Mbo en economie
Impuls economische agenda vanuit mbo
1
Mbo en economie Impuls economische agenda vanuit mbo
Mei 2010
Auteurs: Prof. Dr. Theo Camps, voorzitter Berenschot Groep Drs. Susanne de Zwart, manager Onderwijs Mr. Henk Bakker, manager Werk en Inkomen Drs. Piet van Gennip, consultant Drs. Caspar van den Berg, consultant
2
3
Inhoud 1. Inleiding en samenvatting
4
2. Economische agenda
6
3. De betekenis van het mbo voor de economie
10
3.1 Inleiding
10
3.2 Arbeidsmarkt en het mbo
10
3.3 De betekenis van het mbo voor de Nederlandse kenniseconomie en innovatie
12
3.4 Bedreigingen economische betekenis mbo
16
3.5 Tien uitdagingen en doelstellingen voor het mbo
17
4. Impuls economische bijdrage mbo
19
4.1 Inleiding
19
4.2 Investering
19
4.3 Acties en randvoorwaarden
21
4.4 Geen tijd te verliezen
23
4
1. Inleiding en samenvatting Na de huidige economische crisis is er binnenkort een structureel nijpend tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten: in 2040 is ten opzichte van 2010 vanwege de vergrijzing nationaal de beroepsbevolking met 1 miljoen mensen gekrompen, met andere woorden: niet minder dan 10 procent krimp. Door de crisis en de stijgende werkloosheid is de aandacht even afgeleid van de waarschuwingen en oplossingen zoals onder andere door de commissie Bakker en het Innovatieplatform bepleit, maar door het naderende acute personeelsvraagstuk in tal van sectoren en branches zal dit weer omslaan. De prognoses van de commissie Bakker liggen in lijn met overig recent onderzoek van onder andere het ROA en de Raad voor Werk en Inkomen: om tenminste internationaal concurrerend te kunnen blijven moet Nederland investeren in onder andere innovatie, een hoger opleidingniveau en in participatie (personeelsvoorziening).
Naar verwachting stroomt tot en met 2013 jaarlijks gemiddeld
•• De komende 10 jaar verlaat 75% van de docenten het
4,1 procent van de huidige werkzame beroepsbevolking uit.
onderwijs, terwijl er maar weinig nieuwe docenten
De commissie Bakker gaf onder andere aan, dat tot 2015 een
bijkomen. Docenten ervaren nu al een hoge werkdruk.
tekort van 375.000 personen zal ontstaan en dat dit tekort daarna nog verder zal oplopen tot zevenhonderdduizend in 2040. Hoewel de crisis leidt tot enige vertraging, blijft de prognose voor de middellange en lange termijn onverkort actueel. Een aantal voorbeelden van sectoren waarin ernstige en soms ook acute problemen dreigen zijn de technische beroepen, de transportsector en vitale sectoren als het
De MBO Raad heeft – mede als input voor een eigen position paper - Berenschot gevraagd om, op basis van documentenstudie en gesprekken en bijeenkomsten met de mbo - instellingen over de huidige en potentiële bijdrage aan de regionale agenda, een voorstel te doen voor verdere versterking van deze bijdrage.
onderwijs en de zorg: •• Op de arbeidsmarkt is ruim 27% procent van de
De hoofdconclusie van dit rapport is, dat het mbo een
beroepen als technisch aan te merken, een aanzienlijk
niet te onderschatten economische én maatschap-
deel hiervan is op een mbo-niveau. Tot 2014 wordt een
pelijke betekenis heeft en dat het loont om nú te
tekort van 26.000 mensen in de techniek verwacht. In
investeren in extra samenwerkingsarrangementen
de chemiesector bijvoorbeeld, staat een grootschalige
van mbo-instellingen die bijdragen aan economisch
uitstroom van oudere werknemers voor de deur.
herstel, innovatie, verhogen van het opleidingsniveau
•• Een andere voor de Nederlandse economische positie belangrijke sector is de transportsector, waar over vijf jaar een tekort van 55.000 vrachtwagenchauffeurs wordt verwacht. •• In 2025 zal er volgens het Zorginnovatieplatform een personeelstekort zijn van 450.000 zorgmedewerkers, waaronder veel mbo’ers.
van de beroepsbevolking en aan het oplossen van de verwachte personeelstekorten.
5
In dit rapport wordt ingegaan op de economische agenda
Om de bijdrage aan de economische ontwikkeling versneld
van Nederland (hoofdstuk 2), de bijdrage die het middelbaar
verder te versterken pleiten we onder meer voor:
beroepsonderwijs (hierna mbo) levert (hoofdstuk 3) en onder voorwaarden nog sterker kan leveren aan de beschikbaarheid van goed opgeleid personeel en aan de Nederlandse en regionale economische agenda (hoofdstuk 4).
•• Verdergaand partnership tussen het mbo en het bedrijfsleven, in de vorm van concrete arrangementen van leren en werken en synergie door kennisdeling en gezamenlijke innovatie. Ook in het Sectorinvesteringsplan
Het mbo investeert op dit moment onder andere via
mbo 2011-2016, over de beschikbaarheid van
arrangementen in samenwerking met het bedrijfsleven
bètatechnici, is hiervoor recentelijk aandacht gevraagd
in nieuwe technieken, methoden en kennisvergrotende
door de Commissie Hermans.
leerwerkomgevingen. Jaarlijks leveren ROC’s, AOC’s en vakinstellingen ongeveer 100.000 nieuwe gediplomeerden, die instromen op de arbeidsmarkt met een goede arbeidsmarktpositie (aldus recent onderzoek van de RWI) en zijn daarmee de hofleverancier van de Nederlandse economie. Meer dan een half miljoen jongeren volgt op dit moment zijn of haar opleiding bij een mbo-instelling. 40% van de werkzame beroepsbevolking is door het mbo opgeleid. Jaarlijks wordt het opleidingsniveau van tienduizenden werkenden door het mbo verhoogd. Mbo - instellingen ondersteunen daarnaast gemeenten bij het via scholing geschikt maken van werkloos werkzoekenden voor werk. Bedrijven die zich vestigen in Nederland of in Nederlandse regio’s met een sociaaleconomische problematiek geven vaak aan, dat de beschikbaarheid van opgeleid personeel een belangrijke factor is geweest voor hun keuze. We stellen dus vast, dat het middelbaar beroepsonderwijs een belangrijke motor van de Nederlandse economische ontwikkeling is. Tegelijkertijd staat het mbo voor een aantal uitdagingen, zoals krimp in regio’s als Limburg en Zeeland en grootstedelijke problematiek, waardoor de economische en maatschappelijke betekenis van het mbo onder druk kan komen te staan. In het belang van het behoud en de versterking van de randvoorwaarden voor economische groei is alertheid geboden. De economie loopt vast zonder innovatie en technologische ontwikkeling en zonder beschikbaarheid van goed geschoold personeel. Het mbo levert op beide terreinen een substantiële bijdrage. Maar het behoud, laat staan het versterken daarvan gaat niet vanzelf. In dit rapport pleiten we voor extra investeringen. Door het mbo zelf en - in financiële, faciliterende en waar nodig stimulerende zin - door het Rijk.
•• Een driejarige investeringsimpuls van tenminste € 100 mln per jaar gericht op economieversterkende arrangementen met een nationale betekenis in 30 arbeidsmarktregio’s.
6
2.Economische agenda Arbeidsparticipatie als basis voor
•• Ook in het onderwijs is de vervangingsvraag als gevolg van
economische groei: Commissie Bakker
de vergrijzing hoog. In de verschillende onderwijssectoren
luidt de noodklok
is 32 procent tot soms 52 procent van het personeel 50
De economie draait op de beschikbaarheid van gekwalificeerd
jaar of ouder. Dit betekent dat tot 2020 260.000 tot
human capital. Onvervulbare vacatures schaden de
ruim 420.000 werknemers uit de onderwijssector op
economische ontwikkeling van ons land en te weinig
termijn vervangen zullen moeten worden.
aandacht voor om- en bijscholing evenzeer. Enkele cijfers in dit verband, uit het rapport van de Commissie Bakker, die in 2008 de noodklok luidde en dat voor de middellange en lange termijn nog steeds actueel is: •• Al vanaf 2010 krimpt de beroepsbevolking. De
•• In 2040 komen we 700.000 mensen te kort om het aantal banen op te vullen. Een aantal andere cijfers uit recent onderzoek, waarin wordt ingegaan op een aantal specifieke sectoren:
omvangrijke generatie babyboomers stopt dan met
•• Op de arbeidsmarkt is ruim 27% procent van de beroepen
werken, terwijl er veel minder jonge mensen op de
als technisch aan te merken, een aanzienlijk deel hiervan
arbeidsmarkt bijkomen. In de periode tot 2040 leidt dit
is op een mbo-niveau. Tot 2014 wordt een tekort
tot een daling van de beroepsbevolking met maar liefst
van 26.000 mensen in de techniek verwacht. In
1 miljoen mensen. De omvang van de totale bevolking
de chemiesector bijvoorbeeld, staat een grootschalige
groeit in die periode nog licht en het aandeel van mensen
uitstroom van oudere werknemers voor de deur.
ouder dan 65 jaar stijgt sterk. •• De huidige krapte op de arbeidsmarkt zal de
•• Een andere voor de Nederlandse economische positie belangrijke sector is de transportsector, waar over vijf jaar
komende jaren fors toenemen. Volgens een EU-
een tekort van 55.000 vrachtwagenchauffeurs wordt
studie van Cedefop komen er tot 2015 in totaal
verwacht.
600.000 extra banen bij als gevolg van de groei van de werkgelegenheid. Maar we hebben de komende jaren véél meer dan 600.000 mensen nodig. Boven op de 600.000 banen komen de banen die vrijkomen als gevolg van
•• In 2025 zal er volgens het Zorginnovatieplatform een personeelstekort zijn van 450.000 zorgmedewerkers, waaronder veel mbo’ers.
pensioen, arbeidsongeschiktheid en tijdelijk stoppen
De Commissie Bakker stelt, dat de economie in 2040 met
met werk vanwege de zorg voor kinderen of studie. De
circa 700.000 mensen minder moet draaien dan in 2016.
vervangingsvraag tot 2015 wordt geschat op 2,6 miljoen
Om dit te compenseren zullen we volgens de commissie veel
banen.
slimmer moeten werken en de productiviteit van werknemers
•• Door de internationale concurrentie zullen er steeds meer verschuivingen plaatsvinden in sectoren en opleidingseisen. Er wordt meer gevraagd van mensen
verder moeten verhogen. En er moeten meer mensen beschikbaar zijn om te werken: de arbeidsparticipatie zal na 2016 verder moeten stijgen.
en aanpassingsvermogen wordt steeds belangrijker. De
In de onderwijssector moet volgens de commissie een flinke
opgave waar Nederland voor staat is om zo veel mogelijk
professionaliseringsslag worden gemaakt. De onderwijssector
mensen inzetbaar te maken en te houden.
speelt een centrale rol in onze kennis- en diensteneconomie,
•• Specifiek voor de zorg is de verwachting dat tot 2020 een half miljoen extra mensen nodig zijn (uitbreidingsvraag). Boven op dit aantal komen dan nog de banen die vrijvallen als gevolg van pensioen (vervangingsvraag).
maar is nog te veel gebaseerd op de industriële kostwinnersamenleving van het begin van de vorige eeuw: vergaande standaardisatie van voorgestructureerde opleidingen waarbij alle studenten op hetzelfde moment op dezelfde manier leren, een scherpe scheiding tussen leren en werken en tussen initieel en postinitieel onderwijs en vroege
7
studiekeuzes. Bovendien biedt deze sector aan de werknemers die hierin werken, weinig mogelijkheden voor transities later in het leven. Daarnaast gaat het om het vak van de leraar dat de afgelopen jaren aan status heeft ingeboet. Zoals ook eind 2007 geadviseerd door de Commissie Leraren in haar rapport LeerKracht, zijn betere betaling van leraren en herwaardering
Het Innovatieplatform beveelt aan om: •• Verder te bouwen op terreinen waarin het excelleert: High Tech Systemen en Materialen, Flowers & Food, Water, Chemie en de Creatieve Industrie. •• De sleutelgebiedenaanpak te intensiveren: extra
van de praktijkkant van het leraarschap een belangrijke stap
investeringen en mogelijkheden voor groeigebieden zoals
samen met een modern HRM-beleid en kwaliteitsbeleid op
duurzame energie.
scholen.
•• Publieke investeringen verhogen in onderwijs, onderzoek, innovatie en ondernemerschap oplopend tot 6 miljard
Innovatieplatform: Nederland weer terug in de top 5
euro extra per jaar in 2020. •• Meer focus, samenhang en regie in het innovatie- en
In het rapport ‘Nederland 2020: terug in de top 5 - De
onderzoeksbeleid te brengen en sterkere toppen in
economische agenda: Innovatief, Internationaal, Involverend’
onderwijs en onderzoek te creëren door differentiatie en
(april 2010) werkt het Innovatieplatform de ambitie uit om
taakverdeling tussen kennisinstellingen te bevorderen.
Nederland weer in de top 5 te krijgen ( we staan nu op plaats 10). ‘Nederland heeft de omslag naar een kenniseconomie weliswaar ingezet, maar is nog niet in staat geweest deze in volle omvang te realiseren. Ons land heeft vele sterke economische sectoren, maar onze concurrentiekracht
•• Vijf tot zes innovatiecampussen en grootschalige innovatieproeftuinen te ontwikkelen. Om dit te realiseren benoemt het platform de volgende randvoorwaarden: •• Een excellente onderwijs- en kennisinfrastructuur.
staat onder toenemende druk door wereldwijde trends als
In de komende kabinetsperiode moet minstens 1
globalisering, vergrijzing en energietransitie. Bovendien
miljard euro extra per jaar geïnvesteerd worden in
is de economische crisis zeker nog niet voorbij en de
onderwijs. Verbeter de lerarenopleidingen en zorg zo voor
economische macht zal richting Azië verschuiven. Dit treft
topdocenten voor de klas. Ga schooluitval tegen door
onze werkgelegenheid, onze welvaart en ons welzijn. En het
meer diversiteit in leerroutes die zijn toegesneden op het
treft de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen.’ In de
individu, grijp in bij de 10% slechtst presterende scholen.
agenda wordt uitgegaan van de sterke basis van Nederland in
Leidt leerlingen meer op tot vakman/vakvrouw door
mondiaal sterke, innovatieve sectoren, de sleutelgebieden die
middel van veel praktijklessen.
3,5% per jaar groeien en de goed ontwikkelde dienstensector.
•• Een flexibele arbeidsmarkt waarin iedereen
Tegelijkertijd wordt ingegaan op een fors aantal knelpunten:
participeert. Benut al het talent en zorg er voor dat
Nederlandse bedrijven investeren relatief weinig in research
degenen die nu minder actief zijn op de arbeidsmarkt
& development (R&D), er zijn weinig snelgroeiende bedrijven
– vrouwen, 55-plussers en allochtonen – meer
en Nederland heeft een te weinig ondernemende cultuur.
willen en kunnen gaan werken (bijv. door flexibele
Daarnaast is er te weinig focus en regie in onderwijs en
kinderopvang). Verleng het werkzame leven tot voorbij
onderzoek en zijn er zorgen over de kwaliteit van onderwijs.
de 65 jaar. Bied meer scholing aan in combinatie met
Ook is onze werkweek gemiddeld de kortste in Europa. Ten
korte maar hogere werkloosheidsuitkeringen. Verhoog
slotte komen grote projecten nauwelijks meer van de grond,
de arbeidsproductiviteit door een Leven Lang Leren,
doordat we vast dreigen te lopen in onze eigen wet- en
prestatiemanagement en prestatiebeloning.
regelgeving en het aantal bestuurslagen.
•• Een superieure basisinfrastructuur. Blijf investeren in de kwaliteit van de infrastructuur om de bereikbaarheid van de Randstad te vergroten en de fileproblematiek aan te pakken. Ontwikkel duurzame energie en verken kernenergie als alternatief, want de beschikbaarheid van goedkope energie is uiterst belangrijk voor onze maakindustrie.
8
•• Een faciliterende en stimulerende overheid. Verbeter de operationele uitvoering bij de overheid om zo naast
RDM Innovation Dock (RDM ID)
besparingen ook een grotere waardering bij burgers te
RDM ID is geen school, maar een inspirerende
krijgen. Communiceer transparant over eigen prestaties
ontwikkelplek voor jongeren én bedrijven.
en doelen. Versnel besluitvorming en uitvoering rondom
Inmiddels zijn 17 bedrijven (veelal kleine bedrijven
grootschalige projecten en verken de vereenvoudiging
die bezig zijn met cutting edge innovatie) betrok-
van de opzet en structuur van de overheid (bijv. minder
ken bij RDM. Geïnteresseerde bedrijven sluiten
bestuurslagen). Controleer leraren, verpleegkundigen
een huurcontract én een kenniscontract met het
en hulpverleners achteraf op kwaliteit in plaats van het
Albeda College en de Hogeschool Rotterdam.
vooraf voldoen aan procedurele eisen; ze zijn nu te veel tijd
De studenten richten zich binnen hun opleiding
kwijt aan bureaucratie.
op het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve en
Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht 1¾% groei per jaar van het bruto binnenlands product (BBP) voor 2011-2015 bij “neutraal beleid”. Een volledige en succesvolle uitvoering van deze agenda kan een extra BBP-groei opleveren van 0,5% tot 1% per jaar boven de CPB voorspelling en nog meer in de periode daarna aangezien de effecten van de voorgestelde ingrijpende maatregelen, zoals extra investeringen in onderwijs en onderzoek, pas op lange termijn in economische groei zichtbaar zullen zijn.
duurzame producten. Het project wordt financieel ondersteund door de Europese Unie, het Ministerie van Economische Zaken, het Platform Bèta Techniek en het Innovatiearrangement. Het maatschappelijk rendement van het RDM ID is nu al groot. Enkele voorbeelden van de resultaten zijn het bedrijf Ampelmann, dat vanuit RDM ID een zelfstabiliserend boorplatform ontwikkelde, waardoor er 40 procent langer op zee gewerkt kan worden dan voorheen, het bouwbedrijf DURA-
In het kader van dit onderzoek hebben we niet alleen gekeken
Vermeer, dat met behulp van het RDM ID haar
naar landelijke economische documenten en agenda’s, maar
marktaandeel in duurzaam en klimaatbestendig
ook naar speerpunten zoals genoemd, provinciale plannen,
bouwen wil laten groeien van 15 procent naar 50
Regionale Educatieve Agenda’s en Europese rapporten et
procent, en het bedrijf Formula Zero dat met de
cetera. Deze plannen en agenda’s dienen als basis voor
deelnemers van RDM ID werkt aan producten voor
strategische agenda’s en investeringsplannen van mbo-
de autosport die een veel kleinere uitstoot aan CO2
instellingen zelf.
veroorzaken. Het RDM ID geldt als een broedplaats voor het ontwikkelen van goede professionals én van duurzame en slimme producten in de stads-
Europese dimensie
en havenregio.
In het Europese beleid speelt globalisering, innovatie en toekomstbestendigheid een belangrijke rol, in de zin dat de vaardigheden die werknemers en werkgever nodig hebben
verstandig is deze problematiek op EU niveau te bekijken,
snel veranderen. De oorzaken hiervoor zijn met name
bijvoorbeeld door tekorten in één lidstaat op te vullen met
technologische veranderingen, wereldwijde concurrentie,
overschotten in een andere lidstaat.
vergrijzing en veranderende maatschappelijke structuren. Voor heel Europa geldt dat willen de lidstaten banen blijven
In het verlengde van de bevoegdheden die de EU heeft op het
creëren, de beroepsbevolking hun vaardigheden naar een
gebied van de interne markt, sociaal beleid en de economische
hoger plan moet tillen, en overheden zich moeten inzetten
sociale en territoriale cohesie hebben de Nederlandse
om onderbouwde verwachtingen te formuleren van de
economie, de arbeidsmarkt en daarmee ook het mbo veel
vaardigheden waaraan in de toekomst behoefte zal zijn. De
te maken met de impact van de Europese samenwerking en
EU ziet hiervoor een rol voor zichzelf weggelegd omdat de
Europese regelgeving. Het beleidsterrein onderwijs zelf valt
verschillende nationale arbeidsmarkten en onderwijssystemen
sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon
geconfronteerd worden met gemeenschappelijk uitdagingen,
onder de categorie van beleidsonderwerpen waarover de EU
waarvoor het verstandig is de krachten te bundelen.
een aanvullende bevoegdheid heeft, dat wil zeggen dat de EU
Bovendien verschillen de toekomstverwachtingen in
het beleid van de lidstaten niet kan bepalen, maar wel kan
verschillende delen van de EU dermate dat het wellicht
coördineren, ondersteunen en / of aanvullen.
9
Daarnaast is er, gedeeltelijk los van de bindende of sturende
Rode draad
interventies vanaf het EU niveau, sprake van steeds
Een rode draad in de economische agenda’s is de betekenis
verdergaande samenwerkingsverbanden en convergerende
van het onderwijs en kennisinfrastructuur voor de economie
doelstellingen en activiteiten op het gebied van het
en economische groei. Voor het mbo betekent dat samengevat
beroepsonderwijs in de verschillende EU lidstaten. Een
het volgende:
interessante ontwikkeling daarbij is de in het kader van EU 2020 (de opvolger van het Lissabon Strategie), de nadruk steeds meer komt te liggen om gezamenlijke strategievorming
Opdracht mbo op basis van economische agenda’s:
op het gebied van de beroepsvaardigheden. De Europese
• Kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Na de eco-
Commissie zet daarbij expliciet niet alleen in op meer
nomische crisis is er over enkele jaren weer een
vaardigheden, maar ook de juiste vaardigheden. Zo moet
tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten.
de aansluiting tussen beschikbaren vaardigheden en de
• Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking
behoeften van werkgevers sterker worden. De volgende
moet stijgen om economisch te blijven concur-
hoofdterreinen zijn geformuleerd waarop de toekomstige
reren. De stijging van het opleidingsniveau
acties zich zouden moeten richten:
kan niet meer bereikt worden door instroom
•• Effectieve prikkels (incentives) voor werkgevers en
van schoolverlaters. Ook het opleidingsniveau
individuen om werk te maken van het upgraden van de
van werkenden moet omhoog (Facing the
‘Skills’.
challegne, the Lisbon strategy for growth and employment, High Leve Group, EU 2004): een
•• Nauwere samenwerking onderwijs/trainingen en
leven lang leren.
bedrijfsleven. Innovatie van onderwijs (training) om meer
• Meer focus, samenhang en regie in het innova-
responsief te worden t.a.v. de behoeften van individuen en
tie- en onderzoeksbeleid brengen en sterkere
werkgevers
toppen in onderwijs en onderzoek te creëren
•• Aanbod van de juiste ‘Mix of Skills’ om tegemoet te komen aan de vraag van de arbeidsmarkt.
door differentiatie en taakverdeling. Keuzes tussen kennisinstellingen bevorderen die passen bij de regionale en nationale economische
•• Betere anticipatie op de toekomstige behoefte aan ‘Skills’.
context: het vormen van innovatieclusters met bedrijfsleven, WO, HBO, MBO, VMBO.
10
3. De betekenis van het mbo voor de economie 3.1 Inleiding
Dat betekent dat een substantieel deel van de Nederlandse
In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de economische
economie wordt gedragen door mbo’ers. Aanvoer van
agenda van Nederland en Europa en de uitdagingen die er
voldoende mbo gediplomeerden is daarom van groot belang
liggen voor de komende jaren. In dit hoofdstuk gaan we in op
voor de economie. Andersom gesteld, bij een groot tekort
de betekenis van het mbo voor de economie en de uitdagingen
aan mbo gediplomeerden zal de economie stokken. Naast
waar het mbo voor staat om hun betekenis en bijdrage te
de kwantitatieve discrepantie is er ook een kwalitatieve
maximaliseren. We kijken daarbij naar de bijdrage van het
mismatch op de arbeidsmarkt. De vraag naar de hogere
mbo als toeleverancier van de arbeidsmarkt en de bijdrage van
mbo niveaus 3 en 4 zal alleen maar toenemen en de reserve
het mbo aan kennis en innovatie.
vanuit de (jeugd) werkloosheid en stille (thuiszittende) arbeidsreserve zit met name op niveau 1 en 2 zonder veel werkervaring.
3.2 Arbeidsmarkt en het mbo In het vorige hoofdstuk is ingegaan op een aantal economische uitdagingen die ook hun doorwerking hebben in het mbo. Krimp heeft bijvoorbeeld ook gevolgen voor het mbo doordat een daling in de bevolkingsgroei automatisch leidt tot een daling in het studentenaantal. Het sluiten van bepaalde opleidingen is onontkoombaar wanneer blijkt dat deze niet meer bedrijfseconomisch rendabel zijn.
Mbo instellingen zijn met een breed scala aan dienstverlening voor een brede groep van afnemers actief om de (regionale) arbeidsmarkt van goed geschoold personeel te voorzien. Hoewel dit per instelling verschilt, is de vraag van de arbeidsmarkt bij steeds meer mbo-instellingen een belangrijk uitgangspunt in het opleidingsbeleid, en bij werving van studenten en bij de uitvoering van studie- en beroepskeuzeoriëntatie, maar ook bij het opscholen en
In Nederland werken 2,5 mln. mensen met een mbo
bijscholen van werkenden en werklozen. Zie de figuur
opleiding, 40% van de beroepsbevolking heeft een mbo
bovenaan pagina 12.
diploma. Het mbo is daarmee de hofleverancier van de arbeidsmarkt.
ROC Westerschelde In Zeeland zijn er vier Voortgezet Onderwijs instellingen, waarvan het MBO de hoogste onderwijsvorm is. Het mbo is een belangrijke pull factor voor de vestiging van bedrijven in bijvoorbeeld de procestechnologie, ambachten en toerisme. Doordat de meeste grote bedrijven kapitaalintensief en grondgebonden zijn, is verplaatsen erg moeilijk. Deze bedrijven zijn voor een groot deel afhankelijk van de regionale onderwijsinfrastructuur. Een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven en het mbo is daarom erg belangrijk. ROC Westerschelde in Terneuzen werkt nauw samen met het bedrijfsleven en anticipeert daarmee op de komende veranderingen op de arbeidsmarkt. Het ROC speelt daarbij in op de diversiteit van de streek en de scholingsvragen die hierop aansluiten. Het ROC is daardoor dé kennisleverancier voor bedrijven en organisaties en zorgt voor een goede aansluiting van het beroepsonderwijs op de markt. Een voorbeeld van samenwerking tussen het bedrijfsleven en het ROC is het chemie bedrijf DOW Terneuzen. DOW investeerde een miljoen euro in scheikunde apparatuur, de investeringen betaalde zich uit in een groei van het aantal leerlingen voor een chemische-technische studie. Hierdoor blijft het arbeidspotentieel op peil en sluiten de opleidingen aan op de behoeften vanuit de markt.
11
Arbeidsmarkt ROC Werkzoekenden
Jongeren vanuit VO
Volwasseneneducatie Inburgering, alfabetisering, VAVO, Sociale redzaamheid
Middelbaar beroepsonderwijs 4 sectoren, 4 niveaus 2 leerwegen (BOL/BBL)
Werkenden Contractonderwijs/maatwerk ikv leven lang leren
In het schooljaar 2007 – 2008 volgden 521.000 mensen een
houden van studenten niet altijd eenvoudig is voor een
mbo-opleiding en namen nog eens 50.000 mensen deel aan
mbo-instelling om volledig aan de vraag van de arbeidsmarkt
volwasseneneducatie. Van alle deelnemers aan het mbo doet
invulling te geven. Het bewustzijn om de arbeidsmarkt
95 procent dit aan een ROC of vakinstelling en 5 procent aan
optimaal te bedienen en de wil en de acties om daarin te
een AOC.
investeren zijn echter duidelijk en in toenemende mate aanwezig. Bij deze aansluiting gaat het zeker niet alleen om
Uit onderzoek is bekend, dat het door onder andere
het ‘initiële’ onderwijs voor jongvolwassenen, maar om alle
inadequate arbeidsmarktinformatie, door de grote
dienstverlening van een mbo - instelling zoals blijkt uit de
hoeveelheid bedrijven, instellingen en branches en door
voorgaande figuur het kader van een leven lang leren.
het ook moeten investeren in motivatie en binnenboord
Kennis- en Expertisecentrum Koude- en Installatietechniek Het ROC Zadkine in Rotterdam heeft aansluiting gemaakt met de regionale economische ambities op het gebied van koude- en installatietechniek. Deze branche is met 12.300 bedrijven en 141.000 medewerkers en een jaaromzet van 12 miljard euro, zeer belangrijk voor de Nederlandse economie. Het is de verwachting dat het belang van deze branche in de toekomst alleen maar zal toenemen. Zodoende moet zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de mensen werkzaam in deze branche in de komende jaren toenemen. Het ROC Zadkine speelt hierop in met haar project Kennis- en Expertisecentrum Koude en Installatietechniek. Het expertisecentrum Koude en Installatietechniek vormt een opleidingscentrum voor zowel volwasseneneducatie als regulier onderwijs. In het centrum kunnen studenten zowel in theorie als praktijk kennis nemen van de nieuwst ontwikkelingen op het gebied van Koude-en installatietechniek met een focus op duurzaamheid (reductie CO2 uitstoot, lager energieverbruik) en systeemintegratie (installatietechniek E&W met ICT). Bedrijven kunnen er hun personeel bijscholen of omscholen op basis van hun specifieke opleidingsbehoeften. Daarnaast biedt het centrum een locatie waar bedrijven kennis en ervaringen kunnen delen door middel van themabijeenkomsten georganiseerd door het ROC in samenwerking met brancheorganisatie en andere kenniscentra. De kern van het is het samenbrengen van verschillende partijen en het versterken van eerder geïnitieerde projecten. Zo zijn er samenwerkingsverbanden met het Rotterdam Climate Initiative, het Haven Convenant, Pieken in de Delta, het Regionaal Beleidsplatform Installatie Techniek, Lokaal Platform Installatie Techniek, vmbo- en hboinstellingen.
12
Speerpunten voor het mbo om te voldoen aan de vraag van de
en gaan mbo - instellingen op zoek naar innovatieve
arbeidsmarkt – kwantitatief en kwalitatief - zijn:
manieren om hun toegevoegde waarde voor bedrijven
•• Het werven en opleiden van jongeren en volwassenen ten behoeve van de (regionale) arbeidsmarkt in samenwerking met het bedrijfsleven. Met name voor de tekortsectoren waar de vraag het hoogst is. Arrangementen tussen het onderwijs en bedrijfsleven spelen onder meer een rol bij het opvangen van een tekort aan personeel. Samenwerkingsovereenkomsten tussen
en studenten te vergroten en daartoe de interesse van potentiële partners te trekken. Om de kwalitatieve discrepantie te verkleinen is het de uitdaging voor mbo - instellingen om te voldoen aan de toenemende vraag naar gediplomeerden op mbo niveau 3, 4 en tegelijkertijd de groter wordende instroom op niveau 1 en 2 binnen te houden en op te scholen.
scholen en bedrijven zorgen ervoor dat stageplaatsen en leerwerkplaatsen in voldoende mate aanwezig zijn en
3.3 De betekenis van het mbo voor de
volledig benut kunnen worden. Vanuit het bedrijfsleven
Nederlandse kenniseconomie en innovatie
komen de initiatieven voort vanuit de gedachte dat er
In de economische agenda’s is het versterken en stimuleren
voldoende en kwalitatief personeel binnen moet blijven
van innovatie altijd een kernambitie. Uiteraard wordt
instromen.
dit altijd verbonden met een stevige onderwijs – en
•• Het tegengaan van talentverspilling, waarbij wordt gedoeld op de omvang van voortijdig schoolverlaten in Nederland en de economische en maatschappelijke effecten daarvan. Dit is een belangrijk issue voor de mbo-instellingen in het kader van hun rol als toeleverancier van de arbeidsmarkt. De toenemende zorgproblematiek en de afhankelijkheid van andere organisaties ‘in de keten’ maken dit niet
onderzoeksinfrastructuur in de sleutelgebieden. In de recente economische agenda’s is een kwalitatief goede onderwijs – en onderzoekinfrastructuur eerste prioriteit om de positie van Nederland in de wereld te verbeteren en onze kennisintensieve economie te onderhouden en versterken en ons vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven optimaal te houden.
altijd even eenvoudig, maar er zijn talloze voorbeelden van succesvolle trajecten in het mbo om studenten binnenboord te houden en met een startkwalificatie af te leveren op de arbeidsmarkt. •• Het bewerkstelligen van meer participatie (inclusief preventie van maatschappelijke uitval door middel van een leven lang leren). Mbo - instellingen vormen een spin in het web functie als gaat om de maatschappelijke cohesie in gebieden die tegen bijvoorbeeld grootstedelijke uitdagingen aanlopen. Het mbo levert een bijdrage aan integratie en sociale cohesie door middel van het scholen van volwassenen maar ook door het bieden van inburgering- en taalcursussen. Daarnaast leveren veel onderwijsinstellingen een belangrijke bijdrage aan het bestrijden van de (jeugd) werkloosheid. Op deze manier dragen mbo-instellingen bij aan de kwaliteit van de gemeenschap in wijken waar dit hard nodig is. •• Het verstevigen van arrangementen onderwijs-
Het Schiphol College van ROC Amsterdam Om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de specifieke vraag naar professionals vanuit de markt heeft het ROC Amsterdam onder andere het Schiphol College opgericht. 17% van de beroepsbevolking in de regio Amsterdam is werkzaam in de logistieke sector. De vraag naar goed geschoold personeel is groot. Vandaar dat het ROC Amsterdam in samenwerking met de Schiphol Group het initiatief heeft genomen om een apart college op te richten, op de luchthaven zelf. Daar komt kennis samen van de luchtvaartbranche, de arbeidsmarkt en het onderwijs. Op deze manier worden twee vliegen in één klap geslagen: enerzijds kan door
arbeidsmarkt om de kwalitatieve aansluiting te verhogen
een betere match tussen onderwijs en arbeids-
en de doorstroom te bevorderen. Onderwijsinhoudelijk
markt de werkloosheid teruggedrongen worden,
is er meer aandacht voor het vergroten van de
en anderzijds worden de uiteenlopende onder-
aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs en de
delen van de luchthaven Schiphol voorzien van
waardering ervan. Op onderwijsvlak is er vaker aandacht
gemotiveerde en gekwalificeerde medewerkers.
voor een bedrijfsspecifieke invulling van de opleidingen
13
Hiertoe wordt aandacht gevraagd voor meer focus,
zoals geformuleerd door de OESO het Human Resources in
samenhang en regie in het innovatie – en onderzoeksbeleid
Science and Technology (HRST). Onder deze definitie vallen
en voor sterkere toppen in onderwijs door differentiatie
personen die een belangrijke rol spelen of zouden kunnen
en taakverdeling tussen kennisinstellingen.
spelen in R&D, innovatie en enkele andere aspecten van de
Onderwijsinstellingen maken keuzes die passen bij de
kenniseconomie. Het CBS (2007) heeft berekend dat op basis
regionale en nationale economische context: het vormen
van opleiding er in Nederland ruim 4 miljoen mensen tot de
van innovatieclusters met bedrijfsleven, WO, HBO, MBO,
HRST gerekend kunnen worden, waarvan circa 3,5 miljoen
VMBO. Op de terreinen van onderwijs, arbeidsmarkt,
tot de beroepsbevolking behoort. Het gaat dan enerzijds om
innovatieklimaat en woon- en leefomgeving is de regio
hoogopgeleide specialisten op het gebied van bijvoorbeeld
weliswaar gebonden aan nationale kaders, maar kan zij
natuurkunde, rechten, gezondheidszorg etc. en anderzijds om
zich duidelijk van andere regio’s onderscheiden, vooral
mensen met een lagere of middelbare beroepsopleiding die
door welbewuste profilering op basis van lokale kwaliteiten
werkzaam zijn als specialist, technicus of assistent op hoog
en omstandigheden, door de hoogwaardige kwaliteit van
niveau. Onder deze laatste groep, die naar schatting voor het
publieke voorzieningen en door effectieve samenwerking en
overgrote deel uit mbo gediplomeerden bestaat, vallen circa
productieve clustervorming te bevorderen.
1,2 miljoen mensen. Dit is ruim een derde van de HRST in Nederland. Met andere woorden, het middelbaar beroeps
Mbo gediplomeerden blijken een aanzienlijke rol te spelen
onderwijs speelt een belangrijke, zo niet cruciale rol voor het
in de kenniseconomie. Zij vormen een groot deel van het
activeren van nieuwe en aanwezige kennis tot economische
in Nederland aanwezige technologisch arbeidspotentieel.
activiteit. Daarnaast is de specifieke invulling van deze rol
Dit potentieel, tezamen met het wetenschappelijk
door het mbo van belang. Het CBS schrijft in Kennis en
arbeidspotentieel, vormt volgens internationale terminologie
Economie 2008 dat het klassieke beeld van innovatie bij
World Class Maintenance Institute Het WCMI zet in op het een groter aanbod van beter geschoold maintenance personeel en op het verbeteren van de concurrentiepositie van deze sector in het zuiden van Nederland. Het WCM Institute is door een breed samenwerkingsverband van bedrijfsleven, overheid en onderwijs opgericht, waaronder vijf ROC’s, om World Class Maintenance te realiseren door het regisseren en coördineren van onderzoek, onderwijs en kennisdeling. Ook wil ze de beschikbare kennis en het innovatievermogen van verschillende bedrijven en instellingen bundelen. Tenslotte stelt zij zich ten doel om de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt verbeteren en de wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs te versterken. Het WCMI vormt een onmisbare schakel in de zogenaamde keten van kennis-kunde-kassa. De concrete doelstelling van deze combinatie van samenwerkingsverbanden is het met 15 procent doen toenemen van vijf grootheden: (a) omzet in de sector, (b) instroom in maintenance sectoren in het beroepsonderwijs, (c) maintenance gerelateerde werkgelegenheid, (d) betere beschikbaarheid voor eigenaren van installaties en (e) meer omzet voor toeleveranciers. WCMI gaat onderzoeksprojecten én onderwijsverbeteringen initiëren, regisseren en coördineren. Bovendien gaat het in samenwerking met verschillende stakeholders concrete activiteiten ontplooien die het imago van maintenance zullen verhouden. Als laatste zullen activiteiten ondernomen worden waardoor kennis beter gedeeld kan worden.
14
bedrijven – hightech R&D -afdelingen, die vrijwel geïsoleerd van de buitenwereld uitvindingen verrichten –achterhaald is. Mbo - instellingen zetten op dit moment zoveel mogelijk in op innovatie door het investeren in nieuwe (onderwijs) omgevingen binnen allianties met bedrijven en instellingen voor hoger onderwijs. Deze allianties worden gezien als belangrijke factor in het innovatieproces. Door investering in dit soort allianties: •• Stijgt de kwaliteit van kennis en producten door toename van de interacties tussen partijen. •• Verlagen de transactiekosten doordat bedrijven in de keten geografisch clusteren. •• Verbetert het vestigings- en investeringsklimaat in de regio: het Sillicon Valley effect. •• Worden gespecialiseerde ambachtelijke vaklieden en sectoren behouden voor Nederland.
Value in the Valley In het noorden van Nederland neemt de vraag naar mensen die een rol kunnen spelen binnen multidisciplinaire en multisectorale innovaties op het gebied van milieu, energie, landbouw en techniek (MELT), toe, maar tot voor kort werd hier geen toereikend onderwijs voor aangeboden. Value in the Valley beoogt daarom om een leerarrangement te ontwikkelen op deze terreinen door middel van nieuwe invalshoeken, beschrijvingswijzen en didactische modellen. Bij Value in the Valley zijn een aantal onderwijsinstellingen aangesloten: het Alfa-college, AOC Terra, de Hanzehogeschool Groningen, en Rsg De Borgen. De deelnemende bedrijven zijn Stork, E-kwadraat en HoSt, Van Halle Larenstein, Strukton Worksphere en GTI SUEZ.
Veel mbo - instellingen in Nederland investeren in innovatie.
Value in the Valley bestaat uit een aantal project-
Onder innovatie verstaan we hier niet zozeer (periodieke)
teams. Elke deelnemer maakt deel uit van één of
aanpassingen van het reguliere onderwijsprogramma, maar
meer projectteams. Deze projectteams worden
vooral het aangaan van duurzame allianties gericht op het
begeleid door een coach, een interne opdrachtge-
ontwikkelen van nieuwe kennis. Daarbij zijn in de meeste
ver, mogelijk ook door experts. De projectteams
gevallen meerdere onderwijsinstellingen betrokken zodat
hebben contact met de externe opdrachtgever
gezamenlijke innovatie en innovaties op meerdere niveaus
uit het bedrijfsleven en daarnaast ook met hun
in het productieproces van bedrijven worden gestimuleerd.
opleiding. Daarnaast kent elk project seniormede-
De deelname van mbo in deze projecten is in veel gevallen
werkers. Dit zijn de docenten van de deelnemende
cruciaal voor het succes ervan.
onderwijsinstellingen of medewerkers van de
Goed onderwijs op de verschillende niveaus – en in het verlengde daarvan de kwaliteit en beschikbaarheid van de beroepsbevolking – is sterk bepalend voor de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat voor ondernemingen en instellingen. Verschillende mbo - instellingen leiden niet alleen mensen op als werknemers bij bestaande bedrijven, maar bieden ook speciale programma’s aan voor deelnemers die het zelfstandig ondernemerschap ambiëren. De nieuwe ondernemers die zodoende goed beslagen ten ijs komen, geven een belangrijke impuls aan de regionale economie.
deelnemende bedrijven. Tenslotte kunnen zowel junior- als seniormedewerkers deelnemen aan een kenniskring, en bestaat een stuurgroep Value in the Valley, waarin alle deelnemende organisaties vertegenwoordigd zijn. De ervaringen van studenten en bedrijven zijn zeer positief. Ze geven o.a. aan dat ze zich ontwikkeld hebben op het gebied van (a) professioneel werken, (b) innovatievermogen, (c) persoonlijke ontwikkeling en (d) méér relevante kennis op het gebied van Milieu, Energie, Landbouw en Techniek.
15
Investeren in het onderwijs loont Er bestaat een omvangrijke internationale literatuur die wijst op een positieve relatie tussen (investeren in) onderwijs en economische groei. Een toename van onderwijs leidt tot hogere productiviteit, lagere kosten voor gezondheidszorg, en lagere kosten voor criminaliteit. In de Wereldbank publicatie Education quality and economic growth (E. A. Hanushek en L. Wösmann, 2007) wordt aangetoond dat een verbetering van 1% van de gemiddelde PISA test score leidt tot een economische groei van 0,9% in gesloten economieën tot 2,5% in meer open economieën. Aangezien Nederland een zeer open economie heeft kan verondersteld worden dat dit hogere percentage voor Nederland van toepassing is. Recent onderzoek door De La Fuente en Domémech (2006) over de relatie tussen onderwijskwantiteit en economische groei toont een effect van 8%. Benhabib en Spiegel (1994) tonen aan dat een stijging in de voorraad human capital met 1% leidt tot een toename van de economische groei van 12% tot 17%. Barro (1997) vindt dat een additioneel jaar onderwijs voor mannen op het hoogste niveau van voortgezet onderwijs leidt tot een stijging van de economische groei van 1,2 procentpunt per jaar. Wanneer gekeken wordt naar de private opbrengsten van onderwijs (dus niet gekeken naar economie in brede zin) blijken deze niet gering. De projecten waaraan het mbo zich committeert kent verschillende partners, zoals het bedrijfsleven, maar ook andere onderwijsinstellingen uit het veld van MBO, HBO en WO. Uit een door Berenschot uitgevoerde steekproef is gebleken, dat een investering in het mbo met een factor 4,74 leidt tot financiering door partners en daarmee tot substantiële programma’s en arrangementen die impact hebben op de economische ontwikkeling. Andere opbrengsten zijn: • Betere aansluiting tussen gediplomeerden en bedrijfsleven, waardoor meer gediplomeerden voor de economie en de betreffende sector behouden blijven en ze eerder op een hoger niveau inzetbaar zijn. Dit leidt tot een vermindering van arbeidsmarktfrictie en hogere productiviteit. • Een beter vestiging- en investeringsklimaat: het Silicon Valley effect. Hierdoor stijgt de kwaliteit van kennis en producten door toename van de interacties tussen partijen en worden transactiekosten verlaagd. • Economische effecten in omliggende sectoren die niet in directe zin, maar wel als spin off profiteren. • Een aansprekende, prikkelende omgeving voor studenten waardoor talent wordt benut en vroegtijdige uitval wordt voorkomen. • Onderzoek van In ’t Veld (2006) geeft een indicatie van kostenbesparing van vsv-aanpak in de vorm van onder andere onbenutte potentie, kosten van uitkering en kosten van criminaliteit), met als ondergrens circa € 12.000 en als bovengrens circa € 45.000 per vroegtijdig schoolverlater. • Externe effecten zoals verhoogd werkplezier van docenten, de invloed op de kwaliteit van docenten en onderwijs en de grotere aantrekkingskracht van het beroep van docent. • kennis en producten door toename van de interacties tussen partijen en worden transactiekosten verlaagd; • Economische effecten in omliggende sectoren die niet in directe zin, maar wel als spin off profiteren. • Een aansprekende, prikkelende omgeving voor studenten waardoor talent wordt benut en vroegtijdige uitval wordt voorkomen. • Onderzoek van In ’t Veld (2006) geeft een indicatie van kostenbesparing van vsv-aanpak in de vorm van onder andere onbenutte potentie, kosten van uitkering en kosten van criminaliteit), met als ondergrens circa € 12.000 en als bovengrens circa € 45.000 per vroegtijdig schoolverlater. • Externe effecten zoals verhoogd werkplezier van docenten, de invloed op de kwaliteit van docenten en onderwijs en de grotere aantrekkingskracht van het beroep van docent.
16
3.4 Bedreigingen economische
Het totaal aantal studenten neemt op langere termijn af. De
betekenis mbo
verschillen per regio zijn echter groot. De continuïteit van
In voorgaande hoofdstukken zijn we ingegaan om de
een gedifferentieerd aanbod aan onderwijsvoorzieningen
economische uitdagingen en op de huidige betekenis en
in bepaalde regio’s komt steeds meer onder druk te staan
bijdrage van het mbo aan de economie.
(Kerend Tij, Taskforce Zeeland).
Het mbo investeert op dit moment onder andere via
•• Om de huidige kwalitatieve discrepantie te verkleinen is
arrangementen in samenwerking met het bedrijfsleven
het de uitdaging voor mbo - instellingen om te voldoen
in nieuwe technieken, methoden en kennisvergrotende
aan de toenemende vraag naar gediplomeerden op mbo
leerwerkomgevingen. Jaarlijks leveren ROC’s, AOC’s en
niveau 3, 4 en tegelijkertijd de groter wordende instroom
vakinstellingen ongeveer 100.000 nieuwe gediplomeerden,
op niveau 1 en 2 binnen te houden en op te scholen. Er
die instromen op de arbeidsmarkt met een goede
is een toename aan zorgproblematiek binnen de scholen.
arbeidsmarktpositie (aldus recent onderzoek van de RWI).
De afhankelijkheid van andere organisaties ‘in de keten’
Tegelijkertijd staat het mbo voor een aantal uitdagingen, zoals
wordt daardoor groter.
krimp in regio’s als Limburg en Zeeland en grootstedelijke problematiek in de grote gemeenten, waardoor de economische en maatschappelijke betekenis van het mbo onder druk kan komen te staan. In het belang van het behoud en de versterking van de randvoorwaarden voor economische groei is alertheid geboden op de volgende punten. Leidsche Instrumentenmakersschool De Leidsche Instumentenmakersschool bestaat
•• Speerpunt in de economische agenda van Nederland is talentbenutting voor alle groepen in de samenleving en het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Een leven lang leren, meer flexibele scholing is daarbij een van de belangrijkste instrumenten. Een leven lang leren en het opscholen van werknemers staat onder druk vanwege de huidige economische crisis en de voorstellen in het kader van de heroverwegingsoperaties.
al sinds 1901 en is ontstaan uit een initiatief van
•• De komende 10 jaar verlaat 75% van de docenten het
de beroemde natuurkundige en Nobelprijswin-
onderwijs, terwijl er maar weinig nieuwe docenten
naar Prof. Dr. Kamerlingh Onnes. Vanaf 1997 is de
bijkomen. Docenten ervaren een hoge werkdruk en er
LiS gevestigd op het Leidse BioScience Park, op
bestaat een groot risico dat vakkennis verloren gaat, terwijl
steenworp afstand van twee universitaire laborato-
de vraag naar vakkrachten de komende jaren toeneemt.
ria en verschillende wetenschappelijke bedrijven. Hierdoor is er nauw contact met de afnemers en in sommige gevallen ontwerpers van instrumenten uit de wetenschappelijke wereld. De LiS sluit met haar activiteiten naadloos aan bij veel van de prioriteiten op de landelijke en regionale economische beleidsagenda. De onderwerpen waarop de LiS zicht richt zijn bijvoorbeeld Life Science (medische en biotechnologische wetenschappen), Space Science (ruimtevaarttechniek) en Groene Techniek (zonnecellen, windenergie, ‘greenports’). De LiS is structureel betrokken bij het ontwerpen en vervaardigen van innovatieve instrumenten voor tal van wetenschappelijke disciplines. Op de LiS studeert jaarlijks een groep van rond de 60 goed gekwalificeerde Research Instrumentmakers af, die snel hun weg vinden op de arbeidsmarkt. De LiS voorziet dus in een weliswaar kleine, maar unieke en zeer gewilde groep mbo-professionals.
•• Het mbo kent een aantal opleidingen die zeer specifiek en kleinschalig, maar voor de economie en maatschappij onmisbaar, zijn. De grootste problemen in dit type sectoren zijn de stijgende uitstroom en het verlies van kennis en ervaring als gevolg van een vergrijzend personeelsbestand, een tekort aan instroom van nieuwe, jonge en ondernemende vakmensen en de toenemende behoefte aan investeringen in vakmanschap en ondernemersvaardigheden van zittend en nieuw personeel.
17
nauwe samenspel met het bedrijfsleven en overheid tot Bedreigingen • Demografische ontwikkelingen en de schaarste van de instroom in sommige regio’s • Een complexe omgeving waarvoor een gedifferentieerd aanbod noodzakelijk is • Een brede regionale functie én de toenemende vraag naar specialistische kennis en dienstverlening • Een toenemende zorgvraag op de lagere
economieversterkende arrangementen te kunnen komen. 3. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking moet stijgen om economisch te blijven concurreren. De stijging van het opleidingsniveau kan niet meer bereikt worden door instroom van schoolverlaters. Ook het opleidingsniveau van werkenden moet omhoog. 4. Innovatie komt vaak tot stand door (onverwachte) nieuwe verbindingen tussen bestaande vakgebieden
niveaus én een toenemende vraag naar excel-
(Vernieuwend verbinden, verbindend vernieuwen, M. van
lence en innovatie vanuit het bedrijfsleven
Twist, Berenschot). Dat geldt ook voor nieuwe beroepen: vaak is een nieuw beroep samengesteld uit elementen van
Alertheid is derhalve geboden in het belang van de
bestaande beroepen, bijvoorbeeld de medisch technoloog
economische ontwikkeling van Nederland.
of de medewerker mediatechnologie. Naar verwachting neemt hierdoor vanuit het bedrijfsleven de vraag naar steeds gedifferentieerdere beroepsopleidingen toe.
3.5 Tien uitdagingen en doelstellingen voor het mbo Naast toerusting en talentontwikkeling van studenten, werkenden en werkzoekenden door middel van inspirerend beroepsonderwijs is de hoofduitdaging voor het mbo om maximaal bij te dragen aan de economische ontwikkeling van Nederland. In onze visie bestaat deze uitdaging uit de volgende te realiseren doelstellingen: 1. Nauwere samenwerking tussen het mbo en het bedrijfsleven. Daartoe moet, zoals onder meer aangegeven in het Europese rapport ‘New Skills for New Jobs’, het onderwijs worden geïnnoveerd om meer responsief te worden ten aanzien van de behoeften van bedrijven. Daarbij hebben we het niet over een nieuw blauwdrukachtig onderwijsconcept, maar
5. In stand houden van de regionale functie van het mbo. Deze regionale functie, waarbij het mbo in afstemming en samenwerking met het vmbo en hbo zorgt voor een brede beroepsonderwijsinfrastructuur, is een belangrijke pijler van de regionale economie. Ook in krimpregio’s, waar het mbo wordt geconfronteerd met teruglopende leerlingaantallen. 6. Meer vraaggericht specialiseren, bovenop de genoemde volwaardige basisinfrastructuur die voor de regionale functie van het mbo nodig is. Bij deze specialisatie (‘verticale dienstverlening bovenop een brede horizontale basisfunctie’) gaat het derhalve om goede samenwerking en afstemming tussen mbo-instellingen, binnen de beroepskolom en met bedrijfsleven en overheid. 7. In het verlengde van het vorige punt over een meer
over een in nauw samenspel met het bedrijfsleven
vraaggerichte benadering en dus meer specialiseren: een
zorgvuldige, door het mbo te realiseren transitie. Meer
nog sterker accent op vitale tekortsectoren. Specifieke
leerwerkarrangementen, leerwerklandschappen,
aandacht is in dit verband gewenst ten aanzien van de
Schipholcolleges, Value in the Valleys en andere vormen
ambachtseconomie, waar blijkens recent onderzoek
van hechte verbindingen en partnership. Uit oogpunt van
door EIM 1,2 mln personen werkzaam zijn en 240.000
de toenemende problemen waarmee het bedrijfsleven op
ondernemingen actief zijn, die gezamenlijk een omzet van
het terrein van beschikbaarheid van voldoende geschoold
200 miljard genereren (14% van de totale omzet van het
personeel geconfronteerd zal worden, zullen bedrijven nog
Nederlandse bedrijfsleven). Het zo goed mogelijk bedienen
nauwer willen samenwerking met het onderwijs. . .
van ambachtelijke branches (opleiden van benodigde
2. Ondernemerschap. Hierbij gaat het om een professionele invulling van de rol van het mbo als proactieve, volwaardige partner, makelaar en comaker. Hiertoe is
vaklieden) is daarmee ook een belangrijke economische doelstelling voor het mbo. 8. Verschillende mbo - instellingen leiden niet alleen op
voldoende ondernemingsruimte nodig. Binnen duidelijke
voor bedrijven, maar bieden ook speciale programma’s
kaders op regionaal niveau om snel en adequaat in
aan voor deelnemers die het zelfstandig ondernemerschap
18
ambiëren. De nieuwe ondernemers die zodoende goed
10. Op Europese schaal ligt er de genoemde uitdaging dat het
beslagen ten ijs komen, geven een belangrijke impuls aan
beroepsonderwijs in nog sterkere mate een belangrijke
de regionale economie. Ook innovatie komt voor een
motor moet zijn voor de economische ontwikkeling van de
belangrijk deel van nieuwe ondernemers. Nadrukkelijke
komende decennia.
aandacht hiervoor bij meer mbo - instellingen is een belangrijke doelstelling voor het mbo. 9. Zorgen voor balans tussen de toenemende vraag van de
Dit zijn wat ons de belangrijkste onderwerpen op de economische mbo-agenda voor de komende jaren. Om te komen tot versnelling en ontwikkeling op grotere schaal van
arbeidsmarkt naar excellence (niveau 3 en 4 en AD-
de goede voorbeelden die er nu al zijn en om het hoofd te
opleidingen) en de zorg van het mbo voor de kwaliteit
bieden aan de eerdergenoemde uitdagingen, is een impuls
van het brede middelbaar beroepsonderwijs in het
nodig die bestaat uit het scheppen van de juiste financiële
algemeen en voor ‘de onderkant’ in het bijzonder.
en kwalitatieve randvoorwaarden. Op de wijze, waarop deze
Eerder is aangegeven dat de zorgstructuur van mbo -
impuls zou kunnen worden ingevuld, wordt in het volgende
instellingen door steeds meer overbelaste studenten
hoofdstuk nader ingegaan.
en door lerarentekorten steeds meer onder druk staat. Hiervoor is van de zijde van het mbo, ook in het belang van talentbenutting voor de economie, net zozeer aandacht nodig als voor technologische innovaties en arrangementen voor topstudenten. Het mbo moet op beide borden kunnen schaken. Met andere woorden, het kwantitatieve en kwalitatieve gat tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kan alleen worden opgelost, indien er sprake is van doorstroming op de arbeidsmarkt (de zogenoemde “trek in de schoorsteen”). Door een intensivering van de scholing kunnen werknemers, die nu bijvoorbeeld een functie vervullen op MBO-2 niveau, ook een functie op MBO-3 ambiëren en wellicht later ook op HBO-niveau. Dit creëert weer ruimte voor nieuwe mensen op MBO-2 niveau, die gevuld wordt met mensen die eerder zijn opgeleid vanuit een andere situatie, of helemaal geen vooropleiding of competenties hebben. Zorgen voor voldoende, vakbekwaam, gemotiveerd personeel (docenten). Dit is, gelet op de komende uitstroom van ervaren docenten, een urgent vraagstuk dat de hoogste aandacht verdient. Zeker in de technologische richtingen. Overigens is de ervaring met docenten in leerwerkarrangementen in samenwerking met het bedrijfsleven, dat daar een belangrijk motivatieen kwaliteits- en imagoverhogend effect vanuit gaat. Het beroep wordt aantrekkelijker, waarmee werving en behoud van goed personeel is gebaat. Hierbij gaat het ook om professionele externe communicatie door het mbo, opdat de beeldvorming niet onnodig onder druk staat en onvoldoende recht worden gedaan aan de mooie dingen van het vak en aan de resultaten die worden geboekt.
19
4. Impuls economische bijdrage mbo 4.1 Inleiding
Bovendien zorgen innovatieprojecten voor werkgelegenheid in
In de vorige hoofdstukken is ingegaan op de Nederlandse
nieuwe sectoren en draagt het bij aan de concurrentiepositie
economische uitdagingen, op de betekenis van het mbo voor
van Nederland in de wereld. Daarnaast vormen dergelijke
de economie en op een aantal bedreigingen en economische
projecten een pullfactor voor bedrijven om zich te handhaven
uitdagingen voor het mbo die daarop van invloed zijn. Door
of te vestigingen in een goed ontwikkelde regio, alsmede voor
middel van een op de economische agenda van Nederland
studenten om te gaan studeren aan een ROC.
toegesneden impuls kan op een effectieve wijze aan deze mogelijkheden en uitdagingen invulling worden gegeven. Deze impuls bestaat uit een financiële investering en uit het creëren van randvoorwaarden en het maken van op economische versterking gerichte keuzes.
De kosten voor het ontwikkelen van dergelijke (onderwijs)vernieuwingen zijn echter hoog. Succesvolle innovatieprojecten kunnen niet een op een uitgerold worden in andere sectoren. Een voorwaarde voor het laten slagen van dergelijke projecten is investering en samenwerking met het bedrijfsleven. Maar daarnaast is ook een investering vanuit
4.2 Investering
de rijksoverheid nodig. Het gaat daarbij om startkapitaal
We gaan er vanuit en dat – gelet op het belang van snel
dat rechtstreeks geïnvesteerd wordt in het project en dat
economisch herstel – er de komende jaren niet wordt
vervolgens achteraf op basis van de resultaten geaudit wordt.
bezuinigd op het middelbaar beroepsonderwijs. Op basis van
Hierdoor ontstaat er ruimte en flexibiliteit voor de uitvoering
de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen stellen
en ontwikkeling van het project. Door het werkkapitaal
we vast dat de economische betekenis van het (beroeps)
rechtstreeks te investeren in projecten worden mbo -
onderwijs wordt gezien en erkend: investeren in het onderwijs
instellingen gefaciliteerd om te ondernemen en te innoveren.
is een van de belangrijkste wegen bij de realisatie van de Nederlandse economische ambities en agenda. In dit rapport zijn we ingegaan op de grote economische betekenis van het mbo, onder andere in de rol die het heeft als hofleverancier van de arbeidsmarkt en als partner van het bedrijfsleven bij de ontwikkeling van kennis en de uitvoering van belangrijke arrangementen en innovaties.
Een deel van de mbo - instellingen heeft al investeringsplannen ‘op de plank liggen’, waarvan de uitvoering mogelijk wordt gemaakt als de Rijksoverheid besluit aanvullend te investeren. Voor een krachtige impuls zou de Investeringsagenda MBO, als afgeleide van de economische agenda van Nederland, kunnen worden gericht op het (versneld) mogelijk maken van drie speerpunten per regio.
Uitgaande van het ontzien van het mbo bij de bezuinigingen
Daarbij gaan we uit van de dertig arbeidsmarktregio’s,
in het nieuwe coalitieakkoord richt een economische
die door de Rijksoverheid zijn gekozen voor een meer
impuls in het mbo zich vooral op de beschikbaarheid van
samenhangende sociaaleconomische aanpak in de regio. Het
werkkapitaal voor nieuwe arrangementen en innovaties. Mbo
gaat hierbij om gezamenlijke agendavorming en –uitvoering
instellingen die in samenwerking met het regionale netwerk
door ondernemers, onderwijsinstellingen en overheid,
van onderwijs, bedrijfsleven en overheid nieuwe innovatieve
waarbij door het kabinet aan dertig grote gemeenten (met een
projecten, opleidingen en toparrangementen willen opstarten
‘Werkplein plus-vestiging’) is gevraagd om een belangrijke
hebben hiervoor financiële armslag nodig, in aanvulling op de
coördinerende en faciliterende rol te vervullen. Zie voor
reguliere bekostiging van het onderwijs.
nadere informatie hierover de in opdracht van het ministerie
Nieuwe opleidingen passen vaak niet direct in het bestaande kwalificatiestructuur. Eerst moet er geïnvesteerd worden
van OCW door Berenschot opgestelde publicatie ‘Van alliantievorming tot arrangementen’ (mei 2010).
in de ontwikkeling van de opleiding alvorens het deel uit
Om een beeld te schetsen van de financieringsbehoefte
kan gaan maken van het reguliere opleidingsaanbod van
van het MBO om benodigde investeringen in innovatie
de instelling. Innovatieprojecten zijn van belang omdat
te realiseren hanteren we de volgende redeneerlijn en
ze bijdragen aan de regionale economische ontwikkeling.
uitgangspunten:
20
•• Een gemiddelde omvang van de jaarlijkse investering
De benodigde jaarlijkse extra uitgaven aan innovatieprojecten
vanuit het ROC per innovatieproject van ruim
door het mbo van ruim € 100 mln. staan niet op zichzelf.
€ 1.100.000. Dit bedrag is gebaseerd op een kleine
De projecten waaraan het mbo zich committeert kent
steekproef onder mbo - instellingen: hoeveel wordt
verschillende partners, zoals het bedrijfsleven, maar ook
gemiddeld door mbo - instellingen geïnvesteerd in
andere onderwijsinstellingen uit het veld van MBO, HBO
innovatieprojecten. Omdat daarbij is gekeken naar zowel
en WO. Tellen we de bijdragen van deze partners in de
majeure, als minder grote innovatieprojecten, gaan we er
uitgevoerde steekproef mee, dan gaan we uit van een totale
vanuit dat de omvang van deze investering representatief
verwachte omvang van de innovatieprojecten van ruim € 475
is voor de bijdrage vanuit het MBO aan een regionaal
mln.
economisch speerpunt. •• Een gemiddelde periode van drie jaar voor
Organisatie en waarborgen effectiviteit investeringsimpuls
de gemiddelde duur van een investeringsproject
We pleiten ervoor om op brancheniveau te zorgen voor een
(ontwikkelperiode alvorens regulier te bekostigen).
zodanige bestuurlijke en organisatorische verankering dat
•• Extrapoleren van de omvang van de investering door uit te gaan van de eerder genoemde dertig regio’s die door het Rijk worden gezien als de meest adequate schaal voor de het voeren van arbeidsmarktbeleid in Nederland. •• Daarnaast gaan we er vanuit, kijkend naar aanwezige economische agenda’s in de regio’s en rekening houdend met haalbaarheid op korte en middellange termijn, dat
gewaarborgd is dat het benodigde jaarlijkse investeringsbudget van € 100 mln effectief en efficiënt wordt ingezet, op basis van plannen die in de regio door individuele of gezamenlijke mbo - instellingen worden ontwikkeld. Een gericht investeringskader bevat in onze visie de volgende waarborgen: •• Mbo-innovaties en arrangementen als afgeleide van de regionale economische agenda.
van een uitvoerbare economische agenda met impact kan
•• De gedragenheid van arrangementen en innovaties in het
worden gesproken, als in elk van de dertig regio’s door het
regionale netwerk (bedrijfsleven, overheid, onderwijs).
MBO extra of versneld kan worden geïnvesteerd in drie
Hierbij gaat het dus om commitment van samenwerkende
regionale economische speerpunten.
partijen. •• Duurzaamheid van beoogde resultaten. Hierbij gaat het om borging van de opbrengsten van de nieuw op te zetten
Uitgaande van : 1. de MBO investeringen per speerpunt; 2. dertig regio’s en 3. drie speerpunten per regio
arrangementen en innovaties. •• Transparantie van werkwijze en opbrengsten met het oog op overdraagbaarheid. De concrete uitwerking hiervan zou kunnen zijn, dat (in opdracht van) de MBO Raad wordt gezorgd voor professionele
komen we op een investering van circa € 100 mln.
coördinatie, facilitering en verankering. De MBO Raad
per jaar. Als we een periode van drie jaar aanhou-
stelt in overleg met het Rijk het toetsingskader voor de door
den voor de gemiddelde duur van een investe-
mbo – instellingen in te dienen businessplannen vast. De
ringsproject is voor deze drie jaar dus een bedrag
mbo – instellingen worden uitgenodigd om per regio een
nodig van ongeveer € 300 mln.
businessplan in te dienen met een belangrijke economische betekenis (aangegeven moet worden in hoeverre het
Dit bedrag is een raming van de landelijke extra
arrangement een afgeleide is van de regionale economische
financieringsbehoefte van het MBO voor het inves-
agenda). Uit deze plannen moet door medeondertekening het
teren in drie economieversterkende projecten per
commitment en de cofinanciering van het regionale netwerk
regio.
(ondernemers, overheid, onderwijs) blijken. Tot slot moet worden aangegeven wat de beoogde resultaten zijn en hoe deze worden geëvalueerd en geborgd.
21
Op deze wijze moet gewaarborgd zijn dat het benodigde
Mbo
jaarlijkse investeringsbudget van € 100 mln effectief en
Gerichtheid op de economische agenda
efficiënt wordt ingezet, op basis van plannen die in de regio
Mbo - instellingen hebben op dit moment voornamelijk
door individuele of gezamenlijke mbo - instellingen worden
oog voor de maatschappelijke problemen in de regio.
ontwikkeld. Er vanuit gaande dat in alle arbeidsmarktregio’s
Hun antenne voor wat ze moeten doen om juist de
gebruik wordt gemaakt van deze investeringskans, leidt
economische structuur van de regio te versterken, is niet
dit tot dertig regionale businessplannen met negentig
altijd sterk ontwikkeld. Belangrijk is dat bij alle instellingen
arrangementen die bijdragen aan de uitvoering van de
een duidelijk bewustzijn tot stand komt voor hun rol en
regionale economische agenda’s.
verantwoordelijkheid als motor van de regionale economie. Zicht op de vraag en op kansen Mbo - instellingen kunnen pas optimaal bijdragen aan
4.3 Acties en randvoorwaarden
de regionale economische ontwikkeling als ze heel goed
Naast financiële speelruimte in de vorm van additioneel
op de hoogte zijn van wat de specifieke behoeften in
werkkapitaal zijn in onze visie de volgende acties en
kwalitatieve en kwantitatieve termen van de bedrijven in
randvoorwaarden nodig om werk te maken van de
hun verzorgingsregio zijn. Hiervan is op dit moment slechts
uitdagingen en doelstellingen die in het vorige hoofdstuk
in beperkte mate sprake. Overigens worden zij hierbij ook
zijn genoemd. Deze acties en randvoorwaarden moeten deels
niet optimaal gefaciliteerd in de vorm van beschikbare
worden gerealiseerd door het Rijk en deels door het mbo zelf.
vraaginformatie en effectieve en efficiënte regionale samenwerkingsstructuren. Verbinden op basis van continue
Rijk Vertrouwen en heldere kaders Om bij te dragen aan het verkorten van de ‘time to market’ van mbo - instellingen, die willen anticiperen of reageren op de vraag van de economie en de arbeidsmarkt, is het zaak om meer ruimte te bieden voor het proactief in samenspel met de regionale partners opzetten van initiatieven. Heldere kaders vooraf en daarmee in lijn liggend toezicht achteraf vergemakkelijkt mbo - instellingen om zonder onverantwoorde risico’s te nemen in te kunnen spelen op de vraag van de arbeidsmarkt.
informatie van hoge kwaliteit is wat hier nodig is. Met het lopende kwaliteitstraject van UWV, dat er mede op gericht is om het beroepsonderwijs beter toe te rusten met op maat samengestelde arbeidsmarktinformatie, wordt hopelijk hierin voorzien. Zie voor nadere informatie de eerdergenoemde publicatie ‘Van alliantievorming tot arrangementen’. Organiserend vermogen / slagkracht Met alle uitdagingen waar het mbo voor staat en de omvang van deze instellingen zijn de mbo - instellingen wisselend succesvol om snel en vraaggericht arrangementen en innovaties op te starten en daartoe slimme allianties te smeden. Er zijn diverse goede voorbeelden van mbo
Stimuleren van leven lang leren
instellingen die hierin in de afgelopen jaren flinke
Het unieke van de economische betekenis van het mbo
slagen hebben gemaakt. Hier ligt een maatschappelijk en
is onder andere het leven lang leren-partnership met
economische opdracht voor de gehele mbo-branche.
bedrijven en branches. Het mbo heeft hechte verbindingen bij gezamenlijke werving, kwalificatiegerichte opleiding, stageplaatsen en arrangementen, gezamenlijke kennisen technologieontwikkeling en bij- en omscholing van werknemers. Er ligt een verantwoordelijkheid bij het Rijk om dit verder te versterken door het creëren van incentives die het leven lang leren-partnership van arbeidsmarkt en beroepsonderwijs bevorderen.
Vraaggerichtheid en maatwerk Naast de studenten wordt de tweede belangrijke klantgroep van mbo-instellingen gevormd door de afnemers van opgeleide vaklieden: het bedrijfsleven. De vraaggerichtheid en efficiency kan worden vergroot door als mbo-instellingen meer onderling af te stemmen over het spreiden van opleidingen bovenop de basisinfrastructuur die voor iedere regio beschikbaar moet zijn (specialiseren bovenop de basis). Specifieke aandacht daarbij wordt gevraagd voor het goed bedienen van kleinschalige ambachtelijke branches met een belangrijke betekenis voor de Nederlandse economie.
22
Mbo - instellingen zouden hierbij hun doel voorbijschieten
De vraag om samenwerking en afstemming heeft niet alleen
als dit zou betekenen dat brede ROC’s zich ontwikkelen tot
te maken met demografische ontwikkelingen, maar is ook
smalle vakcolleges. Een belangrijk deel van de economische
uit oogpunt van macrodoelmatigheid aan de orde. Met de
en maatschappelijke betekenis van het mbo is juist gelegen
term macrodoelmatigheid bedoelen we de mate waarin het
in het bieden van een brede regionale infrastructuur en
mbo-stelsel in zijn geheel erin slaagt om met de beschikbare
een breed aanbod voor studenten, van wie bekend is dat zij
middelen zoveel mogelijk studenten zo goed mogelijk
regionaal georiënteerd zijn en daar dus grotendeels moeten
geschoold de arbeidsmarkt te laten betreden.
kunnen kiezen wat bij hun talenten hoort. Specialisatie binnen kaders en met mate is het antwoord op de huidige uitdagingen, niet fragmentatie. Uiteindelijk gaat het in het mbo primair om de grote aantallen mensen die met een deugdelijke startkwalificatie de arbeidsmarkt moeten kunnen betreden.
Vraaggerichte samenwerking in de beroepskolom Tot slot is een randvoorwaarde voor het beter bijdragen van de mbo-instellingen bij de regionale economische ontwikkeling het verkorten van de keten binnen de beroepskolom van vmbo, mbo en hbo. De keuze voor een bepaalde opleiding zou meer rondom een bepaalde richting
Dit betekent overigens niet dat elke regio in Nederland
of sector georganiseerd moeten worden, dan om een bepaald
hetzelfde aanbod moet hebben. De enige regio blinkt op
niveau van de beroepsopleiding. Zodoende wordt de drempel
grond van zijn ligging, historie, of aanwezige industrie uit
verlaagd om door te stromen tussen de verschillende
op het gebied van A, de andere op het gebied van B. Die
onderwijsniveaus. Bovendien zou een nauwere aansluiting
regiodifferentiatie is ook goed en draagt bij aan specialisatie
van het vmbo, mbo en hbo betere perspectieven bieden om te
en excellentiebevordering. Van een dergelijke regionale
komen tot intensievere samenwerking tussen verschillende
differentiatie is overigens vanzelf sprake wanneer mbo-
instellingen, die mogelijk ook in hun opleidingenaanbod
instellingen zich meer richten op de behoeften en wensen van
en hun bedrijfsvoering zouden kunnen profiteren van
het bedrijfsleven in hun verzorgingsregio. Het op deze manier
schaalvoordelen en efficiencywinst. Ook hier kan dus sprake
aansluiten bij de regionale economische agenda draagt
zijn van tweeledige winst: enerzijds wordt er een moderne
automatisch bij aan de regionale differentiatie en tevens aan
vorm van ‘stapelen’ gerealiseerd en anderzijds ontstaan er
de herkenbaarheid en branding van een regio op één of meer
nieuwe mogelijkheden voor doelmatiger werken.
economische thema’s of sectoren. Samenwerking als antwoord op demografische ontwikkelingen en op de vraag om doelmatigheid De mbo-instellingen moeten in sterkere mate op regioniveau gaan samenwerken en dit proces vindt in toenemende mate ook al plaats in bijvoorbeeld krimpregio’s. Wanneer het aantal studenten te veel is teruggelopen om de opleiding tegen acceptabele kosten te kunnen aanbieden, is het belangrijk dat de mbo - instellingen de handen ineen slaan om er gezamenlijk voor te zorgen dat er op regioniveau een voldoende compleet aanbod aan mbo-opleidingen voor studenten en bedrijven bestaat. Dit kan betekenen dat sommige opleidingen op sommige mbo - instellingen of vestigingen niet meer worden aangeboden en dat studenten die een bepaalde opleiding willen volgen, dit niet langer kunnen doen op het voor hen dichtstbijzijnde ROC. De gemiddelde reisafstand voor een mbo-leerling kan daardoor iets toenemen, maar dan is het wel gegarandeerd dat in iedere regio in Nederland een voldoende breed palet aan mboopleidingen toegankelijk is.
23
4.4 Geen tijd te verliezen Dat een investeringsimpuls niet alleen gewenst, maar ook noodzakelijk is, komt naar voren als we bijvoorbeeld kijken hoe Nederland alleen al in Europa scoort op het terrein van investeringen in het onderwijs. Nederland besteedt op dit moment niet meer dan ongeveer 5% van het BNP aan onderwijs. Daarmee staan we in Europa in de middenmoot: Frankrijk, België, het Verenigde Koninkrijk, alle Scandinavische landen, maar ook Polen, Portugal en Slovenië scoren beter op de OECD-indicatoren. In EU2020 wordt hierover gezegd: ‘De landen van de Europese Unie moeten hun welvaartsstaat grondig vernieuwen. Alleen een investering van honderden miljarden euro’s in onderwijs en onderzoek en een industriepolitiek gericht op duurzame bedrijvigheid, scheppen de benodigde miljoenen extra banen om de sociale stelsels overeind te houden.’ Nederland mag niet achterblijven. Als het recentelijk door het Innovatieplatform uitgebrachte advies ‘Nederland 2020: terug in de top 5’ wordt gevolgd, is de genoemde investeringsimpuls niet meer dan een begin. De huidige ambities van Nederland en de Europese Commissie, zoals opgenomen in het EU2020 plan, zijn niet in verhouding met de huidige beschikbare middelen. Tijd voor erkenning van de betekenis van en duurzame investeringen in het mbo en een korte termijn investeringsimpuls voor de snelle realisatie van nieuwe businessplannen van samenwerkende regionale partijen, die voor een deel ook al op de plank liggen. Geen tijd te verliezen.
24
Colofon Deze publicatie is tot stand gebracht door Berenschot in opdracht van de MBO Raad door het volgende team onder leiding van prof. dr. Theo Camps: Drs. Susanne de Zwart, manager Onderwijs Mr. Henk Bakker, manager Werk en Inkomen Drs. Piet van Gennip, consultant Drs. Caspar van den Berg, consultant Vormgeving, in opdracht van Berenschot: Johan van den Tol, Dordrecht Foto omslag: Michiel Wijnbergh (Hollandse Hoogte) Begeleiding vanuit de opdrachtgever is verzorgd door: Drs. J.F. Huibers, directeur MBO Raad Mw. Dr. M.J.H. van der Weiden, manager Strategie & Onderwijs MBO Raad Drs. H.G. Pierik, manager Bedrijfstakgroepen MBO Raad Mei 2010
Berenschot Groep B.V. Europalaan 40 3526 KS Utrecht T +31 (0)30 291 69 16 E
[email protected] www.berenschot.nl
Berenschot is aangesloten bij E-I Consulting Group.