Uitvoeringsorganisatie
10 10 10 11
3. Milieuthema’s 3.1. Bodem 3.2. Water 3.3. Geluid 3.4. Lucht 3.5. Afval 3.6. Natuur, landschap en openbaar groen 3.7. Klimaatbeleid en duurzaam bouwen 3.8. Externe veiligheid
12 12 15 18 20 23 25 28 30
4. Instrumenten 4.1. Milieuvergunningen en –meldingen/duurzaam ondernemen 4.2. Milieuhandhaving 4.3. Gemeentelijke milieuzorg 4.4. Milieucommunicatie en -educatie
33 33 36 39 41
Bijlagen Bijlage I
Samenstelling klankbordgroep
Bijlage II
Resultaten PRIO-sessie (totaaloverzicht)
Bijlage III
Organogram
Milieubeleidsplan 2008-2010
Samenvatting Dit milieubeleidsplan beschrijft het milieubeleid van de gemeente Deurne zoals dat in de periode 2008-2010 zal worden uitgevoerd. Er is bewust gekozen voor een looptijd tot en met 2010 omdat hiermee wordt aangesloten op de looptijd van het Handhavingsbeleidsplan en het collegeprogramma (2007-2010). Het milieubeleid van Deurne, dat in dit plan wordt beschreven, sluit goed aan op het beleid dat de afgelopen jaren is gevoerd. Dit houdt in dat een groot deel van de milieutaken momenteel ook al wordt uitgevoerd. Het gaat hierbij met name om de taken die op grond van wet- en regelgeving en vastgesteld beleid verplicht zijn (het zogenaamde basisniveau). Rekening houdend met de resultaten van de PRIO-sessie zijn voor de komende jaren de volgende speerpunten benoemd: • • • • • • •
Zwerfafval Duurzaam bouwen en ondernemen Duurzame energie (klimaatbeleid) Natuurbehoud en –ontwikkeling Milieuhandhaving Afkoppelen en infiltreren (hemelwater) Luchtkwaliteit agrarisch
De speerpunten zullen in de komende periode de meeste aandacht krijgen. Het ambitieniveau voor deze speerpunten gaat dan ook verder dan het wettelijke basisniveau. Voor een deel van de onderwerpen die niet als speerpunt zijn aangemerkt, is wet- en regelgeving van toepassing. Rekening houdend met deze wet- en regelgeving zullen deze niet-speerpunt-taken op een basisniveau worden uitgevoerd. De ambities ten aanzien van de verschillende milieuonderwerpen zijn vertaald in doelstellingen die zo concreet mogelijk zijn omschreven. Ook zijn er acties geformuleerd om deze doelstellingen te bereiken en indicatoren waarmee de voortgang kan worden bewaakt.
4
Milieubeleidsplan 2008-2010
1.
Inleiding
1.1.
Status en beleidskader
De Wet milieubeheer biedt gemeenten de mogelijkheid om een gemeentelijk milieubeleidsplan vast te stellen, waarin de hoofdlijnen, ambities en doelstellingen van het gemeentelijke milieubeleid worden beschreven. Daarnaast zijn gemeenten op grond van dezelfde wet verplicht om jaarlijks een milieuprogramma op te stellen waarin de geplande taken voor het betreffende jaar worden vastgelegd. Deurne heeft gekozen voor een vrij concreet milieubeleidsplan met doelstellingen voor de middellange termijn, met daaraan gekoppeld een (globaal) meerjarenprogramma met daarin de geplande taken en activiteiten. Bij de vaststelling van een eigen gemeentelijk milieubeleid is het van belang om rekening te houden met internationale, nationale, provinciale en regionale ontwikkelingen op milieugebied (beleid en wettelijke kaders). Deze ontwikkelingen sluiten grotendeels op elkaar aan. De belangrijkste ontwikkelingen waarmee rekening moet worden gehouden, zijn hieronder omschreven. Hierbij wordt opgemerkt dat alleen de beleidsplannen zijn vermeld die rechtstreeks verband houden met milieu en duurzame ontwikkeling. Het taakveld Milieu heeft veel raakvlakken met andere beleidsterreinen. Dit betekent dat ook beleidsplannen ten aanzien van bijvoorbeeld water, volksgezondheid en verkeer en vervoer van belang zijn. Het gaat echter te ver om alle beleidsontwikkelingen die indirect van invloed zijn op het lokale milieubeleid, in dit beleidskader te noemen. Internationaal
Het lokale milieubeleid wordt meer en meer beïnvloed door internationale afspraken en Europese regelgeving. Voorbeelden hiervan zijn de emissiedoelstellingen uit het Kyoto Protocol (klimaatbeleid), het Verdrag van Aarhus (openbaarheid van milieuinformatie), de Europese richtlijnen ten aanzien van luchtkwaliteit en de zogenaamde IPPC-richtlijn die betrekking heeft op geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging bij bedrijven (milieuvergunningverlening). De afspraken en richtlijnen worden over het algemeen vertaald in nationale regelgeving en werken zo indirect door op gemeentelijk niveau. Nationaal
In april 2006 heeft het kabinet de zogenaamde Toekomstagenda Milieu gepresenteerd. Met de Toekomstagenda Milieu kiest het kabinet voor een moderne en zakelijke aanpak van milieuproblemen, waarbij kosten en baten nuchter worden afgewogen. De trefwoorden daarbij zijn schoon, slim en sterk. Door te kiezen voor een andere, slimmere aanpak wil het kabinet bereiken dat de doelstellingen die eerder al waren opgenomen in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) alsnog worden gehaald. Enkele aandachtspunten uit de Toekomstagenda Milieu die ook van belang zijn voor de gemeente Deurne, zijn hieronder kort samengevat: • • • • •
Modernisering van de VROM-regelgeving o.a. door de invoering van de omgevingsvergunning en de activiteiten-AMvB’s (vermindering administratieve lasten) Integrale handhaving/handhavingsamenwerking Milieubeleid dichter naar de burger brengen: meer aandacht voor problemen van alledag Meer aandacht voor duurzame energie Betere samenwerking tussen drinkwaterbedrijven, gemeenten en waterschappen
5
Milieubeleidsplan 2008-2010
Aansluitend op de Toekomstagenda heeft de VNG de Agenda Lokaal Milieubeleid 2006-2010 uitgebracht. Daarin worden de volgende prioriteiten genoemd: • Verbeteren leefomgevingskwaliteit (integraal en locatiegericht) • Verbeteren dienstverlening (klantgericht en efficiënt) Bovendien worden enkele belangrijke thema’s voor de komende vier jaar genoemd: • Externe veiligheid • Geluid en luchtkwaliteit • Water • Klimaat en energie Provinciaal
Op 2 november 2006 heeft Provinciale Staten van de Provincie Noord-Brabant de Integrale Strategie Milieu 2006-2010 vastgesteld. Hierbij is bewust gekozen voor een nieuwe aanpak van de provinciale milieuvraagstukken. Van meet af aan worden burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden betrokken bij het oplossen van concrete vraagstukken. In 2006 is met deze werkwijze geëxperimenteerd rondom een zestal vraagstukken: Ontgrondingen, Eco-efficiency, Juiste bedrijf op de juiste plaats, Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s), Biodiversiteit en Duurzaam Bouwen. De consequenties van de gewijzigde provinciale aanpak voor de gemeente Deurne zijn op dit moment nog moeilijk in te schatten. Wel is de samenwerking met andere partijen terug te vinden in de algemene beleidsuitgangspunten die in paragraaf 1.2 zijn beschreven. Regionaal
De gemeente Deurne maakt deel uit van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE). Dit houdt in dat op een aantal beleidsterreinen waaronder Milieu, wordt samengewerkt met de andere gemeenten in de regio. De samenwerking is onlangs weer eens opnieuw tegen het licht gehouden, wat heeft geleid tot de Regionale Agenda Zuidoost-Brabant. Ten aanzien van het thema Milieu is afgesproken dat de Regionale Meerjarenvisie Milieu 2004-2015, een leidraad is voor de samenwerking. Jaarlijks wordt een regionaal milieuwerkprogramma (RMP) opgesteld waarin projecten zijn omschreven waarmee gezamenlijk wordt gewerkt aan het bereiken van de ambities en doelstellingen uit de visie. De gemeente Deurne neemt deel aan veel regionale projecten waaronder projecten op het gebied van klimaatbeleid, de verslaglegging in het kader van het Besluit Luchtkwaliteit en de regionale geluidhindersanering.
1.2.
Algemene beleidsuitgangspunten
Bij het opstellen van het milieubeleidsplan voor Deurne is rekening gehouden met de volgende algemene beleidsuitgangspunten: Integratie Het taakveld Milieu heeft veel raakvlakken met diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen. Het betrekken van milieuaspecten bij de uitvoering van ander gemeentelijk beleid zoals het ruimtelijke ordeningsbeleid (externe integratie), leidt tot een meer volledige benadering van het leefmilieu. De integratie van milieu in andere beleidsvelden is echter niet altijd eenvoudig. Door de klankbordgroep (zie bijlage I) is met name aandacht gevraagd voor milieuaspecten in relatie tot ontwikkelingen rond het spoor (geluid, lucht, externe veiligheid) en voor de link tussen gezondheid en milieu.
6
Milieubeleidsplan 2008-2010
Kwaliteit In het verleden werd bij de uitvoering van milieutaken vooral gekeken naar kwantiteit (bijvoorbeeld het aantal uitgevoerde controles op de naleving van milieuregels bij bedrijven). Een belangrijke trend is het verschuiven van de aandacht van kwantiteit naar kwaliteit bijvoorbeeld door meer maatwerk toe te passen, meer nadruk te leggen op preventieve maatregelen en te werken aan professionalisering van de taakuitvoering. Een goed voorbeeld hiervan is de professionalisering van de handhaving die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Rendement Bij de afwegingen die leiden tot de vaststelling van lokaal milieubeleid spelen niet alleen milieuhygiënische aspecten een rol. De uitvoering wordt beperkt door de financiën die hiervoor ter beschikking worden gesteld. Het is dan ook van belang om effectief en efficiënt te werken. Dit kan onder meer worden gerealiseerd door projectmatig werken. Eigen verantwoordelijkheid/samenwerking Milieu is een beleidsterrein dat samen met anderen wordt vormgegeven en uitgevoerd. Met ‘anderen’ worden niet alleen andere gemeentelijke afdelingen bedoeld (zie integratie), maar ook andere overheden en de doelgroepen van het gemeentelijke beleid (burgers, bedrijven, organisaties). De doelgroepen hebben niet alleen inspraak in het beleid, maar zijn voor een deel ook verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Het aanspreken van burgers en bedrijven op hun eigen verantwoordelijkheid en de samenwerking met deze doelgroepen zijn dan ook belangrijke aandachtspunten bij de uitvoering van het milieubeleid. Het gebruik van de lokale beleidsvrijheid Gemeenten krijgen steeds meer ruimte om een eigen milieubeleid te formuleren. Dit geldt bijvoorbeeld voor geluid-, geur- en bodembeleid. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om milieunormen per deelgebied vast te leggen.
1.3.
Totstandkoming
Bij de totstandkoming van het milieubeleidsplan voor de gemeente Deurne is gebruik gemaakt van een systematiek die door de SRE Milieudienst is ontwikkeld. Met behulp van zogenaamde ‘menukaarten’ is per milieuonderwerp de stand van zaken binnen de gemeente in beeld gebracht. Hierbij zijn drie verschillende uitvoeringsniveaus gehanteerd: • Basisniveau: De gemeente voert taken uit die op grond van wet- en regelgeving of landelijk/provinciaal beleid verplicht zijn. • Voorlopend niveau: De gemeente gaat een stapje verder en voert taken uit waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van wet- en regelgeving of toekomstige ontwikkelingen binnen de gemeente. • Innovatief niveau: De gemeente voert taken uit die veel verder gaan dan de wettelijke verplichtingen of het voorlopende niveau. De lijst met mogelijke, innovatieve taken is uiteraard niet limitatief. Overigens gaat het strikt genomen niet altijd om taken die in de letterlijke zin van het woord ‘innovatief’ zijn. De stand van zaken ten aanzien van het Deurnese milieubeleid is besproken in een vergadering van de externe klankbordgroep Milieu (zie bijlage I). Tijdens deze vergadering zijn ideeën en voorstellen ingebracht ten aanzien van het gewenste milieubeleid in Deurne. De stand van zaken is daarnaast gepresenteerd aan de raad van Deurne. Aangezien niet alle maatregelen tegelijkertijd
7
Milieubeleidsplan 2008-2010
uitgevoerd kunnen worden is, rekening houdend met het bestaande beleid, een zogenaamde PRIO-sessie georganiseerd. De raadsfracties hebben hierbij alle subthema’s van het Deurnese beleid getoetst aan de volgende criteria: • • • • •
Lange termijn milieueffect Zichtbaar/merkbaar effect Uitstraling Slaagkans Kosten-baten
De resultaten van de PRIO-sessie zijn opgenomen in bijlage II bij dit milieubeleidsplan. Ondanks het feit dat de meningen over enkele onderwerpen behoorlijk uiteen blijken te lopen, zijn op basis van de resultaten van de PRIO-sessie toch enkele belangrijke conclusies getrokken: • •
•
•
Over de aanpak van zwerfafval is geen discussie. Dit onderwerp scoort bij alle partijen hoog. Hoewel de scores enigszins uiteenlopen, verdienen ook de ‘duurzaamheidsonderwerpen’ (duurzaam bouwen, duurzaam ondernemen, duurzame energie) in het milieubeleidsplan de nodige aandacht. Dit geldt eveneens voor de andere onderwerpen die op de totaallijst in de top 4 terecht zijn gekomen: o Natuurbehoud en –ontwikkeling o Milieuhandhaving o Afkoppelen en infiltreren o Luchtkwaliteit agrarisch Bij de onderwerpen die het laagst scoren is sprake van wettelijke verplichtingen, waardoor deze onderwerpen op een minimaal niveau moeten worden uitgevoerd.
De conclusies veranderen niet of nauwelijks wanneer aan de stemmen van de verschillende raadsfracties een weegfactor wordt gekoppeld, die samenhangt met het aantal zetels in de gemeenteraad. Rekening houdend met de resultaten van de PRIO-sessie en de inbreng van de klankbordgroep is een concept-milieubeleidsplan ontwikkeld, dat is voorgelegd aan de interne projectgroep (betrokken ambtenaren) en de klankbordgroep. De opmerkingen van beide groepen zijn in het ontwerp verwerkt. Het ontwerp-milieubeleidsplan heeft vervolgens zes weken ter inzage gelegen voor inspraak. Tijdens deze inspraaktermijn zijn geen zienswijzen ontvangen.
1.4.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit milieubeleidsplan wordt de algemene bestaande situatie binnen de gemeente Deurne beschreven (karakterisering en bestaand lokaal beleid). In de daarop volgende hoofdstukken wordt per milieuonderwerp ingegaan op: • • • •
de wet- en regelgeving die voor dat onderwerp van kracht is; de bestaande situatie ten aanzien van het onderwerp; het gewenste ambitieniveau (concrete, meetbare doelstellingen); de activiteiten die moeten worden verricht om het ambitieniveau te bereiken en/of te handhaven;
8
Milieubeleidsplan 2008-2010
• de indicatoren die gebruikt worden om te meten of het ambitieniveau daadwerkelijk is bereikt (monitor). Ten aanzien van de activiteiten wordt opgemerkt dat hierbij ook de bestaande activiteiten zijn vermeld die in de planperiode worden doorgezet. Bij de beschrijving van de diverse onderwerpen is uitgegaan van de volgende indeling: Hoofdstuk 3: Milieuthema’s • Bodem • Water • Geluid • Lucht • Afval • Natuur, landschap en openbaar groen • Klimaatbeleid en duurzaam bouwen • Externe veiligheid Hoofdstuk 4: Instrumenten • Milieuvergunningen en –meldingen • Milieuhandhaving • Bedrijfsinterne milieuzorg • Milieucommunicatie en -educatie
9
Milieubeleidsplan 2008-2010
2.
Bestaande situatie
2.1.
Karakterisering van de gemeente Deurne
De gemeente Deurne is met 11.902 hectare qua oppervlakte één van de grootste gemeenten van Zuidoost-Brabant. De gemeente bestaat uit de dorpen Deurne, Liessel, Vlierden, Neerkant en Helenaveen. Deurne heeft duidelijk twee gezichten. Het centrumdorp Deurne heeft een stedelijk karakter. Aan de zuidkant van deze kern bevinden zich ook de belangrijkste bedrijventerreinen van de gemeente. Naast de stedelijke kern is er sprake van een uitgebreid buitengebied met daarin de andere, meer landelijke kernen. In dit buitengebied is volop ruimte voor de agrarische sector (intensieve veehouderij, glastuinbouw), het hippisch centrum (Deurne Paardenwereld), toeristischrecreatieve initiatieven (Groene Peelvallei) en natuur. Belangrijke natuurgebieden zijn De Peel (inclusief Deurnese en Mariapeel), de Liesselse Bossen, de Brouwhuissche Heide, De Berken en het Zandbos. De gemeente Deurne wordt doorkruist door enkele belangrijke verkeersaders, waaronder de A67, de N270 en de spoorlijn Helmond-Venlo. In totaal heeft Deurne ca. 32.000 inwoners, waarvan een ruime meerderheid in de kern Deurne woont. De gemeente heeft de ambitie om uit te groeien naar een sterke gemeente zonder dat de eigen identiteit verandert. De ambitie richt zich vooral op het ontwikkelen van mogelijkheden om de leefomgeving van de inwoners te versterken. Dit betekent dat er blijvend wordt gekeken naar het verbeteren van de infrastructuur, het realiseren van woningbouw en het realiseren van een aantrekkelijk ondernemersklimaat, maar dat er ook aandacht is voor de sociale samenhang in de samenleving (o.a. jeugd en jongeren, zelfredzaamheid), landschappelijke en natuurlijke waarden en recreatieve aspecten. De ambities van Deurne zijn verwoord in het Masterplan met als titel ‘Verbinden in Deurne’. In dit Masterplan kijkt Deurne vooruit naar 2015 en wordt een kader geschetst voor alle ontwikkelingen en projecten binnen de gemeente. Eén van de uitgangspunten hierbij is het streven naar duurzaamheid, waarbij de volgende aandachtspunten met name worden genoemd: • • • • • •
Natuur en landschap Ontwikkelingen in de landbouwsector Bescherming en versterking van natuur- en cultuurhistorische kwaliteiten Klimaatverandering Verbetering luchtkwaliteit Stimulering en educatie duurzaamheid en energie
Alle genoemde aspecten komen in dit milieubeleidsplan direct of indirect aan de orde.
2.2.
Bestaand milieubeleid
In Deurne werd de afgelopen jaren niet gewerkt met een overkoepelend milieubeleidsplan of een meerjarenprogramma Milieu. Conform de verplichtingen uit de Wet milieubeheer werden wel jaarlijks milieuwerkprogramma’s gemaakt, waarin de gemeentelijke milieutaken waren vastgelegd. Hierbij werd aangesloten op wet- en regelgeving en op lokaal beleid dat voor een aantal deelthema’s was vastgesteld, zoals het: • Bodembeheerplan • Waterplan • Klimaatbeleidsplan
10
Milieubeleidsplan 2008-2010
• Handhavingsbeleidsplan Bij de voorbereiding van dit milieubeleidsplan is met deze vastgestelde beleidsplannen rekening gehouden.
2.3.
Uitvoeringsorganisatie
De uitvoering van de gemeentelijke milieutaken is bij de gemeente Deurne als volgt verdeeld over verschillende afdelingen: Milieutaak Vergunningverlening
Afdeling Externe Dienstverlening, team Bouwen/wonen en milieu Handhaving Beheer Openbare Ruimte Economie en Beheer Openbare Ruimte Economie, Leefbaarheid en Projecten Leefbaarheid
Handhaving Water Natuur, landschap en openbaar groen Bodem, Geluid, Lucht en Externe Veiligheid Overige milieutaken
In bijlage III is ter verduidelijking een organogram van de gemeentelijke organisatie opgenomen. Bestuurlijk gezien valt de uitvoering van de milieutaken onder meerdere portefeuillehouders, te weten burgemeester Daandels (Handhaving), wethouder Kerkers (Milieuzaken), wethouder Lemlijn (Beheer openbare ruimte).
11
Milieubeleidsplan 2008-2010
3.
Milieuthema’s
3.1.
Bodem
Inleiding Het bodembeleid in Nederland is gericht op het voorkomen van nieuwe verontreinigingen en op het saneren (of beheersen) van verontreinigingen die in het verleden zijn ontstaan. Nieuwe verontreinigingen worden voorkomen door bij vergunningverlening en handhaving (Wet milieubeheer) aandacht te schenken aan bodembeschermende voorzieningen bij bedrijven. Daarnaast zijn er enkele specifieke besluiten die zich richten op het voorkomen van bodemverontreiniging. In december 2007 is het besluit Bodemkwaliteit gepubliceerd. Het beleid is, kort gezegd, duurzamer, eenvoudiger en consistenter geworden. De gebruiker van de bodem krijgt het recht de bodem te gebruiken, maar ook de plicht er zorgvuldig mee om te gaan. Het nieuwe beleid gaat over meer dan bodemverontreiniging alleen. Het sluit bijvoorbeeld aan bij de herziening van het Europese landbouwbeleid. Provincies, waterschappen en gemeenten moeten bij beslissingen over het gebruik van de bodem de mogelijke effecten ervan beoordelen. Dit wordt vastgelegd in een bodembeheerplan of verordening, waarop inspraak mogelijk is. Om de gevolgen van het bodemgebruik op langere termijn te kunnen beoordelen is meer kennis nodig. Het kabinet stelt daarvoor middelen beschikbaar. Burgers en bedrijven krijgen beter toegang tot betrouwbare bodeminformatie. De regels voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie volgens het Besluit bodemkwaliteit treden gefaseerd in werking: • Fase 1: voor het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater en het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater, treedt het Besluit bodemkwaliteit op 1 januari 2008 in werking; • Fase 2: voor het toepassen van bouwstoffen en grond en baggerspecie op/in landbodems, treedt het Besluit bodemkwaliteit op 1 juli 2008 in werking. Voor de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit was de regelgeving voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie versnipperd over het Bouwstoffenbesluit, de Vrijstellingsregeling grondverzet en andere regels. De regelgeving werd als complex, star en slecht handhaafbaar ervaren. Daarom zijn de regels herzien en is één eenduidig kader gemaakt: het Besluit bodemkwaliteit. Hierin staan de kwaliteitseisen waaraan bouwstoffen, grond en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de bodem of in oppervlaktewater worden toegepast. Het Besluit komt ook tegemoet aan de wens om maatwerk op gebiedsniveau beter mogelijk te maken. En het Besluit geeft de mogelijkheid om gericht toezicht te houden op de hele keten van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Van het moment van productie of ontgraving tot en met de toepassing. De gemeente kan ervoor kiezen om zelf normen vast te stellen die optimaal aansluiten bij functies, de bodemkwaliteit en de ontwikkelingen in een gebied. Wanneer géén gebiedsspecifiek beleid wordt vastgesteld geldt automatisch het generieke beleid met landelijke normen voor het toepassen van grond en bagger.
12
Milieubeleidsplan 2008-2010
Ondanks alle bodembeschermende maatregelen, is op veel plaatsen in Nederland nog sprake van bodemverontreiniging veroorzaakt door activiteiten uit het verleden. Aanvankelijk was het beleid gericht op het volledig saneren van bodemverontreiniging. Een paar jaar geleden zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt voor een meer efficiënte aanpak. Op basis van het vernieuwde bodembeleid wordt gestreefd naar een functiegerichte sanering (zo schoon als nodig is voor het gewenste gebruik van de bodem) in plaats van een multifunctionele sanering. Daarnaast wordt gestreefd naar het vroegtijdig betrekken van bodemaspecten bij het maken van nieuwe plannen. Sinds de gemeente in het kader van de Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing (ISV) de status heeft verkregen van programmagemeente, heeft zij de initiatiefrol bij de aanpak van bodem- en grondwatersaneringen in het stedelijke gebied en de uitleggebieden. De provincie heeft deze rol voor het buitengebied. In de ISV-periode tot 2009 is de gemeente vooral bezig met het onderzoeken van potentieel spoedeisende locaties op aanwezige bodem- en grondwaterverontreiniging. Op 1 januari 2006 is de nieuwe Wet bodembescherming in werking getreden. Op basis van de nieuwe wet is er onder meer een eenvoudigere procedure voor saneringen (Besluit uniforme saneringen) die de gemeente, in gevallen waarin zij saneerder is, moet volgen. Met spanning wordt gewacht op de beleidsbrief bodem van het nieuwe kabinet, welke de richting aan zal geven voor de bodeminspanningen voor de komende 4 jaar. Stand van zaken De basistaken ten aanzien van bodem worden door Deurne vrijwel allemaal uitgevoerd. Er wordt bodemonderzoek verricht bij o.a. de aankoop van gronden en in het kader van bouwplannen en bestemmingsplannen. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken worden vastgelegd in het bodeminformatiesysteem, waardoor de bodemkwaliteit in Deurne steeds beter in beeld komt. Voor 2009 moet de werkvoorraad (te saneren percelen) volledig in beeld zijn. Deze werkvoorraad moet voor 2015 worden aangepakt. Het is op dit moment nog niet bekend of dit ook daadwerkelijk gaat lukken. Projecten die in elk geval de komende jaren zullen worden gestart, zijn het saneringsproject Spoorzone en de sanering van de voormalige stortlocatie De Vlaas, waar woningbouw is gepland. Overigens is de provincie het bevoegde gezag wanneer het gaat om bodemsanering. Dat wil niet zeggen dat de gemeente geen invloed heeft. In het kader van de zogenaamde Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing (ISV) hebben de gemeenten in het SRE-gebied budget gekregen voor de aanpak van bodemverontreiniging. Daarmee zijn ze verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van het saneringsprogramma. Het is van groot belang dat het ISV-budget goed wordt besteed aan de projecten waarvoor het is bedoeld. Aan het Bouwstoffenbesluit, dat op dit moment nog het hergebruik van secundaire grondstoffen en verontreinigde grond regelt, wordt maar gedeeltelijk invulling gegeven. Voor gemeentelijke werken worden wel meldingen ingediend, maar daar blijft het op dit moment bij. Er wordt niet actief gehandhaafd op de naleving van het Bouwstoffenbesluit en het gebruik van secundaire bouwstoffen wordt ook niet actief gestimuleerd. Deurne wacht op fase 2 van het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit dat het Bouwstoffenbesluit zal vervangen. De consequenties zijn op dit moment nog niet helemaal inzichtelijk. Een belangrijk project is de aanpak van de verontreiniging met zinkassen afkomstig uit de zinkindustrie in Budel. Het traject dat bekend staat onder de naam Actief Bodembeheer De Kempen (ABdK) is in Deurne opgestart en het moet voor 2010 worden afgerond. Na een inventarisatieronde waarbij informatie is verstrekt aan de bewoners, zijn momenteel 80 locaties aangemeld. De sanering van de percelen wordt deels betaald uit het project ABdK (60%) en deels door de gemeente (20%). Aan de eigenaren van de te saneren percelen wordt een eigen bijdrage
13
Milieubeleidsplan 2008-2010
van 20% gevraagd. In een later stadium zullen ook de sintelwegen in Deurne in het project worden meegenomen. Lokaal beleid voor de planperiode De onderwerpen die te maken hebben met het thema Bodem, hebben bij de uitgevoerde PRIOsessie geen hoge prioriteit gekregen. Aan het zinkassenproject wordt door de gemeenteraad relatief gezien nog de meeste waarde gehecht. Desondanks zal Deurne ook aan de andere bodemactiviteiten aandacht moeten besteden omdat het deels gaat om wettelijk verplichte taken en omdat ruimtelijke ontwikkelingen geen doorgang kunnen vinden wanneer niet op een juiste manier met bodemverontreiniging wordt omgegaan. Het ambitieniveau dat door Deurne wordt nagestreefd is het basisniveau. Daarnaast zal het zinkassenproject, dat wat verder gaat dan dit basisniveau, worden doorgezet. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstelling te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Bodem Doelstellingen In 2009 is de werkvoorraad (te saneren percelen) volledig in beeld. Het ISV-budget voor bodemsanering wordt in de planperiode besteed aan de saneringsprojecten waarvoor het is bedoeld. Eind 2008 heeft Deurne beleid (inclusief werkinstructies) geformuleerd voor toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen op de bodem, rekening houdend met het Besluit Bodemkwaliteit. Dit beleid wordt toegepast. Voor 2010 is de sanering van zinkassenpercelen afgerond en is een start gemaakt met de aanpak van sintelwegen. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren bodembeleid en wet- en regelgeving (structurele toets Economie bestemmingsplannen en bouwplannen) 2 Bijhouden bodeminformatiesysteem en digitaal beschikbaar Economie maken van bodeminformatie voor derden 3 Initiëren van bodemsaneringen in overleg met de provincie Economie 4 Aandacht voor communicatie bij bodemsanering b.v. door Economie toepassing van het omgevingsplan van de GGD 5 Formuleren en uitvoeren beleid gebaseerd op Besluit Economie Bodemkwaliteit 6 Uitvoeren zinkassenproject Economie Indicatoren Het aantal verdachte locaties Het aantal verontreinigde locaties Het aantal uitgevoerde saneringen Het aantal te saneren zinkassenpercelen Het aantal gesaneerde zinkassenpercelen Het aantal te saneren sintelwegen Het aantal gesaneerde sintelwegen
14
Milieubeleidsplan 2008-2010
3.2.
Water
Inleiding De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater. Het rioleringsbeheer (aanleg, beheer en onderhoud) is een belangrijke gemeentelijke taak. De Wet milieubeheer verplicht de gemeente tot het vaststellen van een Gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Daarnaast kan, in samenwerking met andere “waterpartners”, een integraal Waterplan op worden gesteld, dat zich richt op de beheersing van de totale waterketen. Het GRP zal op basis van nieuwe wetgeving moeten worden verbreed met aspecten van grond- en hemelwater. Een belangrijk aspect binnen het rioleringsbeleid was het aansluiten van de ongerioleerde panden. Volgens het huidige beleid dienen alle panden, gelegen binnen een afstand van 40 meter van een bestaande riolering, met ingang van 1 maart 2000 op deze riolering te zijn aangesloten. Aanvullend hierop dienen voor 1 januari 2005 alle panden binnen de gemeente te zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering of op een afvalwaterbehandelingsysteem (Lozingenbesluit). Het blijft van belang om hierop te letten. Binnen het Ministerie van VROM en Verkeer en Waterstaat wordt gewerkt aan de herziening van de regels voor afvalwaterlozingen. Daarin worden nieuwe uitgangspunten ten aanzien van hemelwater en grondwaterbeleid meegenomen en afgestemd op Europees beleid. In de herziening worden ondermeer bestaande besluiten zoals het lozingenbesluit samengevoegd. Dit betekent dat straks afvalwateraspecten geregeld zijn in het activiteitenbesluit (inwerkingtreding op 1 januari 2008), in het Besluit lozing afvalwater buiten inrichtingen (inwerkingtreding verwacht in 2009) en het Besluit lozing afvalwater huishoudens (inwerkingtreding op 1 januari 2008). Met deze 3 AMvB’s worden straks bijna alle lozingen vanuit de gemeente gereguleerd, uitgezonderd de agrarische lozingen. Nu het beleid zich richt op gescheiden inzameling van regenwater en afvalwater en het lokaal vasthouden en infiltreren van regenwater in de bodem (zie volgende alinea) is het niet langer vanzelfsprekend dat regenwater kan worden afgevoerd naar de zuivering. Om verontreiniging van oppervlakte- en grondwater te voorkomen moet van bedrijven worden gevraagd om maatregelen te treffen om te voorkomen dat met het regenwater verontreinigingen worden afgevoerd. Met name de risicovolle verharde oppervlakken vereisen daarvoor aandacht. De beleidsuitgangspunten ten aanzien van het omgaan met regenwater worden in wet en regelgeving vastgelegd, ondermeer via de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken op 1 januari 2008. De Wet gemeentelijke watertaken wijzigt de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Wet op de waterhuishouding. Hiermee krijgt de gemeente de zorgplicht voor het hemelwater en het grondwater. Ook krijgt de gemeente een zorgplicht voor het stedelijke afvalwater. De gemeente krijgt de mogelijkheid om bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater en krijgt te maken met een voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater. Zo ontstaat de mogelijkheid om voorschriften met betrekking tot regenwaterberging en infiltratie van regenwater binnen het particulier eigendom te stellen. Dit geldt niet alleen voor het stedelijk gebied, maar ook voor het landelijk gebied. De omvang van de openbare voorzieningen kan daardoor aanmerkelijk worden beperkt. De Europese Kaderrichtlijn Water (2000) verplicht de lidstaten om voor 2015 zorg te dragen voor een goede ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater. Voor 2009 moeten de lidstaten daarvoor een plan overleggen. Gemotiveerd kan twee keer zes jaar uitstel worden gevraagd voor de niet natuurlijke wateren. Bij het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn onder andere afspraken gemaakt over de veiligheid met betrekking tot wateroverlast. Deze zijn
15
Milieubeleidsplan 2008-2010
erop gericht dat in 2015 de doelstellingen zijn bereikt. Landelijk zijn de processen voor het vaststellen van de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water en het nationaal bestuursakkoord geïntegreerd. Het vaststellen van de maatregelen gebeurt zoveel mogelijk gebiedsgericht. Een punt van aandacht is de financiering van de realisatie van ecologische verbindingszones. Stand van zaken Het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) van Deurne is al vrij oud. Enige tijd geleden is gestart met de voorbereiding van een nieuw GRP (2008-2013). Er zijn al enkele concepten opgesteld, maar door de grote dynamiek op watergebied moesten die steeds worden bijgesteld. De afronding van het bestaande concept is echter in zicht. Naast een GRP heeft Deurne ook een waterplan waarin streefdoelen en maatregelen zijn opgenomen. Omdat er veel nieuw beleid is, moet het uitvoeringsprogramma van het Waterplan eigenlijk geactualiseerd worden. In het kader van het bestaande rioleringsplan zijn alle panden in het buitengebied de afgelopen jaren voorzien van een aansluiting. Het gaat hier om de aanleg van nieuwe drukriolering waarop ruim 1.000 aansluitingen zijn gerealiseerd. Voor 700 panden bestond de mogelijkheid om aan te sluiten al langer. De ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie) en PION (Platteland in Ontwikkeling) hebben bij de aanleg van de riolering in het buitengebied een actieve rol gespeeld. In opdracht van de gemeente hebben deze organisaties tijdens informatieavonden informatie verstrekt aan de bewoners. Ook hebben ze de inwoners individueel geïnformeerd over de mogelijkheden van aansluiting op de drukriolering. Door de wijze waarop de opdracht door de mensen van de ZLTO-PION is opgepakt, is 98% van de aansluitingen op basis van een aansluitovereenkomst gerealiseerd. Na de realisatie van de drukriolering is aan ZLTO-PION opdracht verstrekt voor het verzamelen van gegevens over de lozing van bedrijfsafvalwater op de riolering. In drie inventarisatierondes zijn de gegevens verzameld. De gegevens worden gebruikt voor het actualiseren van de milieuvergunningen, het eventueel opleggen van maatwerkvoorschriften bij meldingsplichtige bedrijven, het inregelen van de installaties en het bijstellen van de heffing rioolrechten. Bij nieuwbouwprojecten wordt in Deurne standaard uitgegaan van het afkoppelen en infiltreren van hemelwater. Bij vervangingsplannen wordt dit ook zoveel mogelijk toegepast. Dit geldt niet alleen voor de bebouwde kom, maar ook voor het buitengebied (b.v. stallen). Belangrijk is dat de bewoners worden overtuigd van het nut. Dat is soms lastig. Bewoners willen hetzelfde comfort behouden. Deurne is trots op het systeem wat momenteel wordt toegepast: er wordt gebruik gemaakt van een traditionele wegaanleg, waarbij infiltratiekoffers worden aangebracht onder de goot. De koffers zijn gevuld met lava en voorzien van een overloop. Woningen zijn via de regenpijp aangesloten op het infiltratieriool. Het enige verschil dat bewoners merken is dat er in de uitgangssituatie geen kolken zijn aangebracht. Het systeem biedt wel de mogelijkheid om achteraf kolken te plaatsen wanneer de afvoercapaciteit van de doorlatende stenen niet toereikend blijkt te zijn. Het afkoppelen van particuliere percelen gebeurt overigens op basis van vrijwilligheid. Bij huurpanden is de medewerking van de woningbouwvereniging groot. De nieuwe Wet gemeentelijke watertaken die op 1 januari 2008 van kracht wordt, biedt de gemeente de mogelijkheid om het afkoppelen te verplichten. De raad moet daarvoor een verordening vaststellen. De verplichte watertoets bij bestemmingsplannen wordt steeds belangrijker. In de nieuwe WRO wordt nadrukkelijker belang gehecht aan water binnen de ruimtelijke ordening. Hiermee is water een leidend aspect geworden in de ruimtelijke ordening. Belangrijk is dat per plan wordt bekeken wat de specifieke problemen en oplossingen zijn. Per project moeten alle waterkansen goed worden benut, wat maatwerk is. Overigens is in Deurne geen sprake van grootschalige
16
Milieubeleidsplan 2008-2010
woningbouwprojecten en heeft een instrument als de waterkansenkaart dan ook weinig toegevoegde waarde. Om de maatregelen in beeld te brengen die nodig zijn op grond van de Kaderrichtlijn Water, heeft het Waterschap Aa en Maas het gebiedsproces gestart. In de loop van 2008 wordt van de gemeentebesturen in het waterschapsgebied een besluit gevraagd over de maatregelen. Naar verwachting gaat het vooral om fysieke maatregelen aan waterlopen ten behoeve van de realisatie van de ecologische verbindingszone. Omdat er nog geen concrete afspraken zijn gemaakt over de bekostiging hiervan, zal de gemeente moeten afwegen of ze hieraan prioriteit toekent. Het feit dat natuurbehoud en –ontwikkeling hoog gescoord heeft bij de voorbereiding van dit milieubeleidsplan, kan hierbij een rol spelen. In afwachting van de besluitvorming over het totale pakket aan maatregelen, krijgt de ecologische functie van water toch al op projectmatige wijze aandacht. In de paragraaf over natuur, landschap en openbaar groen (3.6) wordt hier nader op ingegaan. Het terugdringen van waterverontreiniging veroorzaakt door diffuse bronnen vindt in Deurne niet actief plaats. Het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen door de gemeente is wel thema van gesprek. Op verhardingen wordt weliswaar nog steeds chemisch onkruid bestreden, maar dit vindt steeds gerichter plaats. De werkwijze die daarvoor worden gehanteerd sluit aan op de voorschriften die door de stichting Duurzame OnkruidBestrijding zijn aangegeven. In de loop van 2008 zal een voorstel voor het beleid ten aanzien van onkruidbestrijding aan het gemeentebestuur worden voorgelegd. Een belangrijk aspect is de aandacht voor water bij de toepassing van de Wet milieubeheer (Wm: vergunningen en meldingen voor bedrijven). Dit geldt vooral voor de bedrijven die de afgelopen jaren zijn aangesloten op de riolering. Het zou goed zijn wanneer bij het verlenen van milieuvergunningen of het opleggen van maatwerkvoorschriften afstemming plaats vindt met het Waterschap of de rioolbeheerder. Nu gebeurt dat niet altijd. Ook de verplichte koppeling tussen de milieuvergunning en de lozingsvergunning op grond van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren vindt niet altijd optimaal plaats. Door de komst van de omgevingsvergunning zou dit kunnen verbeteren. Het waterschap heeft al aangeboden om het afstemmingsproces vanaf dat moment een nieuwe impuls te geven. Het streven is er op gericht om per bedrijventerrein het water beter te beheersen. Een aandachtspunt is de waterberging bij bedrijven met risicovolle oppervlakken. Dit water mag niet geloosd worden. Wanneer de gemeente hiervoor voorzieningen moet treffen, is dit duurder dan wanneer bedrijven het zelf doen (meer toegespitst op de daadwerkelijke situatie). Lokaal beleid voor de planperiode Het thema Water (met name afkoppelen en infiltreren) heeft bij de PRIO-sessie een hoge prioriteit gekregen wat overeen komt met de landelijke prioriteiten. Het ambitieniveau dat wordt nagestreefd ligt hierdoor hoger dan het basisniveau. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstelling te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Water Doelstellingen In 2008 is sprake van een nieuw, bestuurlijk vastgesteld Gemeentelijk Rioleringsplan. In 2009 wordt in alle kernen voldaan aan de basisinspanning (beperking overstorten riolering).
17
Milieubeleidsplan 2008-2010
Tijdens de planperiode neemt het percentage percelen waar de hemelwaterafvoer is afgekoppeld, per jaar toe. Alle mogelijke kansen hiervoor worden zoveel mogelijk benut. Aan het eind van de planperiode zijn ten aanzien van bedrijfsafvalwaterlozingen (vergunningen, meldingen) werkafspraken gemaakt met de waterbeheerders. Deze afspraken worden nageleefd. In planperiode is in samenwerking met het waterschap en de buurgemeenten een afvalwaterketenplan opgesteld en is op basis daarvan een afvalwaterketenakkoord gesloten. In de planperiode zijn de maatregelen voor het realiseren van de waterdoelen (Kaderrichtlijn Water en Bestuursakkoord) vastgesteld en zijn de afspraken daarover in een geactualiseerd maatregelenprogramma (Waterplan) door waterschap en gemeente vastgesteld. In 2009 is gemeentelijke beleid ten aanzien van onkruidbestrijding vastgesteld. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Vaststellen en uitvoeren Gemeentelijk Rioleringsplan (inclusief Beheer Openbare aandacht voor lozingen op de bodem) Ruimte 2 Bevorderen van afkoppelen en infiltreren van hemelwater Beheer Openbare (bij alle plannen voor vervanging van riolering wordt de Ruimte haalbaarheid van afkoppelen van verhardingen afgewogen en indien het haalbaar blijkt wordt de mogelijkheid benut). 3 Maken van werkafspraken (procesbeschrijvingen) waardoor de Beheer Openbare inbreng van wateraspecten bij activiteiten in het kader van de Ruimte/Externe Wet milieubeheer/omgevingsvergunning en bij planvorming Dienstverlening/Handgewaarborgd wordt. Aandacht voor afstemming met het having Waterschap. 4 Voorbereiden afvalwaterketenplan een maatregelenprogramma Beheer Openbare Kaderrichtlijn Water/Bestuursakkoord (actualisatie waterplan) Ruimte 5 Vaststellen beleid onkruidbestrijding Beheer Openbare Ruimte Indicatoren Het percentage van het totaal aantal aansluitingen op de riolering, dat ten aanzien van de hemelwaterafvoer is afgekoppeld van de riolering. Hoeveelheid chemische bestrijdingsmiddelen die door de gemeente gebruikt wordt (zie ook paragraaf 3.6)
3.3.
Geluid
Inleiding Aangezien het verkeer veruit de grootste bijdrage levert aan de geluidsproblematiek zijn de landelijke milieudoelen en het beleid vooral gericht op het terugdringen van overlast door verkeerslawaai. Uitgangspunt voor de beleidsinspanningen ten aanzien van geluid is het doel dat in het Nationaal Milieubeleidsplan NMP3 als volgt is geformuleerd: stabilisatie van het aantal gehinderden ten opzichte van 1985 zowel in 2000 als in 2010 en het volledig terugdringen van het aantal ernstig gehinderden in 2010. Het NMP4 concretiseert de laatste doelstelling door te formuleren dat in 2010 de grenswaarde van 70 dB(A) bij woningen nergens meer wordt overschreden. Om dit te bereiken wordt in de regio Zuidoost-Brabant gewerkt aan het saneren van bestaande woningen waar overlast wordt ondervonden van wegverkeer- en spoorweglawaai. De betreffende woningen zijn opgenomen op de zogeheten A- en Raillijst. Bij de saneringsprojecten
18
Milieubeleidsplan 2008-2010
worden volgens een regionale prioriteitenlijst gevelmaatregelen aan woningen getroffen om zodoende het geluidsniveau in de woningen terug te dringen. Om nieuwe knelpunten zoveel mogelijk te voorkomen zijn voor zowel wegverkeerslawaai als spoorweglawaai en vliegtuiglawaai concrete normen (voorkeursgrenswaarden) en maximale ontheffingswaarden opgenomen in onder meer de Wet geluidhinder. Bij het realiseren van woningbouwlocaties in de buurt van transportroutes (wegen, spoorwegen, aanvliegroutes vliegvelden) kan sprake zijn van een toename van het aantal gehinderden en van een overschrijding van de toegestane waarden. Hiervan kan ook sprake zijn bij de aanleg van nieuwe hoofdwegen en het aanpassen van bestaande hoofdwegen. Door het aanbrengen van geluidsreducerende voorzieningen (ander wegdek, schermen) of het treffen van andere maatregelen (bijvoorbeeld snelheidsbeperking, wijzigen verkeersstructuur) kan in sommige gevallen overmatige hinder worden voorkomen. Bij een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde moet ter beperking van de hinder gekozen worden voor een optimale bouwvorm of gebouwindeling en moeten geluidwerende maatregelen aan de gevels van woningen worden aangebracht. Om lokaal maatwerk te kunnen leveren, is de Wet geluidhinder op 1 januari 2007 op een aantal punten aangepast. Voor gemeenten is vooral van belang dat zij sinds de wijziging van de Wet geluidhinder in veel gevallen bevoegd zijn om ontheffingen te verlenen voor situaties waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden (hogere waarde procedure). Gemeenten hebben hierdoor wat meer beleidsruimte gekregen. Een laatste ontwikkeling die in het kader van het thema Geluid nog kan worden genoemd, is de Richtlijn Omgevingslawaai van de Europese Unie. Op basis van deze richtlijn zijn door VROM aangewezen agglomeraties verplicht om binnen twee jaar de geluidssituatie te inventariseren en te komen tot acties om deze situatie te verbeteren. De resultaten van de inventarisatie worden weergegeven in de vorm van geluidsbelastingkaarten. Voor de eerste zes agglomeraties met meer dan 250.000 inwoners heeft de inventarisatie in 2007 plaatsgevonden. In 2012 moeten meer gemeenten kaarten maken. Op dit moment is nog niet bekend of Deurne één van deze gemeenten zal zijn. Stand van zaken De basistaken op het gebied van geluid worden door Deurne volledig uitgevoerd. Indien de verwachting bestaat dat niet aan de heersende geluidsnormen kan worden voldaan, wordt bij een aanvraag om milieuvergunning een akoestisch onderzoek gevraagd. Indien wordt gebouwd of een bestemmingsplan wordt ontwikkeld binnen een zone van een weg of spoor, wordt eveneens een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zonodig wordt er een zogenaamde hogere waarde procedure gevolgd, conform het vastgestelde beleid van 16 januari 2007, overeenkomstig het eerdere provinciaal beleid. Wanneer de gevelbelasting hoger is dan 53 dB wordt bovendien een gevelweringsonderzoek geëist bij de bouwaanvraag. In het kader van de aanpak van geluid bij de bron, is door Deurne meegewerkt aan en project Stille Wegdekken waarbij het Loon, de Liesselseweg en de Bakelseweg zijn aangepakt. Overigens is er in Deurne geen vastgesteld beleid voor het toepassen van stil asfalt. Woningen met een te hoge geluidbelasting worden conform de regionaal opgestelde prioriteitenlijst gesaneerd (gevelsanering). Alle woningen op de zogenaamde A-lijst zijn inmiddels gesaneerd. Van de projecten op de zogenaamde Raillijst is een klein deelproject gesaneerd. De overige projecten op de Raillijst staan nog te laag op de prioriteitenlijst en komen voorlopig niet in aanmerking voor gevelsanering. Wel is door de gemeente subsidie aangevraagd voor een schermenproject. Omdat
19
Milieubeleidsplan 2008-2010
het landelijke subsidieplafond in 2007 was bereikt, is de subsidie in dit jaar niet toegekend. De aanvraag wordt doorgeschoven naar 2008 voor een mogelijke toekenning in dit jaar. In Deurne is geen sprake van gezoneerde bedrijventerreinen wat inhoudt dat de taken op dit gebied voor Deurne niet van toepassing zijn. Wel wordt aandacht geschonken aan het beperken van de geluidbelasting veroorzaakt door evenementen, door de toepassing van een vastgesteld evenementenbeleid. Lokaal beleid voor de planperiode De onderwerpen die te maken hebben met het thema Geluid, hebben bij de uitgevoerde PRIOsessie een gemiddelde tot zeer lage prioriteit gekregen. Desondanks zal Deurne bepaalde geluidstaken moeten uitvoeren omdat sprake is van een wettelijke verplichting (toetsen nieuwe ontwikkelingen aan geluidsnormen). Daarnaast zijn over het project Geluidhindersanering op regionaal niveau afspraken gemaakt en zijn voor de begeleiding hiervan regionale middelen beschikbaar. Het ambitieniveau dat door Deurne wordt nagestreefd is het basisniveau. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Geluid Doelstellingen Tijdens de planperiode worden door nieuwe ontwikkelingen geen nieuwe knelpuntsituaties gecreëerd. Tijdens de planperiode neemt het aantal woningen op de raillijst af. Tijdens de planperiode neemt het aantal meldingen geluidsoverlast horeca en particulieren af. Tijdens de planperiode neemt het percentage inwoners met geluidsoverlast af. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren geluidbeleid en wet- en regelgeving (akoestische Economie onderzoeken inclusief eventuele hogere waarde procedures) 2 Treffen maatregelen wegverkeer- en railverkeerslawaai Economie (schermenproject en/of gevelsanering) Indicatoren Het aantal woningen op de raillijst waarbij maatregelen zijn getroffen zodat wordt voldaan aan de geluidsnormen voor bestaande woningen Het aantal meldingen geluidsoverlast horeca en particulieren bij de politie Het percentage inwoners dat in de monitor Leefbaarheid en Veiligheid aangeeft dat geluidsoverlast vaak voorkomt in de buurt
3.4.
Lucht
Inleiding Ondanks het feit dat de luchtkwaliteit in Nederland de afgelopen decennia behoorlijk is verbeterd, wordt op veel plaatsen nog steeds niet voldaan de Europese luchtkwaliteitsnormen. Dit heeft gevolgen voor de volksgezondheid. Volgens de website van VROM overlijden in Nederland jaarlijks mogelijk 18.000 mensen voortijdig als gevolg van luchtvervuiling. Tot voor kort zorgde de koppeling
20
Milieubeleidsplan 2008-2010
tussen Milieu en Ruimtelijke Ordening er bovendien voor, dat vanwege de overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen bouw- en infrastructurele projecten geen doorgang konden vinden. Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit, dat tot voor kort van toepassing was. Op basis van de wet- en regelgeving zijn grenswaarden vastgesteld voor verschillende verontreinigende stoffen zoals stikstofdioxide, fijn stof, benzeen, PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) en koolmonoxide. Deze grenswaarden geven het milieukwaliteitsniveau aan dat tenminste moet worden bereikt of gehandhaafd vanuit het oogpunt van de volksgezondheid. Gemeenten moeten op basis van het de Wet Luchtkwaliteit de lokale luchtkwaliteit vaststellen, inzicht krijgen in mogelijke knelpunten en zo nodig maatregelen treffen om het effect tegen te gaan. Bij overschrijding van zogenaamde plandrempelwaarde (een tijdelijk verhoogde grenswaarde) dient een luchtkwaliteitplan te worden opgesteld, waarin acties zijn opgenomen om deze overschrijding te verminderen. Een belangrijk onderdeel van de Wet Luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Dit programma beschrijft projecten die in Nederland zullen worden uitgevoerd en die in betekenende mate zullen bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast beschrijft het programma alle luchtkwaliteitsmaatregelen die de Nederlandse overheden gezamenlijk zullen gaan uitvoeren. De positieve effecten van de geplande maatregelen moeten groter of in elk geval gelijk zijn aan de negatieve effecten van de geplande ontwikkelingen. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Luchtkwaliteit is de toetsplicht voor nieuwe ontwikkelingen drastisch gewijzigd. Ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven in principe niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dat wil niet zeggen dat luchtkwaliteit geen enkele rol meer speelt. Bij grotere projecten kan luchtkwaliteit nog steeds een belemmering vormen. Bovendien wordt vanuit het rijk grote nadruk gelegd op het principe van goede ruimtelijke ordening. Rekening houdend met dit principe zal bij elke situatie beoordeeld moeten worden of het aanvaardbaar is om een gevoelige bestemming op een ongunstige locatie te realiseren en of er wellicht betere locaties beschikbaar zijn. De bovengenoemde wet- en regelgeving spitst zich vooral toe op luchtverontreiniging veroorzaakt door verkeer en vervoer. In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit wordt tevens in beeld gebracht hoe groot de (lokale) fijn stof bijdrage van de landbouw is en welke maatregelen eventueel getroffen kunnen worden. Naast fijn stof is voor de landbouw de regelgeving ten aanzien van geur en ammoniak van belang. Stand van zaken Via de Regionale Rapportage Luchtkwaliteit wordt de luchtkwaliteit in Deurne jaarlijks in beeld gebracht. Op basis van de rapportages over 2006 kan gesteld worden dat in Deurne sprake is van enkele mogelijke knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit vooral langs de A67. Dat geldt overigens voor bijna alle gemeenten in het SRE-gebied. Voor de gemeenten met een mogelijke overschrijding van de plandrempel voor stikstofdioxide (waaronder Deurne) zal in 2008 vanuit de regio een validatieonderzoek worden opgestart. Op basis van aanvullend validatieonderzoek zal worden bekeken of er inderdaad sprake is van een normoverschrijding waarvoor een actieplan moet worden opgesteld om in 2010 te voldoen aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Naar alle waarschijnlijkheid is dit overigens niet het geval. Op dit moment worden er in Deurne nog geen specifieke acties uitgevoerd om de luchtkwaliteit te verbeteren c.q. de luchtverontreiniging veroorzaakt door verkeer te verminderen. Wel wordt bij
21
Milieubeleidsplan 2008-2010
ruimtelijke en infrastructurele plannen standaard onderzocht wat de invloed is op de luchtkwaliteit. Op grond van de nieuwe Wet Luchtkwaliteit is deze toets een stuk eenvoudiger geworden omdat de wet onderscheid maakt tussen projecten die ‘in betekenende mate’ of ‘niet in betekende mate’ bijdragen aan de luchtkwaliteit. In Deurne is sprake van enkele projecten die ‘in betekenende mate’ bijdragen en welke zijn opgenomen in de IBM-lijst van de provincie. Het betreft de projecten Centrum Groene Peelvallei (Kinderlandgoet en Deurne Paardenwereld), Zuidelijke omleiding en de LOG’s (via de reconstructie). Deurne is een sterk agrarische gemeente met een groot buitengebied. De wet- en regelgeving voor agrarische bedrijven, die met name geuroverlast en luchtverontreiniging moet voorkomen, is van groot belang voor de gemeente. In het kader van de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij heeft de gemeente Deurne na overleg met o.a. de ZLTO eigen geurbeleid ontwikkeld. Op 12 december 2007 heeft de raad ingestemd met de gebiedsvisie en de bijbehorende geurverordening. Dit raadsbesluit is zowel van invloed op de planontwikkeling als op de agrarische vergunningverlening. De agrarische vergunningverlening heeft de afgelopen jaren de nodige ontwikkelingen doorgemaakt. Bij het beoordelen van vergunningaanvragen moet niet alleen worden getoetst aan de bovengenoemde Wet geurhinder en veehouderij (en de gebiedsvisie), maar ook aan o.a. de Wet Ammoniak en Veehouderij en de normen voor fijn stof. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verspreidingsmodellen. De gemeente Deurne is qua menskracht en apparatuur op dit moment nog onvoldoende uitgerust om deze programma’s optimaal te gebruiken. Ook is nog niet helemaal duidelijk welke gevolgen de Wet Luchtkwaliteit zal hebben voor de agrarische sector (fijn stof). Het inzichtelijk krijgen van de milieucontouren en het volgen van de nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van fijn stof vergt dan ook veel tijd. Lokaal beleid voor de planperiode Bij de PRIO-sessie is gebleken dat de aandacht voor luchtkwaliteit zich in Deurne vooral moet toespitsen op de luchtverontreiniging veroorzaakt door agrarische activiteiten. Gelet op de landelijke ontwikkelingen en het feit dat dit onderwerp hoog scoort, wordt voor dit deelonderwerp een voorlopend ambitieniveau nagestreefd. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Lucht Doelstellingen Aan het eind van de planperiode is in Deurne geen sprake van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen ten gevolge van verkeer en vervoer. In 2008 is sprake van vastgesteld geurbeleid voor de gemeente Deurne dat bij nieuwe ontwikkelingen standaard wordt toegepast. Tijdens de planperiode neemt het aantal klachten over geurhinder af. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren validatieonderzoek luchtkwaliteit (bepalen eventuele Economie normoverschrijdingen)
22
Milieubeleidsplan 2008-2010
2
3
4
Uitvoeren luchtkwaliteitstoets bij vergunningverlening en planontwikkeling met extra aandacht voor gevoelige bestemmingen (afweging meest geschikte locatie). Mogelijk prioritering leggen bij bepaalde bedrijven (met name pluimveehouderijen) en ondersteuning bieden bij het verkrijgen van subsidies door bedrijven om fijnstof-emissies te verlagen. Uitvoeren gemeentelijk geurbeleid
Volgen van agrarische ontwikkelingen op het gebied van fijn stof en mogelijkerwijs vaststellen van gemeentelijke indicator
Externe Dienstverlening/ Economie
Externe Dienstverlening/ Economie Externe Dienstverlening
Indicatoren Het aantal normoverschrijdingen voor luchtkwaliteit Het aantal geurklachten
3.5.
Afval
Inleiding De gemeentelijke taken ten aanzien van huishoudelijk afval zijn vastgelegd in hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Op basis hiervan moeten gemeenten ervoor zorgen dat huishoudelijk afval (met uitzondering van grof huishoudelijk afval) tenminste éénmaal per week bij elk perceel wordt ingezameld. Groente-, fruit- en tuinafval (GFT) moet apart worden ingezameld. De gemeente dient bovendien te zorgen voor een locatie waar grof huishoudelijk afval kan worden aangeboden. De gemeenteraad kan besluiten om ook andere afvalstromen apart in te zamelen. Op grond van de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen, waarbij rekening wordt gehouden met een eventueel gemeentelijk milieubeleidsplan of milieuprogramma. In de verordening worden in elk geval regels opgenomen over het aanbieden en inzamelen van huishoudelijk afval. Hierbij kan uit het oogpunt van doelmatigheid worden afgeweken van de vastgestelde inzamelfrequentie. Daarnaast kunnen in de verordening regels worden opgenomen die betrekking hebben op het voorkomen en opruimen van zwerfafval. Het beleidskader voor de uitvoering van het gemeentelijke afvalbeleid wordt gevormd door het Landelijk Afvalstoffenplan (LAP). Het LAP bevat onder meer doelstellingen voor de gescheiden afvalinzameling, waarmee invulling wordt gegeven aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde beheersvolgorde: preventie, nuttige toepassing, verbranden, storten. Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke wijze zij deze doelstellingen realiseren. Stand van zaken Ten aanzien van het thema Afval bevindt de gemeente Deurne zich op een voorlopend niveau. De basistaken die zich bijvoorbeeld richten op de organisatie van de gescheiden inzameling, worden volledig uitgevoerd. Dit jaar is gestart met de uitvoering van een plusproject huishoudelijk afval met subsidie van SenterNovem. Eén van de deelprojecten is het verbeteren van de gescheiden inzameling van gft-afval door middel van de tariefstelling. Vanaf 1 januari 2007 is het leegmaken van de groene container ongeveer 50% goedkoper gemaakt dan het leegmaken van de grijze container. De nieuwe tariefstelling heeft al de eerste positieve resultaten opgeleverd. Van 1 januari 2007 tot en met 31 augustus 2007 is 12% meer gft-afval ingezameld dan in dezelfde periode in 2006. Daarnaast is in september 2007 gestart met een afvalcampagne die circa anderhalf jaar
23
Milieubeleidsplan 2008-2010
duurt. Deze communicatiecampagne heeft tot doel afvalpreventie en –scheiding verder te stimuleren. Communicatie vormt ook een belangrijk onderdeel van het plan van aanpak Zwerfafval dat eind 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld en dat gericht is op het terugdringen van de hoeveelheid zwerfafval. Bij bedrijven is de afgelopen jaren aandacht geschonken aan afvalpreventie en – scheiding in het kader van het zogenaamde Milieubarometerproject. Dit project wordt in de paragraaf Milieuhandhaving nader omschreven. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt structureel rekening gehouden met voorzieningen voor (gescheiden) opslag van afvalstoffen. Zo is bij de ontwikkeling van het nieuwe centrum onderzocht welke afvalcontainers waar geplaatst zouden moeten worden. De eerste ondergrondse restafvalcontainer in het nieuwe centrum is vorig jaar in gebruik genomen. Er volgen nog meer ondergrondse glas- en restafvalcontainers naarmate de ontwikkeling van het centrum vordert. Ook bij andere nieuwe (woningbouw)plannen wordt de gescheiden inzameling en verwerking van afval in een vroeg stadium meegenomen. Zo zullen de nieuwe woonservicezones ook voorzien worden van ondergrondse afvalcontainers. In de gemeentelijke gebouwen is sprake van een gescheiden inzamelsysteem. Over het gebruik en de resultaten hiervan zou wel beter gecommuniceerd kunnen worden. Een punt van aandacht binnen de gemeente Deurne is het stoken van snoeiafval in het buitengebied. Hier kan in Deurne nog steeds een vergunning c.q. ontheffing voor worden aangevraagd. In veel andere gemeenten is dit, rekening houdend met de Wet Milieubeheer, niet toegestaan, mede vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit. Een aantal (agrarische) regiogemeenten heeft ontheffingenbeleid opgesteld voor het toestaan van stoken in bepaalde maanden van het jaar. In de regio worden momenteel proefprojecten uitgevoerd die zich richten op het inzamelen en centraal verwerken van groenafval voor energieopwekking. Deurne heeft nog geen stookbeleid opgesteld, wat onder meer tot handhavingsproblemen leidt. Lokaal beleid voor de planperiode Tijdens de PRIO-sessie is gebleken dat over de aanpak van zwerfafval geen discussie bestaat. Dit onderwerp scoort bij alle partijen zeer hoog. Ook de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval scoort relatief gezien redelijk hoog. Dit betekent dat het voorlopende uitvoeringsniveau in de planperiode zal worden gecontinueerd. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Afval Doelstellingen Tijdens de planperiode verbetert de preventie en gescheiden inzameling van huishoudelijk afval. Ten opzichte van 2003 (referentiejaar) is: • Het GFT-aandeel in het restafval met 25% afgenomen. • Het aanbod van oud papier en karton (OPK) met 10% gedaald maar het aandeel OPK in het restafval niet toegenomen. • 50% meer textiel gescheiden ingezameld.
24
Milieubeleidsplan 2008-2010
Zwerfafval: • Na 2008 mag schoonheidsgraad D ( zeer vuil) nergens meer voorkomen. • Na 2010 is schoonheidsgraad B (matig schoon) in de gehele gemeente bereikt. Tijdens de planperiode neemt het aantal klachten over zwerfafval en illegale stortingen met 25% af. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren (gescheiden) afvalinzameling Leefbaarheid 2 Uitvoeren plusproject Huishoudelijk Afval Leefbaarheid 3 Uitvoeren plan van aanpak Zwerfafval Leefbaarheid 4 Opstellen en uitvoeren stookbeleid (snoeiafval) Leefbaarheid/Handhav ing/Brandweer Indicatoren Het aantal kilogram afzonderlijk ingezameld huishoudelijk GFT per inwoner Het aantal kilogram afzonderlijk ingezameld huishoudelijk papier en karton per inwoner Het aantal kilogram gescheiden ingezameld huishoudelijk glas per inwoner Het aantal kilogram afzonderlijk ingezameld huishoudelijk KCA per inwoner Het aantal kilogram afzonderlijk ingezameld huishoudelijk textiel per inwoner Het aantal kilogram afzonderlijk ingezameld huishoudelijk Wit- en bruingoed per inwoner Het aantal kilogram ingezameld huishoudelijk restafval per inwoner Het aandeel GFT, oud papier en karton, glas, textiel, KCA en Wit- en bruingoed in het restafval Het aantal lokaties met een schoonheidsgraad D en C voor wat betreft zwerfafval Het aantal klachten over zwerfafval en illegale stortingen
3.6.
Natuur, landschap en openbaar groen
Inleiding De kaders voor de bescherming en de ontwikkeling van natuur en landschap zijn vooral op rijks- en provinciaal niveau gesteld. Centraal in het landelijke natuurbeleid staat de realisering van een samenhangend stelsel van natuurterreinen: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast zijn op Europees niveau afspraken gemaakt in het kader van Natura 2000. Op grond hiervan wordt een netwerk van natuurgebieden gerealiseerd, die worden beschermd op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De genoemde richtlijnen zijn inmiddels geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet kent voor de Natura 2000-gebieden een vergunningenstelsel en beheerplannen. Activiteiten en projecten mogen (in principe) alleen plaatsvinden als er geen significante schade aan de beschermde natuurwaarden wordt gedaan. In het Nationaal milieubeleidsplan (NMP4) wordt de bedreiging van de biodiversiteit als belangrijk probleem aangemerkt. Ook de kwaliteit van het stedelijk groen en biodiversiteit binnen de bebouwde omgeving zijn in het NMP4 punten van aandacht. De bescherming van individuele planten diersoorten is geregeld in de flora- en faunawet. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet met de EHS, Natura 2000 en de flora- en faunawet rekening worden gehouden. Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen natuurwaarden verloren gaan, moeten hier compensatiemaatregelen tegenover staan. Naast de inrichting van natuurgebieden, openbaar groen en landschap in het algemeen, is ook het beheer en onderhoud van het groen van belang. Hiervoor zijn geen wettelijke kaders vastgesteld.
25
Milieubeleidsplan 2008-2010
Steeds meer gemeenten kiezen er voor om beheer en onderhoud op milieuvriendelijke wijze te doen en het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen te minimaliseren. Stand van zaken De basistaken op het gebied van natuur, landschap en openbaar groen worden door de gemeente Deurne volledig uitgevoerd, waarbij ten aanzien van natuurbehoud en –ontwikkeling een duidelijke link wordt gelegd met de plannen in het kader van de reconstructie. Als basis voor het gemeentelijke landschapsbeleid, is een landschapsontwikkelingsplan vastgesteld. Het Landschapsontwikkelingsplan De Peel, dat in samenwerking met alle Peelgemeenten is voorbereid, sluit aan op het reconstructieplan De Peel. De in het reconstructieplan geformuleerde doelstellingen en ambities zijn hierin nader uitgewerkt. Voor Deurne is het landschapsontwikkelingsplan een actualisering en verdere uitwerking van het landschapsbeleidsplan uit 1992. De grootste prioriteiten voor Deurne om het landschap te verbeteren zijn gelegd in: • De beekdalen (waaronder Astense Aa); • Belvedèregebied Helenaveen; • Kernrandzones voor verfraaiing overgang stedelijk gebied naar agrarisch gebied; • Goede landschappelijke inpassing van het landbouwontwikkelingsgebied. Ook staat in het Landschapsontwikkelingsplan per deelgebied aangegeven welke landschapselementen wenselijk zijn, of daar mogelijk subsidie voor beschikbaar is (o.a. het stimuleringskader Groene & Blauwe Diensten) en welke projecten opgestart dienen te worden om de gewenste ambities te realiseren. Het plan is op 27 september 2007 door de reconstructiecommissie vastgesteld en is op 23 januari 2008 door de gemeenteraad van Deurne vastgesteld. Daarnaast participeert de gemeente op het gebied van natuur en landschap actief in het project de Astense Aa (zie paragraaf Water) en de landinrichting Peelvenen. Het gaat hierbij onder meer om het behoud en herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarden in de huidige grote Peelrestanten en de daarmee samenhangende gronden voor zover gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (veiligstellen hoogveenrestanten, ontwikkelen functionerend hoogveenlandschap). Het plan is op 27 september 2007 door de reconstructiecommissie vastgesteld en zal nog dit jaar aan alle afzonderlijke gemeenteraden worden voorgelegd. Een belangrijk doel dat met de integrale gebiedsuitwerking Astense Aa wordt nagestreefd is het realiseren van 8,5 kilometer ecologische verbindingszone langs de Astense Aa, in combinatie met beekherstel. Andere doelen van het project die in het kader van het milieubeleid het vermelden waard zijn, zijn: het realiseren van waterberging, het verduurzamen van de hydrologische situatie, het versterken van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het beschermen van kwetsbare amfibieën en reptielen. De gemeente Deurne werkt hierbij samen met de gemeente Asten, Waterschap Aa en Maas, de provincie Noord-Brabant, de Dienst Landelijk Gebied en de ZLTO. Bij het beheer van groenvoorzieningen streeft de gemeente buiten de bebouwde kom naar een bredere biodiversiteit. Bij het onderhoud worden diverse niet-chemische bestrijdingsmethoden toegepast, waaronder de inzet van lieveheersbeestjes, schoffelen en het borstelen van paden. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen wordt hierdoor beperkt. Verder is onlangs een project gestart rondom het herstel en de verdere ontwikkeling van het leefgebied van de knoflookpad.
26
Milieubeleidsplan 2008-2010
Gebleken is dat in Deurne veel organisaties actief zijn op het gebied van natuurbehoud en – ontwikkeling en dat deze organisaties over het algemeen kampen met een capaciteitsgebrek. Vanuit de organisaties is het initiatief genomen om een platform op te richten dat zal worden ondergebracht bij Natuur- en Milieucentrum de Ossenbeemd. Het platform zal zich vooral gaan richten op (kleine) natuur en landschapselementen en als aanspreekpunt gaan fungeren voor bijvoorbeeld de gemeente en het waterschap. Lokaal beleid voor de planperiode Uit de resultaten van de PRIO-sessie blijkt dat in Deurne veel belang wordt gehecht aan natuurbehoud en –ontwikkeling. Dit onderwerp scoort gemiddeld tot zeer hoog. Dit betekent dat het voorlopende uitvoeringsniveau in de planperiode zal worden gecontinueerd. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten. Een aandachtspunt hierbij is dat er op dit moment binnen de gemeentelijke organisatie onvoldoende deskundigheid op dit gebied aanwezig is en dat niemand verantwoordelijk is voor deze taak.
Natuur, landschap en openbaar groen Doelstellingen Tijdens de planperiode wordt een actieve bijdrage geleverd aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de ecologische hoofdstructuur en zo mogelijk ook daarbuiten Tijdens de planperiode neemt het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen in het kader van het gemeentelijke groenbeheer, verder af Tijdens de planperiode wordt een actieve bijdrage geleverd aan het behoud en de versterking van het landschap in Deurne. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren landschapsontwikkelingsplan Projecten en/of Economie 2 Natuur- en landschapsinpassing van ruimtelijke plannen Economie/Externe Dienstverlening/ Beheer Openbare Ruimte 3 Terugdringen gebruik chemische onkruidbestrijding Beheer Openbare Ruimte 4 Uitvoeren project Astense Aa Projecten/ Economie 5 Uitvoeren landinrichtingsplan Peelvenen Projecten/ Economie 6 Afstemming en overleg met platform Natuur en Beheer Openbare Landschapselementen (o.a. over mogelijkheden monitoring Ruimte biodiversiteit) Indicatoren Hoeveelheid chemische bestrijdingsmiddelen, die gebruikt wordt in het kader van gemeentelijk groenbeheer Aantal deelnemers Stimuleringskader Groene en Blauwe diensten (uitvoering Landschapsontwikkelingsplan)
27
Milieubeleidsplan 2008-2010
3.7.
Klimaatbeleid en duurzaam bouwen
Inleiding Het doel van klimaatbeleid is het beperken van klimaatverandering. Klimaatverandering wordt tegen gegaan door een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Het verstoken van fossiele brandstoffen om energie op te wekken is een belangrijke oorzaak van de uitstoot van het broeikasgas koolstofdioxide (CO2). In de praktijk zijn klimaatbeleid en beleid op het gebied van energiebesparing en duurzame energie daardoor niet los van elkaar te zien. Er is bovendien een nauwe relatie tussen energiebesparing en duurzaam bouwen. Hoewel duurzaam bouwen en het duurzaam ontwikkelen van bouwlocaties veel verder gaat dan alleen energiebesparing, is energiebesparing hier wel een belangrijk onderdeel van. Daarom worden in deze paragraaf de onderwerpen klimaatbeleid, energiebeleid en duurzaam bouwen gecombineerd. Nederland heeft zich verplicht om tussen 2008 en 2012 de uitstoot van broeikasgassen met 6% te verminderen ten opzichte van 1990. Het gaat dan voornamelijk om CO2. Daarbij zet Nederland stevig in op energiebesparing en de toepassing van duurzame energie om zodoende de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen. Er wordt gestreefd naar een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. Veel gemeenten hebben, gebruik makend van landelijke subsidie (BANS) een Klimaatbeleidsplan opgesteld. Zij voeren, al dan niet in regionaal verband, klimaatprojecten uit die zich richten op het verminderen van de CO2-uitstoot. Vanaf 2008 is het mogelijk om deel te nemen aan een vervolg op de eerste BANS-projecten. Het doel van dit vervolg (SLOK) is het verankeren van het klimaatbeleid in het totale beleid van de gemeente. Een wettelijke verplichting ten aanzien van energie is vastgelegd in het Bouwbesluit. Op grond van dit besluit is de gemeente verplicht bij nieuwbouw en renovatie van woningen te toetsen aan de eisen van energiezuinigheid. De energiezuinigheid van een woning wordt uitgedrukt in de energieprestatie coëfficiënt (EPC). In 2006 is de EPC verlaagd van 1 naar 0,8. Maar het toetsen van de energiezuinigheid van woningen is maar een beperkt onderdeel van het totale pakket van maatregelen dat in het kader van duurzaam bouwen en -ontwikkelen kan worden getroffen. Duurzaam bouwen en ontwikkelen heeft zowel betrekking op nieuwbouw als op bestaande bouw en zowel op woningen als op utiliteitsbouw. Bij duurzaam bouwen en ontwikkelen gaat het er om dat de schade voor het milieu (in de breedste zin) en de gezondheid in alle fasen, van de winning van grondstof tot en met de sloop, zoveel mogelijk beperkt blijft. Het klimaatbeleid van gemeentes richt zich nu op het voorkomen van klimaatverandering (mitigatie). Maar alle veranderingen zijn niet te voorkomen en daarom moeten we ons ook aanpassen (adaptatie). In internationaal verband wordt een zogenaamde adaptiescan ontwikkeld waarmee kan worden vastgesteld in hoeverre een gemeente is voorbereid op de komende klimaatveranderingen. Stand van zaken Deurne bevindt zich voor het thema Klimaatbeleid en Duurzaam Bouwen op het voorlopende niveau waarbij wel een aantal kanttekeningen worden gemaakt. De gemeente heeft geen vervoersplan opgesteld en heeft nog geen beleidsplan Openbare Verlichting. Het beleidsplan Openbare Verlichting wordt overigens in 2008 opgesteld. In 2004 is door de gemeente klimaatbeleid opgesteld met een uitvoerings- en monitoringsprogramma. In het Klimaatbeleidsplan wordt, net als in deze rapportage over alle gemeentelijke milieutaken, uitgegaan van drie uitvoeringsniveau’s: actief (in deze rapportage basisniveau genoemd), voorlopend en innovatief. In 2004 bevond de gemeente zich al op het actieve/voorlopende niveau voor diverse klimaatthema’s en voor een tweetal klimaatthema’s zelfs op het innovatieve niveau. In het klimaatbeleid zijn
28
Milieubeleidsplan 2008-2010
doelstellingen opgenomen om op een nog hoger niveau te komen. Voor woningbouw wordt in elk geval het actieve (basis) ambitieniveau nagestreefd en voor bedrijven het voorlopende niveau. Om de doelstellingen te halen worden in samenwerking met de SRE Milieudienst diverse projecten uitgevoerd (in totaal 26 stuks), zoals de implementatie van de milieubarometer bij diverse bedrijven (zie Vergunningverlening), de implementatie van een intern energiemanagement-systeem, de inkoop van groene energie voor de gemeentelijke gebouwen, de campagne ‘Het Nieuwe Rijden’, het maken van prestatieafspraken met woningbouwverenigingen en het opstellen en uitvoeren van energievisies bij nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen. Voorbeelden van de laatstgenoemde actie zijn de energievisies die worden opgesteld voor de nieuwe projecten Spoorzone en Rijtse Vennen. De verwachtingen hiervan zijn hoog, maar de aanbevelingen moeten dan wel uitgevoerd worden. Medio 2008 vindt de eindevaluatie van het klimaatbeleid plaats. De gemeente Deurne heeft daarnaast het regionale convenant Duurzaam Bouwen ondertekend. Dit betekent dat de zogenaamde Dubo-basislijsten worden gehanteerd bij het opstellen van koopen samenwerkingsovereenkomsten. Belangrijk is dat duurzame energie en duurzaam bouwen standaard in projectontwikkeling worden meegenomen. Door de uitvoering van het klimaatbeleid vindt een steeds betere verankering van deze thema’s in de organisatie plaats. Een extra aandachtspunt in het kader van duurzaam bouwen is het groen in de wijk. Groenvoorzieningen in de directe leefomgeving zorgen voor een hogere welzijnsbeleving. Lokaal beleid voor de planperiode Tijdens de PRIO-sessie is gebleken dat de gemeenteraad een hoge waarde hecht aan duurzaam bouwen (vooral bij nieuwbouw), duurzaam ondernemen en duurzame energie. Het thema Klimaatbeleid en Duurzaam Bouwen zal de komende jaren dan ook een speerpunt vormen in het gemeentelijke milieubeleid wat inhoudt dat een hoog ambitieniveau wordt nagestreefd. Dit sluit aan op alle landelijke en internationale ontwikkelingen. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten. Het specifieke onderdeel Duurzaam Ondernemen wordt aan de orde gesteld in de paragraaf Milieuvergunningen en –meldingen/duurzaam ondernemen.
Klimaatbeleid en duurzaam bouwen Doelstellingen In de planperiode wordt Klimaatbeleid verder verankerd in het totale gemeentelijke beleid door deelname aan de nieuwe subsidieregeling lokaal klimaatbeleid 2008-2012 met als streven: • 2% besparing per jaar op de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt • 10% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt is in 2012 duurzaam opgewekt De gemiddelde energieprestatie van nieuwbouwwoningen wordt in de planperiode verder verbeterd. Gestreefd wordt naar het realiseren van woningen met GPR-score voor het thema energie van minimaal 7.0. Aandachtspunt hierbij is het bewaken/realiseren van een gezond binnenmilieu. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Toepassen van het instrument GPR-Bouw waardoor betere Leefbaarheid/Externe prestatieafspraken voor duurzaam bouwen kunnen worden Dienstverlening/Handgemaakt having
29
Milieubeleidsplan 2008-2010
2 3
4
5
6
Afronden en evalueren klimaatprojecten BANS Deelname aan de nieuwe subsidieregeling lokaal klimaatbeleid 2008-2012 (SLOK) waarbij voor de thema’s nieuwbouw van woningen, bedrijven en verduurzaming van de energie een voorlopend ambitieniveau wordt nagestreefd. Opstellen van energievisies bij nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen en uitvoeren van de hierin opgenomen aanbevelingen Opstellen van een gemeentelijk biomassaplan voor het duurzaam opwekken van energie en uitvoeren van de hierin opgenomen aanbevelingen Uitvoeren klimaatadaptatiescan
Leefbaarheid Leefbaarheid
Leefbaarheid/Economi e/Projecten Leefbaarheid/Economi e/Beheer Openbare Ruimte Leefbaarheid/Beheer Openbare Ruimte
Indicatoren Gemiddelde GPR-score voor het thema energie bij nieuwbouw- en renovatieprojecten Hoeveelheid energie die binnen de gemeentegrenzen duurzaam wordt opgewekt.
3.8.
Externe veiligheid
Inleiding Het externe veiligheidsbeleid richt zich primair op het voorkomen en beheersen van risico’s van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij staat zowel het beschermen van een individu centraal (plaatsgebonden risico), als ook de bescherming van de samenleving tegen de gevolgen van een ongeluk met veel slachtoffers (groepsrisico). Naast risico’s die veroorzaakt worden door het transport van gevaarlijke stoffen moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met risico’s die veroorzaakt worden door de aanwezigheid van risicovolle bedrijven en/of de opslag van gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd bij welke bedrijfsactiviteiten de risico’s moeten worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Het begrip risicocontour is hierbij belangrijk. Voor diverse risicovolle bedrijven zullen vaste risicocontouren worden vastgelegd (bijvoorbeeld voor LPG-tankstations en de opslagbedrijven van gevaarlijke stoffen). Voor de overige bedrijven zullen individuele berekeningen moeten worden uitgevoerd. Uitgangspunt is het voorkomen van de aanwezigheid van kwetsbare objecten (zoals woningen) binnen de risicocontouren. Door de risicocontouren rond de betreffende bedrijven vast te stellen kunnen nieuwe risicovolle situaties beter worden voorkomen. Daarnaast kan de informatie gebruikt worden om eventuele bestaande knelpunten op te lossen. Inmiddels zijn de risicovolle bedrijven in de regio grotendeels in beeld gebracht in het kader van het provinciale project RIS (Risico Informatie Systeem). Daarnaast zijn in het RIS ook de risico’s van transport en buisleidingen geïnventariseerd. De gemeente heeft in het kader van dit project gegevens aangeleverd over bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden toegepast of opgeslagen. De RIS-gegevens zullen worden gebruikt om het ‘landelijke register over risicovolle situaties’ te vullen dat op basis van het toekomstige “Besluit registratieplicht risicosituaties gevaarlijke stoffen” moet worden bijgehouden. In het kader van de Programmafinanciering Externe Veiligheid en het provinciale programma Brabant Veiliger, worden diverse projecten en activiteiten uitgevoerd waarbij intensief wordt
30
Milieubeleidsplan 2008-2010
samengewerkt tussen gemeenten, milieudiensten en de provincie. Doel van dit programma is om een kwaliteitsimpuls te geven aan de overheidstaken op gebied van Externe Veiligheid en de samenwerking tussen overheden op dit gebied te versterken. Stand van zaken De gemeente Deurne heeft een relatief beperkt aantal risicovolle bedrijven, waaronder één bedrijf dat valt onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Metabel) en één bedrijf dat daar waarschijnlijk onder gaat vallen (Driessen-Vlierden B.V.). Metabel is opgenomen in bijlage C van het Rampenplan 2007 van Deurne. Voor dit bedrijf is een rampbestrijdingsplan vastgesteld dat op 1 oktober 2007 in werking is getreden. Alle overige risicovolle bedrijven zijn de afgelopen jaren in beeld gebracht en opgenomen in het Rampenplan 2007. Ook is gekeken naar mogelijke knelpuntsituaties. Op dit moment is sprake van één urgente knelpuntsituatie, namelijk het LPGtankstation van Obers. Hier moet een sanering plaatsvinden. Nadat de Regeling Externe Veiligheid (Revi) helemaal in werking is getreden, zal een nieuwe risico-inventarisatie worden uitgevoerd zodat de niet-urgente lange termijn saneringen (2010) kunnen worden ingepland. De gegevens van de risicovolle bedrijven zijn geregistreerd en worden bijgehouden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Deze gegevens vormen de input voor de provinciale risicokaart die op internet (www.risicokaart.nl) kan worden geraadpleegd. Hoewel hiermee door burgers informatie kan worden verkregen over de risico’s in hun omgeving, is op dit moment in Deurne nog geen sprake van actieve risicocommunicatie. Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente is op dit moment redelijk inzichtelijk. Een routering voor gevaarlijke stoffen is niet vastgesteld, maar dit is gelet op de situatie in Deurne ook niet zinvol. Overigens worden er in het kader van de Programmafinanciering Externe Veiligheid diverse projecten en activiteiten uitgevoerd die moeten leiden tot een hoger uitvoeringsniveau ten aanzien van Externe Veiligheid. Het gaat hierbij vooral om: het opstellen van externe veiligheidsbeleid, het verankeren van externe veiligheid in de gemeentelijke werkprocessen, de verantwoording van het groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke plannen en het opstarten van een risicocommunicatietraject. De beleidsvisie externe veiligheid (EV) bestaat uit 3 delen: visiedocument, achtergronddocument en een werkprogramma. Het visiegedeelte omvat het beleidsdeel, waarin het begrip externe veiligheid en het doel van EV worden toegelicht. Daarnaast worden relevante risicomaten benoemd, die op hun beurt de bouwstenen voor de visie vormen. Vervolgens wordt de keuze voor een gebiedsgerichte aanpak beargumenteerd. Aan de beleidsvisie wordt een werkprogramma voor de periode 2008 tot en met 2011 gekoppeld. Het programma geeft inzicht in de doelstellingen, wie de zaken uitvoert, wanneer een maatregel uitgevoerd moet zijn, de benodigde capaciteit en de eventuele beschikbare subsidies. Lokaal beleid voor de planperiode De onderwerpen die te maken hebben met Externe Veiligheid hebben bij de PRIO-sessie een relatief lage prioriteit gekregen. Desondanks zal Deurne aan deze onderwerpen aandacht moeten besteden omdat het deels gaat om wettelijke taken en omdat ruimtelijke ontwikkelingen geen doorgang kunnen vinden wanneer niet op een juiste manier met externe veiligheid wordt omgegaan. Het ambitieniveau dat door Deurne wordt nagestreefd is het basisniveau.
31
Milieubeleidsplan 2008-2010
Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Externe veiligheid Doelstellingen Aan het eind van de planperiode is geen sprake van knelpuntsituaties op het gebied van externe veiligheid. Bij ruimtelijke ontwikkelingen waar externe veiligheid een rol speelt wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico en verantwoording afgelegd over het groepsrisico. Er is continu sprake van een actueel overzicht van alle risicovolle situaties in Deurne en risicovolle situaties buiten de gemeentegrenzen die een invloed kunnen hebben op Deurne. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Opstellen van een beleidsvisie Externe Veiligheid Leefbaarheid 2 Toetsen ruimtelijke ontwikkelingen aan plaatsgebonden risico en Economie groepsrisico (verantwoording) 3 Uitvoeren maatregelen Werkprogramma Externe Veiligheid Leefbaarheid/ Economie/Externe Dienstverlening/HandHaving Indicatoren Het aantal risicovolle bedrijven op basis van Risico-informatiesysteem (RIS) -5 Het aantal inrichtingen waar binnen de 10 risicocontour kwetsbare objecten liggen -6 Het aantal inrichtingen waar binnen de10 risicocontour kwetsbare objecten liggen -6 Het aantal kwetsbare objecten gelegen binnen de 10 risicocontouren van wegen (inclusief water-, en spoorwegen) en buisleidingen
32
Milieubeleidsplan 2008-2010
4.
4.1.
Instrumenten
Milieuvergunningen en –meldingen/duurzaam ondernemen
Inleiding Het verlenen van milieuvergunningen aan bedrijven is van oudsher één van de belangrijkste gemeentelijke milieutaken. Het doel van de milieuvergunningverlening is het voorkomen of beperken van de milieubelasting en overlast veroorzaakt door bedrijven. Door middel van vergunningvoorschriften kunnen zaken zoals geluidsoverlast, stankhinder, risico’s, energieverbruik en het ontstaan van afvalstoffen worden terug gedrongen tot een aanvaardbaar niveau. De uitgangspunten voor vergunningverlening zijn de afgelopen decennia behoorlijk veranderd. De belangrijkste ontwikkeling is de deregulering die ervoor gezorgd heeft dat steeds minder bedrijven een milieuvergunning nodig hebben en steeds meer bedrijven kunnen volstaan met een milieumelding. Voor de meldingsplichtige bedrijven gelden algemene voorschriften waaraan door de gemeente in sommige gevallen nog maatwerkvoorschriften kunnen worden toegevoegd. De ontwikkelingen op dit vlak gaan nog steeds door. Zo is eind 2006 het Besluit Landbouw Milieubeheer in werking getreden, waardoor een klein extra deel van de agrarische bedrijven meldingsplichtig is geworden. Door de invoering van het Activiteitenbesluit (1 januari 2008) zullen meer bedrijven meldingsplichtig worden en zal voor de bedrijven met de laagste milieubelasting zelfs de meldingsplicht gaan vervallen. Voor deze bedrijven blijven overigens wel algemene milieuregels gelden. Ondanks de vereenvoudiging van de regelgeving blijft voor een aantal bedrijven de vergunningplicht van kracht. Het gaat hierbij met name om grootste en meest vervuilende bedrijven die vallen onder de zogenaamde IPPC-richtlijn (Europese richtlijn voor geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). In de toekomst kan het aantal bedrijven dat onder de IPPC-richtlijn valt, door verandering van deze richtlijn, zelfs behoorlijk groter worden. Een belangrijke ontwikkeling waar al enige tijd op wordt gewacht, is de introductie van de zogenaamde omgevingsvergunning op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). De vergunningen voor wonen, ruimte en milieu zullen met de inwerkingtreding van de Wabo zoveel mogelijk worden samengevoegd tot één vergunning die bij één loket kan worden aangevraagd. Er gaat één procedure gelden waarop één besluit volgt. Voor burgers en bedrijven is dit een hele verbetering. Maar van overheden zoals gemeenten wordt nogal wat gevraagd. Vandaar dat de invoeringsdatum van de Wabo inmiddels al een paar keer is opgeschoven. Op dit moment houdt men rekening met de invoering van de omgevingsvergunning op 1 januari 2009. Stand van zaken Volgens het bedrijvenbestand van de gemeente Deurne zijn er ca. 1.400 Deurnese bedrijven en instellingen die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen. Het merendeel van deze bedrijven is meldingsplichtig. Een belangrijk gedeelte van de bedrijven is echter nog milieuvergunningplichtig. Dit aantal zal op termijn mogelijk flink lager worden, indien er ook voor de intensieve veehouderijbedrijven (niet IPPC-bedrijven) een algemeen besluit wordt vastgesteld. In het kader van de Wet milieubeheer worden aan bedrijven vergunningen verleend, meldingen beoordeeld en in sommige gevallen maatwerkvoorschriften opgelegd. De wettelijke taken ten aanzien van deze taak worden in Deurne vrijwel volledig uitgevoerd. Een activiteit die geen hoge
33
Milieubeleidsplan 2008-2010
prioriteit heeft is het actualiseren van verouderde milieuvergunningen. Veel bedrijven vragen met enige regelmatig een nieuwe vergunning aan en deze vergunningen zijn dan ook actueel. De andere vergunningplichtige bedrijven gaan in de nabije toekomst voor een groot deel vallen onder de meldingsplicht. Op dat moment zal worden beoordeeld in hoeverre de situatie nog actueel is. Voor het uitvoeren van de taken die hierboven zijn genoemd, hanteert Deurne uitgebreide en actuele procesbeschrijvingen. De werkprocessen zullen echter gaan veranderen door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit. Omdat op een aantal manieren kan worden omgegaan met de nieuwe regelgeving is een Notitie Activiteitenbesluit in voorbereiding. In de loop van 2008 zullen de verschillende opties aan het gemeentebestuur worden voorgelegd en zal het ambitieniveau ten aanzien van vergunningen en meldingen duidelijker worden vastgelegd. Vanaf 2003 worden aanvragen om milieuvergunning getoetst aan de zogenaamde verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer. Dit houdt in dat structureel wordt gekeken naar de mogelijkheden voor afvalpreventie en het verminderen van het energie- en waterverbruik. Bij nieuwe vergunningen wordt dit aspect meteen meegenomen. Bij bestaande vergunningen wordt allereerst gekeken waar de meeste milieuwinst te verwachten is. Momenteel worden aan ongeveer de helft van de verleende vergunningen preventievoorschriften gevoegd. Op dit punt is er een duidelijke link met het Milieubarometerproject dat de afgelopen drie jaar met subsidie van SenterNovem in nauwe samenwerking met de stichting Duurzame Bedrijventerreinen Deurne is uitgevoerd, vooral vanuit de afdeling Handhaving. Bij diverse Deurnese bedrijven is de zogenaamde milieubarometer geïmplementeerd. De milieubarometer is een monitoringsinstrument (softwarepakket) dat de milieuscore en milieukosten van een bedrijf eenvoudig en snel zichtbaar maakt. Op basis hiervan kan de ondernemer op een efficiënte manier (milieu)verbeteringen aanbrengen in de bedrijfsvoering. Een bijkomend voordeel is dat met hulp van de Milieubarometer meteen wordt voldaan aan de verplichte milieuregistratie, zoals die is vermeld in de milieuvergunning van veel bedrijven (onderdeel verruimde reikwijdte). De methode geeft dus voordelen voor ondernemer én gemeente. De gemeente vervult vooral een faciliterende en adviserende rol in dit project. Momenteel wordt gewerkt aan een plan om het project voort te zetten en op te schalen en waardoor de barometer minder vrijwillig wordt toegepast door de bedrijven. De grotere varkens- en kippenbedrijven vallen onder de zogenaamde IPPC-richtlijn. Op grond van deze Europese richtlijn moeten bij deze bedrijven (voor 31 oktober 2007) de Best Beschikbare Technieken zijn toegepast. Het gevolg hiervan is dat in veel gevallen stallen en vergunningen moeten worden aangepast. In totaal gaat het in Deurne om 54 bedrijven. 49 van deze bedrijven voldoen inmiddels aan de richtlijn. In verband met een nieuwe beleidslijn van VROM die het mogelijk maakt om op bedrijfsniveau te salderen, zijn er wellicht nog wat meer bedrijven die kunnen voldoen aan de richtlijn. Desondanks zullen in Deurne, net als in de meeste gemeenten, nog de nodige inspanningen (met betrekking tot vergunningverlening en handhaving) op dit gebied moeten worden verricht. Een belangrijke ontwikkeling in Deurne is de reconstructie van het Buitengebied. In het kader van de reconstructie worden de verschillende functies van het platteland beter op elkaar afgestemd waardoor de kwaliteit van wonen, werken, leven en recreëren wordt verbeterd. Intensieve veehouderijbedrijven krijgen in dit kader vooral een kans in het landbouwontwikkelingsgebied. Dit is een begrensd gebied waar bestaande intensieve veehouderijbedrijven kunnen doorgroeien en waar eventueel omschakeling naar of zelfs nieuwvestiging van intensieve veehouderijen mogelijk is. Voor het landbouwontwikkelingsgebied van Deurne wordt een ontwikkelplan opgesteld. Hierover vindt nog discussie plaats met de provincie, omdat Deurne liever werkt met een beeldkwaliteitsplan. Op dit moment wordt er van uitgegaan dat van de 150 tot 160 bouwblokken in het LOG, ongeveer
34
Milieubeleidsplan 2008-2010
de helft zal worden doorontwikkeld. Een beperkt aantal bedrijven zal in het kader van de reconstructie gaan verplaatsen. Naast de intensieve veehouderij is ook de glastuinbouw een belangrijke sector in Deurne. Het glastuinbouwgebied in Helenaveen heeft lange tijd op slot gezeten. Inmiddels zijn er weer mogelijkheden voor de tuinders in dit gebied. De uitwerking hiervan is echter nog in de ontwikkelfase. Aan de oostkant van Deurne, tegen de grens met de gemeente Venray, wordt een nieuw glastuinbouwproject gerealiseerd. De concrete realisatie start naar verwachting in 2008. Omdat gestreefd wordt naar een duurzame projectlocatie, is een symposium georganiseerd over de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling. Hierbij is onder meer gekeken naar de relatie met het mestoverschot (biogas). Er zijn initiatieven om drijfmest te (co)vergisten en het geproduceerde methaangas in te zetten als brandstof voor de Warmte Kracht Koppelingen in het tuinbouwgebied. Lokaal beleid voor de planperiode De activiteiten die samenhangen met het verlenen van vergunningen en het toetsen van meldingen hebben bij de PRIO-sessie een gemiddelde score gekregen. Deze taken zullen in elk geval op een adequaat niveau moeten worden uitgevoerd, waarbij de nadruk de komende jaren vooral ligt op de vernieuwingen in de wet- en regelgeving (invoeren Activiteitenbesluit en omgevingsvergunning). De Notitie Activiteitenbesluit die in voorbereiding is, is in dit kader van groot belang omdat hierin de ambities ten aanzien van milieuvergunningverlening en het behandelen van meldingen zullen worden vastgelegd. Een extra punt van aandacht bij de vergunningverlening is de toepassing van de IPPC-richtlijn bij de grotere kippen- en varkensbedrijven. Bij de PRIO-sessie is gebleken dat de gemeenteraad een zeer hoge prioriteit toekent aan het stimuleren van duurzaam ondernemen. Hoewel er een link is met de wettelijke taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving, gaat het stimuleren van duurzaam ondernemen nog een stapje verder (voorlopend of innovatief ambitieniveau). Het voortzetten en opschalen van het milieubarometerproject sluit hier perfect op aan. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Milieuvergunningen en –meldingen/duurzaam ondernemen Doelstellingen Voor alle IPPC-bedrijven in Deurne is de vergunning uiterlijk in 2008 geactualiseerd. Vanaf 2009 is in Deurne sprake van integrale vergunningverlening (omgevingsvergunning). Het aantal bedrijven dat deelneemt aan het Milieubarometerproject stijgt jaarlijks met 15 stuks. Bij de bedrijven die deelnemen aan het Milieubarometerproject vindt een energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming plaats van gemiddeld 2% per jaar. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Verlenen, actualiseren en zonodig intrekken van vergunningen Externe rekening houdend met alle van toepassing zijnde wet- en Dienstverlening regelgeving 2 Accepteren meldingen (incl. eventuele maatwerkvoorschriften) Externe Dienstverlening 3 Introductie omgevingsvergunning Externe Dienstverlening
35
Milieubeleidsplan 2008-2010
4
Voortzetten en opschalen milieubarometerproject (met nadruk op Handhaving/Externe energieaspecten) Dienstverlening/ Leefbaarheid 1
Indicatoren Aantal bedrijven dat deelneemt aan het Milieubarometerproject en de milieuprestaties van deze bedrijven Inrichtingenbestand Het aantal Wm-plichtige inrichtingen dat is geregistreerd in het gemeentelijke inrichtingenbestand Het percentage van de geregistreerde Wm-plichtige inrichtingen, dat Wm-vergunningplichtig is Het percentage van de geregistreerde inrichtingen, dat Wm-meldingsplichtig is Vergunningen Het aantal geplande Wm-vergunningen Het aantal ingekomen Wm-vergunningaanvragen Het aantal verleende Wm-vergunningen Het percentage van het aantal geplande Wm-vergunningen, dat is verleend Het aantal ambtshalve gewijzigde Wm-vergunningen Het percentage van het aantal verleende Wm-vergunningen, waarbij sprake is van een ambtshalve wijziging Het aantal kilogram vergunde ammoniakemissie Het aantal ingetrokken Wm-vergunningen Het aantal maal dat de proceduretermijn is verstreken voor de toezending van een ontwerpbeschikking Het aantal maal dat de proceduretermijn is verstreken voor het nemen van een beschikking Het percentage van het aantal Wm-vergunningprocedures, waarbij één of twee termijnen zijn overschreden Meldingen artikel 8.19 Het aantal geplande artikel 8.19-meldingen Het aantal ingekomen artikel 8.19-meldingen Het aantal afgehandelde artikel 8.19-meldingen Het percentage van het aantal geplande artikel 8.19-meldingen, dat is afgehandeld. Meldingen artikel 8.40 Het aantal geplande artikel 8.40-meldingen Het aantal ingekomen artikel 8.40-meldingen Het aantal afgehandelde artikel 8.40-meldingen Het percentage van het aantal geplande artikel 8.40-meldingen dat is afgehandeld. Het aantal artikel 8.40-meldingen waarbij maatwerkvoorschriften zijn opgelegd Het percentage van het aantal afgehandelde artikel 8.40-meldingen, waarbij maatwerkvoorschriften zijn opgelegd
4.2.
Milieuhandhaving
Inleiding Het opleggen van milieuvoorschriften zoals beschreven in de paragraaf Milieuvergunningen en – meldingen, heeft alleen zin als ook op de naleving wordt toegezien. Milieuhandhaving is dan ook een belangrijke gemeentelijke taak. De afgelopen jaren is deze taak in de meeste Nederlandse
1
Na de inwerkingtreding van de Wabo zal de benaming van de indicatoren waarschijnlijk aangepast moeten worden.
36
Milieubeleidsplan 2008-2010
gemeenten geprofessionaliseerd in het kader van een landelijk traject waarbij de uitvoering systematisch getoetst wordt aan diverse kwaliteitscriteria. Het gevolg is onder meer dat: • • •
in de meeste Nederlandse gemeenten wordt gewerkt volgens een vastgestelde handhavingsstrategie; op basis van een risicoanalyse handhavingsprioriteiten worden gesteld die worden vastgelegd in een handhavingsbeleidsplan en/of een handhavingsprogramma; steeds vaker integraal wordt gehandhaafd waarbij niet alleen gekeken wordt naar milieueisen, maar ook naar andere wet- en regelgeving.
De vaste controlefrequentie op basis van de milieucategorie die in het verleden bij gemeenten werd gehanteerd, is in de meeste gevallen losgelaten. Er wordt bij het plannen van milieucontroles niet meer alleen gekeken naar de potentiële milieubelasting van een bedrijf, maar ook naar de daadwerkelijke milieubelasting die onder meer bepaald wordt door het naleefgedrag. Stand van zaken Net als bij alle andere Nederlandse gemeenten is de uitvoering van de milieuhandhaving in Deurne de afgelopen jaren getoetst aan de landelijke criteria voor professionalisering van de milieuhandhaving. In de eerste instantie voldeed Deurne voor ca. 80% aan de kwaliteitscriteria. Na enkele verbeterslagen was dat 100%. De verbeterslagen hadden betrekking op de werkprocessen en op effectgericht handhaven. Ten aanzien van deze punten is nog wel een kwaliteitsslag mogelijk. Het beleid dat betrekking heeft op (milieu)handhaving is vastgelegd in het integrale Handhavingsbeleidsplan 2007-2010 dat op 26 juni 2007 door de gemeenteraad van Deurne is vastgesteld. Het handhavingsbeleidsplan sluit aan op het raadsprogramma 2007-2010. De centrale uitgangspunten zijn: • Integrale benadering; • Programmatisch handhaven; • Bestuurlijke geloofwaardigheid en rechtvaardigheid. De integrale benadering is in Deurne al redelijk doorgevoerd. Door het samenbrengen van de handhavingstaken binnen één afdeling Handhaving, is de gemeente al enigszins voorbereid op nieuwe ontwikkelingen zoals de invoering van de omgevingsvergunning. In het handhavingsbeleidsplan hebben de verschillende handhavingstaken op basis van een risicoanalyse een prioriteit gekregen. Vanaf 2007 wordt de nulsituatie ten aanzien van het naleefgedrag geregistreerd, zodat deze informatie beter kan worden benut bij het plannen en programmeren van de handhavingstaken. In toenemende mate wordt bij de programmering ten aanzien van milieuhandhaving niet meer alleen gekeken naar de potentiële milieubelasting maar ook naar de daadwerkelijke. Het handhavingsprogramma waarmee invulling wordt gegeven aan het handhavingsbeleidsplan, beschrijft de handhavingsactiviteiten die jaarlijks worden uitgevoerd. Hierbij wordt voor wat betreft het thema Milieu het volgende onderscheid gemaakt: • administratieve controles: aan de hand van een vragenlijst wordt basisinzicht verkregen in de milieusituatie van een bedrijf; • themacontroles: bedrijven worden gecontroleerd op 1 aspect; • algehele controles: bedrijven worden gecontroleerd op alle milieuaspecten;
37
Milieubeleidsplan 2008-2010
•
voorbereidingscontroles: bedrijven worden door de vergunningverlener en toezichthouder bezocht voordat de vergunning verleend wordt. Naast deze ingeplande controles, wordt door de afdeling Handhaving ook de nodige aandacht besteed aan het behandelen van klachten. Een aandachtspunt bij de gemeente Deurne is de afstemming tussen vergunningverlening en handhaving en de overdracht van dossiers tussen beide afdelingen. Er vindt alleen bilateraal overleg plaats aan de hand van concrete zaken. Een goed initiatief is het gezamenlijk beoordelen van (concept)voorschriften om te toetsen of ze in de praktijk wel werkbaar zijn. Dat gebeurt op kleine schaal. De handhavingscommunicatie is in Deurne vrij beperkt. Over het jaarverslag wordt wel gecommuniceerd. Dit staat ook op de website. Door over actief te communiceren over handhavingsacties kan het effect van deze acties worden vergroot. Door de klankbordgroep is aandacht gevraagd voor het communiceren over handhavingsacties naar aanleiding van klachten. Vooral wanneer het gaat om tijdrovende handhavingstrajecten is het zinvol dat omwonenden c.q. klagers tussentijds worden geïnformeerd over de voortgang. Lokaal beleid voor de planperiode Milieuhandhaving is een onderwerp waaraan de gemeenteraad van Deurne bij de PRIO-sessie een hoge prioriteit heeft toegekend. Het Handhavingsbeleidsplan vormt een goede basis voor een adequate uitvoering van de milieuhandhaving. Aansluitend hierop zal de komende jaren extra aandacht worden geschonken aan effectgericht handhaving en de afstemming met vergunningverlening. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Milieuhandhaving Doelstellingen De milieuhandhaving in Deurne voldoet blijvend en voor 100% aan de kwaliteitscriteria. Het naleefgedrag van bedrijven wordt in toenemende mate betrokken bij de programmering van de handhavingstaken. De afstemming met vergunningverlening is aan het eind van de planperiode merkbaar verbeterd. De communicatie over handhavingsacties is merkbaar verbeterd. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Uitvoeren van milieuhandhaving volgens de kwaliteitscriteria van Handhaving de professionalisering van de handhaving 2 Vastleggen en uitvoeren van werkafspraken gericht op de Handhaving samenwerking en beleidsmatige afstemming met vergunningverlening 3 Actief communiceren over handhavingsacties Handhaving 2 Indicatoren Het aantal geplande integrale Wm-controles Het aantal uitgevoerde integrale Wm-controles Het percentage van het aantal geplande integrale Wm-controles, dat is uitgevoerd 2
Na de inwerkingtreding van de Wabo zal de benaming van de indicatoren waarschijnlijk aangepast moeten worden.
38
Milieubeleidsplan 2008-2010
Het aantal geplande/verwachte eerste Wm-hercontroles Het aantal uitgevoerde eerste Wm-hercontroles Het percentage van het aantal integrale Wm-controles, dat heeft geresulteerd in een eerste hercontrole Het aantal geplande/verwachte tweede Wm-hercontroles Het aantal uitgevoerde tweede Wm-hercontroles Het percentage van het aantal integrale Wm-controles, dat heeft geresulteerd in een tweede hercontrole Het aantal opgelegde dwangsommen Het aantal geïnde dwangsommen Het percentage van het aantal opgelegde dwangsommen, dat geïnd is Het aantal keren dat bestuursdwang is opgelegd
4.3.
Gemeentelijke milieuzorg
Inleiding Een milieuzorgsysteem zorgt ervoor dat de gemeente de milieubelasting en milieurisico's van haar eigen activiteiten structureel kan beheersen en verminderen. Hierbij horen naast energie, water en afval ook onderwerpen als inkoop en aanbesteding. Door interne milieuzorg in te voeren in de gemeentelijke organisatie, kan de gemeente het goede voorbeeld geven en zodoende milieubewust gedrag bij anderen stimuleren. Het Ministerie van VROM heeft overheidsinstanties in het verleden actief gestimuleerd tot het opzetten en implementeren van een milieuzorgsysteem volgens de internationale norm ISO 140001. Het uitvoeringsprogramma "Met preventie naar duurzaam ondernemen" van het ministerie van VROM had als doelstelling dat alle gemeenten in Nederland in 2004 zouden beschikken over een certificeerbaar milieumanagementsysteem voor de milieurelevante onderdelen van de organisatie. Inmiddels is gebleken dat lang niet alle overheden hieraan invulling hebben gegeven. Een milieuzorgsysteem (al dan niet gecertificeerd) zou gebaseerd moeten zijn op de volgende doelen: • structureel aandacht geven aan milieuzorg bij de diverse aspecten van de eigen bedrijfsvoering (bijvoorbeeld inkoop, aanbesteding, inzameling van afval, papiergebruik, energieverbruik; • hierdoor beheersen en verminderen van de milieubelasting en milieurisico's door gemeentelijke processen en producten; • het systematisch kunnen opstellen, uitvoeren, bewaken en bijsturen van (doelstellingen uit) gemeentelijke milieubeleidsplannen en het milieu-uitvoeringsprogramma. De Rijksoverheid heeft als ambitie om in 2010 bij 100% van haar inkopen duurzaamheid mee te nemen; voor provincies en waterschappen is dit 50%. De gemeenten streven naar 75% in 2010 en 100% in 2015. Het landelijke programma Duurzaam Inkopen stimuleert overheden om milieu- en sociale aspecten mee te nemen bij de inkoop van producten en diensten. Het programma loopt tot 2010. Stand van zaken De gemeente Deurne bevindt zich voor het thema Milieuzorg en –management tussen het basisen voorlopende niveau. Alle wettelijke taken ten aanzien van vergunningverlening en handhaving worden voor de gemeentelijke gebouwen volledig uitgevoerd. De gemeente beschikt nog niet over
39
Milieubeleidsplan 2008-2010
een milieumanagementsysteem maar onderneemt wel diverse acties (in het kader van het klimaatbeleid) om het milieugedrag van de medewerkers actief te stimuleren en het energieverbruik van de gemeentelijke gebouwen te monitoren en terug te dringen. Zo is in 2005 en 2006 deelgenomen aan de campagne ‘Fiets naar je werk’ en is in 2006 de actie ‘het Nieuwe Rijden’ uitgevoerd waarbij circa 30 medewerkers en raadsleden de training Het Nieuwe Rijden hebben gevolgd. Van oktober tot en met december 2007 is een interne voorlichtingscampagne uitgevoerd waarbij het energie-, papier- en watergebruik onder aandacht van de medewerkers is gebracht. Daarnaast neemt de gemeente deel aan het regionale energiemanagementsysteem waarbij het energieverbruik online wordt gemonitoord en geanalyseerd met als uiteindelijke doel vermindering van het energiegebruik van de gemeentelijke gebouwen. Implementatie van het systeem vindt plaats door een op maat gemaakte workshop voor de bij energiezaken betrokken medewerkers. Lokaal beleid voor de planperiode Bij de PRIO-sessie is een zeer lage prioriteit toegekend aan het verbeteren van de milieuzorg in de gemeentelijke gebouwen. Het verbreden van milieumanagement heeft daarentegen wel een redelijk hoge prioriteit gekregen. Dit betekent dat de nadruk in het kader van milieuzorg enigszins zal worden verlegd en dat meer aandacht zal worden geschonken aan de inbreng van milieu in gemeentelijke werkprocessen. Een goed voorbeeld hiervan is de verankering van klimaatbeleid in het gemeentelijke beleid (zie Klimaatbeleid en Duurzaam Bouwen). Dit moet er toe leiden dat bij b.v. ruimtelijke projecten in de beginfase al wordt nagedacht over de gevolgen voor het milieu en de kansen en mogelijkheden ten aanzien van duurzaamheid. Het basisniveau ten aanzien van milieuzorg in de gemeentelijke gebouwen zal overigens zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Dit in verband met de voorbeeldrol die de gemeente op dit vlak vervult. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Gemeentelijke milieuzorg Doelstellingen Bij nieuwe ontwikkelingen en projecten binnen de gemeente wordt structureel aandacht geschonken aan de mogelijkheden en kansen op het gebied van duurzaamheid. In 2010 is bij 50% van de inkopen duurzaamheid meegenomen. Alle duurzaamheidsmaatregelen voor gemeentelijke gebouwen die binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend zijn in beeld en er heeft besluitvorming plaatsgevonden over de uitvoering ervan. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Structureel intern communiceren over het interne papier-, Leefbaarheid/ Externe energie- en waterverbruik. Dienstverlening, team Communicatie 2 Toepassen energiemanagement gemeentelijke gebouwen Leefbaarheid 3 Invoeren duurzaamheidstoets voor gemeentelijke projecten en Leefbaarheid nieuwe ontwikkelingen 4 Opnemen duurzaam inkopen paragraaf in het gemeentelijk Leefbaarheid/BIZOB inkoop- en aanbestedingsbeleid 5 In beeld brengen duurzaamheidsmaatregelen voor gemeentelijke Leefbaarheid gebouwen die binnen 5 jaar kunnen worden terugverdiend. Indicatoren Aantal inkopen totaal en aantal inkopen waarbij duurzaamheidscriteria zijn gesteld Het elektriciteitsverbruik van het gemeentehuis Het elektriciteitsverbruik van het gemeentehuis per medewerker
40
Milieubeleidsplan 2008-2010
Het elektriciteitsverbruik van openbare verlichting per kilometer wegdek Het elektriciteitsverbruik van de overige gemeentelijke gebouwen, installaties en accommodaties Het percentage van het totale stroomverbruik, dat ‘groen’ is. Het gasverbruik van het gemeentehuis Het gasverbruik van het gemeentehuis per m3 Het gasverbruik van het de overige gemeentelijke gebouwen, installaties en accommodaties Het waterverbruik van het gemeentehuis Het waterverbruik van het gemeentehuis per medewerker Het waterverbruik van de overige gemeentelijke gebouwen, installaties en accommodaties De hoeveelheid gemeentelijk papier- en kartonafval per medewerker De hoeveelheid gemeentelijk ingekocht papier per medewerker
4.4.
Milieucommunicatie en -educatie
Inleiding Het bereiken van milieudoelstellingen lukt alleen maar als overheden, bedrijven, inwoners en organisaties daar allemaal hun steentje aan bijdragen. In veel gevallen zullen de verschillende partijen hun gedrag moeten veranderen ten gunste van het milieu. Dat lukt alleen maar als de betrokken partijen ook beseffen wat hun milieubijdrage is of zou kunnen zijn. Milieucommunicatie is in dit proces een belangrijk instrument. Het gaat dan overigens niet alleen om het eenzijdig verstrekken van milieu-informatie door de overheid, maar ook om het voeren van een milieudialoog waarbij alle partijen hun ideeën en meningen kunnen inbrengen. Het effect van milieuprojecten kan aanmerkelijk worden vergroot wanneer er goed over wordt gecommuniceerd. Een bijzondere vorm van milieucommunicatie is de natuur- en milieueducatie die gericht is op het vergroten van de kennis over natuur en milieu en daarmee samenhangend het vergroten van het milieubesef. Van belang in het kader van milieucommunicatie is de EU-richtlijn milieuinformatie (Verdrag van Aarhus). Op grond van deze richtlijn hebben burgers het recht om milieu-informatie bij overheden in te zien. De informatie moet actueel, nauwkeurig en betrouwbaar zijn en bij voorkeur via digitale middelen zoals het internet beschikbaar worden gesteld. Gemeenten gaan op dit moment nog heel verschillend om met het Verdrag van Aarhus. Bij sommige gemeenten is een groot deel van beschikbare milieu-informatie gedigitaliseerd en op de gemeentelijke website geplaatst. Bij andere gemeenten is de informatievoorziening via de website beperkt, maar wordt op verzoek wel milieuinformatie verstrekt. Stand van zaken De gemeente Deurne zit voor dit thema voor een deel al op het voorlopende niveau. De inwoners van de gemeente kunnen op verzoek de milieuinformatie inzien waarover de gemeente beschikt. Voor een deel kan dit ook via de website, maar dit is nog vrij beperkt. Er is geen echt separaat milieucommunicatieplan maar milieucommunicatie en –educatie vormen wel een structureel onderdeel van het milieubeleid (zie jaarlijks milieuprogramma). Bij de diverse milieubeleidsvelden (afval-, klimaat-, landbouwbeleid) speelt communicatie een belangrijke rol, waarbij de communicatie niet alleen eenzijdig gericht is. De planvorming gebeurt interactief waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse klankbordgroepen. Zo is er bijvoorbeeld een klankbordgroep zwerfafval ingesteld voor de opstelling van het Plan van Aanpak Zwerfafval en is in dit kader ook een bewonersconsultatie uitgevoerd. Ook wordt er frequent over milieubeleid gepubliceerd in het weekblad en op de website (bijvoorbeeld over het afvalbeleid, het milieubarometerproject, de
41
Milieubeleidsplan 2008-2010
campagne ‘Het Nieuwe Rijden’ en het jaarlijkse milieuprogramma). In september 2007 is gestart met een afvalcampagne die circa anderhalf jaar zal duren waarbij afvalpreventie en –scheiding centraal staan. Als input voor het gemeentelijke beleid wordt tweejaarlijks een monitoringsonderzoek ‘Leefbaarheid en veiligheid in de gemeente Deurne’ gehouden. Overigens worden in dit onderzoek geen specifieke milieuvragen gesteld, maar gaat het wel over de leefbaarheid in de verschillende wijken. Tot slot heeft de gemeente een eigen Natuur- en Milieueducatiecentrum (De Ossenbeemd) dat een belangrijke rol vervult in de uitvoering van het milieubeleid. Het centrum wordt structureel gesubsidieerd door de gemeente hetgeen aangeeft dat het gemeentebestuur natuur- en milieueducatie belangrijk vindt. De Ossenbeemd is een organisatie die zich volledig richt op het coördineren, stimuleren, begeleiden, organiseren en uitvoeren van natuur- en milieueducatie in Deurne (e.o.). Het centrum ontvangt jaarlijks vele schoolgroepen en andere bezoekers, leent diverse leskoffers, diaseries en boeken uit aan scholen en organiseert verschillende evenementen (zoals de natuurmarkt en een kunstwedstrijd over de natuur). Bovendien is in het kader van milieueducatie het Peellandcollege in samenwerking met de gemeente het project ‘De Energiebewuste Leerling’ gestart zodat leerlingen bewust worden van hun eigen milieugedrag en de milieuscore van de school. Lokaal beleid voor de planperiode Aan het verstrekken van milieuinformatie is tijdens de PRIO-sessie een lage prioriteit toegekend. Dit betekent dat het huidige niveau van informatieverstrekking en voorlichting niet zal worden uitgebreid. Omdat er sprake is van een wettelijke verplichting, zal dit in elk geval op een basisniveau moeten plaatsvinden. Aan milieueducatie is een (boven)gemiddelde score toegekend, wat betekent dat de activiteiten niet verder zullen worden uitgebreid, maar het huidige uitvoeringsniveau wel gehandhaafd blijft. Hierover heeft overigens onlangs nog besluitvorming plaatsgevonden. Het ambitieniveau is vertaald naar concrete doelstellingen. Om deze doelstellingen te bereiken zijn actiepunten geformuleerd. Bovendien zijn indicatoren bepaald, gerelateerd aan de doelstellingen en de actiepunten.
Milieucommunicatie/Milieueducatie Doelstellingen Communicatie en voorlichting vormt een structureel onderdeel van alle milieuactiviteiten. Op verzoek wordt actuele en betrouwbare milieuinformatie verstrekt aan eenieder die daarom vraagt. Het Natuur- en Milieueducatiecentrum De Ossenbeemd zorgt voor een vergroting van de milieukennis en het milieubesef bij kinderen en jongeren. Actiepunten Nummer Omschrijving Verantwoordelijke afdeling 1 Verstrekken van actuele en betrouwbare milieuinformatie Iedere afdeling i.s.m. afdeling externe dienstverlening/ team communicatie 2 Uitvoeren meerjarenplan Ossenbeemd Ossenbeemd/ Leefbaarheid Indicatoren Het aantal bezoekers aan de Ossenbeemd, het aantal uitgeleende leskoffers en het aantal organisaties dat heeft deelgenomen aan een NME-activiteit of project
42
Milieubeleidsplan 2008-2010
Bijlage I
Samenstelling klankbordgroep
Henk Kerkers Renske Nijdam Mieke Sijben/Henk Raaijmakers Tineke Verburg Joost van den Broek Berry van Waayenburg Jacques Magnée Nellie Santegoeds/Peter van Veelen Frank Voss Leon Raaijmakers Fons Hermans Ellen Logtens Marjorie van Dooren
Wethouder gemeente Deurne GGD ZO-Brabant ZLTO IVN Deurne Brandweer Deurne Wijkraad St. Jozef Wijkraad Koolhof Dorpsraad Vlierden Deurnes Industrieel Contact NMEC De Ossenbeemd Politie Gemeente Deurne SRE Milieudienst
43
Milieubeleidsplan 2008-2010
4
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
44
Gemiddeld
Zwerfafval Duurzaam bouwen nieuwbouw Natuurbehoud en -ontwikkeling Duurzaam ondernemen Milieuhandhaving Afkoppelen en infiltreren Luchtkwaliteit agrarisch Duurzaam bouwen bestaand Duurzame energie Verbreding milieumanagement Gescheiden inzameling afval Integrale vergunningverlening Afvalwaterlozingen Milieueducatie Geluidaanpak aan de bron Onkruidbestrijding Zinkassenproject Vergunningen en meldingen Klimaat algemeen Geluidsanering Bodemsanering Luchtkwaliteit verkeer Bouwstoffenbesluit Bodemonderzoek Risicocommunicatie Horeca en evenementen Veiligheid in Ruimtelijke Ordening Risicoinventarisatie Milieu-informatie Milieumanagement gem. gebouwen Uitvoeren geluidonderzoek
PvdA
04.02 06.01 05.02 08.03 09.01 02.01 03.06 06.02 06.03 08.05 04.01 08.02 02.02 10.02 03.04 05.01 01.04 08.01 06.04 03.03 01.03 03.05 01.01 01.02 07.03 03.02 07.04 07.01 10.01 08.04 03.01
Doe
1 2 3
Progressief Akkoord
Onderwerp
Rang
Nr
VVD
Resultaten PRIO-sessie (totaaloverzicht)
CDA
Bijlage II
18,0 22,0 16,0 21,0 16,0 20,0 15,0 20,0 21,0 13,0 16,0 16,0 18,0 14,0 16,0 13,0 12,0 15,0 14,0 10,0 12,0 14,0 13,0 15,0 8,0 13,0 7,0 12,0 11,0 14,0 10,0
21,0 18,0 15,0 13,0 16,0 17,0 15,0 17,0 14,0 19,0 20,0 16,0 15,0 17,0 15,0 15,0 10,0 16,0 14,0 13,0 14,0 16,0 13,0 11,0 13,0 14,0 13,0 9,0 9,0 9,0 12,0
23,0 25,0 24,0 25,0 25,0 23,0 20,0 25,0 25,0 23,0 21,0 23,0 20,0 24,0 19,0 22,0 24,0 22,0 25,0 19,0 24,0 16,0 23,0 21,0 24,0 18,0 19,0 22,0 23,0 16,0 17,0
18,0 19,0 19,0 20,0 16,0 16,0 20,0 18,0 17,0 15,0 15,0 18,0 15,0 8,0 14,0 14,0 13,0 12,0 10,0 17,0 13,0 17,0 11,0 12,0 15,0 7,0 14,0 11,0 12,0 14,0 11,0
20,0 14,0 20,0 15,0 21,0 14,0 20,0 10,0 13,0 19,0 15,0 12,0 16,0 20,0 15,0 15,0 19,0 12,0 13,0 16,0 11,0 11,0 13,0 12,0 11,0 17,0 15,0 13,0 10,0 11,0 8,0
20,0 19,6 18,8 18,8 18,8 18,0 18,0 18,0 18,0 17,8 17,4 17,0 16,8 16,6 15,8 15,8 15,6 15,4 15,2 15,0 14,8 14,8 14,6 14,2 14,2 13,8 13,6 13,4 13,0 12,8 11,6
Milieubeleidsplan 2008-2010
Bijlage III
Organogram
45