Jan Brandsma
70 jaar geleden Het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs in 1942
S AM E N VATTING 70 jaar geleden werd door de Duitse bezetter de Kultuurkamer ingesteld. Veel dagbladen en tijdschriften werden verboden. De bladen die wel mochten verschijnen moesten zich houden aan scherpe richtlijnen. Het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, een verre voorganger van het Tijdschrift voor Orthopedagogiek bleef verschijnen. In deze bijdrage wordt jaargang 1942 van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs centraal gesteld. Was er iets te merken van de door de Kultuurkamer ingestelde geen verboden? Welke artikelen werden er gepubliceerd? Is er tussen de regels door iets te lezen over de bezetting en ging de voortgezette vakstudie voor het Buitengewoon Onderwijs nog door? Dit zijn de vragen waarop deze bijdrage is gebaseerd. Aanbevolen wordt om het artikel van dr. A. van Voorthuijsen De Bevrijding te lezen.
1 Inleiding: Het oorlogsjaar 1942 Nederland is in het tweede jaar van de bezetting. Op 10 januari 1942 worden munten van zink in omloop gebracht met een waarde van 1, 2½, 5, 10 en 25 cent. Deze munten worden door de bevolking de Rost van Tonningenmunten genoemd naar de toenmalige NSB-president van de Nederlandsche bank. Op 9 mei worden alle Nederlandse joden verplicht een gele ster te dragen. Op 13 juli wordt de eerste grote groep Nederlandse arbeiders gedwongen naar Duitsland te gaan om in de oorlogsindustrie te gaan werken. Op 7 juli geeft Himmler toestemming om sterilisatie-experimenten uit te voeren in Auschwitz. Diezelfde maand begint de slag om Stalingrad. Op 13 december 1942 wordt Mussert aangewezen als leider van het Nederlandse volk (Bron: Wikipedia). Vrije meningsuiting was niet meer mogelijk; de pers werd aan banden gelegd. In november 1941 werd de Kultuurkamer ingesteld. Enkele tientallen dagbla-
den worden verboden. Er verdwijnen ook tweeduizend tijdschriften (Keyman, 2012). En het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs?1
‘In het afgelopen jaar zag de Redactie van het Tijdschrift zich door inkrimping van de omvang van het Orgaan wegens papierschaarste voor grote moeilijkheden gesteld’
2 Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs Het Tijdschrift voor Buitengewoon onderwijs kende in 1942 haar 23e jaargang. Veel tijdschriften waren verboden, maar het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs kon maandelijks blijven verschijnen2 (De Pers, 1943). De abonnementsprijs voor dit maandelijkse tijdschrift bedroeg 5,25 gulden per jaar. De omvang van de maandelijkse uitgaven was inmiddels beperkt tot 16 pagina’s. De 22e jaargang (1941) van het Tijdschrift
279 Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51 (2012) 279-286
had nog wel een kaftje en telde 24 inhoudelijke pagina’s. De 23e jaargang (1942 en volgende oorlogsjaren) kende geen omslag. Het papier werd schaars en duur. De schaarste was zo ernstig dat dit zelfs leidde tot een reorganisatie van de pers (Keyman, 2012). De Vereniging voor Onderwijzers en Artsen publiceerde haar jaarverslagen in het Tijdschrift voor Buitengewoon onderwijs. In het 38e jaarverslag van de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen lezen we: ‘In het afgelopen jaar zag de Redactie van het Tijdschrift zich door inkrimping van de omvang van het Orgaan wegens papierschaarste voor grote moeilijkheden gesteld; ook het zo ingeburgerde omslag kwam in 1942 te vervallen’ (Van der Waals, 1942, 44). De leden van de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen werden in het tweede oorlogsjaar minder bereikbaar en vergaderingen kwamen moeizaam tot stand. In de loop van de oorlog was het reizen steeds lastiger geworden: ‘…en bleef er lang twijfel omtrent de mogelijkheid tot het houden der vergadering in 1941 en moest uiteindelijk bij spoedbericht het doorgaan der vergadering op 12 April te Amersfoort worden gemeld’ (1942, 41).3 Ook de berichten aan de redactie namen af zo blijkt uit de mededeling van Herm. J. Jacobs in november 1942: ‘De laatste maanden komen berichten uit de afdelingen zeer schaars binnen (...). Ook onze lijst van vervulde vacatures toont de laatste tijd hiaten, door te weinig gegevens’ (Jacobs, 1942, 149). Zo worden de contacten met het (scholen)veld steeds minder en de kaders worden door de bezetter aangescherpt. Keyman geeft aan dat een tijdschrift aan strikte geboden en verboden is gehouden. Zo noemt hij dat een tijdschrift ten hoogste met een tussenpoos van drie maanden moet verschijnen. Het tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs voldoet daaraan. En verder zou er een advertentiechef moeten zijn, een Stamnummer op de omslag was verplicht, evenals het adres van de verantwoordelijke redacteur en een schuilnaam was verboden. De Aanwijzingen van de
280
Gildeleider moesten worden opgevolgd (Keyman, 2012). Effectuering van deze ge- en verboden zien we in jaargang 1942 terug. Op de laatste bladzijde onderaan staat bij iedere aflevering: Verantwoordelijk voor de gehele inhoud: Herm. J. Jacobs, ’s-Gravenhage. Uitgever: N.V. Uitg.-Mij. ‘Haga’, Den Haag. Drukker: ‘De Eendracht’, Schiedam K2188 P1834/1.4 Zijn woonadres bleef als voorgaande jaren op de eerste pagina vermeld: Redactieadres: Herm. J. Jacobs; Tel. 391101, Valkenb.k., Den Haag. Uit dit gegeven zou geconcludeerd kunnen worden dat de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen lid was geworden van de Kultuurkamer5 en de verantwoordelijkheid werd volledig gelegd bij Herm. J. Jacobs. Herm. J. Jacobs kreeg zo een spilfunctie in de berichtgeving. Een moeilijke taak voor één persoon. In een volgende publicatie in de Retroreeks getiteld Hermen J. Jacobs komen we hierop terug (Brandsma & Keyman, 2012b).6 De redactie van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs werd in 1942 gevormd door: dr. D. Herderschêe, Herm. J. Jacobs (eindredacteur), C. de Jeu en dr. A. van Voorthuijsen. Zij maakten dat het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs ook gedurende de oorlogsjaren bleef verschijnen. Het tijdschrift was destijds vooral bedoeld voor de leden van de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen7. Ten minste één lid van het hoofdbestuur (H.B.)8 van deze vereniging was tevens redacteur van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs. Ook publiceerde het hoofdbestuur haar jaarverslagen in het tijdschrift en werden er berichten geplaatst. Tevens was het zo dat leden van het hoofdbestuur en/of de redactie van het tijdschrift zitting hadden in het bestuur van de Stichting Buitengewoon onderwijs.9 De Stichting Buitengewoon Onderwijs verzorgde sinds 1928 de voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs (Brandsma, 2003).10, 11
‘Ondanks belemmerde omstandigheden bleef ook dit jaar de inhoud, mede dank zij de grote activiteit van dr. Van Voorthuijsen als mederedacteur, op hoog peil; zowel op wetenschappelijk gebied als uit onderwijskundig oogpunt was het Orgaan weer waardevol’
2.1 Artikelen Het waren overwegend de redactieleden van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs en daarnaast enkele leden van het hoofdbestuur van de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen die de inhoudelijke bijdragen leverden in dit oorlogsjaar.12 Vanuit het hoofdbestuur werd een bijdrage geleverd door P. van der Waals Verslag enquête inzake buitenleerlingen 1941 (februari) en K. de Bloois Onderzoek naar het milieu van de leerlingen der A.H. Francke-School te Rotterdam (juni). Maar het is dr. A. van Voorthuijsen die in 1942 achtmaal een hoofdartikel levert: Debielen en imbecillen (januari); Een verslag van de staat van het onderwijs in het jaar 1940 (februari); De maatschappelijke betekenis der zwakzinnigheid (juni en juli); Maatschappelijke zorg voor zwakzinnigen (aug./sept.); De problemen van het mongolisme (oktober, november en december). En dat wordt ook zo in het jaarverslag over 1942 benoemd: ‘Ondanks belemmerde omstandigheden bleef ook dit jaar de inhoud, mede dank zij de grote activiteit van dr. Van Voorthuijsen als mederedacteur, op hoog peil; zowel op wetenschappelijk gebied als uit onderwijskundig oogpunt was het Orgaan weer waardevol’ (Van der Waals, 1942, 44). In hetzelfde jaar 1942 levert dr. D. Herderschêe tweemaal een bijdrage: Kleuter en prentenboek (mei) en Het ‘Laten bezinken’ van de leerstof (aug./sept.). Andere bijdragen zijn afkomstig van onder anderen dr. I.C. van Houte Uitbreiding van het Paedologisch Instituut te Nijmegen (april) en W.A. van Liefland
281
Zwakzinnigheid en milieu (februari); De schooldrukkerij bij het B.O. (maart); Het B.O. en de zittenblijvers bij het G.L.O. (aug./sept.). De eindredacteur, Hermen J. Jacobs verzorgde maandelijks de kleine rubrieken als Mededelingen, Onze Kolonie en Stichting voor B.O. Er verschenen niet veel advertenties in deze jaargang. Een enkele vacature; advertenties van de uitgeverij Haga en in ieder nummer op de eerste pagina een advertentie van S.E. van Nooten - importeur Handenarbeid materialen. 2.2 Tussen de regels Kunnen we in dit oorlogsjaar ook wat lezen over de oorlog zelf? Een standpunt innemen was gevaarlijk, censuur dreigde of erger: het tijdschrift zou worden verboden (Keyman, 2012). Maar toch. Hermen J. Jacobs moet als eindredacteur wel iets zeggen en een goed verstaander... Hij opent het januarinummer met een tekst onder de titel Bij de aanvang van 1942. En hij schrijft: ‘1941 is voorbij en nauwelijks durven wij terug te zien en ons weder bewust maken, wat dat jaar heeft gebracht. Nameloos is het leed en ontzettend het lijden geweest, dat duizenden hebben moeten doorstaan. En in plaats, dat een naderende vrede ons met hoop vervulde, breidde het oorlogsterrein zich verder uit en omspant thans de gehele aarde … Verkeersproblemen waren in vele gemeenten onoplosbaar en schaarste aan voedingsmiddelen en kleding bezorgden tal van inrichtingen grote last … Zo gaan we dan 1942 in, van zorgen vervuld, maar vurig hopend, dat dit jaar ons de vrede brengen zal, waar ieder naar snakt en biddend, dat uit de geweldige chaos een nieuwe wereld te voorschijn moge treden, een betere wereld, die haar krachten samenspant, niet verwoestend en haat zaaiend, maar opbouwend en broederschap kwekend onder alle volken’ (Jacobs, 1942, 2). Verder wordt in deze jaargang niet meer gerefereerd aan de zware omstandighe-
den. Alleen in het oktobernummer vinden we nog wat terug. In dit nummer wordt het jaarverslag van de Vereniging ‘Zoekt het verlorene’ te Rotterdam besproken. Daarin wordt het volgende gezegd: ‘De kleding en het schoeisel vereisten grote zorg. De moeilijkheden met de voeding kunnen niet beter worden uitgedrukt dan door de korte maar veelzeggende volzin: 160 grage magen en een schrale pot. In de gezinnen van de externe leerlingen kwamen vele kinderen te kort. Te kort in materiële zin en te kort ook in morele zin, omdat bij de pogingen om aan voedsel en genotmiddelen te komen, wegen worden bewandeld, die onmogelijk door de beugel kunnen’ (A.v.V., 1942, 135).
• Voorstel betreffende verzameling van gegevens omtrent gezinnen met zwakzinnige kinderen. Dit initiatief werd genomen door dr. A. van Voorthuijsen die ’s middags ook een inleiding hield onder de titel Rondom het milieu-onderzoek.
3 Jaarverslagen 1941-1942 en 1942-1943
Het 39e jaarverslag van de Vereniging voor Onderwijzers en Artsen wordt geschreven door de net benoemde 1e secretaris dhr. Joh. Penters. Het betreft de periode 1942-1943. Hij begint zijn jaarverslag met de volgende zin: ‘Het is voor uw secretaris voorzeker niet opwekkend, dat hij dit eerste, door hem te verzorgen Jaarverslag omtrent de toestand en de werkzaamheden der Vereniging moet maken onder de nog steeds ongunstige tijdsomstandigheden. De ontzaglijke gebeurtenissen om ons heen, de zorg voor het onmiddellijk levensonderhoud en nog zovele andere zaken eisen dermate de aandacht op, dat het verenigingswerk er in sterke mate door geremd wordt’ (1943, 45). In dit verslag wordt hulde gebracht aan dr. A. van Voorthuijsen: ‘Na de pauze (...) vormde de inleiding van onzen altijd enthousiasten Oud-inspecteur dr. Van Voorthuijsen, de climax van deze dag. Een verslag hiervan zou te uitvoerig worden; hier worde volstaan met de mededeling, dat men erbij moet zijn geweest, om ten volle te kunnen genieten van het altijd belangwekkende, dat in een voordracht van onzen Inspecteur is gelegen, om niet te spreken van de bijzondere wijze,
De jaarvergadering van de Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen werd gehouden op zaterdag 4 april 1942 in Hotel ‘Noord-Brabant’, Vreeburg 3 te Utrecht. Tijdens de jaarvergadering presenteert de eerste secretaris P. van der Waals zijn laatste jaarverslag. Na bijna 20 als secretaris lid te zijn geweest van het hoofdbestuur legt hij zijn functie neer. Dat de Vereniging voor Onderwijzers en Artsen een zware tijd doormaakte blijkt als hij schrijft: ‘Niet minder dan de beide voorafgaande jaren was 1941 vol spanning en onzekerheid, waardoor het verenigingswerk geremd werd en nog niet het peil van normale jaren bereiken kon’ (1942, 40). Op deze jaarvergadering komen naast de gebruikelijke agendapunten als Verslag Kascommissie, Begroting 19421943, Redactieverkiezing, de volgende thema’s aan de orde: • Het rapport inzake lichamelijke opvoeding, de heilgymnastiek en massage op de scholen voor Buitengewoon Onderwijs (o.a.: moet gymnastiek gegeven worden door vakleerkracht of eigen leerkracht?).
282
Alleen de leden van de vereniging hadden toegang. De jaarvergadering werd in een hotel gehouden, desalniettemin was voor de leden de volgende mededeling van belang: ‘In verband met de moeilijkheden bij het houden van een gemeenschappelijke lunch adviseert het H.B. alle leden de lunch mede te brengen; het H.B. hoopt bij het gezamenlijk nuttigen ervan voor koffie te kunnen zorgen’ (1942, 45).13
waarop hij weet te boeien van het begin tot het eind’ (1943, 46).
‘In de loop van 1942 werd bepaald dat het Rijksschooltoezicht geen bemoeienis meer zou hebben met de scholen voor leerlingen van Joodsen bloede. In verband daarmede werden voor 1942 van de Joodse scholen geen statistische gegevens verzameld’
4 Verslag over het Buitengewoon Onderwijs 1942 Het verslag van het bureau van de statistiek over Het Buitengewoon Lager Onderwijs in 1942 is kort. Het is opgenomen in het julinummer van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs. Het verslag is niet langer dan anderhalve pagina en beperkt zich tot statistische gegevens. Het zijn ‘voorlopige cijfers’. De eerste twee zinnen zijn veelzeggend. Deze openingszinnen luiden: ‘In de loop van 1942 werd bepaald dat het Rijksschooltoezicht geen bemoeienis meer zou hebben met de scholen voor leerlingen van Joodsen bloede. In verband daarmede werden voor 1942 van de Joodse scholen geen statistische gegevens verzameld. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid zijn in de voor 1941 opgenomen cijfers de Joodse scholen evenmin begrepen’ (Bureau v.d. statistiek, 1943, 113-114). De rijksinspecteur voor het Buitengewoon Onderwijs I.C. van Houte brengt in januari 1942 zijn jaarlijks verslag uit. In het februarinummer van 1942 wordt dit verslag beknopt besproken. Daar lezen wij: ‘De gevolgen van de oorlog brachten voor vele scholen grote moeilijkheden met zich mede. De bezetting door militairen en anderen beroofde menige school van haar lokaliteiten. Voor vele gemeente- en schoolbesturen was het moeilijk om onmiddellijk een andere huisvesting te verstrekken. Het vervoer der leerlingen, dat in het bijzonder voor de z.g. streekscholen voor zwakzinnigen, ook in normale tijden, zorgen
283
medebrengt, werd sterk bemoeilijkt door de beperking van de openbare diensten en door de vermindering van de hoeveelheid motorbrandstof. Een daling van het schoolbezoek, hier en daar zelfs een verloop van het aantal leerlingen moest worden geconstateerd’ (A.v.V., 1942, 22). We mogen aannemen dat deze situatie naarmate de bezetting voortduurde alleen maar verergerde.
5 Opleidingen De Stichting Buitengewoon Onderwijs verzorgde sinds 1928 de opleidingen voor de voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs. Bij deze tweejarige parttime opleiding waren vooral universitaire docenten betrokken. Ph.A. Kohnstamm was daarnaast ook bestuurslid van de Stichting Buitengewoon Onderwijs, evenals D. Herderschêe. J.M. Langeveld trad na de oorlog toe tot het bestuur van de Stichting Buitengewoon Onderwijs. Bij aanvang van het collegejaar 1940 werd duidelijk dat alle Joodse hoogleraren zouden worden ontslagen. Ook dr. Ph.A. Kohnstamm moest zijn functie als hoogleraar aan de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam neerleggen. Voordat het zover was nam hij zelf ontslag. Zijn afscheidsrede luidde: ‘Beter onrecht lijden dan onrecht plegen’. Hij dook onder en: ‘Toen de Duitsers hem kwamen halen werd hij tot twee keer toe gewaarschuwd door een ‘goede SD’er’, waardoor hij de dans ontsprong’ (Bos, 2011, 182). Kohnstamm legde ook zijn functie neer als bestuurslid van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs. Hij was bestuurslid vanaf het eerste uur. ‘Na de bezettingsjaren zou hij in deze functie weer terug keren’ (Menkveld, 1989, 66). M.J. Langeveld werd zijn opvolger in Amsterdam en Utrecht, en op 16 februari hield Langeveld zijn oratie Handelen en denken in de opvoeding en de opvoedkunde. De bezetter had arbeidskrachten nodig in de oorlogsindustrie en wilde daar ook de
studenten voor inzetten: ‘Een ketting van actie en reactie werd in gang gezet, die uitmondde in de razzia’s van 6 en 11 februari 1943 waarbij meer dan 600 studenten werden opgepakt’ (Bos, 2011,188). De studenten moesten een ‘loyaliteitsverklaring’14 ondertekenen. Wie niet tekende moest zijn studie afbreken en werd onmiddellijk voor de Arbeidseinsatz in Duitsland opgeroepen. Een kleine minderheid tekende. Het onderwijs werd zo uiteindelijk stilgelegd. In Utrecht ondertekende een groep hoogleraren een protestbrief. Langeveld tekende die brief niet en moest zich na de oorlog verantwoorden (Bos, 2011). Kohnstamm had gedurende de oorlog contact gehouden met Langeveld. Na de oorlog kon hij Langeveld ook steunen. In Amsterdam dienden 30 hoogleraren hun ontslag in als protest. Dr. D. Herderschêe was een van hen (Knegtmans, 1998, 182184). Herderschêe was naast redacteur van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs en lid van het hoofdbestuur van de Vereniging voor Onderwijzers en Artsen ook bestuurslid van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs. Hij was eveneens als docent aan de voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs verbonden. En naast zijn baan als schoolarts was hij lector infectieziekten aan de Universiteit van Amsterdam. Het ingediende ontslag door de universitaire docenten viel slecht bij de autoriteiten. De hoogleraren kregen per omgaande te horen dat deze daad gezien werd als ’verraad’ en dat bij handhaving ‘standrecht’ (executie) zou volgen. De ontslagaanvragen werden ingetrokken. Enige tijd later nam Herderschêe ontslag vanwege gezondheidsproblemen. Hij ging in 1943 met pensioen (Brandsma & Keyman, 2012a, 33). Hij bleef wel lid van de redactie van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs en lid van het bestuur van de Stichting Buitengewoon Onderwijs. Aan de universiteiten kwam het onderwijs zo goed als stil te liggen. De studenten wilden in grote meerderheid de loyaliteitsverklaring niet ondertekenen. 284
De loyaliteitsverklaringen werden echter niet gevraagd aan de studenten van de cursussen voor de voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs. Op zaterdag 18 april 1942 werd de 12e leergang van de cursus voor de voortgezette vakstudie door de burgemeester van Groningen - mr. P.W.J.H. Cort van der Linden - officieel geopend. ‘Een zestal hoogleraren van de Universiteit te Groningen hadden hun medewerking toegezegd’ (Het Bestuur, 1942, 59).15 Bij deze opening wordt verder het woord gevoerd door De Jeu, directeur van de Stichting voor Buitengewoon Onderwijs en Van Houte (Hoofdinspecteur Buitengewoon Onderwijs). Uit de toespraken spreekt ‘vreugde en dankbaarheid’ (De Jeu); een verwijzing - direct of indirect - naar de tijdgeest (onrust aan de universiteiten; ontslag van docenten; wegzuiveren van de Joodse kinderen) ontbreekt.
‘In de oorlog was de vrijheid, om volledig de eigen mening te uiten, niet aanwezig’
6 Ten slotte Het was waarschijnlijk ook te moeilijk, zo niet onmogelijk om vrijuit te spreken. Dat was te risicovol. In zijn artikel De Bevrijding duidt Van Voorthuijsen hierop als hij zegt: ‘In de oorlog was de vrijheid, om volledig de16 eigen mening te uiten, niet aanwezig. Vooral werd het als een belemmering gevoeld, dat telkens de vraag opkwam in hoeverre een bepaalde opmerking niet kon worden uitgelegd als een toegeven aan of een zwenken naar beginselen, die in het vijandelijke kamp niet alleen werden aanvaard, doch die tevens in toepassing werden gebracht’ (Van Voorthuijsen, 1946, 4). Dr. I.C. van Houte had in 1940 aan Van Voorthuijsen geschreven: ‘een vreselijke ramp is over ons land gekomen, die in hoge mate zijn invloed op het buitengewoon onderwijs zal doen gelden’ (1946, 1).
Van Voorthuijsen kan niets anders doen dat deze profetie bevestigen. In zijn artikel De Bevrijding blikt hij terug en constateert: ‘Op zeer veel scholen is het onderwijs weken en maanden achtereen eenvoudig gestaakt, omdat de leerlingen bij het ontbreken van vervoermiddelen de scholen niet konden bereiken, omdat zij huishoudelijk werk moesten verrichten of in de rij moesten staan om het weinige voedsel, dat verkrijgbaar was, inderdaad te bemachtigen. De verwildering van de jeugd is zeker niet het
minst bij de leerlingen die b.o.-scholen bezochten opgetreden’ (1946, 3). En verder in zijn bijdrage vestigt hij de aandacht op het volgende punt: ‘… is het wel de moeite waard om aan de misdeelden zoveel normale arbeidskracht te besteden en zijn de gelden, die aan de misdeelden zorg ten koste worden gelegd, wel verantwoord?’ (1946, 5). Het antwoord geeft hij zelf in dit artikel. Deze publicatie, De Bevrijding, wordt juist deze maand van harte aanbevolen.17
N OT E N Ook in de oorlogsjaren werd het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs uitgegeven door N.V. Uitgeversmaatschappij ‘Haga’ te Den Haag (opgericht door Herm. J. Jacobs). Zie ook: 100jaarorthopedagogiek.nl - 1943 - Ontwikkelingen in het veld van de Orthopedagogiek. 3 ‘Ofschoon de vervoersmoeilijkheden groter werden, zodat veelal van de fiets moest worden gebruik gemaakt, zijn in 1942 door mij nog 65 bezoeken gebracht aan verschillende plaatsen’ (Grootjans, 1942, 75). 4 Drukkerij ‘De Eendracht’ was ook opgericht door Herm. J. Jacobs. Tot de fusie (1989) met de Hogeschool Midden Nederland (voorloper van de Hogeschool Utrecht) had de Stichting Buitengewoon Onderwijs aandelen in deze drukkerij. 5 Het Hoofdbestuur was dan wel snel lid geworden. Immers op 25 november 1941 was het aangekondigd en op 22 januari 1942 werd het officieel. 6 Daar zult u een analyse aantreffen van de totale oorlogsperiode en de jaren na de oorlog tot en met april 1947 - Noodvoorziening Perswezen -. 7 Officieel was de naam: ‘Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, orgaan van de Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam bij het Buitengewoon Onderwijs’. 8 De Vereeniging voor Onderwijzers en Artsen kende een groot aantal afdelingen. Deze afdelingen hadden een eigen bestuur. Het overkoepelend (landelijk) bestuur werd daarom Hoofdbestuur (H.B.) genoemd. 9 Vanaf 1954 werden onder de naam Seminarium voor Orthopedagogiek de opleidingen verzorgd door de Stichting Buitengewoon Onderwijs. 10 Deze voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs is thans omgezet in de opleiding Master Special Educational Needs. 11 De namen van de pioniers: Van Voorthuijsen, Herderschêe, Schreuder, Jacobs, Van Liefland en De Jeu komen we (afwisselend) tegen zowel bij de redactie van het Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, als bij het Bestuur van de Vereniging voor Onderwijzers en Artsen en bij het Bestuur van de stichting voor Buitengewoon Onderwijs. Allen gaven ook les aan de voortgezette vakstudie Buitengewoon Onderwijs. 12 Deze artikelen zijn na te lezen via de website 100jaarorthopedagogiek.nl. 13 H.B. = Hoofd Bestuur van de Vereniging van Onderwijzers en Artsen. 14 De loyaliteitsverklaring hield in dat de student beloofde om in het bezette Nederlandse gebied de geldende wetten, verordeningen en andere beschikkingen naar eer en geweten na te komen en af te zien van handelingen die gericht waren tegen het Duitse Rijk (Bos, 2011, 189). 15 Prof. dr. H.J.F.W. Brugmans: Psychologische begrippen; Prof. dr. T.J. Buytendijk: Ontwikkelingspsychologie; Prof. dr. G. v.d. Leeuw: Psychologie van de primitieve mens; Prof. dr. W.M. van der Scheer: Psychopathologie der oligophrenen; Prof. dr. M.J. Sirks: Erfelijkheid; Prof. mr. M.P. Vrij: Kindercriminologie. En verder werkten aan de 12e leergang mee: W.A. van Liefland: Didactiek; Dr. A.L.C. Palies: Psychopathologie en samenleving en mevr. Dr. O. van Andel-Ripke: Ontwikkeling en karaktervorming. Grondbeginselen der practische psychologie (Het bestuur, 1942). 16 In de oorspronkelijke tekst ontbreekt het woordje ‘de’. 17 http://www.100jaarorthopedagogiek.nl: 1946. De Bevrijding. 1
2
GE R AAD PLE E GDE LITE RATUUR A.v.V. (1942). Het verslag van de staat van het onderwijs in het jaar 1940. Tijdschrift voor buitengewoon onderwijs, 23, 21-24. 285
A.v.V. (1942). ‘Zoekt het verlorene’ te Rotterdam. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 135.
Bos, J. (2011). M.J. Langeveld, pedagoog van het kind. Amsterdam: Boom. Brandsma, J. (2003). Van zaterdagcursus tot masteropleiding. Markante Momenten. Amersfoort: Agiel. Brandsma, J. & Keyman, R. (2011a). 100 jaar orthopedagogiek en (speciaal onderwijs). Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49, 551-558. Brandsma, J. & Keyman, R. (2011b). Dr. A. Van Voorthuijsen, grondvester van het speciaal onderwijs in Nederland. Amersfoort: Agiel. Brandsma, J. & Keyman, R. (2012a). Dr. D. Herderschee, pionier van het speciaal onderwijs. Amersfoort: Agiel. Brandsma, J. & Keyman, R. (2012b). Herm. J. Jacobs. Amersfoort: Agiel (in voorbereiding). Bureau v.d. Statistiek, afd. Culturele Statistiek (1943). Het Buitengewoon Lager onderwijs in 1942. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 24, 113-114. De Pers, december 1943, jaargang 2 - 4. Overzicht van de in December 1943 bestaande tijdschriften rubrieksgewijs ingedeeld. Grootjans, H. (1943). Verslag over het jaar 1942 van den Sociaal-paedagoog voor de Achterhoek van de Gelderse vereniging ‘Het groene Kruis’. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 24, 75. Het Bestuur (1942). Stichting voor B.O. Tijdschrift
voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 59-60. J. (1942). Stichting voor B.O. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 76-77. Jacobs, Herm. J. (1942). Bij de aanvang van 1942. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 2. Jacobs, Herm. J. (1942). Berichten. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 149. Keyman, R. (2012). Tijdschrift in 1940-1945. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 51, 5, 269-278. Knegtmans, P.J. (1998). Een kwetsbaar centrum van de geest. De universiteit van Amsterdam tussen 1935 en 1950. Amsterdam: Amsterdam University Press. Menkveld, H. (1989). 60 jaar opleiden voor het speciaal onderwijs. Zeist: Seminarium voor Orthopedagogiek. Penters, Joh. (1943). 39e jaarverslag der Vereniging van onderwijzers en Artsen, werkzaam bij het Buitengewoon Onderwijs (1942-1943). Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 24, 45-47. Voorthuijsen, Dr. A. van (1946). De Bevrijding. Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 26, 2-6. Waals, P. van der (1942). 38e jaarverslag der Vereniging van onderwijzers en Artsen, werkzaam bij het Buitengewoon Onderwijs (19411942). Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs, 23, 40-44.
GE R AAD PLE E GDE W E BS ITE S http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_gebeurtenissen_tijdens_de_Tweede_Wereldoorlog:_1942 http://www.100jaarorthopedagogiek.nl: 1942
O V E R DE AUTE UR Jan G. Brandsma was van 1969 tot 1987 werkzaam als onderwijzer in het speciaal onderwijs. In de avonduren studeerde hij orthopedagogiek en werd docent bij het Seminarium voor Orthopedagogiek. Van 1987 tot 2001 was hij directeur van het Seminarium voor Orthopedagogiek, thans een instituut van de Hogeschool Utrecht. Van 2001 tot 2009 was hij algemeen directeur van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. Thans is hij zelfstandig onderwijsadviseur en lid van de redactie van het Tijdschrift voor Orthopedagogiek. Hij publiceerde verschillende artikelen over de geschiedenis van het buitengewoon (thans speciaal) onderwijs. E-mail:
[email protected] 286