4.2.
Evaluatie van de respons op de postenquêtes
4.2.1.
Algemeen
In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) grootte
provincie, eigenaar, instellingstype,
Zoals we eerder schreven, verrichtten we twee verschillende postenquêtes bij de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In de enquête bij de coördinatoren vroegen we vooral naar de feitelijke samenstelling en de werking van de PST's, terwijl we in de enquête bij de leden van de PST's vooral peilden naar de organisatie en de visie op palliatieve zorg. Voor beide enquêtes is er een verschillende responsgraad die we hier zullen weergeven op instellingsniveau. In het tweede deel gaan we in meer detail in op de responsgraad op respondentenniveau (naar discipline). Op instellingsniveau bepaalden we de respons naar teruggestuurde enquêtes per PST. Er wordt hier een onderscheid gemaakt naar de PST's die geen, één, twee, drie of alle vier de enquêtes (één coördinator en drie teamleden) ingevuld terugstuurden. Tabel 4.2.1.
Respons naar aantal enquêtes per team ingevuld teruggestuurd Respons naar enquêtes per team
Geen enquêtes 1 postenquête 2 postenquêtes 3 postenquêtes Alle 4 postenquêtes
2 / 77 4 / 77 16 / 77 27 / 77 28 / 77
% 2.6 5.1 20.8 35.1 36.4
Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat er voor 70/72 PST's een respons is van minstens één van de leden van het PST (97.2%). De twee niet deelnemende PST's zijn niet opgenomen in het onderzoek. Om de anonimiteit van de onderzoeksgegevens te bewaren, vermelden we de eigenschappen naar provincie, eigenaar van het ziekenhuis, instellingstype en aantal bedden van het ziekenhuis van de twee instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn niet. We kunnen echter wel stellen dat ze niet uit dezelfde provincie komen, niet tot eenzelfde eigenaarstype behoren, niet van hetzelfde instellingstype zijn en niet tot dezelfde grootte van ziekenhuis behoren. Respondentenniveau (vragenlijst coördinator/leden) Bij de bespreking van de respons op respondentenniveau maken we een onderscheid tussen de postenquête bestemd voor de coördinatoren en de postenquête voor de leden van de PST's. De postenquête bij de coördinatoren van de PST's
_____________________________________________________ - 49 -
We verstuurden de postenquête bij de coördinatoren naar de 72 coördinatoren van de PST's in de 65 algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. De respons op deze postenquête bedraagt 57/72 of 79.2% van de coördinatoren van PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Naar de verdere analyse van dit onderzoek is dit van groot belang aangezien o.m. de volledige samenstelling van het PST gekend zal zijn voor bijna 80% van alle PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In 'deel 2. Vergelijking van de respons met de non-respons' gaan we dieper in op de karakteristieken van de respons en de non-respons bij de coördinatoren. De postenquête bij de leden van de PST's We verstuurden de postenquête voor leden naar 216 leden van de 77 PST's in 65 algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. In principe moet dit aantal gelijk zijn aan 231 of drie keren 77. Wanneer we ons baseren op het aantal PST's (77) en ervan uitgaan dat deze telkens drie disciplines omvatten (arts, verpleegkundige, psycholoog), is de conclusie dat er 16 postenquêtes voor leden te weinig verstuurd zijn. Verschillende PST-leden zijn evenwel werkzaam in twee of drie verschillende teams. We opteerden ervoor om deze ziekenhuisprofessionelen maar één vragenlijst toe te sturen. Op die manier wilden we voorkomen dat deze minderheid van respondenten nodeloos belast werd, gezien de aanzienlijke inspanning die het invullen van de vragenlijst vergt. De postenquête voor leden handelt in belangrijke mate over de visie die PST-leden hebben op palliatieve zorg en het werken in een PST. Concrete gegevens in verband met de organisatie en de werking van het PST komen dus steeds uitgebreid aan bod in de postenquête voor coördinatoren. De respons bij de coördinatoren was bovendien erg goed (79.2%; cfr. supra). Wanneer we deze overlap (15) per discipline bekijken, blijkt dat vijf psychologen actief zijn in twee PST's (-5) en dat één psycholoog een werkveld heeft dat drie PST's (-2) omvat. Verder functioneren vier verpleegkundigen binnen twee PST's (-4). Eén arts is tenslotte werkzaam binnen twee verschillende teams (-1). De drie postenquêtes die dan nog ontbreken zijn wellicht te wijten aan fouten bij de verzending. De respons op deze postenquête bedraagt 146/216 of 67.6% van de aangeschreven leden van PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen. Verder in dit rapport bekijken we de respons en de non-respons van de leden naar discipline en geslacht. 4.2.2. Vergelijking van de respons representativiteit van het onderzoek
met
de
non-respons
en
In totaal verstuurden we 286 postenquêtes naar de leden en de coördinatoren en kregen we 203 ingevulde exemplaren terug of een respons van 71.0%. PST's in algemene ziekenhuizen In onderstaande tabel gaan we in op de respons van de coördinatoren van de PST's. Omdat er per PST slechts één coördinator is, koppelen we deze meteen aan de eigenschappen van de instelling waarbinnen het PST werkzaam is. Tabel 4.2.2.
Overzicht eigenschappen instelling waarbinnen PST werkzaam is _____________________________________________________ - 50 -
Provincie
Frequentie/n
Percentage respons
Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
17/23 4/6 6/7 13/19 17/17
73.9 66.6 85.7 68.4 100.0
Totaal
57/72
79.2
Eigenaar Privaat Openbaar
n 46/57 11/15 57/72
% 80.7 73.3
Totaal
79.2
Instellingstype Algemeen Ziekenhuis AZ met Universitair karakter Universitair Ziekenhuis
n 53/64 3/5 1/3 57/72
% 82.8 60 33.3 79.2
n 45/54 12/18 57/72
% 83.3 66.6 79.2
Totaal Grootte van het ziekenhuis < 500 bedden ? 500 bedden Totaal
Uit bovenstaande overzichtstabel kunnen we afleiden dat de respons van de coördinatoren goed te noemen is. Na de opdeling naar de vier opgenomen eigenschappen van de instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn, kunnen we concluderen dat er een goede afspiegeling is ten opzichte van de totale populatie. Enkel wat betreft de universitaire ziekenhuizen is de medewerking minder goed. Daar hebben twee van de drie coördinatoren niet meegewerkt aan het onderzoek. 4.2.3. PST's
Representativiteit van het onderzoek bij de coördinatoren van de
De respons werd gecheckt op representativiteit voor zeven variabelen. De vijf eerste variabelen hebben betrekking op de eigenschappen van de instellingen waarbinnen de PST's werkzaam zijn en zijn de provincie, de eigenaar, het instellingstype, de grootte van het ziekenhuis en het beddenaantal. De zesde en zevende variabele hebben betrekking op de respondent zelf en zijn de discipline en het geslacht van de coördinatoren. Verder in dit deel gaan we dan ook nog in op de representativiteit van de leden van de PST's voor twee eigenschappen. _____________________________________________________ - 51 -
Representativiteit naar instelling Voor eigenaar (Chi2 Sign. = 0.752), instellingstype (Chi2 sign. = 0.385) en grootte van het ziekenhuis (Chi2 Sign. = 0.491) is de respons representatief. Wat betreft provincie is de respons significant verschillend (Chi2 Sign. = 0.000) van de totale populatie. Dat is wellicht te wijten aan het feit dat de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen lager vertegenwoordigd zijn. Wanneer we echter omwille van hun lage aantallen een hercodering uitvoeren en Vlaams-Brabant en Limburg samenvoegen, is de respons ook voor provincie representatief (sign. = 0.693). Tenslotte gaan we de representativiteit na voor een vijfde variabele, namelijk het aantal bedden van de instelling waarbinnen de PST's werkzaam zijn. Daartoe vergelijken we opnieuw de totale populatie met de respons. Tabel 4.2.3.
Vergelijking van de parameters van centrale tendentie en spreiding voor het aantal bedden tussen totale populatie en respons
Gemiddelde Mediaan Modus Standaardafwijking Minimum Maximum
Op basis van n
Op basis van respons
Sig. (2-tailed)
387.44 300 415 267.568 72 1716
375.19 294 230 270.74 72 1716
0.734
De verdeling van het aantal bedden is niet normaal verdeeld in beide populaties. We voerden een T-toets uit op het gemiddelde aantal bedden waarvoor een PST kan worden ingeroepen. Als test-waarde is het gemiddelde uit de totale populatie (387.44) ingegeven. Er is geen significant verschil (Sig. = 0.734) tussen de beide gemiddelden van het aantal bedden waarvoor een PST ingeroepen kan worden. Hieruit kunnen we concluderen dat de respons representatief is qua beddenaantal. De eigenschappen van de instellingen waar de coördinator van het PST niet meewerkte, zijn als volgt samen te vatten. Voor de provincie West-Vlaanderen was de medewerking aan het onderzoek qua coördinatoren van PST's 100%. Er is één coördinator uit Limburg die geen ingevulde enquête terugstuurde. De niet-medewerking situeert zich vooral bij PST's uit de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen, maar voor elke provincie is de medewerking goed tot zeer goed te noemen. Qua eigenaar ligt de non-respons iets hoger voor de openbare ziekenhuizen, maar ook hier is de respons zeer goed te noemen. Qua instellingstype is er slechts één (van de drie) universitair ziekenhuis waarvan de coördinator deelnam aan de studie, maar is de deelname van de andere types goed tot zeer goed. Voor verdere analyse voegen we het universitaire ziekenhuis bij de categorie algemene ziekenhuizen met een universitair karakter.
_____________________________________________________ - 52 -
Tenslotte, en gedeeltelijk samenhangend met de vorige variabele, is de non-respons het hoogst qua beddenaantal bij de ziekenhuizen met meer dan 500 bedden, maar ook hier is de repons goed tot zeer goed. De medewerking aan het onderzoek door de coördinatoren van de PST's is goed tot zeer goed. Enkel de universitaire ziekenhuizen namen in mindere mate deel aan het onderzoek en nemen we niet als een aparte analysecategorie op. De respons staat ons toe om over ongeveer acht op de tien PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen uitspraken te doen. Representativiteit naar coördinator Wat betreft de representativiteit staan we tevens stil bij de discipline en het geslacht van de coördinator van het PST. Voor vier coördinatoren die niet meewerkten aan het onderzoek beschikken we niet over deze gegevens. We laten ze hier buiten beschouwing. Tabel 4.2.4.
Respons en non-respons van de coördinatoren van de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen naar discipline en geslacht
Arts Verpleegkundige Psycholoog Maatschappelijk assistent Andere Totaal % respons
Man
Vrouw
Totaal medewerking
% respons
2/6 11/11 1/2 0/0 1/1 15/20 75.0
1/1 31/34 4/4 3/3 3/6 42/48 87.5
3/7 42/45 5/6 3/3 4/7 57/68
42.9 93.3 83.3 100 57.1
Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de responsgraad bij de artsen het laagst is. De overige disciplines hebben een goede tot zeer goede responsgraad. Bij de mannen ligt de responsgraad iets lager dan bij de vrouwen maar voor beide is de respons goed tot zeer goed te noemen. We checkten de respons op representativiteit voor discipline en geslacht aan de hand van een chi-kwadraat-toets. We konden de representativiteit van de verdeling volgens geslacht aantonen (Sig. = 0.655). Dit is niet het geval voor de discipline van de coördinator (Sig. = 0.000). Wat betreft de verdere analyse van de enquête bij de coördinatoren van de PST's zullen we rekening houden met het feit dat de vertegenwoordiging van artsen minder goed is dan deze van de overige disciplines. De respons is ook voor discipline representatief (sign. = 0.713) wanneer we, omwille van hun lage aantallen, een hercodering uitvoeren en artsen en andere disciplines samenvoegen.
_____________________________________________________ - 53 -
PST-leden: discipline In onderstaande tabel gaan we in op de respons bij de leden van de PST's. We vergelijken de respons en de non-respons naar discipline en geslacht. Tabel 4.2.5.
Respons en non-respons van de leden van de PST's in algemene ziekenhuizen in Vlaanderen naar discipline en geslacht n (%)
Respons Respons Man Vrouw
Nonrespons Man
Nonrespons Vrouw
Nonrespons geslacht onbekend
4/25 4/15 5/14 13/54 24.1
4/21 11/15 8/47 23/54 17.9
30/30 4/4 34/34 100
Totaal Respons
% Respons
38/76 60/75 48/65 146/216
50.7 80.0 73.8
(*)
Arts Verplgk. Psych. Totaal % (non) respons
38 (26.0) 60 (41.1) 48 (32.9) 146 (100) -
21/25 11/15 9/14 41/54 75.9
17/21 49/60 39/47 105/128 82.1
(*) Noot: van de respondenten die de postenquête voor leden niet terugstuurden konden we in de meeste gevallen het geslacht afleiden uit de voornaam die PST-leden tijdens het telefonische contact opgaven. Bij twijfel of indien de voornaam niet werd genoemd (29/37 van de specialisten en 4/15 psychologen die niet antwoordden) codeerden we geslacht als een missing value.
Net als bij de postenquête voor coördinatoren, behalen de artsen van de drie beroepscategorieën de laagste responsgraad op de postenquête voor leden. Eén op de twee artsen stuurde de vragenlijst ingevuld terug. De responsgraad van de verpleegkundigen en de psychologen is ook in het geval van de ledenenquête goed tot zeer goed: 4/5 verpleegkundigen en drie op vier psychologen namen deel aan het onderzoek. Ook voor de enquête voor leden is de respons bij de vrouwen iets groter dan bij de mannen. Zowel vrouwelijke als mannelijke PST-leden werkten goed tot zeer goed mee aan de studie. Op basis van bovenstaande tabel met betrekking tot de respons en non-respons naar discipline en geslacht, kunnen we geen uitspraak doen over de aanwezigheid van de verschillende beroepscategorieën in het PST en hun respectievelijke aanstellingspercentage. Verder in dit rapport (III.B.2.) gaan we evenwel uitgebreid in op de samenstelling van de PST's. We bevroegen deze in de postenquête voor coördinatoren (Vraag 16). De antwoorden op deze vraag tonen aan dat de drie disciplines niet altijd vertegenwoordigd zijn in het PST. Indien de drie wettelijk verplichte zorgverleners wel aanwezig zijn binnen het team, zijn ze bovendien niet altijd vrijgesteld voor hun taak. 4.2.4.
Representativiteit van het onderzoek bij de leden van de PST's
Wat betreft de enquête bij de leden van de PST's gaan we in op de representativiteit voor de variabelen geslacht en discipline. Representativiteit naar discipline en geslacht van de leden van de PST's
_____________________________________________________ - 54 -
We gaan de representativiteit van de discipline van de leden van de PST's enkel na voor de wettelijk verplichte disciplines artsen, verpleegkundigen en psychologen. Ook bij het nagaan van de representativiteit van geslacht zijn enkel de drie vernoemde disciplines opgenomen. Aan de hand van een chi-kwadraat-toets zijn we voor de respons op beide variabelen nagegaan in welke mate de verdeling over de verschillende categorieën voor beide variabelen significant verschilt van de totale populatie. Voor beide variabelen geldt dat de verdeling uit de totale populatie ten opzichte van de verdeling in de respons niet significant afwijkt. Dat betekent dat we zowel voor discipline (sign. = 0.061) als voor geslacht (sign. = 0.081) representativiteit kunnen aantonen. 4.2.5.
Conclusie bij de representativiteitstoetsen
Voor dit onderzoek zijn we de representativiteit van de respons op verschillende manieren nagegaan. Ten eerste zijn we nagegaan in welke mate de respons van de coördinatoren representatief was voor een aantal eigenschappen van de instelling waarbinnen de PST's werkzaam zijn. Het is belangrijk deze representativiteit te controleren, omdat we heel wat eigenschappen van het PST binnen een bepaalde instelling in dit onderzoek zullen analyseren. Daaruit blijkt dat voor eigenaar van de instelling, het instellingstype, grootte van de instelling en het gemiddelde beddenaantal representativiteit kan worden aangetoond. Voor de provincie was het moeilijker om representativiteit aan te tonen omwille van de lage aantallen in twee provincies, maar na samenvoeging van deze twee provincies konden we ook daar aantonen dat de respons van de coördinatoren representatief is. Ten tweede zijn we de representativiteit voor de eigenschappen van de coördinatoren zelf nagegaan. Ook hier kon worden besloten dat de respons representatief is voor geslacht en discipline, zij het dat we voor discipline ook hier twee categorieën met lagere aantallen samen moesten nemen (artsen en andere disciplines). Ten slotte zijn we nagegaan in welke mate er representativiteit voor de leden bestond. Dit gebeurde aan de hand van de variabelen geslacht en discipline (artsen, verpleegkundigen en psychologen) en voor beide bleek representativiteit. Dat betekent dat de respons bekomen aan de hand van de postenquêtes niet significant verschilt van de totale populatie. Hierdoor kunnen we veronderstellen dat de bevindingen uit dit onderzoek geldig zijn voor de gehele groep van PST's in de algemene ziekenhuizen in Vlaanderen.
_____________________________________________________ - 55 -