( unité 6 ) 28 A
Lisez et parlez texto 3
Lees de tekst op pagina 68 van je tekstboek en zoek informatie over de genoemde personen en hun manier van dansen op. Vul de gevonden informatie per persoon in het schema hieronder in. Sommige hokjes blijven leeg. Danst waar
Danst waarom
Danst hoe
Danst met wie
Céline Amine Martin Vergelijk jouw schema met dat van een klasgenoot B
1
Lees de tekst nog een keer en kies het juiste antwoord. 1
Op feestjes beweegt Céline eerst a helemaal niet. b heel veel.
2
En plotseling a gaat ze naar huis. b begint ze te dansen.
3
Volgens Amine is dansen een manier om a vermoeid te raken. b te communiceren.
4
Welke smoezen heeft Martin om niet te dansen op feestjes? a Hij vindt de muziek ouderwets en hij kent niemand. b Hij praat liever met vrienden.
5
Waarom krijgt Martin toch zin in dansen? a Hij heeft een leuk meisje op de dansvloer gezien. b De DJ is leuk en al zijn vrienden zijn aanwezig.
6
Martin overwint de paniek door a bij een groepje vrienden te gaan staan en iets te drinken te halen. b meteen de dansvloer op te rennen.
7
Waarom zegt hij “mission accomplie” aan het eind? a Omdat hij uiteindelijk op de dansvloer staat. b Omdat hij het feest te gek vindt.
(un)
( unité 6 ) 29
Cherchez dans le dictionnaire Als je de vertaling van een Nederlands woord in het Frans moet opzoeken, moet je vaak kiezen tussen verschillende mogelijkheden. Je moet dus goed letten op de context van de zin die je moet vertalen. Lees de zinnen, bekijk de woordenboekfragmenten hieronder, en vul de vertaling in van het vetgedrukte woord. 1
Il n’y a plus de haricots verts dans le frigo mais il en reste __________________________ dans la réserve.
een blik
2
J’ai eu peur quand il m’a regardé. Il avait ________________________ très froid. een blik
3
Il fait froid. Tu mets ton __________________________?
4
Maintenant en France dans les campagnes, on voit parfois __________________________
das
sur la route.
een das
5
Cet artiste a fait des __________________________ intéressantes.
doeken
6
Dans ce cinéma, __________________________ est très petit.
7
Ce week-end, on s’est promené sur les anciens __________________________ de douane.
het doek
paden 8
Regarde l’animal là-bas! C’est __________________________.
blik boîte de conserve (v) des légumes en boîte regard (m) action, manière de regarder
das blaireau (m) (animal) mammifère plantigrade de la Superfamille des Arctoïdés écharpe (v) bande de tissu ou de tricot que l’on porte autour du cou
een pad
doek écran (m) (cinéma) surface sur laquelle on projette des images, au cinéma peinture (v) (art) œuvre réalisée par un artiste peintre. tableau tissu(m) étoffe obtenue par tissage
pad crapaud (m) (animal) batracien trapu, à peau verruqueuse sentier (m) chemin étroit pour les randonnées
Kijk na: oefening 28 - 29.
(deux) 2
( unité 6 ) 30 I
II
31 I
Ecoutez Lees de zinnen hieronder, luister naar gesprek I en streep door wat niet klopt.
conversations
1
Het meisje en de jongen hebben het heel druk / niet veel te doen.
2
De jongen houdt wel / niet van dansen.
3
Hij vindt de discotheek duur / goedkoop.
4
Uiteindelijk gaan ze naar de film / huiswerk maken.
Lees de zinnen hieronder, luister naar gesprek II en streep door wat niet klopt. 5
Het meisje weet niet zo goed / heel goed wat voor vervolgopleiding ze gaat doen.
6
De jongen wil kok / fotograaf worden.
7
De jongen stelt voor om binnenkort een open dag / restaurant te bezoeken.
Lisez Lees gesprek I op pagina 69 van je tekstboek en geef antwoord. 1
Wie belt wie? ______________________________________________________________
2
Wat doet Irina op dat moment? ________________________________________________
3
En wat doet Léo?
4
Wie stelt wat voor? Vul het schema in.
__________________________________________________________
Léo
Irina
uitgaan naar de discotheek gaan naar muziek luisteren naar de bioscoop gaan II
Lees gesprek II en geef antwoord. 5
Tussen welke twee opleidingen twijfelt Christine? ________________________________
6
Wat is de droom van Lucas? __________________________________________________
7
Wat kunnen ze verwachten bij de open dag in Mercurey? ________________________________________________________________________________________
Vul de zinnen aan. 8
Ze gaan naar Mercurey met __________________________________________________.
9
De open dag begint om __________________________ en duurt ____________________.
Kijk na: oefening 30 - 31. 3
(trois)
( unité 6 ) 32
Apprenez Werk met z’n tweeën. Hieronder staan zinnen uit de twee gesprekken op pagina 69. Leer eerst die zinnen (Nederlands-Frans). Overhoor elkaar, ga net zo lang door tot je de zinnen vlot kunt zeggen. Deze zinnen kun je vervolgens gebruiken in de spreekopdrachten van oefening 33.
I
Wat doe je op dit moment? Ik doe ook niet veel. Heb je plannen voor vanavond? Heb je zin om uit te gaan? Ik wil liever naar de bioscoop. Wat stel je voor?
Qu’est-ce que tu fais en ce moment? Je ne fais pas grand-chose non plus. Tu as des projets pour ce soir? Tu as envie de sortir? Je préfère aller au cinéma. Qu’est-ce que tu proposes?
II
Wat ga je volgend jaar doen? Ik twijfel tussen twee opleidingen. Het is moeilijk om te kiezen. Ik interesseer me voor fotografie. Wil je fotograaf worden? Mijn droom is een eigen studio te hebben.
Qu’est-ce que tu vas faire l’année prochaine? J’hésite entre deux formations. C’est dur de choisir. Moi, je m’intéresse à la photographie. Tu veux être photographe? Mon rêve, c’est d’avoir un studio à moi.
33
Parlez Werk met z’n tweeën. Voer de twee gesprekken en draai na afloop de rollen om. Gebruik de zinnen uit oefening 32.
A
Het is zaterdagavond. Je belt je Franse vriend(in) op om iets te gaan doen. Toi
Copine / copain
Zeg “Allô” en je naam. Salut, ça va? Goed. Wat doe je op dit moment? En ce moment, pas grand-chose. Et toi? Ik doe ook niet veel. Heb je plannen voor vanavond? Non. Pas vraiment. Heb je zin om uit te gaan? D’accord. On peut aller en boîte? Ik houd niet van dansen. Ik wil liever naar de bioscoop. J’ai le programme de l’UGM. Je vais regarder. Oké. Wat stel je voor? On peut aller voir le dernier James Bond? Lees verder
➜
(quatre) 4
( unité 6 )
Toi (vervolg)
Copine / copain (vervolg)
Oké. Ik ben dol op James Bond. Super. On se voit à 18 heures devant le cinéma? Oké. Groet. B
Je werkt in de meivakantie op een camping in Frankrijk. Met een van de Franse medewerkers praat je over wat jullie volgend jaar zullen gaan doen. Toi
Collègue
Wat ga je volgend jaar doen? Moi, je vais faire une formation pour être assistant(e) vétérinaire. Et toi? Ik weet het nog niet. Ik twijfel tussen twee opleidingen. Tu hésites entre quelles formations? Tussen tuinman en bloemist(e). Ah bon. Tu aimes la nature? Ja. Ik interesseer me veel voor planten. Mais le fleuriste travaille dans un magasin et le jardinier travaille à l’air libre. C’est différent. Dat is waar. Het is moeilijk om te kiezen. Mais ton rêve, c’est quoi? Mijn droom is om een eigen winkel te hebben. Alors, il faut devenir fleuriste! Ja. Maar dat is een beetje ouderwets. Moi, je ne trouve pas. C’est créatif comme profession.
34
Lisez project
A
5
Lees de titel en de inleiding van de tekst op pagina 70 en kijk naar de foto. Kruis het juiste antwoord aan. 1
L’opération “24 heures dans la peau d’un pro” is een actie die gericht is op a beroepenvoorlichting. b medische voorlichting.
2
De voorlichting is voornamelijk a theoretisch. b praktisch.
(cinq)
( unité 6 ) Lees de rest van de tekst snel door en geef antwoord op de vragen. 3
Noem de leeftijd, de klas en de school van Anael Chevalier. __________________________________________________________________________________________.
B
4
Wat is het beroep van meneer de Saint Orens? ____________________________________
5
Na het lezen van deze tekst weet je dat een “artisan” een artiest / ambachtsman is. Onderstreep de juiste betekenis.
Lees de tekst nog een keer en kruis aan in het schema hieronder welke zin op wie slaat. 1 Het is heel moeilijk een juwelier te vinden die zijn manier van werken wil laten zien aan een jongere. 2 Het is heel goed om op deze manier een vak uit te proberen. 3 Je weet tenminste of het bevalt, of het overeenkomt met wat je verwacht. 4 Hij heeft nog meer zin om dit vak uit te oefenen. 5 Hij heeft hem ingelicht over de te volgen opleiding. 6 Hij heeft hem ingelicht over de fouten die je niet moet maken. 7 De te volgen weg om later dit vak uit te oefenen. 8 Alle ambachtslieden zouden aan de opleiding voor jongeren mee moeten werken. 9 Stageadressen vinden is steeds moeilijker. 10 Hij weet dat hij op de ervaring van een deskundige kan rekenen om de goede keuzes te maken. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Monsieur de Saint Orens Anael Chevalier
35
Lisez et combinez Lees de advertenties op pagina 71 van je tekstboek.
A
B
Welke advertentie is interessant voor wie? Noteer de letter van de advertentie bij de persoon. Sommige advertenties kunnen voor meer personen interessant zijn. Er blijft één persoon over. 1
Lucas sleutelt het liefst de hele dag aan auto’s.
2
Patricia werkt ’s zaterdags in een fotowinkel.
3
Désirée vindt haar nagels en make-up interessanter dan haar wiskundehuiswerk.
4
Omar vindt het leuk om zieke mensen te verzorgen.
5
Karim wil graag de fijne kneepjes van het banketbakken leren.
Amélie wil graag informatie over beroepsopleidingen krijgen. Ze kan alleen begin maart. Naar welke school kan ze gaan? a Les écoles de la coiffure et de l’esthétique b Centre de Formation Automobile de Mâcon c Centre Interprofessionnel de Formation d’Apprentis Kijk na: oefening 34 - 35. Ga nu naar www.carteorange.nl voor het project bij unité 6. (six) 6
( unité 6 ) 36
Project Wat ga je doen? Je gaat met je klasgenoten een beurs organiseren waar je allerlei beroepen presenteert. Op deze beurs vraag en geef je aan elkaar informatie over verschillende beroepen. Na afloop geef je ook je mening over de beroepen. Je doet natuurlijk alles in het Frans. De beurs bereid je eerst in groepen van vier leerlingen voor. Voorbereiding: Klassikaal: – brainstormen waar en wanneer de beurs wordt gehouden; – overzicht maken van de te presenteren beroepen (kijk hiervoor bij de advertenties op pagina 71 van je tekstboek, en bij conversation II op pagina 69 van je tekstboek); – groepen van 4 personen maken en een beroep per groep uitkiezen. Organisatie: In groepen: – bespreek in je groep waar je informatie over het gekozen beroep kunt vinden (bijv. internet, of vragen stellen aan iemand in je kennissenkring of in de buurt waar je woont of aan een docent op school); – verdeel de taken: wie zoekt welke informatie en waar? Let op! Alle leden van de groep moeten een taak hebben (als je iemand vragen wilt stellen, moet je eraan denken van tevoren een vragenlijst te maken); – zoek foto’s over het gekozen beroep. Uitvoering: Vóór de beurs: – wissel in je groep de informatie uit die je hebt verzameld; – bespreek hoe je het beroep op de beurs gaat presenteren. Je kunt posters en folders maken; – bedenk in je groep hoe je dat in het Frans gaat doen. Bereid iets voor over de werktijden, waar er gewerkt wordt (buiten, binnen), wat het werk inhoudt, waarom dit beroep je leuk lijkt; – maak de posters en / of de folders en richt de stand in. Tijdens de beurs: – 2 mensen per groepje lopen rond om informatie te vragen over de beroepen van de andere groepen en 2 mensen per groep bemannen de stand om informatie te geven. Wissel regelmatig van rol; – tussendoor komen mensen elkaar tegen “in de wandelgangen” en wisselen informatie uit over wat ze hier en daar gehoord hebben. Evaluatie: Aan het eind van de dag weet iedereen welk beroep hem / haar het meeste aanspreekt. Schrijf een schriftelijke motivatie in het Frans over het beroep van je keuze en lever hem bij de docent in.
7
(sept)