N Motorvoertuigen A06 MH/LC
Brussel, 25.3.2004
ADVIES betreffende DE BEROEPSREGLEMENTERINGEN DIE BEHOREN TOT DE INTERSECTORALE CATEGORIE VAN DE MOTORVOERTUIGEN ______________________________________________________________
***
INHOUD
VERANTWOORDING Een ingrijpende technologische evolutie De Europese reglementeringen Kwaliteitsgaranties voor de consumenten Opleidingsbehoeften en -mogelijkheden Een beperkte uitbreiding van de reglementering De handel Takelen en bergen Andere wettelijke bepalingen en de professionele aansprakelijkheid Structuur van het voorstel tot modernisering van de beroepsreglementering Kerncijfers VOORSTELLEN 1. De definitie van de intersectorale categorie van de motorvoertuigen 2. De intersectorale beroepsbekwaamheid 3. De sectorale beroepsbekwaamheden 4. Overgangsbepalingen 5. Opheffingsbepalingen en diverse bepalingen
2 De programmawet van 10 februari 1998 ter bevordering van het zelfstandig ondernemerschap beoogde een modernisering van de beroepsreglementeringen en verving de oude vestigingswet van 15 december 1970 . Diverse wijzigingen van deze programmawet en de invoering van de kruispuntbank voor ondernemingen zorgden er sedertdien voor dat tot op heden nog geen enkele beroepsreglementering werd gemoderniseerd. Na talrijke voorbereidende besprekingen met de betrokken beroepsorganisaties, de diverse onderwijsaanbieders, de commissie reglementeringen en het interfederaal bureau 4, bracht de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO eenparig volgend advies uit tijdens de algemene vergadering d.d. 25 maart 2004. VERANTWOORDING De tot op heden geldende vestigingsvereisten in de automobielsector en de aanverwante sectoren stammen uit 1974 en 1982 en betreffen de activiteiten van garagehouder-hersteller, handelaar in tweedehandse voertuigen en koetswerkhersteller. De Hoge Raad wenst de drie koninklijke besluiten die deze beroepen reglementeren te vervangen door één enkele reglementering voor de sector van de motorvoertuigen, die beantwoordt aan de behoeften tot modernisering. Als leidraad bij deze verantwoording worden de criteria zoals bepaald in artikel 13 van de programmawet van 10 februari 1998 gevolgd. Een ingrijpende technologische evolutie Momenteel zijn de drie genoemde beroepsreglementeringen evenals hun respectieve activiteitsafbakening volledig voorbijgestreefd. Ze beantwoorden niet langer aan de realiteit van de economische activiteiten in de branche. De afgelopen dertig jaar zijn immers specialismen ontstaan ingevolge technieken waarvan het bestaan niet kon vermoed worden op het ogenblik dat de voornoemde vestigingsvereisten werden uitgevaardigd. Meer nog, in de laatste vijf jaar is de techniek in de automobielbranche zo sterk naar geïntegreerde computertechnologie geëvolueerd dat de grondige kennis van digitale elektronica in alle activiteiten van de branche de bovenhand heeft op vele vaardigheden en beroepskennis die voordien nog als essentieel werd beschouwd. Zodoende vereist de kleinste ingreep aan of aanpassing van een voertuig een gedegen conceptuele en praktische kennis van de hedendaagse motorvoertuigen. Concreet betekent dit ook dat de kunde van de volwaardige professionele beroepsbeoefenaar zich vandaag in de eerste plaats situeert op het vlak van de abstracte ontleding van een technisch vraagstuk vooraleer de hand te zetten aan het werkstuk. De sector kenmerkt zich door volgende veranderingen de laatste jaren: - de productvariëteit van de voertuigenconstructeurs wordt groter waardoor de informatie voor de werkplaats toeneemt; - de autoconstructeurs concurreren onderling met het “hightech”-argument; daaruit vloeit meer en veeleisender zogenaamde “systeeminformatie” voort, ook voor de verkoper;
3 - wijzigingen en verbeteringen worden aangebracht in de lopende series, daaruit vloeit opnieuw meer informatie voort; - voertuigsystemen (boordcomputers) worden aan elkaar gekoppeld waardoor het noodzakelijk wordt om voor een betrouwbare storingsdiagnose meer informatie te verzamelen; - het aandeel van de tijdbestendige kennis in het kader van de beroepsopleiding wordt aanzienlijk kleiner. Na enkele decennia van relatief langzame aanpassingen is de sector van de motorvoertuigen onderhevig aan ingrijpende technologische wijzigingen. De evolutie van de aangewende technologie heeft bijgevolg een grote impact op de handel, het onderhoud en de herstelling van motorvoertuigen, en evengoed op de aanverwante sectoren. De Hoge Raad onderschrijft daarom de vraag van de beroepssector van de motorvoertuigen om rekening te houden met deze evolutie. Door de beroepsreglementeringen te moderniseren en in overeenstemming te brengen met de evolutie van de technologie is het duidelijk voor iedere kandidaat-ondernemer dat de beroepen in deze bedrijfssector een hoge graad van technische kennis vereisen om voldoende kansen op succesvol ondernemerschap te hebben. Het schrappen van de beroepsreglementering of het niet invoeren van de voorgestelde vereisten zou ten onrechte de illusie wekken dat men met beperkte of achterhaalde beroepskennis toch in deze sector aan de slag kan. De kans op faling neemt daardoor toe. Vandaar de noodzaak om kandidaten grondig voor te bereiden op hun beroep. De Europese reglementeringen De Europese Commissie heeft recent nog bevestigd dat de autosector nood heeft aan een specifieke benadering omwille van de hoge graad aan techniciteit en de daaruit voortvloeiende nood aan bescherming van de consument. Sinds 1985 maakt de Europese wetgeving een uitzondering op de algemene regel van de vrije handel en wordt de autosector beheerst door de opeenvolgende verordeningen voor groepsvrijstellingen. De Commissie beklemtoont in zijn overwegingen bij deze groepsvrijstellingen niet alleen de louter commerciële aspecten (risico van concurrentiebeperking) maar wijst in de verschillende artikels van de nieuwste verordening 1400/2002 eveneens op de nood aan technische kennis om zich in de sector te kunnen vestigen en handhaven. De splitsing van de verkoop enerzijds en de herstelling en het onderhoud van de voertuigen anderzijds laat voor beide activiteiten het opleggen van de vereisten van afdoende technische kennis toe. Dat aan kandidaten in België minimale eisen worden gesteld hoeft niet per definitie een handicap te zijn in de concurrentie met kandidaten uit andere lidstaten van de Europese Unie en daarbuiten. De ondernemers die de beste voorbereiding hebben gekregen op hun professionele carrière beschikken immers over de beste troeven om te slagen. In de Europese verordening 1400/2002 over de autodistributie wordt bijvoorbeeld toegelaten dat vanaf 1 oktober 2005 ondernemers met een dealercontract voor een bepaald merk een dealership mogen opstarten in een andere lidstaat naar keuze. Het is dan ook essentieel dat onze ondernemers voldoende onderlegd zijn om die concurrentie aan te kunnen en niet alleen de beste kansen hebben om hier hun dealership te behouden maar ook van de mogelijkheid gebruik kunnen maken om elders van start te gaan.
4 Kwaliteitsgaranties voor de consumenten Een beroepsreglementering in deze sector kan niet verdedigd worden met louter corporatistische belangen. In de huidige context kan men dit niet verantwoorden tegenover de belangen van de consument. Het consumentenvertrouwen is essentieel voor een succesvolle onderneming in de autobranche. Om dat vertrouwen te winnen is een beroepsreglementering nog steeds een doeltreffend instrument. Ten aanzien van de verbruiker, zowel particulier als professioneel, is het eveneens van essentieel belang dat deze beroepen door goed opgeleide en ernstig voorbereide mensen worden uitgeoefend zodat hij in alle vertrouwen een voertuig kan kopen, laten onderhouden en herstellen bij vakmensen. Motorvoertuigen zijn voor de consument relatief duurzame investeringsgoederen, die een aanzienlijk bedrag van zijn bestedingsvermogen vertegenwoordigen. Hij rekent daarom terecht op een grote bedrijfszekerheid van zijn motorvoertuig en bijgevolg op een kwalitatieve dienstverlening. Het ontbreken van een gedegen beroepskennis zou de verbruiker overleveren aan ‘knoeiers’ die hem veel schade kunnen berokkenen. In landen waar geen of een geringere reglementering bestaat leert de ervaring dat vooral in een eerste periode zich een ‘boom’ van nieuwe zelfstandigen laat optekenen. Vrij snel daarna (na ongeveer 2 à 3 jaar) komt de ontnuchtering wanneer blijkt dat tal van jonge kandidaten onvoldoende gewapend waren, m.a.w. dat ze te weinig technische bagage of kennis van bedrijfsmanagement hadden om te slagen in hun ondernemerschap. In Nederland stelt men vast dat het aantal faillissementen nog nooit zo groot was als sinds de invoering van de versoepelde vestigingswet.1 Daarbij wordt een verband waargenomen tussen het mislukken en het ontbreken van een gedegen voorbereiding op het beheren van een eigen zelfstandig bedrijf. Vanuit een zuivere vrije marktvisie kan men aannemen dat dit het logische gevolg is van een natuurlijke selectie. Vanuit het oogpunt van de bescherming van de belangen van zowel de consumenten, de (andere) ondernemingen, als de overheid kan men evenwel niet voorbijgaan aan de desastreuze gevolgen van die mislukkingen. Een bedrogen of opgelichte consument, een ondermaatse service of een onafgewerkte herstelling, leveranciers die bij faillissement in de kou blijven staan, zijn enkele voorbeelden die waar mogelijk vermeden moeten worden. Ook de overheid en dus de hele gemeenschap delen eveneens in de brokken wanneer ondernemingen over kop gaan. In verschillende landen stelt men vast dat het ontbreken van een beroepsreglementering aanleiding geeft tot een forse toename van zogeheten “quality labels”. Deze tendens teistert intussen ook diverse sectoren in ons land. Deze kwaliteitslabels streven op zich allicht lovenswaardige doelstellingen na. In feite ondervangen zij het ontbreken van een aangepaste wetgeving en voeren zij aldus parallelle normen in. Voor de zelfstandige ondernemer zit er niets anders op dan zich bij één of meerdere labels aan te sluiten om zijn geloofwaardigheid en professionalisme duidelijk te maken bij het publiek. Maar het gevaar schuilt in de toegevoegde criteria die soms veel verder reiken dan de loutere vakkundigheid en managementeigenschappen.
1
BLOM, Robert J., Faillissememt, surseance en schuldsanering, 2000, Amsterdam, Graydon Nederland BV; BLOM, Robert J., Startend ondernemerschap in de praktijk, 2002, Amsterdam, Graydon Nederland BV.
5 Niet zelden duiken bij deze kwaliteitslabels voorwaarden op inzake bankgaranties, afnamequota voor producten, enz. die niets wezenlijks bijbrengen aan de initiële beroepsbekwaamheid van de ondernemer. Zij vormen integendeel vaak een willekeurig en selectief argument om een zelfstandige al dan niet op te nemen in een netwerk van kwaliteitsbedrijven. Een degelijke, wettelijke beroepsreglementering maakt dergelijke initiatieven grotendeels overbodig, stelt identieke voorwaarden aan alle kandidaten in een zelfde sector en biedt gelijke minimale kwaliteitsgaranties aan alle consumenten. De eisen die worden opgelegd aan vakmensen in een bepaalde beroepssector kunnen zowel de gezonde onderlinge concurrentie in de hand werken als beperken. De in dit advies voorgestelde eisen hebben tot doel een degelijke minimale beroepsbekwaamheid te garanderen voor elke kandidaat ondernemer in de betrokken beroepen. Hun individueel succes zal uiteraard ook in belangrijke mate afhangen van hun individuele ondernemerskwaliteiten die uitstijgen boven de minimale vereisten van de beroepsreglementering. Opleidingsbehoeften en -mogelijkheden Vrij dikwijls en volledig ten onrechte wordt aangenomen dat de evolutie naar de nieuwe digitale technologie voldoende gemeengoed is geworden om er van uit te gaan dat er daartoe geen specifieke opleidingsvereisten meer moeten gesteld worden. Niets is minder waar. In de voorbije jaren hebben verscheidene onderzoeken bij kmo’s veelvuldig uitgewezen dat de opkomst van de informatietechnologie bij vele ondernemers nog in de kinderschoenen staat en vaak op veel tegenstand botst. Digitale technieken en hoogtechnologische besturingssystemen wekken weerstand op in vele bedrijven, zowel bij de verkopers als bij de technici. De aanpassingen die deze nieuwe technologieën vereisen, zijn veel complexer dan de voorheen toegepaste technieken. Voor de auto, de vrachtwagen, de landbouwtractor en de bouwkraan van morgen zal de opleidingsbehoefte van elk autobedrijf dat concurrerend wil blijven dus enkel maar toenemen. Deze grote behoefte blijkt ook uit het groeiende succes van diverse gespecialiseerde bijscholingen en opleidingen. Het levenslang leren in deze sector is een realiteit waar men niet om heen kan. Uit een onderzoek naar het verloop van de werknemers in diverse autobedrijven dat het Arbeidsmarktobservatorium van Educam heeft gevoerd bij 2.109 ondernemingen in de loop van 2003 blijkt ondubbelzinnig dat het juist de jongste groep technische medewerkers is die het meest van werkgever wisselt. In totaal hebben 1.063 werknemers een andere baan gezocht. Bij zes van de tien werknemers in de leeftijdsgroep van 21 tot 40 jaar die werden ontslagen bleek de hoofdreden de ondermaatse scholingsgraad en dan vooral bij de schoolverlaters. Zij bleven maximum twee jaar aan de slag bij hun eerste werkgever en werden dan, na inspanningen om ze bij te werken in hun beroepsvaardigheden, als onvoldoende inzetbaar in de onderneming beschouwd.
6 Samengevat, de bedrijfspraktijk toont aan dat men niet lichtzinnig mag omspringen met de opleidingsvereisten en men best veel zorg draagt voor een degelijke voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap in deze branche. Om aan de opleidingsbehoeften te beantwoorden is in alle gewesten en gemeenschappen van ons land een voldoende ruim aanbod aan onderwijsmogelijkheden aanwezig. De Hoge Raad benadrukt tenslotte het feit dat een modernisering van de reglementering niet tot gevolg mag hebben dat vroeger verworven situaties worden uitgesloten maar dat zij integendeel opgenomen worden in het toepassingsveld door aangepaste overgangsmaatregelen. Een beperkte uitbreiding van de reglementering In dit advies wordt voorgesteld om ook de totale handel in voertuigen en het takelen en bergen in de beroepsreglementering op te nemen. Voor de handel wordt echter enkel de intersectorale kennis als beroepsbekwaamheid voorzien en voor het takelen en bergen een zeer specifieke en beperkte sectorale kennis. De handel Naast de bestaande reglementering van de handel in tweedehandse voertuigen is het aangewezen om ook de handel in nieuwe voertuigen en de groothandel in tweedehandse voertuigen aan de reglementering toe te voegen. Aldus zou de totale handel in voertuigen gereglementeerd worden. De Hoge Raad is van oordeel dat deze uitbreiding te verantwoorden is doordat ook de handelaar in nieuwe voertuigen in de praktijk eveneens de een aantal technische handelingen moet verrichten. De dealer van nieuwe voertuigen is de eerste die geconfronteerd wordt met de gevolgen van nieuwe technologie. In de voertuigen die vandaag op de markt komen neemt de ingebouwde elektronica immers een vooraanstaande plaats. Dit vereist ook van de verkoper een aangepaste minimale kennis. Volgende bedrijfspraktijken illustreren deze noodzaak: - In alle nieuwe voertuigen bevinden zich vandaag digitale systemen die de werking van de motor koppelt aan de veiligheidsvoorzieningen met door de boordcomputer gestuurde assistentie op de remmen en de ophanging van de wielen (bijvoorbeeld ABS, ESR, BAS, ESP). De dealer moet via een computergestuurde procedure het voertuig rijklaar maken. Een foute handeling in deze procedure en de gevolgen ervan zijn uitsluitend voor rekening van de verkoper en niet van de constructeur of fabrikant. - Een voertuig afleveringsklaar maken vereist heel wat technische kennis. Personenwagens, bestelwagens, vrachtwagens, tractoren, heftrucks, enz. worden niet verkoopsklaar geleverd bij de dealer. Allerlei bijkomende voorzieningen worden volgens de keuze van de klant door de dealer aangebracht: de autoradio, GPS (digitaal scherm met routebeschrijving), speciale lichtmetalen velgen, de “dode hoekspiegel” en/of achteruitrijdcamera die elektronisch wordt bediend op vrachtwagens, enz. Al deze accessoires zijn op een of andere manier verbonden met de boordcomputer en kunnen bij verkeerde montage storingen veroorzaken in de verlichting, de ophanging, de remcircuits, enz.
7 - Sinds de invoering van de nieuwe Europese wetgeving inzake het begrip “nieuw voertuig” (door de Europese Commissie vastgesteld op een bouwjaar van maximaal 2 jaar eerder en maximaal 300 km op de teller) komen vrij veel bijna nieuwe voertuigen bij de dealers van nieuwe wagens in de showroom. Op dergelijke directie- of demonstratiewagens worden om commerciële redenen dezelfde garanties gegeven als op volstrekt nieuwe voertuigen, terwijl het eigenlijk juridisch al occasievoertuigen zijn. Op deze voertuigen worden evengoed accessoires gemonteerd, zoals hierboven aangegeven. Het onderscheid tussen nieuwe en dergelijke tweedehandse voertuigen wordt bijgevolg op die manier filterdun. - Omdat vrijwel alle dealers ook tweedehandse voertuigen verkopen en voertuigen onderhouden is een onderscheid tussen handel in nieuwe en tweedehandse voertuigen in de praktijk nogal theoretisch. Het is bijgevolg weinig zinvol om onderscheid te blijven maken in de beroepsreglementering. -
Zowel voor de dealers van nieuwe als van gebruikte voertuigen geldt dus dat hun verkopers voldoende vertrouwd moeten zijn met de ingebouwde technologie en de gebruikte technieken voor hun verkoopsservice. Verkopers werden in het verleden reeds getraind op dat vlak en in de nabije toekomst zal dat niet anders zijn. Wie met kennis van zaken wil verkopen moet dus een minimale productkennis bezitten, want de consument heeft intussen ook niet stilgezeten. Meer en meer stelt men vast dat potentiële kopers van een wagen voordien het internet hebben afgeschuimd op zoek naar technische informatie over de auto van hun keuze. Wanneer een voertuig van de nieuwe generatie later in het tweedehands circuit terechtkomt, moet de gespecialiseerde handelaar ook daar zijn mannetje staan en evengoed geïnformeerd zijn over het wel en wee van nieuwe technologie.
Vanuit alle bedrijfshoeken in de autosector, met name de verkoop, het onderhoud en de herstelling van voertuigen, de sector van de onderdelen, accessoires en garageuitrusting, de sectoren van de bouwmachines en de landbouwtractoren en –machines, bestaat de noodzaak dat iedereen - van directie tot technicus, magazijnier, verkoper – een minimale gemeenschappelijke kennis moet bezitten om te kunnen functioneren. Takelen en bergen Tevens wordt ook voorgesteld de beroepsactiviteit van het takelen en bergen te integreren in de beroepsreglementering. Takelen en bergen omvat verscheidene activiteiten gaande van de herstelling langs de weg, het opladen of wegslepen van een defect of een fout geparkeerd voertuig tot de berging van ongevalauto’s. Daarbij is het van essentieel belang dat de interventie geen grotere schade veroorzaakt. Zo dienen technische voorzorgen te worden genomen om bijvoorbeeld te vermijden dat een voertuig met ingeschakelde handrem, of met vierwielaandrijving, of nog met automatische versnellingsbak, kan gesleept of opgeladen worden zonder de reminrichting, de overbrenging of de versnellingsbak onherroepelijk te beschadigen.Verder zijn er allerlei elektronische beveiligingsinstallaties die moeten afgekoppeld worden en in ruststand moeten geplaatst worden om geen storingen te veroorzaken in de boordcomputer wanneer het voertuig later (bijvoorbeeld na de reparatie) opnieuw gestart wordt.
8 Tijdens het takelen en bergen van een voertuig dient erover gewaakt dat het voertuig op de juiste plaatsen en met aangepast materiaal wordt opgetild en gesleept om geen bijkomende schade aan te brengen aan de structuur en het koetswerk van het voertuig. Dit geldt zeker wanneer het voertuig spijts de ongevalschade nog kan gerepareerd worden. Tenslotte worden de takel- bergingsbedrijven ook ingeschakeld bij het bevrijden van geklemde bestuurders en passagiers. Daarvoor is een correcte kennis van de voertuigbouw belangrijk zodat het openwerken van de cabine of de passagiersruimte of het optillen van het voertuig, de bestuurder en de passagiers niet nodeloos in gevaar brengen. Andere wettelijke bepalingen en de professionele aansprakelijkheid De voorbije jaren zijn de consumentenbelangen op het voorplan gekomen via tal van wetgevende initiatieven, niet in het minst rond de veiligheid van de motorvoertuigen. Enkele voorbeelden ter illustratie: - de productaansprakelijkheid ; - de verplichte garantie bij de verkoop van nieuwe en tweedehandse voertuigen (in uitvoering van de EU-richtlijn 44/1999/EG op de garanties voor consumptiegoederen) ; - de controle op de stand van de kilometertellers van de voertuigen ; (zie de wet van 12 maart 2000 tot beteugeling van bepaalde vormen van bedrog met de kilometerstand van voertuigen; recent bevestigd met de oprichting van een centrale gegevensbank “Carpass” waaraan alle vakmensen verplicht informatie zullen moeten verstrekken over de kilometerstand telkens wanneer ze een voertuig in behandeling hebben en momenteel het voorwerp van een nieuw wetsontwerp nr 0710/001 ingediend op 20.01.2004) ; - de nieuwe voorschriften vanaf 01.07.1999 inzake de technische controle na ernstige beschadiging van een voertuig ( zie KB van 15.03.1968 – nieuw art. 23 sexies ingevoerd door het KB van 15.12.1998) ; - de controle van de vrachtwagens (remmen, enz). Vandaar ook dat de loutere verkoop eveneens dient te worden gevat door de voorgestelde vereisten, zij het slechts tot op het niveau van de intersectorale kennis. Niet zelden krijgt de verkoper van een nieuw voertuig van zijn leverancier een reeks technische instructies inzake werkzaamheden die hij dient uit te voeren op een voertuig om het klaar te maken voor aflevering zodat zijn aansprakelijkheid als verkoper integraal kan aangesproken worden door de consument. De aanwezigheid van digitale elektronica in wagens, bedrijfsvoertuigen, tractoren en machines tot en met de randapparatuur plaatst de verantwoordelijkheid van de verkoper in een nieuw daglicht. Naast de evidente verantwoordelijkheid van de constructeur of fabrikant voor eventuele tekorten bij een nieuw voertuig, kunnen fouten vanwege de verkoper bij het technisch initialiseren van boordcomputers bij nieuwe wagens verstrekkende gevolgen hebben. Ook de verkoper kan dus aansprakelijk gesteld worden. Tenslotte is het eveneens nuttig te verwijzen naar de verslagen van de regeringscommissaris belast met de vereenvoudiging van de fiscale procedures en de strijd tegen de grote fiscale fraude tijdens de regeerperiode 1999-2003, betreffende de frauduleuze praktijken inzake verkoop van tweedehandse voertuigen op zogeheten openbare markten die in strijd zijn met de wet van 25 juni 1993 en het KB van 03 april 1995 evenals oplichting van de staatsfinanciën via de bij die markten aanverwante BTW-carrousels. Ook daar kan een beroepsreglementering de consument én de overheid behoeden voor het al te eenvoudig opzetten van frauduleuze praktijken.
9 Structuur van het voorstel tot modernisering van de beroepsreglementering Het voorstel beoogt maximale toegangsmogelijkheden voor kandidaat-ondernemers in deze branche. Daarom zijn de ondernemersvaardigheden modulair opgebouwd. Naast de basiskennis van het bedrijfsbeheer, die voor alle startende ondernemers geldt en buiten het voorwerp van dit advies valt, is de vereiste beroepsbekwaamheid tweeledig: de intersectorale en de sectorale beroepsbekwaamheid.
Schema : Zelfstandige beroepsactiviteiten die behoren tot de intersectorale categorie van de motorvoertuigen
Ondernemersvaardigheden (1) (2) (3) (4)
Beroepsbekwaamheid vereist onderwijs niveau (3) :
Personen- Bedrijfswagens (1) voertuigen (2)
HOKT Koetswerk Takelen en bergen
S e c t o r a a l I n t e r s e c t o r a a l
TSO / BSO (7° specialisatiejaar) Erkende beroepscursus TSO / BSO 3° graad
Handel (4)
Basiskennis van het bedrijsbeheer
Inclusief lichte bedrijfsvoertuigen. Deze sector omvat zowel zware bedrijfsvoertuigen, landbouwvoertuigen als voertuigen bouwnijverheid. Voor ieder vereist onderwijsniveau zijn andere gelijkgestelde opleidingen mogelijk. De intersectorale of sectorale beroepsbekwaamheid kan eveneens aangetoond worden door een praktijkervaring van respectievelijk drie of vijf jaar. Voor de handel in motorvoertuigen wordt enkel de intersectorale beroepsbekwaamheid vereist.
De intersectorale beroepsbekwaamheid omvat de minimale kennis en vaardigheden die de beoefenaars van alle gedefinieerde activiteiten moeten aantonen. Het is een gemeenschappelijk en laagdrempelig gedeelte voor al deze gereglementeerde beroepsactiviteiten uit de sector van de motorvoertuigen.
10 Voor vier beroepsactiviteiten wordt een specifieke kennis en vaardigheid verondersteld, de sectorale beroepsbekwaamheid. Door de modulaire structuur dient een vakman die reeds voldoet aan de gemeenschappelijke én aan de sectorale vereisten van één beroep slechts het bewijs te leveren dat hij voldoet aan de sectorale voorwaarden van (een van) de overige beroepen om ook die activiteit(en) te kunnen uitoefenen, en dus zonder opnieuw het bewijs van de intersectorale kennis te moeten leveren. Op die manier wordt de uitwisseling tussen en de overstap naar andere beroepen aanzienlijk gemakkelijker gemaakt dan in de huidige situatie. Veel bedrijven zullen in de toekomst ook meer activiteiten combineren. De autosector en aanverwante sectoren groeien uit tot dienstencentra. De diensten, inclusief de service na verkoop, worden zeer belangrijk. Bovendien zijn er enorm veel fusies, ook bij de constructeurs van machines, en die machines hebben op hun beurt een veel grotere functionaliteit en kunnen daardoor zowel in de landbouw, industrie en transport of burgerlijke bouwkunde gebruikt worden. De sectorale en de intersectorale kennis is hoofdzakelijk gebaseerd op de functiebeschrijvingen die werden opgesteld tot besluit van een studie naar de beroepsprofielen in de verschillende deelsectoren van de autobranche. Die studie werd gevoerd door het Certificeringscentrum van Educam1, in nauwe samenwerking met de professionele organisaties. Deze functiebeschrijvingen werden nadien vastgelegd in de zogeheten CCPQ2- en SERV3-profielen. In de opsplitsing van de intersectorale en de sectorale beroepskennis werd in dit voorstel met deze functiebeschrijvingen rekening gehouden. Het onderscheid tussen de vereiste beroepskennis op intersectoraal en sectoraal niveau is niet altijd tekstueel duidelijk te maken tenzij een exhaustief uitgeschreven lijst zou worden opgesteld. Om dit te vermijden werden soms gelijke benamingen zowel in de kennisopsomming van de sectorale als van de intersectorale niveaus opgenomen. Dit veronderstelt wel dat de vereiste beroepskennis in overeenstemming moet zijn met de onderscheiden onderwijsniveaus. Voor de toepassing van de huidige wettelijke reglementering dient er op gewezen dat de veelheid aan benamingen van allerhande diploma’s en getuigschriften amper gewijzigd werden sinds de invoering van de allereerste vestigingsvereisten. Ofwel zijn sommige opleidingen en diploma’s verouderd geworden en/of worden zij niet meer gegeven; ofwel zijn de nieuwe opleidingen en diploma’s nog niet opgenomen in de teksten. Dit zorgt voor ernstige interpretatieproblemen bij de inschrijvingen. Een actualisering van de vereiste opleidingen dringt zich dus op. De Hoge Raad beveelt de Minister bevoegd voor de Middenstand aan een bestendig geactualiseerde databank van alle aanvaarde opleidingen ter beschikking te stellen van de ondernemingsloketten die de beroepsreglementeringen moeten toepassen.
1
Educam : vzw, paritaire stichting voor beroepsopleiding in de autosector en de aanverwante sectoren, opgericht vanuit de paritaire comités voor de garagebedrijven (nr 112), de koetswerkbedrijven (nr 149/2) en de bedrijven van de metaalhandel (nr 149/4). 2 « CCPQ » : Gemeenschapscommissie voor de beroepen en de kwalificaties, organisme opgericht tot vaststelling van de beroepsprofielen en de overeenstemmende opleidingsprofielen voor alle opleidingskanalen in de Franse gemeenschap 3 SERV : Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen, ondermeer bevoegd voor de vaststelling van de beroepsprofielen en de overeenstemmende opleidingsprofielen in de Vlaamse gemeenschap.
11 Kerncijfers Volgende cijfergegevens illustreren de omvang van de autosector en de impact van dit voorstel. Tabel : Aantal ondernemingen in de sector motorvoertuigen in 2003 (in hoofd- en in bijberoep )
Voorgestelde gereglementeerde beroepsactiviteiten Handel, onderhoud en herstelling van personenwagens en lichte bedrijfsvoertuigen Dealers van personenauto’s Distributiefilialen van de invoerders Onderagenten en erkende werkplaatsen Niet-merkgebonden garages Handelaars in tweedehandse voertuigen Handel, onderhoud en herstelling van zware bedrijfsvoertuigen, landbouwvoertuigen en voertuigen bouwnijverheid Dealers van bedrijfsvoertuigen Land- en tuinbouwvoertuigen Burgerlijke bouwkunde en goederenbehandeling Koetswerk (onafhankelijke carosseriebedrijven) Takelen en bergen
Niet- gereglementeerde activiteiten Onderdelen-Uitrusting Fabrikanten en invoerders Grossiers, technische specialisten en detailhandelaars Motorrevisiebedrijven Distributie en fitting stations Bandenspecialisten Land- en tuinbouwmaterieel (klein gemotoriseerd materieel) Benzinestations zonder enige andere activiteit Car-wash
12.213 9331 2.065 50 1.593 3.341 2.282 598 218 300 80 1.950 334
4.014 2.352 425 1.210 90 157 470 630 621 + 411
Bron: jaarverslag Federauto 2003 - bewerkt.
De sector van de motorvoertuigen omvat circa 16 000 ondernemingen. De ondernemingen omvatten activiteiten zowel in hoofdberoep als in bijberoep. In deze cijfers wordt geen onderscheid gemaakt tussen de omvang van de bedrijven (KMO versus grote bedrijven). Het leeuwendeel zijn echter KMO. De cijfers zullen in de toekomst wellicht verder dalen. Er is vooreerst de liberalisering in de autohandel door de EU Verordening 1400/2002 en de hoge eisen inzake minimale kwaliteitsstandaarden en uitbatingsvoorwaarden door de auto-constructeurs. Veel bedrijven gaan in de toekomst ook meer de bovengenoemde activiteiten combineren. De autosector en aanverwante sectoren groeien uit tot dienstencentra. De diensten of service na verkoop wordt zeer belangrijk. Bovendien zijn er enorm veel fusies ook bij de constructeurs van machines die op hun beurt een veel grotere functionaliteit hebben en daardoor zowel in de landbouw, de industrie, het transport of burgerlijke bouwkunde gebruikt kunnen worden (bijvoorbeeld verreikers).
12 In 2003 stelden deze ondernemingen afgerond 87 000 personen te werk. De gemeenschappelijke omzet van deze branche bedroeg afgerond 25 miljard euro in 2003 (jaarverslag Federauto over 2003).
VOORSTELLEN Een gemoderniseerde beroepsreglementering zou volgens de Hoge Raad volgende elementen moeten bevatten: 1.
De definitie van de intersectorale categorie van de motorvoertuigen
1.1. Motorvoertuigen Onder motorvoertuigen worden verstaan de motorvoertuigen krachtens het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. 1.2. Beroepsactiviteiten Onder de intersectorale categorie van de motorvoertuigen, dienen alle beroepsactiviteiten te worden verstaan die betrekking hebben op de handel, het onderhoud en de herstelling van motorvoertuigen, in overeenstemming met de inschrijving van volgende handels- of ambachtsondernemingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen : - 29322 : herstelling van landbouwmachines met uitsluiting van motoculteurs en gazonmaaiers; - 2952 : vervaardiging van machines voor de delfstoffenwinning en voor de bouw; - 34201 : vervaardiging van carrosserieën en aanhangwagens; - 3420202 : de inrichting van motorhomes (campers); - 501 : handel in auto’s, met uitsluiting van de handelsbemiddeling in motorvoertuigen (50102) en van de handel in aanhangwagens, opleggers, caravans en dergelijke met een Maximium Toegelaten Massa van minder dan 750 kg (50104); - 502 : onderhoud en reparatie van auto’s, met uitsluiting van het louter wassen (5020004); - 5182 : groothandel in machines voor mijnbouw, de bouwnijverheid en de wegen waterbouw; Met betrekking tot de verwijzing naar de rubrieken waaronder de beroepsactiviteiten moeten worden ingeschreven, verdienen drie bemerkingen verdere opvolging. Ten eerste stelt zich de vraag naar de wettelijke basis van de door de Kruispuntbank van Ondernemingen gehanteerde lijst van de handels- of ambachtsactiviteiten. De inschrijving van de verschillende handels- of ambachtsactiviteiten en a fortiori de bewijzen dat voldaan wordt aan de wettelijke en reglementaire voorwaarden waarvan het nazicht werd toevertrouwd aan de ondernemingsloketten, vereist dat de lijst van de handels- of ambachtsactiviteiten rechtszekerheid biedt. Het actueel juridisch statuut van de gehanteerde lijst is onduidelijk en roept bijgevolg vragen op naar de rechtsgeldigheid. Dit geldt te meer daar deze lijst een dynamisch gegeven is en in de toekomst ongetwijfeld zal wijzigen.
13 Ten tweede is de verwijzing naar de lijst van handels- of ambachtsactiviteiten geen sinecure omdat de opgenomen en omschreven activiteiten met hun respectievelijke codes niet volledig congruent zijn met de economische realiteit op het terrein. Vandaar dat de gehanteerde omschrijvingen beperkt werden aangepast om de activiteiten van de ondernemingen zo correct mogelijk te vatten. Het spreekt voor zich dat de Kruispuntbank van Ondernemingen met deze preciseringen rekening dient te houden. Tenslotte is het aangewezen om een delegatieopdracht te geven aan de Minister bevoegd voor de Middenstand om louter technische aanpassingen aan de handels- of ambachtsactiviteiten en de respectievelijke codes door te voeren. Het is immers niet opportuun om voor aanpassingen die geen wijzigingen inhouden van het toepassingsgebied van de beroepsreglementering de procedure te doorlopen zoals bepaald in het KB van 21 oktober 1998 ter uitvoering van de KMO-programmawet van 10 februari 1998. 2. De intersectorale beroepsbekwaamheid •
programma
1° algemene kennis : - relevante basisbegrippen van wiskunde, mechanica, elektriciteit, fysica, elektronica, metaalkunde en warmtebehandeling, hydraulica en pneumatica, informatica; - lezen en interpreteren van technische documentatie en informatie van de constructeurs, fabrikanten en leveranciers; - elektrische kringen; - kunststoffen; - krachtenstelsels, lichtleer, rolweerstand, (lucht)druk, snelheid, zwaartekracht, enz.; - geometrie en het numerieke talstelsel; 2° beroepsgerichte kennis : - storingzoeken en –repareren aan voertuigen; - montage-, reparatie- en afsteltechnieken van onderdelen; - autotechnische reglementering inzake voertuigen, keuringsnormen, milieuwetgeving; - voertuigtechniek; - lezen, interpreteren en gebruiken van alle technische en elektrotechnische informatie-bronnen, schema’s, plannen en fiches; - producten en materialen; - gebruik en onderhoud van alle apparatuur en gereedschap; - aansluittechnieken; - banden en velgen en bolling; - ophangingen en stuursystemen; - remsystemen; 3° De intersectorale beroepskennis vermeld in 1° en 2° moeten toelaten volgende vaardigheden te beheersen : - uitvoeren van een periodiek onderhoud van de motor : controleren, vervangen en afstellen van onderdelen in het motorcompartiment; - uitvoeren van een periodiek onderhoud van het chassis : controleren, vervangen en afstellen van onderdelen in het chassis;
14 -
•
algemene diagnose stellen : uitvoeren van een controle zonder en met gebruik van test- en diagnose-apparatuur en diagnose stellen; klaarmaken van een voertuig voor inspectie, controleren van de nodige homologaties, getuigschriften, vignetten en boorddocumenten; uitvoeren van frequente herstellingen : controleren, herstellen en afstellen van verbrandingsmotoren, inlaatsystemen, koelsystemen, transmissie en eindreducties, remsystemen, stuurinrichting, ophanging, uitbalanceren van wielen; beperkt reviseren van motoren; beperkte koetswerkreparaties voorbereiden en uitvoeren: opmeten van voertuigschade, meten en meetwaarden interpreteren en richten, opmaken van schadediagnose en -calculatie, beveiligen van elektronische componenten, voorbewerken van componenten, lassen.
bewijsmiddelen
a) de houders van één van volgende akten : 1° een getuigschrift van het slagen in het zesde jaar van het secundair technisch of beroepsonderwijs in één van de keuzerichtingen die het bovenvermeld programma inhoudt; 2° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen voor de jury van de Gemeenschappen en Gewesten of voor de centrale examencommissie opgericht door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; 3° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen uitgereikt door een erkende onderwijsinrichting voor sociale promotie; 4° een geldig verklaard getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met vrucht de leertijd in het beoogde beroep heeft gevolgd in het kader van de voortdurende vorming van de middenstand georganiseerd door de Gemeenschappen en Gewesten; 5° een diploma hoger onderwijs dat het bovenvermeld programma inhoudt; 6° een diploma of een getuigschrift dat overeenkomstig internationale verdragen als gelijkwaardig moet beschouwd en verklaard worden door de bevoegde overheid. b) zij die volgende praktijkervaring aantonen gedurende tenminste drie jaar : 1° hetzij als helper één of meerdere van deze activiteiten te hebben uitgeoefend; De volgende stukken bewijzen samen de praktijkervaring als helper : - een getuigschrift van de betrokken zelfstandige dat duidelijk de aard van uitgeoefende functies en de periode van de geleverde prestaties weergeeft; - een getuigschrift van een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen of van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen van de zelfstandigen dat de aansluiting van de betrokkene en de begin- en einddatum ervan bevestigt. 2° hetzij als werknemer één of meerdere van deze activiteiten te hebben uitgeoefend in een onderneming of openbare dienst.
15 De volgende stukken bewijzen samen de praktijkervaring als werknemer : - het arbeidscontract of een ander rechtsgeldig getuigschrift van de betrokken werkgever dat duidelijk de aard van uitgeoefende functies en de periode van de geleverde prestaties weergeeft; - een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat de periode van de geleverde prestaties bevestigt. Om in aanmerking te kunnen worden genomen moet de activiteit binnen de laatste vijftien jaren hebben plaatsgehad. De praktijkervaring kan in geen geval in aanmerking komen wanneer ze werd uitgeoefend vóór de leeftijd van achttien jaar. 3.
De sectorale beroepsbekwaamheden
3.1. Beroepsactiviteiten waarvoor sectorale beroepsbekwaamheden gelden : 1° het onderhoud en de herstelling van personenwagens en lichte bedrijfsvoertuigen met inbegrip van de montage van onderdelen en toebehoren, in overeenstemming met de inschrijving van volgende handels- of ambachtsondernemingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen : - 3420202 : de inrichting van motorhomes (campers); - 502 : onderhoud en reparatie van auto’s, met uitsluiting van het loutere wassen; 2° het onderhoud en de herstelling van zware bedrijfsvoertuigen, land- en tuinbouwtractoren en -machines, van machines voor burgerlijke bouwkunde en hefvoertuigen met inbegrip van de montage van onderdelen en toebehoren, in overeenstemming met de inschrijving van volgende handelsof ambachtsondernemingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen : - 29322 : herstelling van landbouwmachines met uitsluiting van motoculteurs en gazonmaaiers; - 2952 : vervaardiging van machines voor de delfstoffenwinning en voor de bouw; - 502 : onderhoud en reparatie van auto’s, met uitsluiting van het loutere wassen; 3° de koetswerkbouw en –herstelling met inbegrip van de montage van onderdelen en toebehoren, in overeenstemming met de inschrijving van volgende handels- of ambachtsondernemingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen : - 34201 : vervaardiging van carrosserieën en aanhangwagens; - 5020002 : carrosserieherstel (inclusief spuiten en verven); 4° het takelen en bergen, in overeenstemming met de inschrijving van volgende handelsof ambachtsondernemingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen : - 5020006 :
het slepen van auto’s en de hulpverlening bij pech onderweg.
16 3.2. Onderhoud en herstelling personenwagens •
programma
1° grondige algemene kennis : - wiskunde met inleiding tot statistiek; - elektronica, optica, chemie, thermodynamica, technische regeltechnieken; 2° beroepsgerichte kennis : - grondige productkennis; - nieuwe technologieën en complexe mechanische, hydraulische en pneumatische systemen; - grondige kennis van luchtdruksystemen en luchtdrukreminstallaties; - grondige kennis van micro-elektronische stuur- en regelsystemen; 3° de sectorale beroepskennis vermeld in 1° en 2° moeten toelaten volgende vaardigheden te beheersen : - beoordeling van motoren en de afstelling ervan; - volledig reviseren van verbrandingsmotoren; - volledig reviseren van elektrische en elektronische voertuigkringen; - opstellen van een grondige diagnose van voertuigproblemen; - repareren van complexe storingen; •
bewijsmiddelen
a) de houders van één van volgende akten : 1° een diploma hoger onderwijs van het korte type dat het bovenvermeld programma inhoudt; 2° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen voor de jury van de Gemeenschappen en Gewesten of voor de centrale examencommissie opgericht door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; 3° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen uitgereikt door een erkende onderwijsinrichting voor sociale promotie; 4° een geldig verklaard diploma van ondernemingshoofd of een getuigschrift van praktijk en beroepskennis van ondernemingshoofd dat bewijst dat de betrokkene met vrucht de vorming tot ondernemingshoofd voor het beoogde beroep heeft gevolgd in het kader van de voortdurende vorming van de middenstand georganiseerd door de Gemeenschappen en Gewesten; 5° een diploma hoger onderwijs van het lange type dat het bovenvermeld programma inhoudt; 6° een diploma of een getuigschrift dat overeenkomstig internationale verdragen als gelijkwaardig moet beschouwd en verklaard worden door de bevoegde overheid; b) zij die een praktijkervaring aantonen (cf. 3.6.).
17 3.3. Onderhoud en herstelling zware bedrijfsvoertuigen •
programma
1° algemene kennis : - grondige kennis van mechanica, elektriciteit, elektronica, wiskunde, hydraulica en pneumatica, krachten- en drukleer; - kennis van de verschillende maatstelsels; - kennis van de machine- en andere richtlijnen; 2° beroepsgerichte kennis : - grondige kennis van de voertuigtechniek; - kennis van de nieuwe technologieën en complexe mechanische, hydraulische en pneumatische systemen; - grondige kennis van luchtdruksystemen en luchtdrukreminstallaties; - grondige kennis van micro-elektronische stuur- en regelsystemen; - grondige kennis van de elektromotoren en verbrandingsmotoren; - grondige kennis van metaalbewerking en lassen; 3° de sectorale beroepskennis vermeld in 1° en 2° moeten toelaten volgende vaardigheden te beheersen : - correct gebruiken en onderhouden van alle apparatuur en gereedschap; - lezen en interpreteren van elektrotechnische, hydraulische en pneumatische schema’s; - afleveringsklaar maken, toelichten en demonstreren van machines aan een klant; - uitvoeren van volledige onderhoudsbeurten naar richtlijnen van de constructeur; - opstellen van een volledige diagnose voor reparatie ter plaatse of in de werkplaats; - controleren van koeling-, hydraulische en pneumatische kringen; - demonteren, monteren, repareren, vervangen en afstellen van componenten; - volledig reviseren van voertuigen en heftoestellen; - laswerken uitvoeren en repareren van breuken; - uitvoeren van kleine koetswerkreparaties; - vervangen en uitbalanceren van wielen en banden. •
bewijsmiddelen
a) de houders van één van volgende akten : 1° een diploma hoger onderwijs van het korte type dat het bovenvermeld programma inhoudt; 2° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen voor de jury van de Gemeenschappen en Gewesten of voor de centrale examencommissie opgericht door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; 3° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen uitgereikt door een erkende onderwijsinrichting voor sociale promotie; 4° een geldig verklaard diploma van ondernemingshoofd of een getuigschrift van praktijk en beroepskennis van ondernemingshoofd dat bewijst dat de betrokkene met vrucht de vorming tot ondernemingshoofd voor het beoogde beroep heeft gevolgd in het kader van de voortdurende vorming van de middenstand georganiseerd door de Gemeenschappen en Gewesten;
18 5° een diploma hoger onderwijs van het lange type dat het bovenvermeld programma inhoudt; 6° een diploma of een getuigschrift dat overeenkomstig internationale verdragen als gelijkwaardig moet beschouwd en verklaard worden door de bevoegde overheid; b) zij die een praktijkervaring aantonen (cf. 3.6.). 3.4. Koetswerkbouw en –herstelling •
programma
1° algemene kennis : - relevante kennis van materiaalsoorten en te bewerken oppervlaktes; - noties van pneumatica, hydraulica, metrologie (lassoorten, boutsoorten enz...); - opmaken van schadebestekken, lezen en interpreteren van beroepsgebonden documenten; - kennis van kunststoffen en lakproducten en polymerisatietechnieken; 2° beroepsgerichte kennis : - montage- en demontagetechnieken; - metaalbewerking, plaatwerk, vormtechnieken van koetswerkpanelen; - grondige kennis van gebruik en onderhoud van alle apparatuur, gereedschap en spuitcabine, milieuwetgeving met voorraadbeheer; - grondige kennis van lassen, aftekenen, uitsnijden; - voorbewerking, schuurtechnieken, kleurenleer, droogtechnieken voor autolak; 3° de sectorale beroepskennis vermeld in 1° en 2° moeten toelaten volgende vaardigheden te beheersen : - alle basiskennis inzake koetswerk, repareren van koetswerk en mechaniek; - kiezen van een werkmethode en te gebruiken materialen; - meten en richten, waterpas maken van een opbouw; - monteren van hydropneumatisch mechanisme en isothermische kit, correct af- en uitsnijden; - opbouwen van een geraamte, bevestigen van een laadbak op een onderstel alsook een laadklep, interieuraanpassing; - punt-en naadlassen; - schoonmaken, afwerken van onbewerkte oppervlakten, bewerking met plamuur en schuren; - correct mengen, verdunnen en kleuren van grondstoffen, hanteren van een spuitpistool, spuitvrij uitdeuken. •
bewijsmiddelen
a) de houders van één van volgende akten : 1° een getuigschrift van het slagen in het 7de jaar van het secundair technisch of beroepsonderwijs in één van de keuzerichtingen die het bovenvermeld programma inhoudt;
19 2° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen voor de jury van de Gemeenschappen en Gewesten of voor de centrale examencommissie opgericht door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; 3° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen uitgereikt door een erkende onderwijsinrichting voor sociale promotie; 4° een geldig verklaard diploma van ondernemingshoofd of een getuigschrift van praktijk en beroepskennis van ondernemingshoofd dat bewijst dat de betrokkene met vrucht de vorming tot ondernemingshoofd voor het beoogde beroep heeft gevolgd in het kader van de voortdurende vorming van de middenstand georganiseerd door de Gemeenschappen en Gewesten; 5° een diploma of een getuigschrift dat overeenkomstig internationale verdragen als gelijkwaardig moet beschouwd en verklaard worden door de bevoegde overheid. b) zij die een praktijkervaring aantonen (cf. 3.6.). 3.5. Takelen en bergen •
programma
1° -
beroepsgerichte kennis : toegepaste mechanica, elektriciteit, elektronica, fysica (dynamica) en hydraulica en pneumatica om alle voertuigtypen te takelen en te bergen; verkeersreglement en de wetgeving inzake takelen en bergen; gebruik en onderhoud van takelwagens en erop aanwezige systemen;
2° de sectorale beroepskennis vermeld in 1° moet toelaten volgende vaardigheden te beheersen : - lezen en interpreteren van wegenkaarten; - kiezen van het geschiktste materieel voor een interventie; - informeren van betrokken personen, diensten en officiële instanties; - correct takelen en bergen. •
bewijsmiddelen
a) de houders van één van volgende akten : 1° een getuigschrift van het slagen in een door de Koning erkende beroepscursus dat het bovenvermeld programma inhoudt; 2° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen voor de jury van de Gemeenschappen en Gewesten of voor de centrale examencommissie opgericht door de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; 3° een getuigschrift van het slagen in een overeenstemmend examen uitgereikt door een erkende onderwijsinrichting voor sociale promotie; 4° een geldig verklaard diploma van ondernemingshoofd of een getuigschrift van praktijk en beroepskennis van ondernemingshoofd dat bewijst dat de betrokkene met vrucht de vorming tot ondernemingshoofd voor het beoogde beroep heeft gevolgd in het kader van de voortdurende vorming van de middenstand georganiseerd door de Gemeenschappen en Gewesten;
20 5° een diploma of een getuigschrift dat overeenkomstig internationale verdragen als gelijkwaardig moet beschouwd en verklaard worden door de bevoegde overheid; b) zij die een praktijkervaring aantonen (cf. 3.6.) 3.6. Praktijkervaring (gemeenschappelijk voor 3.2. tot 3.5.) Worden eveneens geacht de sectorale beroepsbekwaamheid te bezitten, zij die volgende praktijkervaring aantonen gedurende tenminste vijf jaar : 1° hetzij als helper één of meerdere van deze activiteiten te hebben uitgeoefend; De volgende stukken bewijzen samen de praktijkervaring als helper : - een getuigschrift van de betrokken zelfstandige dat duidelijk de aard van uitgeoefende functies en de periode van de geleverde prestaties weergeeft; - een getuigschrift van een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen of van de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen van de zelfstandigen dat de aansluiting van de betrokkene en de begin- en einddatum ervan bevestigt. 2° hetzij als werknemer één of meerdere van deze activiteiten te hebben uitgeoefend in een onderneming of openbare dienst. De volgende stukken bewijzen samen de praktijkervaring als werknemer : - het arbeidscontract of een ander rechtsgeldig getuigschrift van de betrokken werkgever dat duidelijk de aard van uitgeoefende functies en de periode van de geleverde prestaties weergeeft; - een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat de periode van de geleverde prestaties bevestigt. Om in aanmerking te kunnen worden genomen moet de activiteit binnen de laatste vijftien jaren hebben plaatsgehad. De praktijkervaring kan in geen geval in aanmerking komen wanneer ze werd uitgeoefend vóór de leeftijd van achttien jaar. De voldoende praktijkervaring om de intersectorale en de sectorale bekwaamheid te bewijzen, mogen tegelijkertijd verworven worden.
21 4. Overgangsbepalingen Worden beschouwd als houder van de volledige sectoriele en intersectoriele beroepsbekwaamheden de natuurlijke personen die bij de bekendmaking van dit besluit: a) ingeschreven waren in een van de rubrieken van artikel 1, § 2, overeenkomstig de bij koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten op het handelsregister of in de overeenstemmende rubrieken overeenkomstig de wet van 18 maart 1965 op het ambachtsregister; b) houder zijn van een vestigingsgetuigschrift dat afgeleverd is in toepassing van de koninklijke besluiten van 24 januari 1974 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van garagehouder-hersteller, van 20 december 1974 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van handelaar in tweedehandse voertuigen en van 10 maart 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van koetswerk-hersteller of binnen een periode van drie jaar volgend op de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de voorwaarden van deze koninklijke besluiten; c) ingeschreven zijn als handelsonderneming in de Kruispuntbank voor ondernemingen voor de in dit besluit bedoelde activiteiten, zoals bepaald in de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank voor Ondernemingen. 5. Opheffingsbepalingen en diverse bepalingen •
De volgende besluiten worden opgeheven:
-
het koninklijk besluit van 24 januari 1974 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van garagehouder-hersteller in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
-
het koninklijk besluit van 20 december 1974 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van handelaar in tweedehandse voertuigen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
-
het koninklijk besluit van 10 maart 1982 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van koetswerk-hersteller in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen.
•
De Minister bevoegd voor de Middenstand kan de in dit besluit vermelde benamingen van handels- of ambachtsactiviteiten en de respectievelijke codes aanpassen in zoverre ze louter technische aanpassingen inhouden.
__________