Notitie Zorgstructuur voor Jeugd en Ouders
Zorgstructuur voor Jeugd en Ouders notitie Zorgstructuur voor Jeugd en Ouders (Dienke van Dijk)
Inleiding Sinds de invoering van de Wet op de jeugdzorg in januari 2005 zijn de taken van de gemeente en de provincie op het terrein van het jeugdbeleid duidelijk benoemd en gescheiden. De gemeente is verantwoordelijk voor de volgende 5 taken: 1. Informatie en advies 2. Signalering 3. Beoordeling en toeleiding 4. Pedagogische hulpverlening 5. Coördinatie van zorg In de volgende paragrafen worden de 5 gemeentelijke taken nader toegelicht. De verantwoordelijkheid van de gemeente is nog eens extra bevestigd met de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning waarin de 5 taken samen één van de negen prestatievelden vormen. De provincie is verantwoordelijk voor de zwaardere jeugdhulpverlening. Via indicatie door Bureau Jeugdzorg moeten ouders en kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblematiek de hulpverlening krijgen die ze nodig hebben. De gemeente voert al jaren een actief jeugdbeleid. In het collegeprogramma zijn een aantal speerpunten geformuleerd, waaronder de uitwerking van de vijf gemeentelijke taken en de rol van de Ouder Kind Centra daarin. Zoals uit het collegeprogramma blijkt kan het nog beter. Versnippering, gebrek aan samenhang, te weinig aanbod en te weinig zicht op de vraag zijn knelpunten die actueel zijn bij de uitvoering van alle 5 taken. Daarom heeft het Programmabureau Jeugd eind 2004 de opdracht gekregen om voor alle 5 gemeentelijke taken een nieuw gemeentelijk beleidskader te ontwikkelen, in nauwe samenspraak met alle relevante instellingen. Vanwege de complexiteit van het onderwerp is ervoor gekozen per taak een deelnotitie ter besluitvorming voor te leggen. In de afgelopen periode is een voorstel uitgewerkt voor de organisatie van de 2e en de 3e taak, te weten: de signalering, beoordeling en toeleiding. Er is voor gekozen om deze taken eerst uit te werken omdat zij de basis voor de hele verdere zorgstructuur vormen. In deze notitie worden de 5 gemeentelijke taken toegelicht en met elkaar in verband gebracht. Vanuit het Programmabureau Jeugd wordt ambtelijk de regie gevoerd op de uitwerking van het nieuwe beleidskader. Daarvoor is sinds oktober 2004 een ambtelijke werkgroep in het leven geroepen met vertegenwoordigers van de DMO, afdeling Welzijnszaken, afdeling Onderwijs en het Programmabureau Jeugd en van de GG&GD, de afdeling Jeugdgezondheidszorg. De werkgroep wordt sindsdien ondersteund door een adviesgroep waarin de maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd zoals het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, ROC’s, wijkwelzijnsorganisaties, schoolmaatschappelijk werk, algemeen maatschappelijk werk, thuiszorg en Bureau Jeugdzorg. Op het beleidskader Zorgstructuur is provinciaal en landelijk beleid van invloed. Met de provincie Utrecht is het Bestuurlijk Akkoord Samenhang op Scherp afgesloten, dat zich richt op de aansluiting tussen lokaal en provinciaal jeugdbeleid. In het kader van de Impuls Opvoedings- en Gezinsondersteuning van de ministeries van VWS en Justitie wordt tussen de G4 informatie uitgewisseld over het te ontwikkelen beleid. De ontwikkelingen van de plannen van aanpak van Operatie Jong worden gevolgd en waar van toepassing meegenomen in de ontwikkeling van het Utrechtse Beleidskader Zorgstructuur. Daarnaast wordt er samengewerkt met verschillende landelijke kennisnetwerken: − Inventgroep: Prof. Dr. Jo Hermanns, Dr. Ferko Ory en Prof. Dr. Guus Schrijvers. − Universiteit Utrecht, faculteit Sociale Wetenschappen, studierichting Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken (voor onderzoek stagiaires) − NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn). Samenwerking in het kader van aansluiting zorgstructuren in en om het onderwijs.
2
Gemeentelijke taak 1: Informatie en advies Wat is eraan de hand? Voor ouders en jeugdigen en voor professionals is veel algemene informatie voor handen. Er is echter geen enkel punt waar deze informatie centraal beschikbaar is. Noch op ouder/kindniveau, noch op hulpverlenerniveau. Ouders die op zoek zijn naar informatie over problematisch pubergedrag kunnen informatie krijgen bij een jeugdarts (opvoedcursus omgaan met pubers), maar er is nog maar één contactmoment op die leeftijd. Ouders kunnen via internet of bibliotheek informatie zoeken, mits zij toegang hebben tot deze bronnen, of kunnen informatie via school krijgen. Professionals signaleren problemen met kinderen, bijvoorbeeld leerkrachten op school, maar hebben onvoldoende zicht op de gezinssituatie als geheel1 of andere leefmilieus waarin het kind zich bevindt, zoals de buurt of sportvereniging. Wat gaan we eraan doen? De oplossing is gelegen in het transparant maken van informatie en advies voor ouders en jeugdigen en dit waar mogelijk centraliseren in Ouder en Kind Centra (OKC’s). De praktische uitwerking van de functies van een OKC kunnen per wijk verschillen, afhankelijk van de behoefte in een bepaalde wijk. Onderzocht zal worden of deze OKC’s zelfstandig ontwikkeld worden of gerelateerd kunnen worden aan ander ontwikkelingen, bijvoorbeeld in het kader van de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Daarnaast moet onderzocht worden of voor bepaalde leeftijdscategorieën een Ouder Kind Centra is te combineren met bijvoorbeeld consultatiebureaus, of in bepaalde wijken ondergebracht kunnen worden in een Brede School. Ouder Kind Centra kunnen per wijk verschillen, maar ook per leeftijdscategorie: een puber die problemen heeft gaat niet graag met zijn ouders naar een consultatiebureau waar ook ouders met kinderen tussen 0 en 4 jaar komen. Informatie en advies voor professionals wordt gecentraliseerd in de Multidisciplinaire Beoordelingsteams (zie hieronder).
Gemeentelijke taken 2 en 3: Signaleren, beoordelen en toeleiden Wat is eraan de hand? De in de stad aanwezige structuren voor het signaleren en beoordelen van opvoed- en opgroeiproblematiek zijn complex en versnipperd. Om problemen van jeugdigen en hun ouders te signaleren zijn er momenteel in de stad 16 buurtnetwerken voor kinderen jonger dan 12 jaar en 10 wijknetwerken voor kinderen ouder dan 12 jaar. Daarnaast zijn er in het primair onderwijs zorgplatformen die ook problemen signaleren, in het voortgezet onderwijs zorgbreedtecommissies en op de ROC’s Zorg-adviesteams (ZAT’s) met dezelfde functies. Het is niet ondenkbaar dat een zelfde kind zowel binnen een buurtnetwerk als binnen een zorgplatform besproken wordt en dat de ouders van dit kind van twee verschillende kanten verschillend advies krijgen. De huidige structuur heeft breukvlakken op cruciale overgangsmomenten. Een breukvlak bevindt zich rond de twaalf jaar bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs en rond de 16 jaar bij de overgang van voortgezet onderwijs naar vervolgonderwijs. Deze versnippering draagt bij aan een gebrek aan transparantie voor jeugd en ouders, maar ook voor professionals. Het is niet ondenkbaar dat een gezin uit het oog wordt verloren als een 12 jarige in een andere wijk naar het voortgezet onderwijs gaat of als een gezin van de ene wijk naar een andere wijk verhuist. De doorlooptijd van de binnenkomst van een signaal tot de feitelijke hulpverlening kan enkele maanden duren. De huidige netwerken hebben één keer per maand overleg waarin de binnengekomen signalen worden besproken. Vaak vindt nog vervolgonderzoek plaats voordat een signaal in een volgend overleg beoordeeld wordt en wordt doorverwezen naar een hulpverlenende instantie. Deze hulpverlenende instantie begint vaak opnieuw het probleem in kaart te brengen voordat met de daadwerkelijke hulpverlening begonnen wordt. 1
Risicokinderen in Overvecht, verslag van een pilotonderzoek, april 2006
3
De deelname van politie, Bureau Jeugdzorg en jeugdartsen kan in deze veelheid van netwerken niet of niet voldoende gegarandeerd worden. De deelname van politie stagneert vanwege de anonieme bespreking van signalen waar de politie dan geen actie op kan ondernemen. De deelname van Bureau Jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg is onvoldoende gegarandeerd vanwege de enorme capaciteit die het vraagt om aan alle 34 verschillende netwerken deel te nemen. De huidige netwerken hebben onvoldoende doorpakkracht om bijvoorbeeld een kind door te verwijzen naar een bepaalde vorm van hulpverlening. Als een kind en zijn ouders worden doorverwezen is acceptatie door de hulpverlenende instantie niet altijd gegarandeerd. Bovendien moeten de ouders en jeugdigen vaak opnieuw hun verhaal doen. De huidige structuren sluiten ook onvoldoende aan op de vrijgevestigde sectoren zoals huisartsen, pedagogen, psychologen en tweedelijns sectoren als Altrecht (een tweede lijnsorganisatie voor geestelijke gezondheidszorg) en MEE (organisatie ter ondersteuning van gehandicapten, voormalig Sociaal Pedagogische Dienst). Wat gaan we eraan doen? De structuur voor het signaleren van opvoed- en opgroeiproblematiek wordt vereenvoudigd en effectiever en efficiënter gemaakt. De oplossing is gelegen in een nauwere samenwerking tussen de betrokken partijen (o.a. hulpverlenende instanties, onderwijs, welzijnswerk, jeugdgezondheidszorg, Bureau Jeugdzorg en politie) in Multidisciplinaire Beoordelingsteams. Dit betekent het opheffen van de huidige structuur van buurt- en wijknetwerken, het overhevelen van een deel van de beoordelingstaken van de zorgplatformen in het primair onderwijs en zorgbreedte commissies in het voortgezet onderwijs naar de MBT’s. Uitgangspunten van de Multidisciplinaire Beoordelingsteams zijn: - Kind en ouder staan centraal De Utrechtse missie voor het jeugdbeleid is dat ieder kind zich ontwikkelt tot een gezonde, zelfstandige en betrokken burger. Vanwege deze visie is het eerste uitgangspunt van de nieuwe structuur dat kind en ouder centraal staan. Voor kind en ouder wordt hulp op maat gezocht vanuit de vraag. - Stedelijke structuur De signalering- en beoordelingstructuur voor 0 tot 23 jarigen is hiermee stedelijk op een zelfde manier opgebouwd. De uitvoering is wijkgericht. - Enkelvoudige structuur De dubbele structuren in de welzijnssector en onderwijssectoren worden omgevormd tot een enkelvoudige structuur. - Duidelijke positionering en afspraken Communicatielijnen tussen diverse betrokken organisaties zijn duidelijk en er zijn afspraken over procedures, registratie en communicatie. - Kwaliteit Effectiviteit: een signaal dat binnenkomt wordt adequaat beoordeeld en naar passend aanbod doorverwezen. Efficiëntie: de looptijd tussen aanmelding signaal en start interventie is minimaal. Looplijnen langs verschillende betrokken worden zo kort mogelijk gehouden. Deskundigheid: De inhoudelijke kennis van de deelnemers is op een passend niveau. Multidisciplinaire Beoordelingsteams (MBT's) Een MBT bestaat uit drie zorgtoeleiders (een maatschappelijk werker, een orthopedagoog en een jeugdarts) en een administratief medewerker, waarbij signalen dagelijks aangemeld kunnen worden. Signalen over opvoed- en opgroeiproblematiek van professionals komen binnen bij het MBT. De zorgtoeleiders verzorgen een intensieve en gezinsgerichte probleemverkenning, waarna het signaal wordt beoordeeld en doorverwezen naar passende hulpverlening. Indien zorgtoeleiders niet tot een beoordeling kunnen komen vindt wekelijks multidisciplinair casusoverleg plaats met externe partners waaronder Bureau Jeugdzorg, politie, leerplicht, Altrecht, MEE etc. De samenstelling van partners in een casusoverleg is casusgebonden. Indien bij een casus meerdere hulpverlenende instanties betrokken zijn vindt coördinatie van zorg plaats. Door de nauwe samenwerking met Bureau Jeugdzorg zal in de nabije toekomst in het MBT al een advies voor een voorlopige indicatiestelling
4
voor provinciale Jeugdzorg of Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (Altrecht jeugd GGZ) afgegeven kunnen worden. Hetgeen ook dit proces van indicatiestelling aanzienlijk zal versnellen. Positionering van de Multidisciplinaire Beoordelingsteams
Gemeentelijke taak:
Gemeentelijke taken:
Informatie en advies
Beoordelen en toeleiden Signaleren
Signaleerders
Gemeentelijke taak:
Pedagogische hulpverlening
Coördinatie van zorg
Zorgplatform/ Permanente Commissie Leerlingenzorg
Professionele signaleerders:
Coördinerende functionarissen:
- Leerkrachten/scholen - Jeugd Gezondheids Zorg- teams - Leidsters - Jongerenwerkers - Politiefunctionarissen - Leerplicht - Huisartsen - Verloskundigen - etc
- Interne Begeleider (primair onderwijs) -Zorgcoördinator (voortgezet onderwijs) - Schoolmaatschappelijk werker - Interne zorgcoördinator (WWO) - Zorgconsulent peuterspeelzalen en voorscholen - Politie - etc
Signaleerders:
Loket Jeugd en Gezin
- Ouders - Buurtbewoners - Verenigingen e.d.
- Advies en informatie - Vroegtijdige interventies - Wijkpedagoog
MBT functies: - Consultatie aan professionals - Probleemverkenning - Aanbod toewijzen - Coördinatie van zorg - Terugkoppeling van informatie - Registratie en monitoring - Relatiebeheer - Activeren van deskundigheidsbevordering
Aanbod Jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning Via Bureau Jeugdzorg naar provinciale jeugdzorg
Aanbod onderwijszorg/ speciaal onderwijs
Aanbod divers (bv schuldhulp)
Aanbod tweedelijns voorzieningen GGZ
Aanbod vrijgevestigden: - Pedagogen - Ontwikkelingspsychologen - Huisartsen
Relatie Multidisciplinaire Beoordelingsteams en Ouder Kind Centra: Zowel voor de MBT’s als voor de Ouder Kind Centra staat het perspectief van kind en gezin centraal. De functies van een Ouder Kind Centra zijn divers en variëren van informatie en advies geven, signaleren en beoordelen, tot licht pedagogische hulpverlening. Op termijn maken de MBT’s onderdeel uit van de Ouder Kind Centra. In bovenstaand schema geven de gele blokken de mogelijke functies aan van een Ouder Kind Centra. Verdeling over de wijken Voor de situering van Multidisciplinaire Beoordelingsteams zijn de volgende criteria overwogen: - omvang populatie 0 tot 23 jarigen en prognoses - GSB wijken - verwacht aantal signalen/caseload - aantal basisscholen en aantal scholen voor voortgezet onderwijs De MBT's worden op basis van deze criteria gesitueerd in de volgende wijken: - Overvecht - Zuidwest - Noordwest - Leidsche Rijn/Vleuten de Meern - Zuid en West - Noordoost, Oost en Binnenstad Eén uitvoerende organisatie
5
De huidige buurt- en wijknetwerken worden uitgevoerd door de wijkwelzijnsorganisaties. De Weer Samen Naar School zorgplatformen worden uitgevoerd door drie zuilair georganiseerde samenwerkingsverbanden van de basisscholen en de zorgbreedtecommissies binnen voortgezet onderwijs worden georganiseerd vanuit een vierde samenwerkingsverband van vmbo-scholen. Een van de uitgangspunten van de nieuwe structuur is een hoog kwaliteitsniveau: zowel een effectieve als een efficiënte structuur. Met de huidige uitvoering door zoveel verschillende organisaties is dat niet te realiseren. Een tweede uitgangspunt is een eenduidige structuur. Momenteel verschilt de werkwijze per uitvoerende organisatie. Als gevolg daarvan is er geen eenduidige stedelijke informatie beschikbaar over het aantal binnenkomende signalen, vormen van opvoed- en opgroeiproblematiek, aantallen doorverwijzingen naar vormen van hulpverlening. Monitoring en registratie wordt eenvoudiger als de Multidisciplinaire Beoordelingsteams door één organisatie worden uitgevoerd. Het verdient daarom de voorkeur om de nieuwe structuur van zes Multidisciplinaire Beoordelingsteams te laten uitvoeren door één organisatie. Het college van B&W vindt dat de GG&GD, afdeling Jeugdgezondheidszorg, hiervoor de meest geschikte organisatie is. De regie op de zorgstructuur is de verantwoordelijkheid van het Programmabureau Jeugd. Op deze manier worden regie en uitvoering dicht naast elkaar georganiseerd en zijn beide een directe gemeentelijke verantwoordelijkheid, in tegenstelling tot huidige uitvoering door de wijkwelzijnsorganisaties. Ook gezien de landelijke ontwikkeling van het Elektronisch Kind Dossier (EKD), de positionering van de jeugdgezondheidszorg zoals geadviseerd in het sturingsadvies van Operatie Jong en de rol binnen verschillende vormen van hulpverlening, ligt het voor de hand deze keuze te maken.
Gemeentelijke taak 4: Pedagogische Hulpverlening Wat is er aan de hand? Het aanbod jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning bestaat uit relatief lichte vormen van hulpverlening zoals opvoedcursussen, sociale vaardigheidstrainingen, wijkpedagoog, adviesgesprekken van jeugdarts of consultatiebureauarts, kort maatschappelijk werk, Home Start, Maatjes projecten e.d.; en een middencategorie bestaande uit schoolmaatschappelijk werk, jeugd- en gezin gerelateerd maatschappelijk werk en Marokkaanse Oudercoaches. Er zijn ook relatief zwaardere vormen van jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning zoals Jongerenteams, Forza, Tawazoun, Pretty Woman, Titan, Intensief Outreachende Hulpverlening. Als jeugd en ouders met deze vormen van lokale jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning niet (meer) geholpen kunnen worden komen ze in aanmerking voor geïndiceerde jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor de indicatie en de doorverwijzing naar de achterliggende provinciale jeugdzorginstellingen. Indicatie kan plaatsvinden vanuit een jeugdbeschermingsmaatregel, bijvoorbeeld na melding bij het AMK (Advies en Meldpunt Kindermishandeling), of vanwege een jeugdreclasseringmaatregel. Vormen van hulpverlening zijn residentiële jeugdhulpverlening, pleegzorg of intensief ambulante zorg zoals bijvoorbeeld Boddaertcentra. De (financiële) verantwoordelijkheid voor deze vormen van hulpverlening ligt bij de provincie. Het totale aanbod jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning is geïnventariseerd. Het aanbod varieert van lichtere vormen tot zwaardere vormen. Er is aanbod voor alle leeftijdscategorieën. Afhankelijk van de wijk is een bepaald aanbod voorhanden. De hulpverlening wordt in de wijk aangeboden, of stedelijk of in de scholen (schoolmaatschappelijk werk). De capaciteit van een bepaald aanbod is duidelijk, maar het bereik, het aantal kinderen en ouders dat met die capaciteit wordt bediend, is niet altijd inzichtelijk. De capaciteit van het totale aanbod is onvoldoende. Momenteel vindt uitbreiding plaats met tijdelijke financiële middelen van het Rijk en de Provincie. Deze uitbreiding is gezien de tijdelijke financiering niet structureel. Informatie over de effectiviteit van hulpverlening op gezins- of kindniveau is vaak niet aanwezig. Slechts enkele uitvoerders doen aan de hand van een klanttevredenheidsonderzoek onderzoek naar effectiviteit op cliëntniveau. Ook informatie over de effectiviteit van het aanbod als zodanig is vaak niet beschikbaar, er is vaak geen wetenschappelijk of praktijkonderzoek die de vorm van hulpverlening als evidence based of veelbelovend kwalificeert.
6
Informatie over de efficiëntie van het aanbod: wachtlijsten, wachttijd en duur van de hulpverlening, is niet altijd voorhanden. Het is niet onvoorstelbaar dat hulp te laat komt en problemen verergeren, deels vanwege de doorlooptijd van de aanmelding tot de toeleiding naar zorg, deels door wachtlijsten. Hulpverleners hebben onvoldoende zicht op het aanbod in zijn geheel, samenwerking en doorverwijzing zou een logisch onderdeel van hulpverlening moeten zijn. Nu moeten ouders en jeugdigen vaak meerdere keren hun verhaal doen. Het lokale aanbod van jeugdhulpverlening zou beter moeten aansluiten op het aanbod van Bureau Jeugdzorg bijvoorbeeld door een zelfde screeningsmethode te gebruiken. Maar ook door een nauwere samenwerking met Bureau Jeugdzorg en indien van toepassing met de achterliggende provinciale jeugdzorginstellingen. Wat gaan we eraan doen? Het aanbod pedagogische hulpverlening is voornamelijk aanbodgericht. De pedagogische hulpverlening moet vraaggericht georganiseerd worden. Daarvoor is nodig om eerst de behoefte goed in kaart te brengen. Uit de inventarisatie van het lokale aanbod van jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning blijkt dat het aanbod diffuus en versnipperd is, onvoldoende aansluit bij de behoefte van jeugdigen en ouders, en dat er geen of onvoldoende informatie is over effectiviteit en efficiëntie van het aanbod. De oplossing is op de eerste plaats gelegen in het beter in kaart brengen van de behoefte aan jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning. Dat kan op een aantal verschillende manieren: Een voorbeeld van inventarisatie van de behoefte is het onderzoek dat onlangs is uitgevoerd in de buurt Abstede/Sterrenwijk. Hulpverleners, onderwijsinstellingen en politie hebben praktisch en doelgericht gezinnen met problemen in kaart gebracht. Hoewel erg arbeidsintensief kan deze vorm van inventariseren direct omgezet worden in passende vormen van jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning. Een mogelijkheid om beter zicht te krijgen op de behoefte aan hulpverlening zou bijvoorbeeld kunnen zijn het stadsbreed invoeren van een gemeenschappelijk signaleringsinstrument, conform het advies van de Inventgroep2. Een signaleringsinstrument is een vorm van screening op kindniveau waarbij aan de hand van een checklist risicofactoren geïnventariseerd worden. Dit zou door onderwijsinstellingen in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg structureel moeten gebeuren op van tevoren vastgestelde momenten, bijvoorbeeld analoog aan het schoolgezondheidsonderzoek. Het structurele gebruik van een signaleringsinstrument geeft informatie op kind- en gezinsniveau waarop direct actie ondernomen kan worden. Informatie uit een signaleringsinstrument kan gebundeld en geanonimiseerd worden waardoor informatie voor beleidsontwikkeling beschikbaar komt. Stadsbreed is informatie bekend over de behoefte aan jeugdhulpverlening en opvoedingsondersteuning op beleidsniveau vanuit de Jeugdmonitor en onderzoek van de GG&GD3 Als de behoefte goed in kaart is gebracht moet het aanbod pedagogische hulpverlening daarop afgestemd worden. Dit kan betekenen dat het relatief lichte aanbod uitgebreid zal moeten worden waar nodig en dat zwaardere vormen van jeugdhulpverlening eventueel zullen moeten inkrimpen of juist andersom. Tenslotte zal de kwaliteit van het aanbod beter gemonitord moeten worden en waar nodig moeten worden verbeterd. Dit betekent dat aan iedere vorm van aanbod een methodiekbeschrijving ten grondslag moet liggen. Niet-effectieve vormen van hulpverlening zullen plaats moeten maken voor aanbod dat effectief is gebleken op basis van wetenschappelijk- of praktijkonderzoek of zal minimaal veelbelovend moeten zijn. Hierbij wordt aangesloten bij de ontwikkelingen vanuit de Inventgroep en bij onderzoeksgegevens van het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn).
2
Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter, Inventgroep: Prof. Dr. J. Hermanns, Dr. F. Öry, Prof. Dr. G. Schrijvers, september 2005. Een advies over vroegtijdig signaleren en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. 3 Behoefte aan opvoedingsondersteuning bij Utrechtse ouders en verzorgers, GG&GD, Addi van Bergen, Gerard de Geus, Erik van Ameijden, april 2005.
7
Relatie Pedagogische hulpverlening met Ouder Kind Centra De OKC’s hebben ook de functie van aanbieden van licht pedagogische hulpverlening. In een OKC zullen lichte vormen van hulpverlening, bijvoorbeeld de wijkpedagoog, direct aangeboden kunnen worden. Met andere vormen van hulpverlening zal nauwe samenwerking moeten zijn. De wijkpedagoog kan bijvoorbeeld doorverwijzen naar sociale vaardigheidstrainingen die door de wijkwelzijnsorganisaties in buurthuizen wordt uitgevoerd of naar het schoolmaatschappelijk werk op scholen.
Gemeentelijke taak 5: Coördinatie van Zorg Wat is eraan de hand? Coördinatie van Zorg is van toepassing op het moment dat meerdere hulpverlenende instanties bij één gezin betrokken zijn en als er sprake is van meervoudige problematiek in dat gezin. Coördinatie van Zorg is het regelen en afstemmen van de zorg- en/of hulpverlening rondom een jeugdige of gezin met alle betrokken hulp- en zorgverleners (gelijktijdig of opeenvolgend). Coördinatie van Zorg gebeurt in Utrecht niet structureel. Dat is niet verwonderlijk, coördinatie van zorg is een nieuwe gemeentelijke taak. Er wordt door hulpverleners wel incidenteel initiatief genomen tot coördinatie van zorg vanuit het belang van een individueel gezin. Coördinatie van zorg is op deze wijze afhankelijk van de initiatieven van individuele hulpverleners en dus vaak persoonsgebonden. Niet altijd is duidelijk welke hulpverlenende instanties betrokken zijn bij één gezin. Alle betrokken hulpverlenende instanties bij één gezin worden niet structureel in kaart gebracht. Nog minder vaak wordt het aanbod van betrokken instanties op elkaar afgestemd. En van de betrokken organisaties is er niet één die formeel verantwoordelijk is voor de coördinatie van zorg. Wat gaan we eraan doen? Als een signaal over opvoed- of opgroeiproblemen wordt ingebracht is het van belang om te beoordelen of er sprake is van een multiprobleem gezin waarbij behoefte is aan coördinatie van zorg. Deze beoordeling vindt plaats in het Multidisciplinaire Beoordelingsteam (MBT). Op het moment dat bepaald is dat er sprake is van een multiprobleem gezin wordt met de betrokken partijen afspraken gemaakt over de verantwoordelijke partij voor de coördinatie van de hulpverlening en de intensiviteit van samenwerking. Deze afspraken worden vastgelegd en continu geëvalueerd. Inzet van een gezinscoach is een specifiek instrument in het coördineren van de zorg. Maar niet ieder gezin waar zorgcoördinatie nodig is, heeft behoefte aan een gezinscoach. Gezinscoaching wordt ingezet bij gezinnen, waar veel problemen samenkomen en die niet meer in staat zijn om zelf verbetering in hun situatie aan te brengen. Taak van de gezinscoach is zorgcoördinatie en ondersteuning in het gezin en toeleiden naar passende hulpverlening. Door het inzetten van een gezinscoach wordt getracht tot een bundeling in de aanpak van de problemen te komen. De gezinscoach heeft als taak het gezin te helpen bij het nemen van de regie over de eigen leefsituatie en de draagkracht van het gezin te versterken. Dit met het doel om de jeugdigen en hun ouders een afgestemd en coherent aanbod van zorg- en hulpverlening aan te kunnen bieden. Actief Casemanagement4 is een specifieke vorm van gezinscoaching voor zorgmijdende gezinnen. Relatie Coördinatie van Zorg met de Ouder Kind Centra De uitvoering van de verschillende functies van een OKC wordt door verschillende organisaties gedaan. De kracht zit in de korte lijnen en duidelijke en concrete afspraken in samenwerkingsrelaties. Door deze bundeling zal ook de coördinatie van zorg, het afstemmen en regelen van hulpverlening voor een gezin, efficiënter en effectiever gerealiseerd kunnen worden.
4
Binnenkomen en samen verder, methodiek beschrijving voor Actief Casemanagement, Yvonne van Heerwaarden, Utrecht, februari 2006. Deze methodiekbeschrijving is te downloaden op www.stade-dienstverlening.nl
8