Acta van de Generale Synode Amersfoort-Centrum 2005 van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Bijlage XI - II Aanvullende rapport Deputaten Betrekkingen Buitenlandse Kerken
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
Het auteursrecht van deze tekst berust hetzij bij de auteur, hetzij bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Voor alle zaken het auteursrecht betreffend kan contact opgenomen worden met het deputaatschap Generaal-synodale publicaties via:
[email protected]. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in wat voor vorm of op wat voor manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld.
2
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
INLEIDING Weleerwaarde en eerwaarde heren en broeders, In het voorwoord van ons rapport aan uw vergadering is reeds vermeld dat wellicht een kort aanvullend rapport nodig zou zijn. We bieden u hierbij deze rapportage aan. Het bespreekt zaken die in het rapport zelf al in het vooruitzicht waren gesteld: • Rapportage over de Free Church of Scotland (FCS) en de FCS (continuing) was in het rapport (7.3.12) nog achterwege gebleven. Deputaten stellen u nu voor een relatie te (blijven) onderhouden met zowel de FCS als met de FCS (continuing). • In het rapportdeel over de Nongu u Kristu ken Sudan nen Tiv (NKST, Nigeria) en over de Gereformeerde Kerken in Suid Afrika (GKSA) was ook sprake van aanvullende rapportage (7.4.8, 7.4.12). In dit kader doen deputaten BBK nu een voorstel tot zusterkerkrelatie met deze beide kerken. • Schrijvend over de Igreja Presbiteriana do Brasil (IPB) (7.5.3) en de EvangelischReformierte Kirche (W-B) in Oostenrijk (7.6.6) lieten deputaten de mogelijkheid van een aanvullend rapport open. Hier is echter van afgezien. • De resultaten van de werkbezoeken van de Bat Tsion Commissie te Ommen in 2003 en 2004 aan Israël (zie 7.6.5) konden inmiddels worden besproken en voorstellen werden geformuleerd. • Inzake de Reformed Church in the United States (RCUS) verzoeken deputaten u, voorzien van de motivatie, opdracht 4 van de GS 2002, (zie 7.3.5) te laten vervallen. Het was voor ons niet mogelijk u deze aanvullende rapportage eerder te doen toekomen. Wij verzoeken u bij de behandeling van het rapport BBK ook deze aanvullingen te bespreken. Bij onze voor-presentatie van de BBK-zaken zullen we zelf ook aan de toevoegingen aandacht schenken. De aanvullende rapportage is kort gehouden, evenals destijds de voorstellen tot zusterkerkrelatie in hoofdstuk 6 van het hoofdrapport. Nadere argumentatie vindt in de 5 bijlagen. Met hoogachting en broedergroet, J.A. Boersema
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
3
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
INHOUDSOPGAVE INLEIDING
2
INHOUDSOPGAVE
3
1
Voorstel 1: Free Church of Scotland (FCS) en de FCS (continuing) 1.1 Materiaal 1.2 Besluit 1.3 Grond
2
Voorstel 2: Reformed Church in the United States (RCUS) 2.1 Materiaal 2.2 Besluit 2.3 Grond
3
Voorstel 3: Gereformeerde Kerken in Suid Afrika (GKSA) 3.1 Materiaal 3.2 Besluit 3.3 Grond
4
Voorstel 4: Nongu u Kristu ken Sudan nen Tiv (NKST) 4.1 Materiaal 4.2 Besluit 4.3 Grond
5
Voorstel 5: Contact met christelijke gemeenten in Israel 5.1 Materiaal 5.2 Besluit 5.3 Grond
6
Bijlagen 11 6.1 Bijlage 1: Free Church of Scotland en de Free Church of Scotland (continuing) 6.1.1 Materiaal 6.1.2 Overwegingen 6.1.3 Conclusie 6.1.4 Conceptbesluit 6.1.5 Grond 6.1.6 Sub-bijlagen bij bijlage 1: conceptbrieven
4
5
6
7
9
10
6.2
Bijlage 2: Reformed Church in the United States (RCUS) 6.2.1 Voorstel 6.2.2 Gronden
6.3
Bijlage 3: Die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA) 6.3.1 Inleiding 6.3.2 Voorgeschiedenis 6.3.3 Vrouw en diakenambt 6.3.4 Schriftkritiek? 6.3.5 Relaties met andere Zuid-Afrikaanse kerken
16
18
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.3.6 6.3.7 6.3.8 6.3.9 6.3.10 6.3.11
Overige kerkelijke relaties Liturgie Slotbeschouwing Conceptbesluit Sub-bijlage 1 bij bijlage 3 Sub-bijlage 2 bij bijlage 3
6.4
Bijlage 4: Aangaan zusterkerkrelatie met de Nongu u Kristu u ken Sudan hen Tiv (The Church of Christ in the Sudan among the Tiv) in Nigeria 39 6.4.1 Voorstellen 6.4.2 Gronden 6.4.3 Opdracht GS Zuidhorn 2002 6.4.4 Uitvoering
6.5
Bijlage 5: Contacten met Israël 42 6.5.1 Voorstel met betrekking tot contact met christelijke gemeenten in Israël 6.5.2 Materiaal 6.5.3 Besluit 6.5.4 Gronden
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
5
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
1
VOORSTEL 1: FREE CHURCH OF SCOTLAND (FCS) EN DE FCS (CONTINUING)
1.1
Materiaal
Aanvullend rapport BBK 1.2
Besluit
De Gereformeerde Kerken in Nederland, in 2005 in generale synode bijeen te Amersfoort, besluiten de zusterkerkrelatie niet alleen met de Free Church of Scotland maar ook met de Free Church of Scotland (continuing) voort te zetten, en dat - gemotiveerd en vergezeld van de oproep herstel van de eenheid te blijven zoeken - aan beide kerken mee te delen. 1.3
Grond
Zowel de Free Church of Scotland als de Free Church of Scotland (continuing) zijn, hoewel het te betreuren is dat het tot twee afzonderlijk kerken gekomen is, voorzover wij nu kunnen zien de gereformeerde leer en kerkregering trouw gebleven. Immers: a Er zijn in de jaren 1989-2000 bij de behandeling van aanklachten tegen prof. MacLeod door de Free Church of Scotland fouten gemaakt. Men heeft ook geen grond gezien om maatregelen tegen hem te nemen. Geen van beide zaken geven het recht te betwijfelen dat de Free Church of Scotland toeziet op leer en leven van haar ambtsdragers. b We kunnen, ondanks begrip voor de moeite van de vertrokken broeders en respect voor hun inzet de kerk voort te zetten, geen uitspraak doen over de claim van de Free Church (continuing) dat ze de wettige voortzetting vormt van de Free Church of Scotland. c Ook in Schotland leeft de hoop, ‘that the division in the Church can be healed on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCS-c General Assembly 2004).
6
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
2
VOORSTEL 2: REFORMED CHURCH IN THE UNITED STATES (RCUS)
2.1
Materiaal
Aanvullend rapport BBK 2.2
Besluit
in het besluit over de RCUS de bijzondere opdracht 'in gesprek te blijven over relevante thema's, de nodige informatie te geven over vraagpunten en desgevraagd te participeren in de discussie over de position papers' te laten vervallen. 2.3
Gronden
a
Deze zaken zijn al inbegrepen bij de algemene opdracht aan deputaten BBK bij het onderhouden van contacten met zusterkerken; we kunnen ons over het algemeen goed vinden in de inbreng van de Canadian Reformed Churches in hun gesprekken met de RCUS.
b
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
7
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
3
VOORSTEL 3: GEREFORMEERDE KERKEN IN SUID AFRIKA (GKSA)
3.1
Materiaal
Aanvullend rapport BBK 3.2
Besluit
1 2
een zusterkerkrelatie aan te bieden aan Die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA); deputaten op te dragen a dit aanbod aan de GKSA over te brengen; b Die Vrije Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (VGKSA) van dit aanbod op de hoogte te stellen; c als de GKSA dit aanbod aanvaarden, samen met de GKSA vorm te geven aan die zusterkerkrelatie; d het gesprek met de GKSA over vragen rondom de hermeneutiek c.a. voort te zetten; e in de relatie met de GKSA aandacht te hebben voor de contacten van de GKSA met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK); f te participeren, indien dat door deze kerken wordt gewenst, in het kerkelijke gesprek tussen de VGKSA en de GKSA; eraan mee te werken dat de GKSA toegelaten worden tot de International Conference of Reformed Churches.
3
3.3
Gronden
3.3.1
AD 1, 2A, 2C
De GKSA zijn te erkennen als een ware kerken van Jezus Christus (vgl ook al GS Arnhem 1981, art.138, en GS Leeuwarden 1990, art.122). Zij hebben de drie formulieren van eenheid (de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels) als grondslag, en hebben een gereformeerde kerkorde. Zij zetten zich in om op die grondslag te bouwen, en hun kerkelijke orde te handhaven. 3.3.2
AD 2B
Dit is in overeenstemming met één van de regels voor het beoefenen van zusterkerkrelaties: “De kerken zullen elkaar informeren met betrekking tot het aangaan van zusterkerkrelaties met derden” (Acta GS Ommen 1993, art. 68). 3.3.3
AD 2D
Het debat rondom de hermeneutiek c.a. houdt de GKSA erg bezig. Af en toe zijn er in dat debat uitlatingen die vragen oproepen. In dat debat gaat het om reële punten; een gesprek daarover is ook voor de GKV van belang. 3.3.4
AD 2E
De NGK zijn een kerkgemeenschap waarmee de GKV geen kerkelijke eenheid heeft. Wanneer er een zusterkerkrelatie wordt aangegaan door de GKSA en de GKV, is het van belang dat de
8
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
GKSA op de hoogte is van wat de GKV en de NGK scheidt. Het mag niet worden uitgesloten dat de GKSA kan helpen bij het bevorderen van de relatie tussen de GKV en de NGK. 3.3.5
AD 2F
De VGKSA zijn al sinds lang zusterkerken van de GKV. Een relatie tussen de GKSA en de GKV mag niet betekenen dat de VGKSA in die relatie vergeten worden. De GKV zijn bereid om, indien gewenst, te participeren in het gesprek tussen de GKSA en de VGKSA. 3.3.6
AD 3
De GS Zuidhorn 2002 gaf deze opdracht al aan de toenmalige deputaten; omdat aan deze opdracht nog niet kon worden voldaan (de ICRC vergadert pas weer in 2005) wordt deze opdracht nu opnieuw meegegeven.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
9
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
4
VOORSTEL 4: NONGU U KRISTU KEN SUDAN NEN TIV (NKST)
4.1
Materiaal
Aanvullend rapport BBK 4.2
Besluit
a b
met de NKST een zusterkerkrelatie aan te gaan; de NKST te blijven aanspreken op haar lidmaatschap van de REC en te stimuleren lid te worden van de ICRC.
4.3
Gronden
a
de NKST vertoont de kenmerken van een kerk van de Here Jezus Christus en voldoet aan de criteria voor een zusterkerkrelatie; dat is bevestigd in meerdere contacten met deze kerk door de jaren heen. als orthodox gereformeerde kerk staat de NKST alleen, daarom is de behoefte van de NKST om een betrouwbare zusterkerk te hebben groot. in het kader van de ICRC kan de NKST steun ontvangen in het handhaven van haar gereformeerde karakter.
b c
10
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
5
VOORSTEL 5: CONTACT MET CHRISTELIJKE GEMEENTEN IN ISRAEL
5.1
Materiaal
Aanvullend rapport BBK 5.2
Besluit
a b
Niet langer te streven naar een zusterkerkrelatie met de Bat Tsion ‘gemeente’; deputaten op te dragen contact te blijven onderhouden met Bat Tsion Commissie van de kerk van Ommen-West ten einde • op de hoogte te blijven van de door haar beoefende contacten met Israël en deze te stimuleren, met het oog op de uitbreiding en verdieping van de evangelieverkondiging aldaar • de Bat Tsion Commissie met advies terzijde te staan
5.3
Gronden
a
Van beide kanten is geconstateerd dat het streven naar een zusterkerkrelatie met de Bat Tsion ‘gemeente’ te hoog gegrepen is. De manier waarop de Bat Tsion Commissie het contact met gemeenten en voorgangers in Israël wil onderhouden biedt goede perspectieven voor de uitbreiding en verdieping van de evangelieverkondiging in Israël. De uitoefening van de contacten met Israël via de kerk van Ommen-West functioneert naar volle tevredenheid.
b c
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
11
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6
BIJLAGEN
6.1
Bijlage 1: Free Church of Scotland en de Free Church of Scotland (continuing)
6.1.1 MATERIAAL
1
2
3 4
5
6 7
8 9
12
De Declaration of reconstitution of the historic Free Church of Scotland voorgelezen en ondertekend op 20 januari 2000 in de Magdalin Chapel in Edinburgh, met als bijlage de folder Division in the Free Church of Scotland waarin een korte beschrijving van de walkout op 20e januari 2000. De Statement to other churches van het Ecumenical Relations Committee of the Free Church of Scotland dd 28 jan 2000. Met als achtergrond het persoonlijke verslag over wat er gebeurd is in de Commission of Assembly in december 1999 van rev. Iver M. Martin (Aberdeen) en het persbericht van de Commission of Assembly zelf. De statement FCC v Free Church of Scotland van de Ecumenical Relations Committee FCS van maart 2003. Een nota van Gordon J. Keddie (broer van de FCS-c predikant John Keddie die als afgevaardigde op de gs van Zuidhorn was) die de Free Church General Assembly van 2000 bezocht als waarnemer van de Reformed Presbyterian Church of North America en voorzitter van het Interchurch Committee van deze kerk (vindplaats: onderdeel van het rapport van Brian Norton, EPCEW-presbytery-minutes 24 juni 2000, Appendix “C”, pp. 710). Norton trekt de conclusie dat het niet wijs is partij te kiezen, ‘we must remember that there are good people on both sides - and probably some less good on both sides.’ De rapporten van ds. M.J. Kater van zijn bezoek namens CGK aan de GA 2000 met daarin een overzicht van wat er gebeurd is (III. De scheuring) en van ds. R.D. Anderson en E. Gosker namens GKv met daarin behalve een overzicht van de geschiedenis op blz.4-6, een citaat uit de Form of Process IV over de ‘zuiveringseed’. De reactie van 8 december 1999 van de Free Church Defence Association, aan de Commission of Assembly (zie Minutes GA 2000, 275). De documentatie van de FCS (rev. W.M. MacKay) onder de titel Action taken by the FCS in dealing with the letters of concern from the RPC of Ireland and the Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland met de bedoeling weer te geven wat de FCS hebben gedaan met een brief van de RPCI (dd 17 juni 1997; daarin opgenomen) waarin wordt opgeroepen bepaalde uitspraken van prof. Donald McLeod uit 1995 en 1996 te onderzoeken over (a) het christelijk geloof als de enige weg tot verlossing, (b) de Schrift als de enige grondslag van ons geloof, (c) de kwalificatie van een werk als goed (d) over hoe Christus de kruisiging inging; en een brief van de CGK (dd 13 jan 1998) die bij deze oproep aansluit. De beslissing van de synode 2001 van de RPCI nam in 2001 het contact met FCS op te schorten. De daaropvolgende generale synode van de christelijke gereformeerde kerken bood de FCS-c een volledige zusterkerkrelatie aan. Het boek van Donald MacLeod, The Person of Christ, Downers Grove, Illinois: Inter Varsity [1998] (serie: Contours of Christian Theology), volgens de schrijver in zijn preface ‘a 1980s, rather than a 1990s book’, waarin hij de sinds de jaren 60 conservatieve stelling betrekt van een christologie ‘van boven’ (zie daarover B. Kamphuis, Boven en beneden, hoofdstuk 1). Anderson en Gosker namen citaten uit dit werk op in hun rapport 2000, nl. de pp. 161-163 (over het ‘echte lichaam’ van Christus), pp. 175-178 (de vleeswording als het loon op de zonde, als ‘dood’), pp. 216-220 (over de vernedering waar Christus voor koos). Voorzover we konden nagaan speelde dit boek of de daarin voorgestane opvattingen
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
echter geen rol in het ontstaan van de scheuring of bij de beoordeling van de scheuring door anderen. 6.1.2 OVERWEGINGEN
1
2
3
De FCS heeft in de behandeling van klachten tegen prof. Donald MacLeod in 1989-1990 en 1994-1995 zich oprecht willen houden aan haar eigen kerkrechtelijke regels. Wel heeft ze daarbij kansen laten liggen om de naam van de beklaagde te zuiveren (1996 en 1999). De zusters en broeders met aanklachten en hun voorgangers en gemeenten hadden volgens de kerkorde met redenen omkleed (inclusief eventueel nieuw bewijs) bezwaar kunnen maken tegen de uitspraken van de General Assembly, maar hebben dat niet gedaan. Daarmee gaven ze op z’n minst de indruk dat de aanklachten geen substantie hadden. Hun gang naar de wereldlijke rechter in 1996 heeft de zaak evenmin goed gedaan. De in 1997 door verontruste predikanten opgerichte Free Church Defence Association heeft vervolgens de indruk gewekt dat de Free Church vooral verdedigd moest worden tegen prof. Donald MacLeod. De publieke opstelling van prof. MacLeod was daarbij soms weinig gelukkig. Het is diep te betreuren dat door deze factoren een sfeer van verdachtmaking en vijandschap is ontstaan. De bezwaren die in 1998 door de Synod van de RPC van Ierland (gesteund door de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland) zijn ingebracht tegen opmerkingen van prof. MacLeod in de media over zijn opvattingen kunnen geen nadere rechtvaardiging vormen voor de eigen kerkvorming van de FCS-c. De citaten uit het boek The Person of Christ opgenomen in het rapport Anderson-Gosker (2000) hebben daarbij geen rol gespeeld; ze zijn daarom niet ter zake. De afhandeling van de door de RPC wel genoemde bezwaren door het Ecumenical Relations Committee met hulp van prof. Graham zijn op 21 mei 1998 door de General Assembly goedgekeurd. De maatregelen van de General Assembly tegen de Free Church Defence Association en de redacteuren van het blad Free Church Foundations in 1999-2000 moeten als één geheel worden gezien. De beschuldiging van ‘contumacy’ (moedwillige ongehoorzaamheid) voor de ‘office-bearers’ van de FDCA was al door de General Assembly van 1999 uitgesproken en is vervolgens door de Commission of Assembly uitgevoerd en door de General Assembly van 2000 aanvaard (zie Minutes, 24 mei 2000, besluit pp. 80-81, zie ook het rapport van prof. John L. MacKay op pp. 72-75). Het was een uiterste poging om na tien jaar verdeeldheid de eenheid van de kerk en de effectiviteit van de kerkelijke vergaderingen terug te winnen. Na de uitspraak van 1999 dat er niet meer teruggekomen kon worden op gedane zaken, was een beslissing onvermijdelijk. Was het een rigoureus optreden? Het was zeker een resoluut optreden, maar de pastorale inzet ontbrak niet (zie de uitgebreide reactie op de weigering van de FCDA in de Minutes van de commissie, Minutes GA 2000, pp. 282-283). Het punt was ook niet de formaliteit van het lidmaatschap van de FCDA, maar: staat je naam terecht onder het document van 8 december 1999 (zie p. 274f). De schorsing op 20 januari betekende inderdaad dat de geschorsten onmiddellijk hun ambtelijk werk moesten staken, maar er was behoud van het recht op levensonderhoud en de mogelijkheid van beroep op de General Assembly. Met hun ‘walkout’ op 20 januari 2000 en de constituerende vergadering van de Free Church (continuing) in de Magdalen Chapel, hebben de broeders zichzelf metterdaad afgezet en onttrokken aan de jurisdictie van de Free Church.
6.1.3 CONCLUSIE
1
Wat er gebeurd is in de Free Church of Scotland in de jaren 1989-2000 rond aanklachten tegen prof. MacLeod, en dat uiteindelijk op 20 januari 2000 naast de Free Church of Scotland de Free Church of Scotland (continuing) is geconstitueerd, is zeer te betreuren en een smet op de naam van Christus.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
13
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
2
3
4
Er is in de behandeling van deze aanklachten door de Free Church sprake geweest van zwakheden en fouten. Ook heeft men uiteindelijk geen grond gezien om maatregelen te nemen tegen prof. MacLeod. Beide zaken geven evenwel geen recht om eraan te twijfelen dat de Free Church of Scotland bereid is toe te zien op leer en leven van haar ambtsdragers. We zien daarom ook geen reden aan te nemen dat de Free Church of Scotland haar gereformeerde grondslagen ontrouw geworden is. Er mag begrip zijn voor de moeite van de vertrokken broeders, en respect voor hun inzet om de kerk voort te zetten op het oude stramien, dat betekent niet dat we een uitspraak kunnen doen over de claim van de Free Church (continuing) dat ze de wettige voortzetting is van de Free Church of Scotland. We zien geen reden om de Free Church (continuing) de zusterkerkrelatie te onthouden. Er is wel alle reden met de Free Church (continuing) te blijven hopen ‘that the division in the Church can be healed on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCSc General Assembly 2004).
6.1.4 CONCEPTBESLUIT
De Gereformeerde Kerken in Nederland, in 2005 in generale synode bijeen te Amersfoort, besluiten de zusterkerkrelatie niet alleen met de Free Church of Scotland maar ook met de Free Church of Scotland (continuing) voort te zetten, en dat - gemotiveerd en vergezeld van de oproep herstel van de eenheid te blijven zoeken - aan beide kerken mee te delen. 6.1.5 GROND
Zowel de Free Church of Scotland als de Free Church of Scotland (continuing) zijn, hoewel het te betreuren is dat het tot twee afzonderlijk kerken gekomen is, voorzover wij nu kunnen zien de gereformeerde leer en kerkregering trouw gebleven. Immers: a Er zijn in de jaren 1989-2000 bij de behandeling van aanklachten tegen prof. MacLeod door de Free Church of Scotland fouten gemaakt. Men heeft ook geen grond gezien om maatregelen tegen hem te nemen. Geen van beide zaken geven het recht te betwijfelen dat de Free Church of Scotland toeziet op leer en leven van haar ambtsdragers. b We kunnen, ondanks begrip voor de moeite van de vertrokken broeders en respect voor hun inzet de kerk voort te zetten, geen uitspraak doen over de claim van de Free Church (continuing) dat ze de wettige voortzetting vormt van de Free Church of Scotland. c Ook in Schotland leeft de hoop, ‘that the division in the Church can be healed on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCS-c General Assembly 2004).
14
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.1.6 SUB-BIJLAGEN BIJ BIJLAGE 1: CONCEPTBRIEVEN
1
Conceptbrief aan de Free Church of Scotland
Hooggeachte broeders, In januari 2000 is de kerk van Jezus Christus in Schotland in tweeën gescheurd: naast u ontstond de Free Church of Scotland (continuing). Omdat we u tot onze zusterkerken rekenen, is dit voor de Gereformeerde Kerken in Nederland een droeve aanleiding geweest voor bezinning. We hebben geprobeerd ons zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van wat er gebeurd is, en danken u voor alle hulp die we daarbij van u hebben gekregen. Nu we op .. bijeen zijn in generale synode in Amersfoort, zijn we tot een conclusie gekomen. Met deze brief willen we u laten weten wat we hebben besloten over de zusterkerkrelatie met u en met de Free Church of Scotland (continuing). We hebben overwogen: 1 Wat er onder u gebeurd is in de jaren 1989-2000, met als gevolg dat uiteindelijk op 20 januari 2000 naast u de Free Church of Scotland (continuing) is geconstitueerd, betreuren we diep, omdat het een smet vormt op de naam van Christus. 2 U hebt toegegeven, dat er bij de behandeling van de aanklachten tegen een van de hoogleraren aan uw College sprake geweest is van zwakheden en fouten. Ook hebt u uiteindelijk geen grond gezien om maatregelen te nemen tegen deze hoogleraar. Wat we hebben gezien van uw optreden in deze zaak, brengt ons tot de overtuiging dat u zich in trouw aan uw gereformeerde grondslagen geroepen weet toe te zien op leer en leven van de mensen in uw dienst. 3 De ambtsdragers die op 20 januari 2000 wegliepen, zagen bewust af van het recht op levensonderhoud en de mogelijkheid van beroep op de General Assembly. Maar de principiële noodzaak daartoe is ons niet duidelijk geworden. Op grond hiervan hebben we besloten, dat we onze zusterkerkrelatie met u in hartelijke verbondenheid willen voortzetten in dienst van de Here Jezus Christus. Wat betreft de Free Church of Scotland (continuing), hebben we besloten ook met haar de zusterkerkrelatie voort te zetten. We doen daarmee geen uitspraak over de claim van de Free Church (continuing) dat ze de wettige voortzetting vormt van de Free Church of Scotland. Wel zien we dat deze kerkformatie oprecht probeert kerk te zijn op het oude stramien van de gereformeerde leer en kerkorde. In haar midden leeft ook de hoop, ‘that the division in the Church can be healed on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCS-c General Assembly 2004). De Here Jezus heeft bij zijn Vader in de hemel, en ook bij ons, sterk aangedrongen op de eenheid van zijn leerlingen (John 17). Dat maakt het een dure opdracht dat wie in het gevolg van Jezus Christus bij elkaar gebracht zijn, ook de eenheid met elkaar zoeken. Daarom vertrouwen we erop, dat herstel van de breuk ‘on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ ook van uw agenda niet verdwijnt. Met hartelijke broedergroet,
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
15
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
2
Conceptbrief aan de Free Church of Scotland (continuing)
Hooggeachte broeders, In januari 2000 is de kerk van Jezus Christus in Schotland in tweeën gescheurd: naast de Free Church of Scotland stichtte u de Free Church of Scotland (continuing). Omdat we de Free Church of Scotland tot onze zusterkerken rekenen, is dit voor de Gereformeerde Kerken in Nederland een droeve aanleiding geweest voor bezinning. We hebben geprobeerd ons zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van wat er gebeurd is, en we danken u hartelijk voor alle hulp die we daarbij van u hebben gekregen. Nu we op .. bijeen zijn in generale synode in Amersfoort, zijn we tot een conclusie gekomen. Met deze brief willen we u laten weten wat we hebben besloten over de relatie met u en met de Free Church of Scotland. We hebben het volgende overwogen: 1 Wat er in de Free Church of Scotland gebeurd is in de jaren 1989-2000, tot en met de ‘walkout’ op 20 januari 2000 en de constituerende vergadering van de Free Church (continuing) in de Magdalen Chapel te Edinburgh, betreuren we diep, omdat het een smet vormt op de naam van Christus. 2 De ambtsdragers die wegliepen op 20 januari 2000, zagen daarmee bewust af van het recht op levensonderhoud en de mogelijkheid van beroep op de General Assembly van de Free Church of Scotland. Toch is de principiële noodzaak tot afzonderlijke kerkstichting ons uiteindelijk niet duidelijk geworden. Daarom doen we geen uitspraak over uw claim dat u de wettige voortzetting vormt van de Free Church of Scotland bent. We zien geen principieel verschil in de leer en de kerkregering tussen u en de Free Church, integendeel: u probeert oprecht kerk te zijn op het oude stramien van de gereformeerde leer en kerkorde. 3 De Free Church of Scotland heeft toegegeven dat er bij de behandeling van aanklachten tegen een van de hoogleraren aan het College, sprake geweest is van zwakheden en fouten. Uiteindelijk heeft de Free Church geen grond gezien om maatregelen te nemen tegen deze hoogleraar. Beide zaken geven ons geen reden aan te nemen dat de Free Church haar gereformeerde grondslagen ontrouw is geworden en weigert toe te zien op leer en leven van de mensen in dienst van de kerk. Ook zelf koestert u de hoop, ‘that the division in the Church can be healed on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCS-c General Assembly 2004). Op grond hiervan hebben we de zusterkerkrelatie met de Free Church of Scotland overtuigd voortgezet. We roepen u van harte op alles in het werk te stellen om de breuk met de Free Church of Scotland ongedaan te maken en u er actief voor in te zetten, that the division in the Church can be healed ‘on the basis of reconciliation founded on Scriptural principles’ (FCS-c General Assembly 2004). De Here Jezus heeft bij zijn Vader in de hemel, en ook bij ons, sterk aangedrongen op de eenheid van zijn leerlingen (John 17). Dat maakt het een dure opdracht dat wie in het gevolg van Jezus Christus bij elkaar gebracht zijn, ook de eenheid met elkaar zoeken. Op dezelfde gronden zien we geen noodzaak de zusterband met u te verbreken en hebben we besloten ook met u de zusterkerkrelatie te handhaven. Van harte hopen we op voortzetting van de goede samenwerking in nauwe verbondenheid onder het juk van Christus. Met hartelijke broedergroet,
16
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.2
Bijlage 2: Reformed Church in the United States (RCUS)
GS Zuidhorn had deputaten BBK opgedragen m.b.t. de RCUS: d. in gesprek te blijven over relevante thema’s, de nodige informatie te geven over vraagpunten en desgevraagd te participeren in de discussie over de position papers. M.b.t. de positionpapers bestonden bij deputaten BBK enkele vragen, te weten: 1 Wat is de kerkrechtelijke status van deze position papers (zijn het bindende leeruitspraken? 2 Hoe te reageren op het denominationalisme evident in het position paper over kerkelijke eenheid? 3 Hoe te reageren op het position paper van 2004 aangaande de rechtvaardiging, waarin de leer van ds. Norman Shepherd afgewezen wordt. Deze vragen kunnen als volgt beantwoord worden. 1 De position papers zijn geen bindende leeruitspraken maar “gezagvolle adviezen” (authoritative advice) aan de leden van de RCUS en dienen als de getuigenis van de RCUS aan de wereld hoe zij de Schrift en de belijdenissen verstaat. De standpunten in deze papers zijn in de strikte zin van het woord dus niet bindend, zij kunnen geen aanleiding geven tot een tuchtzaak. (Acta 254th Synod). 2 Het position paper over kerkelijke eenheid, aangenomen in 1999, stelt in het tweede beginsel: “In het nastreven van de eenheid van de zichtbare kerk moet door alle trouwe denominaties niet vergeten worden dat binnen de veelvormigheid van de zichtbare kerk er een ware eenvormigheid is, en dat veelvormigheid niet per se de eenheid van Christus’ kerk belemmert. Daarom is het niet absoluut noodzakelijk om de zichtbare kerk op aarde te verenigen onder een enkele kerkregering door alle trouwe denominaties samen te brengen in een organische eenheid.”1 M.b.t. dit position paper heeft de Canadian Reformed Churches gezegd: “Het kan niet ontkent worden dat de RCUS een ander kerkbegrip hanteert dan wij. Dit is een gebied dat al eerder aan de orde is geweest en waarover wij in gesprek met elkaar dienen te blijven, aangezien beide kerken hun benadering op de Schrift willen baseren. En beide kerken bestrijden zowel independentisme als synodalisme. … Hoewel onze terminologie en praktijk verschilt, concluderen wij dat de leer van de kerk in de RCUS in overeenstemming is met de Gereformeerde belijdenissen.” (Acta GS Neerlandia 2001, p. 180). De Committee for Contact with Churches in the Americas van de CanRC heeft aangegeven dat het position paper over kerkelijke eenheid momenteel herzien wordt als gevolg van gesprekken met o.m. de CanRC. 3 Het position paper over rechtvaardiging, aangenomen in 2003, bestrijdt de leer van dr. N. Shepherd, die ontkent dat de gehoorzaamheid van Christus ons toegerekend wordt in onze rechtvaardiging. De kwestie is opmerkelijk daar dr. Shepherd geen lid is van de RCUS. De CanRC zijn van mening dat de Drie Formulieren van Eenheid al voldoende zeggen over deze zaak (Acta GS Chatham, p. 138 – dit was trouwens nog voor dat het position paper door de RCUS was aanvaard). Het rapport zelf maakt dit ook duidelijk. Deputaten BBK delen de mening van de CanRC. – Het rapport krijgt nog een vervolg, 1
In pursuing the unity of the visible church it must be remembered by all faithful denominations that within the multiformity of the visible church there is a true uniformity, and that multiformity does not per se obscure the unity of Christ’s church. Therefore, it is not absolutely necessary to unite the visible church on earth into a single church government by merging all faithful denominations into an organic union.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
17
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
volgend jaar moet dezelfde commissie komen met een position paper over “Nieuwe Perspectieven op Paulus”. 6.2.1 VOORSTEL
In het besluit over de RCUS de bijzondere opdracht 'in gesprek te blijven over relevante thema's, de nodige informatie te geven over vraagpunten en desgevraagd te participeren in de discussie over de position papers' te laten vervallen. 6.2.2
a b
18
GRONDEN
Deze zaken zijn al inbegrepen bij de algemene opdracht aan deputaten BBK bij het onderhouden van contacten met zusterkerken; we kunnen ons over het algemeen goed vinden in de inbreng van de Canadian Reformed Churches in hun gesprekken met de RCUS.
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.3
Bijlage 3: Die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA)
van Deputate Kontak Binnelandse Kerke van die VGKSA 6.3.1 INLEIDING
De toenmalige deputaten BBK stelden de GS Zuidhorn 2002 voor om een zusterkerkrelatie aan te gaan met Die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA). Dit voorstel werd bij staking van stemmen verworpen. In plaats daarvan werd een tegenvoorstel aanvaard waarin aan de deputaten werd opgedragen om “in samenwerking met de Vrye Gereformeerde Kerke in SuidAfrika te streven naar een zusterkerkrelatie met de GKSA”. Bij deze besluitvorming speelden bezwaren van de kant van de VGKSA, ingebracht ter synode, een belangrijke rol. (Acta Zuidhorn art. 177). De contacten met de GKSA (en met de VGKSA) na de GS Zuidhorn 2002, in aanloop naar de GS Amersfoort 2005, stonden in het kader van dit streven naar een zusterkerkrelatie met de GKSA, in samenwerking met de VGKSA, en het wegen van de bezwaren van de VGKSA tegen de GKSA. Tussen Zuidhorn 2002 en Amersfoort 2005 zijn er drie ontmoetingen geweest met de GKSA : • In januari 2003 woonde deputaat H. ten Brinke als waarnemer de Nasionale Sinode van de GKSA bij. In zijn toespraak, en tijdens een bijeenkomst met een synodecommissie, legde hij de besluiten van de GS Zuidhorn uit, en vroeg begrip voor die besluiten. • Op 2 april 2003 was er te Amersfoort een ontmoeting tussen een drietal deputaten Ekumenisiteit van de GKSA en een drie leden van BBK. • Van 6 tot 13 september 2004 bezocht deputaat H. ten Brinke samen met dr E.A. de Boer, als toegevoegd deskundige2, de GKSA en de VGKSA. Op 9 en 10 september was er een tripartiet overleg tussen (deputaten van) GKSA, VGKSA en GKV. Vanwege de datum van dit laatste overleg kon het verslag van onze contacten met de GKSA niet meer worden meegenomen in het rapport van BBK, en wordt het u nu voorgelegd in een aanvullend rapport. Door de geschiedenis van de relatie met de GKSA loopt als rode draad dat we deze kerkgemeenschap al sinds jaar en dag erkennen als ware kerk van Jezus Christus (GS Arnhem 1981). Latere synodes hebben nooit reden gezien om op die erkenning terug te komen (zie b.v. GS Leeuwarden 1990). In de loop van de jaren zijn we ernaar toegegroeid om een zusterkerkrelatie te willen aangaan met de GKSA. De GS Zuidhorn sprak dat openlijk uit: BBK kreeg de opdracht om “te streven naar een zusterkerkrelatie met de GKSA”. Dit rapport hoeft daarom niet de bedoeling te hebben om de GS Amersfoort ervan te overtuigen dat de GKSA echt kerken van de Here Jezus zijn, en dat het goed zou zijn om een zusterkerkrelatie met deze Zuid-Afrikaanse kerken te hebben. Het accent zal daarom liggen op thema’s i.v.m. mogelijke hindernissen op de weg naar zo’n relatie. Daarbij zal het gaan om dingen die onze zusterkerken in Zuid-Afrika, de VGKSA, in Zuidhorn hebben aangevoerd. Verder bespreken we het besluit van de Nasionale Sinode 2003 van de GKSA om het ambt van diaken open te stellen voor vrouwen. 2
Als oud-predikant van de VGKSA in Pretoria kent hij de VGKSA van binnenuit, en ook de GKSA van nabij; als theoloog is hij goed ingewerkt in de hermeneutische discussie rondom ‘vrouw en ambt’; als preses van de GS Zuidhorn is hij goed op de hoogte van de beslissingen die die synode nam, en de kritiek daarop vanuit verontruste kringen.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
19
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
Deze bespreking wordt voorafgegaan door een hoofdstuk ‘Voorgeschiedenis’, als achtergrond van de huidige stand van zaken in onze relatie met de GKSA. 6.3.2
VOORGESCHIEDENIS
In dit hoofdstuk schetsen we de stand van zaken wat betreft onze relatie met de GKSA tot en met de reactie van de GKSA op het besluit van de GS Zuidhorn inzake die relatie. Vanaf de Vrijmaking in 1944 was een probleem in onze relatie met de GKSA hun zusterkerkrelatie met de synodaal-Gereformeerde Kerken. In 1976 verbreken de GKSA deze band, vanwege de vrijzinnigheid in die kerken. De GS Arnhem 1981 spreekt uit: “Die Gereformeerde Kerk in Suid-Afrika is te erkennen als ware kerk van de Here Christus, die de Drie formulieren van Eenheid tot grondslag heeft en een gereformeerde kerkorde heeft aanvaard” (art. 138). In 1985 besluit de Nasionale Sinode van de GKSA volledige correspondentie aan de gaan met de Nederlands Gereformeerde Kerken. De al bestaande nauwe samenwerking in de zending in Natal speelt een belangrijke rol bij dit besluit. De correspondentie met de NGK vormt in de jaren daarna een weerkerend onderwerp van gesprek. De GS Leeuwarden 1990 spreekt uit dat, ondanks die betreurde relatie met de NGK, “er zich binnen de GKSA geen zodanige veranderingen (hebben) voorgedaan, dat teruggekomen zou moeten worden op de erkenning van de GKSA door de GS Arnhem 1981 als ware kerk van de Here Christus…” (art. 122). Er is binnen de GKSA verontrusting over independentistische tendensen in het Akkoord van Kerkelijk Samenleven (AKS) van de NGK. De GKSA dringt er bij de NGK op aan om terug te keren naar de DKO. In hun aanvullend rapport aan de GS Leusden 1999 melden deputaten BBK: “De GKSA heeft een positieve invloed op de Nederlands Gereformeerde kerken. Dat er in de afgelopen tijd binnen de NGK(N) een ondertekeningsformulier is aanvaard, is mede te danken aan de aanhoudende druk vanuit de GKSA. Er blijft wel enig verschil in taxatie van de NGK(N) tussen de ‘Dopperkerken’ en ons. Maar op dit punt verstaan we elkaar goed. Het gesprek hierover wordt voortgezet.” Ondertussen verbraken de GKSA in 1994 de banden met de Gereformeerde Oecumenische Raad (GOR/REC, voorheen GOS), in verband met de theologische ontwikkelingen binnen die organisatie. In november 2000 is er een tripartiet overleg tussen GKSA, VGKSA en GKV. De conclusies die door de drie partijen worden onderschreven zijn: a
b
20
Wat betreft de omgang met kerkelijke relaties, m.n. die van de GKSA met de CRCNA: die moet worden bezien in een bepaalde context (niet die van toenadering, maar van onderzoek en kritiek). “In die lig van die konteks waarbinne die verhouding tussen die GKSA en CRCNA funksioneer, word hierdie kerklike verhouding nie as ’n verhindering van eenheid tussen die GKSA, die GKN(V) en die VGKSA gesien nie” (Notule ontmoeting Potchefstroom 2 november 2000, 5.3.2). (Ondertussen hebben de GKSA de relatie met de CRCNA bevroren, zie beneden, hfd 6.) Wat betreft de omgang met eventuele schriftkritiek (de VGKSA hadden daarover zorgen naar voren gebracht): “Uit die dokumentasie wat voorlê [daarmee wordt gedoeld op een document ‘Hermeneutiese uitgangspunte’, officieel aanvaard door de GKSA-Sinode 1988]
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
blijk dat die GKSA nie Skrifkrities is nie. Die gestelde voorbeelde dui nie werklik op Skrifkritiek nie, maar daar kan besorgdheid wees oor enkele individue se eksegese en hantering van die hermeneutiek. Ook ten opsigte van beweerde Skrifkritiek is daar nie genoegsame redes om kerklike eenheid te verhinder nie. Daar is geen rede om die besluit van die Sinode [van de GKV] van Arnhem 1981 te betwyfel nie, naamlik dat daar wesenlike eenheid in leer, diens en tug bestaan” (Notule 6.4). Op grond van deze conclusies stelt BBK aan de GS Zuidhorn voor om met de GKSA een zusterkerkrelatie aan te gaan. Ter synode brengen de afgevaardigden van de VGKSA een aantal bezwaren in tegen een mogelijke zusterkerkrelatie met de GKSA. Deze bezwaren betreffen: schriftkritische tendensen die binnen de GKSA aanwezig zouden zijn; de relaties die de GKSA onderhouden met andere Zuid-Afrikaanse kerken; de invoering van een nieuw liedboek, dat verre van gereformeerd zou zijn, en de invoering van een nieuwe psalmberijming die onaanvaardbaar zou zijn. Onder de indruk van deze bezwaren ziet de GS Zuidhorn af van het aangaan van een zusterkerkrelatie met de GKSA, en geeft BBK de volgende opdracht: a b c
in samenwerking met de Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika te streven naar een zusterkerkrelatie met de GKSA; het gesprek met de GKSA voort te zetten over hun relaties met kerkgemeenschappen waarmee de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika om principiële redenen momenteel geen banden onderhouden; eraan mee te werken dat de GKSA toegelaten worden tot de International Conference of Reformed Churches.
In 2003 vergaderde de Nasionale Sinode van de GKSA. Zij nam ten aanzien van de GKV het volgende besluit: a
b c
“Sinode 2003 neem met droefheid kennis dat die Sinode van Zuidhorn 2002 getuienis toegelaat het wat nie vooraf deur sy eie deputate getoets kon word nie en dat die afgevaardigdes van die GKSA nie inhoudelik en indringend op die getuienis kon antwoord nie. Ook dat die Sinode Zuidhorn, sonder klaarblyklike motivering wat op Skrifbeginsels gefundeer is, besluit het om sy deputate se goed gemotiveerde aanbeveling vir ekumeniese eenheid met die GKSA, nie as deurslaggewend te beoordeel nie. Sinode 2003 neem verder met droefheid kennis dat die GKN(V) die Skrifopdrag tot die eenheid van die kerk van die Here Jesus Christus op hierdie wyse nie uitgevoer het nie. Sinode 2003 besluit dat aangesien die GKN(V) sy “streven naar zusterkerkrelaties” met die GKSA daadwerklik wil voortsit, daar oor die GKN(V) se gronde en motiewe, asook hulle begrip van ekumeniese eenheid (korrespondensie), en die voorwaardes en verwagtings daaraan verbonde, geoordeel moet word. Sake wat reeds in gesprekke tussen die twee kerke se deputate afgehandel is moet as afgehandel beskou word. (Vergelyk die notule van die 3 Partye Oorleg van 2 Nov. 2000)”
In het vervolg bespreken we de punten die de VGKSA ter synode te Zuidhorn aandroeg als bezwaren tegen een zusterkerkrelatie met de GKSA. Daaraan voorafgaand bespreken we het besluit van de Nasionale Sinode 2003 van de GKSA om het ambt van diaken open te stellen voor vrouwen.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
21
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.3.3
VROUW EN DIAKENAMBT
De Sinode 2003 van de GKSA keurt het goed dat vrouwen als diaken worden verkozen en bevestigd. De belangrijkste uitspraken uit het besluit zijn: (4)
“Die bestudering van spesifieke Skrifgedeeltes waar moontlik na die diens van vroue in ‘n “amptelike” rol van diakens in gemeentes verwys word, kon geen algemeen aanvaarde gevolgtrekkings bied nie, maar dui tog in die rigting dat daar vroue in die diakendiens was (Rom 16:1,2; 1 Tim 3:11). Dit is egter duidelik dat vroue in die vroeg-Christelike kerk “diakonale dienswerk” in die versorging van medegelowiges verrig het (1 Tim 3:11; 5:9-15). Die Sinode oordeel verder dat bepaalde tekste soos Rom 16:2, 1 Tim 3:11 en 5:9-15 baie lank reeds in die Gereformeerde Kerke in ekumeniese verband ’n belangrike ondersteunende rol vir vroue in ’n besondere amp speel, alhoewel daar enersyds nie duidelike sekerheid bestaan nie, maar andersyds ook geen verbod op vroue in die amp van diaken geplaas word nie. Die Sinode keur in die lig van die Skrif goed dat vroue wat die nodige gawes het as diakens in die GKSA verkies en bevestig kan word.”
(5)
“Die kerkorde en bevestigingsformuliere van die GKSA onderskei tussen die Woordbediening en toesighouding wat aan predikant en ouderlinge opgedra word, en die diakonale diens om die liefdesgemeenskap in Christus te laat lewe. Die predikant(e) en ouderlinge vorm die kerkraad deur wie die gemeente regeer word met die gesag van Christus. Die sinode bevestig die onderskeid wat tussen die drie besondere dienste in die kerk bestaan. Hierdie onderskeid bring mee dat daar geen belemmering is vir vroue in die diens van die diaken nie.”
(6)
“Dit is duidelijk dat vroue in die Nuwe-Testamentiese tyd ook met profetiese, leer en onderriggawes in die gemeentes opgetree het, maar dis nie duidelik hoe sy hierdie gawes in die lig van Skrifgedeeltes soos 1 Tim 2:12 en 1 Kor 14:34 moet uitleef nie. Die sinode ondersoek die verskillende moontlikhede binne en buite die gemeente waarin die vrou haar profetiese-, leer- en onderriggawes kan gebruik.”
(7)
“Die Sinode wys deputate aan om in die lig van die bevindinge van die afgehandelde studies in die GKSA die kerkregtelike implikasies van die moontlike verkiesing van vroue as ouderlinge en beroeping van vroue as predikante sal hê. ’n Empiriese ondersoek van die praktyk waar vroue reeds in daardie dienste staan moet ook gedoen word. Die studie word onderneem in oorleg met Gereformeerde kerke met wie die GKSA ekumenies een is.”
(14) “Die gewete van gelowiges mag nie sonder die nodige oortuiging uit die Woord gebind word nie (Art. 32, Nederlandse Geloofsbelydenis). Vorige studies binne die GKSA (ten opsigte van die vereistes wat die Bybel stel, Kerkorde, Belydenis, kerkgeskiedenis, ens) het bevind dat vroue nie in die dienste van ouderlinge of predikante mag staan nie. Uit die rapporte wat by hierdie sinode gedien het, blyk dit egter dat daar sake soos die volgend is, wat verdrre ondersoek noodsaak. Die Sinode gee opdrag aan die te benoeme deputate om die volgende Sinode te adviseer oor die betekenis van die volgende ten opsigte van die vrou se betrokkenheid by die besondere dienste: …” (en dan worden vragen genoemd n.a.v. in dit verband relevante Schriftgedeelten, over het ‘hoofd’-zijn van de man, de relatie tussen de verhouding binnen het huwelijk en die binnen de gemeente, enz.)
Op haar verzoek heeft BBK aan de GKSA een schriftelijke reactie gestuurd op dit besluit. In de inleiding op dit stuk schreven we: ”Daarbij moet het volgende bedacht worden: bij de GKN(v) is het de praktijk dat er geen vrouwen worden verkozen en bevestigd als diaken (en al evenmin als ouderling of predikant, maar dat is een andere zaak). Binnen onze kerken is daarover niet een kerkelijke discussie gevoerd die geleid heeft tot officiële uitspraken van een generale synode. Dat betekent dat we
22
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
op het besluit van uw synode geen commentaar kunnen geven op grond van een uitspraak van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken. Toch willen we u onze reactie niet onthouden. We kennen u als kerk van Christus, en de laatstgehouden generale synode van onze kerken (2002) besloot te streven naar een zusterkerkrelatie met uw kerken. In dat kader past het om elkaar te helpen, ook in het nadenken over een onderwerp als ‘vrouw en ambt’.”
De conclusie van BBK ten aanzien van het betreffende besluit was: “De manier waarop de Sinode 2003 is omgegaan met de Schrift inzake de vraag naar de openstelling van het diakenambt voor de vrouw geeft er blijkt van dat de Sinode zich onderwerpt aan de Schrift, en zich niet heeft laten beïnvloeden door Schriftkritische noties.”
Dat nam niet weg dat we een aantal kritische vragen hadden bij de besluitenreeks zelf, en de gronden waarop die rustten. Die betroffen met name de exegetische basis onder het besluit. Onze conclusie was “…dat de gronden onder het besluit om vrouwen toe te laten tot het ambt van diaken zoals dat in de GSKA functioneert onvoldoende zijn en dit besluit niet kunnen dragen”. ”Onze vragen over het besluit van de GKSA betreffen (…) het ontbreken van een verantwoording voor de overgang van ‘ingeschakeld zijn in diaconaal dienstwerk’ naar ‘verkozen en bevestigd worden als ambtsdrager-diaken’, en voor het feit dat er geen eigen profilering is voor de dienst van de vrouw als diaken.”
Evaluatie Er hoeft geen moeite te bestaan over het feit dat de GKSA voortaan vrouwelijke diakenen zullen kennen. Het verschijnsel ‘diakones’ heeft oude papieren in de christelijke kerk. Bedacht moet worden dat volgens de kerkorde van de GKSA de diaken geen lid is van de kerkraad, en dus niet zoals de predikanten en de ouderlingen betrokken zijn bij het opzicht over de gemeente. De argumentatie achter het besluit om vrouwen toe te laten in het diakenambt had duidelijk de intentie Schriftgetrouw te zijn. Er is geprobeerd nauwlettend te luisteren naar het hele onderwijs van de Schrift. Er is niet gewerkt met het tijdgebonden-verklaren van bepaalde uitspraken van de bijbel. Toch is de argumentatie onder het besluit kwetsbaar. De discussie is gevoerd met de huidige traditioneel-gereformeerde manier waarop de (drie) ambten fungeren als uitgangspunt, dat zelf niet ter discussie stond. De vraag werd niet gesteld of ‘diakenen’ in het Nieuwe Testament wel dezelfde zijn als diakenen in de huidige kerken van gereformeerde traditie. Niet besproken is de vraag of er een andere profilering van diensten in de kerk mogelijk is dan de traditioneel-gereformeerde. De mogelijkheid om een vierde ambt in te stellen (dat van diakones) is niet aan de orde geweest, laat staan de mogelijkheid dat de verhouding tussen ‘ambt’ (zoals dat in het gereformeerde kerkrecht functioneert) en allerlei diensten in de gemeente (diakonaal maar ook pastoraal enz.) eens helemaal opnieuw doordacht zou moeten worden. In het verlengde hiervan is er ook niet nagedacht over een eigen profilering van de (diakonale) dienst van de vrouw in de kerk, in onderscheid van die van de man. Conclusies 1 Het feit dat voortaan binnen de GKSA ook vrouwen diaken kunnen zijn roept op zichzelf geen bezwaren op.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
23
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
2
6.3.4
De argumentatie achter dit besluit is onzorgvuldig en dient kritisch getoetst te worden (dat laatste hebben deputaten BBK voor hun deel gedaan in hun schriftelijke reactie, zie boven). SCHRIFTKRITIEK?
In de aanloop naar de GS Zuidhorn 2002 hebben deputaten BBK gesteld: van sommige publicaties, die tijdens het overleg te Potchefstroom 2000 zijn besproken, moet gezegd worden dat ze “neigen naar Schriftkritiek”. “Binnen de GKSA worden de schrijvers daarop ook aangesproken. Er is geen reden het gereformeerde gehalte van de GKSA in twijfel te trekken” 3. Hoe is de situatie sindsdien? We herhalen eerst onze conclusie t.a.v. het synodebesluit van de GKSA over de vrouw als diaken: dat besluit geeft er blijk van dat de synode zich heeft willen onderwerpen aan de Schrift, en zich niet heeft laten beïnvloeden door Schriftkritische noties. Zijn er sinds Potchefstroom 2000 nieuwe publicaties geweest binnen de GKSA die vragen oproepen? Meerdere malen hebben we de deputaten KBK (Kontak Binnelandse Kerke) van de VGKSA gevraagd om zulke documentatie. Wij hebben die niet ontvangen. In ons gesprek met KBK (september 2004) gaf men aan dat er inderdaad nauwelijks nieuwe voorbeelden te noemen zijn. “Nauwelijks” – zelf hebben we in onze reactie op het GKSA-besluit om de vrouw toe te laten tot het diakenambt twee voorbeelden genoemd van publicaties waarin op een o.i. onverantwoorde manier wordt omgegaan met de Schrift 4. O.i. blijven dergelijke publicaties niet binnen de ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ die door de GKSA-Sinode 1988 zijn vastgesteld (en waarmee deputaten van de GKV en van de VGKSA tijdens het overleg van 2000 hun instemming hebben betuigd). Deputaten GKSA hebben er moeite mee te erkennen dat de betreffende pubicaties het kader van de ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ doorbreken 5. Anderzijds wijst men erop dat een docent van de Theologische opleiding, die zich in publicaties niet hield aan die ‘Hermeutiese uitgangspunte’, is vermaand om zich te houden aan de relevante synodebesluiten 6. Dat laatste is een belangrijk gegeven. Belangrijker nog dan de vraag of er publicaties zijn die niet verantwoord zijn, is de vraag hoe er kerkelijk op zulke publicaties wordt gereageerd. Conclusies Per saldo staat de conclusie van het tripartiete overleg in Potchefstroom 2000 nog steeds overeind: de GKSA zijn geen kerkgemeenschap die Schriftkritisch is. Wel zijn er zorgen (zoals Potchefstroom 2000 ook al concludeerde) n.a.v. publicaties van individuele theologen binnen de GKSA. We denken dat we de deputaten GKSA op hun woord moeten geloven, en hen in de toekomst ook mogen houden aan dat woord, dat de genoemde ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ nog steeds het kader vormen waarbinnen exegese en hermeneutiek van
3
Acta GS Zuidhorn 2002-2003 bijlage X 2 (Rapport deputaten Betrekkingen buitenlandse kerken), blz 67 Het betreft twee artikelen van twee GKSA-theologen in In die Skriflig 36 (4) 2002. De bespreking van deze twee artikelen (in het verlengde van de BBK-reactie op het besluit om het diakenambt open te stellen voor vrouwen) voegen we toe als bijlage aan dit aanvullende rapport. 5 Overigens hoeft dat op zichzelf niet te betekenen dat dergelijke publicaties dus onverantwoord zijn; de ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ vormen wat ons betreft niet het einde van alle tegenspraak, en ook niet het einde van elke hermeneutische discussie. Dat we de strijdigheid met de ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ hier benadrukken is omdat deputaten GKSA benadrukken dat die uitgangspunten nog steeds geldig zijn binnen de GKSA, en dat GKSAtheologen daaraan gehouden zijn. 6 Zie Handelinge Sinode 2003, 714 4
24
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.3.5
GKSA-theologen zich bewegen, en dat theologen die zich in hun publicaties buiten dat kader bewegen daarop worden aangesproken. Vervolgens denken we dat er, ook binnen een eventuele zusterkerkrelatie, een voortgaand gesprek zal moeten zijn naar aanleiding van de hermeneutische discussie. RELATIES MET ANDERE ZUID-AFRIKAANSE KERKEN
De GS Zuidhorn droeg BBK op “het gesprek met de GKSA voort te zetten over hun relaties met kerkgemeenschappen waarmee de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika om principiële redenen momenteel geen banden onderhouden”. In dit hoofdstuk bespreken we de relaties van de GKSA met andere kerken in Zuid-Afrika; in het volgende hoofdstuk bespreken we relaties met kerken buiten Zuid-Afrika. Tijdens de GS Zuidhorn stelden de afgevaardigden van de VGKSA dat de GKSA een “zusterkerkrelatie” onderhouden met de Nederduitse Gereformeerde Kerk en de Nederduits Hervormde Kerk, terwijl binnen deze kerken de vrijzinnigheid ruim baan heeft. Officiële positiekeuze van de GKSA tegenover die vrijzinnigheid zou achterwege blijven. De term ‘zusterkerk’ is misverstandwekkend. Voor ons betekent die term volledige aanvaarding van elkaar, met alle consequenties van dien. In de Zuid-Afrikaanse context is dat niet zo; daar wil die term zeggen dat je contacten onderhoudt en een goede verstandhouding hebt resp. nastreeft, zonder dat je (in Nederlandse zin) elkaar beschouwt als zusterkerken (met aanvaarding van attestaties en openstelling van kansels voor elkaar). De term ‘drie susterkerke’ is een populaire zegswijze. In haar officiële stukken gebruiken de GKSA die term helemaal niet; zij spreken van ‘ekumeniese eenheid’. De NGK en NHK in ZuidAfrika worden door de GKSA niet als zusterkerken (in onze zin) beschouwd. Er wordt gesproken van een “gemeenschappelijke basis” met die kerken, nl. de drie formulieren van eenheid. Deputaten GKSA hebben uitgelegd dat daarmee wordt bedoeld dat er het bij die gemeenschappelijk basis gaat om een formele basis, geen materiële, want er zijn wezenlijke verschillen m.b.t. de interpretatie van de belijdenis. Daarbij gaat het om zaken als Schriftgezag, hermeneutiek, kinderen aan het avondmaal, ambtsbegrip. Over deze zaken wordt een voortdurend kritisch gesprek gevoerd met de andere kerken. De verstandhouding tussen GKSA, NGK en NHK heeft ook te maken met de Zuid-Afrikaanse context. Die context is die van de enorme verandering van 1994: de overgang van de ‘oude bedeling’ (blank minderheidsbewind) naar de ‘nieuwe bedeling’ (zwart meerderheidsbewind). Deze verandering is er tegelijk één van een bewind dat een zeker respect vertoonde voor christelijke waarden, en voor de christelijke kerken, naar een bewind dat dat respect niet vertoont. De gevolgen zijn merkbaar in zaken als de belastingwetgeving voor de kerken, maar ook in de bedreiging van het min of meer christelijke karakter van de scholen. In deze omstandigheden voelen (overwegend blanke) kerken als de GKSA, de NGK en de NHK zich op elkaar aangewezen, en zijn ze op zoek naar maximale samenwerking. Dat wordt tot uiting gebracht in die populaire zegswijze ‘de drie susterkerke’. Contacten en samenwerking met kerken waarbinnen vrijzinnigheid vrij spel heeft verhinderen niet dat (theologen van) de GKSA wel degelijk stelling nemen tegen de vrijzinnigheid. Voorbeelden daarvan zijn twee publieke verklaringen van de docenten van de Theologische School te Potchefstroom: a/ een ‘Getuienis’ (gepubliceerd op 31 oktober 2000), waarin de docenten publiek opkwamen voor het gezag en de betrouwbaarheid van de bijbel, voor het unieke van het verlossingswerk van Christus en voor de werkelijkheid van de lichamelijke opstanding van Christus;
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
25
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
b/ een ‘Openbare getuienis insake historiese Jesus’, tegenover de zgn. ‘Nuwe Reformasie’, een zeer vrijzinnige beweging die in Zuid-Afrika opgeldt doet. Dat neemt niet weg dat er soms op een manier gesproken wordt over (de relatie met) de betreffende kerken, die de vrijzinnigheid die binnen die kerken leeft (volgens het getuigenis van de VGKSA) lijkt te negeren. Die positieve manier van spreken heeft te maken a/ met het feit dat veel behoudende gelovigen elkaar herkennen over de kerkgrenzen heen (vgl de herkenning tussen vrijgemaakte gereformeerden en ‘gereformeerde bonders’ uit de PKN, ondanks alle vrijzinnigheid in die kerk), en b/ met dat (voor Nederlanders moeilijk na te voelen) gevoel van verbondenheid als blanke, Afrikaans-sprekende mensen in Zuid-Afrika, en dat in de periode van de ‘nieuwe bedeling’ (zie boven). Conclusies De GKSA beschouwen de NGK en de NHK niet als ‘zusterkerken’ in de Nederlandse zin van die term, en zijn niet op weg naar kerkverbandelijke eenheid met deze kerkgemeenschappen. De GKSA voeren inhoudelijk kritische gesprekken met de NGK en de NHK over materiële verschilpunten ten aanzien van de belijdenis van de kerk. Voor zover we dat vanuit Nederland kunnen waarnemen is er reden voor de klacht van de VGKSA dat de GKSA in haar officiële uitlatingen zich te weinig antithetisch opstellen t.o.v. vrijzinnige elementen binnen de NGK en de NHK. Op grond van wat nu bekend is over de houding van de GKSA t.o.v. de NGK en de NHK, incl. de diverse vormen van samenwerking, kan niet gezegd worden dat die een verhindering is om over te gaan tot een zusterkerkrelatie met de GKSA. Het is wel goed om de VGKSA (als kerk in Zuid-Afrika die uit eigen waarneming kan oordelen over de verhouding tussen de GKSA en de andere kerken) te ondersteunen in haar pogingen om dit onderwerp te bespreken met de GKSA. 6.3.6 OVERIGE KERKELIJKE RELATIES
De oecumenische relatie met de Christian Reformed Churches of North-America (CRCNA) werd bevroren (“op non-actiwiteit geplaas”,”put on hold”). Dit vanwege een aantal zorgen: over hermeneutische standpunten binnen de CRC; over de hantering van de kerkorde, van formulieren en de liturgie; over toenemende charismatische invloeden. Bovendien zijn er van zusterkerken verontrustende signalen binnengekomen; de CGK in Nederland heeft de banden met de CRC verbroken; de redenen daarvoor moeten in acht genomen worden bij de eigen besluitvorming. De verhouding met de CRC zal opnieuw worden overwogen. De Sinode 2006 zal een oordeel over die verhouding moeten geven. De Sinode besloot om correspondentie aan te bieden aan de United Reformed Churches of North-America (URCNA). Ten aanzien van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) sprak de Sinode 2003 van de GKSA uit: “Gesprekke oor Skrifbeskouing en hermeneutiese beskouing word voortgesit”. Deputaten GKSA hadden in september 2004 nog geen kennis genomen van de besluiten van de Landelijke Vergadering van de NGK over de toelating van vrouwen tot de ambten van ouderling en predikant. De NGK hebben de GKSA ook niet vooraf om haar mening gevraagd.
26
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
De Sinode 2003 besloot om verder te gaan met het proces om het lidmaatschap van de ICRC te verkrijgen, en om nauwere oecumenische banden te zoeken met andere lidkerken van de ICRC. Evaluatie Mee door het apartheids-tijdperk zijn de GKSA in kerkelijk/oecumenisch opzicht lange tijd sterk geïsoleerd geweest. De CGK was één van de weinige kerken met wie, ook tijdens het apartheids-tijdperk, altijd goede banden zijn geweest. Er is een sterke behoefte om nu weer de wereld in te gaan en overal ‘gereformeerden’ op te zoeken. De keus voor de ICRC is een signaal in welke richting de GKSA die contacten zoekt: de GKSA is uit op contacten met werkelijk gereformeerde kerken. Hetzelfde signaal gaat uit van het feit dat een relatie werd aangeboden aan de URCNA, en dat de relatie met de CRCNA werd bevroren. Daaruit blijkt opnieuw dat de GKSA hun kerkelijke relaties serieus nemen. ‘Opnieuw’ – want hoewel de GKSA een aantal keren een keus hebben gemaakt die wij als GKV moesten betreuren (voor de synodaal-Gereformeerde Kerken, voor de GOS, voor de Nederlands Gereformeerd Kerken) hebben zij ondertussen ook meer dan eens bewezen dat ze bereid zijn om te breken met kerkgemeenschappen die niet meer gereformeerd zijn (in 1976 met de synodaal-Gereformeerde Kerken, in 1994 met de GOR). De band met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) is ontstaan door de nauwe samenwerking in het zendingswerk in Zuid-Afrika. Terwijl we als GKV de keus voor de NGK altijd hebben betreurd, kun je begrip opbrengen voor die achtergrond. Ondertussen is in de loop van de jaren gebleken dat de GKSA zich kritisch opstellen ten opzichte van de NGK (zie boven, hfd 2.). De VGKSA beschouwen de relatie van de GKSA met de NGK niet meer als een struikelblok op weg naar eenwording tussen de VGKSA en de GKSA. Wel heeft de laatstgehouden synode van de VGKSA (2002) uitgesproken dat de relatie met de NGK een onderwerp van gesprek met de GKSA moet zijn 7. Gezien de manier waarop de GKSA zich in hun relatie met de NGK opstellen, hoeft deze relatie ook voor ons als GKV geen struikelblok te zijn voor een zusterkerkrelatie. Ondertussen zal die relatie een onderwerp van gesprek moeten blijven in de relatie met de GKSA. Overigens kan in onze gesprekken met de GKSA ook onze relatie met de NGK aan de orde komen. Misschien kunnen de GKSA iets betekenen voor de relatie GKV-NGK. Conclusie De relaties van de GKSA met kerken buiten Zuid-Afrika vormen geen belemmering voor een zusterkerkrelatie van de GKV met de GKSA. 6.3.7 LITURGIE
Nieuw liedboek De afgevaardigde van de VGKSA suggereerde ter GS Zuidhorn dat de GKSA op het punt stonden om een nieuw ‘Liedboek van die kerk’ in te voeren, dat verre van gereformeerd zou zijn. Dat zou één van de redenen zijn waarom de GKN(v) op dat moment nog geen zusterkerkrelatie zouden kunnen aangaan met de GKSA. Tijdens de GKSA-Sinode 2003 bleek dat niet het geval te zijn. Het Liedboek is niet ingevoerd (dat was ook nooit de bedoeling); er is alleen een klein aantal (12 van de 602) ‘Skrifberymings’ 7
Handelinge art.22
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
27
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
(bewerkingen van Schriftgedeelten; de GKSA kennen geen ‘gezangen’) uit dat Liedboek vrijgegeven voor gebruik. Deze Schriftberijmingen kunnen zeker niet als vrijzinnig worden bestempeld. Behalve deze Schriftberijmingen werden nog een drietal liederen goedgekeurd. Tien andere liederen uit het Liedboek, die door de deputaten waren voorgesteld, zijn niet vrijgegeven, omdat ze naar het oordeel van de synode niet een leemte in de kerkelijke liturgie opvulden. Conclusie 1 Het feit dat de GKSA-Sinode 2003 een aantal Schriftberijmingen uit het ‘Liedboek van die kerk’ heeft vrijgegeven voor gebruik vormt geen verhindering om met de GKSA een zusterkerkrelatie aan te gaan. Nieuwe psalmberijming Sprekend over een nieuwe psalmberijming, die de GKSA zouden gaan invoeren naast de bestaande Totius berijming en een mogelijke herziening daarvan (wat ook gebeurd is door de Sinode 2003), zei de afgevaardigde van de VGKSA: “Die mees wesenlike is seker die verskeie weglatings daarin. Nie alleen word Christus uit die Messiaanse Psalms gelaat nie, maar so ook word ongeveer 30% van die Psalms se inhoude, die verbondskarakter en die gerig uitgelaat.” Wat te denken van deze bezwaren? a. Wordt Christus uit de messiaanse psalmen weggelaten? Het is de vraag hoe dat zou kunnen. Dit kritiekpunt heeft vooral te maken met het al dan niet gebruiken van hoofdletters, om zo typografisch zichtbaar te maken dat een psalm verwijst naar de Messias. De synode besloot om voetnoten op te nemen met verwijzingen naar Nieuwtestamentische plaatsen waar de betreffende psalm wordt betrokken op de Messias. Daarmee lijkt dit kritiekpunt, wat er verder ook van te denken is, wel ondervangen. Op de achtergerond van dit punt speelt een discussie of het Oude Testament sowieso wel over de Messias spreekt. Er zijn theologen en anderen (onder hen de hoofdauteur van de nieuwe psalmberijming, T.T. Cloete) die dat ontkennen; de toepassing, in het Nieuwe Testament, van een Oudtestamentisch Schriftgedeelte op Christus zou alleen maar een interpretatie achteraf zijn. Dit is uiteraard een wezenlijke discussie. Maar we menen dat de concrete psalmberijming los hiervan kan worden beoordeeld. b. 30% van de inhoud van de psalmen zou in de nieuwe berijming weggevallen zijn. We hebben dit punt van kritiek niet zelfstandig onderzocht. Ook al zou het waar zijn dat de nieuwe berijming van de psalmen veel meer samenvattend is dan de oude, dan is dat nog geen onderwerp dat de besluitvorming inzake een zusterkerkrelatie met de GKSA beïnvloedt. c. Is het verbondskarakter van de psalmen ‘wegberijmd’? Wanneer verbondsliederen, als de psalmen zijn, worden berijmd, dan is het niet mogelijk om de ‘verbondsgedachte’ daaruit te verwijderen. Ook wanneer het wóórd ‘verbond’ niet gebruikt wordt, kan de záák nog wel degelijk aan de orde zijn. d. Is Gods gericht uit de psalmberijming verdwenen? We hebben geconstateerd dat in de nieuwe psalmberijming passages over Gods gericht, toorn en wraak inderdaad enkele keren min of meer verzwakt zijn weergegeven (dat geldt b.v. voor Ps. 137 en voor de tweede berijming van Ps. 139). ‘Verzwakken’ is wat anders dan ‘weglaten’. Er zijn ook psalmen (b.v. Ps. 52) waar de passages over Gods toorn enz. beslist niet verzwakt zijn.
28
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
Per saldo vermoeden we dat er, wat dit punt betreft, op een aantal berijmingen terecht kritiek uitgeoefend kan worden. Ondertussen menen we dat die kritiek niet zo zwaar weegt dat ze een faktor vormt in het al dan niet aangaan van een zusterkerkrelatie. Conclusie 2 Er valt vermoedelijk op onderdelen terechte kritiek uit te oefenen op de nieuwe Afrikaanse psalmberijming. De kritiek is niet van zo’n gewicht dat het onderwerp ‘psalmberijming’ een relevante factor is voor het antwoord op de vraag of de GKN(v) over kan gaan tot een zusterkerkrelatie met de GKSA. 6.3.8
SLOTBESCHOUWING
Toen deputaten BBK aan de GS Zuidhorn voorstelden om een zusterkerkrelatie aan te gaan met de GKSA, werden daarvoor twee gronden aangevoerd: a Onze kerken hebben de GKSA al sinds 1981 erkend als ware kerk van de Here Jezus Christus (GS Arnhem 1981, Acta art. 138; GS Leeuwarden 1990, Acta art. 122). b Het tripartiete overleg in Potchefstroom op 2 november 2000 heeft bevestigd dat de GKSA het gezag van de Heilige Schrift handhaven en dat ze zorgvuldig omgaan met hun kerkelijke relaties. De door de VGKSA ter GS Zuidhorn ingebrachte bezwaren, en de gesprekken met de GSKA, geven ons geen aanleiding om op deze gronden terug te komen. We hebben in de GKSA te maken met een Schriftgetrouwe, gereformeerde kerkgemeenschap die zich inzet om gereformeerd te zijn en te blijven. Er is kritiek mogelijk op de GKSA, en er zijn bepaalde zorgen (zie onder). Maar die kritiek en die zorgen hoeven een erkenning van de GKSA als zusterkerk, om elkaar zo onderling te bemoedigen, te stimuleren en eventueel te corrigeren, niet in de weg te staan. Herkenning Wie de GKSA bezoekt, herkent veel. Liefde voor de Here en zijn Woord. Inzet om dat Woord te verkondigen, en het te verdedigen tegen vrijzinnigheid. Inspanning om de jeugd van de kerk vast te houden. Confrontatie met charismatische invloeden. Veel onderwerpen die de Nasionale Sinode 2003 te behandelen kreeg, komen een vrijgemaakte gereformeerde in Nederland bekend voor: sabbat en zondag; alternatieve avondmaalsformulieren; een nieuwe psalmberijming; de vrijheid van plaatselijke kerken wat betreft de keuze van te zingen liederen; een nieuwe vertaling van de belijdenisgeschriften in hedendaags Afrikaans; de vraag of een preeklezende ouderling de zegen ongewijzigd mag uitspreken; enz. Ondertussen zijn de GKSA geroepen om gereformeerd te zijn in een heel eigen context: die van de overgang van de ‘oude bedeling’ (blank minderheidsbewind) naar de ‘nieuwe bedeling’ (zwart meerderheidsbewind) (zie boven, hfd.5). De GKSA zijn werkelijk een zuster: bij alle verschillen die er zijn, is er diepe herkenning – kinderen van één Vader! We zijn ervan overtuigd dat we als kerkgemeenschappen – GKV en GKSA – veel aan elkaar kunnen hebben. In het uitwisselen van ervaringen bij gemeenschappelijke vragen (bij voorbaat: sabbat en zondag; liturgie). In het theologisch onderwijs en theologisch onderzoek (‘Potchefstroom’ en ‘Kampen’). In samenwerking en wederzijdse advisering wat betreft zending en oecumenische relaties met jonge kerken (de IRTT heef al op diverse momenten en manieren een aandeel kunnen leveren in die samenwerking en advisering; een zusterkerkrelatie zou het één en ander stimuleren).
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
29
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
De GKSA vragen al lang om deze relatie; ze hebben aangegeven behoefte te hebben aan hulp. Concreet is deze hulp gevraagd met betrekking tot de hermeneutische discussies over het verstaan van de Schrift, en de vragen rondom ‘vrouw en ambt’. Wat betreft de vier bezwaren tegen een zusterkerkrelatie, die de VGKSA in 2002 inbracht (zie hfd 2), is gebleken dat twee daarvan (het nieuwe Liedboek en de nieuwe Psalmberijming) niet als bezwaren kunnen gelden (zie hfd 7). Dan blijven als twee belangrijke onderwerpen in de beoordeling van de GKSA over: de omgang met het Schriftgezag, en de kerkelijke relaties van de GKSA. Schriftgezag Wat betreft het Schriftgezag: we kwamen tot de conclusie (hfd 4) dat de GKSA geen kerkgemeenschap zijn die Schriftkritisch is. Dat betekent niet dat er geen zorgen zijn. Er zijn publicaties van een tweetal individuele GKSAtheologen waarvan we hebben gezegd dat daarin op een o.i. onverantwoorde manier wordt omgegaan met de Schrift. Daar staat tegenover dat het curatorium van de theologische opleiding één van deze theologen, die docent is aan de Teologiese Skool te Potchefstroom, in dit verband expliciet heeft vermaand, en dat de deputaten van de GKSA ons ervan verzekeren dat de ‘Hermeneutiese uitgangspunte’ nog steeds het kader vormen waarbinnen de GKSA theologisch-hermeneutisch bezig wil zijn. Daarmee is de manier van denken van zulke theologen natuurlijk niet ineens veranderd. Het hermeneutische debat zal verder gaan, en daarin kunnen opnieuw uitlatingen worden gedaan die zich o.i. niet verdragen met het Schriftgezag. Zoals hierboven al is gezegd, menen we dat deze zorg niet hoeft te betekenen dat we nu niet moeten overgaan tot een zusterkerkrelatie. Daarbij overwegen we dat het in het debat over de hermeneutiek gaat om reële punten, die besproken moeten worden. In plaats van te wachten totdat duidelijk zal zijn wat het resultaat is van het hermeneutische debat binnen de GKSA, voordat we overgaan tot een zusterkerkrelatie, is het juist een heel zinvolle invulling van een zusterkerkrelatie om elkaar in dat debat verder te helpen en van elkaar te leren. Een andere overweging is deze. Je sluit geen zusterkerkrelatie als je van tevoren sterk kunt vermoeden dat de volgende generale synode die relatie weer moet verbreken. Anderzijds: een zusterkerkrelatie aangaan is geen beslissing voor altijd; elke generale synode spreekt zich weer uit over de kerkelijke relaties. Wij kunnen op dit moment de mogelijkheid niet uitsluiten dat de ontwikkelingen binnen de GKSA op den duur zo zullen zijn dat een zusterkerkrelatie niet meer verantwoord is. En dat die dan dus verbroken zal moeten worden, uiteraard na lang praten met de GKSA. Maar die mogelijkheid van later mag voor ons vandaag geen reden zijn om een relatie te weigeren aan een kerkgemeenschap waarin we op veel punten onze eigen kerken herkennen, die echt gereformeerd wil zijn, en zeker niet Schriftkritisch is, en die in inhoudrijke contacten met gereformeerde kerkgemeenschappen elders ter wereld veel kan ontvangen, maar ook veel kan geven. Kerkelijke relaties Wat betreft de kerkelijke relaties van de GKSA: in het bovenstaande (hfd. 5 en 6) concludeerden we dat de houding van de GKSA t.o.v. de NG-Kerke en de NHK in Zuid-Afrika, incl. de diverse vormen van samenwerking, niet een verhindering is om over te gaan tot een zusterkerkrelatie met de GKSA. Dat neemt niet weg dat er, voor zover we dat vanuit Nederland kunnen waarnemen, reden is voor de klacht van de VGKSA dat de GKSA in haar officiële uitlatingen zich te weinig antithetisch opstelt ten opzichte van vrijzinnige elementen binnen de NG-Kerke en de NHK. Daarom zal het goed zijn, zoals boven gezegd, om de VGKSA te ondersteunen in haar pogingen om dit onderwerp te bespreken met de GKSA. 30
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
Ook van de relatie van de GKSA met de NGK in Nederland hebben we in het bovenstaande betoogd dat die, gezien de manier waarop de GKSA zich in die relatie opstelt, geen verhindering hoeft te zijn voor een zusterkerkrelatie. VGKSA De GS Zuidhorn gaf deputaten BBK de opdracht om “in samenwerking met de Vrye Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika te streven naar een zusterkerkrelatie met de GKSA”. “In samenwerking met” kan niet betekenen dat de GKV slechts dan een zusterkerkrelatie kunnen aangaan met de GKSA, wanneer de VGKSA dat ook willen, dan wel haar instemming betuigen met een dergelijk besluit van de GKV. Wel betekent samenwerking dat de ontwikkelingen en de standpunten zo veel mogelijk worden gedeeld, en dat we in de relatie met de GKSA zoveel mogelijk samen optrekken. Wij hebben ons daarvoor ingespannen. Van onze kant is er steeds gestreefd naar uitwisseling van documenten, ervaringen en meningen, o.a. in de aanloop naar het tripartiete overleg van september 2004. Helaas was de communicatie van de kant van de deputaten van de VGKSA minder intensief. Tijdens het tripartiete overleg tussen GKSA, VGKSA en GKV, in september 2004, bleek dat de VGKSA en de GKV op één lijn zaten, enerzijds wat betreft de waardering, en anderzijds wat betreft de vragen en de zorgen betreffende de GKSA. Dat betekent niet dat de VGKSA nu zover zijn dat zij van haar kant ook de GKSA zouden willen erkennen als zusterkerk, met alle implicaties van dien. Wel heeft het deputaatschap Kontak Binnelandse Kerke van de VGKSA begrip getoond voor de positie waarin de GKV zich nu bevinden ten aanzien van de GKSA. Gezien het gebeuren ter GS Zuidhorn 2002 kan de GS Amersfoort 2005 niet nog eens een besluit over een zusterkerkrelatie uitstellen. ‘Amersfoort’ moet ja of nee zeggen. ‘Nee’ betekent in feite een verbreking van de contacten met de GKSA. En is dat wel verantwoord? Daarom is er begrip voor een mogelijk ‘ja’ door de GS Amersfoort. Wel bepleiten de deputaten KBK van de VGKSA dan een duidelijke plek van de VGKSA in de besluitvorming van de GS Amersfoort. Een relatie met de GKSA zou niet enkel en alleen bilateraal moeten zijn; GKV en VGKSA moeten samen blijven optrekken in de contacten met de GKSA. Overigens brachten de deputaten van de GKSA dat op eigen initiatief als eerste naar voren toen het ging over de invulling van een eventuele zusterkerkrelatie: daarin moeten, ook volgens de GKSA, de VGKSA een plek hebben, gezien de banden die er bestaan tussen GKV en VGKSA. In reactie op de concept-versie van dit rapport schreven de Deputate Kontak Binnenlandse Kerk van de VGKSA in een brief d.d. 28 januari 2005 o.a. het volgende 8: “By ons het daar ‘n groot begrip gegroei vir u begeerte om wel ‘n susterkerkverhouding aan te gaan.” “U beplande aanbieding van ‘n susterkerkverhouding aan die GKSA sou nie ons keuse wees nie. (…) Indien u die verhouding tog aangaan, sal dit vir ons nie ‘n verbreking van kontakte met u beteken nie. Ons sou dan veel eerder van u wou vra om juis saam met ons in diepte in te gaan op alles wat die VGKSA verhinder om oortuig te wees dat ons werklik in hartlike eenheid met die GKSA kan leef.” In dezelfde brief schrijven de deputaten van de VGKSA ook: “Sonder om in perfeksionisme te verval, is daar egter by ons nog groot beswaar juis t.o.v. die handhawing van die tug in die praktyk van die GKSA. By ons boesem dit geen vertroue in in die mate dat ons dit nie as 8
De brief is in haar geheel opgenomen als bijlage bij dit rapport.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
31
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
struikelblok sien vir onsself om van harte met die GKSA te leef nie. Ons kan nie dieselfde oordeel gee as u dat ons konstateer dat ons reeds genoegsaam een is in daardie leer, sakramente en tug nie.” Deze klacht, betreffende de handhaving van de tucht binnen de GKSA, is voor de huidige deputaten BBK nieuw. Tijdens de GS Zuidhorn heeft de vertegenwoordiger van de VGKSA dit punt niet opgevoerd als bezwaar tegen de GKSA. Ook in de contacten met de VGKSAdeputaten sinds ‘Zuidhorn’ over (een eventuele zusterkerkrelatie met) de GKSA is dit bezwaar niet door de VGKSA-deputaten aan de orde gesteld. Dit terwijl deputaten BBK de VGKSAdeputaten meerdere malen hebben verzocht om hun oordeel over de situatie van de GKSA, tegen de achtergrond van de vraag of het een goede zaak is om met deze kerken een zusterkerkrelatie aan te gaan. Deputaten BBK hebben zelf geen aanwijzingen dat de handhaving van de tucht binnen de GKSA grote bezwaren oproept. Nu de deputaten van de VGKSA dit op het laatste moment naar voren brengen, zonder hun bezwaar overigens te funderen en toe te lichten, kunnen deputaten BBK niet anders dan dit punt voor dit moment voor kennisgeving aannemen, en in latere gesprekken met de VGKSA navraag te doen naar de redenen voor deze klacht. 6.3.9 CONCEPTBESLUIT
Materiaal Aanvullend rapport BBK Besluit een zusterkerkrelatie aan te bieden aan Die Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (GKSA); deputaten op te dragen dit aanbod aan de GKSA over te brengen; Die Vrije Gereformeerde Kerke in Suid-Afrika (VGKSA) van dit aanbod op de hoogte te stellen; als de GKSA dit aanbod aanvaarden, samen met de GKSA vorm te geven aan die zusterkerkrelatie; het gesprek met de GKSA over vragen rondom de hermeneutiek c.a. voort te zetten; in de relatie met de GKSA aandacht te hebben voor de contacten van de GKSA met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK); te participeren, indien dat door deze kerken wordt gewenst, in het kerkelijke gesprek tussen de VGKSA en de GKSA; eraan mee te werken dat de GKSA toegelaten worden tot de International Conference of Reformed Churches. Gronden ad 1, 2a, 2c: De GKSA zijn te erkennen als een ware kerken van Jezus Christus (vgl ook al GS Arnhem 1981, art.138, en GS Leeuwarden 1990, art.122). Zij hebben de drie formulieren van eenheid (de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels) als grondslag, en hebben een gereformeerde kerkorde. Zij zetten zich in om op die grondslag te bouwen, en hun kerkelijke orde te handhaven. ad 2b: Dit is in overeenstemming met één van de regels voor het beoefenen van zusterkerkrelaties: “De kerken zullen elkaar informeren met betrekking tot het aangaan van zusterkerkrelaties met derden” (Acta GS Ommen 1993, art. 68). ad 2d:
32
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
Het debat rondom de hermeneutiek c.a. houdt de GKSA erg bezig. Af en toe zijn er in dat debat uitlatingen die vragen oproepen. In dat debat gaat het om reële punten; een gesprek daarover is ook voor de GKV van belang. ad 2e: De NGK zijn een kerkgemeenschap waarmee de GKV geen kerkelijke eenheid heeft. Wanneer er een zusterkerkrelatie wordt aangegaan door de GKSA en de GKV, is het van belang dat de GKSA op de hoogte is van wat de GKV en de NGK scheidt. Het mag niet worden uitgesloten dat de GKSA kan helpen bij het bevorderen van de relatie tussen de GKV en de NGK. ad 2f: De VGKSA zijn al sinds lang zusterkerken van de GKV. Een relatie tussen de GKSA en de GKV mag niet betekenen dat de VGKSA in die relatie vergeten worden. De GKV zijn bereid om, indien gewenst, te participeren in het gesprek tussen de GKSA en de VGKSA. ad 3: De GS Zuidhorn 2002 gaf deze opdracht al aan de toenmalige deputaten; omdat aan deze opdracht nog niet kon worden voldaan (de ICRC vergadert pas weer in 2005) wordt deze opdracht nu opnieuw meegegeven.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
33
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.3.10 SUB-BIJLAGE 1 BIJ BIJLAGE 3:
De hermeneutische discussie binnen de GKSA (Uit: Reactie van BBK d.d. 8 november 2003 op het besluit van de Nasionale sinode 2003 van de GKSA betreffende verkiezing en bevestiging van vrouwen als diaken) Deputate Leerstellige Sake vroegen deputaten BBK, via de Deputate Ekumenisiteit van hun kerken, om een reactie niet alleen op het besluit om de vrouw toe te laten tot het diakenambt, maar ook op discussies binnen de GKSA rondom het thema ‘vrouw en ambt’. We willen dat doen, binnen de beperkingen die we in de inleiding op deze notitie al aangaven. Als deputaten BBK zijn wij niet bevoegd en in staat om afgeronde standpunten in te nemen in hermeneutische discussies zoals die binnen uw kerken (maar ook binnen onze!) gevoerd worden. We willen het laten bij de onderstaande vragen en opmerkingen. 1. De socio-historische methode Vooropmerking Wij kunnen geen beoordeling geven van de socio-historische methode, omdat wij te weinig voorbeelden van de toepassing van deze methode onder ogen hebben gehad. Wat wij hieronder schrijven betreft dus alleen de toepassing van deze methode voor zover wij daar kennis van genomen hebben in het kader van de discussie rondom ‘vrouw en ambt’. Het specifieke van de methode Algemeen wordt erkend dat Gods Woord niet tijdloos is, maar tijdgericht: vaak houdt Gods Woord verband met een bepaalde socio-historische situatie. Het specifieke van de socio-historische methode lijkt ons te zijn dat men ervan uitgaat dat de socio-historische context ook invloed heeft gehad op de inhoud. Een Schriftgedeelte moet verstaan worden als een product van een dynamische samenleving, waarvan de schrijver en de lezers beiden deel uitmaken (F. Janse van Rensburg via een weergave door W. Vergeer 9). Toegepast op 1 Tim. 2:11-12 levert deze benadering op, in een artikel van W. Vergeer10, dat Paulus’ verbod aan vrouwen om onderricht te geven of gezag te hebben over de man wordt verklaard vanuit de socio-historische context van die periode (62-64 na Christus) en die plaats (Efeze); dat Paulus’ argumenten (zijn verwijzing naar de schepping, de zondeval, en de verlossing van de vrouw) voortkomen uit Joods-Hellenistische gedachten uit die tijd over de positie van de vrouw. Vergeer verklaart het feit dat Paulus de vrouw verbiedt om te onderrichten en gezag te hebben over de man uit het feit dat zulk gedrag ‘contraproductief’ zou zijn voor de verbreiding van het evangelie: Paulus’ voorschrift is een onderdeel van zijn opdracht aan de gemeente om een “stil en rustig leven” te leiden, zodat mensen tot erkentenis van de waarheid komen (1 Tim. 2:1-4). Dat laatste zou verhinderd worden wanneer christelijke vrouwen zich op een manier zouden gaan gedragen (onderricht geven en gezag hebben over de man) die wel passend zou zijn voor vrouwen die in Christus een nieuwe positie ontvangen hebben, maar die in de cultuur van die tijd niet passend werd gevonden. Dat impliceert dat, nu in onze tijd en cultuur andere opvattingen heersen over al dan niet passend gedrag van vrouwen, dit verbod van Paulus niet meer toegepast kan en mag worden. Waardering 9
Wim C. Vergeer, ‘Anomalieë in die Gereformeerde standpunt oor die rol van die vrou in die kerk’, In die Skriflig 36 (4) 2002:661-689, 668 10 idem, 671-684 34
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
De aandacht voor de socio-historische context van bijbelse uitspraken vinden wij positief. Het is zeker mogelijk dat bepaalde uitspraken van b.v. Paulus meer contextbepaald zijn dan we binnen de gereformeerde traditie tot nu toe gedacht hebben. Of dat zo is, en zo ja, in welke mate, zal bepaald moeten worden vanuit de exegese, inclusief de aandacht voor de (socio-historische) context van die tijd. Voor zover Vergeer in het boven weergegeven artikel bij zijn bespreking van 1 Tim.2:11ev argumenteert vanuit exegese (nl. een analyse van de structuur van de tekst, waaruit z.i. blijkt dat het Paulus gaat om een “stil en rustig leven”, zodat mensen tot Christus gebracht kunnen worden – waarbij het ‘geen onderricht geven en geen gezag over de man hebben’ op één lijn staat met “waardige klederdracht”, vs 9), is zijn manier van argumenteren legitiem. Kritiek a Dat is anders wanneer Vergeer, in hetzelfde artikel, van de argumenten die Paulus aanvoert stelt dat die voortkomen uit een destijdse Joods-Hellenistische beschouwing. Hiermee wordt geen recht gedaan aan het gezag waarmee de apostel Paulus schrijft. Er is discussie mogelijk over de manier waarop Paulus zijn argumenten bedoeld heeft (illustratief of normatief?), maar niet over het feit dat het echt serieuze argumenten van de gezaghebbende apostel zijn, die wij dus ook serieus moeten némen. Wij menen dat het apostolisch gezag van Paulus ondergraven wordt, wanneer gesteld wordt dat zijn argumentatie voortkomt uit een destijdse Joods-Hellenistische beschouwing, met als implicatie dat Paulus’ argumenten niet meer de onze kunnen en hoeven te zijn. Wanneer zo’n benadering van Paulus’ argumentatie gegeven is met de socio-historische methode, wijzen wij de methode op dat punt af. b Het lijkt ons dat de socio-historische methode (te?) weinig oog heeft voor de mogelijkheid dat teksten als 1 Tim. 2:11ev wel degelijk iets aanvoeren wat hoort bij Gods (doorgaande) openbaring ten aanzien van de verhouding tussen mannen en vrouwen. c In de toepassing van deze methode lijkt een kritische instantie te ontbreken om onze eigen context te evalueren. Wat betreft de man-vrouw verhouding wordt er blijkbaar van uit gegaan dat de volstrekt geëmancipeerde verhouding die de Westerse cultuur van de 21e eeuw kenmerkt als gegeven kan worden aanvaard, terwijl de verhouding zoals die in de bijbel naar voren komt als gebonden aan de destijdse socio-historische context voor nietbindend wordt verklaard. Hoe kan onze cultuur (i.c.: de man-vrouw verhouding in onze cultuur) dan nog onder kritiek komen van Paulus’ woorden? 2.
“Women in church and society” (verslag van een onderzoek aan de PU vir CHO)
De hermeneutische discussies rondom ‘vrouw en ambt’ vonden een weerslag in, en werden omgekeerd weer gestimuleerd door het onderzoeksproject ‘Women in church and society’ van de PU vir CHO, waarin ook veel theologen uit de kring van de GKSA participeerden – theologen die vaak ook betrokken zijn bij de discussies rondom ‘vrouw en ambt’ binnen de GKSA. Daarom willen we ook een reactie geven op het onderzoeksverslag dat we lazen in In die Skriflig11. Wij kunnen ons voorstellen dat een onderzoek naar ‘women in church and society’ van belang is, zeker in de Zuid-Afrikaanse context. Op deze manier kan theologie maatschappelijk relevant zijn. Dat het onderzoeksproject wil bijdragen aan het opheffen van een verkeerde positie van de vrouw, is gerechtvaardigd. Toch roept het project wel meerdere vragen bij ons op: 11
Fika J. van Rensburg, ‘Women in church and society. Report of research done by a research team at the PU vir CHO’, in In die Skriflig 36(4) 2002: 717-752
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
35
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
a
Opvallend vonden we hoe diverse verklaringen en wetgeving betreffende ‘rechten van de mens’ een prominente rol spelen in het bepalen van wat de status en de positie van de vrouw moet zijn in kerk en samenleving. In de evaluatie van het project heet het: “The implications of South African legislation on human rights for the status and role of women in church and society have been successfully determined. Where there is anything less than complete gender equality, the status and role of women are in contradiction to the South African legislation on human rights. It has also been established that private organisations in which membership is a matter of a person’s own choice (such as churches) will need to rethink the validity of their own gender policy, especially within the growing human rights culture in South Africa” (746).
Wat we misten is een kritische evaluatie van zulke mensenrechten-idealen. Valt de ZuidAfrikaanse wetgeving over mensenrechten, met de implicaties daarvan voor de status en de rol van vrouwen ook in de kerk, samen met het onderwijs van de Here en zijn apostelen? Waarom is deze vraag (voor zover wij kunnen nagaan) binnen het project niet aan de orde geweest? b
Het verslag doet ons vermoeden dat één van de doelen bij voorbaat al was: bevorderen dat vrouwen worden toegelaten in alle ambten, ook in de GKSA. “The ultimate aim was and is to have women restored to full participation in all spheres” (a.a. 722). Dat daarmee ook de ambten worden bedoeld kan worden geconcludeerd uit het feit dat de huidige positie van de GKSA t.a.v. vrouw en ambt wordt gekarakteriseerd als fundamentalistisch en simplistisch (744). De hoofdvraagstelling was: “… in what way can Scripture and/or present human rights legislation help religious societies to define that role [nl van de vrouw in kerk en samenleving] and to change the de facto situations and attitude?” (720) – dat dat nodig is, ook binnen de kerk, m.n. de GKSA, stond blijkbaar bij voorbaat vast.
Eén en ander lijkt ons op gespannen voet te staan met onbevooroordeelde exegese. c
Dat er sprake is van een vooroordeel blijkt in de bijdrage van Fika van Rensburg aan het project. In zijn hermeneutiek blijkt een axioma een beslissende rol te spelen, nl. dat het onbijbels is om enig onderscheid te maken tussen de status en/of functie van individuele gelovigen op grond van geslacht. Van Rensburg ziet twee lijnen in de bijbel: “(a) the full liberation from and end to gender discrimination (Gal. 3:28), over against (b) the limitations set for female believers” (725). Hij erkent dat een tekst als 1 Tim. 2:11 geen aanwijzing bevat dat de opdracht tijdgebonden is (zoals die er wel is wat betreft de ‘hoofdbedekking’ van de vrouw, 1 Cor. 11:2-16). “Nevertheless, Van Rensburg’s own approximation is this: It is not scripturally valid to make any distinction between the status and/or function of individual believers on gender grounds” (726; cursief oorspronkelijk).
We denken dat deze manier van omgang met de Schrift niet verantwoord is; het luisteren naar de Schrift moet niet worden worden versmald door zo’n vooringenomen standpunt. Uiteindelijk wordt het standpunt om vrouwen niet toe te laten tot de ambten in de kerk neergezet als fundamentalistisch en simplistisch (744). Het standpunt dat ongetwijfeld het standpunt is van Van Rensburg zelf impliceert dat er een vertaalslag moet worden gemaakt. “God’s revelation on gender issues in a patriarchal society needs to be “translated” when contextualized for nonpatrarchal societies both in South Africa and throughout the world” (745). Deze uitlating is ongenuanceerd en in z’n algemeenheid niet aanvaardbaar. De uitlating roept bij 36
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
ons dezelfde kritiek op als de socio-historische methode zoals we die toegepast zagen door Vergeer (zie boven).
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
37
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
SUB-BIJLAGE 2 BIJ BIJLAGE 3:
Brief van Deputate Kontak Binnelandse Kerke van die VGKSA d.d. 28 januari 2005 Deputate Betrekkinge Buitelandse Kerke van die GKN Seksie iv Geagte broeders Ons het van u u konseprapport ontvang soos wat u dit wil voorlê aan u eerskomende Algemene Sinode (Amersfoort 2005) waarin u o.a. rapporteer i.v.m. ‘n moontlike susterkerkverhouding met die GKSA. U versoek ons om ‘n reaksie te gee op u beplande aanbeveling aan u kerke om ‘n susterkerkverhouding aan te bied aan die GKSA. Ons het groot waardering vir u begeerte om in hierdie aanbeveling nie verder te gaan sonder die insette van ons te vra nie. Graag voldoen ons hiermee aan u vriendelike versoek. Eerstens wil ons graag vir u ons eie posisie en opdrag wat ons ontvang het skets. Ons het opdrag ontvang om u as kerke aan te moedig om nie nou reeds voort te gaan met ‘n susterkerkverhouding sonder inagneming van die besware wat daar van die kant van die VGKSA steeds bestaan om self ‘n susterkerkverhouding met die GKSA aan te gaan nie. In groot mate het ons in gebreke gebly om u skriftelik van hierdie besware op hoogte te bring. Hierdie besware is egter tydens u GS Zuidhorn 2002 deur ons verwoord en u is daarvan op die hoogte. Na u GS Zuidhorn het ons saam met u ‘n tripartite oorleg in Potchefstroom gehad gedurende September 2004. Ons was baie dankbaar vir daardie oorleg. Van die kant van die GKSA was daar ‘n goeie gesindheid en bereid om na ons te luister getoon. Dit het die verhoudinge ten geode gekom. Tydens die vergadering het ons aangetoon dat ons ons besware soos verwooord op Zuidhorn egter steeds handhaaf totdat ons in ‘n bilaterale gesprek met die GKSA bevredigende uitklaring van ons besware kan kry. Die details van die VGKSA se gevoelens was nie ter sprake en ter diskussie op die tripartite oorleg nie. Ons besware was aanvanklik geintentiveer deur die besluit van die GKSA om vroue toe te laat tot die amp van diakens. Tereg noem u dat ons self ons aanvanklike reaksie gerelativeer het soos verwoord teenoor u en die GKSA. Ons was oorhaastig in die beoordeling daarvan en ons reaksie was sterk gekleur deur persoonlike ervarings tydens die sinode self meer as wat dit ‘n nugtere beoordeling van die besluitteks van die GKSA sinode bevat het. Tydens die tripartite oorleg en tydens ‘n vergadering met u, het ons volledig daardie ongepaste reaksie van ons teruggetrek en van tafel gehaal. Die toon en inhoud van ons reaksie was onvanpas en het nie genoeg inhoudelike gronde gehad nie. Ons is inderdaad nie oortuig dat die basis vir die besluit van die GKSA om vroue toe te laat tot die amp van diakens sonder meer ‘n skrifkritiese uitgangspunt verwoord nie. Uit die aard van die saak neem dit van ons nog nie alle besware en vrae wat ons rondom die besluit het, weg nie. In die lig van bogenoemde voel ons ons gemaklik met u beoordeling van ons besware soos verwoord op Zuidhorn. Hierdie besware wil ons egter steeds in ons bilaterale oorleg met die GKSA finaal probeer uitklaar. Ons is verder van oordeel dat die tripartite oorleg in Potchefstroom gehou ‘n tree vooruit was in ons verhouding met die GKSA vir sover daar besreidheid was om deeglik na mekaar se gevoelens te luister. Die oorleg word besonder positief beoordeel, alhoewel die antwoorde deur die GKSA verskaf op ons inhoudelike besware soos verwoord tydens die oorleg ons nie heeltemal bevredig het om alle vrae weg te neem nie. By ons het daar ‘n groot begrip gegroei vir u begeerte om wel ‘n susterkerkverhouding aan te gaan. Dit is so dat daar ‘n risiko van perfeksionisme skuil in die onderlinge soeke van eenheid. Dit is ‘n werklike gevaar wat ons self teen moet waak. Ons wil u ook nie aan bande lê vanweë ons eie huiwering en beswaar
38
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
om te kom tot ‘n susterkerkverhouding met die GKSA nie. Die wese van kerklike eenheid is ‘n hartlike saam leef met mekaar in gemeenskap in Woord, sakramente en die tug. Ons werk vanuit die besef dat die vlakke (“niveaus”) waarop uitdrukking gegee word aan die verhouding met die GKSA grootlike verskil tussen u en ons. Vir u sluit die uitdrukking van die eenheid nie dieselfde intense en volledige saamleef in, wat dit vir ons sou beteken indien ons so ‘n relasie aangaan nie. Ons het dus wel begrip vir u begeerte om ‘n susterkerkrelasie aan te gaan. Op u word daar ook sterk druk toegepas om nou dadelik die verhouding aan te gaan, anders loop julle die gevaar om deur die GKSA verkeerd verstaan te word in julle intensie as die susterkerkverhouding nie dadelik aanbied nie. Ons dink dit is ontereg dat die GKSA dit as ‘n “nee” vir toekomstige verhoudinge sal interpreter, indien u nie onmiddelik ‘n susterkerkverhouding aangaan nie. Vir die druk waaronder u verhouding staan, het ons egter wel alle begrip. Sonder om in perfeksionisme te verval, is daar egter by ons nog groot beswaar juis t.o.v. die handhawing van die tug in die praktyk van die GKSA. By ons boesem dit geen vertroue in in die mate dat ons dit nie as struikelblok sien vir onsself om van harte met die GKSA te leef nie. Ons kan nie dieselfde oordeel gee as u dat ons konstateer dat ons reeds genoegsaam een is in daardie leer, sakramente en tug nie. Ons pogings in die verlede om op plaaslike vlak die eenheid te soek en daaraan uitdrukking te gee, het bedroeë daarvan afgekom. Broeders, ons het tydens die tripartite oorleg duidelik laat blyk dat indien u wel so ‘n verhouding met die GKSA sou aangaan, ons dit op prys sou stel dat u die VGKSA sal betrek in die vormgewing daarvan en nie ‘n bilaterale verhouding aangaan waarin die bestaande verhouding met die VGKSA gemarginaliseer word nie. U beplande aanbieding van ‘n susterkerkverhouding aan die GKSA sou nie ons keuse wees nie. Ons verwoording van ons besware teen die GKSA was in die verlede uiters gebrekkig en onbevredigend. Dat daar werklike besware bestaan, word egter nie daarmee uitgesluit nie. Indien u die verhouding tog aangaan, sal dit vir ons nie ‘n verbreking van kontakte met u beteken nie. Ons sou dan veel eerder van u wou vra om juis saam met ons in diepte in te gaan op alles wat die VGKSA verhinder om oortuig te wees dat ons werklik in hartlike eenheid met die GKSA kan leef. Ons sou graag wou sien dat u verhouding met die GKSA sal bydra tot die roeping om ‘n profetiese opstelling in ons land in te neem teen die leuen en ‘n positiewe uitdra van die evangelie in Suid-Afrika. Ons hoop ons kan u enigsins dien met hierdie reaksie en wens u alle seën en wysheid van ons Here toe op u verdere oorweging as deputate. Verder hoop ons om in die nabye toekoms ‘n oorleg met die GKSA te hê en sal u sou gou as moontlik op hoogte bring van ons die vordering van ons eie soeke na volle eenheid met die GKSA. Met hartlike broedergroete Pieter Nel Eugene Viljoen
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
39
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.4
Bijlage 4: Aangaan zusterkerkrelatie met de Nongu u Kristu u ken Sudan hen Tiv (The Church of Christ in the Sudan among the Tiv) in Nigeria
6.4.1 VOORSTELLEN
1 2
met de NKST een zusterkerkrelatie aan te gaan; de NKST te blijven aanspreken op haar lidmaatschap van de REC en te stimuleren lid te worden van de ICRC.
6.4.2 GRONDEN
1 2 3
de NKST vertoont de kenmerken van een kerk van de Here Jezus Christus en voldoet aan de criteria voor een zusterkerkrelatie; dat is bevestigd in meerdere contacten met deze kerk door de jaren heen. als orthodox gereformeerde kerk staat de NKST alleen, daarom is de behoefte van de NKST om een betrouwbare zusterkerk te hebben groot. in het kader van de ICRC kan de NKST steun ontvangen in het handhaven van haar gereformeerde karakter.
6.4.3 OPDRACHT GS ZUIDHORN 2002
de bestaande contacten te onderhouden met oog op het ontwikkelen van een zusterkerkrelatie; de NKST te blijven aanspreken op hun lidmaatschap van de REC en te stimuleren lid te worden van de ICRC. 6.4.4
UITVOERING
Middels correspondentie en bezoek is verder gewerkt aan het onderhouden van de relatie en het voorbereiden van de zusterkerkrelatie. Zie hiervoor het onderstaand verslag. 1 Inleiding De contacten met de NKST zijn begonnen toen in de jaren '80 GKV-ers werkten in het ziekenhuis in Mkar. De Verre Naasten ondersteunt vanaf die tijd verschillende projecten. Meerdere keren is er namens BBK een bezoek gebracht, in 1996 door De Boer/Huttenga, in 2001 door De Boer/Oosterhuis, steeds met een positief advies met betrekking tot het aangaan van een zusterkerkrelatie, dat overgenomen is door de Generale Synodes. Echter na ieder bezoek lag de communicatie bijna stil. Gelukkig kon in november 2004 een bezoek gebracht worden met een duidelijk resultaat: de NKST wil graag een zusterkerkrelatie met de GKV, getuige de meegegeven brief. De contacten zijn wekelijks en met verschillende personen in Nigeria en Nederland( BBK, Emission, GHBO) 2 Geschiedenis De Nongu u Kristu u ken Sudan hen Tiv (The Church of Christ in the Sudan among the Tiv) in Nigeria is ontstaan door in 1911 begonnen zendingswerk van de NG-kerk, Zuid-Afrika. In 1957 is de kerk zelfstandig geworden. De inbreng van de NG-kerk is rond 1960 verdwenen en het werk is overgenomen door de Christian Reformed Church. Rond 1980 heeft de CRC zich teruggetrokken en staat de NKST op eigen benen. Vanaf het begin is er gewerkt vanuit de ‘holistic approach’. Missionaries zijn niet alleen zendelingen naar onze begrippen maar ook onderwijskundigen en artsen. De kerk heeft bijvoorbeeld een departement voor onderwijs, media en gezondheid. 3
40
Relaties
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
De NKST heeft geen officiële relatie meer met de oorspronkelijke moederkerk, de NG-kerk van Zuid-Afrika. Wel heeft ze een zusterkerkrelatie met de tweede moederkerk, de CRC. Tevens is de kerk lid van de REC. In alle gevallen stelt de NKST zich zeer zelfstandig op en beschouwt ze het als haar taak om de kerken terug te roepen van hun heilloze, van Gods Woord afwijkende weg. Ze onderhoudt samenwerkingsverbanden met andere Nigeriaanse kerken om te werken aan de opbouw van het land, de rust tussen de stammen te bevorderen en een dam op te werpen tegen de islam. De NKST heeft naast de genoemde geen zusterkerkrelaties in binnen- of buitenland en stelt veel belang in bijbelgetrouwe een confessionele partners. De NKST houdt bewust een relatie met de WCC of de WARC af. 4 Kerkelijk leven a Belijdenis De NKST aanvaardt het Oude en Nieuwe Testament als het onfeilbare Woord van God en heeft de Apostolische Geloofsbelijdenis en Heidelbergse Catechismus als kerkelijke belijdenis. Deze functioneren als formulieren van eenheid. Bij hun bevestiging moeten ambtsdragers hun instemming ermee betuigen. b Kerkregering De NKST heeft een gereformeerde vorm van kerkregering. Er is geen Particuliere Synode en de Generale Synode heeft een verbrede taak ten gevolge van de ‘holistic approach'. De volgende instituten vallen onder verantwoordelijkheid van de synode: 9 ziekenhuizen, 120 gezondheidscentra, 4 gezondheidsopleidingen, 450 lagere scholen, 1 onderwijzers- opleiding en 38 vervolgscholen. De synode vergadert twee keer per jaar. De "minor Synod" (juni) behandelt financiële zaken en neemt examens af. De "major Synod" (november) behandelt zaken van het kerkverband en de verschillende deputaatschappen. Het "Executive Committee" vergadert eens per maand en heeft 7 leden. De General Secretary van het Ex.Co. is een fulltimer voor drie jaar en is één keer verkiesbaar. c Ambten Er zijn 429 predikanten, 682 voltijds evangelisten en een onbekende hoeveelheid ouderlingen en diakenen. De kerk heeft 114.000 belijdende leden, 30.000 doopleden en ca. 230.000 belangstellenden. Ze bestaat uit 274 gemeenten in 42 classes met 6.139 preekplaatsen en 14 zendingsposten. De NKST kent geen vrouwelijke ambtsdragers. d Prediking De NKST heeft een eigen predikantenopleiding, de RTS in Mkar. De synode neemt de kerkelijke examens af. e Sacramenten De NKST kent de kinderdoop door besprenkeling. De jonge mensen doen belijdenis van hun geloof, nadat ze kerkelijk onderwijs hebben gevolgd. Pas daarna zijn ze gerechtigd aan het Avondmaal deel te nemen. Het Avondmaal wordt regelmatig en tenminste vier keer per jaar gevierd. Alleen de belijdende leden hebben toegang tot het Avondmaal.
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
41
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
f Erediensten In de kerken worden op zondag twee diensten gehouden. Deze hebben voor ons een herkenbaar patroon van zang, gebed, schriftlezing, prediking, geloofsbelijdenis, inzameling van gaven etc. De zang wordt op verschillende manieren begeleid: keyboard, gitaar, drum en een variëteit aan fluiten en klein slagwerk. Er zijn diensten in het Tiv, maar ook steeds meer Engelstalige diensten. g Tucht Binnen de NKST is veel aandacht voor de levensheiliging in de gemeente. Onder de tuchtwaardige zaken vallen samenwonen, dronkenschap en het plegen van burgerlijk strafbare feiten. h Evangelisatie/Diaconaat Op allerlei manieren beijveren de kerken van de NKST zich voor de verbreiding van het evangelie in hun omgeving. Het stichten van scholen, het hebben van zendingsposten, de outreach via de Women Fellowship en grote campagnes zijn een aantal middelen daarvoor.
42
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
6.5
Bijlage 5: Contacten met Israël
Zoals reeds vermeld in het algemene rapport van deputaten BBK, hebben afgevaardigden van de Bat Tsion Commissie (BTC) te Ommen sinds 2002 twee maal een bezoek aan Israël gebracht. Sectie 8 heeft veel waardering voor de manier waarop deze bezoeken aangepakt zijn en voor de uitgebreide en zorgvuldige rapporten. In beide bezoeken moest men tot de conclusie komen, dat er geen sprake is van groei in het contact met Ds. Ben Zvi en de Bat Tsion ‘gemeente’. Zaken die naar de mening van Ommen besproken moesten worden, bleken niet besproken te kunnen worden; men kwam niet nader tot elkaar. Van beide zijden is geconstateerd dat het streven om tot een zusterkerkrelatie te komen te hoog gegrepen is en dat het beter is daarmee te stoppen. De kerkenraad van Ommen-West (die sinds de splitsing van de Gereformeerde Kerk te Ommen de verantwoordelijkheid voor het werk in Israël op zich genomen heeft) en de deputaten van de classis Ommen hebben hiermee ingestemd. In samenhang daarmee is de financiële ondersteuning in de loop van 2004 gestaakt. De BTC wil van haar kant wel contact met Ds. Ben Zvi blijven onderhouden, maar dan als een contact naast andere in Israël. In september 2004 hebben de bezoekers uit Ommen gesprekken gevoerd met een respectabel aantal gemeenten en personen in Israël. Deze contacten waren voor een deel veelbelovend, met name ten aanzien van enkele gemeenten en voorgangers van gereformeerde overtuiging. Dezen hebben weliswaar de volwassendoop als regel, maar staan anderzijds niet vijandig tegenover de kinderdoop. De BTC ziet goede mogelijkheden om via deze mensen verder te werken aan haar doel, namelijk: uitbreiding en verdieping van de verkondiging van het evangelie in Israël. Met het oog daarop wil zij het contact voortzetten en wel als een kerkelijk contact, dat wil zeggen: een contact dat uitgaat van de Gereformeerde Kerk van Ommen-West en waarbij ook de classis, de classiskerken en deputaten BBK betrokken zijn. Dit laatste mede op grond van de overweging, dat de zaak van de evangelieverkondiging aan het joodse volk op de agenda van het landelijk kerkverband en de Generale Synode dient te blijven staan. Bij het oefenen van de contacten wil men op zorgvuldige wijze rekening houden met de relaties die vanuit andere kerkgenootschappen in Nederland (bijv. de Gereformeerde Gemeenten) met de betrokken gemeenten en voorgangers onderhouden worden. De BTC zou graag zien, dat de Generale Synode instemt met dit beleid. Na kennisneming van de rapporten en na gesprekken met de BTC heeft sectie 8 van deputaten BBK ingestemd met de in Ommen genomen beslissingen ten aanzien van de relatie met Ds. Ben Zvi en de Bat Tsion ‘gemeente’ en met het voorgenomen beleid ten aanzien van de verdere contactoefening met het oog op de verkondiging van het evangelie in Israël. Daarom formuleert zij het volgende voorstel aan de Generale Synode van Amersfoort-Centrum. 6.5.1 VOORSTEL MET BETREKKING TOT CONTACT MET CHRISTELIJKE GEMEENTEN IN ISRAËL 6.5.2 MATERIAAL
Rapport en aanvullend rapport van deputaten voor betrekkingen met buitenlandse kerken 6.5.3 BESLUIT
1 2 -
Niet langer te streven naar een zusterkerkrelatie met de Bat Tsion ‘gemeente’ deputaten op te dragen contact te blijven onderhouden met Bat Tsion Commissie van de kerk van Ommen-West ten einde op de hoogte te blijven van de door haar beoefende contacten met Israël en deze te stimuleren, met het oog op de uitbreiding en verdieping van de evangelieverkondiging aldaar
GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND
43
AANVULLEND DEPUTATENRAPPORT BBK
-
de Bat Tsion Commissie met advies terzijde te staan
6.5.4 GRONDEN
1 2 3
44
Van beide kanten is geconstateerd dat het streven naar een zusterkerkrelatie met de Bat Tsion ‘gemeente’ te hoog gegrepen is. De manier waarop de Bat Tsion Commissie het contact met gemeenten en voorgangers in Israël wil onderhouden biedt goede perspectieven voor de uitbreiding en verdieping van de evangelieverkondiging in Israël. De uitoefening van de contacten met Israël via de kerk van Ommen-West functioneert naar volle tevredenheid.
ACTA GENERALE SYNODE AMERSFOORT-CENTRUM 2005