Actualisering zorgstructuur Pius X- College van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels Pius X – College, Bladel februari 2010
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 2
Inhoudsopgave 1. Projectinhoud 1.1 Inleiding 1.2 Projectaanleiding 1.3 Doelstelling 1.4 Projectactiviteiten 1.5 Aanpak
5 5 6 6 7
2. Beleidsplan zorg 2.1 Visie op begeleiding binnen het Pius X- College 2.2 Positie van de school 2.3 Speerpunten van beleid 2.4 Wettelijk kader 2.5 Uitgangspunt
9 10 10 11 11
3. Uitwerking van het drielijnen model 3.1 Kernteam 3.2 Het interne zorgteam 3.3 Zorgadvies team
12 13 15
4. Samenwerking met ouders 4.1 Communicatie tussen school en ouders 4.2 De opvoedende taak als docent 4.3 Belang van samenwerking met ouders 4.4 Partnerschap met ouders in zorgtrajecten
18 19 20 21
5. Passend en inclusief onderwijs 5.1 Passend Onderwijs 5.2 Ontwikkeling Passend Onderwijs: 2004 – 2009 5.3 Profielschets toekomstig onderwijsprofessional
22 22 23
6. Aanbevelingen 6.1 Verbetering eerste lijnsbegeleiding 6.2 Signalering 6.3 Verbeterpunten tweede lijnsbegeleiding 6.4 Aanbevelingen voor zorgteam en directie n.a.v. rapportage
25 27 27 30
7. Reflectie op onderzoek Literatuur Samenvatting
31 33 35
Bijlagen 1. Zorgteam Pius X- college 2. Waarom is er sociaal-emotionele begeleiding op school? 3. Competentieprofiel mentor Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
38 40 42 Pagina 3
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 4
1 PROJECTINHOUD 1.1 Inleiding Om alle jongeren gezond en veilig te laten opgroeien en te zorgen dat elke jongere een passende plek in het onderwijs heeft en een diploma haalt zien we in Nederland als een gemeen goed. Zodat jongeren goed voorbereid zijn op hun toekomst in onze maatschappij en zodat ze zelf ook een steentje kunnen bijdragen aan de samenleving. Ook als jongeren problemen hebben, willen we het beste voor ze. Juist dán is wat extra aandacht van de docent nodig. Juist dán is een gesprek met een doortastende leerlingbegeleider welkom. Hulp aan jongeren met problemen moet aan twee eisen voldoen: snel en goed. De vraag die hieruit volgt luidt hoe krijg je dat als schoolorganisatie voor elkaar? Hoe wordt de zorgstructuur binnen het Pius X- College een begeleidingscultuur, waarin de zorg van de leerling voorop staat? De leerlingbegeleiding begint in de les en heeft betrekking op alle leerlingen. Onderwijzen is begeleiden, begeleiden is aandacht voor de jongere in het bijzonder. Het Pius X- College daagt leerlingen uit om hun mogelijkheden aan te spreken én met hun onmogelijkheden wordt ook rekening gehouden. Het Pius X- College biedt alle leerlingen de begeleiding die ze nodig hebben om succesvol aan het onderwijs deel te nemen. In het kader van mijn deelname aan het LD-traject wilde ik me als vertrouwenspersoon richten op de omslag die aan het ontstaan is. De zorgleerlingen worden meer gezien als begeleidingsleerlingen, er ontstaat langzaam een steeds groter draagvlak voor een begeleidingscultuur binnen het Pius X- College. Want wat goed is voor een begeleidingsleerling is goed voor alle leerlingen. Hierbij moeten wel de kaders waarbinnen de begeleiding opereert in de gaten gehouden worden. Hoe ver ga je én kun je gaan in je begeleiding. Er moet ook gekeken worden hoe het draagvlak vergroot kan worden onder alle collega’s binnen het Pius XCollege. Is de eerste lijnsbegeleiding helder voor alle collega’s? Welke behoeftes leven er binnen een kernteam aan begeleiding en ondersteuning? Moeten er specialisten, interne leerling begeleiders (Ilb-ers) verbonden worden aan een kernteam of zijn ze schoolbreed inzetbaar? Er is erg veel relevante informatie verzameld die ik de collega’s binnen PiusX niet wil onthouden. Deze is ondergebracht in het tweede deel van mijn project rapportage.
1.2 Projectaanleiding De aanleiding tot deze rapportage ligt in mijn vraag, welke richting ik binnen het zorgteam op kan gaan. Naast mijn taak als vertrouwenspersoon zou ik mijzelf graag nog verder verdiepen, maar ook verbreden binnen het zorgteam. Dit vanwege inhoudelijke kwaliteitsverbetering. Als vertrouwenspersoon merk ik dat er aan de eerste lijnsbegeleiding nog wel wat Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 5
schort. Hierbij denk ik aan het inlevingsvermogen van de verschillende mentoren bijvoorbeeld. Een duidelijk gegeven om het een en ander onder de loep te nemen en te onderzoeken hoe je de zorgstructuur binnen het Pius X– College kunt actualiseren. Zorgstructuur naar begeleidingscultuur! Hierover aan het begin van mijn project al meteen een gesprek met de zorgcoördinator en orthopedagoge gehad. Het Pius X- College richt zich steeds meer op de verschillende kernteams * en op welke manier de begeleidingscultuur zich manifesteert binnen de diverse kernteams. Alle vier de kernteams op havo/vwo worden sinds een relatief korte periode bemand door een nieuwe kernteamleider. Een goed begin om juist deze vier mensen te bevragen over hoe zij de functie van het zorgteam ervaren binnen het Pius X- College. Binnen de eerste lijnsbegeleiding is de kernteamleider een belangrijke spil in informatieoverdracht richting het zorgteam en de mentor/ vakdocenten. De kernteams hebben als opdracht een kernteamplan te schrijven, op welke manier komt de begeleiding van leerlingen hierin terug? Als school willen we steeds meer Passend Onderwijs bieden, daarbij hoort óók de zorg van de leerlingen. Want een leerling moet ook lekker in zijn/ haar vel zitten voordat er goed gepresteerd kan worden. Daarnaast is het Pius X- College ook bezig met het convenant “aanval op de uitval” op alle niveaus, voorkomen van langere verblijfsduur en afstroom van leerlingen. En er is inmiddels ook een werkgroep aangesteld: “Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur”. Leerlingen begeleiden is een zaak van samenwerking van mentoren, vakdocenten en zorgbegeleiding binnen en buiten de school en niet in de laatste plaats met de ouders. Die samenhang in de begeleiding bepaalt of het ons lukt leerlingen een optimale kans op school te bieden in het regulier onderwijs.
* Kernteam: Het Pius X- College is een grote school, maar om de communicatielijnen kort te houden is de school opgedeeld in elf kernteams. Een kernteam bestaat uit een kernteamleider en gemiddeld 18 docenten en leden van het Onderwijs Ondersteunend Personeel . Zij geven grotendeels of helemaal les binnen dit kernteam. Zodat zij de desbetreffende leerlingen ook goed kennen, maar ook de problematiek van de leerling kennen. Naast vakdocent zijn zij vaak ook nog mentor binnen het team.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 6
1.3 Doelstelling Het project was gericht op twee doelen namelijk: Doel 1: • Duidelijk in kaart brengen van de eerste lijnsbegeleiding binnen de havo/vwo afdeling van onze school. Wat verwachten we van de eerste lijnsbegeleiding? Hoe krijgen we de kaders duidelijker voor iedere betrokkene binnen deze eerste lijn? Doel 2: • Behoeftes van de havo/vwo kernteams qua begeleiding/ zorgteam/ ondersteuning in kaart brengen. Hoe kan de zorgstructuur naar begeleidingscultuur binnen het kernteam steviger verankerd worden?
1.4 Projectactiviteiten Doel 1 in kaart brengen eerstelijns begeleiding: -
Combinatie van actie- en ontwerponderzoek: veel gesprekken aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijst en/ of open interview voeren o.a. met: teamleiders en de verschillende specialisten binnen het zorgteam voeren, denk hierbij aan gesprekken met de zorgcoördinator, orthopedagoge, schoolmaatschappelijk werkster, om te weten te komen wat zij juist van de eerste lijn verwachten. Wanneer zij verwachten leerlingen vanuit de eerste lijn doorverwezen te krijgen. Deze gesprekken gebruik ik ook om eventuele lacunes in onze zorgstructuur in kaart te brengen.
Doel 2 in kaart brengen behoefte vanuit het kernteam: - Gesprekken met de havo/ vwo kernteamleiders over wat zij verwachten van de begeleiding vanuit het zorgteam. Hoe zij de eerste lijn binnen hun eigen kernteam voor zich zien. Dus hoe kan de zorgstructuur binnen het kernteam steviger verankerd worden? Met welke speerpunten gaat elk kernteam werken? Zijn er misschien ook typische hulpvragen vanuit de verschillende doelgroepen/ kernteams?
1.5 Aanpak Gesprekken voeren met de kernteamleiders(TL) van havo/vwo om hun behoeftes te peilen qua zorgteam in begeleiding en ondersteuning. En om de kernteamplannen te bespreken. Wat kan/wil het kernteam zelf en wat overstijgt de mogelijkheden/ verantwoordelijkheden? Groepsgewijze aanpak in de vorm van trainigen en/of individuele uitzondering in persoonlijke begeleidingsvorm. Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 7
Onderzoek naar hoe de eerstelijns begeleiding beter in kaart kan worden gebracht. Wat doen wij als school in de eerste lijn? Afstemming tussen de drie begeleidingslijnen. Wat verwacht de tweedelijns begeleiding van de eerstelijns begeleiding? Hiervoor gesprekken voeren met verschillende specialisten binnen de tweedelijns begeleiding. In kaart brengen van alle tweedelijns begeleiding die binnen onze school vanuit het zorgteam wordt aangeboden. Hoe krijg je meer bekendheid over de verschillende typen begeleiding onder het personeel? Is het voor vakdocenten/ mentoren helder hoe je verder gaat met een leerling die een training o.i.d. heeft gevolgd? – Dit is iets voor de langere termijn (TL zorgt voor inzicht in de zorg van leerlingen). De gevoerde gesprekken en de vier kernteamplannen van h/v zijn opgenomen in deel 2, de achtergrondinformatie bij dit rapport.
Relatie met andere projecten Het verband met andere projecten zie ik terug in de ontwikkeling van de kernteamplannen. Hierin zal ieder kernteam zijn eigen profiel beschrijven en aangeven wat de eigen behoeften, kwaliteiten en lacunes zijn. Andere projecten met raakvlakken leerlingenzorg zijn: - “Aanval om de uitval”, Convenant voortijdig schoolverlaten - Denktank rekenen Taalbeleid ontwikkeling – Denktank Taal Vanuit kabinet de stap naar een verdere samenwerking in de jeugdketen onder de titel “zorg in en om de school”. Minimaal benodigde ketenpartners om de zorg in en om school goed vorm te geven naast het onderwijs zelf voor VO: leerplicht, jeugdgezondheidszorg, (school)maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en politie – deze zijn allen al in de derde lijnsbegeleiding aanwezig binnen Pius X-College. Voor samenwerking bij de aanpak van problemen van kinderen in schoolgaand leeftijd van 4 tot 23 jaar wordt het zorgadviesteam (ZAT) in het onderwijs de meest logische plaats bevonden. Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en de ZAT’s vullen elkaar aan in het streven om kinderen en jongeren snel en goed te helpen en om hun op voeders opvoed- en opgroeiondersteuning te geven bij een zo gezond mogelijke groei naar volwassenheid van hun kinderen.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 8
2 BELEIDSPLAN ZORGSTRUCTUUR 2.1 Visie op begeleiding binnen het Pius X- College Geïntegreerde aanpak De begeleiding maakt integraal deel uit van het pedagogisch-didactisch proces en het handelen van een docent. Daarbij wordt deze ondersteund door een intern zorgteam en een extern Zorg- en adviesteam (ZAT). Deze constructie wordt ook wel ketenzorg genoemd; deze overstijgt de grenzen van onze school. Dit betekent dat rondom de begeleiding van leerlingen met een speciale begeleidingsvraag wordt samengewerkt met externe partners binnen en buiten het onderwijs. Planmatige aanpak om te komen tot kwaliteitsverbetering in de begeleiding We stellen de ontwikkeling van onderwijs en begeleiding doelgericht in dienst van kwaliteitsverbetering en hanteren daarbij de kwaliteitscyclus/ PDCA-cirkel van Deming. Plan=> Do => Check => Act. De kwaliteitszorg is primair gericht op het afleggen van verantwoording met als doel verbetering en ontwikkeling. Het zorgteam stelt ieder jaar een jaarplan op met daarin opgenomen resultaatdoelstellingen en vaste evaluatiemomenten met betrokken partijen. Het jaarplan van het kernteam bevat beleidspunten die betrekking hebben op de adequate begeleiding van de leerlingen eveneens met resultaatdoelstellingen en evaluatiemomenten. Het vakwerkplan van de secties bevat eveneens elementen van onderwijs op maat en begeleiding aan de leerlingen binnen het vak- of leergebied. INTERNE ZORGSTRUCTUUR
ZAT
PROFESSIONEEL MOMENT
-BOVENSCHOOLSE VOORZIENINGEN
* GEÏNDICEERDE HULP
- ACHTERLIGGENDE VOORZIENINGEN
Figuur 1: De huidige zorg schematisch weergegeven (uit: Zorgbeleidsplan 2009)
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 9
2.2 Positie van de school Het Pius X- College is een school die midden in een moderne samenleving staat en zich daarvoor open stelt. Voor de leerlingen probeert de school de samenhang en de eigen plaats in de veelheid van leefpatronen en waardestelsels zichtbaar te maken. Het Pius X- College is een streekschool die onderwijs biedt aan jongeren tussen de 12 en 18 jaar. De school is een netwerkorganisatie en maakt deel uit van de Vereniging Regionaal Samenwerkingsverband Onderwijs Eindhoven en de Kempen (RSV-VO). Hierin werken de aaneengesloten scholen samen om Passend Onderwijs voor alle leerlingen binnen de regio mogelijk te maken. De scholen wisselen ervaringen uit, ontwikkelen en delen samen expertise binnen Orion. Hierin werken een 11-tal scholen uit Eindhoven, Den Bosch en omstreken nauw met elkaar samen op het gebied van onderwijsontwikkeling, personeelszaken en beheer.
2.3 Speerpunten van beleid De speerpunten in de begeleidingsstructuur richten zich op het realiseren van samenhangend beleid. De begeleidingsstructuur binnen de school stimuleert het onderwijsproces dusdanig dat tegemoet kan worden gekomen aan de begeleidingsbehoefte van zoveel mogelijk leerlingen. Hierbij onderscheiden we drie speerpunten van beleid: Onderwijs op maat Talentontwikkeling Sociale en emotionele begeleiding Binnen het zorgplan staat beschreven hoe de extra begeleiding vormgegeven wordt als leerling succesvol een leerroute binnen het regulier onderwijs te volgen. Het voorgenomen beleid dient te voorkomen dat leerlingen een langere verblijfsduur ondergaan binnen het voortgezet onderwijs en het moet helpen voorkomen dat leerlingen afstromen of voortijdig de school verlaten. Het Pius X- College wil dit bewerkstelligen voor leerlingen met een specifiek leer en/ of begeleidingsvraag. Voor zeer talentvolle leerlingen, die lijden onder de last van hun hoge intelligentie, wil de school de mogelijkheid bieden om op een veilige manier hun talenten tot ontwikkeling te laten komen. Dit betekent o.a. dat leerlingen in de onderbouw aan verschillende plusprogramma’s kunnen deelnemen. Leerlingen die moeite hebben met het onderhouden van sociale contacten met anderen krijgen ondersteuning van een goed hiertoe opgeleid team van docenten. Protocollen, handelingsplannen en plannen van aanpak dienen verder om een proces in gang te zetten waardoor de werkwijze in het onderwijs beter afgestemd is op de behoefte van de leerling. Protocollen en procedures dienen als richtlijn gehanteerd te worden. Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 10
2.4 Wettelijk kader Binnen de wet op het voortgezet onderwijs en examenbesluiten voor havo/vwo en vmbo staat omschreven op welke wijze de school rekening dient te houden met leerlingen die een specifieke begeleidingsvraag hebben. Daarnaast is de kwalificatieplicht vanaf 1 augustus 2007 de kwalificatieplicht ingevoerd voor leerlingen tot 18 jaar en daarbij is de leerplichtwet van 1969 aangepast. Wat houdt de kwalificatieplicht in; De kwalificatieplicht houdt in dat alle jongeren tot de 18e verjaardag leerplichtig zijn, met uitzondering van jongeren die een startkwalificatie hebben behaald. Onder een startkwalificatie wordt verstaan havo- of vwo-diploma, of een diploma op mbo-niveau 2. De kwalificatieplicht betekent dat leerlingen volledig dagonderwijs volgen, of dat zij kiezen voor een combinatie van leren en werken.
2.5 Uitgangspunt: De structuur is bedoeld voor alle leerlingen binnen het Pius X- College die specifieke begeleiding behoeven, zodat ze met hun kwaliteiten, interesse en mogelijkheden in staat zijn een diploma of een doorstoomkwalificatie te behalen. Hierbij onderscheiden we drie terreinen: A Leren B Sociaal-emotioneel functioneren C Werkhouding en gedrag Bij het concreet inrichten van de begeleidingsstructuur voor onze school gaan we uit van het drie lijnen model: Eerste lijn: Kernteam: met o.a. mentor Tweede lijn: Intern zorgteam: met o.a. vertrouwenspersoon en andere specialisten Derde lijn Zorgadvies team (ZAT)
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 11
3 UITWERKING VAN HET DRIELIJNEN MODEL 3.1 Kernteam De eerste lijn: Het kernteam is een thuisbasis voor docent en leerling. Het kernteam heeft als primaire taak het verzorgen van onderwijs en begeleiding aan leerlingen. Samenstelling: Klassenmentoren, vakdocenten en interne specialisten onder begeleiding van een teamleider.
Taken en verantwoordelijkheden; • Relevante informatie verzamelen van de leerlingen van de jaarlaagklassen • Persoonlijke gesprekken voeren met leerlingen en/of ouders • Adequaat zorg dragen bij het uitwisselen van leerling-gegevens tussen betrokken docenten • Voorbereiden van leerling-besprekingen (w.o. rapportvergaderingen) • Onderhouden van leerling-dossiers binnen het leerlingvolgsysteem • Het volgen van gerichte scholing • Voeren van regelmatig teamoverleg met betrekking tot functioneren van de leerlingen uit zijn/haar jaarlaag. Ten aanzien van het leerproces: • Bewaken en het sturen van het onderwijsleerproces d.m.v. onder andere: leerstofplanning, didactische ontwikkelingen, toetsbeleid en resultatenbeheer. • Problemen bij leerlingen signaleren, analyseren en eventueel in overleg met derden hier handelingsplannen over opstellen. • Afspraken en werkzaamheden voortvloeiende uit handelingsplannen uitvoeren en evalueren. • Aanspreekbaar zijn voor signalen m.b.t. de belasting van de leerling bij huiswerk, proefwerken en inhaalprogramma’s ten gevolge van lesuitval en dergelijke. • Begeleiden van leerlingen bij studie- en pakketkeuze, opleidingsmogelijkheden. Ten aanzien van het sociaal-emotioneel functioneren: • Zorgdragen voor een sociaal en veilig leefklimaat bij lessen en jaarlaag-activiteiten. • Toezicht houden op de leefregels welke in de school gehanteerd worden. • Leerlingen in contact brengen met specialisten binnen het zorgteam, middels overleg met de teamleider. • Uitvoeren van opgestelde handelingsplannen.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 12
Ten aanzien van werkhouding en gedrag: • Bevorderen van een positieve werkhouding bij leerlingen. • Problemen bij leerlingen signaleren op het gebied van werkhouding, motivatie en gedrag. • Analyseren van deze problemen en in overleg met derden hierover handelingsplannen opstellen en uitvoeren. • Teamleider ondersteunen bij het actie ondernemen bij leerlingen die uit de les worden verwijderd. • Leerling in contact brengen met de in school aanwezige specialisten. • Contacten onderhouden met de ouders.
De tweede lijn: Het zorgteam heeft als primaire taak ondersteunende activiteiten op het gebied van onderwijs en begeleiding aan het kernteam te verzorgen.
3.2 Het interne zorgteam De tweede lijn: Het zorgteam bestaat uit een groep docenten met specialisatie op het gebied van leerlingbegeleiding, met name: De remediale hulpverleners (RT) De vertrouwenspersonen De interne leerlingbegeleiders (ILB-er) De trainers sociaal-emotionele begeleiding Orthopedagoog Schoolpsycholoog Schoolmaatschappelijk werker (smw) Contactpersoon hoogbegaafden Zorgcoördinator Het zorgteam is verantwoordelijk voor het aansturen van noodzakelijke pedagogische en didactische activiteiten met betrekking tot de leerlingen die extra begeleiding behoeven. Het team wordt aangestuurd door de zorgcoördinator. Dit betekent dat het interne zorgteam specifieke zorg biedt bij A Leren B Sociaal-emotionele begeleiding C Werkhouding en gedrag
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 13
Taken en verantwoordelijkheden: Kenmerkend is dat de begeleiding vanuit het kernteam georganiseerd wordt en gevolgen heeft voor klassen en groepen van leerlingen. De inhoud van de begeleiding wordt bepaald in overleg met het kernteam. Een andere belangrijke taak van het zorgteam is het mede opstellen van het beleidsplan voor onze school en het jaarlijks bijstellen ervan. Het vergroten van de deskundigheid bij de docent omtrent het pedagogisch didactisch handelen. De tweede lijnsbegeleiding kan ook doorverwijzen. Doorgaande
Docenten signaleren Aanmelding
Intake
Dossiers
in de klas
begeleiding
Mentor • Gesprekken met leerling • Gesprekken met ouders
Mentorenbespreking / Leerlingbespreking / Kernteambespreking Mentoren en kernteamleider
• • • • • •
• • •
• • • • • •
Mogelijke uitkomsten Ondersteuning docenten primaire proces Intensivering begeleiding mentor Inschakeling remediale hulpverlener Aanmelding trainingen (bijvoorbeeld SOVA) Doorverwijzing zorgteam Consultatie ambulante begeleider en / of interne leerling begeleider
Intern zorgoverleg Teamleider onderbouw/bovenbouw Interne specialist(en) vertrouwenspersoon
Mogelijke uitkomsten Intensivering interne begeleiding Afspraken over te nemen actie Intern Uitvoering actie Terugkoppeling uitkomsten actie naar docenten en het volgend Intern zorgoverleg Terugkoppeling naar ouders en leerling Aanmelding bij het ZAT
Figuur 2: Werkmodel van de Interne zorgstructuur (uit: Zorgbeleidsplan 2009) Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 14
3.3 Zorgadvies team De derde lijn: In het zorgadvies team (ZAT) werken interne en externe zorginstellingen samen. Het ZAT kan zelf de begeleiding uitvoeren, maar er kan ook voor gekozen worden de leerling na bespreking in het ZAT door te verwijzen naar de geïndiceerde zorg, dan wel naar bovenschoolse/ achterliggende voorzieningen. Deelnemers aan het ZAT Vaste deelnemers: Zorgcoördinator Jeugdarts of jeugdverpleegkundige (JGZ) Leerplichtambtenaar (en RMC-functie) Schoolmaatschappelijk werker Deelnemers op afroep: Bureau Jeugdzorg Politie, OM en Halt Novadic-Kentron; preventie medewerker verslavingszorg De functies zijn: Consultatie, verwijzing, interventie in samenwerking, eindevaluatie en nazorg. Nadat een leerling doorverwezen is naar het ZAT, kan het ZAT vanuit haar functies eveneens doorverwijzen naar bovenschoolse en achterliggende voorzieningen, maar ook naar geïndiceerde zorg. Interventie in samenwerking • Crisisinterventie • Kortdurende interventie • Begeleiding
Eindevaluatie en Nazorg
Consultatie En/of terugverwijzing naar interne zorgstructuur
Verwijzing of indicatie Regionale zorgarrangementen Bovenschools SMW Bureau Jeugdzorg
Regionale voorzieningen
Zorgaanbieders
Figuur 3: De functies van het ZAT Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 15
Consultatie Wanneer het ZAT de consultatiefunctie uitvoert, is de inbrenger van de probleem- en vraagstelling de focus van het ZAT-overleg. De inzet van de ZAT-deelnemers is dan gericht op het vergroten van het probleemoplossend vermogen van de inbrenger. De vraag kan gericht zijn op ondersteuning van een individuele docent, maar ook tips voor het docententeam of mentorenoverleg. In die gevallen is de aanvraag bij het ZAT erop gericht de interne zorgstructuur te versterken vanuit de expertise binnen het ZAT. Verwijzing Tot verwijzing wordt besloten wanneer de gesignaleerde problematiek om interventies vraagt die buiten het ZAT uitgevoerd moeten worden. Vastgesteld wordt welke interventies vanuit het ZAT noodzakelijk zijn en welke instanties de gewenste interventies uitvoeren. Een verwijzing van de leerling vindt plaats naar hulp in of buiten de school. Voor geïndiceerde hulp wordt de indicatiestelling vanuit het ZAT georganiseerd. Het ZAT stelt vast welke deelnemer van het ZAT het verwijzingsproces begeleidt en controleert. Voor een aantal doorverwijzingen is een indicatiestelling noodzakelijk en deze moet verricht worden door een daartoe erkende instelling, vaak Bureau Jeugdzorg. Bij alle uitgevoerde begeleidingsactiviteiten zijn afspraken over de terugkoppeling naar (het team) docenten en begeleiders binnen de interne zorgstructuur noodzakelijk. Interventie in samenwerking Hiertoe wordt besloten wanneer er geen passend aanbod op de gestelde hulpvraag vanuit de deelnemende instanties aan het ZAT beschikbaar is. Door de instanties die deelnemen aan het ZAT kunnen, globaal gesproken, drie vormen van interventie in samenwerking worden uitgevoerd: crisisinterventie, kortdurende interventie en begeleiding. De verschillende partners in het ZAT gaan samenwerken en spreken onderling af welke soort begeleiding nodig is en welke partner in het ZAT deel uitmaakt van de begeleiding. De externe partners zullen de school op de hoogte brengen en houden van de voortgang en de resultaten van hun begeleiding. Eindevaluatie en nazorg Bij de functie eindevaluatie/ nazorg gaat het om de inspanningen in het ZAT om ervoor te zorgen dat er sprake is van een eindevaluatie van de verrichte inspanningen en van de daaruit gebleken eventueel noodzakelijke nazorg ten behoeve van de leerling. Centra voor Jeugd en Gezin In alle gemeentes komen Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals kunnen bij de centra terecht met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. De centra bieden advies en hulp op maat. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn straks een herkenbaar inlooppunt in de buurt. Ze houden zich bezig met preventie, signaleren, advies geven en het bieden van ondersteuning en lichte hulp. Bij zwaardere problemen of een meer ingewikkelde hulpvraag coördineren de centra: ze nemen contact op met de gemeentelijke jeugdgezondheidszorg en de provinciale jeugdzorg.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 16
Relatie ZAT en CJG Het centrum bundelt de taken van jeugdgezondheidszorg met de gemeentelijke taken op het gebied van gezondheid, opgroeien en opvoeden die in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zijn beschreven. Naast die bundeling van bestaande taken gaat het CJG ook direct de opvoed- en gezinsondersteuning bieden. Bovendien wordt in het CJG de schakel gelegd met het Bureau Jeugdzorg en via de Zorgadvies teams met het onderwijs. Samenwerking van instanties binnen de Centra Jeugd en Gezin staat voorop, geen extra laag dus. De bijbehorende taakkarakteristieken zijn ondergebracht in het tweede deel van mijn project rapportage.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 17
4 SAMENWERKING MET OUDERS 4.1 Communicatie tussen school en ouders Een goede informatie-uitwisseling en afstemming tussen school en ouders is van groot belang. Dat geldt niet alleen bij de aanmelding van een nieuwe leerling, maar ook tijdens de periode dat de leerling onderwijs volgt en op het moment dat hij of zij de school verlaat. Een belangrijke vraag hierbij is: Wat verwachten we van elkaar en kunnen we deze verwachtingen waarmaken? Gestructureerd communiceren met ouders kost tijd, maar het is een investering die het waard is. Het levert je veel informatie op over de thuissituatie van de leerlingen en over de tevredenheid van ouders. Het afstemmen van verwachtingen voorkomt problemen en onduidelijkheden op een later tijdstip. Bovendien kunnen ouders pas betrokken zijn als zij daarvoor de kans en de juiste informatie krijgen. Communicatieve vaardigheden gebruiken om (Petrie/ Meyer) Aandachtig te luisteren en te observeren Storingen te vermijden De ander te laten weten, dat je hem begrijpt De juiste vragen te stellen Kritiek te leveren op ongewenst gedrag, zonder beschuldigingen te uiten Binnen het Pius X- college vindt samenwerking met ouders onder andere in de vorm van de verschillende klankbordgroepen op school plaats. Dit komt voort uit de behoefte om te structureren. Het is een goed platform. Er is een klankbordgroep voor zorg, zij behandelen nu het thema dyslexie. Andere thema’s zoals autisme volgen later. Verder is er ook een klankbordgroep vmbo, een voor havo/vwo en een voor tto (tweetalig onderwijs). Binnen het basisonderwijs heb je als ouder een informeel contact met de leraar. Ouders staan in voortgezet onderwijs op grotere afstand van de school. Ze komen er nog maar af en toe binnen en de contacten met de school zijn veel beperkter en minder vanzelfsprekend als in het basisonderwijs. Binnen het Pius X- College is het soms te afstandelijk. In de kernteams wordt men zich daar bewuster van (zie o.a. kernteamplan 4-5 havo in tweede deel van mijn project rapportage). Scholen doen er goed aan het contact met ouders onderwerp van gesprek te laten zijn in de kernteams. Daarin zou de visie van de school op de pedagogische benadering, optimale onderwijskansen voor alle leerlingen en de rol van ouders leidraad moeten zijn voor het plannen van activiteiten die gericht zijn op versterking van de school thuisrelatie. In elk geval zouden contactmomenten met ouders structureel opgenomen moeten zijn in de jaarplanning van school. Hierbij kan naast de 10-minutengesprekken ook gedacht worden aan Om met ouders af te spreken dat zij minimaal drie maal per jaar door de mentor gebeld worden met een positief bericht over hun kind. Ook dat versterkt de binding met de school en maakt het gemakkelijker om, wanneer er zorgen zijn, gezamenlijk op te trekken.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 18
-
Een ‘ontwikkelingsgesprek’; na zes weken in een nieuw schooljaar wordt standaard een gesprek gevoerd met ouders, waarin ervaringen over de ontwikkeling van het kind gedeeld worden. De school geef ouders hiermee het signaal dat zij een belangrijke en serieuze gesprekspartner zijn.
Het is ook belangrijk docenten te professionaliseren in communiceren met ouders. In hun opleiding leren ze veelal uitsluitend om te gaan met leerlingen. Communiceren met ouders en echt in gesprek komen over de opvoeding vraagt heel andere vaardigheden en een andere houding van docenten. In hun dagelijks werk dragen zij vooral kennis over, geven instructies, informeren, kortom, anderen luisteren naar hen. Nu wordt van hen verwacht dat ze naar ouders luisteren en hen serieus nemen. Écht luisteren en ouders niet beschouwen als een lastige bijkomstigheid van het vak, maar serieus nemen als bron van informatie en kennis over hun kind en partner in de pedagogische taak van de school: die visie betekent voor veel docenten een cultuuromslag.
4.2 De opvoedende taak van de docent Vrijwel alle leerlingen, ouders en docenten zijn van mening dat docenten een pedagogische opdracht hebben, al plaatsen met name leerlingen kanttekeningen bij deze taak. Van de leerlingen vindt 30 procent dat de school geen pedagogische taak heeft*. Leerlingen en ouders stellen leerlingbegeleiding op prijs. Mentoren zijn voor ouders het aanspreekpunt binnen school. Leerlingen wijzen wel op de spanning die kan bestaan tussen het afhankelijk zijn van docenten en het openlijk praten over hun eigen problemen en het formuleren van kritiek op docenten. Docenten wijzen erop dat zij soms grenzen moeten stellen aan hun betrokkenheid vanwege hun onvermogen om in te grijpen in de thuissituatie of vanwege het ontbreken van specifieke vaardigheden en vooral ook tijd. Welke opvoedingsdoelen vinden leerlingen, ouders en docenten belangrijk?* Strategisch handelen: een actieve, zorgvuldige, weloverwogen manier van denken en handelen bij waarden en normen. Conformiteit: aanpassing van regels en normen Sociaal gevoel: het sociaal-gericht zijn Persoonlijkheidsontwikkeling: het reguleren en beheersen van persoonlijke gevoelens.
*Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Stichting Jeugdinformatie Nederland (SJN), gedurende de periode november 1996 – mei 1998, in het kader van het onderzoeksprogramma ‘Opvoeding en Ondersteuning’. Gepubliceerd in ‘Opvoeden in het Voortgezet onderwijs. Leerlingen, ouders en docenten over de pedagogische opdracht en afstemming tussen gezin en school’, Wiel Vleugels en Ewoud de Kat (1999).
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 19
4.3 Belang van samenwerking met ouders Een kind voelt zich meer ‘gekend’ wanneer de school op de hoogte is van de situatie en de aanpak thuis en wanneer ouders op de hoogte zijn van de situatie en de aanpak op school. Dat biedt voor kinderen veiligheid. Als de ouders door de school betrokken worden bij de opleiding van hun kind, dan liggen de scores van de leerlingen op inzet/ prestaties hoger. Een positieve en stimulerende houding van ouders ten opzichte van school en leren bevordert de ontwikkeling van een kind. Die houding van ouders ontstaat gemakkelijker wanneer scholen hen serieus nemen in hun kennis van het kind en wanneer zij ouders van meet af aan betrekken bij wat er gebeurt in de schoolsituatie en de ontwikkeling van hun kind op school. Dat voorkomt dat ouders zich overvallen voelen als er op enig moment een belemmering in de ontwikkeling van het kind geconstateerd wordt. Er is dan al een basis van wederzijds vertrouwen gelegd, ouders voelen zich (h)erkend, waardoor er gezamenlijkheid kan ontstaan in het zoeken naar en werken aan een juiste aanpak, zowel op school als thuis. Wanneer er zorgen bestaan over de ontwikkeling van een leerling is de samenwerking met ouders des te meer van belang. Ouders zijn cruciaal als partner in het zorgtraject. Soms zijn ouders zelf deel van het probleem, bijv. bij verstoorde gezinsomstandigheden of bij opvoedingsonmacht van ouders. Maar ouders zijn vrijwel altijd voorwaardelijk voor (een deel van) de oplossing. Nog afgezien van het feit dat hun toestemming nodig is voor interventies, waarbij externe hulpverleners betrokken zijn. Maar ook al ontwikkelen jongeren zich meer en meer zelfstandig, en onder invloed van leeftijdgenoten, toch blijven ook in deze ontwikkelingsfase ouders belangrijk. Juist in deze leeftijdsfase zijn jongeren gevoelig voor de verschillen tussen de leefmilieus school en thuis. Dat kan tot verwarring, verzet of gedragsproblemen leiden. Dus ook voor het voortgezet onderwijs is het van belang te investeren in een goede samenwerkingsrelatie met ouders, bij voorkeur voordat er sprake is van problemen. Docenten, mentoren, intern leerlingbegeleiders en zorgcoördinatoren hebben in een school goed zicht op de normale ontwikkeling van leerlingen. Zij hebben veel meer vergelijkingsmateriaal dan ouders. Zij kunnen daardoor mogelijke belemmeringen in de ontwikkeling, het leren of het gedrag vroegtijdig signaleren. En de school heeft de expertise hoe er met die belemmeringen kan worden omgegaan. Zij kunnen ouders ook adviezen geven over hoe zijn in de thuissituatie met die belemmeringen om kunnen gaan. Scholen kunnen als dat nodig is ook snel externe hulp inschakelen voor het kind en/ of de ouders of het gezin. Maar dit werkt pas écht, als scholen hun signalen en voorstellen voor aanpak niet opleggen aan ouders, maar van meet af aan de ouders betrekken bij wat ze waarnemen en ouders de ruimte geven hun kijk erop te geven en de tijd geven om moeilijke boodschappen te verwerken. Kortom; als ouders het gevoel hebben dat de school echt het beste met hun kind en met hen voor heeft en niet handelt vanuit de wens om problemen af te schuiven. Investeren in partnerschap met ouders is daarom een belangrijke opdracht voor alle scholen.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 20
4.4 Partnerschap met ouders in zorgtrajecten Wanneer er belemmeringen geconstateerd worden in de ontwikkeling van een leerling en er extra zorg of begeleiding nodig is voor de leerling wordt samenwerking van school met ouders urgent. Ouders beschikken over kennis van de gehele context van een leerling. In die zin zijn ouders ook de contextdeskundigen bij tests en diagnoses. Een ouder-kind-relatie is een bijzondere relatie die zich onder andere kenmerkt door een enorme loyaliteit die niet te vergelijken is met een relatie tussen professional en leerling. Aan deze relatie kan veel kennis worden ontleend. Bovendien vormt deze informatie een belangrijke aanvulling op en een spiegel voor het beeld dat de school van het kind heeft. Voor sommige door de school gesignaleerde problemen moet de oorzaak immers gezocht worden in de schoolsituatie in plaats van in de aanleg van het kind of de opvoedingssituatie thuis. Dit neemt niet weg dat er ook situaties zijn waarin de ouders een deel vormen van de ontstane probleemsituaties of in elk geval een bijdrage zullen moeten leveren aan de oplossing ervan. Bovendien is de toestemming van ouders nodig voor bespreking van de leerling met voor de school externe hulpverleners en het inzetten van externe hulpverlening. Wanneer externe partijen betrokken worden gaat het vaak om gevoelige zaken. Ouders kunnen zich aangetast voelen in wat zij als hun privédomein beschouwen; de opvoeding van hun kind. De opstelling en aanpak van ouders en de gezinssituatie kunnen in het geding zijn. Dat maakt het des te noodzakelijker dat hierover zeer zorgvuldig met ouders gecommuniceerd wordt, waarbij het belang van het kind steeds voorop moet staan en de bindende factor vormt. Een oplossingsgerichte aanpak voorkomt dat ouders zich beschuldigd hoeven te voelen of de geboden oplossing als bemoeizucht ervaren. Ontevredenheid, mijden van contact en ‘tegenwerking’ van ouders in een zorgtraject ontstaan vooral dat ouders vinden dat ze te weinig of te laat als gesprekspartners zijn uitgenodigd. Daar hebben ze in veel gevallen ook gelijk in, omdat ze vaak pas uitgenodigd worden nadat het besluit dat er hulp van buitenaf nodig al genomen is.
Handreiking samenwerken met ouders in zorgtrajecten, ten behoeve van beleid van scholen, samenwerkingsverbanden en ZAT’s. NJi Onderwijs & Jeugdzorg/ LCOJ, IKZ-producten nr. 7 (2008)
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 21
5 PASSEND EN INCLUSIEF ONDERWIJS 5.1 Passend Onderwijs In 2011 moet iedere school aan jongeren met een zorgvraag de zorg bieden die ze nodig hebben. School maakt hiervoor regionale afspraken met andere scholen en instellingen of biedt passende zorg en Passend Onderwijs aan binnen haar eigen muren. Bijvoorbeeld met de hulp van ambulante begeleiders of specialisten. In ieder geval zijn niet langer de ouders of zorgcoördinator hiervoor verantwoordelijk, maar het schoolbestuur. Het centrale uitgangspunt bij Passend Onderwijs is maatwerk voor ieder kind. Waar heeft het kind de beste kansen: in het regulier of het speciaal onderwijs of een combinatie van beiden? Na de heroverweging van het invoeringstraject van Passend Onderwijs trekt de staatssecretaris de conclusie dat een omslag noodzakelijk is. In juni 2009 zegde de staatssecretaris Dijksma toe de invoering van Passend Onderwijs te heroverwegen na kritiek van onder meer de VO-raad. In het nieuwe voorstel van de staatssecretaris van 2 november 2009 komt de zorgplicht bij de scholen te liggen. De huidige middelen voor de zogenaamde ‘rugzakjes’ gaan in dit voorstel via de samenwerkingsverbanden naar de scholen. Uitgangspunten Passend Onderwijs Kind centraal; rekening houden met verschillen en aanbod aanpassen op behoeften kind. Passend Onderwijs ≠ Inclusief Onderwijs; Passend onderwijs ≠ Alle leerlingen in regulier onderwijs. Kwaliteit onderwijs moet goed zijn; te veel speciale voorzieningen hebben zwakke kwaliteit Realisatie Passend Onderwijs in klas; bekwaamheid en ondersteuning docenten op orde Sluitende keten; Onderwijs(zorg) moet aansluiten bij jeugd/AWBZ- zorg Indicatiestelling minder bureaucratisch
5.2 Ontwikkeling Passend Onderwijs: 2004-2009 Verloop ontwikkeling Passend Onderwijs van 2004 tot en met 2009 (Meijer et al, 2004) Op (boven)schools niveau veel aan zorgverbreding georganiseerd In klas nog weinig oog voor omgang met verschillen Achterblijven verbetering didactisch handelen docenten belangrijk knelpunt Docenten beschikken over onvoldoende vaardigheden om onderwijs op maat te bieden Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 22
(IVA, 2009,stand van zaken koplopers) Passend Onderwijs leeft onder groot deel docenten (nog) niet Beperkt draagvlak voor uitbreiding leerlingenzorg in reguliere school Draagvlak voor Passend Onderwijs heeft te lijden onder: * Onzekerheid over gevolgen voor eigen onderwijspraktijk’ * Vrees voor onvoldoende aandacht voor ‘gemiddelde’’leerling * Vrees voor onvoldoende tijd/ geld voor competentieontwikkeling * Handelingsverlegenheid bij meer en/of ‘zwaardere’ zorgleerlingen in klas Roep om meer tijd en middelen (klassenverkleining, meer handen in de klas) Betrokkenheid docenten bij ontwikkeling Passend Onderwijs komt maar langzaam op gang Situatie 2009 Investeringen in ‘tussenvormen’ tussen regulier en speciaal onderwijs Passend onderwijs leeft beperkt onder docenten Draagvlak voor Passend Onderwijs lijdt onder ‘angsten en beelden’ Beperkt draagvlak voor uitbreiding leerlingenzorg in reguliere school Heroverweging Passend Onderwijs (Ministerie OC&W, november 2009) Streven naar regionale netwerken op achtergrond; Teveel ‘bestuurlijke drukte’ en weinig impact op ‘werkvloer’ Schoolbesturen hebben een zorgplicht; niet vrijblijvende regionale samenwerking Zoveel mogelijk leerlingen in regulier onderwijs houden; * tussenvormen ontwikkelen tussen regulier en speciaal onderwijs * speciaal onderwijs blijft en/ maar wordt verbeterd Leraren worden beter toegerust & meer handen in de klas Flexibele inzet van middelen * Landelijke indicatiestelling vervalt en rugzakgeld (LGF) gaat naar de scholen * Scholen die de meeste zorg aanbieden, krijgen meeste geld De lijn welke staatssecretaris Dijksma uitzet is van meeste doorstroom van speciaal onderwijs naar regulier onderwijs. En een deel van de afstroom loopt tussen speciaal en regulier onderwijs.
5.3 Profielschets toekomstige onderwijsprofessional De onderwijsprofessional in Passend Onderwijs is iemand die (IVA, 2009) Effectieve instructie biedt Aanbod afstemt op behoeften Onderwijs systematisch plant Waarden uitdraagt en instrueert Preventief werkt Permanent reflecteert en professionaliseert Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 23
-
Zich laat adviseren en ondersteunen Afstemt met belanghebbenden rond leerlingen Teamplayer is Eigenaar is van zorgarrangementen Administreert en rapporteert Breed palet aan (zorg)leerlingen onder hoede heeft Kijkt naar mogelijkheden in plaats van naar beperkingen leerling Er voldoening uit haalt en er ook nog lol in heeft
En dat in een school die Focust op preventief handelen docent en vergroten draagkracht docent Docent krachtig ondersteunt in professionalisering (ondersteuningskordon; co-teaching) Zorgleerlingen als een uitdaging ziet en niet als een ‘probleem-met-beperkingen’ ziet Baalt als een leerling naar het speciaal onderwijs verwezen moet worden Zichzelf als waardegemeenschap ziet waarin leerlingen opgenomen worden Onderzoek door IVA geeft aan hoe competenter docenten zich voelen ten aanzien van lesgeven aan begeleidingsleerlingen en hoe beter ze daarin geschoold zijn, hoe positiever de houding ten aanzien van Passend Onderwijs in reguliere setting is.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 24
6 AANBEVELINGEN Van zorgstructuur naar belevingscultuur, wat is daar allemaal voor nodig? Een groot draagvlak onder het personeel; kernteamleiders, mentoren en vakdocenten. De begeleiding kan op hele verschillende gebieden gegeven worden; leren/ sociaal emotionele begeleiding/ werkhouding & gedrag. Als docenten zelf ook resultaten zien en merken n.a.v. de gegeven begeleiding zal het draagvlak zich uitbreiden. Maar ook door de komst van 4 nieuwe kernteamleiders met ieder een eigen visie op begeleiding is er een belevingscultuur aan het ontstaan. Door zelf ook de begeleiding te beleven en/ of de reactie van de leerling daarop te zien. In te zien dat wat voor een begeleidingsleerling goed is, goed is voor alle leerlingen. Dat zorgt voor de omslag van zorgstructuur naar belevingscultuur.
6.1 Verbeterpunten eerstelijns begeleiding Naar aanleiding van de gesprekken met kernteamleiders en te hebben gekeken naar de bijbehorende kernteamplannen komen de volgende punten naar voren met betrekking op de eerste lijnsbegeleiding uitgesplitst in mentor/ kernteam/ zorgteam: Mentor: - Taakomschrijving mentor maken, waar moet je als mentor aan voldoen? - Als mentor moet je openstaan voor processen, signaleren, bespreken en bespreekbaar maken van onderwerpen als pesten. Kwaliteit van mentoren trainen. - Bij ‘bekende’ zware begeleidingsleerlingen al aan het begin van het schooljaar met alle betrokkenen aan tafel om afspraken te maken (werkwijze/ aanpak/ handleiding). - Coach elkaar, visitatie in elkaars lessen, reflecteer - sta open voor én leer van elkaar. Maak problematiek bespreekbaar eventueel i.s.m. orthopedagoge. - Docenten aanspreken op eigen kwaliteiten a.d.h.v. functioneringsgesprek. Meer maatwerk leveren, dan ook faciliteren. - Belang van een goed leerlingvolgsysteem en leerlingenoverdracht. Zorgvuldigheid geboden in leerlingenoverdracht, hier ook de tijd voor inruimen. - Vergroten van coach- en gesprekvaardigheden van mentoren. Vergroten deskundigheid vakdocenten t.a.v. klassenmanagement, dit in het kort aanbieden aan vakdocenten en mentoren denk aan de modules van Master SEN. - Signalering die nu gebruikt wordt, is deze geschikt? Kritisch naar kijken. Hoe is de werkbaarheid van een VSV-test? Observaties door docenten en mentoren moeten daar ook in mee worden genomen. - Gesprekstechnieken t.o.v. ouders en leerlingen. Kun je al meer uit je mentor/ studieles halen op deze manier? (heeft ook een signaleringsfunctie nl.) Maar neem ouders ook serieus – zij kennen hun kind toch (vaak) het beste.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 25
Advies: - Orthopedagoge gaf in gesprek aan om samen met de psychologe een protocol op te stellen wat betreft ‘signalering van de mentor op begeleidingsvraag’. Wanneer is gedrag zorgwekkend? Waar moet een mentor op letten? Hoe ‘lees’ je het leerlingendossier? - Zorgstructuur naar begeleidingscultuur voor docenten/ mentoren, hoe zet je stappen hierin? Door workshops/ cursussen aan te bieden per kernteam met alle leden. Dat je 3 casussen doorloopt en ervaringen uitwisselt. Intervisie, om te kijken hoe je wel met een bepaalde leerling verder kan werken bijv. Docenten brengen eigen casus in en zijn verplicht om twee van de drie bijeenkomsten bij te wonen.
Kernteam: - Er is meer behoefte aan interne leerlingbegeleiding - Terminologie ontwikkelingsstoornissen zijn bekend maar hoe te handelen ontbreekt vaak nog. Scholing ‘hoe omgaan met zorgleerlingen’ gewenst. - Meer informatie naar ouders toe, transparante school, ouders beter op de hoogte houden via verschillende wegen. Nieuwe ontwikkelingen in begeleiding binnen de kernteams h/v: - Huiswerkbegeleiding. Verschillende teams zijn bezig met het ontwikkelen van de mogelijkheid tot huiswerk maken en het begeleiden van deze binnen de school. - Werkgroep hoogbegaafdheid/ meerbegaafdheid opgericht. Wat wordt er onder hoog/ meerbegaafdheid verstaan? Om welke leerlingen gaat het? Hoe weet of meet je dat een leerling hoog/ meerbegaafd is? Welke criteria worden aangelegd? Welke mogelijkheden krijgt een leerling om zich meer uitgedaagd te voelen? Hoe signaleren we de meerbegaafde onderpresteerder? Welk begeleidingstraject hebben we voor zo’n leerling? Hoe voorkom je afstroom binnen deze groep? - Convenant vwo-bovenbouw (zie deel 2 achtergrondinformatie project rapportage, blz. 48) - Buddy-systeem: Voor de leerlingen uit 5 vwo die nog niets aan de maatschappelijke stage hebben gedaan willen we voor het begin van het komend schooljaar een buddy-systeem opzetten. Elke leerling uit 5 vwo, die zijn stage nog niet gedaan heeft, krijgt 1-2 brugklasleerlingen onder de hoede. Vanaf de tweede schoolweek is er gedurende 5 weken elke week een ontmoetingsmoment tussen de brugklasleerlingen en hun coachende buddy; daarna vindt er 5 keer om de week een ontmoeting plaats. (voor verder informatie zie deel 2 achtergrondinformatie project rapportage, blz.44)
Advies: - Eerste kernteam vergadering besteden aan ‘Hoe om te gaan met zorgleerlingen’ eventueel met externe specialisten, casus bespreking uit eigen praktijk.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 26
Zorgteam: - Alle teamleiders (Tl) zijn tevreden over hun tweewekelijkse overleg met zorgcoördinator en orthopedagoge. Tl fungeert als ‘doorgeefluik’ voor de informatie/ signalering van mentoren/ vakdocenten richting zorgteam en omgekeerd. Door de korte lijnen en de structuur in overleg houd je de begeleiding snel en goed. - Herzien van formulieren (zoals aanvraag zorgteam) digitaliseren en optimaliseren – hoe geef je informatie duidelijk door, welke informatie is noodzakelijk bij vervolgtraject? - Te laat kom regeling is aangescherpt vorig schooljaar, heeft duidelijke vruchten afgeworpen. Nog schoolbreed doorvoeren. - Protocol langdurige ziekteverzuim is in wording (zorgcoördinator i.s.m. schoolarts). - Stel elk jaar de mensen van het zorgteam voor aan alle (nieuwe) collega’s. Breder inzetten van het zorgteam. Er komen steeds meer leerlingen die speciale zorg behoeven. - Op maat trajecten arrangeren, met aandacht voor groepsgewijze aanpak voor leerlingen met vergelijkbare problematiek. Denk hierbij aan leefstijl op het vmbo bijv. - Planmatige aanpak i.s.m. tussen docenten/ mentoren en zorgbegeleiding (middels interne leerlingbegeleiders) - PR groepvanuit het zorgteam samenstellen (Phil Lathouwers, Maria Schellekens, Bert van de Wal en ondergetekende) om een rondje langs de kernteams te maken ter info te beginnen bij klassen 1-2 schoolbreed.
6.2 Signalering Op welke manier kun je een eenduidige manier aanbieden voor vakdocenten en mentoren om te signaleren en ook de daarop volgende stap te zetten? Orthopedagoge gaf in gesprek aan om samen met de psychologe een protocol op te stellen wat betreft ‘signalering van de mentor op begeleidingsvraag’. Wanneer is gedrag zorgwekkend? Waar moet een mentor op letten? Hoe ‘lees’ je het leerlingendossier? Het overgrote deel van de begeleiding van leerlingen, ook die met een speciale begeleidingsbehoefte, qua didactiek of gedragsmatig vindt plaats in de reguliere les. Daarvoor is het nodig dat vakdocenten zich capabel voelen aan alle leerlingen goed les te kunnen geven, ook aan leerlingen met leerproblemen als dyslexie of aan leerlingen met bijzonder gedrag als autisme. Het kunnen creëren van een positief klimaat in de klas is een voorwaarde. Scholing in klassenmanagement en omgaan met bijzonder leerling-gedrag is noodzakelijk. Terminologie ontwikkelingsstoornissen zijn bekend maar hoe te handelen ontbreekt vaak nog. - Scholing ‘hoe omgaan met zorgleerlingen’ gewenst.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 27
6.3 Verbeterpunten tweedelijns begeleiding Verschillende specialisten binnen de tweedelijns begeleiding gesproken; zorgcoördinator, orthopedagogen, school maatschappelijk werkster en de coördinator sociaal-emotionele begeleiding/ vertrouwenspersoon/ rouwsteungroepbegeleider. Verbeterpunten n.a.v. gesprekken met de coördinator sociaal-emotionele begeleiding/ vertrouwenspersoon/ rouwsteungroepbegeleider: -
-
-
Een presentatie aan alle kernteams zou wenselijk zijn. Over hoe zit het zorgteam in elkaar. Hoe zit de begeleiding in elkaar. Meer aandacht besteden aan de PR van het zorgteam, beter uitdragen binnen de school om zo meer draagvlak te creëren. Er is behoefte aan een meer gebruiksvriendelijk observatieformulier. Verder moet het bestaan van deze formulieren ook voor iedereen bekend zijn. Duidelijkheid waar ze te vinden zijn, digitaliseren. De verschillende trainingen die in de tweedelijns begeleiding worden aangeboden moeten zeker bij nieuwe docenten en mentoren bekend zijn. Onderlinge communicatie en afstemming plaats vindt nog te weinig wederzijds plaats. De taak van mentoren is heel belangrijk, zij signaleren, moeten op de hoogte zijn van de hulp die geboden kan worden, zij zijn het doorgeefluik naar het zorgteam.
Verbeterpunten n.a.v. gesprekken orthopedagogen: -
Meer geprotocolleerd werken (denk aan herzien van het groene aanvraagformulier van het zorgteam) Multidisciplinair overleg, per niveau/ per leerjaar 2x per jaar: met docenten/ mentoren/ zorgteam (orthopedagoge of psychologe)/ evt. externe adviseurs. Door met elkaar te overleggen, casussen voor te leggen, ga je denken. Te houden op een middag, op oproep mét casus één overleg verplicht om te volgen voor alle vakdocenten. Dit ook om meer draagvlak te creëren.
Verbeterpunten n.a.v. gesprekken zorgcoördinator: -
-
Onder de instroom van leerlingen bevinden zich enorme taalachterstanden, lijkt bijna of halve klassen dyslexie hebben (bevindingen door orthopedagoge en rt begeleider/ vakdocent Nederlands). Daarom is er een Denktank Taal, met deskundigheid van buitenaf, ingericht. Hoe geïntegreerd in lessen, aangepast aan een bredere zorgbehoefte van leerlingen. Dyslexie screening starten in het 1e jaar, eerder dyslexie onderzoek. Er zijn ontwikkelingen van structuur om dit op te pakken. Mentoraat: signaleren en de weg weten. Passend Onderwijs: Leerling heeft ‘last’ van iets, daardoor leert het minder goed. Dat zien, oog voor heb-
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 28
-
ben er is zoveel mogelijk voor iedereen. Maar er moet wel een voorziening speciaal onderwijs blijven. Er blijft een grotere groep over voor speciaal onderwijs dan er voor handen is. Soort draaiboek maken voor calamiteiten welke het zorgteam aangaan. Denk hierbij aan suïcide pogingen van ouders en/of leerlingen. Lotgenotengroep oprichten voor leerlingen in echtscheidingssituaties en de problematiek die hierbij komt kijken. Hierin afstemmen met Centrum voor jeugd en gezin (cjg), gemeente en Dommelregio (maatschappelijk werk).
Verandering n.a.v. wettelijke borging ‘zorg in en om school’ -
Centrum Jeugd en Gezin (CJG): Geopend in Eersel en Reusel fysiek omhelst; GGD, infopunt opvoeding, maatschappelijk werk, gemeente zelf. Laagdrempelig voor kinderen van 6-23 jaar. De vestiging in Bladel volgt, gebouw is in aanbouw. Je hebt het ZAT al op het Pius XCollege. De gemeente Bladel heeft gezegd: gezien de lokale situatie, er is een goed netwerk van het Pius X- College gaat het CJG ook aansluiten bij het ZAT van het Pius X- College. Daardoor wordt het ZAT wel steeds groter, steeds meer deelnemers die dat allen ook als nuttig zien. CJG vraagt het Pius X- College als samenwerkingspartner. De Jeugdzorgteams (Jzt) van gemeenten blijven nog wel bestaan, willen de gemeentes ook zeker tot het CJG operationeel is. Als het ZAT, CJG en Jzt samenwerkt krijg je de gehele gezinssituatie in beeld.
Verbeterpunten n.a.v. gesprek met schoolmaatschappelijk werkster: -
Docenten zouden meer alert moeten worden gemaakt op signalen van leerlingen, hoe? Door er voortdurend aandacht aan te besteden. Dat dit ook een beleid wordt binnen de school, van: ‘wij vinden dit belangrijk’. Zodat docenten niet meer de gelegenheid hebben daar een eigen idee over te hebben. Een cultuuromslag, dat kan! Docenten zouden alerter kunnen zijn; wat is de achterliggende factor waarom het prestatieniveau minder loopt? Meerdere oorzaken mogelijk naast slecht leren, misschien is de thuissituatie wel problematisch en komt een leerling daardoor moeilijk of niet aan leren toe.
-
Docent: kijk verder dan gedrag, er kan meer achter zitten. Niet alleen op de buitenkant, het gedrag beoordelen. Je kunt wel signaleren en doorgeven. Als het onder de ogen is van het zorgteam komt het wel op de juiste plek terecht qua begeleiding. De leerlingen moeten gezien worden, waar het zorgteam iets mee moet (niet pamperen).
-
Als schoolmaatschappelijk werkster moet ik het hebben van de eerste lijnsbegeleiding en de verpleegkundige. Zelf signaleer ik natuurlijk niets.
Verder is ze erg tevreden over de zorgstructuur van het Pius X- College vanwege het grote aanbod! Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 29
6.4 Aanbevelingen voor zorgteam en directie n.a.v. rapportage Belangrijke rol voor de mentor weggelegd -
Protocol ‘signalering van de mentor op begeleidingsvraag’ op laten stellen door orthopedagoge en psychologe. Wanneer is gedrag zorgwekkend? Waar moet een mentor op letten? Hoe ‘lees’ je het leerlingendossier? Zodat de mentor handvatten heeft om te signaleren.
-
Als mentor moet je openstaan voor processen, signaleren, bespreken en bespreekbaar maken van onderwerpen als pesten. Kwaliteit van mentoren trainen; * Training ‘hoe om te gaan met zorgleerlingen?’ * Training ‘Scholing in klassenmanagement en omgaan met bijzonder leerling-gedrag voor een positief klimaat in de klas.
-
Mentor is het eerste aanspreekpunt voor leerlingen, ouders en vakdocenten - de spil van de begeleiding, moet op de hoogte zijn!
-
Mentoren geven signalen door wat betreft begeleidingsleerlingen onder andere in het mentorenoverleg met kernteamleider.
-
Het begeleiden van leerlingen kost veel meer tijd dan de taakbelasting aangeeft, kijk opnieuw naar de facilitering van mentoren.
-
Alert zijn op gedrag achter een leerling, vertoont hij slechte prestaties om zijn huiswerkattitude of is er meer aan de hand. Kijk verder dan het gedrag. Een havo/vwo leerling is meer in staat om lang problemen te verbloemen en het voor zich te houden. Totdat hij zo vast is gelopen dat begeleiding in eerdere fase eenvoudiger was geweest.
Binnen het zorgteam: -
Meer geprotocolleerd werken (denk aan herzien van het groene aanvraagformulier van het zorgteam)
-
Multidisciplinair overleg, per niveau/ per leerjaar 2x per jaar: met docenten/ mentoren/ zorgteam (orthopedagoge of psychologe)/ evt. externe adviseurs. Door met elkaar te overleggen, casussen voor te leggen, ga je denken. Te houden op een middag, op oproep mét casus één overleg verplicht om te volgen voor alle vakdocenten. Dit ook om meer draagvlak te creëren.
-
Een presentatie aan alle kernteams zou wenselijk zijn. Over hoe zit het zorgteam in elkaar. Hoe zit de begeleiding in elkaar. Meer aandacht besteden aan de PR van het zorgteam, beter uitdragen binnen de school om zo meer draagvlak te creëren.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 30
7 REFLECTIE OP HET ONDERZOEK Het was een leerzaam onderzoek. Goed om eens helemaal in de zorgstructuur van het Pius X- College te duiken en te mogen constateren dat het Pius X- College een goed georganiseerde zorgstructuur heeft. Omdat het Pius X- College onderwijs op alle niveaus aanbiedt is er ook meer geld voor de zorgstructuur voorhanden. Verschillende soorten begeleiding zijn hier gestructureerd aanwezig binnen de school. Iedereen is heel betrokken, de zorgstructuur is goed, vooruitstrevend qua organisatie (volgens de schoolmaatschappelijk werkster en de orthopedagoge). Na diverse gesprekken te hebben gevoerd met de orthopedagogen, zorgcoördinator, teamleiders havo/vwo en zorgcoördinator/ vertrouwenspersoon kwam al snel naar voren dat de mentor een belangrijke spil is in de signalering in de eerstelijns begeleiding. Want de tweede lijnsbegeleiding kan in feite niets zonder de signalering van de eerste lijn. Wanneer ben je een goede mentor? Combinatie van competenties: als de mentor zich openstelt, een luisterend oor biedt, integer bent, mensen op hun gemak kan stellen, begeleiding kan geven in conflicten/ persoonlijke problemen/ schoolse zaken, ondersteunt, kan samenwerken, communiceert naar de leerling zijn ouders en collega’s, zich flexibel opstelt , ander gedrag signaleert en iemand op zijn gemak kan stellen kun je spreken van een goede mentor. Competenties zijn te trainen met casusbesprekingen, zelfontwikkeling, diverse trainingen. Maar bij een aantal competenties is het ook aangeboren lijkt – bezit je dat inlevingsvermogen, net die extra voelspriet waarmee je signaleert. Gelukkig bevinden mensen met deze ‘gave’ zich op meerdere terreinen binnen de school en geven zij die signalen ook door naar mentor/ teamleider/ zorgteam. Op deze manier glipt er eigenlijk niemand door de begeleidingscultuur heen. De actualisering van de zorgstructuur naar begeleidingscultuur; Langzaamaan verandert de cultuur binnen school. Inmiddels ben ik negen jaar vertrouwenspersoon op het Pius X- College en ik merk dat er vooral de laatste jaren steeds meer draagvlak komt. De nieuwe kernteamleiders dragen ook bij aan het draagvlak van de begeleidingscultuur. Doordat zij achter deze structuur staan, dragen zij dat al uit binnen hun kernteam in mentorenoverleggen, kernteamvergaderingen en kernteamplannen. Doordat vakdocenten/ mentoren zelf ‘aan den lijve’ ondervinden hoe een begeleiding van een leerling in zijn werk gaat. Doordat ze er dan zo kort bovenop zitten, zien ze in welke mate de zorgstructuur binnen het Pius X resultaten bereikt met die betreffende leerling, maar ook met zichzelf. Ze krijgen meer zelfvertrouwen in hun eigen begeleidingsmogelijkheden. En weten daarna ook beter ‘de weg’ naar de juiste begeleiding te vinden. Door gebruik te maken van elkaars expertise leert men ook. Vraag een orthopedagoge bij een moeilijk gesprek, als specialist kan zij advies geven aan beide partijen. Deze mogelijkheden dringen langzaam maar zeker steeds meer door in de diverse havo/vwo teams. Door een vaste Ilb-ers binnen het kernteam te hebben, kan de begeleiding gerichter plaatsvinden. Zij kennen het type leerling, coachen leerling/ vakdocent en mentor. Hopelijk gaan Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 31
steeds meer collega’s inzien dat je de begeleiding met z’n allen doet. Door gebruik te maken van elkaars expertise kom je al een heel eind. En door op tijd signalen op te pikken, door te verwijzen naar het zorgteam ontstaat het draagvlak voor begeleidingscultuur binnen het Pius X- College. Door docenten eigen casussen te laten bespreken krijgen zij meer inzicht, zelfvertrouwen in zichzelf hoe ga ik om met begeleidingsleerlingen. Welke mogelijkheden kan ik als docent bieden aan zo’n type leerling? Voor mijzelf was dit onderzoek leerzaam, hield me een spiegel voor. Liet me nadenken over hoe ik communiceer met ouders als mentor zijnde. Dat ik eerder aan de bel mag trekken in sommige gevallen, ook positief nieuws mag laten horen dat dat voor ouders en de leerling ook positief is. En dat je op die manier een goede band al opbouwt met ouders en de leerling. Waardoor jij laat merken dat je makkelijk benaderbaar bent, zodat zij ook eerder aan de bel trekken als er iets is. In mijn functie als vertrouwenspersoon, door overleg met de andere vertrouwenspersoon/ orthopedagoge/ zorgcoördinator maken we gebruik van elkaars expertise. Stel je open om van elkaar te leren, maak gebruik van elkaars expertise. Wees alert op signalen, kijk achter het gedrag van een leerling. Liever via diverse kanten meldingen van een leerling voor het zorgteam dan helemaal geen melding.
Mariëlle Swinkels Pius X– College, Bladel februari 2010
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 32
Literatuur Bakker, M. Mijland, I. (2005), Handboek voor elke mentor, Esch, Quirijn. Bosch, J. Hoedemakers, L. & zorgteam Pius X- College. (2009) Beleidsdocument Zorgplan Leerlingbegeleidingsstructuur binnen het Pius X– College. Delfos, M. (11 mei 2004) Communiceren met pubers, symposium in de abdij van Postel. Dijksma, S. (2 november 2009) Heroverweging passend onderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Greven, L.F. (2007). ‘Passend Onderwijs als uitdaging’. Kat E. de, Vleugelers W. (1999) Opvoeden in het voorgezet onderwijs. Leerlingen, ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de afstemming tussen gezin en school. ISBN 90-232-3424-3, Uitgeverij Van Gorcum. Kreike, W. & Bruïne, de E. Passend Onderwijs, past dat iedere leerling goed? Notitie van het Landelijk Expertisecentrum Onderwijs en Zorg (LEOZ)z.d. Meijer, C.J.W. (2003) Classroom and School Practice’- project van de European agency for Development in Special Needs Education. Meijer, C.J.W. (2004) ‘WSNS Welbeschouwd’ Antwerpen/ Apeldoorn, Garant. Meijer, C.J.W. (2005) Inclusief onderwijs en de de praktijk in de klas in het voortgezet onderwijs, Samenvattend Rapport voor European agency for Development in Special Needs Education. Meyer, A., Petrie P. Communiceren met kinderen en hun ouders, ISBN: 90-266-6117-7. Nederlands Jeugdinstituut Onderwijs & Jeugdzorg/ LCOJ(2008). Handreiking samenwerken met ouders in zorgtrajecten, ten behoeve van beleid van scholen, samenwerkingsverbanden en ZAT’s - IKZ-producten nr. 7. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut Onderwijs & Jeugdzorg/ LCOJ. Pranger R.(2009). Competenties en Passend Onderwijs, IVA beleidsonderzoek en advies. Tilburg. Unesco (1994). The Salamanca Statement. Salamanca, Spain, Unesco. Zorg- en adviesteams in het onderwijs. Standaard convenant. Product van het programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams (IKZ), Nederlands Jeugd instituut (NJi) Onderwijs &Jeugdzorg/ LCOJ (mei 2008). http://www.piusx-college.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=40&Itemid=65, laatst bezocht op 23/12/ 2009.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 33
http://www.onderwijsinspectie.nl/site/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2009/Samenvatting_H1.pdf, laatst bezocht op 04/02/2010. http://www.cedgroep.eu/beroepsonderwijs-envolwasseneneducatie/zorg/mentorvaardigheden/training-mentorvaardigheden.aspx laatst bezocht op 20/12/2009. http://www.fontys.nl/vmboteam/mentoraat.204694.htm, laatst bezocht op 16/01/2010. http://www.voorelkementor.nl/trainingen.php, laatst bezocht op 21/12/2009.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 34
Samenvatting Om alle jongeren gezond en veilig te laten opgroeien en te zorgen dat elke jongere een passende plek in het onderwijs heeft en een diploma haalt zien we in Nederland als een gemeen goed. Zodat jongeren goed voorbereid zijn op hun toekomst in onze maatschappij en zodat ze zelf ook een steentje kunnen bijdragen aan de samenleving. Ook als jongeren problemen hebben, willen we het beste voor ze. Juist dán is wat extra aandacht van de docent nodig. Juist dán is een gesprek met een doortastende leerlingbegeleider welkom. Hulp aan jongeren met problemen moet aan twee eisen voldoen: snel en goed. De vraag die hieruit volgt luidt hoe krijg je dat als schoolorganisatie voor elkaar? Hoe wordt de zorgstructuur binnen het Pius X- College een begeleidingscultuur, waarin de zorg van de leerling voorop staat? De leerlingbegeleiding begint in de les en heeft betrekking op alle leerlingen. Onderwijzen is begeleiden, begeleiden is aandacht voor de jongere in het bijzonder. Het Pius X- College daagt leerlingen uit om hun mogelijkheden aan te spreken én met hun onmogelijkheden wordt ook rekening gehouden. Het Pius X- College richt zich op het feit dat zij alle leerlingen de begeleiding biedt die ze nodig hebben om succesvol aan het onderwijs deel te nemen. In het kader van mijn deelname aan het LD-traject wilde ik me als vertrouwenspersoon richten op de omslag die aan het ontstaan is. De zorgleerlingen worden meer gezien als begeleidingsleerlingen, er ontstaat langzaam een steeds groter draagvlak voor een begeleidingscultuur binnen het Pius X- College. Want wat goed is voor een begeleidingsleerling is goed voor alle leerlingen. Hierbij moeten wel de kaders waarbinnen de begeleiding opereert in de gaten gehouden worden. Hoe ver ga je én kun je gaan in je begeleiding. Beter is ook om te kijken hoe het draagvlak vergroot kan worden onder alle collega’s binnen het Pius X- College. Is de eerste lijnsbegeleiding helder voor alle collega’s? Welke behoeftes leven er binnen een kernteam aan begeleiding en ondersteuning? Moeten er specialisten, interne leerling begeleiders (ilb-ers) verbonden worden aan een kernteam of zijn ze schoolbreed inzetbaar? Mijn doelen in dit onderzoek zijn: Duidelijk in kaart brengen van de eerste lijnsbegeleiding binnen de havo/vwo afdeling van onze school. Wat verwachten we van de eerste lijnsbegeleiding. Hoe krijgen we de kaders duidelijker voor iedere betrokkene binnen deze eerste lijn? -
Behoeftes van de havo/vwo kernteams qua begeleiding/ zorgteam/ ondersteuning in kaart brengen. Hoe kan de zorgstructuur naar begeleidingscultuur binnen het kernteam steviger verankerd worden?
Hiervoor heb ik gesprekken met alle teamleiders h/v gevoerd over hoe zij tegen de begeleiding in de eerste lijnsbegeleiding aan kijken. Wat zijn hun behoeftes aan begeleiding binnen hun kernteam. De kernteamplannen bekeken op welke gebieden de begeleiding terugkomt.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 35
Daarnaast ook specialisten uit de tweede lijnsbegeleiding gesproken; schoolmaatschappelijk werk, orthopedagogen en de coördinator sociaal-emotionele begeleiding/ vertrouwenspersoon/ rouwsteungroep begeleider. Uit alle gevoerde gesprekken komt naar voren dat de mentor een belangrijke spil in het geheel is. Hij signaleert en geeft door, een tweede lijnsbegeleider signaleert niet en moet het dus hebben van deze signalen. Docenten zouden alerter kunnen zijn; wat is de achterliggende factor waarom het prestatieniveau minder loopt? Meerdere oorzaken zijn mogelijk naast slecht leren, misschien is de thuissituatie wel problematisch en komt een leerling daardoor moeilijk of niet aan leren toe. Docent: kijk verder dan gedrag, er kan meer achter zitten. Niet alleen op de buitenkant, het gedrag beoordelen. Als docent reageer je snel op het gedrag is logisch, maar dan nog - kijk verder. Je bent als docent geen hulpverlener, maar je kunt wel signaleren en doorgeven. Je moet de signalen kunnen oppikken. Als het onder de ogen is van het zorgteam komt het wel op de juiste plek terecht qua begeleiding. De leerlingen moeten gezien worden, waar het zorgteam iets mee moet.
Mariëlle Swinkels Pius X– College, Bladel februari 2010
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 36
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 37
Bijlage 1:
Zorgteam Pius X- College
Schoolbrede zorgstructuur in de drie begeleidingslijnen: Mentoraat Zorgteam (intern) Zorgadvies team: interne en externe deskundigen (ZAT) Doel: begeleiding op maat
Zorgaanbod: • Remediale hulp/ leergerichte begeleiding: Rekenen Bert vd Wal, Jos Post, Kees Bartholomeus Begrijpend lezen Maria Schellekens Dyslexie Maria Schellenkens* NT2 Rinske de Vries Structuurhulp Marny Hendriks Taalposters *vanuit ouders en school is er een klankborggroep Dyslexie op gericht m.m.v. Pieter Abrahams (BB/KB), Renée Wouters (TG), Maria Schellekens (HV) of Ellen van Gestel (orthopedagoge)
• Sociaal-emotionele begeleiding: Faalangst reductietraining/ Examentraining Anneloes Eichorn, Georgine Smits, Maria Schellekens Sociale vaardigheidstraining Maartje Jansen, Nadine Mies, Anneloes Eichorn Rouwverwerking Phil Lathouwers en Clema Verstijnen= smw Agressie regulatietraining ‘bozer dan boos’ Remwegtraining ‘stop-denk-doe’ Ksenia Giese, Leon Wellens - kwt Individuele begeleiding Dayenne van Heesch, Georgine Smits •
Trajectbegeleiding/ Rebound voor gedrag- en werkhoudingproblematiek Debbie Tamanal
•
ILB-er:
Uitvoerenden (intern) Zorgteam coördinator Schoolpsycholoog Orthopedagoog Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Maartje Janssen, Niels Willems, Debbie Tamanal, Leon Wellens, Petra van de Hurk, Jan Lavrijssen, Ingrid Ijsselmuiden, Georgine Smits, Ans de Weerd, Mech van Leeuwen, Rinske de Vries, Moniek van Dingenen, Erik Vromans, Rinie van de Velde, Mieke Montulet
Lenie Hoedemaker Angelica Garcia Asensio Ellen van Gestel/ Mieke Montulet Mariëlle Swinkels
Pagina 38
School Maatschappelijk Werk Clema Verstijnen Coördinator Sociaal-emotionele begeleiding Phil Lathouwers Coördinator RT Taal Maria Schellekens Coördinator RT Rekenen Bert van de Wal Teamleider Rieky Maas, Maria Hellwig en bij sommige bijeenkomsten Harrie Backx (PRO) Decaan
Activiteiten: Dossieranalyse Onderzoek/ screening Consultatie, ondersteuning en deskundigheidsbevordering van teams Oudercontacten Begeleidingsgesprekken Afstemming met andere scholen en (hulpverlening) instanties
ZAT-overleg Externe deskundigen: Ambulant begeleider rugzakleerlingen vanuit REC Preventieve ambulant begeleiding vanuit het Regionaal Samenwerkings Verband Jeugdgezondheidszorg: jeugdarts/ verpleegkundige (Ingrid Weijtens) Leerplichtambtenaar Karin Snelders en Anja Maas Regiopolitie Brabant Zuid-Oost/ Bureau HALT Ad Verhoeven Novadic-Kentron Charlotte van de Boogaart Jeugd Preventie programma (JPP) Lisa Panman
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 39
Bijlage 2:
Sociaal-emotionele begeleiding op Pius X- College
Waarom is er sociaal-emotionele begeleiding op school? ‐ Het welbevinden van de leerling staat voorop; ‐ Lage drempel om mee te doen; ‐ Lotgenoten zijn aanwezig; ‐ Korte lijnen: terugkoppelen van praktijkvoorbeelden. Uitgangspunten ‐ Begeleiding is oplossings- en handelingsgericht; ‐ Doel is om de leerling sterker te maken; ‐ Bedoeld als ondersteuning, niet als straf; ‐ Leerlingbegeleider/ trainer is géén hulpverlener. Begeleiding/ training is wel zoveel mogelijk gebaseerd op kwalitatief goed onderbouwde programma’s en methoden. Hoe komt een leerling in beeld? ‐ Dossier/ contact basisschool ‐ Ouders ‐ Mentor ‐ Leerling-bespreking ‐ Via andere wegen ‐ Evt. via het zorgteam Vormen van begeleiding Individuele begeleiding; ‐ Vertrouwenspersoon ‐ ‐ ‐
Leerlingbegeleider School maatschappelijk werk Psycholoog/ Orthopedagoog
‐
Troubleshooter
Phil Lathouwers, Peter Kelleners, Mariëlle Swinkels Clema Verstijnen Angelica Garcia/ Ellen van Gestel en Mieke Montulet Lenie Hoedemaker
Individuele begeleiding voor leerlingen met; ‐ Problemen ‘met zichzelf’: onzeker, negatief zelfbeeld, angstig , opstartproblemen, somber/ neerslachtig; ‐ Problemen op school: pesten, aansluiting missen, contact met docenten, ruzie; ‐ Problemen thuis: scheiding, overlijden, ziekte/ handicap, ruzie. Groepstrainingen: ‐ Sociale vaardigheidstraining ‐
Faalangst reductietraining
‐ ‐ ‐ ‐
Agressieregulatie training Remwegtraining Rouwsteungroep Pilot meidenvenijn
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Maartje Jansen, Nadine Mies, Anneloes Eichorn Maria Schellekens, Anneloes Eichhorn, Georgine Smits Ksenia Giese, Leon Wellens Phil Lathouwers en Clema Verstijnen Anke van Gompel en Phil Lathouwers
Mariëlle Swinkels
Pagina 40
Faalangst reductietraining ‐ Doelgroep: leerlingen met een negatieve faalangst. De angst bij een taak/ prestatiesituatie zorgt ervoor dat je minder presteert dan je zou kunnen; ‐ Doel: (1) spanning voorkomen, door goede studieaanpak en ‘helpende gedachten’; (2) spanning verminderen, door te leren hoe jij je kunt ontspannen; ‐ Thema’s: bijv. leren plannen, zicht krijgen op en gebruik maken van sterke kanten, werken aan een positief zelfbeeld, leren omgaan met lichamelijke spanning, 5 G’s. Sociale vaardigheidstraining ‐ Doelgroep: (1) stille teruggetrokken leerlingen, leerlingen die moeilijk voor zichzelf op kunnen komen; (2) leerlingen die druk of storend zijn in de les, leerlingen die zelf pesten; ‐ Doel: sociale redzaamheid vergroten; ‐ Thema’s: bijv. gesprekje voeren, helpende/ niet helpende gedachten, complimentjes, 5 G’s, omgaan met pesten. Remwegtraining ‐ Doelgroep; vooral leerlingen met ADHD (-kenmerken), die impulsief zijn; ‐ Doel: eerst denken, dan doen (minder impulsief reageren); ‐ Thema’s: bijv. gevolgen van impulsief gedrag bespreken (inzicht in eigen handelen); stoppen, kijken en luisteren (aandacht richten); een plan maken, uitvoeren en evalueren. Agressieregulatietraining ‐ Doelgroep: leerlingen die moeite hebben met het onder controle houden van boosheid; ‐ Doel: leerlingen kunnen een adequate uiting geven aan hun boosheid; ‐ Thema’s: bijv. moeilijke situaties herkennen, zicht op eigen gedrag en rol, gedragsalternatieven bespreken en oefenen. Rouwsteungroep: ‐ Doelgroep: leerlingen die een verlies hebben meegemaakt in hun directe omgeving; ‐ Doel: bijdrage leveren aan het verwerkingsproces (verlaat verdriet); ‐ Thema’s: bijv. herinneringen met elkaar delen, praten over gevoelens, praten over gevolgen van verlies, toekomstperspectief.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 41
Bijlage 3:
Competentieprofiel mentor
Energie Heeft altijd nog energiereserves (ook na een langer periode actief zijn) Werkt hard Heeft uithoudingsvermogen Zelfontwikkeling Zoekt en benut kansen voor eigen ontwikkeling Besteedt zichtbaar tijd en energie aan eigen ontwikkeling Is erop gespitst om zichzelf te verbreden en/of te verdiepen Integriteit Leeft algemeen aanvaarde sociale en ethische normen na en is daarop aanspreekbaar Spreekt anderen aan op het consistent naleven van algemeen aanvaarde sociale en ethishe normen Gaat in het mentoraat zorgvuldig om met persoonlijke en/ of gevoelige informatie Stressbestendigheid Blijft onder tijdsdruk gelijkmatig presteren Blijft effectief presteren, ook als het tegenzit Laat zich niet uit het lood slaan Flexibel gedrag Verandert in geval van kansen of problemen de eigen gedragsstijl om gesteld doel te bereiken Weet, al na gelang de situatie, variatie in de eigen gedragsstijl aan te brengen Bewandelt zo nodig andere wegen om het mentordoel te bereiken Luisteren Laat blijken belangrijke informatie te kunnen oppikken in mentorgesprekken Vraagt door Geeft anderen de ruimte om zich uit te spreken Klantgerichtheid Herkent behoeften en belangen van de leerling/ ouder Houdt in het handelen rekening met de behoeften en belangen van de leerling Doet moeite om behoeften en belangen van de leerling/ ouder te onderzoeken zonder daarbij de belangen van derden binnen de school te schaden Samenwerken Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer dit niet van direct persoonlijk belang is Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 42
-
Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken Deelt informatie met anderen
Zelfinzicht Zoekt actief naar persoonlijke feedback Stelt zich kwetsbaar op Laat zien over een reëel inzicht in de eigen sterke en zwakke punten te beschikken Voortgangscontrole Controleert tussentijds eigen activiteiten op inhoud en voortgang Controleert tussentijds activiteiten van mentorleerlingen op inhoud en voortgang Ziet er op toe dat gemaakte afspraken worden nagekomen Signaleert afwijkingen en stuurt zo nodig bij Anticiperen Weet tijdig op kritische situaties in te spelen Voorkomt dat zaken uit de hand lopen door tijdig maatregelen te nemen Creativiteit Combineert bestaande oplossingen Herkent goede ideeën (van anderen) en bouwt hierop voort Komt met vernieuwende ideeën die anderen aanspreken Op gemak stellen Weet in het begin een situatie te creëren waardoor gesprekspartners ontspannen tegenover elkaar zitten In staat om moeilijke boodschappen over te brengen zonder dat gespreksrelatie eronder leidt In staat om ondersteuning te bieden en begrip op te brengen Feedback geven Zegt wat hij feitelijk opmerkt zonder oordelen en interpretaties Richt feedback op gedrag of prestaties, niet op persoon Gaat na of de feedback begrepen is of overgekomen is wat gezegd is Hulp bij persoonlijke problemen Alert op signalen die duiden op persoonlijke problemen Kan vertrouwen wekken zodat de ander bereid is om persoonlijke problemen te bespreken Kan complexere problemen in kaart brengen en doorverwijzen naar teamleider/ zorgcoördinator Conflictbegeleiding Snel onderhuidse spanningen tussen mentorleerlingen waarnemen Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 43
-
Op een natuurlijke, onopvallende maar effectieve manier te bemiddelen Agressieve of anderszins negatieve spanningen in mentorgroep neutraliseren
Werken aan veilig leef- en werkklimaat Creëren van goede voorwaarden voor leren en ontwikkelen Uitingen van (faal)angst of ongemak kunnen waarnemen Spanningssituaties ombuigen in prikkelende en relaxte werksfeer Loopbaanbegeleiding Stimuleren om op loopbaanverkenning te gaan In staat om vertrouwen te wekken zodat persoonlijke vragen over loopbaanperspectieven en –knelpunten aan de orde kunnen komen Kan complexere loopbaanproblemen gericht doorverwijzen naar het decanaat Ondersteunen Stimuleert leerlingen een eigen leerstrategie te ontwikkelen Motiveert leerlingen bij impasses Bron: Bakker, M. Mijland, I. (2005), Handboek voor elke mentor, Esch, Quirijn.
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 44
Van zorgstructuur naar begeleidingscultuur
Mariëlle Swinkels
Pagina 45