Thema 5
Zevenmijlslaarzen
Oriëntatie op thema 5 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 2 De kinderen kunnen bepalen of ze antwoorden op basis van verworven voorkennis, een schatting maken of gokken. 3 De kinderen vertrouwd maken met de belangrijkste onderwerpen en doelen van het thema. 4 De kinderen kunnen foto’s verzamelen van de verplaatsingen van de mens. 5 De kinderen kunnen van de meegebrachte foto’s een collage maken. 6 De kinderen kunnen samen met een partner een opdracht uitvoeren. 7 De kinderen kunnen de mening van klasgenoten over hun werk aanvaarden en waarderen.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Reizen: een avontuur
Doelen
1 De kinderen kunnen op basis van hun eigen keuze passende informatie verzamelen. 2 De kinderen kunnen kaarten van Europese spoorwegen, snelwegen en luchtvaartverbindingen lezen, interpreteren en gebruiken om een reisweg aan te duiden of te plannen. 3 De kinderen kunnen cijfergegevens en diagrammen i.v.m. het aantal reizigers, procenten van vervoermiddelen bij het reizen en het kapitaal dat aan buitenlandse reizen wordt besteed, gebruiken om vragen te beantwoorden en opdrachten uit te voeren. 4 De kinderen kunnen een reis plannen en daarbij rekening houden met temperatuur, neerslag, bereikbaarheid, toeristische mogelijkheden en prijs. 5 De kinderen kunnen gegevens van een klimaatdiagram aflezen. 6 De kinderen kunnen een reisbestemming met passende documentatie illustreren. 7 De kinderen kunnen in groep of in duo samenwerken en afspraken naleven. 8 De kinderen kunnen hun eigen werk en dat van anderen beoordelen en waarderen.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Veilig op reis
Doelen
1 De kinderen kunnen in een enquête hun mening, gewoontes of voorkeur i.v.m. situaties in de wagen of op het strand aanduiden. 2 De kinderen kunnen hun mening, gewoontes of voorkeur verdedigen en gezamenlijk een conclusie formuleren. 3 De kinderen kunnen in functie van een lange autorit een geschikte maaltijd kiezen en ze kunnen die keuze verantwoorden. 4 De kinderen kunnen situaties in de auto als veilig of onveilig beoordelen. 5 De kinderen kunnen cijfers i.v.m. interventies van redders aan de kust en het aantal inwoners en overnachtingen in toeristische steden interpreteren en bespreken. 6 De kinderen kennen spelletjes voor in de auto en kunnen die spelen. 7 De kinderen kennen de kentekens van de meeste Europese landen en kunnen die landen op een blinde kaart situeren. 8 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken en kunnen het partnerwerk beoordelen.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Reizen en toerisme vroeger en nu
Doelen
1 De kinderen kunnen informatie uit foto’s afleiden en in een historische context plaatsen. 2 De kinderen kennen het verschil tussen reizen en toerisme en ze kunnen zich voorstellen hoe dit in de verschillende periodes verliep. 3 De kinderen kunnen in een historische context verbanden leggen tussen reizen en toerisme. 4 De kinderen kunnen toelichten dat de technische vooruitgang en de welvaart het toerisme en het reizen bevorderden. 5 De kinderen kunnen in de context van reizen en toerisme bij korte tekstdelen de passende historische periode noteren en ze met een tekening illustreren. 6 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht samen afwerken en kunnen hun werk beoordelen.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Namen die klinken
Doelen
1 De kinderen kunnen de info’s individueel lezen en bijkomende opdrachten uitvoeren. 2 De kinderen kunnen op hun niveau de gevolgen van een kleine kompasafwijking op de wereldkaart aantonen en verwoorden. 3 De kinderen kunnen het verband tussen de ontdekkingen en een veranderende tijdgeest (historische context) ontdekken en verwoorden. 4 De kinderen kunnen enkele beroemde ontdekkingsreizigers in tijd en ruimte situeren. 5 De kinderen kunnen het aandeel en de invloed van vorsten, landen en sponsors in de organisatie van grote expedities verwoorden. 6 De kinderen kunnen de evolutie van de kennis van de wereld op wereldkaarten herkennen en toelichten. 7 De kinderen kunnen enkele courante navigatiesystemen herkennen, benoemen en op hun niveau de werking ervan verwoorden. 8 De kinderen kunnen in een gegeven aanbod aanduiden welke producten uit de Nieuwe Wereld afkomstig zijn. 9 De kinderen kunnen gegevens over ontdekkingsreizen rubriceren en schematiseren. 10 De kinderen kunnen de evolutie in en de gelijkenissen en verschillen tussen de ontdekkingsreizen in de verschillende periodes herkennen en verwoorden. 11 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht samen afwerken en kunnen hun werk beoordelen.
Activiteit 5 Onderwerp
■ De natuur op reis
Doelen
1 De kinderen kennen het begrip ‘trek’ en kunnen het in zijn ruimste betekenis verwoorden en met voorbeelden illustreren. 2 De kinderen kunnen het verband leggen en verwoorden tussen ‘trek’ en de zoektocht naar voedsel, broedplaatsen, vruchtbare gebieden of geschiktere temperaturen. 3 De kinderen kunnen foto’s verzamelen over het thema ‘planten en dieren op reis’. 4 De kinderen kunnen informatie uit een schema verwoorden. 5 De kinderen kunnen informatie uit een schema op een kaart overbrengen. 6 De kinderen kunnen gegevens van een kaart aflezen. 7 De kinderen kunnen opdrachten in partnerwerk uitvoeren. 8 De kinderen kunnen hun partnerwerk beoordelen.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 5
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden aan activiteiten binnen het behandelde thema koppelen en verwoorden hoe die vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 6
Stromen van letters en beelden
Oriëntatie op thema 6 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen kunnen een beeld dat volgens hen aansluit bij de titel van dit thema opzoeken en selecteren en kunnen hun keuze toelichten. 4 De kinderen kunnen drie situaties verwoorden waarin ze onlangs in contact kwamen met letters en beelden. 5 De kinderen worden ervan verwittigd dat ze na afloop van elke activiteit in dit thema een beeld moeten selecteren en hun keuze toelichten.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Zonder SCHRIFT zou SCHRIFT hier niet staan
Doelen
1 De kinderen kunnen op hun niveau het ontstaan en de evolutie van het schrift verwoorden. 2 De kinderen weten dat ons alfabet is opgebouwd uit het Griekse en Romeinse alfabet en kunnen dit verklaren. 3 De kinderen kunnen enkele begrippen uit de evolutie van het schrift: alfabet, papier, perkament, boekdrukkunst, tekstverwerker en analfabeet op hun niveau verklaren. 4 De kinderen weten en kunnen toelichten dat het schrift, net als andere uitvindingen van de mens, tegemoet kwam aan de noden van een steeds complexer wordende maatschappij. 5 De kinderen weten dat, zowel vroeger als nu, veel mensen analfabeet waren/zijn en kunnen dit verklaren. 6 De kinderen kunnen beperkte tekstgehelen samenvatten, de belangrijkste woorden selecteren en er een passende foto bij zoeken. 7 De kinderen kunnen in een tekstverwerkingsprogramma het lettertype aanpassen en een document uitprinten. 8 De kinderen kunnen een eigen mening over een oud, modern en actueel kunstwerk vormen en geven. 9 De kinderen kunnen bepalen of ze al dan niet met een partner samenwerken en kunnen hun opdracht consequent uitvoeren.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Wat Wil je Weten over computers?
Doelen
1 De kinderen kunnen de bondige historiek van de computer situeren op de tijdsbalk. 2 De kinderen kunnen op hun niveau een aantal sleutelbegrippen i.v.m. informatie- en communicatietechnologie (ICT) omschrijven. 3 De kinderen kunnen de onderdelen en de werking van een pcconfiguratie en het internet in een overzichtelijke tekening voorstellen, beschrijven en benoemen. 4 De kinderen kunnen op hun niveau voorbeelden geven van computertoepassingen in het dagelijkse leven. 5 De kinderen zien in dat de computertechnologie in een relatief korte tijd onze wereld heeft veranderd en nog zal veranderen en kunnen dit illustreren. 6 De kinderen zien in dat er naast het internet nog andere informatieen communicatiemiddelen zijn die waardevol en functioneel zijn en kunnen dit illustreren. 7 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate zij vertrouwd zijn met de nieuwe informatie- en communicatietechnologie. 8 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen welke informatiebronnen of communicatiemiddelen ze zullen aanwenden om een bepaalde opdracht uit te voeren en kunnen verklaren waarom. 9 De kinderen kunnen als voortaak een korte enquête houden in beperkte kring en die verzamelde gegevens toetsen aan nieuwe kennis en inzichten. 10 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Pictogrammen: communiceren met de wereld
Doelen
1 De kinderen kunnen het begrip pictogram verklaren. 2 De kinderen kunnen op hun niveau uitleggen dat pictogrammen ontwikkeld zijn in het begin van de 20ste eeuw omdat er vanaf dan, onder meer door de mondialisering van de maatschappij, nood was aan een internationale beeldtaal. 3 De kinderen kunnen gegeven pictogrammen koppelen aan of ordenen volgens bepaalde criteria. 4 De kinderen kunnen het olympische symbool verklaren. 5 De kinderen kunnen aantonen dat vorm en kleur in een pictogram een belangrijke rol spelen. 6 De kinderen kunnen zelf een figuratief, schematisch en abstract pictogram ontwerpen. 7 De kinderen kunnen bij een teken-, knip- of plakopdracht zorgvuldig werken en dit tot het einde volhouden.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Altijd donker, altijd stil
Doelen
1 De kinderen kunnen de belangrijke delen van het oog en het oor aanduiden, benoemen en de werking ervan toelichten. 2 De kinderen weten dat mensen met een visuele of auditieve handicap vaardigheden bezitten die deze beperkingen deels kunnen opvangen en kunnen dit illustreren. 3 De kinderen kunnen zich inleven in de situatie van gehandicapten en kunnen dat gevoel verwoorden in een klassengesprek. 4 De kinderen kunnen enkele beperkingen of problemen aangeven die deze mensen in het dagelijkse leven ondervinden. 5 De kinderen kunnen hun waardering uitdrukken voor de inspanningen van mensen met een visuele of auditieve handicap en voor de mogelijkheden van de eigen situatie. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een ongewone taak buiten de klas ernstig en correct uitvoeren.
Activiteit 5 Onderwerp
■ We zijn acteurs van ‘s ochtends tot ‘s avonds
Doelen
1 De kinderen kunnen uit een reeks kinderfoto’s een aantal gevoelens en een context afleiden. 2 De kinderen kunnen na observatie van zichzelf en van een klasgenoot beschrijven welke delen van het gezicht bewegen bij een bepaalde gelaatsuitdrukking. 3 De kinderen weten dat overal in de wereld mensen het eigen lichaam en/of gezicht versieren om de expressie ervan te verhogen en kunnen dit illustreren. 4 De kinderen kunnen uit een tekst enkele woorden selecteren die zij belangrijk vinden. 5 De kinderen kunnen genieten van kunstzinnige foto’s en de menselijke creativiteit in lichaamsversiering. 6 De kinderen kunnen uit een reeks foto’s die kiezen die hen het meest aanspreekt en verwoorden waarom. 7 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Beelden en letters maken kunst Kunst maakt geschiedenis
Doelen
1 De kinderen kunnen door het chronologisch ordenen van kunstwerken op hun niveau de evolutie van de beeldende kunst illustreren. 2 De kinderen kunnen op basis van voorkennis een eerste ordening aanbrengen en die na het doornemen van informatie over het onderwerp corrigeren of aanpassen. 3 De kinderen kunnen een antiek, middeleeuws en modern gedicht chronologisch ordenen en koppelen aan de correcte beschrijving. 4 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat kunst de maatschappij waarin ze wordt gecreëerd weerspiegelt. 5 De kinderen kunnen in een klassengesprek aan de hand van enkele uitspraken hun mening over (moderne) kunst verwoorden. 6 De kinderen gebruiken bij het verwerken van teksten spontaan hun woordenboek en kunnen die correct en vlug hanteren. 7 De kinderen kunnen genieten van de besproken kunstwerken. 8 De kinderen kunnen uit de besproken voorbeelden en/of uit zelf meegebrachte illustraties een favoriet werk kiezen.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 6
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’. 6 De kinderen kunnen een element van hun persoonlijkheid voorstellen in een geënsceneerd zelfportret. 7 De kinderen kunnen met een fototoestel een foto van een klasgenoot maken.
Thema 7
Dingen en mensen getuigen
Oriëntatie op thema 7 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kunnen elementen van hun voorkennis over het thema gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 2 De kinderen kunnen bepalen of ze antwoorden op basis van voorkennis, van een schatting of van een gok. 3 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van het thema. 4 De kinderen kunnen op hun niveau zelfstandig voorwerpen en foto’s verzamelen die verwijzen naar het verleden (voortaak 4). 5 De kinderen kunnen zelfstandig een klasmuseum vulling geven en ordelijk presenteren (voortaak 4).
Activiteit 1 Onderwerp
■ De kleine man getuigt
Doelen
1 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat de leefomstandigheden van de gewone man in ons land pas na WO II fel verbeterden. 2 De kinderen kunnen uit ervaringen en/of gegevens afleiden dat er ook nu nog heel wat mensen in erbarmelijke omstandigheden leven en werken. 3 De kinderen kennen enkele eenvoudige kenmerken van het dagelijkse leven van de gewone man vanaf de Middeleeuwen en kunnen eenvoudige relaties met andere maatschappelijke evoluties verwoorden. 4 De kinderen kunnen beschrijvingen van het dagelijkse leven van de gewone man linken aan de passende historische periode. 5 De kinderen kunnen kleine tekstgehelen synthetiseren door een titel te bedenken en de belangrijkste woorden te selecteren. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Landschappen getuigen
Doelen
1 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat het landschap in onze streken in de loop der eeuwen sterk is geëvolueerd door ingrepen van de mens. 2 De kinderen zien in dat hun eigen leefwereld het resultaat is van een historische evolutie. 3 De kinderen kunnen op basis van enkele duidelijke kenmerken een landschap situeren in een bepaalde historische periode en de afbeeldingen van landschappen chronologisch ordenen. 4 De kinderen kunnen vanuit een inzicht in historische, maatschappelijke evoluties bepaalde gegevens aan een bepaald landschap koppelen. 5 De kinderen kunnen in een groep een afgelijnde taak afwerken.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Opgepast met geschiedenis!
Doelen
1 De kinderen weten dat we kennis nemen van ons verleden vanuit informatiebronnen die vaak onvolledig, beperkt of gekleurd zijn. 2 De kinderen kunnen het verschil tussen een feit en een mening met voorbeelden uit de eigen omgeving illustreren. 3 De kinderen kunnen op hun niveau bij historische informatie onderscheiden of het om een feit of een mening gaat.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Iedereen schrijft geschiedenis
Doelen
1 De kinderen weten dat de andersvalide mens pas na 1945 stilaan een evenwaardige plaats in onze maatschappij heeft gekregen. 2 De kinderen kunnen op hun niveau enkele elementen uit de historische evolutie van de opvattingen en de benadering van de gehandicapte mens verwoorden. 3 De kinderen kunnen zich op hun niveau voorstellen en met een voorbeeld illustreren hoe het dagelijkse leven van een gehandicapte mens is. 4 De kinderen kunnen op hun niveau reflecteren over de manier waarop we in onze samenleving omgaan met onze gehandicapte medemens. 5 De kinderen kunnen samen een interview voorbereiden en ordelijk afnemen. 6 De kinderen kunnen gegevens uit een interview verwerken in een klassengesprek. 7 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken. 8 De kinderen zijn bereid te reflecteren over hun eigen mening en gedrag tegenover de gehandicapte medemens en willen dat eventueel bijsturen.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Musea in Vlaanderen en Brussel
Doelen
1 De kinderen kennen enkele kenmerken en taken van een hedendaags museum. 2 De kinderen kunnen die kenmerken en taken met voorbeelden uit bestaande musea illustreren. 3 De kinderen kunnen het historisch ‘actieterrein’ van enkele musea op de tijdsbalk situeren. 4 De kinderen kunnen informatie over enkele musea gebruiken om opdrachten af te werken. 5 De kinderen kunnen in groep samenwerken en tot een consensus komen over de antwoorden.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Wij bezoeken een museum
Doelen
1 De kinderen kunnen tijdens een (geleid) bezoek aan een museum aandachtig observeren, luisteren en gerichte, informatieve vragen stellen. 2 De kinderen kunnen elementen uit in de klas verkregen inzichten toepassen in de concrete context van het bezochte museum. 3 De kinderen kunnen op basis van enkele gerichte vragen het museumbezoek voorbereiden en achteraf evalueren. 4 De kinderen kunnen tijdens een museumbezoek vooraf gemaakte afspraken naleven. 5 De kinderen kunnen vanuit een persoonlijke betrokkenheid genieten van en verwonderd zijn over de collectie van een museum en de presentatie ervan.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Ons klasmuseum
Doelen
1 De kinderen kunnen een zelf gekozen voorwerp situeren in de tijd en het ‘verhaal’ ervan op hun niveau reconstrueren. 2 De kinderen kunnen betrokken luisteren naar het verhaal van klasgenoten. 3 De kinderen kunnen enkele kenmerken van een museum herkennen in hun eigen klasmuseum. 4 De kinderen kunnen enkele citaten over geschiedenis begrijpen en op hun niveau illustreren. 5 De kinderen durven aan hun klasgenoten een toelichting geven over een oud voorwerp of een oude foto.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 7
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe die vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hun al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
2de cursorische periode
Activiteit 1 Onderwerp
■ Help, ik ben verliefd!
Doelen
1 De kinderen kunnen een enquête over hun ervaringen en gevoelens rond verliefdheid invullen. 2 De kinderen kunnen anoniem hun problemen omschrijven die ze rond verliefdheid ervaren. 3 De kinderen kunnen anoniem omschrijven wat ze in een kringgesprek rond verliefdheid besproken willen zien. 4 De kinderen durven in een kringgesprek praten over hun gevoelens rond verliefdheid. 5 De kinderen voelen zich veilig met hun gevoelens rond verliefdheid. 6 De kinderen hebben begrip voor de gevoelens van hun klasgenoten i.v.m. verliefdheid.
Activiteit 2 Onderwerp Doelen
■ Seksuele opvoeding 1
De kinderen zien in hun directe omgeving heel wat zaken die naar seksualiteit refereren en kunnen dat met voorbeelden illustreren.
2
De kinderen kunnen op hun niveau aangeven wat fysisch en psychisch verandert in de puberteit.
3
De kinderen kunnen een juiste duiding geven aan de geslachtsdaad nl. als een intense uiting van de liefde tussen twee mensen.
4
De kinderen ervaren in uiterlijke tekenen in hun omgeving dat seksualiteit sterk gecommercialiseerd is en kunnen dat met voorbeelden aantonen.
5
De kinderen kunnen de functie van voorbehoedsmiddelen omschrijven en kennen daarbij het bestaan van de anticonceptiepil en het condoom.
6
De kinderen hebben begrip voor homo’s en lesbiennes, gezien de seksuele geaardheid van mensen kan verschillen.
7
De kinderen weten dat onveilig vrijen tot de besmetting met HIV kan leiden en kennen daar de gevolgen van.
8
De kinderen kunnen op hun niveau omschrijven waarom verkrachting en pedofilie seksuele misbruiken zijn.
9
De kinderen kunnen ongedwongen praten over seksualiteit en hun vragen daaromtrent anoniem neerschrijven.
10
De kinderen zijn verwonderd over de schoonheid van seksualiteit in zijn zuivere betekenis.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Dit maakt je sterker, sneller, beter ...
Doelen
1 De kinderen kunnen gericht waarnemen en hun waarnemingen systematisch noteren. 2 De kinderen kunnen na de waarnemingen zelfgeformuleerde conclusies noteren. 3 De kinderen kunnen vaststellen en verwoorden hoe menselijke activiteiten zoals zien, optillen, bewegen, meten ... verbeterd kunnen worden met een instrument of hulpmiddel. 4 De kinderen kunnen verwoorden in welke voorwerpen er toepassingen te vinden zijn van hefbomen, katrollen, tandwielen, lenzen, scharnieren en kogellagers. 5 De kinderen kunnen in groep een opdracht uitvoeren. 6 De kinderen kunnen hun conclusies aan de klasgroep voorstellen.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Op verkenning in de gereedschapskist
Doelen
1 De kinderen kunnen aan de hand van een stappenplan een materiaallijst invullen. 2 De kinderen kunnen een elektriciteitsschema op hun niveau begrijpen en uitvoeren. 3 De kinderen kunnen het gereedschap op een correcte en veilige manier gebruiken. 4 De kinderen kunnen aan de hand van een werkfiche met stappenplan een technologietaak in partnerwerk uitvoeren. 5 De kinderen kunnen voor kleine klusjes op hun niveau in de huis-, tuin- en keukenomgeving het correcte materiaal aanduiden.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Help, we draaien!
Doelen
1 De kinderen weten dat de aardbol in 1 dag om de eigen as wentelt en in 1 jaar een baan rond de zon beschrijft en kunnen dat verwoorden. 2 De kinderen kunnen de begrippen dag, nacht, tijdszone, seizoen (lente, zomer, herfst, winter), jaar en schrikkeljaar op hun niveau verklaren door die in verband te brengen met de bewegingen van de aarde in de kosmos. 3 De kinderen kunnen tijdens een demonstratie aandachtig volgen en taakgerichte vragen stellen en beantwoorden. 4 De kinderen kunnen hun ver- en bewondering tonen voor de bewegingen en eigenschappen van de zon en de aarde in de kosmos.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Van kwaad tot erger
Doelen
1 De kinderen kunnen de belangrijkste antwoorden op vragen i.v.m. verslaving selecteren en toelichten. 2 De kinderen kunnen bij eenvoudige proefjes i.v.m. tabak en alcohol zelfstandig conclusies formuleren. 3 De kinderen kunnen het gedrag of de omstandigheden bij het verbruik van alcohol beoordelen en motiveren. 4 De kinderen kunnen tabellen en grafieken i.v.m. het gebruik en de gevolgen van het gebruik van tabak, alcohol en drugs aflezen en interpreteren. 5 De kinderen weten dat bepaalde verslavende leefgewoonten de gezondheid kunnen schaden. 6 De kinderen zijn bereid in hun gedrag gezondheidsrisico’s door verslaving te vermijden.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Alles op zijn tijd?
Doelen
1 De kinderen kunnen een tijdsbalk functioneel gebruiken. 2 De kinderen zien in dat opvattingen, structuren en organisaties evolueren in de tijd en kunnen dat met voorbeelden aantonen. 3 De kinderen zien in dat er verbanden zijn tussen een historisch verschijnsel en de tijdsomstandigheden. 4 De kinderen weten dat een samenleving zorgt voor levensnoodzakelijke behoeften voor zoveel mogelijk mensen en kunnen dat met voorbeelden illustreren. 5 De kinderen kunnen met voorbeelden aantonen dat welvaart ongelijk verdeeld is. 6 De kinderen zien in dat de welvaart van de westerse landen samenhangt met de manier van handel drijven met andere landen. 7 De kinderen kunnen over bepaalde situaties een eigen mening vormen en die kenbaar maken. 8 De kinderen kunnen en durven hun eigen mening tegenover anderen verdedigen.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit 2de cursorische periode
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe die vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes i.v.m. kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 8
Zoveel grond! We doen er iets mee
Oriëntatie op thema 8 Onderwerp
■ Op schattenjacht
Doelen
1 De kinderen kunnen aan de hand van een eenvoudig plannetje een parcours afleggen in de schoolomgeving. 2 De kinderen kunnen in groep een aantal praktische en theoretische vragen oplossen waarbij ze eventueel beschikbaar bronnenmateriaal kunnen raadplegen. 3 De kinderen kunnen speciale tekens via een code omzetten naar letters uit ons alfabet en daarmee de vindplaats van een schat ontdekken. 4 De kinderen kunnen met een tang en ijzerdraad de eerste letter van hun voornaam uitbeelden. 5 De kinderen kunnen in groep werken en daarbij rekening houden met elkaars mening.
Activiteit 1 Onderwerp
■ De bodem: leven, dood, leven ...
Doelen
1 De kinderen kennen de begrippen vruchtbare bodem, humus en organisch materiaal en kunnen die op hun niveau verklaren. 2 De kinderen weten dat planten voedingsstoffen nodig hebben om te groeien en kunnen dat op hun niveau verklaren. 3 De kinderen weten dat bodemorganismen en -diertjes die voedingsstoffen in de bodem brengen en kunnen dat verklaren. 4 De kinderen kunnen verklaren en illustreren dat de kwaliteiten van een bodem voor een belangrijk deel de menselijke activiteit, en dus ook het landschappelijk uitzicht ervan, bepalen. 5 De kinderen kunnen aan de hand van een proefopstelling nagaan of de bodem al dan niet zuur is en kunnen daaruit besluiten of hij geschikt is voor de teelt van gewassen. 6 De kinderen stellen aan de hand van proefjes met bodemstalen vast dat de bodem verschillende structuren kan aannemen als gevolg van de verhouding tussen organisch materiaal en gesteente. 7 De kinderen kunnen aan de hand van proefjes over langere tijd observeren dat zaden enkel in gunstige omstandigheden kiemen en groeien. 8 De kinderen kunnen door goede verzorging een aantal zaden laten opgroeien tot eetbare kruiden. Zij kunnen die eventueel als ingrediënt gebruiken in een gerecht. 9 De kinderen kunnen in groep, aan de hand van een eenvoudig schema, een proef opstellen en uitvoeren en daarbij de relevante waarnemingen en conclusies noteren. 10 De kinderen kunnen in groepen van ongeveer vijf kinderen een opdracht uitvoeren. 11 De kinderen kunnen verwonderd zijn over ‘nieuw leven in de natuur’ en ervan genieten.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Landschappen bekijken
Doelen
1 De kinderen weten dat de mens het uitzicht van een landschap mee bepaalt en kunnen dit illustreren. 2 De kinderen kunnen met voorbeelden een landschap typeren als landelijk, natuurlijk, stedelijk, industrieel of gemengd op basis van enkele landschapselementen. 3 De kinderen weten dat verschillende landschapstypes toeristen aantrekken en kunnen dit illustreren.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Het reliëf in ons land
Doelen
1 De kinderen kunnen de kenmerken van drie reliëfvormen (vlakte, plateau en gebergte) rubriceren in een schema. 2 De kinderen kunnen deze drie reliëfvormen illustreren met een tekening. 3 De kinderen kunnen de twee reliëfvormen (vlakte en plateau) in ons land situeren op een reliëfkaart. Zij kunnen de hoogte aflezen, telkens twee hoogtepunten aanduiden en een reliëfgebied benoemen. 4 De kinderen kunnen hun eigen woonplaats situeren in een bepaalde reliëfvorm. 5 De kinderen kunnen aantonen dat een bepaalde reliëfvorm niet gebonden is aan landgrenzen. 6 De kinderen kunnen bepalen of ze zelfstandig of met een partner een afgelijnde taak afwerken.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Het reliëf voorgesteld
Doelen
1 De kinderen weten en kunnen verwoorden hoe een hoogte wordt gemeten. 2 De kinderen weten hoe hoogteverschillen of hellingen worden aangeduid op een verkeersbord en op een wegen-, reliëf- en topografische kaart en kunnen die tekens correct interpreteren. 3 De kinderen kunnen op basis van een eenvoudig kaartje met hoogtelijnen een schaalmodel van een heuvel uitwerken. 4 De kinderen kunnen in groep afspraken maken over een knutselopdracht en die correct en volgehouden uitvoeren. 5 De kinderen kunnen efficiënt, zuinig en veilig werken met knutselmateriaal en gereedschap.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Het reliëf in Europa
Doelen
1 De kinderen kunnen de verschillende lagen van de aarde op een dwarsdoorsnede inkleuren en benoemen. 2 De kinderen kunnen met eigen woorden omschrijven hoe gebergten, vulkanen en geisers ontstaan. 3 De kinderen kunnen met behulp van een atlas een aantal bergen en gebergten in Europa opzoeken en situeren. 4 De kinderen kunnen de ligging van de belangrijkste gebergten uit Europa omschrijven met eigen woorden. 5 De kinderen kunnen op hun niveau verklaren waarom bepaalde landen vaak en andere weinig door aardbevingen en vulkaanuitbarstingen geteisterd worden. 6 De kinderen kunnen de wind- en tussenwindstreken gebruiken om een plaats te situeren. 7 De kinderen kunnen bepalen of ze zelfstandig of met een partner een afgelijnde taak afwerken.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Het reliëf in de wereld
Doelen
1 De kinderen kennen enkele grote bergketens in Noord- en ZuidAmerika en Azië en kunnen die situeren op een wereldkaart. 2 De kinderen kunnen het grote hoogteverschil tussen toppen in ons land en in hooggebergten illustreren door een dwarsdoorsnede uit te tekenen. 3 De kinderen kunnen vanuit de vergelijking tussen hoogtes in ons land en in hooggebergten enkele conclusies over ons reliëf formuleren. 4 De kinderen zien in dat leven op grote hoogte aanpassingen vraagt en kunnen dit op hun niveau illustreren. 5 De kinderen maken kennis met de eerste Belgische alpinist op de Mount Everest en kunnen verwoorden of zij ook zo’n uitdaging zouden durven aangaan. 6 De kinderen kunnen een reliëfkaart correct interpreteren en een atlas vlot en efficiënt gebruiken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ De mens delft stoffen uit de grond
Doelen
1 De kinderen kunnen de begrippen ‘grondstof’ en ‘afgewerkt product’ illustreren met een voorwerp uit hun omgeving. 2 De kinderen kunnen het begrip ‘delfstof’ illustreren en/of verklaren. 3 De kinderen kunnen enkele veelgebruikte delfstoffen herkennen als grondstof voor een product. 4 De kinderen kunnen op hun niveau verwoorden waarom delfstoffen waardevol zijn. 5 De kinderen kunnen van enkele alledaagse voorwerpen de grondstof, het productieproces of het afgewerkt product aanvullen in een schema. 6 De kinderen weten dat de waarde van grondstoffen deels bepaald wordt door de wet van vraag en aanbod en kunnen dit mechanisme illustreren met een voorbeeld. 7 De kinderen weten dat in derdewereldlanden de rijkdom van de grondstoffen zelden de lokale bevolking ten goede komt en kunnen dit op hun niveau verklaren. 8 De kinderen kunnen van een kaartje afleiden dat de delfstoffen in ons land vooral worden gebruikt in de bouwnijverheid. 9 De kinderen kunnen hieruit afleiden dat wij veel andere delfstoffen moeten invoeren.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Van steen tot plastic
Doelen
1 De kinderen kunnen op hun niveau de historische evolutie in de verwerking van delfstoffen reconstrueren in een schema. 2 De kinderen kunnen illustreren dat de verwerking van nieuwe delfen andere grondstoffen de productie van nieuwe producten mogelijk maakt. 3 De kinderen kunnen verklaren dat de verwerking van bepaalde delfen andere grondstoffen maar mogelijk werd door de technische en wetenschappelijke vooruitgang van de mens. 4 De kinderen kunnen van een aantal courante voorwerpen aangeven of ze uit een natuurlijke grondstof of uit een scheikundig materiaal zijn gemaakt. 5 De kinderen kunnen op hun niveau enkele schadelijke gevolgen geven van de verwerking of het gebruik van bepaalde grondstoffen of materialen. 6 De kinderen kunnen aangeven op welke manier zijzelf deze schadelijke gevolgen kunnen beperken en zijn bereid hun gedrag hierop af te stemmen.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 8
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 9 Een blik op oneindig Oriëntatie op thema 9 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van het thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen kunnen een keuze maken uit een beperkt aanbod van onderwerpen waarrond ze willen werken of spreken of doen zelf een eigen voorstel.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Graven in de tijd
Doelen
1 De kinderen weten hoe een moderne archeoloog tewerk gaat en kunnen dat met voorbeelden illustreren. 2 De kinderen kunnen op hun niveau de taak van een archeoloog omschrijven. 3 De kinderen kunnen op hun niveau de evolutie in de archeologie chronologisch ordenen in drie periodes. 4 De kinderen kunnen het historisch belang van geschreven bronnen verklaren maar ook relativeren. 5 De kinderen kunnen illustreren dat een historische tijdsindeling cultuurgebonden is. 6 De kinderen raken geboeid door historische ontwikkelingen en het onderzoek ernaar. 7 De kinderen kunnen in groep een opdracht uitvoeren. 8 De kinderen kunnen de resultaten van verschillende groepen vergelijken en beoordelen.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Een ommetje langs de zon
Doelen
1 De kinderen weten dat het zonnestelsel negen planeten telt en kunnen er enkele opnoemen. 2 De kinderen weten dat er enkel op de planeet aarde leven is en kunnen dit illustreren. 3 De kinderen kunnen de begrippen maan, planeet, ster, melkwegstelsel en heelal plaatsen op een tekening en op hun niveau verklaren en/of illustreren. 4 De kinderen kunnen in een knutselwerk het zonnestelsel op basis van een eenvoudige schaal in verhouding voorstellen. 5 De kinderen kunnen een verhoudingstabel opstellen. 6 De kinderen kunnen zich bewonderend en verwonderd opstellen ten opzichte van de schoonheid en de onmetelijkheid van het heelal. 7 De kinderen kunnen een proef en een afgelijnde opdracht uitvoeren.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Een blik op de toekomst
Doelen
1 De kinderen kunnen op basis van hun eigen fantasie in een werkstuk een fictief toekomstbeeld schetsen over een bepaald facet van het maatschappelijk leven. 2 De kinderen kunnen in overleg met een klasgenoot hun eigen creativiteit in een werkstuk vormgeven. 3 De kinderen kunnen genieten van het vormgeven van de eigen fantasie. 4 De kinderen durven eigen ideeën in een groep voorstellen en kunnen de producten van anderen waarderen.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Als nadenken je beroep is
Doelen
1 De kinderen kunnen illustreren wat de taak van een filosoof is. 2 De kinderen kunnen op hun niveau de evolutie van het westers denken koppelen aan de tijdsbalk. 3 De kinderen kunnen illustreren wat de taak van een moderne filosoof kan zijn. 4 De kinderen kunnen met elkaar over twee zelfgekozen ‘filosofische’ onderwerpen van gedachten wisselen in vraag en antwoord. 5 De kinderen beseffen dat een ‘filosofische reflex’ van zelfbevraging hen op bepaalde momenten kan helpen.
Activiteit 5 Onderwerp
■ De wereldgodsdiensten
Doelen
1 De kinderen kennen enkele van de grote wereldgodsdiensten: het christendom, de islam, het boeddhisme, het hindoeïsme en het jodendom en kunnen die op hun niveau toelichten. 2 De kinderen kennen enkele gemeenschappelijke kenmerken van de wereldgodsdiensten en kunnen die met voorbeelden uit de eigen leefwereld of uit de actualiteit illustreren. 3 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 9
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen op een specifieke fiche enkele elementen uit hun eigen toekomstig leven vastleggen vanuit hun eigen specifieke situatie nu. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.