Activiteitenverslag 2007
Regulering en Organisatie van de Markt
ACTIVITEITENVERSLAG 2007
Regulering en Organisatie van de Markt
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 B - 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Robert Geurts Directeur-generaal Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt Koning Albert II-laan 16 B-1000 BRUSSEL
Wettelijk depot: D/2008/2295/62 S4-08-0112/0435-08
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorwoord
De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt (E3) heeft als opdracht om een wettelijk en reglementair kader op te stellen, ter bevordering van een harmonieuze werking van de markt van goederen en diensten, in het belang van alle marktspelers (grote en kleine ondernemingen – en consumenten). Dit bestuur heeft dus, uitgezonderd het verlenen en het beheer van de industriële eigendomstitels en de vaststelling van de prijzen van bepaalde producten en diensten, hoofdzakelijk een normatieve opdracht. Het nationale recht wordt steeds vaker afgeleid van het Europese recht; dat is evident. Een groot stuk van de activiteit van de medewerkers bestaat er bijgevolg in om het goedkeuringsproces van communautaire richtlijnen en verordeningen van zeer dichtbij te volgen en dit vanaf het moment dat de Commissie haar eerste intenties bekendmaakt. Voor de intellectuele eigendom vormen de verdragen gesloten in het kader van internationale organisaties een belangrijke rechtsbron. Hierbij kunnen de Europese Octrooiorganisatie en de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom worden vermeld. Bij de uitwerking van het recht op nationaal vlak is er altijd overleg met de betrokken milieus. Zo is er bij de voorbereiding van nieuwe reglementeringen op verschillende niveaus interventie van verscheidene adviesraden. Dankzij de deskundigheid van hun leden – in het algemeen de vertegenwoordigers van professionele of interprofessionele organisaties en van consumentenorganisaties of van personen die erkend en gekozen worden omwille van hun specifieke deskundigheid - wordt de bijdrage van deze organisaties aan het opstellen van de regelgeving erg gewaardeerd.
3
De algemene directie verzorgt het secretariaat van sommige van deze adviesorganen; kunnen bijvoorbeeld worden vermeld de Raad voor het Verbruik, de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, de Raad voor de Intellectuele Eigendom, de Commissie tot Regeling van de Prijzen, het Observatorium van de Rechten op het Internet, de Nationale Raad voor de Coöperatie, enz… Andere beschikken over hun eigen secretariaat. Graag wil ik hier wijzen op het belang en de kwaliteit van de in de raden en commissies geleverde werkzaamheden. Indien de goedkeuring van nieuwe wetten en nieuwe reglementeringen enigszins vertraging heeft opgelopen gedurende het afgelopen jaar is dat uiteraard omwille van de lange periode van voorzichtige/lopende zaken die we ten gevolge van de parlementsverkiezingen van juni 2007 in België hebben meegemaakt. De activiteit van de diensten, zowel van de zogenaamde conceptiediensten als van de zogenaamde uitvoeringsdiensten is echter niet afgenomen, getuige hiervan dit verslag.
4
Er werden in de loop van de eerste maanden van het afgelopen jaar overigens belangrijke wetshervormingen doorgevoerd. Dat is het geval in bijna alle materies zoals blijkt uit dit activiteitenverslag.
Robert GEURTS Directeur-generaal
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
INHOUDSTAFEL Voorwoord .......................................................................................................................... 3 Lijst van afkortingen .......................................................................................................... 8 1.
2.
Inleiding ....................................................................................................................... 9 1.1.
De missie van de FOD Economie..................................................................... 9
1.2.
De algemene directies ................................................................................... 10
1.3.
Organigram van de FOD Economie ............................................................... 11
1.4.
Regulering en organisatie van de markt: een van de missies van de FOD Economie .................................................................................... 11
1.5.
De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt ................ 12
De digitale economie ................................................................................................ 15 2.1.
Reglementair kader ter bevordering van de veiligheid en het vertrouwen: oprichting van een algemeen juridisch kader voor de “verleners van vertrouwensdiensten” ............................................. 15
2.2.
Elektronische handel (veiligheid, toegankelijkheid, …) ............................... 16
2.3. 3.
2.2.1.
Initiatieven die verband houden met de strijd tegen spam ............ 16
2.2.2.
Informeren van het publiek over regels die van toepassing zijn op de elektronische handel. ...................................................... 17
2.2.3.
Interventie in deskundigengroepen ................................................. 17
Observatorium van de Rechten op het Internet ........................................... 17
Handelsreglementering – Consumentenrecht ...................................................... 20 3.1.
3.2.
De handelspraktijken ..................................................................................... 21 3.1.1.
Evaluatie en hervorming van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC)............................................................... 21
3.1.2.
De oneerlijke handelspraktijken...................................................... 21
3.1.3.
De andere wijzigingen van de wet betreffende de handelspraktijken. ............................................................................ 22
Bescherming van de consumenten .............................................................. 22 3.2.1.
Op communautair niveau ................................................................. 23
3.2.2.
Revisie van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming .............................................................. 25
3.2.3.
Op federaal niveau ............................................................................ 27
5
3.2.3.1. De wet van 1 september 2004 betreffende de waarborgen en de evaluatie ervan ........................................................................ 27 3.2.3.2. De wet betreffende de reiscontracten ............................................. 28 3.2.3.3. De door de reisbureaus gevorderde dossierkosten ....................... 28 3.2.3.4. De reglementering betreffende huwelijksbemiddeling en de gevolgen van de hervorming ervan. ................................................ 29 3.2.3.5. De code van energieleveranciers en de consumentenbescherming ..................................................................................... 30 3.2.3.6. Kilometerfraude – car pass.............................................................. 31 4.
5.
6
6.
De verzekeringen...................................................................................................... 35 4.1.
De bouwheer beter beschermd door de invoering van een verzekeringsverplichting voor de architecten .............................................. 35
4.2.
De risicozones in de natuurrampenverzekering.......................................... 36
4.3.
De slapende fondsen in de levensverzekering ............................................. 37
De financiële diensten .............................................................................................. 39 5.1.
SEPA – Richtlijn betalingsdiensten ............................................................... 40
5.2.
Richtlijn consumentenkrediet ....................................................................... 41
5.3.
Op federaal niveau.......................................................................................... 42 5.3.1.
Collectieve schuldenregeling – Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast ............................................................. 42
5.3.2.
Erkenningen en inschrijvingen van de kredietgevers en consumentenkredietbemiddelaars ................................................. 45
Boekhoudrecht, audit en coöperatieven ................................................................. 46 6.1.
De wettelijke controle van de jaarrekeningen .............................................. 46
6.2.
De vereenvoudiging van de administratieve lasten voor de boekhouding en de wettelijke audit .............................................................. 48
6.3.
De herziening van de werking en de samenstelling van de Nationale Raad voor de Coöperatie na de hernieuwing van de erkenningen van coöperatieve vennootschappen .............................................................. 49
6.4.
De weerslag van de vrijmaking van de dienstenmarkt voor de economische beroepen.................................................................................. 50
6.5.
De internationale samenwerking op het gebied van boekhoudrecht, audit en corporate governance...................................................................... 50
6.6.
Laattijdige indiening van de jaarrekening..................................................... 52
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7.
De intellectuele eigendom ....................................................................................... 53 7.1.
De juridische activiteiten................................................................................ 54 7.1.1.
Bestrijding van namaak.................................................................... 54
7.1.1.1. Hervorming van de burgerrechtelijke en gerechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten ............ 55 7.1.1.2. Hervorming van de strafrechtelijke aspecten van de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten ................... 57 7.1.2.
Maatregelen tot verbetering van de kwaliteit van de Belgische octrooien en van de toegankelijkheid van het octrooisysteem ...... 58
7.1.2.1. Betere kwaliteit van het Belgische octrooisysteem ....................... 59 7.1.2.2. Betere toegankelijkheid van het Belgische octrooisysteem voor uitvinders en bedrijven ............................................................. 60 7.1.3.
Wijziging van het stelsel van het volgrecht bepaald in de wet op het auteursrecht .......................................................................... 60
7.1.3.1. Volgrecht, wat is dat?........................................................................ 60 7.1.3.2. De nieuwe wetgeving vanaf 1 november 2007 ................................ 61 7.2.
8.
De productie, boekhouding en informatie .................................................... 62 7.2.1.
Registratie, verlening en publicatie van industriële eigendomstitels ................................................................................ 62
7.2.2.
Inning van taksen .............................................................................. 66
7.2.3.
Informatie over en promotie van de intellectuele eigendom ......... 66
Prijscontrole.............................................................................................................. 69 8.1.
8.2.
De verdeling van het aantal behandelde dossiers per activiteitssector ..... 70 8.1.1.
Geneesmiddelen voor menselijk gebruik ....................................... 70
8.1.2.
Versoepeling van de prijsreglementering die toepasselijk is op de terugbetaalbare en niet-terugbetaalbare geneesmiddelen. .... 71
8.1.3.
Implantaten ....................................................................................... 72
8.1.4.
Instellingen voor bejaardenopvang ................................................. 72
8.1.5.
Waterdistributie................................................................................. 73
8.1.6.
Teledistributie.................................................................................... 73
8.1.7.
Afvalverwerking ................................................................................ 74
Prijsverloop in bepaalde gecontroleerde sectoren ...................................... 75 8.2.1.
Geneesmiddelen ............................................................................... 75
8.2.2.
Waterdistributie................................................................................. 78
8.2.3.
Instellingen voor bejaardenopvang ................................................. 78
7
LIJST VAN AFKORTINGEN AD
algemene directie
ADR
Alternatieve geschillenregeling
CBFA
Commissie voor het Bank, financie en assurantiewezen
DIE
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
EU
Europese Unie
FOD Economie Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Midddenstand en Energie IBR
Instituut van de Bedrijfsrevisoren
IER
intellectuele eigendomsrechten
KB
koninklijk besluit
kmo
Kleine en middelgrote ondernemingen
NBB
Nationale Bank van België
SEPA
Single Euro Payment Area
WCK
Wet Consumentenkrediet
WHPC
Wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument
8
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1. Inleiding
1.1. DE MISSIE VAN DE FOD ECONOMIE In een Belgische en internationale context die volop verandert, bestaat de missie van de FOD Economie in het: bevorderen van het concurrentievermogen van de federale economische unie, waarborgen van een competitieve en evenwichtige goederen- en dienstenmarkt, garanderen van de duurzaamheid van de ontwikkeling op deze markt. Om dit alles te bereiken, dient hij de markt doeltreffend te omkaderen, met bijzondere aandacht voor goede relaties tussen alle economische actoren, een perfecte kennis van de economische structuren, relevante statistieken en grondige analyses van de beschikbare economische gegevens. De FOD helpt op die manier de voorwaarden te scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.
9
1.2. DE ALGEMENE DIRECTIES Om zijn taak te vervullen, steunt de FOD Economie op de hiernavolgende Algemene Directies: Mededinging: waarborgt een effectieve mededinging op de goederen- en dienstenmarkt. Energie: waakt over de constante energievoorziening in België. Regulering en Organisatie van de Markt: werkt een wettelijk en reglementair kader uit voor een optimale werking van de goederen- en dienstenmarkt in het belang van alle actoren. Economisch Potentieel: ontwikkelt een diepgaande kennis van de markt en de economische sectoren ervan en verdedigt de belangen ervan op Europees en internationaal vlak.
10
K.M.O.-beleid: stimuleert het ondernemerschap door de ontwikkeling van een aangepast reglementair kader voor kmo’s en zelfstandigen en analyseert hun specifieke sociaal-economische situatie. Kwaliteit en Veiligheid: versterkt het vertrouwen in producten, diensten en installaties, door controle, certificatie en normalisatie, hand in hand met innovatie. Controle en Bemiddeling: houdt toezicht op de naleving van de economische wetgeving en is de facilitator voor alternatieve geschillenoplossingen. Statistiek en Economische Informatie: verzamelt, verwerkt en verspreidt pertinente, betrouwbare en geduide statistieken en economische informatie. Telecommunicatie en Informatiemaatschappij: ontwikkelt de specifieke reglementering van de telecommunicatiesector en bevordert de informatie-economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1.3. ORGANIGRAM VAN DE FOD ECONOMIE
11
1.4. REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT: EEN VAN DE MISSIES VAN DE FOD ECONOMIE De markteconomie is tot nu toe het meest efficiënte en vrijheidbevorderende systeem gebleken. Op de markt zijn echter niet alle partijen even sterk. Mededinging is niet systematisch synoniem met bescherming van het algemene belang. Reglementering is dan ook absoluut gewenst om de markt volledig en evenwichtig te omkaderen.
a) Beter reglementeren
Alle partijen op de goederen- en dienstenmarkt verlangen terecht reële rechtszekerheid. Deze rechtszekerheid vereist een reglementering van kwaliteit, vrij van vormfouten, inhoudelijke tekortkomingen, tegenstrijdigheden en interpretatieproblemen. De reglementering moet begrijpelijk zijn voor wie ze bestemd is. Herhaaldelijk gewijzigde teksten dienen systematisch geconsolideerd te worden. Administratieve toelichtingen kunnen ook zeer nuttig blijken. Men kan geannoteerde wetboeken verspreiden, op papier of elektronisch, met zowel de wettekst, de administratieve toelichtingen als een overzicht van de geldende rechtspraak, om zo de burger dichter bij de wet te brengen. Een nog grotere ambitie bestaat erin een echte codificatie uit te werken. b) Een proactief reglementair beleid voeren
12
De FOD Economie neemt geen genoegen met een louter schadeherstellend reglementair beleid, waarbij pas gereageerd wordt nadat een betrokken publiek een tekortkoming of probleem opgeworpen heeft. Hij voert ook een proactief beleid gebaseerd op marktobservatie. Om permanent een evenwichtige en duurzame markt te kunnen garanderen, wordt daarom binnen de FOD Economie een hechte dialoog tot stand gebracht tussen de reglementeringsautoriteit en de specialisten van de marktkennis. c) Een normatief kader uitwerken dat de innovatie en de kenniseconomie stimuleert
Via zijn reglementaire opdracht moet de FOD Economie bijdragen aan het uitwerken van wetten die de opkomst van nieuwe economische sectoren, zoals de informatieen communicatietechnologie en de digitale economie, bevorderen. Zo dient bijzondere aandacht besteed te worden aan innovatie. De wet mag geen belemmering zijn voor innovatie. De intellectuele eigendom is, als strategische factor bij de ontwikkeling van de onderneming, een essentieel instrument op het vlak van innovatie. Om de intellectuele eigendom te stimuleren, is een moderne, doordachte wetgeving vereist, die rekening houdt met de internationale en Europese ontwikkelingen en met bijzondere nationale kenmerken.
1.5. DE ALGEMENE DIRECTIE REGULERING DE MARKT
EN
ORGANISATIE
VAN
De AD Regulering en Organisatie van de Markt is een van de 9 verticale algemene directies van de FOD Economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Alvorens de opdracht van een organisatie te beschrijven is het belangrijk de visie van deze organisatie in overeenstemming te brengen met die van de entiteit waarvan zij deel uitmaakt, in dit geval de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (hierna de FOD Economie). De FOD Economie steunt zich op de twaalf strategische prioriteiten om zijn missie te realiseren. Deze prioriteiten zijn: officiële statistieken, prospectief beleid, de goederen- en dienstenmarkt, energie, informatiemaatschappij, kmo’s, consumenten, mededinging, reglementering, markttoezicht, innovatie, extern concurrentievermogen. De AD Regulering en Organisatie van de Markt vormt een onontbeerlijke schakel in het beleid van de FOD Economie, in het kader van de programma’s “Reglementering” en “Consumenten”. Haar opdracht is om de reglementering te ontwerpen, toe te passen en te interpreteren in sectoren zoals: het recht inzake elektronische economie en informatiemaatschappij; de handelsreglementering en het consumentenrecht: handelspraktijken en bijzondere wetgevingen; de financiële diensten: het consumentenkrediet, de verzekeringen, de bankdiensten, de collectieve schuldenregeling, de reglementeringen ter voorkoming en behandeling van overmatige schuldenlast van gezinnen; het boekhoudrecht, wettelijke controle van jaarrekeningen, de coöperatieve vennootschappen, de audit; de intellectuele eigendom: het octrooirecht, het recht inzake merken, tekeningen of modellen, kwekersrecht, het auteursrecht, bestraffing van namaak. Naast deze reglementaire opdracht, oefent de algemene directie een belangrijke activiteit uit inzake verlening en beheer van rechten inzake industriële eigendom, in hoofdzaak de octrooien. Bovendien bereidt ze het prijzenbeleid voor en past ze het toe. Het betreft hier het vaststellen van de prijzen van producten (vooral van de farmaceutische specialiteiten) en van diensten die onderworpen zijn aan de reglementering.
13
Organigram van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt
14
In 2007 telde de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt 119 voltijds equivalente medewerkers …(51 Niveau A en 68 andere niveau’s’)
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2. De digitale economie
De bevordering van de diensten van de informatiemaatschappij en van de elektronische handel impliceert een stabiel reglementair kader dat doorzichtig is en waarin zowel de ondernemingen als de consumenten hun vertrouwen kunnen stellen. Ze veronderstelt ook een actieve deelname aan de internationale werkzaamheden evenals een versterkte samenwerking tussen de openbare overheden en de private sector. De Cel Recht inzake Elektronische Economie heeft precies als opdracht om het recht dat de elektronische economie omkadert, op te stellen en te volgen, zowel op nationaal als op internationaal vlak; het betreft in het bijzonder de elektronische handel en de diensten van de informatiemaatschappij, de elektronische handtekening, de vertrouwensberoepen in de elektronische omgeving, enz.
2.1. REGLEMENTAIR KADER TER BEVORDERING VAN DE VEILIGHEID EN HET VERTROUWEN: OPRICHTING VAN EEN ALGEMEEN JURIDISCH KADER VOOR DE “VERLENERS VAN VERTROUWENSDIENSTEN” Dit ontwerp beoogt de uitwerking van een coherent en doorzichtig wettelijk kader dat de informaticadienstverleners ertoe moet aanzetten om diensten van elektronische aangetekende zending, tijdsregistratie en de elektronische archivering te ontwikkelen en te commercialiseren alsook systemen van tijdelijk blokkeren van geldsommen. In dat kader werd een studie gelanceerd om een volledig systeem van reglementering
15
voor deze dienstverleners die in het algemeen “verleners van vertrouwensdiensten” worden genoemd, voor te bereiden. Dit systeem zal zorgen voor een betere rechtszekerheid, de bescherming van de consument en van de burger en eerlijke en gezonde concurrentie tussen de operatoren waarborgen en tot slot de commercialisering van deze diensten bij het grote publiek bevorderen. Een studie ter voorbereiding van dit ontwerp van volledige reglementering werd afgerond eind 2006. Ze heeft aanleiding gegeven tot het opstellen van een empirisch verslag (waarin al het bestaande is geïnventariseerd en een marktpeiling naar het belang van het ontwerp wordt gehouden) tot het opstellen van een analyseverslag (studie ten gronde van de juridische problemen) alsook tot het opstellen van een voorontwerp van volledige wet tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn op alle verleners van vertrouwensberoepen die de voornoemde diensten aanbieden (tijdsregistratie, elektronische aangetekende zending, elektronische archivering en tijdelijk blokkeren van geldsommen). Het goedkeuringsproces van deze wetgeving werd ingezet in 2007 en zou moeten worden voortgezet in 2008.
16
2.2. ELEKTRONISCHE HANDEL (VEILIGHEID, TOEGANKELIJKHEID, …) 2.2.1. Initiatieven die verband houden met de strijd tegen spam Tal van informatie-, sensibilisatie-, en opvoedingsacties van het publiek op het gebied van spam werden in 2007 ondernomen, waaronder in het bijzonder de bijwerking van de volgende brochures: “Spamming in 24 vragen en antwoorden” (voorstelling van de juridische regels die van toepassing zijn op de ongevraagde reclamemails); “Hoe wettelijk is virale marketing” (Zet de juridische regels uiteen die van toepassing zijn op deze bijzondere vorm van publiciteit. Hierbij wordt het principe van de mondaan-mond reclame in de elektronische omgeving toegepast); “Spamming in vraag: geïllustreerde voorbeelden en praktische tips” (voorstelling van de meest frequente voorbeelden van spam die onder de noemer van oplichting, bedrog of computercriminaliteit vallen, verduidelijking ervan en praktische tips zodat u niet op uw beurt in de val loopt. Deze verschillende brochures kunt u downloaden in 4 talen in pdf-formaat op de website van de FOD Economie: economie.fgov.be onder het thema “Informatiemaatschappij” > “Gevolgen” > “De spamming”. Tot slot wordt de website SpamSquad (www.spamsquad.be) regelmatig bijgewerkt. Op deze site, kan de internetter een massa praktische en nuttige informatie vinden om de strijd tegen spam aan te binden en om op zijn minst te vermijden er het slachtoffer van te worden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.2.2. Informeren van het publiek over regels die van toepassing zijn op de elektronische handel. Men is begonnen met twee belangrijke gidsen te actualiseren om op eenvoudige en didactische wijze de rechten en plichten te illustreren die toepasselijk zijn op internet. Het betreft de: Gids voor Websitehouders Gids voor Internetgebruikers De nieuwe versie van deze gidsen – die beschikbaar zou moeten zijn in de loop van 2008 – zal nieuwe problemen behandelen zoals de bescherming van minderjarigen op het internet, web 2.0 en de sociale netwerken, cybertoezicht op de werkplaats, nieuwe oplichterijen op internet, de verkoop op de veilingplaatsen, enz.
2.2.3. Interventie in deskundigengroepen De leden van de cel recht inzake elektronische economie interveniëren regelmatig - als deskundige – in comités ter begeleiding van projecten die verband houden met de elektronische handel, zoals het TIRO-project (Teens & ICT: Risks & Opportunities voor de wetenschappelijke diensten), het project CoBeno (Combined Belgium Node, samenwerking tussen Child Focus en het OIVO in het kader van het Europese project Safer Internet, een project dat het intelligente en veiligere gebruik van internet en van de ICT wil bevorderen) de groep deskundigen inzake elektronische handel van de Europese Commissie, de CNSA (Contact Network on Spam Authorities – Europees forum voor Anti-spamautoriteiten).
2.3. OBSERVATORIUM VAN DE RECHTEN OP HET INTERNET Het Observatorium van de Rechten op het Internet werd in België opgericht bij koninklijk besluit van 26 november 2001. Het heeft als opdrachten om op eigen initiatief of op verzoek van de minister van Economie: adviezen te geven over problemen inzake het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën; het overleg te organiseren tussen de betrokken actoren;
17
het publiek over deze materie te informeren en te sensibiliseren. Om het Observatorium van de Rechten op het Internet in de toekomst een grote dynamiek te verlenen, werd in 2007 besloten om dit Observatorium te voorzien van een wetenschappelijk secretariaat van hoog niveau. Dit wetenschappelijke secretariaat zal worden waargenomen door een consortium – in het kader van een extern contract -, samengesteld uit de onderzoeksgroep Strategische Communicatie (OSC) van de Universiteit van Antwerpen en het Centre de Recherches Informatique et Droit (CRID) van de Universiteit van Namen. Dit secretariaat zou met zijn opdracht moeten beginnen in januari 2008 waarbij het gespreksstof en ondersteuning zal kunnen bieden voor de werkzaamheden van het Observatorium.
18
Het consortium krijgt in het kader van dit contract hoofdzakelijk de volgende opdrachten toevertrouwd: - De website uitbouwen en bijwerken: de opdracht bestaat erin om de juridische, sociale, technische en economische inhoud van de internetsite (www.internetobservatory.be) van het Observatorium van de Rechten op het Internet uit te bouwen en bij te werken. Deze opdracht omvat het opstellen van 300 bladzijden per jaar; - Adviezen voorbereiden, ontwerpen van advies en definitieve adviezen opstellen: één van de opdrachten van het Observatorium van de Rechten op het Internet is om adviezen te verlenen aan de minister van Economie over het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Deze adviezen zijn het resultaat van raadplegingen van deskundigen en van discussies in werkgroepen. Het consortium moet de adviezen ten gronde voorbereiden, de werkgroepen coördineren en stimuleren, de ontwerpen van advies en de definitieve
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
adviezen opstellen en ze in de plenaire vergadering van het Observatorium verdedigen; -
Deelnemen aan de evenementen van het Observatorium van de Rechten op het Internet: het consortium moet deelnemen aan de evenementen georganiseerd door het Observatorium van de Rechten op het Internet, de informatiecampagnes op het jaarlijks parlementair forum gewijd aan het internet voorbereiden en er aan deelnemen, …. -
De activiteiten op nationaal en internationaal niveau volgen: het consortium verbindt er zich toe om de evolutie van de markt, van de reglementering en van de ICT-activiteiten op nationaal en internationaal niveau te volgen en er verslag van uit te brengen aan het Observatorium van de Rechten op het Internet; Vertegenwoordigingsfunctie: het consortium vertegenwoordigt het Observatorium van de Rechten op het Internet op verzoek van de voorzitter of van het secretariaat. Dat betekent ondersteuning van het Observatorium vooral in het kader van zijn deelname aan het Europees netwerk voor coregulering van het internet. Het consortium bereidt de inhoudelijke opdrachten ten gronde voor en verzekert de opvolging ervan binnen het Observatorium .
Het zo opgerichte wetenschappelijke secretariaat gaat nauw samenwerken met het administratieve secretariaat van het Observatorium, samengesteld uit twee leden van de FOD Economie. Het eerste initiatief voor 2008 bestaat in de oprichting van een werkgroep die belast wordt met een gedachtewisseling over de problematiek van cyberpesten op het internet, vooral onder minderjarigen.
19
3. Handelsreglementering – Consumentenrecht
20
De dienst Handelsreglementering is belast met de voorbereiding en opvolging van de reglementeringen die eerlijke concurrentie tussen de ondernemingen moeten verzekeren. Hierbij worden in het bijzonder vermeld, de wetgevingen betreffende handelspraktijken, handelsvestigingen, akkoorden betreffende handelspartnership, enz... De dienst Bescherming van Consumentenrechten is belast met het bijwerken, het opvolgen en de evaluatie van het beleid betreffende consumentenbescherming, zowel op nationaal als op internationaal vlak. Hij is verantwoordelijk voor specifieke wetgevingen zoals huwelijksbemiddeling, timesharing, reisovereenkomsten, waarborgen, kilometerfraude, enz…. Hij gaf in 2007 nog raad en informatie in verband met consumptie. Hij neemt het secretariaat van de Raad voor het Verbruik en van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen waar.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.1. DE HANDELSPRAKTIJKEN 3.1.1. Evaluatie en hervorming van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC). De wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument heeft in de loop van haar bestaan tal van wijzigingen ondergaan. Sommige bepalingen die nooit werden gewijzigd zijn nu achterhaald of niet aangepast aan de nieuwe handelspraktijken en aan de gedragswijzigingen van de consumenten zodat een modernisering van de wetgeving zich opdringt. De wet van 5 juni 2007 tot omzetting van de richtlijn van 11 mei 2005 betreffende de oneerlijke handelspraktijken wijzigt de WHPC aanzienlijk. Deze omzetting vormt een eerste belangrijke fase in de modernisering van deze wet. In de volgende fase zal een meer globale wetshervorming worden doorgevoerd. Deze hervorming zal vooral moeten gebaseerd zijn op het resultaat van de studie over de evaluatie van de wet die de FOD Economie heeft toevertrouwd aan de heer Herman De Bauw, advocaat. Na afloop van zijn studie heeft de heer De Bauw een voorontwerp van wet uitgewerkt tot hervorming van de wet betreffende de handelspraktijken evenals een memorie van toelichting. Deze tekst zal in 2008 voor advies worden voorgelegd aan de Raad voor het verbruik en aan de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO.
3.1.2. De oneerlijke handelspraktijken De wet van 5 juni 2007 (BS van 21.06.2007) heeft richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende de oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt omgezet. Het doel van deze richtlijn is de harmonisatie van de consumentenbescherming en bijgevolg het grensoverschrijdende handelsverkeer binnen de Europese Unie te stimuleren. Zij voert een algemeen verbod in van oneerlijke handelspraktijken die het economische gedrag van de consumenten veranderen en er wordt een “zwarte” lijst opgemaakt van handelspraktijken die in alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd.
21
De richtlijn vervangt en vervolledigt tegelijkertijd wat momenteel al in ons recht bestaat. De bepalingen waarmee ze werd omgezet, vervangen de bepalingen betreffende de misleidende reclame en het verbod van handelingen die in strijd zijn met de eerlijke gebruiken tegen consumenten immers door precieze en meer gedetailleerde regels.
3.1.3. De andere wijzigingen van de wet betreffende de handelspraktijken. Twee wetten van 3 december 2006 hebben de WHPC gewijzigd. De eerste wil de verkopers verbieden telefoonoproepen naar hun naverkoopdiensten betreffende de uitvoering van een contract, aan een hogere kost aan te rekenen dan die van een geografisch nummer of van een mobiel oproepnummer. De bedoeling van de nieuwe wettelijke bepaling is uitdrukkelijk te verbieden om de consument meerkosten te doen betalen als hij zich tot een verkoper richt die zijn contractuele verplichtingen niet nakomt.
22
De tweede wet wil de verkoper verbieden om de prijs van een product of dienst te verhogen omwille van de weigering van de consument via bankdomiciliëring te betalen of zijn facturen via elektronische post te ontvangen. Sommige verkopers legden immers bijbetalingen op wanneer betalingen niet uitgevoerd worden door middel van een bankdomiciliëring of als de consument zijn facturen per post wenst te ontvangen. De verkopers mogen weliswaar betaling via bankdomiciliëring of het versturen van facturen via elektronische weg aanmoedigen maar dat mag geen aanleiding geven tot meerkosten in geval van weigering van de consument.
3.2. BESCHERMING VAN DE CONSUMENTEN Consumenten en bedrijven hebben gelijklopende belangen, want zonder het verbruik van de gezinnen is er geen markt. De consument is dan ook een volwaardige speler op de goederen- en dienstenmarkt. Wegens zijn zwakke positie op de markt geniet de consument in België en met name vanuit de FOD Economie al lang specifieke aandacht. Volgens de Lissabon-strategie is voor de verdieping van de interne markt een duurzame en evenwichtige mededinging vereist en moet het vertrouwen van zowel de consumenten als van de ondernemingen versterkt worden. In het kader van de bevordering van de consumentenbelangen zijn er drie grotere doelstellingen:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
a) De werking van de markt vanuit het consumentenoogpunt observeren
Om de consument goed te kunnen omkaderen, moet men eerst zijn gedrag, problemen en vragen kennen en die tegen het licht van de marktrealiteit houden om duidelijk zijn rechten en plichten te kunnen bepalen. Daartoe moet men kunnen observeren en analyseren, maar vooral ook anticiperen bij de operatoren op basis van de handelspraktijken en de geldende reglementeringen voor de bescherming van de consument. De FOD Economie ontwikkelt daarom zijn rol als Observatorium van de consument. b) Gecoördineerde informatie over hun rechten en plichten naar consumenten, bedrijven en kmo’s verspreiden
Veel burgers kennen hun rechten en plichten niet. Als die duidelijk omschreven zijn en de specifieke kenmerken van het verbruik van de gezinnen gekend zijn, moeten alle marktspelers hierover geïnformeerd worden. De FOD Economie zal zijn inspanningen om het grote publiek te informeren opdrijven aan de hand van brochures en folders, maar ook door te antwoorden op schriftelijke en mondelinge vragen van de consumenten en door juridisch advies te geven over wetgevingen inzake consumentenbescherming. c) Aan de uitwerking van een aangepaste en gecontroleerde wetgeving deelnemen
De FOD Economie bereidt wetten voor die aangepast zijn aan de rechten van de consumenten, en dat op verschillende gebieden zoals: handelspraktijken, productveiligheid, de strijd tegen overmatige schuldenlast, financiële diensten, reizen, enz…
3.2.1. Op communautair niveau Een globale aanpak van de consumentenrechten op EU-schaal moet het mogelijk maken om een reglementair kader te creëren dat eenvoudig en gemakkelijk te respecteren is en zou moeten bijdragen tot het wegnemen van hindernissen bij grensoverschrijdende aankopen. De strategie betreffende consumentenbeleid heeft als centrale doelstelling de consumenten te sensibiliseren, hen rechten te geven, hen veiligheidsnormen te waarborgen en hen te beschermen tegen de risico’s en dreigingen die ze niet kunnen trotseren. In termen van specifieke projecten betekent dit concreet: een “handvest voor energieconsumenten waarbij de basisrechten van de consumenten betreffende gas- en elektriciteitsvoorziening worden vastgesteld”;
23
nieuwe initiatieven betreffende contractuele rechten van de consumenten en collectief verhaal die de vorderingen betreffende schadevergoeding in geval van de schending van de consumentenrechten zouden moeten vergemakkelijken; een harmonisatie van de nationale wetgevingen betreffende overeenkomsten met de consumenten zodat zij ten volle zouden kunnen genieten van de voordelen van de marktopening; de herziening van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming met het oog op vereenvoudiging en verbetering van de gemeenschapsreglementering met behoud van een hoog niveau van consumentenbescherming in het kader van het weghalen van de hindernissen die verband houden met de interne markt; de herziening van het regime van het recht toepasselijk op de contracten in het kader van een toekomstige Verordening “Rome I”;
24
een “stuurtabel” van de consumenten die dient om de prestaties te volgen vanuit consumentenoogpunt en waarbij de markten worden herkend die niet de verwachte resultaten halen op economisch en sociaal vlak. Hij zal gebaseerd zijn op sleutelindicatoren zoals het aantal geregistreerde klachten, de prijzen, de tevredenheidsgraad van de consumenten, ruilmogelijkheden en veiligheid evenals in de mate van het mogelijke op bijkomende indicatoren die specifiek zijn voor de betrokken sector. Nieuwe gegevensbronnen, bijvoorbeeld om de consumptieprijzen te vergelijken, zullen worden uitgewerkt. Deze stuurtabel zal vanaf 2009 worden opgenomen in de indicator van de eenheidsmarkt. een verhoogd markttoezicht en een betere coördinatie tussen de toezichtorganen. Bij beslissing van het Europese Parlement en van de Raad van 18 december 2006 werd een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbescherming voor de periode 2007-2013 vastgesteld. De bedoeling is dat dit programma van financiële en budgettaire aard bijdraagt tot de bescherming van de veiligheid en de economische belangen van de consumenten en tot de bevordering van hun recht op informatie en vorming. Het geeft de EU de gelegenheid om het beleid van de lidstaten volledig te maken, te ondersteunen en op te volgen, de consumentenorganisaties te ondersteunen, om de EU-wetgeving betreffende consumentenbescherming te doen toepassen en de Europese consumenten te helpen om een actieve rol te spelen op de interne markt. Het programma dat werd opgesteld voor de periode 2007-2013 zal twee grote doelstellingen nastreven: een hoog beschermingsniveau voor de consumenten waarborgen, dankzij een doeltreffende vertegenwoordiging van hun belangen en zorgen voor een effectieve toepassing van de regels
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ter bescherming van de consumenten, waarbij vooral gerekend wordt op samenwerking inzake de wetgeving, op informatie, vorming en beroepmogelijkheden. De beoogde budgetenveloppe voor de uitvoering van het gemeenschapsprogramma bedraagt 156.800.000 EUR (periode 2007-2013). De Europese Commissie heeft haar strategie betreffende consumentenbeleid voor de periode 2007-2013 ontvouwd in haar Mededeling van 13 maart 2007. Het Europese consumentennetwerk informeert bovendien de consumenten en helpt ze bij de regeling van hun klachten of grensoverschrijdende geschillen met de ondernemingen van een andere lidstaat via een minnelijke schikking of door middel van een gepast orgaan voor alternatieve geschillenregeling (ADR). Het netwerk is samengesteld uit bestaande contactpunten (de ECC’s) in elke lidstaat van de EU, evenals in Noorwegen en IJsland. In België wordt het ECC sedert 2006 geleid door Test-Aankoop. De dienst wordt vertegenwoordigd op de vergaderingen van het Europese netwerk.
3.2.2. Revisie van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming De Europese Commissie heeft in 2001 een uitgebreide gedachtewisseling over het contractrecht op gang gebracht en in de daaropvolgende actieplannen voorgesteld om na te denken over een reglementaire en niet-reglementaire aanpak, gericht op de verbetering van het acquis communautaire. In dat kader werd beslist om de belangrijkste richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming te herzien. Volgende richtlijnen komen bij de vereenvoudiging van het acquis communautaire in aanmerking: 85/577
overeenkomsten gesloten buiten verkoopruimten
90/314
pakketreizen
93/13
oneerlijke bedingen
94/47
timesharing
97/7
overeenkomsten op afstand
98/6
prijsaanduiding
25
98/27
vorderingen tot staking
99/44
verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen
Een groenboek startte in 2007 een groot consultatieproces. De dienst heeft deelgenomen aan de uitwerking van het Belgische standpunt over deze kwestie. De revisie van het acquis communautaire betreffende consumentenbescherming zou moeten mogelijk maken om sommige richtlijnen te moderniseren en sommige aspecten van de consumentenbescherming te vereenvoudigen en te verbeteren. Het al in het acquis communautaire geldende beschermingsniveau moet echter gehandhaafd blijven. De invoering van een nieuw horizontaal instrument waarbij de in de verschillende richtlijnen en bepaalde contractuele relaties gemeenschappelijke juridische regels zouden worden opgenomen en eenvormig gemaakt, moet worden gesteund.
26
Toch mag niet uit het oog worden verloren dat sommige van de geldende verticale bepalingen die nu achterhaald zijn, gemoderniseerd moeten worden. Het horizontale instrument zou het geheel van de consumentenovereenkomsten, nationale of grensoverschrijdende, moeten beogen en van toepassing zijn op alle verkopers. Voor zover het de doelstelling van de EU is om het vrije verkeer van goederen en diensten te bevorderen, de terughoudendheid van de consumenten om grensoverschrijdende aankopen te verrichten, te doen verdwijnen en dus het vertrouwen van de consumenten te versterken, mag er geen verschil in behandeling bestaan op het vlak van de regels die toepasselijk zijn op de consumentenovereenkomsten. De minimumclausules, die oorspronkelijk in vrijwel alle richtlijnen betreffende consumentenbescherming omvat waren, hebben de lidstaten in staat gesteld bepaalde nationale praktijken die niet noodzakelijk in Europese regels aan bod kwamen, in aanmerking te nemen. Ze hebben weliswaar een hoog niveau van consumentenbescherming gewaarborgd maar hebben ook verschillen teweeggebracht in de verplichtingen die de professionelen moeten naleven. Net als richtlijn 2005/29/EG, betreffende de oneerlijke handelspraktijken, zou de beoogde wetgeving kunnen gebaseerd worden op een maximale harmonisatie voor zover een hoog niveau van consumentenbescherming gewaarborgd wordt Het beginsel wederzijdse erkenning moet de uitzondering zijn. Enkel bepaalde aspecten die deel zouden uitmaken van strikt nationale specificiteiten zouden in voorkomend geval kunnen vallen onder het beginsel land van oorsprong.
""De De vvoorwaarden De oo o oorw orrw wa aa ard ard rden en ssch scheppen chep eppe pen pe n vvo voor oorr e een en ccom competitieve, o pe peti titi ti tiev ieve, eve, ev e, d duurzame uurz uu r am rz me en e eve evenwichtige vve enw nwic icht ic htig ge we werking erk kin ing g vvan va an de de goederengoe oede oed dere dere renn-- en n en dienstenmarkt d en di nst sten e ma en mark r t in rk i B België." elgi el g ë. gi ë.""
De richtlijn timesharing en de revisie van het acquis communautaire De eerste richtlijn die in het kader van de revisie van het acquis communautaire moet geëvalueerd worden, is de richtlijn timesharing van 26 oktober 1994. Een voorstel tot wijziging ervan werd op 7 juni 2007 door de Europese Commissie aangenomen. Het voorstel voor een richtlijn beoogt de versterking van de consumentenbescherming (toepassingsgebied uitgebreid tot niet onroerende goederen, tot de wederverkoop en ruil, keuze van de taal van het contract, duur van het intrekkingsrecht, verbod van voorafbetalingen, sancties). De Belgische wet van 11 april 1999 ging verder dan de richtlijn van 26 oktober 1994 dankzij het minimumkarakter hiervan. Het nieuwe voorstel voor een (maximum)richtlijn is veel ambitieuzer en wordt door België gesteund.
3.2.3. Op federaal niveau 3.2.3.1. De wet van 1 september 2004 betreffende de waarborgen en de evaluatie ervan De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij de verkoop van consumptiegoederen voorziet in nieuwe regels betreffende wettelijke en commerciële waarborg. In 2007 werd zij voor het derde jaar op rij toegepast. De wet voorziet ten laatste drie jaar na inwerkingtreding ervan in een evaluatieverslag. In de afgelopen drie jaar werden naar aanleiding van de toepassing van de wet tal van ideeën, interpretaties, adviezen uitgebracht. De consumenten hadden soms een verkeerde voorstelling van de rechten en plichten die voortvloeien uit de toepassing van deze wet door een gedeeltelijke, onvolledige en zelfs verkeerde informatie. Er werden discussies gevoerd met de terreinactoren. Er werd al een wetsvoorstel (Doc 51 2669/001) neergelegd op 1 september 2006. Test-Aankoop publiceerde enquêtes in juli 2007. De Raad voor het Verbruik heeft ook werkzaamheden rond de evaluatie van de wet uitgevoerd.
27
Het door de dienst voorbereide verslag komt tot de volgende dubbele vaststelling: heel wat problemen zijn het gevolg van een gebrek aan informatie; de geëvalueerde wet vertoont een reeks van positieve aspecten maar toch zijn er enkele aanpassingen wenselijk. Het omvat een aantal aanbevelingen en voorstellen. De reglementering van de reiscontracten en updating ervan
3.2.3.2. De wet betreffende de reiscontracten De wet van 16 februari 1994 dateert van een tiental jaar geleden en moet worden geüpdatet (omwille van de modernisering van de markt, het verschijnen van nieuwe toeristische producten, de doelstelling van een betere consumentenbescherming, de noodzaak om de reglementering te vereenvoudigen en te verbeteren). De wijziging van de wet moet in de lijn liggen van de herziening van de Package Travel Directive (90/314/ EEC) en van de revisie van het acquis communautaire.
28
De studie terzake werd toevertrouwd aan een universitair centrum. Ze moet verder worden uitgebouwd om uiteindelijk uit te monden in een voorontwerp van wet want ze bevat vernieuwende voorstellen, vooral betreffende aansprakelijkheden en toegang tot de markt, die reacties van de sector kunnen uitlokken.
3.2.3.3. De door de reisbureaus gevorderde dossierkosten Het probleem van de door de reisbureaus gevorderde dossierkosten veroorzaakte heel wat polemiek. De FOD Economie heeft altijd gesteld dat artikel 3 van de wet van 14 juli1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument bij de tekoopaanbieding van een reis moet worden nageleefd. Zo moet de prijs die in de reisbrochure wordt vermeld dezelfde zijn als die welke de consument betaalt als hij in het reisbureau gaat boeken. De door de consument betaalde prijs moet een totale prijs zijn, alle verplichte kosten en taksen inbegrepen. Dit standpunt werd nooit gedeeld door de professionelen van de sector die verder onderstrepen dat dossierkosten worden gevorderd om de aanzienlijke verlaging van de commissielonen van de reisbureaus te compenseren. Een ontwerp van KB met het oog op tariefaanduiding van de bemiddelingskosten van de reisbemiddelaars bij de reservering van apart aangeboden reisprestaties (op maat, transport, logies en andere toeristische diensten) is zonder enig resultaat gebleven door de uitsluiting uit het toepassingsgebied van pakketreizen aangeboden in brochures.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Het arrest van het Hof van Beroep van Brussel van 27 maart 2007 in de zaak Carlson Wagonlit Belgium heeft de FOD Economie ertoe gebracht zijn standpunt over de door de reisbureaus gevorderde dossierkosten bij de verkoop van pakketreizen aan te passen. Het arrest van het Hof van Beroep van Brussel heeft vastgesteld dat de door de reisbureaus bij de verkoop van pakketreizen gevorderde dossierkosten geoorloofd zijn, voor zover de consument hierover vooraf werd geïnformeerd. Deze informatie moet schriftelijk en duidelijk zichtbaar binnen in het reisbureau worden verstrekt. Op de bestelbon en/of de factuur moeten de eventuele dossierkosten expliciet worden vermeld. Rekening houdend met de doelstelling van vereenvoudiging en normalisatie van het ontwerp van KB en met het arrest van het Hof van Beroep betreffende de pakketreizen, heeft de Algemene Directie de mogelijkheid onderzocht om dit ontwerp van KB voor te stellen mits inlassing van de pakketreizen.
3.2.3.4. De reglementering betreffende huwelijksbemiddeling en de gevolgen van de hervorming ervan. De reglementering betreffende huwelijksbemiddeling onderging een grote hervorming (wettelijk typecontract, afschaffing van het specifieke registratienummer van huwelijksbureaus, vereenvoudiging van de registratieprocedure, registratie voor onbeperkte duur). Het doel van deze hervorming was om enerzijds de administratieve procedures voor huwelijksbemiddelingsbureaus te vereenvoudigen en anderzijds de consument te beschermen door een verplicht typecontract. Het gevolg van deze hervorming was dat de sector gesaneerd werd door een drastische vermindering van het aantal huwelijksbureaus. Op 31 december 2007, waren er 62 huwelijksbureaus actief (33F en 29 N). Sinds 1 februari 2006 (datum van inwerkingtreding van de nieuwe reglementering), heeft de dienst 73 gevallen geregistreerd waarbij de activiteit werd stopgezet (29F en 44 N). De Algemene Directie Controle en Bemiddeling heeft een algemene enquête over de sector gehouden in nauwe samenwerking met de dienst bescherming van consumentenbelangen. De registratie van een huwelijksbureau werd gedurende veertien dagen geschorst.
29
3.2.3.5. De code van energieleveranciers en de consumentenbescherming In het Vlaams Gewest werd de elektriciteits- en gassector volledig vrijgemaakt vanaf 1 juli 2003 en in het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest vanaf 1 januari 2007. Elke in dit gewest gevestigde klant is volledig vrij om zijn elektriciteits- en/of gasleverancier te kiezen. De consumenten moeten duidelijke informatie krijgen die hen helpt te kiezen tussen de verschillende leveranciers. Daarnaast moeten ze beschermd worden tegen oneerlijke verkooppraktijken die hen aanzetten om te veranderen van leverancier of hen in tegendeel het veranderen bemoeilijken. De procedures om van leverancier te veranderen moeten doeltreffend zijn.
30
Om de consumenten te beschermen tegen negatieve effecten op het gebied van handelspraktijken, die eventueel het gevolg zijn van de vrijmaking van de energiemarkt, hebben de leveranciers van gas en elektriciteit onder de voogdij van de minister van Consumentenzaken over een akkoord onderhandeld waarbij naast de bescherming geboden door de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, een aantal principes en regels worden vastgelegd. Dit akkoord regelt een aantal problemen zoals de doorzichtigheid van de prijzen, de algemene voorwaarden, de procedure in geval van verandering van operator, de betaling, de facturering, de klachtenbehandeling. Dit akkoord is vergezeld van een gedragscode waarbij de verkoop buiten de verkoopinrichting en de verkoop op afstand worden geregeld. Het bepaalt de regels die de leveranciers van elektriciteit en gas, die deze verkooptechnieken toepassen, moeten naleven, vooral betreffende informatie van de consument. Het akkoord werd aangepast in 2006, naar aanleiding van een eerste evaluatie. Deze evaluatie was vooral gebaseerd op de 200 klachten die in 2006 door de dienst Bescherming van consumentenrechten werden ontvangen en behandeld (die bijna 8 % van de door de dienst in 2006 ontvangen klachten vertegenwoordigen). Vooral de bepalingen betreffende de service naar de klanten toe, de verkoop op afstand en de verkoop buiten de verkoopinrichting werden aangepast en versterkt. De vrijmaking van de energiemarkt in 2007 in Wallonië en in Brussel heeft de situatie niet in orde gebracht en lag aan de basis van een toename van de klachten ondanks de versterking van het akkoord: het gedeelte “energie” klachten vertegenwoordigde in 2007 ongeveer 9 % van de in totaal aantal door de dienst ontvangen klachten, waarbij bijna twee op drie Waalse of Brusselse consumenten betrokken waren. Een meer gedetailleerde analyse van de cijfers toont niettemin aan dat het aantal klachten en maandelijkse vorderingen constant vermindert, wat aanmoedigend is. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling ziet toe op de correcte toepassing van de bepalingen van dat akkoord en van deze code.
""De De vvoo voorwaarden oorw oo rw waa aard r en rd en sscheppen cch heppe epp ep pe en voor voor vo or e een en ccompetitieve, en ompe om pettiti titi ti tiev eve, ev e,, d e duurzame uu u uurz urzam rzam rz ame me e en ne evenwichtige ven ve nw wicht iccht htig i e we w werking rk rkin kin ing g van va n de goedereng goe oede oe ede ere en n-- en en dienstenmarkt die di en nst sten enma mark mark rkt kt in B België." ellgi gië. ë." ."
Op Europees vlak heeft de Commissie in haar mededeling van 10 januari 2007 betreffende het energiebeleid beklemtoond dat zij veel belang hecht aan de bescherming van de energieconsument. In haar Mededeling van 5 juli 2007 over een Europees handvest betreffende de rechten van de energieconsument heeft de Commissie vier centrale doelstellingen afgebakend die als uitgangspunt moeten dienen voor het toekomstige handvest: een efficiëntere bescherming van kwetsbare burgers; een betere voorlichting van de consument; minder papierwinkel bij een verandering van leverancier; bescherming van de consument tegen oneerlijke handelspraktijken
3.2.3.6. Kilometerfraude – car pass Het voorbije jaar 2007 is het “jaar van de waarheid” geweest voor wat betreft de toepassing van de wet van 11 juni 2004 tot beteugeling van bedrog met de kilometerstand van voertuigen. Het jaar voordien werden de uitvoeringsbepalingen van deze wet immers gefinaliseerd en moest de “car-pass” vanaf 1 december 2006 effectief worden afgeleverd door de verkoper van een tweedehandswagen. Drie maanden voordien was ook de verplichting voor de verkoper ingevoerd, om ter gelegenheid van de uitvoering van werken aan een voertuig, de vzw Car-Pass, die wettelijk is erkend als vereniging belast met de centrale registratie van de kilometerstanden, op de hoogte te stellen van de vereiste kilometergegevens. Het kilometerattest, de zgn. car-pass, vormt eigenlijk het sluitstuk in de bestrijding van deze vorm van bedrog: de koper wordt in staat gesteld na te gaan of de kilometerhistoriek van het voertuig een normaal verloop kent, wat uiteraard medebeslissend kan zijn bij zijn aankoopbeslissing. Anomalieën in deze historiek maken een voertuig minder verkoopbaar en/of doen de waarde ervan dalen.
31
In totaal werden 532 593 car-pass-certificaten afgeleverd. Dit gebeurt op een vlotte en eenvoudige wijze op het ogenblik dat een verkoper een voertuig aanbiedt voor een technische keuring tweedehandswagen bij een keuringsstation. Van dit aantal waren er 204 679 certificaten betalend; dit houdt in dat ze minstens 4 verschillende kilometerstanden bevatten gespreid over een voldoende lange periode. Over het volledige jaar 2007 voldeed dus meer dan 72 % aan dit criterium. In de loop van het jaar is dit percentage steeds toegenomen: in januari bedroeg het 67 %, terwijl het cijfer afklokte op 75 % in december. Zo’n 6 miljoen voertuigen staan geregistreerd in de databanken van het centrale beheersorganisme, dat maandelijks een input krijgt van meer dan 1 miljoen kilometergegevens. Deze worden aangeleverd door zo’n 8 000 vaklui. De permanente toelevering van data is essentieel voor een effectieve werking van het systeem. Daarom werd in 2007 een groot, sectoraal onderzoek gevoerd door de controlediensten van de FOD Economie. De algemene directie Regulering en Organisatie van de Markt was heel nauw betrokken bij de voorbereiding van dit onderzoek.
32
Het succes van het systeem heeft ook toegelaten een maatregel in te voeren waardoor de verplichting tot medewerking vanwege de vaklui kon worden versoepeld. Sedert half juni moeten de vaklui geen kilometergegevens meer overmaken aan de vzw CarPass ter gelegenheid van de uitvoering van “kleine” werken. De voorlichting van de consument De dienst Bescherming van Consumentenrechten heeft in 2007 een belangrijke actie voortgezet op het gebied van individuele informatie van de consument. Zo werden in 2007, 1 880 schriftelijke vragen behandeld. Er is een nauwe samenwerking met het Contact Center aangezien de dienst in tweede lijn antwoordt op de informatieaanvragen betreffende “consumenten doorgestuurd door het Contact Center. Bovendien krijgt de consument algemene informatie in folders, in FAQ en in consumentenrubrieken op de internetsite van de FOD Economie. De verhaalsmogelijkheden van de consument Een markt kan alleen maar goed functioneren als ze zo geregeld is dat ze het vertrouwen van de consument kan winnen. Een goede regeling veronderstelt meer bepaald dat de regels worden nageleefd. Zowel de controle door de overheid als de geschillenregeling moeten het vertrouwen van de consument en de concurrentie tussen de operatoren waarborgen.
""De De vvoorwaarden De oo o orrw waa aard rden en e n sscheppen chep ch eppe pen vo voor oorr e een en n ccompetitieve, ompe om peti titiev tieve, ti e, d duu duurzame uurz rzam am me en e eve evenwichtige venw nwic icht httig h ige we werk werking rkin in ng van va an de de goederengoede oede oe dere der ren ren n-- en en dienstenmarkt diien d e st sten en nma m rk r t in nB België." elg el giië. ë."
Een werkgroep van het departement waarin de dienst is vertegenwoordigd, heeft negen voorstellen ingediend die de FOD Economie de mogelijkheid moeten bieden om zich beter te profileren in de buitengerechtelijke geschillenregeling. Enkele van de in 2007 voorgestelde pistes, de samenwerking met het Contact Center om in eerste lijn te antwoorden op de algemene informatieaanvragen betreffende ADR; de oprichting van een elektronisch platform voor elektronische geschillenregeling (ADR) waarbij elke consument info kan vinden over de bestaande ADR of nog om een klacht in te dienen; de invoering van een systeem van a posteriori controle van de ADR in het kader van de notificatie aan de Europese Commissie. De Raad voor het Verbruik en de adviesfunctie Het secretariaat van de Raad voor het Verbruik wordt waargenomen door ambtenaren van de algemene directie. In 2007 is de Raad met al zijn verschillende organen 40 keer bijeengekomen en heeft 21 adviezen uitgebracht over meer bepaald de aanduiding “Made in”, maatschappelijk verantwoord ondernemen, het programma voor de reductie van pesticiden en biociden, de gedragscode voor mobiele telefoniediensten, gedragscode betreffende bankmarketing ten aanzien van jongeren in de verzekeringsector, de SEPA-betaalmiddelen, het gebruik van elektronische maaltijdcheques en
33
een reeks van verzoeken tot bescherming van de beroepstitel (interieurarchitect, conservateur-restaurateur van kunstvoorwerpen en cultureel erfgoed, osteopaat). De Raad voor het Verbruik en de Commissie voor Onrechtmatige bedingen publiceren bovendien hun jaarrapport. De wettelijk bekrachtigde consumentenakkoorden Marktregulering moet niet noodzakelijk door de wet in strikte zin gebeuren. Er moet aandacht worden besteed aan de nieuwe reguleringsvormen die het wetgevend arsenaal op soepelere wijze moeten aanvullen (collectieve consumentenakkoorden, codes,…). Co-regulering beoogt de vrijwillige akkoorden tussen consumentenorganisaties en professionele organisaties, bij voorkeur onder toezicht van de overheid. Een van de doelstellingen van co-regulering is om de wet te compenseren in die gevallen waarin soepelheid geboden is.
34
De wet van 15 mei 2007 betreffende de consumentenakkoorden organiseert een wettelijk co-reguleringsproces dat de gecontroleerde uitwerking van codes of akkoorden tussen de consumentenorganisaties en de professionele organisaties in de Raad voor het Verbruik moet mogelijk maken. De wet bepaalt dat als de organisaties die in de Raad voor het Verbruik zetelen het unaniem wensen of op verzoek van de minister, onderhandelingen in de Raad worden aangevat. Als de unanimiteit wordt bereikt en mits een bijzondere procedure kunnen deze onderhandelingen uitmonden in een akkoord dat toepasselijk wordt gemaakt op de hele betrokken sector. In voorkomend geval zal een koninklijk besluit dit akkoord formeel bindend kunnen maken. Het akkoord wordt beschouwd als uitdrukking van de norm betreffende eerlijke handelsgebruiken en kan dus door de overheid worden gecontroleerd. De Raad heeft een huishoudelijk reglement voorbereid om de procedure te bepalen die moet gevolgd worden en met name voor de unaniem genomen beslissingen de quorumregels die binnen elk van de groepen vereist zijn. Dit huishoudelijke reglement zal in overeenstemming met de wet van 15 mei 2007 moeten worden goedgekeurd door de koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4. De verzekeringen
De dienst Verzekeringen is belast met het voorbereiden van de regelgeving inzake verzekeringen, voornamelijk voor de landverzekering en de autoverzekering. Van alle dossiers die in 2007 werden behandeld zijn er drie die speciale aandacht verdienen.
4.1. DE
BOUWHEER BETER BESCHERMD DOOR DE INVOERING VAN
EEN VERZEKERINGSVERPLICHTING VOOR DE ARCHITECTEN De wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon verbiedt eenieder die niet verzekerd is het beroep van architect uit te oefenen. In geval van schade is het meestal dan ook de architect die wordt veroordeeld, want hij is de enige acteur in de bouwsector die deontologisch verplicht is zich te verzekeren. Deze garantie bleek echter onvoldoende efficiënt, en wel om verschillende redenen (vergeten van de werkmelding van een bouwwerf, ontoereikend bedrag…). De nieuwe bepaling is bedoeld om een ruimere en meer adequate dekking van het risico te verzekeren in het voordeel van de bouwheer. Het uitvoeringsbesluit bepaalt de modaliteiten en voorwaarden van deze verzekering (het minimum te waarborgen plafond, eventuele franchise, risico’s die gedekt dienen te worden, uitgebreidheid in de tijd van de waarborg…). Deze verzekeringsplicht kreeg evenwel de steun van de Nationale Raad van de Orde van Architecten alsook van de beroepsorganisaties, maar toch wensen ze dat alle professionelen uit de bouwsector een verzekeringsplicht zouden opgelegd krijgen. In die
35
zin werd beroep aangetekend bij het Grondwettelijk Hof. Naar aanleiding daarvan stelde het Hof, in zijn arrest nr.100/2007 van 12 juli 2007 vast, dat de architecten als enige beroepsgroep in de bouwsector wettelijk verplicht zijn hun beroepsaansprakelijkheid te verzekeren, en dat hun aansprakelijkheid bij veroordeling in solidum meer dan die van de andere beroepsgroepen in het gedrang dreigt te komen, zonder dat voor dat verschil in behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Het Hof stelt dat die discriminatie niet het gevolg is van de verzekeringsplicht opgelegd bij de wet, maar van de ontstentenis van een vergelijkbare verzekeringsplicht voor de andere partijen die in de bouwakte voorkomen. Het Hof besluit dat dit slechts kan worden verholpen door het optreden van de wetgever. De inhoud van dit arrest is voor de politieke actoren een aanzet tot het uitwerken van een oplossing voor de hele bouwsector.
4.2. DE RISICOZONES IN DE NATUURRAMPENVERZEKERING. 36
Om het risico van overstroming in de natuurrampenverzekering betaalbaar te houden, heeft de wetgever maatregelen genomen om te beletten dat er nog langer gebouwen worden opgetrokken in zones die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of nog kunnen blootsgesteld worden. Dit is een opdracht die de federale overheid in nauw overleg met de gewesten uitoefent omdat deze laatste bevoegd zijn voor de ruimtelijke ordening. Om tot een bepaalde mate van homogeniteit te komen bij het afbakenen van de risicozones, had de wetgever aan de koning gevraagd om in overleg met de gewesten de criteria te bepalen op basis waarvan de voorstellen voor de risicozones zouden geformuleerd worden. Gezien de enorme verschillen tussen de hydrologische systemen in het Waals en het Vlaams Gewest, was dit een zeer complexe opdracht. Wallonië kent vooral snelstromende waterlopen met een groot verval en in Vlaanderen komen vooral traagstromende waterlopen voor met een klein verval. Niettemin bereikten de beide gewesten en de federale overheid een akkoord dat al werd neergelegd in het koninklijk besluit van 12 oktober 2005. Vervolgens hebben de Gewesten hun voorstellen geformuleerd voor de eigenlijke vaststelling. Voor het gehele grondgebied van het Vlaams Gewest, heeft de Vlaamse Regering een beslissing genomen op 8 september 2006. De Waalse Regering daarentegen stelt de risicozones vast per onderstroomgebied. Zo, werden in 2006 de risicozones in een eerste serie onderstroomgebieden vastgesteld en werden in 2007 de resterende risicozones bepaald. Deze werkzaamheden hebben geleid tot het koninklijk besluit van 28 februari 2007, dat voor Wallonië nog zal moeten aangevuld geworden. Welke zijn nu de gevolgen van het uitvaardigen van dit besluit? In feite wordt elk gebouw en zijn inhoud dat in een dergelijke zone wordt opgericht of uitgebreid na 23
""De De D e vvoorwaarden oo o orw rwa aa ard rde en n sscheppen che ch ep pp pe en vvo voor oo orr e een en ccom en competitieve, om o ompe mpe peti tittiie ie evve, e, d duurzame uu u urrzza am me e en ne evenwichtige ven ve nw wic ich htti tig ige we w werking errk kiin ng ng van de va van de goederengoe oede dere dere ren n-- en en dienstenmarkt diiien d en e nst ste en nma mark rkt iin nB elgi el gië. ë." België."
september 2008 onverzekerbaar. Slechts de in die zones en op die datum bestaande gebouwen zullen nog langer verzekerd kunnen worden. Het moet dan wel gaan om gebouwen die definitief gesloten zijn met afgewerkte en geplaatste deuren en ramen en die definitief gedekt zijn. Uiteraard wordt wel toegestaan dat na een schadegeval een getroffen goed wordt heropgebouwd of wedersamengesteld voor zijn oorspronkelijk verzekerde waarde. De wet, de uitvoeringsbesluiten en de gewesten voorzien in een ruime publiciteit om de burgers toe te laten om kennis te nemen van de risicozones. In geval van twijfel kan men zich bij voorkeur wenden tot dienst “Ruimtelijke Ordening” van de gemeente waar het onroerend goed gelegen is.
4.3. DE SLAPENDE FONDSEN IN DE LEVENSVERZEKERING Naar aanleiding van een gelijkaardig dossier wordt de vraag gesteld of er geen regeling moet uitgevaardigd worden over de slapende fondsen in de levensverzekering. De slapende fondsen in de levensverzekering kunnen ontstaan ingevolge verschillende omstandigheden: de begunstigde bij overlijden eist de prestaties niet op omdat hij niet weet dat er te zijnen gunste een overeenkomst werd gesloten; de verzekeringnemer of de verzekerde, die begunstigde is bij leven, is vergeten dat hij een levensverzekeringsovereenkomst heeft;
37
de begunstigde is van adres veranderd en is onvindbaar; de begunstigde kan niet geïdentificeerd worden op grond van de begunstigingsclausule (generieke aanwijzing van begunstigden…) De Commissie voor Verzekeringen heeft in 2007 nagedacht over het probleem en stelt een genuanceerde benadering van het probleem voor in drie stappen (Advies C/2006/1 van 29 januari 2008). In de eerste hypothese vermoedt de begunstigde dat hij kan genieten van prestaties in een levensverzekering, maar hij beschikt niet over alle nodige documenten. In dat geval zou hij zich kunnen richten tot een centraal meldpunt dat in verbinding staat met alle verzekeringsondernemingen die op basis van de doorgegeven inlichtingen hun portefeuille onderzoeken.
38
In de tweede hypothese weet de verzekeraar dat de prestaties van een levensverzekering opeisbaar zijn geworden en stelt hij vast dat ze niet worden opgeëist. In de huidige omstandigheden dient hij geen initiatief te nemen. De Commissie stelt voor om hier verandering in te brengen en de verzekeraar te verplichten actief op zoek te gaan naar de begunstigde.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5. De financiële diensten
Ten slotte, wanneer de begunstigde niet wordt teruggevonden, stelt de Commissie voor om de prestaties na verloop van tijd over te dragen aan een officieel organisme. De begunstigde zou dan zijn rechten kunnen laten gelden tegen dit organisme. De dienst Krediet en Schuldenlast is vooral beslast met de opvolging en toepassing van de volgende wetgevingen: Wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet Wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling Wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Krediet aan Particulieren Wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden. Bijzondere financiële wetgevingen zoals de basisbankdienst, debetrente op de zichtrekeningen, de betaaldiensten, enz… Leasing van lichamelijke roerende goederen (KB nr. 55 van 10 november 1967). Hij is eveneens belast met het administratieve beheer van het Fonds ter bestrijding van Overmatige Schuldenlast In 2007 werden een aantal Europese beslissingen en richtlijnen goedgekeurd die een grote impact zullen hebben op de financiële dienstverstrekking in België aan particulieren.
39
5.1. SEPA – RICHTLIJN BETALINGSDIENSTEN Moderne betalingsinfrastructuren helpen de doelstellingen van de conclusies van de Top van Lissabon te verwezenlijken om tegen 2010 van Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken; ook in het Actieplan voor financiële diensten (APFD) werd het voorstel voor een nieuw rechtskader voor betalingen in de interne markt opgenomen.
40
Dit uniform kader voor alle nationale en grensoverschrijdende elektronische betalingen in de interne markt dient tevens het noodzakelijke juridische kader te vormen voor de verwezenlijking van een eengemaakte eurobetalingsruimte (Single Euro Payment Area – SEPA) tegen 2010. Dit initiatief, onderschreven door de European Payment Council en European Central Banks, is er op gericht de in de eurozone bestaande nationale betalingsinfrastructuren en betalingsproducten te integreren, en in het bijzonder Europese standaarden te creëren voor betalingen via overschrijvingen, domiciliëringen en kaarten, zodat de eindgebruikers (groot publiek, overheid en ondernemingen) deze Europese betaalinstrumenten kunnen gebruiken over de hele eurozone, even efficiënt, veilig en goedkoop als thans voor de nationale betaalinstrumenten. Alle technische, juridische, praktische en andere obstakels moeten worden weggenomen om deze Europese markt voor girale betalingen te realiseren. Het praktische luik, de implementatie van geïntegreerde betalingssystemen en diensten wordt gecoördineerd en geïmplementeerd door de Nationale Bank van België. Het juridische luik werd gegoten in een nieuwe richtlijn op de betalingsdiensten1 die, enerzijds, een nieuw statuut voor “betalingsinstellingen” creëert en, anderzijds, de informatievereisten, contractuele rechten en plichten tussen betalingsdienstaanbieders en -gebruikers harmoniseert. De omzetting van deze richtlijn wordt gepiloteerd door de FOD Economie, tezamen met de NBB, de CBFA en de FOD Financiën en is voorzien voor uiterlijk november 2009.
1
richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.2. RICHTLIJN CONSUMENTENKREDIET Een herzien voorstel van richtlijn werd goedgekeurd door de Europese Raad in september 2007 en werd ondertussen tijdens de overgang van 2007 naar 2008 door het Europese Parlement in samenspraak met de Raad geamendeerd en goedgekeurd in tweede lezing. De richtlijn werd nog niet officieel bekrachtigd door de Europese Raad of gepubliceerd maar is nakend. Rebus sic stantibus zal de omzetting moeten voleindigd zijn in het najaar van 2010. De oorspronkelijke doelstellingen van de richtlijn, maximale harmonisatie van de regelgeving van de lidstaten inzake consumentenkrediet en een hoog beschermingsniveau voor de consument, werden niet gehaald. De maximale harmonisatie werd afgezwakt tot een vijftal onderwerpen: reclame; precontractuele en contractuele informatie aan de hand van een Europees Standaardformulier; vervroegde terugbetaling; herroepingsrecht en berekening jaarlijkse kostenpercentage. Er is geen enkele harmonisatie voorzien voor de erkenningsvoorwaarden van kredietgevers of kredietbemiddelaars, de berekening van de debetrentevoet, de borgen, de uitvoering van de kredietovereenkomst, de registratie van betalingsachterstanden, de rechten en verplichtingen van een kredietbemiddelaar – tenzij over zijn vergoedingen, enz. De lidstaten kunnen autonoom verder maximale jaarlijkse kostenpercentages of maximale terugbetalingstermijnen blijven opleggen. Voor de vervroegde terugbetaling en het herroepingsrecht, zal de harmonisatie slechts gering zijn, gelet op de vele mogelijkheden tot afwijking voorzien voor de lidstaten. De Europese regels inzake reclame betreffen slechts een deelaspect, met name de verplichte vermelding van een aantal gegevens waneer in de reclame een cijfer of kost wordt vermeld. Bij de bepalingen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage zijn een aantal aanpassingen bij hypotheses ingeslopen waardoor de weerhouden bedragen uiteenlopende resultaten kunnen opleveren. Ze zijn manipuleerbaar door de betrokken kredietgevers en verschillen van sector tot sector, zodat men zich de vraag moet stellen of er überhaupt nog sprake is van een eenvormig jaarlijkse kostenpercentage.
41
De problematiek werd door de bevoegde ambtenaren van E3 vruchteloos aangekaart bij de Europese Commissie. Daarnaast is het zo dat er een aantal deelgebieden van de kredietverstrekking aan consumenten geheel of gedeeltelijk buiten de richtlijn werden gelaten, bv. “gratis” kredietverstrekking, leasing aan particulieren, kredietovereenkomsten van meer dan 75 000 euro, kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming, kredieten met hypotheekstelling ter herfinanciering van lopende consumentenkredieten, enz. Ook het beschermingsniveau van de consument werd ten aanzien van de bestaande Belgische regelgeving naar beneden gehaald. Het is voor de kredietmakelaar voortaan geoorloofd om rechtstreeks commissies te vragen aan de consument, het principe van “verantwoorde kredietverstrekking” werd uitgehold door niet de band te leggen met het – Belgische - beginsel dat de consument nog in staat moet zijn om zijn verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst na te komen, enz. Het is slechts te elfder ure dat België nog, ingevolge ultieme amendering in het Europees Parlement, de verplichting tot raadpleging van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren kon behouden.
42
Kortom, ten aanzien van het huidige Belgische kader lijkt deze richtlijn slechts een zeer geringe impact te hebben. In het kader van de voorbereidende werkzaamheden heeft E3 de verdienste gehad om het acquis van het Belgische model maximaal te kunnen vrijwaren.
5.3. OP FEDERAAL NIVEAU 5.3.1. Collectieve schuldenregeling – Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast Het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast ontving in 2007 van de kredietgevers 2 594 398,69 euro en gaf voor 3 863 335,04 euro aan betalingsopdrachten door.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tot op heden werd er een voortdurende toename van aanvragen vastgesteld die ook weerspiegeld wordt in een toename van dossiers van collectieve schuldenregeling geregistreerd bij de Centrale voor kredieten aan particulieren. Op 31 december 2004 werden er 41 207 berichten van toelaatbaarheid tot de collectieve schuldenregeling geregistreerd bij deze Centrale. Op 31 december 2005 waren er volgens de statistische gegevens van de Nationale Bank van België 49 655 berichten ingeschreven in de Centrale en dus 8 448 berichten meer dan op 31 december 2004, hetzij een toename met 20,5 %. Op 31 december 2006 waren er 57 328 berichten van collectieve schuldenregeling geregistreerd. In vergelijking met 31 december 2005 is dit een toename van 7 673 eenheden of 15,4 %. Op 31 december 2007 waren er 64 493 berichten geregistreerd. In vergelijking met 2006 is dit een toename van 7 165 eenheden of 12,5 %. Er kan ook een analyse gemaakt worden op basis van de evolutie van de bedragen die effectief aan de schuldbemiddelaars betaald zijn, waarvoor kan verwezen worden naar de hiernavolgende tabellen met statistische gegevens van het Fonds: Tabel 1. Aantal betalingsopdrachten (goedgekeurde dossiers) 2003-2007, bedragen in euro Taalrol
Nederlandstalige
Franstalige
Totaal (federaal)
Jaar
Dossiers
Bedrag
Dossiers
Bedrag
Dossiers
Bedrag
2003
627
673.843,58
282
248.773,46
909
922.617,04
2004
1.440
1.448.524,83
831
747.468,73
2.271
2.195.993,56
2005
2.408
2.418.762,12
1.716
1.582.808,46
4.124
4.001.570,58
2006
3.199
3.488.186,18
2.528
2.352.921,39
5.727
5.841.107,57
2007
2.045
2.242.539,25
1.737
1.620.795,79
3.782
3.863.335,04
Wijziging t/t-1 in % Taalrol
Nederlandstalige Bedrag
Franstalige Dossiers
Bedrag
Totaal (federaal)
Jaar
Dossiers
Dossiers
Bedrag
2004
129,67
114,96
194,68
200,46
149,83
138,02
2005
67,22
66,98
106,50
111,76
81,59
82,22
2006
32,85
44,21
47,32
48,65
38,87
45,97
2007
-36,07
-35,71
-31,29
-31,12
-33,96
-33,86
43
Tabel 2. Betalingsopdrachten (dossiers goedgekeurd in 2007) per arrondissement Gerechtelijk arrondissement Antwerpen
44
Aantal dossiers
Bedrag (in euro)
689
669.268,38
Arlon
40
42.419,05
Brugge
76
80.042,44
Brussel
248
152.405,21
Charleroi
105
101.685,53
Dendermonde
285
397.577,07
Dinant
46
61.661,26
Eupen
22
24.693,49
Gent
353
407.542,11
Hasselt
191
197.331,04
Huy
92
102.170,02
Ieper
27
42.606,93
Kortrijk
42
40.332,90
Leuven
49
54.001,94
434
395.601,29
Marche-en-Famenne
14
15.258,36
Mechelen
77
99.913,04
Mons
219
199.531,18
Namur
254
224.202,96
34
36.279,83
138
129.340,02
2
1.320,17
Tongeren
61
56.804,23
Tournai
62
66.951,19
Turnhout
89
97.082,54
Verviers
98
118.465,13
Veurne
35
48.847,73
Totaal
3.782
3.863.335,04
Liège
Neufchâteau Nivelles Oudenaarde
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.3.2. Erkenningen en inschrijvingen van de kredietgevers en consumentenkredietbemiddelaars Er werden 9 erkenningen verleend aan kredietgevers (nieuwe erkenning of uitbreiding bestaande erkenning) en er werden 10 erkenningen ingetrokken (maar niet bij wijze van sanctie). Per 31 december 2007 waren er 201 erkende kredietgevers, waarvan 169 gewone erkenningen (art 74 WCK), 19 geregistreerde buitenlandse kredietgevers (art. 75bis) en 13 sociale kredietgevers (art. 3, § 3). De onderstaande tabel houdt ook een rechtzetting in voor 2006. Tabel 3. Erkenningen van kredietgevers per artikel van de WCK 2007
2006
169
175
art. 75bis
19
16
art.3, § 3
13
9
201
199
art.74
Totaal
Wat de kredietbemiddelaars betreft werden er 1 233 nieuwe inschrijvingen toegekend. Per 31 december 2007 waren er 27 842 personen ingeschreven. Per 31 december 2007 waren er in totaal 231 personen ingeschreven als schuldinvorderaar, waarvan 45 nieuwe inschrijvingen.
45
6. Boekhoudrecht, audit en coöperatieven
46
De dienst Boekhoudrecht – Audit – Coöperatieven is belast met de boekhoudkundige opvolging, zowel nationaal als internationaal, van de regels met betrekking tot de wettelijke controle van de jaarrekeningen, de erkenning van de coöperatieve vennootschappen en het secretariaat van de Nationale Raad voor de Coöperatie.
6.1. DE WETTELIJKE CONTROLE VAN DE JAARREKENINGEN De nieuwe Europese auditrichtlijn (richtlijn 2006/43/EG) heeft de organisatie van het beroep van bedrijfsrevisor, en meer bepaald met betrekking tot het mandaat van wettelijke controleur van de jaarrekeningen (commissaris), flink dooreengeschud. Ook de publieke controle op de uitoefening van de commissarisfunctie is door de richtlijn grondig gewijzigd in de richting van minder impact van het beroep zelf en meer eisen en controle betreffende de onafhankelijkheid en de kwaliteit van het auditwerk. Dit alles heeft de bedoeling om het vertrouwen in de financiële informatie te versterken en de investeringen in de ondernemingen te verhogen. Aangezien de omzetting van deze uitgebreide richtlijn is vastgesteld uiterlijk op 29 juni 2008, werd in de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen een machtiging voor de koning ingeschreven om via een of meer koninklijk besluiten de omzetting te realiseren. Deze machtiging liep af op 31 december 2007 onder de voorwaarde van bekrachtiging door het parlement uiterlijk op 1 augustus 2008.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Het koninklijk besluit van 21 april 2007 zet zodoende de auditrichtlijn om door wijzigingen aan te brengen aan de basiswet van 1953 op het bedrijfsrevisoraat en het koninklijk besluit van 25 april 2007 wijzigt daar waar nodig een aantal artikelen van het Wetboek van vennootschappen. Een aantal andere wijzigingsbesluiten vervolledigen de omzetting door de teksten aan te passen op het gebied van de organisatie van het toezicht en de kwaliteitscontrole, het tuchtreglement van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, het openbare register, de toegang tot het beroep en de stage, de benoeming van externe leden van de tuchtorganen en van de nieuwe Kamer van Verwijzing en Instaatstelling en ten slotte het huishoudelijke reglement van het IBR. Tevens werd ten behoeve van de duidelijkheid en betere leesbaarheid van de nieuw omgezette regeling een koninklijk besluit van 30 april 2007 gepubliceerd dat de coördinatie van de bepalingen van de wet van 1953 op het bedrijfsrevisoraat coördineert. Al deze teksten hebben ervoor gezorgd dat vanaf 1 september 2007 een nieuw systeem van publiek toezicht, onder de coördinatie zowel nationaal als internationaal van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, van start is gegaan zodat verwacht wordt dat de werking van het openbaar toezicht in de praktijk zal lopen conform de 8ste auditrichtlijn tegen de einddatum van de omzetting, namelijk eind juni 2008. Met betrekking tot de normering van het revisorenberoep valt de ultieme verantwoordelijkheid voor het uitvaardigen van normen en aanbevelingen thans onder de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de minister van Economie. In 2007 werden de eerste werkzaamheden door de Hoge Raad aangevat ter voorbereiding van het onderzoek en de beslissing naar de inhoud van de voor 1 september 2007 bestaande normen en aanbevelingen. In 2008 zou dit moeten leiden tot de goedkeuring van nieuwe of aangepaste normen die rekening houden met de internationale normen op het gebied van audit (ISA) die in een later stadium zullen moeten goedgekeurd worden op Europees vlak. ,Zowel voor de omzetting als voor de start van het nieuwe publiek toezichtstelsel en voor de studie van de bestaande normen en de samenwerking met derde landen werden in 2007, een zeer groot aantal Europese vergaderingen bijgewoond en werd actief deelgenomen aan de voorbereidingswerkzaamheden in de daartoe ingestelde organen als het Audit Regulatory Committee (AURC) op beleidsvlak en de European Group of Auditing Oversight Bodies (EGAOB) op het vlak van de uitvoering van en de samenwerking binnen het openbare toezicht. De omzettingswerkzaamheden zullen in 2008 dienen afgerond te worden via de instelling van een auditcomité in ondernemingen van openbaar belang (beursgenoteerde vennootschappen, banken en verzekeringen) door middel van een wijziging van het Wetboek van vennootschappen. Deze omzetting wordt door de FOD Justitie uitgevoerd.
47
6.2. DE VEREENVOUDIGING VAN DE ADMINISTRATIEVE LASTEN VOOR DE BOEKHOUDING EN DE WETTELIJKE AUDIT De voorstellen van de Europese Commissie om 25 % van de administratieve lasten voor de ondernemingen te verminderen kaderen in de Lissabondoelstellingen en worden op zichzelf als positief ervaren wanneer het erop aankomt een ernstige poging te doen om deze lasten te verminderen van. De gedane voorstellen werden gericht op een van de prioritaire gebieden, namelijk de accountancy en de audit, en werden onmiddellijk na hun publicatie in juli 2007, gevolgd door een zeer ruime consultatie van alle betrokken middens in ons land. In samenwerking met de Commissie voor Boekhoudkundige Normen werden alle reacties op de voorstellen gebundeld en verwerkt in een Belgisch standpunt dat midden december 2007 aan de Europese Commissaris werd overgemaakt.
48
Algemeen werden de voorstellen doorgelicht naar de negatieve gevolgen voor de betrokken ondernemingen en ook voor de economische beroepen (boekhouder, accountant en bedrijfsrevisor) die hun bijdrage leveren in de totstandkoming van financiële informatie waarvan verwacht wordt dat ze betrouwbaar en transparant is. De voorgestelde maatregelen gaan in de richting van onder andere het scheppen van een nieuwe categorie van ondernemingen ‘micro-entiteiten’ genoemd die van de meeste boekhoudkundige verplichtingen zouden vrijgesteld worden, het wijzigingen van de huidige regeling voor het overschrijden van de voorziene boekhouddrempels, het vrijstellen van de neerleggingsverplichting van jaarrekeningen voor kleine ondernemingen en het verlaten van de wettelijke controle van de jaarrekeningen voor een groot aantal kmo’s. In het Belgische standpunt werd tevens sterk aangedrongen op de uitvoering door de Europese Commissie van een grondige impactstudie van de voorgestelde maatregelen vooraleer de beslissingen te nemen. De Europese Commissie zal op grond van deze publieke en private reacties in 2008 beslissingen nemen die in de ARC, waar België vertegenwoordigd is door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen en de FOD Economie, in elk geval nog zullen besproken worden.
positieve en
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
6.3. DE HERZIENING VAN DE WERKING EN DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RAAD VOOR DE COÖPERATIE NA DE HERNIEUWING VAN DE ERKENNINGEN VAN COÖPERATIEVE VENNOOTSCHAPPEN Eind 2006 werden door de toenmalige minister van Economie strategische doelstellingen vooropgesteld waarbij de herziening van de verouderde wetgeving inzake de Nationale raad voor de Coöperatie gepland werd na de hernieuwing van de erkenningen van coöperatieve vennootschappen die in de tweede helft van 2007 moest gebeuren. Na de afwerking van de meer dan 500 aanvragen tot erkenning eind 2007 werden 450 coöperatieve vennootschappen erkend. Ondertussen werd in de Commissie wetgeving van de Nationale Raad gewerkt aan de voorstellen van het departement tot aanpassing van de wetgeving aan de huidige context. Een ontwerp van tekst werd voorgesteld steunende op twee pijlers. Enerzijds werd de noodzaak aangevoeld om de procedure van erkenning van coöperatieve vennootschappen te vereenvoudigen. De thans bestaande zware administratieve last van vierjaarlijkse hernieuwing van de erkenning zou moeten vervangen worden door een erkenning van onbepaalde duur. Er zou dan ook regelmatig gecontroleerd worden of zij nog aan de voorwaarden voldoen. Daarbij moeten zoveel als mogelijk opzoekingsmiddelen gebruikt worden die de administratieve last voor de betrokken coöperatieven tot een absoluut minimum zouden herleiden. Anderzijds zou de samenstelling en de werking van de Nationale Raad moeten gemoderniseerd worden door de structuur van de Raad te vereenvoudigen en een betere representativiteit te verzekeren. De Raad zou ook de mogelijkheid moeten hebben om voor de behandeling van welomschreven thema’s Commissies ad hoc op te richten die kunnen zorgen voor een goede voorbereiding van de beslissingen en adviezen. In 2007 werden de wettelijke en reglementaire bepalingen die zouden moeten gewijzigd worden geïnventariseerd en in een vergelijkingstabel ondergebracht. De uitgeschreven wetteksten worden in de eerste helft van 2008 aan de minister voorgelegd na een laatste lezing door de Commissie wetgeving van de Nationale Raad.
49
6.4. DE
WEERSLAG VAN DE VRIJMAKING VAN DE DIENSTENMARKT
VOOR DE ECONOMISCHE BEROEPEN Van de economische beroepen maken deel uit de bedrijfsrevisoren, de accountants, de boekhouders, de belastingconsulenten en de fiscalisten. De Europese richtlijnen betreffende beroepskwalificaties, wettelijke audit en diensten hebben een grote invloed op de dienstverlening van deze beroepen. Meer bepaald de dienstverlening door buitenlanders (Europese en derdelanden) moet krachtens de Europese regelgeving zo vrij mogelijk gemaakt worden. Bij de omzetting moeten er echter een aantal voorwaarden in acht genomen worden waarbij er moet over gewaakt worden dat de eigen Belgische beroepsbeoefenaars niet zouden gediscrimineerd worden en dat de kwaliteit van het geleverde werk hoe dan ook steeds voorop moet staan.
50
2007 stond daarom in het teken van de voorbereidingen tot de omzetting van genoemde richtlijnen. Voor de bedrijfsrevisoren is de omzetting van de 8ste auditrichtlijn afgerond en voor de richtlijnen beroepskwalificaties en diensten is de voorbereiding van de omzetting in 2007 op kruissnelheid gekomen. De eigenlijke omzetting wordt in 2008 afgerond.
6.5. DE
INTERNATIONALE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN
BOEKHOUDRECHT, AUDIT EN CORPORATE GOVERNANCE Op het gebied van de boekhoudnormen en de wettelijke audit van de jaarrekeningen heeft de Europese Commissie tal van contacten gehad met de Amerikaanse autoriteiten terzake waarbij getracht werd om een nauwe samenwerking en wederzijds respect op te bouwen. De contacten met onder andere de Amerikaanse publieke controleur van het revisorenberoep (PCAOB) werden daarenboven niet alleen via de Europese Commissie gevoerd maar werd eveneens met de lidstaten gehouden via een internationale besloten vergadering georganiseerd in Washington. Uit deze contacten moet Europa voldoende informatie bekomen om een samenwerking met de Amerikaanse autoriteiten op een respectvolle wijze uit te bouwen voor de nabije toekomst. Onder meer de wederzijdse erkenning van de publieke controle van het auditberoep staat centraal en is van groot belang gezien de investeringen in ondernemingen in de twee richtingen belangrijke proporties hebben aangenomen. De uitvoering van controles door het thuisland staat daarenboven centraal en verwacht wordt van de andere partner dat hij de resultaten van dergelijke controles erkent.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Met betrekking tot de publieke controle van de auditors belast met de wettelijke controle van de jaarrekeningen werd een nieuwe mondiale organisatie opgericht, het International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR), die haar werkzaamheden heeft gestart en naast de normering vooral de publieke controle als bevoegdheid heeft aangenomen. België zal ook in deze organisatie moeten treden met de bedoeling op wereldvlak tot samenwerking en uitwisseling van informatie te komen op het gebied van de controle van het auditberoep uitgeoefend door onafhankelijke publieke organismen. De eerste voorbereidingen daartoe werden onder de coördinatie van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen eind 2007 gestart met het oog op een lidmaatschap in 2008. Onder de hoofding Corporate governance werden er op Belgisch vlak enkele vergaderingen gehouden in de schoot van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven waar de verantwoordelijken voor de Belgische Codes corporate governance (Lippens en Buysse) met de sociale partners hebben gediscussieerd en waarbij het de bedoeling is de toepassing van de Codes in ons land te kunnen opvolgen. Ook binnen de ‘Steering group on Corporate Governance’ van de OESO werd in 2007 de toepassing van de OESO-principes terzake in de ondernemingen onderzocht. Er werd een methodologie voor onderzoek van de toepassing uitgewerkt en gepubliceerd. In dit verband is er eveneens gewerkt aan de omzetting van de richtlijn 2006/660/EEG van 14 juni 2006 die de 4de en de 7de richtlijn wijzigt met het invoeren en/of aanpassen van enerzijds een aantal boekhoudbepalingen en anderzijds de invoering voor beursgenoteerde ondernemingen van corporate governance-verplichtingen die eigenlijk gebaseerd zijn op en stroken met de OESO-principes inzake corporate governance. Het gaat hierbij om de verplichting voor de genoteerde ondernemingen om een verklaring met betrekking tot corporate governance op te nemen in het jaarverslag. Deze in het Wetboek van vennootschappen nog in te schrijven verplichting sluit aan bij de bepalingen van de 8ste auditrichtlijn die voor de ondernemingen van openbaar belang de invoering van een auditcomité voorziet. Ten slotte werd intens deelgenomen aan een Europees-mediterraan samenwerkingsproject waar onder het toezicht en via de steun van de Europese Commissie een project opgestart werd, Euromed-Market genoemd, met betrekking tot samenwerking, uitwisseling van informatie en het opzetten van een vrijhandelszone tegen 2010 tussen de EU en de landen rond de Middellandse zee voor de beroepen die zich bezig houden met de boekhouding en de wettelijke controle van de jaarrekening. In het jaar 2007 werden verschillende internationale vergaderingen onder het voorzitterschap van België gehouden betreffende de problematiek van de accountancy en audit ter voorbereiding van de werkzaamheden in 2008 die moeten leiden tot concrete voorstellen voor het bereiken van de vrijhandelszone.
51
6.6. LAATTIJDIGE INDIENING VAN DE JAARREKENING De programmawet van 8 april 2003 voerde in het Wetboek van vennootschappen een artikel 129bis in, dat administratieve geldboetes oplegt aan de vennootschappen die hun jaarrekening niet of laattijdig neerleggen bij de Balanscentrale. De boete werd opgelegd door de minister die bevoegd was voor Economische Zaken. Deze opdracht werd door de minister gedelegeerd aan ambtenaren van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de markt, die daartoe bij naam aangewezen werden. Daartoe werd binnene de Algemene Directie een cel ”Jaarrekeningen” opgericht. Artikel 129bis was van toepassing op de neerlegging van de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen afgesloten sinds 31 december 2002. De programmawet van 27 december 2005 schrapte de toepassing van artikel 129bis voor de rekeningen afgesloten na 1 oktober 2005 en herformuleerde artikel 101 van het Wetboek van vennootschappen.
52
Voortaan dienen de rechtspersonen, die hun jaarrekening meer dan een maand na het verstrijken van de 7 maanden volgend op het afsluiten van het boekjaar openbaar maken, rechtstreeks een tarieftoeslag te betalen tijdens de neerlegging bij de Balanscentrale. Het stelsel van de geldboetes wordt aldus opgeheven. Deze personen beschikken evenwel over een termijn van 18 maanden, na het afsluiten van de rekeningen, om terugbetaling te vragen van deze tarieftoeslag, op voorwaarde dat ze overmacht kunnen inroepen. De cel “Jaarrekeningen” doet uitspraak over deze aanvragen tot terugbetaling. In 2007 werden aldus 479 aanvragen om terugbetaling ingediend, waarvoor 405 gunstige beslissingen werden genomen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7. De intellectuele eigendom
De Dienst voor de Intellectuele Eigendom (DIE) bestaat uit een dienst Juridische en Internationale Zaken en een dienst Productie, Boekhouding en Informatie. De dienst Juridische en Internationale Zaken heeft tot taak de wetgeving en reglementering inzake intellectuele eigendom uit te werken en aan te passen aan de evolutie van het communautair en internationaal recht. De DIE vertegenwoordigt België in de intergouvernementele organisaties die bevoegdheden hebben op het vlak van de intellectuele eigendom: het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, het Bureau ter Harmonisatie van de Interne Markt, het Communautair Bureau voor Plantenrassen, Het Europees Octrooibureau, de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, de Internationale Unie voor de Bescherming van Kweekproducten en de Wereldhandelsorganisatie. Daarnaast verzekert de dienst ook het secretariaat van advies- en besluitorganen binnen het domein van de intellectuele eigendom, en verstrekt hij adviezen over de draagwijdte van de regelgeving inzake intellectuele eigendom. De dienst Productie, Boekhouding en Informatie is belast met het registreren, verlenen en publiceren van de industriële eigendomsrechten voor het Belgische grondgebied, vervult een rol van tussenpersoon voor het registreren van internationale rechten en verspreidt de informatie over de intellectuele eigendom. Deze afdeling zorgt eveneens voor de promotie, het opzoeken en het zo ruim mogelijk verspreiden van de informatie in verband met de uitvindingsoctrooien en int de taksen voor het registreren, publiceren en in stand houden van de industriële eigendomstitels.
53
7.1. DE JURIDISCHE ACTIVITEITEN In 2007 kwamen enkele belangrijke ontwerpen van regelgeving over intellectuele eigendom tot stand. Deze ontwerpen strekten ertoe
54
de burgerrechtelijke en strafrechtelijke wetgeving inzake bestrijding van namaak te hervormen, de kwaliteit van de Belgische octrooien te verbeteren alsook het octrooisysteem toegankelijker te maken voor ondernemingen, voornamelijk dan kmo’s, en onderzoekscentra, en het stelsel van het vervolgrecht grondig te wijzigen, wat het auteursrecht betreft.
7.1.1. Bestrijding van namaak Namaak is een wereldwijd verspreid fenomeen, dat gevolgen heeft voor ieder van ons! Wie komt immers nooit eens in de verleiding om een nagemaakt product te kopen, tijdens een reis of op een plaatselijke markt? Toegeven aan die verleiding kan zeer nadelige gevolgen hebben, niet alleen voor de economie, maar ook voor de volksgezondheid. De jongste jaren werd men geconfronteerd met een enorme diversifiëring en professionalisering in de sector van de namaak. Geen enkele economische sector blijft gespaard, en voortaan worden ook de courante consumptiegoederen geviseerd. Namaak raakt zowel consument als onderneming (consumentenbedrog, verlies aan fiscale en douane-inkomsten, ontstaan van ongecontroleerde arbeidsmilieus). Bovendien betekenen sommige nagemaakte producten een regelrecht gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de consument, zoals bijvoorbeeld wisselstukken voor auto’s, geneesmiddelen, huishoudtoestellen, cosmeticaproducten of speelgoed. Op economisch niveau vormt namaak één van de belangrijkste obstakels voor de rentabilisering van investeringen op het gebied van onderzoek en innovatie. Namaak
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
genereert bovendien een oneerlijke concurrentie op de markt. Het is een zeer winstgevende soort van criminaliteit, die hoe langer hoe meer wordt gefinancierd door de georganiseerde misdaad, en de winsten worden op hun beurt vaak in andere criminele activiteiten gepompt. In België stond de strijd tegen namaak de voorbije jaren hoog op de prioriteitenlijst, en vormde de wetgevende kernactiviteit van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom in 2007. De Belgische wetgeving werd niet enkel gemoderniseerd op het strafrechtelijk niveau, maar eveneens op het burgerrechtelijke. Er werden drie wetsontwerpen aangenomen, waardoor de overheid, de ondernemingen en de particulieren een aanzienlijk instrument in handen kregen ter bestrijding van inbreuken op hun intellectuele eigendomsrechten: de wet van 9 mei 2007 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, de wet van 10 mei 2007 betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten en de wet van 15 mei 2007 betreffende de beteugeling van namaak en piraterij inzake rechten van intellectuele eigendom.
7.1.1.1. Hervorming van de burgerrechtelijke en gerechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten Om de strijd tegen namaak en piraterij efficiënt aan te pakken, was het noodzakelijk om de burgerrechtelijke wetgevingen binnen de Europese Unie te harmoniseren, zodat een hoog, evenwaardig en homogeen niveau van bescherming kon worden gewaarborgd voor alle lidstaten. De inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten (IER) hebben immers hoe langer hoe meer een grensoverschrijdend karakter, en de grote verschillen tussen de nationale wetgevingen van de lidstaten wat betreft de middelen om de IER te doen respecteren, vormden een ernstige handicap voor de houders van de rechten. Aangezien de procedures, maatregelen en verhaalmiddelen van de bevoegde rechtbank verschillend waren voor elke lidstaat, konden de overtreders van deze verschillen misbruik maken om hun activiteiten te concentreren op die landen, waar dergelijke inbreuken het minst efficiënt worden beteugeld. Richtlijn 2004/48/EG harmoniseert de burgerrechtelijke maatregelen, de procedures en schadevergoedingen die kunnen worden opgelegd in het geval van schending van een intellectueel eigendomsrecht. De wet van 9 mei 2007 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van IER heeft voornamelijk tot doel de richtlijn 2004/48/EG in Belgisch recht om te zetten. De omgezette maatregelen hebben hoofdzakelijk betrekking op het doen stopzetten (staken) van de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten en op het vergoeden van schade. De staking, het fundamentele doel van de vordering inzake namaak, wordt voortaan uitdrukkelijk bepaald in alle wetten met betrekking tot de intellectuele eigendom. De
55
vordering tot staking kan gebeuren volgens een gewone gerechtelijke procedure, of volgens een versnelde procedure zoals “in kort geding”, voor de voorzitter van de bevoegde rechtbank. In het kader van het stopzetten van de inbreuk, biedt de nieuwe wet een regeling voor de voorlopige maatregelen, het bevel tot staking, de corrigerende maatregelen (terugtrekking uit commerciële circuits, vernietiging van nagemaakte goederen), het recht op informatie en de openbaarmaking van de uitspraken. Voor de vergoeding van de geleden schade regelt de wet het verlenen van schadevergoedingen, het betalen van de gerechtskosten en de publicatie van de uitspraken. De wet van 9 mei 2007 coördineert overigens, voor alle IER, sommige bepalingen uit de betrokken wetten, bepalingen die evenwel niet worden opgelegd door de richtlijn. Het betreft enerzijds de afgifte van de inbreukmakende goederen en het afdragen van de winst, en anderzijds, de burgerrechtelijke verbeurdverklaring.
56
Aangezien de richtlijn alle intellectuele eigendomsrechten beoogt, werd ervoor gekozen, de richtlijn op horizontale wijze om te zetten, via een wijziging van alle bijzondere wetten inzake intellectuele eigendom (wet op de uitvindingsoctrooien, wet inzake het kwekersrecht, wet inzake het auteursrecht en de naburige rechten, wet op de databanken, enz.). Daaruit volgt dat in de verschillende wetten inzake intellectuele eigendomsrechten gelijklopende bepalingen te vinden zijn. De wet van 10 mei 2007 betreffende de aspecten van gerechtelijk recht omvat: maatregelen voor het in beslag nemen van nagemaakte goederen Dank zij de procedure voor het beslag inzake namaak kan een expert – bij de vermoedelijke namaker of bij een derde, à l’improviste maar in uitvoering van een gerechtelijke machtiging – de beschrijving bekomen van elk voorwerp, elk procédé en elk document waarmee de vermeende namaak kan worden vastgesteld. De wet van 10 mei 2007 wijzigt het Gerechtelijk Wetboek op dit punt. Ze moderniseert de procedure, breidt het toepassingsgebied uit tot alle personen die in rechte kunnen optreden om een inbreuk op een IER te doen staken, en zorgt voor een betere bescherming van de “bezochte” partij. maatregelen voor een grotere centralisatie van de geschillenregeling inzake intellectuele eigendom Voor de geschillenregeling inzake intellectuele eigendom wijzigt de wet zowel de toekenningsbevoegdheid als de territoriale bevoegdheid van hoven en rechtbanken. Ze vertrouwt de geschillen inzake industriële eigendom toe aan de rechtbank van koophandel, de natuurlijke rechter voor geschillen die ontstaan in het commerciële en het zakenleven. De regeling van geschillen inzake auteursrecht, naburige rechten en het recht van de producenten van databanken, wordt daarentegen afhankelijk van
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
de hoedanigheid van de partijen (handelaar of geen handelaar) toegekend aan de rechtbank van eerste aanleg of aan de rechtbank van koophandel. Op territoriaal vlak centraliseert de wet de meeste intellectuele eigendomsgeschillen bij de rechtbanken van de vijf hoven van beroep, dit om een grotere specialisatie van de magistraten te bevorderen. de afschaffing van het verbod om de vordering tot staking in handelszaken te cumuleren met de vordering inzake namaak Het verbod om de vordering tot staking in handelszaken (vordering inzake oneerlijke concurrentie bepaald in artikel 95 van de WHPC en de vordering tot staking van inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten (vordering inzake namaak) te cumuleren is opgeheven. Het nieuwe artikel 96 van de WHPC voert een vordering tot staking in (versnelde procedure zoals in kort geding) voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel, voor alle inbreuken op de IER, behalve op het auteursrecht, de naburige rechten, en het recht van de producenten van databanken. Voor deze laatsten bestaat immers al een vordering tot staking met een procedure zoals in kort geding. De opheffing van het cumulverbod heeft tot gevolg dat de voorzitter van de bevoegde rechtbank voortaan, in het kader van eenzelfde instantie, zowel kennis kan nemen van de inbreuk op de eerlijke handelspraktijken als van de inbreuk op het betrokken intellectueel eigendomsrecht, wat voordien in principe onmogelijk was.
7.1.1.2. Hervorming van de strafrechtelijke aspecten van de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten Met de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten heeft de Staat tot doel de schending van bepaalde intellectuele eigendomsrechten doeltreffender te bestrijden. Houders van intellectuele eigendomsrechten en de overheid kunnen dankzij deze wet de productie en het in de handel brengen van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten doeltreffender bestrijden. Deze wet moderniseert de strafwetgeving inzake de namaak van merken en het auteursrecht. Daarnaast worden ook inbreuken op tekeningen en modellen, kwekersrechten, uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten strafbaar gemaakt. De belangrijkste kenmerken van het nieuwe stelsel zijn de volgende: Voor de wet van 15 mei 2007 waren enkel de inbreuken op het auteursrecht en op het merkenrecht strafbaar. De nieuwe wet breidt deze strafbaarstelling uit tot in-
57
breuken op alle intellectuele eigendomsrechten. Met name namaak van tekeningen of modellen en van octrooien worden op deze manier bestraft. Niet elke inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten kan strafrechtelijk vervolgd worden. Aangezien het om strafrechtelijke maatregelen gaat (zoals boetes en gevangenisstraf), worden in principe enkel inbreuken die met kwaadwillig of bedrieglijk opzet op commerciële schaal gepleegd worden, vervolgd. Het indienen van een klacht door de benadeelde partij is geen voorafgaande voorwaarde meer voor het instellen van de vervolging. Het Openbaar Ministerie kan voortaan op eigen initiatief optreden. De straffen worden verzwaard en gediversifieerd. Hierdoor krijgt de wet een groter ontradend effect. Bovendien kan er door de diversificatie van de straffen, meer rekening worden gehouden met de nieuwe ontwikkelingen.
58
De wet kent de bevoegdheid voor opsporing en vervolging van namaak toe aan de ambtenaren van de Administratie der Douane en accijnzen van de FOD Financiën, evenals aan de politie en aan de ambtenaren van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie. Deze laatste instantie wordt versterkt door een nieuwe afdeling die aan “namaak” gewijd wordt. Deze ambtenaren kunnen, nadat ze een inbreuk hebben vastgesteld, het dossier voor verder vervolg doorzenden aan de Procureur des Konings. De ambtenaren kunnen echter, wanneer zij oordelen dat de inbreuk niet te zwaar is, ook beslissen het dossier niet aan de Procureur des Konings over te maken, en een waarschuwingsprocedure hanteren, of nog de inbreukmaker een minnelijke schikking aanbieden.
7.1.2. Maatregelen tot verbetering van de kwaliteit van de Belgische octrooien en van de toegankelijkheid van het octrooisysteem De inspanningen die ondernemingen op het vlak van innovatie leveren om te beantwoorden aan de vereisten en bewegingen van de markt zouden vruchteloos zijn zonder efficiënte beschermingsmiddelen. Octrooien bieden een bescherming voor uitvindingen; ze verhinderen, dat andere ondernemingen de uitvinding exploiteren of laten dergelijke exploitatie toe, maar mits licentieovereenkomst en tegen betaling van vergoedingen. Aangezien kmo’s bovendien bijzonder actief zijn
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
op het gebied van innovatie, betekenen octrooien voor hen vaak een groter concurrentieel voordeel dan voor grotere ondernemingen. Onlangs werden maatregelen goedgekeurd om het Belgische octrooisysteem aantrekkelijker te maken voor de gebruikers ervan, en meer bepaald de kmo’s. De hervorming, die op 1 januari 2008 van kracht werd, is enerzijds gericht op een betere toegankelijkheid van het Belgische octrooisysteem voor uitvinders en ondernemingen, en anderzijds op het verbeteren van de kwaliteit van de octrooien2. Het Belgische octrooi is een titel, afgeleverd voor het Belgisch grondgebied, dat een uitsluitend en tijdelijk recht van exploitatie verleent voor iedere uitvinding die nieuw is, op uitvinderswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Het in stand houden van de octrooibescherming voor een maximumduur van 20 jaar veronderstelt het betalen van jaarlijkse instandhoudingstaksen.
7.1.2.1. Betere kwaliteit van het Belgische octrooisysteem Om een octrooi met een beschermingsduur van 20 jaar te kunnen krijgen, moet de aanvrager tegen betaling van een onderzoekstaks een onderzoeksrapport vragen. Dit verslag wordt voor rekening van de Belgische Staat opgesteld door het Europees Octrooibureau (wanneer de aanvrager geen onderzoeksverslag aanvraagt, is de beschermingsduur van zijn octrooi beperkt tot 6 jaar). Het maakt een stand van zaken op van de informatie die relevant wordt geacht voor de octrooiaanvraag. Dit rapport geeft dus informatie over de octrooieerbaarheid van een uitvinding. Met de herziening wordt het bestaande systeem aanzienlijk verbeterd3. Voor octrooiaanvragen die vanaf 1 januari 2008 worden ingediend, ontvangt de aanvrager naast het onderzoeksrapport ook een schriftelijke opinie, die door het Europees Octrooibureau voor rekening van de Belgische Staat wordt opgesteld. Deze schriftelijke opinie vormt een niet dwingend advies over de octrooieerbaarheid van een uitvinding ten opzichte van de wettelijke vereisten, met name nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid.
2
3
Wet van 6 maart 2007 tot wijziging van de regeling betreffende de aflevering van het uitvindingsoctrooi en het takssysteem inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten – Belgish Staatsblad, 12 april 2007 Koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien voor wat het verstrekken van een schriftelijke opinie betreft in het kader van de Belgische procedure voor het afleveren van uitvindingsoctrooien – Belgish Staatsblad, 24 augustus 2007
59
Dank zij deze schriftelijke opinie kan de aanvrager bij het begin van de procedure bepalen of hij er goed aan doet zijn octrooiaanvraag te handhaven, aan te passen of eventueel in te trekken. De aanvrager is beter op de hoogte van zijn kansen om een octrooi te verkrijgen, en kan reeds in een vroeger stadium nagaan of het nut heeft zijn investering voort te zetten. Deze gewijzigde procedure zou tot een grotere rechtszekerheid van het intellectuele eigendomsstelsel moeten leiden, en tot meer kwaliteitsvolle en economisch waardevolle Belgische octrooien.
7.1.2.2. Betere toegankelijkheid van het Belgische octrooisysteem voor uitvinders en bedrijven De herziening van het octrooirecht is ook bedoeld om het Belgische octrooisysteem toegankelijker te maken voor de uitvinders en voor de bedrijven, in het bijzonder de kmo’s. Deze verbetering wordt mogelijk gemaakt door het aanpassen van de taksregeling voor octrooien. Op 1 januari 2008 werden hiertoe twee maatregelen uitgevaardigd.
60
Enerzijds daalde de onderzoekstaks die de aanvrager moet betalen voor een onderzoeksrapport en een schriftelijke opinie van 887 naar 300 euro. Door deze maatregel wordt het Belgische octrooisysteem minder duur en komen octrooien beter binnen het bereik van uitvinders en van kmo’s. Anderzijds werden de jaartaksen voor het in stand houden van octrooien opgetrokken, ter financiering van de voornoemde reductie van de onderzoekstaks. De jaartaksen werden met 12 % opgetrokken voor de 3e tot 10e jaartaks en de overeenkomstige toeslagen en tot 15 % voor de 11e tot 20e jaartaks en de betreffende toeslagen. Deze tweede maatregel vormt geen probleem, aangezien de bedragen van de instandhoudingstaksen sinds 1995 niet meer aangepast werden en België een van de lidstaten van de Europese Octrooiorganisatie is met de laagste instandhoudingstaksen. De verlaging van het bedrag van de onderzoekstaks en de gelijktijdige verhoging van de jaarlijkse instandhoudingstaksen zou ertoe moeten leiden, dat het octrooisysteem voor het grootste deel wordt gefinancierd door de houders van octrooien die economisch geëxploiteerd worden.
7.1.3. Wijziging van het stelsel van het volgrecht bepaald in de wet op het auteursrecht 7.1.3.1. Volgrecht, wat is dat? Het volgrecht is een recht dat toegekend wordt aan auteurs van werken van beeldende of grafische kunst zoals bijvoorbeeld schilderwerken, beeldhouwwerken, lithografie-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
en, keramische werken, glaswerk, enz. Auteurs van dergelijke werken verkopen hun werk vaak op een moment dat zij nog niet zeer bekend zijn, waarbij het bedrag dat zij ontvangen bijgevolg niet zeer hoog is. Wanneer zij dan later bekendheid hebben verkregen, wordt het werk dat zij in het verleden verkochten vaak voor zeer hoge bedragen verder verkocht. Dankzij het volgrecht kunnen de auteurs meegenieten van dit latere economische succes van hun werken. Het volgrecht kan immers omschreven worden als het recht van een auteur van werken van grafische en beeldende kunst op een vergoeding bij sommige doorverkopen van zijn creaties.
7.1.3.2. De nieuwe wetgeving vanaf 1 november 2007 In België bestaat het volgrecht al sinds 1921. Het Belgische systeem moest echter aangepast worden aan een Europese richtlijn uit 2001. Het doel van die richtlijn was het volgrecht in heel de Europese Gemeenschap in te voeren en op bepaalde punten te harmoniseren. De nieuwe regels betreffende het volgrecht traden in werking op 1 november 2007. De nieuwe wetgeving omvat volgende teksten: de wet van 4 december 2006 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk - Belgish Staatsblad, 23 januari 2007, 2.962; het koninklijk besluit van 2 augustus 2007 - Belgish Staatsblad, 10 september 2007, 48.032; het ministerieel besluit van 12 december 2007 - Belgish Staatsblad, 24 december 2007, 65.148. De voornaamste wijzigingen die doorgevoerd werden zijn: het toepassingsgebied: voortaan is een volgrecht verschuldigd bij “elke doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk waarbij actoren uit de professionele kunsthandel betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, na de eerste overdracht door de auteur”. Doorverkopen door kunstgalerijen zullen voortaan dus ook onderworpen zijn aan het volgrecht, terwijl vroeger enkel een volgrecht verschuldigd was wanneer de werken openbaar geveild werden; de drempel: waar vroeger een volgrecht verschuldigd was vanaf een doorverkoopprijs van 1 250 EUR, zal voortaan slechts een volgrecht verschuldigd zijn vanaf een doorverkoopprijs van 2 000 EUR; de tarieven: waar vroeger het volgrecht 4 % van de verkoopprijs bedroeg, is dit voortaan een degressief tarief in schijven, eveneens berekend op de verkoopprijs, gaande van 4 % voor de schijf tot 50 000 euro tot 0,25 % op het deel van de verkoopprijs boven 500 000 euro.
61
7.2. DE PRODUCTIE, BOEKHOUDING EN INFORMATIE Deze activiteit omvat eveneens de registratie, verlening en publicatie van en de informatie over de industriële eigendomstitels in België. Het wettelijke systeem inzake de industriële eigendomstitels (octrooien, aanvullende beschermingscertificaten, kwekerscertificaten, merken, tekeningen en modellen) voorziet in de verstrekking door de overheid van een officiële bescherming onder de vorm van een (tijdelijk) exclusief exploitatierecht aan de titularissen in ruil voor de openbaarmaking van (technische) informatie. Dit systeem draagt bij tot de totstandkoming van de innovaties die onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling en de blijvende groei van de hedendaagse kenniseconomie. Het stelt de ondernemingen in staat hun innovaties te valoriseren en zo hun marktaandelen te consolideren.
62
7.2.1. Registratie, verlening en publicatie van industriële eigendomstitels Het betreft de registratie van Belgische, Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen, de aanvragen voor een Belgisch aanvullend beschermingscertificaat voor een geneesmiddel of een gewasbeschermingsmiddel, de aanvragen voor een Belgisch kwekerscertificaat en de aanvragen voor een BENELUX-merk, -tekening of -model. Het aantal aanvragen voor octrooien en certificaten dat in 2007 bij de Belgische Dienst voor de intellectuele Eigendom werd ingediend, is terug te vinden in de grafiek 1, waarin ter vergelijking ook de aantallen aanvragen voor de periode 2002-2006 zijn weergegeven. Als meest opvallend gegeven in 2007 moet in Grafiek 1 de aanzienlijke daling van het aantal bij de Dienst voor de intellectuele Eigendom ingediende Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen worden opgemerkt. Deze daling is te wijten aan het feit dat de rechtstreekse elektronische indiening van Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen bij het Europees Octrooibureau nu ook in België definitief ingang gevonden heeft bij de grote firma’s en de Belgische octrooigemachtigden. De sectie Productie verleent en publiceert de Belgische octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en kwekerscertificaten. Bovendien registreert en publiceert zij de vertalingen in één van de Belgische officiële talen, die bij de Dienst voor de intellectuele Eigendom worden ingediend ter validatie van Europese octrooien met aanduiding van België, die door het Europees Octrooibureau in het Engels werden verleend. De betreffende statistische gegevens voor de periode 2002-2007 zijn opgenomen in de onderstaande grafieken.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 1. Belgische, Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen 800 700
BE
681 635
EP
PCT 648
622
617
Aantal
600 500 400 312
300
299
293
235 192
183
200
132 139
132 72
100 0 2003
2004
2005
2006
2007
63 Grafiek 2. Oorsprong van de Belgische octrooiaanvragen 800
België
Buitenland
700 600
172
120
106
159
509
515
516
489
454
2003
2004
2005
2006
2007
Aantal
500
163
400 300 200 100 0
Grafiek 3. Verleende Belgische octrooien 800 713
708
700 619
Aantal
600
548
519
2006
2007
500 400 300 200 100 0 2003
2005
Grafiek 4. Aard van de verleende Belgische octrooien 800
BE octrooi 6 jaar
BE octrooi 20 jaar
700 600 500 Aantal
64
2004
400
447
466
400 340
292
300 200 100
219
266
242
208
227
2004
2005
2006
2007
0 2003
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Grafiek 5. Oorsprong van de verleende Belgische octrooien België
Buitenland
800 700 204
600 226
500 Aantal
178 125
115
400 300 509 200
530
393
423
404
2006
2007
100 0 2003
2004
2005
65 Grafiek 6. Gevalideerde Europese octrooien met en zonder vertaling in België Gevalideerde EP met vertaling in BE
Gevalideerde EP zonder vertaling in BE
25.000
20.000
Aantal
15.000
10.989
13.508
11.584
11.829
10.608 10.000
5.000
8.326
7.619
6.581
7.288
2003
2004
2005
2006
9.430
0 2007
7.2.2. Inning van taksen De Boekhouding inde in 2007 meer dan 15 miljoen euro aan proceduretaksen en jaarlijkse instandhoudingstaksen voor internationale (PCT) octrooiaanvragen, voor Belgische octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en kwekerscertificaten en voor in België gevalideerde Europese octrooien. Verder boekte zij meer dan 68 000 euro aan vergoedingen voor octrooikopieën en resultaten van octrooiopzoekingen die aan de klanten van de Sectie Octrooi-informatie werden afgeleverd. In 2007 werd bij de Boekhouding een modern informaticasysteem in gebruik genomen voor de facturering en het beheer van de vergoedingen voor de aan de klanten afgeleverde producten en diensten.
7.2.3. Informatie over en promotie van de intellectuele eigendom 66
De internetsite www.economie.fgov.be/opri-die.htm stelt onder andere het Belgische octrooiregister en een zeer uitgebreide collectie octrooidocumenten (Esp@cenet) ter beschikking van het publiek. Ondernemers kunnen er terecht voor bibliografische en technische octrooi-informatie. Deze informatie stelt hen in staat om inbreuken op de octrooirechten van concurrenten en overbodige investeringen in onderzoek en ontwikkeling van reeds bestaande technologie te vermijden. Daarnaast vinden zij er ook de coördinaten van mogelijke zakenpartners en van potentiële licentiegevers en –nemers. In 2007 werd er een online te raadplegen databank ontwikkeld met vertalingen in het Duits, Frans of Nederlands van in België gevalideerde Europese octrooien en voorzien van een viertalige (Duits, Frans, Nederlands en Engels) “full text” zoek- en vertaalmotor. Dit zogenaamde EPATRAS-systeem (European Patent Translation System) wordt in de loop van 2008 ter beschikking gesteld van het publiek via de internetsite www. economie.fgov.be/opri-die.htm. In opdracht van klanten voert de Dienst voor de Intellectuele Eigendom opzoekingen uit in de EPOQUE- en INPADOC-octrooidatabanken van het Europees Octrooibureau en levert zij kopieën van octrooidocumenten af. In 2007 stelden de examinatoren van de Sectie Octrooi-informatie 634 onderzoeksrapporten op. Er werden 39 026 gekopieerde octrooipagina’s en 367 voor eensluidend verklaarde kopieën van octrooidocumenten afgeleverd aan klanten. Tijdens een tweedaags forum over “Intellectual Property and best practices for SME’s” op 13 en 14 september 2007 te Genève, heeft de Dienst voor de Intellectuele Eigendom een presentatie gegeven over deze opzoekingsdienst, die door de ‘World Intellectual Property Organisation’ (WIPO) werd geselecteerd als één van de beste internationale praktijken voor het informeren, ondersteunen en bege-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
leiden van kmo’s met betrekking tot het gebruik van intellectuele eigendomsrechten. De presentatie legde de nadruk op zoekstrategieën naar octrooien voor kmo’s, onderzoeksinstellingen en universiteiten en op de expertise van de Belgische Dienst voor de intellectuele Eigendom terzake. Zij is terug te vinden op de website van het WIPO: http://www.wipo.int/meetings/en/doc_details.jsp?doc_id=86605 . Sinds november 2007 werd bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom een “Contactpunt” geopend. Dit bevindt zich op de gelijkvloerse verdieping van het gebouw North Gate III. Het publiek kan er terecht voor alle informatie en advies in verband met de intellectuele eigendom. Het “Contactpunt” groepeert immers de verschillende diensten die door de Dienst worden aangeboden, namelijk een persoonlijk onthaal, een leeszaal en zaal voor het opzoeken van octrooien, het indienen van octrooien, het raadplegen en neerleggen van merken, tekeningen en modellen, het innen van de taksen, de officiële inontvangstneming van documenten van octrooigemachtigden, ruimten bestemd voor vergaderingen met experten van de DIE, toegang tot de informatie en de brochures in papieren versie. Om de innovatie en de kenniseconomie in België te stimuleren promoot de Dienst voor de intellectuele Eigendom het systeem der intellectuele eigendomsrechten in het bijzonder bij de universiteiten, de onderzoekscentra en de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Daartoe verspreidt hij promotie- en documentatiebrochures op beurzen en organiseert zij sensibiliserings- en informatieseminaries in samenwerking met het BENELUX Bureau voor de intellectuele Eigendom, het Europees Octrooibureau en de Wereldorganisatie voor de intellectuele Eigendom. In 2007 werd de Dienst voor de intellectuele Eigendom vertegenwoordigd op de volgende beurzen: Salon Entreprendre (Brussel), Wallinno (Bergen), Startersdag (Antwerpen + Leuven), Initiatives (Luik), Créawal (Louvain-la-neuve), Innova (Brussel), Eureka (Brussel) en Brainmass (Kortrijk). In samenwerking met het Europees Octrooibureau werden in 2007 drie seminaries georganiseerd respectievelijk gewijd aan de octrooiclassificatiesystemen ECLA en IPC8, de octrooidocumentatie-‘tools’ van het Europees Octrooibureau en aan de beoordeling van de zogenaamde ‘inventive step’ als octrooieerbaarheidsvoorwaarde. De Dienst voor de intellectuele Eigendom coördineert ook de activiteiten van het Belgisch PATLIB–netwerk (Patent Libraries), bestaande uit acht octrooi-informatiecellen ondergebracht bij vijf Belgische universiteiten (VUB, ULB, KUL, ULg en Faculté Polytechnique de Mons) en bij drie industriële Collectieve centra CENTEXBEL, WTCB/ CSTC en SIRRIS voor respectievelijk de textiel-, de bouw- en de metaalsector, met de sensibilisering van studenten, onderzoekers en ondernemers voor de aanwending en de verwerving van octrooien als doel.
67
In 2007 werden diverse infosessies georganiseerd, zowel buiten als binnen de Dienst, met als doelgroep de kmo’s, universiteiten en andere, : Faculté Universitaire des sciences Agronomiques de Gembloux (studenten bio-ingenieur): « Introduction à la propriété intellectuelle et au brevet plus particulièrement » ; Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) Informatienamiddag: “Intellectuele Eigendomsrechten in een kmo”; Conferenties op het salon Wallinno over de intellectuele eigendom; Sirris (WTCM/CRIF) – Gent: “Strategie voor octrooi-opzoeking”; Ateliers des FUCAM – Mons: “Je me protège, je m’informe; les brevets comme source d’information”; “Tournée” in Vlaanderen met VLAO;
68
“Tournée” in Wallonië met UCM en OBPI (Namen, Luik, Brussel, Louvain-la-Neuve, Mons): “Je me protège, je m’informe; les brevets comme source d’information”; Universiteit Antwerpen: “Strategie voor octrooi-opzoeking“. Deze sessies, die hoofdzakelijk gericht waren op informatieverstrekking en sensibilisering inzake octrooien, hebben de toegang van kmo’s tot innoverende activiteiten bevorderd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
8. Prijscontrole
Enkel de sectoren waarin de concurrentie niet optimaal kan spelen, zoals de sectoren van de waterdistributie, de teledistributie, de afvalverwerking, het taxivervoer en de sectoren met een uitgesproken sociale dimensie zoals de sectoren van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de implantaten en de instellingen voor bejaardenopvang blijven onderworpen aan de prijscontrole. De hoofdactiviteit van de Prijzendienst blijft de behandeling van de prijsvaststellingsen verhogingsaanvragen ingediend door de ondernemingen die tot sectoren behoren die onderworpen zijn aan prijscontrole. In 2007 werden in alle gereglementeerde sectoren samen 2 353 dossiers van prijsvaststelling en prijsverhoging behandeld waarvan er 839 ter ondertekening aan de minister werden voorgelegd. Bij elk dossier moet de genomen beslissing gedetailleerd en precies worden gemotiveerd, enerzijds met het oog op de vereisten van doorzichtigheid van de bestuurshandelingen en anderzijds in geval van een beroep tot vernietiging van de genomen beslissing, ingeleid bij de Raad van State door een verzoeker.
69
8.1. DE
VERDELING VAN HET AANTAL BEHANDELDE DOSSIERS PER
ACTIVITEITSSECTOR - 368 dossiers betreffende “geneesmiddelen“ waarvan er 225 originele specialiteiten betreffen en 143 generische geneesmiddelen of geneesmiddelen die geregistreerd zijn op basis van wetenschappelijke literatuur. - 124 dossiers betreffende “terugbetaalbare implantaten”; - 448 dossiers betreffende “inrichtingen voor bejaardenopvang” (volledige procedure); - 1371 dossiers “notificatie van de indexering toegepast voor inrichtingen voor bejaardenopvang”; - 37 dossiers betreffende “waterdistributie”;
70
- 4 dossiers betreffende “afvalverwerking”; - 1 dossier betreffende “teledistributie”. Zoals kan worden vastgesteld is het in de sector van de inrichtingen voor bejaardenopvang dat het aantal dossiers het hoogst is (77 % van de dossiers). De hierna opgenomen cijfers blijven significant.
8.1.1. Geneesmiddelen voor menselijk gebruik 368 aanvragen tot verhoging of vaststelling van prijzen waarvan 211 aanvragen (57 %) terugbetaalbare geneesmiddelen betreffen, 87 niet-terugbetaalbare geneesmiddelen op voorschrift (24 %) en 70 (19 %) vrij verkochte geneesmiddelen betreffen. 39 % van de dossiers betreffen generische geneesmiddelen of geneesmiddelen die geregistreerd zijn op basis van wetenschappelijke literatuur, waarvoor sedert juni 2006 een vereenvoudigde procedure tot vaststelling of verhoging van prijzen geldt (na 30 dagen i.p.v. 90 dagen). Het grootste gedeelte van de terugbetaalbare geneesmiddelen (97 %) betreft prijsvaststellingen en 3 % prijsverhogingen. 33 % van de dossiers betreffende de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen op voorschrift zijn prijsverhogingen en 67 % prijsvaststellingen; van de vrij verkochte ge-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
neesmiddelen (niet terugbetaalde en niet voorgeschreven) zijn daarentegen meer dan de helft (57 %) prijsverhogingen en de rest (43 %) prijsvaststellingen. 55 % van de dossiers betreffende de terugbetaalbare geneesmiddelen betreft generische geneesmiddelen of geneesmiddelen die geregistreerd zijn op basis van wetenschappelijke literatuur (kopieën), 36 % betreft vergelijkbare specialiteiten of nieuwe verpakkingen van bestaande specialiteiten en 9 % betreffen nieuwe originele specialiteiten (innovaties). 30 % van de dossiers betreffende de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen op voorschrift betreft generische geneesmiddelen of geneesmiddelen die geregistreerd zijn op basis van wetenschappelijke literatuur (kopieën) en 70 % originele specialiteiten. In de dossiers betreffende de geneesmiddelen in vrije verkoop is slechts 1 % generisch; bijna allemaal (99%) betreffen originele specialiteiten waarbij 58 % prijsverhogingen zijn en 42 % prijsbepalingen.
8.1.2. Versoepeling van de prijsreglementering die toepasselijk is op de terugbetaalbare en niet-terugbetaalbare geneesmiddelen. Het ministerieel besluit van 28 juni 2007 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 29 december 1989 betreffende de prijzen van de terugbetaalbare geneesmiddelen, 29 december 1989 betreffende de prijzen van de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen en 5 mei 2006 tot vaststelling van de maximumverkoopprijzen en de maximummarges voor de verdeling in het groot en de terhandstelling van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik geregistreerd als generieken of op basis van de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur (BS van 16 juli 2007), voert een versoepeling in van de reglementering van de prijzen van geneesmiddelen. In het kader van een vereenvoudiging van de administratieve procedures maar ook om een antwoord te bieden op de economische argumenten aangehaald door de diverse firma’s die betrokken zijn bij de commercialisering van geneesmiddelen waarvan de vergunning voor het op de markt brengen gevraagd wordt volgens de procedure als beschreven in titel II van verordening nr. 726/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk (en diergeneeskundig) gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, kunnen de farmaceutische ondernemingen zowel voor sommige terugbetaalbare geneesmiddelen (geneesmiddelen gerangschikt in meerwaardeklasse 1 en weesgeneesmiddelen) als voor sommige niet-terugbetaalbare geneesmiddelen de procedure
71
voor prijsvaststelling in gang zetten zodra het gunstig advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (beter bekend onder de naam CHMP, afkorting van de Engelse naam) zal bekend zijn en dus voordat de definitieve vergunning voor het op de markt brengen door de Europese Commissie wordt afgeleverd. De farmaceutische ondernemingen zullen zo tot 67 dagen kunnen winnen voor de aanvraag tot prijsbepaling waarbij de hoofdzakelijk “innoverende” geneesmiddelen dus sneller op de markt komen.
8.1.3. Implantaten 124 dossiers, waaronder 4 dossiers betreffende prijsverhogingen en twee verzoeken tot herziening van een prijsbesluit, op basis van nieuwe elementen. Het aantal dossiers is duidelijk lager dan in 2006.
8.1.4. Instellingen voor bejaardenopvang 72
1 819 aanvragen tot prijsverhoging, waarvan 448 aanvragen ingediend op basis van een volledig dossier en 1 371 aanvragen ingediend volgens de nieuwe vereenvoudigde indexatieprocedure. Ter herinnering, het ministerieel besluit van 12 augustus 2005 (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2005) voert een vereenvoudigde procedure in voor de aanvraag tot verhoging van de dagprijzen. De “normale” procedure tot aanvraag tot prijsverhoging, d.w.z. op basis van een volledig dossier, blijft mogelijk. Zo kunnen de instellingen die dat wensen de verhoging van de dagprijzen gewoon meedelen aan de Prijzendienst als de prijsaanpassing beperkt is tot een aanpassing aan de index der consumptieprijzen over 36 maanden maximum tussen de laatste verhogingsaanvraag en de nieuwe aanvraag. De vereenvoudigde procedure werd door de sector zeer gunstig onthaald en kende een enorm succes, aangezien 75 % van de aanvragen op deze basis gebeurt. Het aantal dossiers ingediend op basis van een volledig rechtvaardigingsdossier is niettemin sterk toegenomen aangezien het ten aanzien van 2006 zo goed als verdubbeld is. Dit verhoogde aantal ingediende dossiers is toe te schrijven aan het feit dat het Vlaams Gewest de instellingen verplicht heeft een reeks van producten en diensten, die vroeger bovenop de dagprijzen werden aangerekend op te nemen in de dagprijzen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
8.1.5. Waterdistributie 37 dossiers betreffende prijsverhogingsaanvragen. De kaderrichtlijn 2000/60/EG richt een communautair kader in voor de bescherming van de binnenwateren (oppervlaktewateren, grondwater en kustwater), met het oog op het voorkomen en verminderen van de vervuiling ervan, het bevorderen van het duurzaam gebruik ervan, het beschermen van hun milieu, het verbeteren van de aquatische ecosystemen en het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en droogteperiodes. Volgens het principe van “de vervuiler betaalt” wordt getracht de consument de “kostendekkende waterprijs” te doen betalen voor zijn waterverbruik, vermits de gefactureerde waterprijs vaak veel lager lag dan de werkelijke kostprijs. Tegen 2010 moeten de lidstaten maatregelen nemen om de waterprijs aan te passen aan de werkelijke kosten voor exploitatie, onderzoek, onderhoud van de inrichtingen, investeringen, milieubescherming. Het Vlaams en Waals Gewest passen het principe van de kostendekkende prijzen voor waterverdeling en voor sanering reeds toe, die worden opgelegd door de Europese Richtlijn. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest past het principe toe vanaf 2007.
8.1.6. Teledistributie 1 prijsverhogingsdossier. De prijsverhogingsaanvraag is gerechtvaardigd door de grote investeringen die nodig zijn om een aanbod van digitale televisie mogelijk te maken en het hoofd te bieden aan de concurrentie die in deze sector begint te verschijnen. Onder teledistributienet wordt verstaan het netwerk dat uitzending van programmadragende signalen via de kabel of via andere distributiesystemen moet mogelijk maken. Enkel het bedrag van het abonnement op het teledistributienet dat door de klant moet worden betaald is onderworpen aan de prijscontrole en dus aan een prijsverhogingsaanvraag. Tot op heden werd deze sector altijd als een zeer monopolistische sector beschouwd: Er is één enkele onderneming voor een bepaald grondgebied. De concurrentie zal slechts reëel zijn als de consument zijn operator zal kunnen kiezen; hiertoe moet de vrijmaking van de sector effectief zijn en niet enkel maar in theorie.
73
Het aanbod van een digitale teledistributie krijgt langzaamaan vorm te zien aan de investeringen gedaan door de ondernemingen die het hoofd moeten bieden aan de technologische ontwikkelingen verbonden aan dit nieuwe aanbod. Om dus een antwoord te kunnen bieden op het offensief van het digitale aanbod ingezet door sommige telecommunicatieoperatoren en dus het hoofd te kunnen bieden aan de concurrentie die in de sector op gang komt, bieden of bereiden de meeste kabeloperatoren zich voor op het aanbieden van digitale televisie maar daarnaast ook op het omschakelen van hun klanten op “triple play”, te weten (vaste en mobiele) telefonie, televisie en internet. Het valt te verwachten dat met de veralgemening van het aanbod van digitale televisie en triple play, het monopolie van de teledistributie niet meer zal bestaan en afschaffing van de prijscontrole zal kunnen worden overwogen.
8.1.7. Afvalverwerking 74
4 prijsverhogingsdossiers. Het afvalbeheer is een geregionaliseerde materie. Enkel “de verwerking” van afval is aan prijscontrole onderworpen. Ze omvat het verwijderen van afval in een centrum voor technische ingraving, maar ook het weer bruikbaar maken en de valorisatie ervan, twee aanvullende werkwijzen voor de verwerking van verpakkingsafval. In ruime zin betekent recycleren het transformeren van de verpakking tot hetzelfde of een ander materiaal (bijvoorbeeld van papier tot papier en van papier tot compost). Valoriseren is recycleren maar door de energie te recupereren (waarbij de afval bijvoorbeeld dient als brandstof voor de cementovens). Een analyse van deze sector werd uitgevoerd door de Algemene Directie Economisch Potentieel met het doel er de prijscontrole als een instrument voor marktregulering te analyseren en zo de doelmatigheid en de rechtvaardiging van deze controle te bepalen. Uit deze analyse blijkt dat: de prijsverhogingsaanvragen niet zo talrijk zijn, vergeleken met de ondernemingen die actief zijn in de sector en enkel de industriële afval betreffen en eventueel de afval die gelijkgesteld wordt met huishoudelijk afval (wat de verwerking van huishoudafval betreft, is er geen enkele directe tarifering vastgesteld tussen de operatoren en de consument); de sociale dimensie die de interventie van de overheid op het vlak van prijscontrole kenmerkt, is bijgevolg niet echt voorhanden; de sector bevestigt dat er op het gebied van afvalverwerking (verbranding, valorisatie, ingraving) wel degelijk concurrentie is.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
8.2. PRIJSVERLOOP IN BEPAALDE GECONTROLEERDE SECTOREN 8.2.1. Geneesmiddelen De rol van de FOD Economie is enerzijds om de belangen van de consumenten en van de ziekte –en invaliditeitsverzekering, die voor een aanvaardbaar prijsniveau pleiten, te behartigen en anderzijds om de farmaceutische industrie de nodige middelen te verschaffen voor de ontwikkeling ervan en om haar een voldoende rendabiliteit te verzekeren om onder andere nieuwe investeringen in onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken. Het Europese recht heeft de controle van de prijs van geneesmiddelen door de overheden van de verschillende lidstaten nooit in vraag gesteld maar heeft een aantal verplichtingen opgelegd om de doorzichtigheid van de genomen maatregelen te verzekeren en de ondernemingen te waarborgen dat hun dossier snel, doeltreffend en eerlijk wordt behandeld. De farmaceutische industrie haalt het belangrijkste van haar middelen uit de sociale zekerheid aangezien in 2006 bijna 80 % van het totale zakencijfer van de geneesmiddelen voor rekening van de ziekte- en invaliditeitsverzekering kwam. De geneesmiddelensector onderscheidt zich van de andere sectoren door het feit dat hij niet enkel gekenmerkt wordt door zijn economische rol maar ook omdat het een sector betreft waar sociale redenen en gezondheidsredenen ook een zeer belangrijke rol spelen. Het is dus van essentieel belang om alle aspecten ervan te controleren. Op de Belgische markt zijn 127 farmaceutische ondernemingen actief. Het globale omzetcijfer van de farmaceutische sector op basis van het aantal aan het publiek verkochte verpakkingen (distributiemarges en btw inbegrepen) geregistreerd in 2006 (buiten kliniekverpakkingen) bedraagt 4 602 143 757 euro. Het gedeelte van de als generisch geregistreerde geneesmiddelen of op basis van de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur vertegenwoordigt 10 % van dit globale omzetcijfer. Tabel 4 geeft weer hoe de distributiemarges zijn vastgesteld.
75
Tabel 4. Groothandels- en apothekersmarge vanaf januari 2006 (met uitzondering van de generische geneesmiddelen) Groothandelaar 1ste schijf Publieksprijs, btw inbegrepen < of = 25,43 euro
Apotheker
13,1 % van zijn verkoopprijs, 31 % van zijn verkoopprijs, btw niet inbegrepen btw niet inbegrepen
2de schijf Publieksprijs, btw inbegrepen > tegen 25,43 euro en < of = 41,30 euro 3de schijf (*) Publieksprijs, btw inbegrepen > 41,30 euro en < of = 68,00 euro 4de schijf (*) Publieksprijs, btw inbegrepen > 68,00 euro
2,18 euro per presentatie
7,44 euro per presentatie
2,18 euro + 0,68 %
7,44 euro + 2,32 %
2,18 euro + 0,77 %
7,44 euro + 2,61 %
(*) enkel voor de terugbetaalbare geneesmiddelen: er worden financieringsmarges toegevoegd
76
Grafiek 7. Geneesmiddelenomzet (in miljoen euro) 3500 OTC
NT
T
3000 2500 2000 1500 1000 500 0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Vastgesteld wordt dat in 2006 vooral de omzet van de OTC-geneesmiddelen (geneesmiddelen in vrije verkoop, niet op voorschrift en niet terugbetaald) is afgenomen; deze vermindering is hoofdzakelijk te wijten aan een daling met 13 % van de verkochte verpakkingen ten opzichte van 2005.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voor de terugbetaalbare geneesmiddelen (T) is de omzet lichtjes hoger dan in 2005, wat te wijten is aan een verhoging van 2,65 % van de verkochte verpakkingen vergeleken met 2005. Voor de niet-terugbetaalbare doch voorgeschreven geneesmiddelen (NT), is de omzet met 23 % gestegen, vergeleken met 2005, wat eveneens te wijten is aan een gelijkmatige toename van het aantal verkochte verpakkingen. Daaruit kan dus besloten worden dat de gemiddelde prijs van een geneesmiddel relatief stabiel blijft. De gemiddelde prijs van een terugbetaalbaar geneesmiddel is 27,03 euro, van een niet-terugbetaalbaar geneesmiddel op voorschrift is 11,88 euro en van een OTC-geneesmiddel (niet op voorschrift en niet terugbetaald) is 7,18 euro. De omzet van de OTC vertegenwoordigt slechts 10 % van de ganse geneesmiddelenmarkt, die van de niet-terugbetaalbare en op voorschrift vertegenwoordigt 14 % van het geheel, terwijl die van de terugbetaalbare geneesmiddelen (T) het grootste gedeelte vertegenwoordigt, te weten 76 % van het geheel. Grafiek 8. Marktaandelen van de geneesmiddelen OTC, NT en N OTC
NT
T
10% 14%
76%
77
8.2.2. Waterdistributie Grafiek 9. Prijsverloop van het water in België tussen 2005 en 2007 Prijs per jaar voor 100 m³, zonder saneringskosten, zonder sociaal fonds en btw.
250
Wallonië
Brussel
Vlaanderen
200
150
180 162
162 131
126
123
100
78
204
196
189
50
0 2005
2006
2007
Sedert 2005, passen de waterdistributiemaatschappijen een tarifering toe volgens de “reële kosten” waarbij de consument verplicht wordt om voor de waterdistributie te betalen op basis van de reële kostprijs en wordt er slechts een lichte verhoging in de evolutie van de gemiddelde prijzen vastgesteld. In het Waals Gewest is de gemiddelde waterprijs het hoogste, onmiddellijk gevolgd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, terwijl hij in het Vlaams Gewest het laagste is.
8.2.3. Instellingen voor bejaardenopvang Tussen 2005 en 2007, bedraagt de gemiddelde globale prijsverhoging toegestaan op jaarbasis 6,65 %; dat is minder dan de inflatieverhoging. Er moet evenwel rekening worden gehouden met het feit dat in de gemiddelde prijs de instellingen zijn opgenomen die geen prijsverhogingen hebben doorgevoerd. De evolutie is iets duidelijker bij de commerciële privé-instellingen dan bij de overheids- of privé-instellingen zonder winstoogmerk. De globale verhoging, toegestaan in het Waals en Vlaams Gewest, bedraagt respectievelijk 4,72 % en 7,14 %; ze is groter in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (12,2 %).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Het Vlaams Gewest kent een duidelijkere prijsevolutie aangezien in de dagprijs een hele reeks van producten en/of diensten moeten worden opgenomen die voordien afzonderlijk werden aangerekend. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, was de prijsevolutie vooral in de loop van het tweede trimester van 2005 het grootst. Grafiek 10. Prijsverloop in de instellingen voor bejaardenopvang tussen 2005 en 2007 Gemiddelde prijsverhoging in % op jaarbasis. 14% 12% 12,20% 10% 8% 6%
7,14%
6,65%
4%
4,72%
79
2% 0%
België
Vlaams Gewest Waals Gewest
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
80
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be