Aan de leden en plaatsvervangende leden van de Commissie Werk voor Iedereen en Bereikbaar Overijssel
Ons nummer: S 1453,
Onderwerp:
Datum: 11 december 2002
Onderzoek ECORYS/NEI “Met beide benen op de grond”
Geachte commissieleden,
De SEACO heeft op 23 oktober jl. een advies uitgebracht aan Gedeputeerde Staten over het ECORYS/NEI rapport “Met beide benen op de grond”. Ten behoeve van uw bespreking van dit rapport en het bijbehorende voorlopige standpunt van Gedeputeerde Staten op 15 januari 2003 treft u als bijlage ons advies aan.
Hoogachtend,
drs. H.J. Kloosterboer secretaris SEACO
Aan het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel Postbus 10078 8000 GB Overijssel
Ons nummer: S 1442,
Datum: 23 oktober 2002
Geacht College,
De SEACO heeft het ECORYS/NEI rapport “Met beide benen op de grond - versterking economische structuur en behoud investeringsklimaat in Overijssel” intensief besproken. In dit advies zullen wij de door u gestelde vragen beantwoorden en tevens proberen te komen tot zo concreet mogelijke beleidsaanbevelingen. (Kortheidshalve wordt in de brief in het vervolg over NEI gesproken) De eindconclusie van het rapport is, dat er geen redenen zouden zijn om de economische ontwikkeling van Overijssel somber in te zien. De SEACO vindt de economische vooruitzichten daarentegen zorgwekkend. Uit een onderzoek van de Universiteit van Utrecht in opdracht van VNO-NCW Midden is bijvoorbeeld gebleken, dat de verbetering van de positie van Overijssel in vergelijking tot andere provincies zo goed als tot stilstand is gekomen. Onlangs werden we getroffen door de sluiting van de dieselmotorenbouw van Wärtsila in Zwolle en de mededeling van Ericsson dat het zijn activiteiten in Enschede zal beëindigen. De negatieve werkgelegenheidsontwikkeling in Twente kreeg landelijk aandacht. Naar het oordeel van de SEACO dient het provinciale bestuur derhalve prioriteit te geven aan het scheppen van de voorwaarden die het bedrijfsleven bevorderlijk acht voor de continuïteit en de groei van zijn activiteiten. Relatiebeheer Tijdens de besprekingen van het rapport en de daaraan voorafgaande ronde van gesprekken met de afzonderlijke organisaties in de SEACO is een goed relatiebeheer van de overheid met het lokale/regionale bedrijfsleven van essentieel belang genoemd voor het investeringsklimaat. Door regelmatig contact te houden met de bedrijven blijft men op de hoogte van de ontwikkelingen, dilemma’s en keuzevraagstukken van de bedrijven en kan de overheid daarop inspelen. Bij signalen van lokale managers van filiaalbedrijven, dat er problemen zijn kan de provincie samen met de gemeente contact opnemen met het moederbedrijf om te bezien aan welke voorwaarden voldaan moet worden om het filiaal voor de eigen regio te behouden. Hoewel het voortouw bij het relatiebeheer bij de gemeentelijke overheid ligt heeft de provincie hier wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid: a. De problematiek overschrijdt de gemeentegrenzen. De provincie coördineert en dient te zorgen voor een gemeenschappelijke effectieve aanpak. b. De provincie is intermediair tussen bedrijf en rijksoverheid c. De provincie is gesprekspartner voor provinciale regelingen en rijksregelingen met een rol voor de provincie. Bestaande bedrijvigheid De groei van de werkgelegenheid wordt vooral gerealiseerd door de bestaande bedrijven. Zowel de provinciale als de gemeentelijke overheid zouden er daarom goed aan doen veel aandacht te schenken aan de voorwaarden die vervuld moeten worden om bestaande bedrijven in staat te stellen hun rol als banenmotor te vervullen. In dit advies wordt op een aantal van deze voorwaarden ingegaan. Het gaat hierbij om: • goed geoutilleerde en goed ontsloten bedrijventerreinen; • bereikbaarheid door middel van een adequate transport en ICT infrastructuur; • de aanwezigheid van goede beroepsopleidingen, die passen bij de economische sectorstructuur;
1
• • •
transparante regelgeving en uitvoeringsprocedures, waarvan de toepassing zo min mogelijk kosten voor het bedrijfsleven teweeg brengen; de stimulering van startende ondernemingen de stimulering van technologische vernieuwing.
Op het gebied van de regelgeving wordt het bedrijfsleven in toenemende mate geconfronteerd met beperkende maatregelen ten aanzien van het milieu, de veiligheid en de ruimtelijke ordening. Uiteraard behoort het bedrijfsleven te voldoen aan redelijk en noodzakelijk te achten milieu, veiligheids- en ruimtelijke ordeningsvereisten. Het is evenwel ongewenst, dat de economische bedrijvigheid zozeer ondergeschikt gemaakt wordt aan buitensporige ambities op genoemde gebieden, dat van een verantwoorde economische ontwikkeling geen sprake meer kan zijn. Veel bestuurlijke aandacht is daarom nodig voor een goede maatvoering. Dit probleem doet zich bijvoorbeeld voor bij de wens van overheden om bedrijven te verplaatsen. De SEACO verzet zich tegen een benadering waarbij de maatschappelijke opbrengsten in geen positieve verhouding staan tot de maatschappelijke kosten inclusief de kosten en de risico’s waaraan de betrokken ondernemingen worden blootgesteld en die volledig op de gemeenschap verhaald behoren te worden. Een ander voorbeeld is het entameren van woningbouw in de directe omgeving van bedrijven en terreinen die bedrijfsvestiging als bestemming hebben. Vroeg of laat leidt dit tot de problematiek dat bedrijven kostbare voorzieningen moeten treffen of zelfs moeten uitzien naar een andere locatie. Dit speelt o.a. bij de Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid. De provincie zou in de discussie over de herziening van de Wet Geluidhinder volgens de SEACO de verantwoordelijkheid dienen op te eisen voor gezoneerde bedrijventerreinen teneinde er voor zorg te dragen dat er een ruimtelijk beleid wordt gevoerd dat recht doet aan de gerechtvaardigde belangen van de betrokken ondernemingen. Startende bedrijven Naast bestaande bedrijven zijn ook startende en doorstartende ondernemers belangrijk voor de regio. Startende bedrijven hebben in het algemeen een sterke binding met de eigen regio en leveren vaak een bijdrage aan technologische vernieuwing. Het is belangrijk om een goed startersklimaat te creëren bijvoorbeeld via het opzetten van bedrijfsverzamelgebouwen met lage huren, het scheppen van mogelijkheden voor het starten van een bedrijf aan huis en het toestaan van alternatieve functies in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Naast de huisvesting kunnen startende bedrijven ook gestimuleerd worden via een financiële participatie in risicodragend kapitaal door de OOM. Eén van de onderwerpen daarbij is de voorfinanciering voor de ontwikkelingen van nieuwe produkten. Aanbod bedrijventerreinen Er dient een voldoende aanbod te zijn van goede geoutilleerde en goed ontsloten bedrijventerreinen. Bestaande bedrijven moeten de ruimte hebben om zich op de huidige locatie te kunnen uitbreiden, of indien dat echt niet mogelijk is te kunnen verplaatsen bij voorkeur naar een andere locatie in dezelfde plaats. Ook voor nieuwvestigers dient er voldoende ruimte te zijn. Het is de taak van de drie programmeringsoverleggen voor resp. Twente, IJssel-Vecht en de Stedendriehoek om vraag en aanbod van de bedrijventerreinen goed op elkaar af te stemmen. Overijssel kan het zich niet veroorloven dat bestaande bedrijven uit de provincie vertrekken of dat potentiële nieuwvestigers zich terugtrekken als gevolg van onvoldoende uitbreidings- c.q. vestigingslocaties. Naast voldoende ruimte in het streekplan dient de provincie een actieve rol te vervullen in het stimuleren van gemeenten om voor voldoende bedrijventerreinen te zorgen. Nu bestaat nogal eens de indruk dat de provincie bij de toetsing van bestemmingsplannen het streekplan juist strakker interpreteert dan nodig is. De SEACO is het eens met de stelling van het NEI, dat de beschikbaarheid van ruimte voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen geen knelpunt hoeft te zijn. Door het stoppen van een groot aantal agrarische bedrijven zal er meer grond op de markt aangeboden worden dan tot nu toe. Voor de marktpartijen inclusief de overheid wordt het dus eenvoudiger om grond aan te kopen voor niet-agrarische ontwikkelingen inclusief bedrijventerreinontwikkeling. Het voornemen van de provincie over te gaan op een actiever grondbeleid past hier uitstekend bij. Naast de aanleg van voldoende specifieke bedrijventerreinen zal er zowel bij de planning van nieuwe woonwijken, als in bestaande wijken ook meer ruimte geboden moeten worden voor bedrijvigheid,
2
bijvoorbeeld door het creëren van de mogelijkheid voor het stichten van een bedrijf aan huis. Bedrijvig-heid zorgt voor levendigheid in de wijk. Bestemmingsplannen zullen hierop aangepast moeten worden. Bereikbaarheid Een goede bereikbaarheid is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van de Overijsselse economie. Het gaat hierbij zowel om weg, water als railverbindingen. De inmiddels dagelijks terugkerende files op de A 1 en de A 28 zullen op zo kort mogelijke termijn opgelost moeten worden door de inzet van benuttingsmaatregelen en verbreding tot 2 x 3 rijstroken. Als deze files niet opgelost worden hebben de investeringen op andere terreinen ook slechts relatieve betekenis. De SEACO stelt voor om zowel voor de A 1 als de A 28 een Taskforce op te richten, zodat alle betrokken partijen inclusief het bedrijfsleven nauw bij het proces betrokken worden en elkaar kunnen versterken. Naast de al geplande aanpak van de N 35 en de N 34 ontbreken er nog een aantal schakels in het provinciale wegennet, zoals een oostelijke randweg Netwerkstad Twente en de realisatie van de randweg Stadshagen/Zwartewaterland (directe verbinding Hasselt-Genemuiden/A28). Met betrekking tot de spoorwegen zal de aanleg van de Hanzelijn volgens de oorspronkelijke planning in 2009 afgerond moeten worden. De in de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voorgestelde vertraging van de uitvoering met vijf jaar stuit op ernstige bezwaren. Bij het goederen-vervoer per rail zullen de knelpunten op de lijn Coevorden-Zwolle opgeheven moeten worden. Het Programma Duurzaam Veilig dient zodanig uitgevoerd te worden dat er evenwicht is tussen veiligheid en bereikbaarheid. Het provinciale hoofdwegennet moet eerst op orde gebracht worden, via de uitvoering van de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, alvorens allerlei snelheids-beperkende maatregelen worden uitgevoerd op het onderliggende wegennet. De vele drempels en rotondes gaan ten koste van de bereikbaarheid. Naar de mening van de SEACO moet prioriteit gegeven worden aan de bereikbaarheid, waarbij uiteraard voldaan moet worden aan redelijke eisen t.a.v. veiligheid en milieu. Zo zal de provincie bij de ombouw van de N 34 tot stroomweg moeten kiezen voor een variant die de doorstroming ook echt bevordert. Arbeidsmarkt en scholing Om de door het NEI geconstateerde problemen op de arbeidsmarkt op te heffen zal het beleid gericht moeten worden op: 1e het aantrekken en vasthouden van hoger opgeleiden 2e het verhogen van de arbeidsparticipatie 3e een betere afstemming van de relatie arbeidsmarkt-onderwijs. Om hoger opgeleiden naar Overijssel te halen of om te zorgen dat ze hier na hun opleiding blijven wonen, kunnen een aantal maatregelen getroffen worden: a. Het zorgen voor een blijvend goed woonklimaat. Juist voor deze categorie moet het aantrekkelijk zijn om in de stad te blijven wonen. Eén van de maatregelen die daar aan kan bijdragen is de uitgifte van grote bouwkavels en de bouw van luxe appartementen. b. Het opzetten van een campagne om de bekendheid van Overijssel te vergroten. Daarbij kan gekeken worden naar de campagne “Het is tijd voor Twente”. Deze zou opnieuw opgestart moeten worden en de komst van de Vrije Universiteit naar Zwolle kan aangegrepen worden om voor de regio Zwolle een vergelijkbare campagne op te starten. De samenwerking tussen de hogeschool Windesheim en de Vrije Universiteit is overigens in het algemeen van groot belang voor de regio. Naast de UT Twente komt er een tweede universiteit naar Overijssel en daar moeten we ons voordeel mee doen. c. Een derde element om hoger opgeleiden naar Overijssel te halen is het bieden van voorzieningen. In Twente loopt hiervoor het Careerproject. In het kader van dit project streeft men er naar hoog opgeleiden naar Twente te halen door allerlei voorzieningen aan te bieden, zoals hulp bij het zoeken naar een huis, kinderoppas, een baan voor de partner e.d. Dit project draait succesvol en zou ook opgezet kunnen worden voor de Stedendriehoek en de regio Zwolle. Eén van de mogelijkheden om de arbeidsparticipatie te verhogen is gerichte aandacht voor de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. De provincie kan in het kader van het arbeidsmarkt-beleid projecten stimuleren gericht op het creëren van voldoende crèches, herintredingscursussen e.d. Het ontbreekt nu blijkbaar aan voldoende voorzieningen om vrouwen de stap naar de arbeidsmarkt te laten maken.
3
Voor een betere afstemming van de relatie onderwijs-arbeidsmarkt pleit de SEACO voor het branchegewijs opzetten van overlegforums, waarin de betreffende brancheorganisaties (werkgevers) de bonden (werkgevers) en de opleidingen op VMBO, MBO en HBO niveau vertegenwoordigd zijn. Binnen de branches bestaat het beste inzicht aan welke opleidingskwalificaties in welke regio behoefte is. De provincie kan via het opstellen van regiokaarten inzicht verschaffen waar eventueel hiaten zitten in de overlegstructuur. Tevens kan de provincie belangrijke gegevens leveren voor deze overleg-forums via het provinciebrede arbeidsmarktinformatiesysteem. Het voorstel in het NEI rapport om de geografische mismatch tussen het aanbod van lager opgeleiden in de steden en een vraag naar lager opgeleiden in het landelijk gebied op te lossen via vormen van collectief vervoer wordt als achterhaald en onhaalbaar beschouwd. Kennisoverdracht Het vergroten van kennisoverdracht van kennisinstellingen naar het bedrijfsleven is van groot belang bij het verhogen van de (arbeids)productiviteit en daarmee van de concurrentiekracht van het Overijsselse bedrijfsleven. De provincie kan hierbij positieve rol in spelen door o.a.: a. het opzetten van een kennissite b. het ondersteunen van het project HBO-MKB Regioregisseur. De kennissite dient een actueel overzicht te bieden van alle kennisaanbieders in Overijssel en van de specifieke kennis en kunde die zij kunnen leveren, zodat ondernemers snel kunnen zien waar ze met een bepaalde vraag terecht kunnen. Een dergelijk overzicht bestaat op het ogenblik nog niet en de provincie kan daartoe het initiatief nemen. Een tweede actie van de provincie kan zijn de ondersteuning van het project HBO-MKB Regio-regisseur. Dit project is opgezet op initiatief van MKB-Nederland en de HBO-Raad en heeft tot doel het koppelen van MKB en HBO, zodat de HBO’ers na hun afstuderen bij MKB bedrijven gaan werken en daarmee ook in de regio blijven. De ondersteuning van dit project door het ministerie van Economische Zaken loopt volgend jaar af en de SEACO adviseert u dit project voort te zetten. Clusterbeleid De aanbeveling van het NEI het clusterbeleid voort te zetten en aan te scherpen wordt door de SEACO ondersteund. De OOM zal een belangrijke rol moeten vervullen bij het in beeld brengen van de (potentiële) clusters en het bij elkaar brengen van de diverse onderdelen van een cluster. De ontwikkeling van nieuwe initiatieven in deze zal overigens in nauw overleg moeten plaatsvinden met de brancheorganisaties. Naar aanleiding van de kwestie Ericsson is het voorstel gedaan, dat wetenschappers vanuit de Universiteit Twente en/of het HBO in het kader van de zgn. derde geldstroom onderzoek verrichten t.b.v. het bedrijfsleven. De bedrijven in een cluster kunnen op deze manier gebruik maken van de kennis bij de universiteit en het HBO en andersom blijven de kennisinstellingen nauw betrokken bij de ontwikkelingen in de praktijk. De provincie kan dergelijke arbeidsplaatsen medefinancieren. Het NEI noemt als clusters de ICT, de metaalelectrosector, de textielsector en de voedingssector. De SEACO acht het positief, dat bij het clusterbeleid niet alleen gekeken wordt naar de ICT maar ook naar de maakindustrie. Het rapport ademt enigszins de sfeer, alsof de relatief sterke aanwezigheid van de maakindustrie in Overijssel een zwakte is. De SEACO beschouwt het relatief grote aandeel van de maakindustrie juist als sterk punt. De maakindustrie wordt als minder kwetsbaar beschouwd voor conjuncturele schommelingen. Eén van de sectoren waar mogelijk een succesvol clusterbeleid gevoerd kan worden is de agribusiness. Er is een sterke schaalvergroting gaande binnen deze sector en het is van belang er voor te zorgen dat bij concentratie van vestigingen voor Overijssel gekozen wordt. De OOM is gestart met het opzetten van een agribusinesscluster in Deventer. Na de grafische sector is de agribusiness de grootste werkgever van Deventer. Tevens ontwikkelt de OOM/GOM in samenwerking met een aantal ingenieursburo’s en kennisinstellingen het concept van de Protein Highway A 1, met als opzet het behoud en het scheppen van nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor de agribusiness langs de
4
A 1. Het is aan de provincie dit soort ontwikkelingen nauw te volgen en mogelijke initiatieven met een positieve houding te benaderen. Vermeden dient te worden dat in de agribusiness hetzelfde gebeurt als met Ericsson. Een andere veelbelovende cluster is de medische technologie rondom de UT Twente. Tevens is de UT toonaangevend in de Nano en lasertechnologie, op basis waarvan verdere initiatieven ontplooit kunnen worden. Platteland Er dient meer ruimte en aandacht te komen voor de economische versterking van het platteland door: • het ontwikkelen van nieuwe economische dragers • het toestaan van meer alternatieve functies in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen • het faciliteren van schaalvergroting van agrarische bedrijven. • het bieden van meer ruimte voor woningbouw en lokale bedrijventerreinen bij kleine kernen. • opzetten van ruimte voor ruimte regeling. • het bieden van ruimte voor recreatieve voorzieningen De op te stellen reconstructieplannen voor Salland en Twente zijn een uitgelezen mogelijkheid om uitvoering te geven aan deze punten. Ook voor die delen van Overijssel, die niet onder de reconstructie vallen zijn deze aanbevelingen van toepassing. Bij de ontwikkeling van nieuwe economische dragers biedt o.a. de toenemende vraag naar zorg en welzijn (vergrijzing) in het landelijk gebied kansen evenals bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening. De SEACO is van mening dat het aantal alternatieve functies voor vrijkomende bedrijfsgebouwen vergroot moet worden. Bedrijfsactiviteiten die nu worden toegestaan op bedrijventerreinen waar gewoond mag worden (t/m milieucategorie 3) kunnen ook in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden toegestaan onder voorwaarde dat de activiteiten in principe binnen de bestaande bebouwing plaats vinden. Om ongewenste situaties te voorkomen zal er wel een streng handhavingsbeleid uitgeoefend moeten worden. In de als bijlage bij deze brief toegevoegde notitie “ De economische opgave bij de reconstructie - een standpuntbepaling vanuit het Overijsselse bedrijfsleven” die op 20 juni 2002 aan de Reconstructiecommissie is aangeboden is dit voorstel verder uitgewerkt. Om dit te realiseren zal het streekplan aangepast moeten worden. Alleen al in de reconstructiegebieden in Overijssel zullen de komende tien à vijftien jaar naar verwachting ca. 3000 agrarische bedrijven beëindigd worden. De SEACO gaat er daarbij vanuit dat minstens de helft van die bedrijfsgebouwen in principe geschikt zijn voor alternatieve functies. De in de Economische schetsen (opgesteld in het kader van de reconstructie) uitgesproken verwachting, dat er van die 3000 vrijkomende bedrijven slechts ca 200 geschikt zouden zijn voor hergebruik achten wij veel te laag en zal herzien moeten worden. Door deze lage raming wordt het onderwerp feitelijk weggeschreven. Het stijgende aantal stoppende bedrijven biedt ook kansen voor de noodzakelijke schaalvergroting binnen de landbouw. De vrijkomende grond zal deels beschikbaar komen voor schaalvergroting voor agrarische bedrijven die efficiënt moeten kunnen produceren in grote eenheden voor een liberaliserende agro wereldmarkt. De ruimtelijke ordening en infrastructuur moeten hier voorwaardenscheppend zijn, zodat er ook daadwerkelijk grote eenheden gevormd kunnen worden. Het streekplan zal meer ruimte moeten bieden voor de realisering van kleinschalige lokale bedrijventerreinen bij kleinere kernen. In de “Bouwsteen Sociale Schetsen Reconstructie Salland-Twente” komt heel nadrukkelijk het belang naar voren van lokale werkgelegenheid voor de leefbaarheid van de kernen in het landelijk gebied. Op landelijk niveau lijkt het restrictieve klimaat voor meer bedrijfsactiviteiten in het landelijk gebied wat te ontdooien en het is aan de provincie om hierop in te springen met het ruimtelijk beleid. Naast ruimere hergebruikmogelijkheden van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen is de SEACO voorstander van een nieuwe ruimte voor ruimte regeling. Het afbreken van leeg staande schuren leidt tot kwaliteitsverhoging van het landelijk gebied. De daarbij behorende extra woningen dienen bij voorkeur aansluitend aan de bestaande kernen gerealiseerd te worden, ook als dat betekent dat de huidige verdeling van de woningbouwcontingenten tussen de steden en de kleinere kernen aangepast zou
5
moeten worden ten gunste van de kleinere kernen. Ook los van de ruimte voor ruimte voor regeling is de SEACO van mening dat de kleinere kernen meer ontwikkelingsmogelijkheden moeten krijgen op het gebied van de woningbouw. Recreatie en toerisme vormen een economische peiler met veel potentie. Er moet gestreefd worden naar kwaliteitsverhoging en het bieden van optimale voorzieningen. Het ruimtelijk beleid is daarbij op het ogenblik nogal eens een obstakel, omdat verblijfsrecreatieve voorzieningen vaak in landschappelijk aantrekkelijke gebieden gevestigd zijn. Dan ontstaat al snel een discussie over aantasting van die waarden. Uitgangspunt van het provinciale beleid zou moeten zijn dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen op de huidige locatie. Verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn immers moeilijk te verplaatsen. In het reconstructieproces dient nadrukkelijk ruimte geboden te worden voor de recreatieve voorzieningen, ook in de extensiveringsgebieden. Overwogen kan worden ontwikkelingslocaties voor recreatie en toerisme aan te wijzen, zoals ook gebeurd is in het gebiedsplan voor Noordwest Overijssel, met name voor clusters van bedrijven. Kosten van beleid Juist als het economisch slechter gaat is het van belang dat gestreefd wordt naar verlaging van de kosten. De provincie kan hier een bijdrage aan leveren op het terrein van het: • versnellen van procedures in de ruimtelijke ordening • beperken van eisen in het kader van AmvB Milieuvergunningen • minder aanleggen van drempels en rotondes Snelheid van procedures is belangrijk bij het beperken van de kosten. Langdurige onzekerheid over bouwmogelijkheden bijvoorbeeld leidt tot onnodige kosten. De provincie kan daarin een positieve rol spelen door de toetsing van bestemmingsplannen snel af te handelen, niet alleen in de fase van de wettelijk verplichte toetsing, maar ook in de fase van het voorontwerp en het advies van de PCFL (Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving). Tevens zal de provincie gemeenten moeten blijven stimuleren tot het opstellen van actuele bestemmingsplannen. In de sfeer van het milieubeleid is gewezen op de AmvB Milieuvergunningen. Gemeenten vragen vaak meer informatie dan strikt noodzakelijk is, terwijl AmvB’s nu juist bedoeld waren om procedures te versnellen en vereenvoudigen. Het is hierbij van belang om de eisen in helder taalgebruik te stellen, om misverstanden te vermijden en het voor ondernemers helder is wat er van hen wordt verwacht. Bij de uitvoering van projecten in het kader van Duurzaam Veilig, dient nadrukkelijk het bereikbaarheidsaspect in ogenschouw te worden genomen. De indruk bestaat dat er eerst gekeken wordt naar de veiligheid, dan naar het milieu en pas als laatste naar de bereikbaarheid. De vele drempels en rotondes leiden vaak tot grote kostenverhogingen voor het bedrijfsleven. Accentverschuivingen Het NEI stelt voor de afzonderlijke aandacht voor het thema stedelijke economie in “Ruimte voor vernieuwing 2000+” te schrappen, omdat dit thema door de andere thema’s wordt afgedekt. De SEACO acht dit niet verstandig. Hoewel de overige thema’s inderdaad ook de stedelijke economie betreffen, is er toch ook sprake van een aparte problematiek met een eigen dynamiek. Het is niet voor niets dat op landelijk niveau er een grote steden beleid wordt gevoerd. De vijf grote steden spelen bovendien een belangrijke rol in de economie van Overijssel Het voorstel om het thema Economie en Milieu te beperken tot een hogere produktiviteit per ruimteeenheid en compensatie voor het verlies aan werkgelegenheid bij het sluiten van bedrijven of bedrijfsonderdelen uit millieuoverwegingen wordt eveneens afgeraden. Duurzaam ruimtegebruik van bedrijventerreinen is ook in het belang van de bedrijven zelf en gaat verder dan alleen een hoger produktiviteit per ruimte-eenheid. Het gaat daarbij tevens om een goede inrichting, onderhoud, gezamenlijke afvalverwerking, energieopwekking, vervoer e.d. Het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen valt eveneens onder het thema Economie en Milieu. De impliciete veronderstelling van het NEI dat duurzaam ruimtegebruik automatisch tot kostenverhoging leidt is niet de onze. Tenslotte
6
De bespreking van de economische situatie in Overijssel biedt een goed aanknopingspunt om te komen tot de oprichting van een Overijsselse “Commisie Langman” (eventueel uit te breiden tot een Oost Nederland niveau). Deze commissie kan een nuttige rol vervullen bij het ontwikkelen, ondersteunen en promoten van een samenhangend sociaal economisch plan inclusief projecten en een plan van aanpak om met dit plan als grondslag middelen te bepleiten in Den Haag. De SEACO gaat er vanuit dat u bij uw standpuntbepaling over de aanbevelingen in het NEI rapport met ons commentaar rekening zult houden. In verband met de verdere uitwerking van de aanbevelingen in concrete maatregelen verzoeken wij u ons het Uitvoeringsprogramma van Ruimte voor Vernieuwing 2000+ ter advisering voor te leggen. Tevens verzoeken wij u deze brief ter kennis te brengen van de leden van de commissie Werk voor Iedereen en Bereikbaar Overijssel.
Hoogachtend,
drs. A. van der Hek voorzitter SEACO
Bijlage: “De economische opgave bij de reconstructie - een standpuntbepaling vanuit het Overijsselse bedrijfsleven” d.d. 20-6-2002
7
De economische opgave bij de reconstructie Een standpuntbepaling vanuit het Overijsselse bedrijfsleven Op basis van twee bijeenkomsten met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven op 11 april en 7 mei 2002. Algemeen Het bedrijfsleven ziet veel potentie en kansen voor het versterken van de economische situatie in het landelijke gebied en wil daar enthousiast aan meewerken. Wel moeten op de situatie toegespitste voorstellen leiden tot aanpassing van regelgeving en ruimtelijke kaders. Vrijkomende agrarische bebouwing Er is op dit moment onvoldoende ruimte voor bedrijven op het platteland om hun niet-agrarische bedrijfsactiviteiten uit te voeren c.q. uit te breiden. Er is een duidelijke behoefte bij het bedrijfsleven gebruik te maken van de mogelijkheden die Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) biedt. Het gebruik van VAB's zal leiden tot een impuls voor de economische versterking van het landelijke gebied. Bij het herbezetten van VAB's gelden de volgende uitgangspunten: 1. Bij de vestiging van bedrijven in VAB's kan rekening worden gehouden met de zonering van het landelijke gebied d.w.z. vestiging van niet-agrarische bedrijven in VAB's met name in landbouwontwikkelingsgebieden en verwevingsgebieden. In de extensiveringsgebieden kunnen strengere eisen gesteld worden o.a. m.b.t. de verkeersaantrekkende werking en de toegestane milieucategorie. In randzones rond de kernen kan meer toegestaan worden. 2. De aard en de schaal van de bedrijvigheid moet passen in de situatie op het platteland, bv vermijden van te hoge verkeersaantrekkende werking. 3. De milieucategorie voor bedrijfsactiviteiten mag niet zwaarder zijn dan die geldt voor bedrijventerreinen waar ook mag worden gewoond, d.w.z. t/m categorie 3. Daarnaast moet uitoefening van aan het landelijk gebied verbonden (vee-)transport- en andere bedrijven met beperkte buitenopslag mogelijk zijn. 4. In principe dienen de bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing plaats te vinden. In uitzonderingssituaties is een eenmalige, beperkte uitbreiding van de bouwmassa mogelijk, mits landschappelijk goed ingepast. 5. Buitenopslag en parkeren van auto’s is beperkt mogelijk mits landschappelijk ingepast (ingepakt in het groen). 6. Men kan beeldkwaliteitseisen stellen voor de uitbreiding of aanpassing van gebouwen; dat wil zeggen aansluiten bij de huidige stijl van de gebouwen (boerderijen) in een bepaalde streek. Het bedrijfsleven is een voorstander van toepassing van de “ruimte voor ruimte” (rood voor rood) regeling. De sloop van VAB’s kan gefinancierd worden door de bouw van een of meer woningen. In de visie van het bedrijfsleven zouden deze woningen bij voorkeur gebouwd moeten worden aansluitend aan bestaande (kleinere) kernen. In het bijzonder de mogelijkheid tot het bouwen van enkele woningen extra bij de kleinere kernen zal deze regeling financieel mogelijk maken. Op deze wijze kunnen gezinnen vastgehouden worden bij de kern waardoor de detailhandel en de economische vitaliteit van deze kernen zich kunnen blijven ontwikkelen. Toepassing van de spelregels voor de herbezetting van VAB’s door niet-agrarische bedrijvigheid zal leiden tot versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van het landelijk gebied. Het van te voren duidelijk aangeven wat wel en niet mag, voorkomt het ontstaan van ongewenste illegale praktijken en tegelijkertijd komen er mogelijkheden voor nieuwe economische activiteiten. Bedrijventerreinen, bedrijfslocaties en werkgelegenheid Lokale bedrijvigheid levert een grote bijdrage aan de werkgelegenheid en daarmee de leefbaarheid in het landelijk gebied. Daarom is het van groot belang om voor lokale bedrijvigheid in de kernen zelf ruimte te bieden.
20-6-2002
1
Dat kan in de vorm van het hergebruik van VAB's en - wat in de meeste situaties nodig zal zijn - het aanleggen van een kleinschalig lokaal bedrijventerrein aansluitend bij de kern. De bedrijvigheid moet naar aard en schaal passen bij de omvang van de kern. In veel gevallen zal het gaan om een koppeling van wonen en werken. Voor bestaande bedrijven die naar aard en schaal de locatie ontstijgen is het wenselijk mee te werken aan uitbreiding ter plaatse. Ook bij grotere bedrijven moet waar mogelijk worden gezocht naar ruimte om het bedrijf in de kern zelf gevestigd te houden. Vaak betreft het bedrijven die sociaal en cultureel in deze kernen zijn geworteld, waarbij de samenleving wordt benadeeld in werkgelegenheid, mobiliteit en gemeenschapszin, als het bedrijf naar elders wordt verplaatst, c.q. verdwijnt. Voor startende bedrijven geldt dat ze daar gelokaliseerd worden waar ze naar aard en schaal het beste passen. Nieuwe vormen van werkgelegenheid De toenemende vraag naar zorg en welzijn in het landelijke gebied (vergrijzing) biedt kansen voor nieuwe vormen van werkgelegenheid. De banen die door vestigingen van deze sectoren in het landelijk gebied worden geschapen vormen met name voor vrouwen een belangrijke bron van werkgelegenheid. Deze nieuwe banen zijn extra welkom omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen in het landelijk gebied achterloopt bij het landelijke gemiddelde. Zakelijke dienstverlening is een kleine maar niet onbelangrijke sector voor het landelijk gebied. Zonder veel nadere eisen en aantasting van het beeldkwaliteitsaspect van het landelijk gebied kan deze sector opereren vanuit VAB´s, etc. Daarbij moeten er wel voldoende faciliteiten (o.a. ICT infrastructuur) aanwezig zijn, en dienen de ruimtelijke kaders en de wet-en regelgeving hierop afgestemd te worden. Detailhandel De detailhandel in landelijk gebied verdwijnt meer en meer. Dat komt door schaalvergroting en veranderde kooppatronen. Het is een trend die niet kunstmatig tegen te houden is Initiatieven waarbij detailhandelsvestigingen via gerichte acties de lokale binding proberen te vergroten, bijvoorbeeld door een percentage van de omzet aan het plaatselijke verenigingsleven te doneren, vragen ondersteuning. Dergelijke initiatieven dragen bij aan de leefbaarheid in de kleinere kernen. Detailhandel hoort in principe niet thuis in het landelijk gebied buiten de kernen. VAB's kunnen daarom slechts beperkt gebruikt worden voor detailhandelsvestigingen. Uitzondering zijn de verkoop van eigen en eventueel regionale produkten van de agrarische sector, dan wel de produkten van andere aan het landelijke gebied gebonden bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld antiekrestauratie. Toerisme, recreatie en horeca Over het algemeen is het huidige rendement in de toeristische, recreatieve en in de horecasector laag. Versterking van de toeristische sector is niet alleen mogelijk en nodig in de verblijfsrecreatie maar ook in de dagrecreatie. De sector zal moeten innoveren en vooral de kwaliteit van de bestaande voorzieningen dienen te worden versterkt. Daarvoor is bijvoorbeeld extra ruimte en opschaling nodig in de verblijfsrecreatie. Kwaliteitsverbetering moet daarbij wel uitgangspunt zijn. Samenwerking in de toeristische, recreatieve en horecasector is nodig tussen gemeentes, VVV's en ondernemers. Daarbij moet het gaan om het versterken van de sector op regionale schaal (identiteit) en de promotie van het gebied en haar verschillende toeristische produkten.
20-6-2002
2
Beslissingen over het starten van een toeristisch, recreatief bedrijf of een horecavoorziening wordt uiteraard aan de ondernemer overgelaten. De werking van de markt bepaalt tenslotte of een bedrijf levensvatbaar is. Voor het onderhoud van het landschap - een van de belangrijkste waarden van de Tuin van Nederland moeten middelen beschikbaar komen. Door middel van het mooie landschap kan de toeristische sector verder ontwikkelen. Op welke wijze de middelen beschikbaar dienen te komen is mede afhankelijk van de inzet en de behoefte van de recreatieve en toeristische sector. Bij de invulling van de ruimtelijke zonering zal voldoende ruimte gecreëerd moeten worden voor de ontwikkeling van recreatief-toeristische activiteiten in de randzone van de EHS. Infrastructuur Voordat overgegaan wordt tot het toepassen van beperkende maatregelen om het sluipverkeer in het landelijk gebied tegen te gaan, zal allereerst de regionale hoofdontsluiting op orde gebracht moeten worden via de uitvoering van de geplande stroom- en gebiedsontsluitingswegen. Economische Zonering Bij het bedrijfsleven bestaat een sterke behoefte aan een 'economische zoneringskaart' voor het reconstructiegebied, zodat ook afgestemd kan worden met de drie andere zoneringsgebieden, zodanig dat integraal bepaald kan worden waar de diverse functies (wonen, werken, recreatie, etc.) ingericht kunnen worden in het landschap. Er zal in alle gevallen aangegeven moeten worden wat de ruimtelijke claims en consequenties zijn van de niet-agrarische economische activiteiten voor de reconstructiezonering.
20-6-2002
3
Bijlage Aan de discussies op 11 april en/of 7 mei 2002 hebben deelgenomen: Naam
organisatie
Auke ten Cate Madelène ter Laak Ton ten Vergert Wim van Dalfsen Henk Kloosterboer Michiel Prins Hans Bakker Gerard Monninkhof Jeroen Kleiberg Rose-Marie Lambregts René Geerts Jan Scholten Marco Strijks Eveline Doornhegge Rinus Alberti
KvK KvK KvK KvK SEACO VNO/NCW MKB OOM OOM GLTO Rabobank Oost Twente Syntens Syntens Koninklijke Horeca Nederland Regio Twente
als waarnemer namens de provincie waren bij de discussies aanwezig Gerard Berenschot EMT Provincie Pietrik Scheffer EMT Provincie Bernard Smid EMT Provincie Gerard Hendrix EMT Provincie
20-6-2002
4