De boerderijen op en rond Watervliet
door Jan Morren
I
n dit artikel gaan we in op de boerderijen die gestaan hebben op en rond de hofstede Watervliet. Het centrale deel daarvan lag ter hoogte van het huidige Stratingplantsoen in Velsen-Noord. Deze boerderijen hebben een kortere of langere periode bij de hofstede Watervliet behoord. Op de meeste van deze boerderijen werd het gemengde bedrijf gevoerd met landbouw en veehouderij. De boeren die op deze boerderijen werkten en woonden zullen Adrichemmer tienden betaald hebben over hun oogst op de landbouwpercelen. Maar deze boerderijen behoorden niet tot de oude groep boerderijen die dateren uit de 16e eeuw of eerder en die mogelijk opvolgers waren van de boerderijen uit het oude Adrichem. Ten opzichte van de andere hofsteden in Velsen waren aan Watervliet de meeste boerderijen verbonden. Deze hofstede is dan ook de grootste hofstede in Velsen geweest. De aanleg van de hofstede was riant met grote tuinen en een groot overbos die tesamen een groot gedeelte van het huidige Velsen-Noord besloegen. Het grotere aantal boerderijen bracht voldoende pachtinkomsten op om een dergelijke fraaie en grote hofstede te financieren. De boerderijen hebben bijgedragen tot een gesloten of winstgevende exploitatie van de hofstede Watervliet. Daarnaast zal het hakhout uit de bossen ook de nodige inkomsten hebben gegeven. Van een aantal boerderijen zijn helaas geen afbeeldingen bekend en we zullen het in die gevallen moeten doen met alleen een plattegrond waarop is aangeven waar de boerderij gestaan heeft. Zoveel mogelijk heb ik geprobeerd te achterhalen wie de pachters van de boerderijen zijn geweest en om iets over hun gezinnen te vertellen. Maar het aantal gegevens dat hierover is te vinden is niet groot waardoor aan sommige boerderijen minder aandacht besteed kan worden dan bij andere. We beginnen met de geschiedenis van de meest noordelijke boerderij en zakken daarna geleidelijk aan af naar het zuiden.
➊
➍
➋
➌ Op deze kaart is met cijfers de ligging van de boerderijen aangeven die in dit artikel beschreven worden: 1 Het Valckje, 2 De Schaapskooi, 3 De Harderij, 4 De Ossenstal, 5 Corverslaan, 6 De Ruiter, 7 Emaus. De topografische kaart van een deel van Velsen-Noord. Topografische Dienst, uitgave 1983.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
➏ ➎ ➐
87
Boerderij het Valckje Deze boerderij heeft gestaan in de nabijheid van de kruising Wijkerstraatweg en de Andreaweg. Van de boerderij zijn helaas geen afbeeldingen bewaard gebleven zodat er niets is te vertellen over het uiterlijk van de boerderij. De eerste gegevens die bekend zijn over de boerderij dateren uit 1655. In dat jaar verkochten Neeltje, Barbara, Gooltje, Ermpje en Trijntje Engels, hun broer Willem Engelsoon en hun zwager Cornelis Lienman, die getrouwd was met hun zuster Aeltje, de boerderij aan de edele heer Pieter Olican uit Haarlem. Zij waren allen erfgenamen van Engel Pietersoon Ouweneel en zijn vrouw Marijtje Cornelis Roos. De boerderij werd bij de verkoop omschreven als een huis met erf, werf met zijn “aencleven”. Bij de boerderij hoorde een stuk land en het geheel lag in het gebied van “Schilpen” naast de woning van Sr. van Teijlingen. Het geheel was 3 morgen groot.1 Een boerderij werd in die tijd veelal een huis genoemd, later werd het huijsmanswoning en pas daarna werd de naam boerderij gebruikelijk. De familie van Teijlingen was eigenaar van de hofstede Schulpen die ten zuiden van de boerderij lag.2 Bij de verkoop behoorde een perceel land dat lag in de Meer of de Meerweiden met de naam Schilpweijt dat 4 morgen groot was. Eén perceel met een stuk rietland dat lag in de Meerweiden hielden de erfgenamen in bezit. Dit rietland lag langs de oever van het Wijckermeer. Het huis was belast met 1 gulden en 5 stuivers erfhuur per jaar, die betaald moest worden aan de rentmeester Jan de Wael uit Haarlem. Welke instelling of persoon hij vertegenwoordigde werd niet vermeld. Ten tweede was het huis belast met een erfhuur van 1 stuiver en 14 penningen die betaald moest worden aan zijne excellentie van Brederode. Omdat bij het huis percelen land behoorden mogen we er van uitgaan dat het genoemde huis een boerderij was. Het geheel werd aan Pieter Olican verkocht voor 7000 carolus gulden. Pieter Olican was burgemeester van Haarlem.3 Pieter zal de boerderij verpacht hebben, maar hoe lang hij de boerderij in bezit hield is niet bekend. De eerstvolgende bekende eigenaren waren Joan en Ysbrand Schatter die beide raad en burgemeester van Haarlem zijn geweest. Hun erfgenamen verkochten de boerderij in 1720 aan Matthijs van de Put en Jan Couette, zij waren de executeurs van het testament van Maarten Meershoek. De boerderij werd toen omschreven als een hecht en wel betimmerde huismanswoning genaamd Het Valkje waarin ook de “tappersnering” werd gedaan. Met benaming huismanswoning werd in die tijd een boerderij bedoeld. Uit de vermelding “tappersnering” mogen we opmaken dat er sterke drank werd geschonken en dat de boerderij dus mogelijk ook als herberg fungeerde. Bij de boerderij behoorde landerijen die bestonden uit wei, hooi en teelland. Verder nog een tuin en percelen met boomgewas en beplanting. De boerderij lag aan de Heerenwech. De bijbehorende percelen bestonden uit: • -een stuk rietgewas en drie stukjes Meerweide tussen de Heerenwech en het Beverwijckermeer. Met dit laatste werd het Wijckermeer bedoeld. • -twee stukken land, tuin en erf bij de woning (de boerderij). • -een stuk land in de nabijheid van de boerderij. • -een stuk land genaamd de Biesecroft in de nabijheid van de boerderij. Het geheel is 10 morgen en 444 roeden groot, gemeten naar Rijnlandsemaat en werd verkocht voor 2700 gulden.4 Maarten Meershoek was in zijn leven eigenaar van de hofstede Meershoek, van ouds de Crommehofstede die lag ten noorden van het dorp Velsen. Waarom de executeurs de boerderij en het land aankochten is niet duidelijk. Mogelijk hebben zij dit gedaan in opdracht van de erfgenamen van
➪ Met een pijltje is de plaats aangegeven waar ongeveer de boerderij het Valckje lag. Een gedeelte van de kaart van “ ‘t Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt ende WestVrieslandt”, getekend door Johannes Douw uit 1683. ASHER Rare Books A.Asher & Co. B.V.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
88
Maarten Meershoek, want die verkochten de boerderij, het stuk rietgewas met de drie stukjes Meerweide en een deel van de overige percelen in 1721 aan Gerrit Corver. Die betaalde er 2325 gulden voor.5 Gerrit was eigenaar van de hofstede Watervliet. Hij bekleedde diverse functies in de stad Amsterdam, ondermeer die van burgemeester. In 1722 werd hij heer van Velsen en Santpoort. Hij verpachte de boerderij en hield die tot 1745 in bezit. In dit jaar verkocht hij de boerderij met land aan Carlos Anthonij Cocq voor 5000 gulden. Het geheel werd omschreven als een huismanswoning genaamd het Valckje met werf, boomgaard en landerijen die als boomgaard werden gebruikt. Het geheel is groot 2 morgen en 300 roeden. Tevens werd een stuk bijbehorend Meerweidenland verkocht dat ook 2 morgen en 300 roeden groot was.6 Carlos Anthonij Cocq woonde in Amsterdam en was daar kapitein van de burgerij. Hij ging over tot verpachting van de boerderij en de landerijen. De boerderij en het land werden verpacht aan Jacob Moolenaar voor 16 gulden per jaar. Een ander stuk land bij de boerderij werd verpacht aan Pieter Moerbeek die hierop een boomkwekerij begon. Dit zal in die tijd een goede zaak geweest zijn gezien het grote aantal hofsteden of zomerverblijven die in Velsen werden gesticht met de daarbij behorende tuinen. De vraag naar bomen zal daardoor groot zijn geweest. Maar Carlos Anthonij kon maar kort profiteren van zijn bezit in Velsen, want hij overleed in 1747. Aan zijn erfgenamen liet hij na de huismanswoning genaamd het Valckje met erf, werf, boomgaard en landerijen die gebruikt werden als boomkwekerij. Het stuk Meerweidland en een croft land genaamd de Schilpcroft behoorde er nog steeds bij.7 Nog in het zelfde jaar verkochten de executeurs van zijn testament aan Anna Elisabeth Geelvinck:8 • De huismanswoning het Valckje met erf, werf en tuin voor 460 gulden. • Een stuk weiland genaamd de Schilpcroft, deels ingericht als moestuin met daarin een vaste broeibak voor 835 gulden. • Een stuk Meerweidland voor 1835 gulden. Aan Catharina Cornelia Cocq werd verkocht een stuk land dat gepacht werd door Pieter Moerbeek die er zijn boomkwekerij dreef. Zij betaalde hiervoor 1400 gulden. Zij zal een zuster of dochter van Carlos Anthonij geweest zijn en ze was getrouwd met Volkert Melchior van Goens. Het echtpaar woonde in Amsterdam.9 Zij kocht dus de boomkwekerij uit het bezit van de mede erfgenamen. Anna Elisabeth Geelvinck bleef de boerderij verpachten. Zij was in 1725 getrouwd met Nicolaas Pancras en eigenaar van de hofstede Scheijbeek die toen nog in Velsen lag. Nicolaas Pancras had in 1730 een enterij gekocht van Pieter Pels. Jacob Moerbeek, mogelijk een broer van de eerder genoemde Pieter Moerbeek, was de pachter van de enterij die de naam Rosentree had. Gezien de naam is het zeer goed mogelijk dat de enterij een rozenkwekerij was. Nicolaas betaalde 2800 gulden voor Rosentree. Ten noorden van de enterij lag de Auwelsweg, die lag ongeveer ter hoogte van de huidige Andreaweg. In het westen lag de Achterweg, in het oosten de Heerenwech (nu de Wijkerstraatweg) en in het zuiden de Schilpcroft die bij de boerderij het Valckje hoorde.10 Nicolaas Pancras overleed in 1739 waarna Anna Elisabeth Geelvinck in 1740 hertrouwde met Jan Lucas Pels, heer van Hogelanden. Het huwelijk was van korte duur, want Jan of Jean Lucas overleed in 1741. Anna Elisabeth overleed in 1757.11 Haar erfgenamen verkochten toen de boerderij het Valckje met erf, werf en tuin in 1757 aan Jacobus van Kalker voor 525 gulden. In het westen en noorden lag de boomkwekerij waarvan de grond in bezit was van Catharina Cornelia Cocq. Ten zuiden lag de hofstede Schulpen.12 Jacobus van Kalker was schout en secretaris van Velsen. Hij trof het niet met zijn nieuwe aanwinst want in 1760 brandde de boerderij af en deze werd niet meer herbouwd. In die tijd had Velsen nog geen brandspuit. Mogelijk werd tengevolge van deze brand Jacobus van Kalker de initiatiefnemer tot het aanschaffen van een brandspuit. Er werd een inzameling gehouden voor het bekostigen daarvan. Deze inzameling was zo succes vol dat nog in hetzelfde jaar een brandspuit kon worden besteld waarmee branden beter konden worden bestreden.13 We komen terug op de boomkwekerij. In 1771 verkocht Catharina Cornelia Cocq, die intussen weduwe was geworden, de kwekerij aan Gerrit Paske die woonde in Velsen en Godliek Lehman die woonde in Wijk aan Duin. De kwekerij had toen de naam de Gier en werd verkocht voor 1425 gulden. De kwekerij lag ten westen en noorden van de voormalige boerderij het Valckje.14 Jacobus van Kalker verkocht de grond waarop de boerderij stond in 1777 aan Catharina Bouwens, de weduwe van Pieter Clifford. De grond werd toen gebruikt als tuinderij en bracht 650 gulden op.15 Catharina was toen eigenaar van de zuidelijk liggende hofstede Schulpen. Uiteindelijk kwam de grond waarop de boerderij stond en de bijbehorende omliggende percelen in bezit van Johann Werner Cristiaan Barensveld en die voegde het geheel bij zijn hofstede Scheijbeek. De enterij Rosentree was intussen omgevormd tot een overbos van Scheijbeek. Hoe het verder ging met het gebied waar de boerderij het Vlackje stond kunt u lezen in de geschiedenis van de hofstede Schulpen, in Ledenbulletin 24 van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, uitgeven in 2000. En ten tweede in de geschiedenis van de hofstede Scheijbeek, in Ledenbulletin 27 van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland uitgegeven in 2003.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
89
Boerderij de Schaapskooi De boerderij de Schaapskooi heeft vermoedelijk gestaan aan de noordzijde van de hofstede Watervliet. Over deze boerderij zijn in de archieven maar weinig gegevens te vinden. Toen Joachim Rendorp de hofstede Watervliet in 1717 verkocht aan Jan Corver werd er vermeld dat er schapenschuren op Watervliet stonden. Mogelijk worden die de later boerderij de Schaapskooi en waren deze gebouwd in opdracht van Joachim Rendorp. De boerderij werd voor het eerst vermeld in het verponding register van Velsen uit 1732.16 De boerderij stond toen geregistreerd onder verponding nummer 198 en werd omschreven als een bouwhuis en in die tijd was de hofstede Watervliet in bezit van Gerrit Corver. In het verponding register uit 1734 werd voor het eerst de naam bouwhuis de Schaapskooi genoemd. De gehele 18e eeuw door werd de boerderij genoemd in de verponding registers als eigendom van de eigenaars van Watervliet.17 In 1743 liet Gerrit Corver de boerderij verbouwen.18 Mogelijk is toen de boerderij van schapenhouderij naar veehouderij verbouwd. Dat er koeien gehouden werden op Watervliet blijkt uit een voorval in 1757. In een zaak om een gestorven koe blijkt dat Nicolaas Geelvinck die toen eigenaar was van Watervliet, 20 ossen had gekocht. Van deze ossen werden er zes ziek, die ten gevolge van hun ziekte stierven. In die tijd woedde er een epidemie onder het vee. Eén van de gestorven ossen was aan Nicolaas verkocht als een dier dat genezen was van de ziekte. Hierover kwam het tot een proces waarin Reijnier Ottenhof en Wouter Leferink, die op Watervliet woonden, als getuigen optraden. Mogelijk was een van beide de pachter van de boerderij de Schaapskooi. Hoe de zaak afliep wordt in de archieven niet vermeld.19 In 1832 was Watervliet in bezit van Jacob Pompeus Hoeufft Aan de noordzijde van Watervliet stond toen een koestal die kadastraal bekend stond als sectie B en perceel nummer 140. Mogelijk kan deze koestal voorheen de stal van de boerderij geweest zijn. Het woongedeelte wordt niet meer genoemd en zal gesloopt zijn. Rond 1840 toen Watervliet in bezit was van Jan Jacob van Voorst werd de koestal gesloopt om plaatst te maken voor de gewijzigde tuinaanleg naar het ontwerp van Jan David Zocher jr.20 De koestal stond ongeveer bij de kruising Stratingplantsoen- Wardenaarstraat.
Boerderij de Harderij De boerderij de Harderij heeft gestaan op het terrein van de elektriciteitcentrale in Velsen-Noord. De boerderij lag vrij centraal in het gebied van de Adirchemmertienden en stond aan een knooppunt van wegen. De naam Harderij kan afgeleid zijn van het Middelnederlandse ‘Harder’ wat betekent herder of volharding. Dus Harderij kan zijn Herderij, het houden van schapen. Volharding kan ook maken hebben met het volhouden in het zwaardere boeren bestaan. Beide mogelijkheden zijn toepasselijk voor de naam van de boerderij. Aanvankelijk ging ik ervanuit dat de boerderij zou dateren van voor 1604 en toen in bezit was van de eigenaren van de hofstede Schulpen die lag aan de huidige Wijkerstraatweg in Velsen-Noord. Dit heb ik vermeld in mijn boek Kastelen en buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en Noord. Maar bij langdurig onderzoek in de archieven ten behoeve van dit artikel is mij gebleken dat dit niet juist is. De verwarring kon ontstaan door het feit dat de bouwer van de boerderij de Harderij aanvankelijk wel heeft gewoond op een boerderij die in eigendom was van de eigenaren van de hofstede Schulpen. Maar deze boerderij lag aan de duinkant ter hoogte van het huidige IJmuiden. Hierover in het volgende hoofdstuk meer.
➨ ➨ De Schaapskooi
De Harderij
Met een zwart rechthoekje is bij de pijlen de plaats aangegeven waar vermoedelijk de boerderijen De Schaapskooi en De Harderij stonden. Een gedeelte van de kaart uit het ‘Zegepralent Kennemerlant’ uit 1729. Archief J. Morren.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
90
De bouw van de boerderij De geschiedenis van de boerderij de Harderij vangen we aan met Gerrit Dircksen de Boer. Hij is bekend uit 1694, in dit jaar kocht hij een stuk land genaamd het “Cortlandt” dat ligt op de hoek van de Kerckwegh (nu de Noostraat) en de Zeewegh (nu Plein 1945). Hij kocht dit van Cornelis Kus voor 140 gulden.21 In 1696 werd hij vermeld als gebruiker (pachter) van een boerderij die lag nabij de Wijcopzeeerwegh (de huidige Wijk aan Zeeërweg in IJmuiden). De boerderij was toen in eigendom van de erfgenamen van Jodocus Cousebant, tevens de eigenaren van de hofstede Schulpen.22 In het betreffende archiefstuk werd de pachter Gerrit de Boer genoemd, maar we maken uit het navolgende op dat het om dezelfde persoon ging als Gerrit Dircksen de Boer. In het begin van 1697 overleed Marritje Arens, de vrouw van Gerrit Dircksen de Boer. De erfgenamen van Marritje, dit waren haar broer en twee zusters, verklaarden voor de schout en schepenen van Velsen dat Gerrit Dircksen de Boer alle bezittingen van Marritje mocht behouden en vrij mocht gebruiken. In de akte werd Gerrit Dircksen de Boer ook Gerrit de Boer genoemd. Wel moest hij aan de erfgenamen als erfdeel afstaan de wollen en linnen kleden die tot het lijf van Marritje hadden behoord (het zal hier gaan om haar kleding) en een zilver oorijzer met daaraan twee “goeden” bellen en een gouden ring. Tevens moest hij afstaan de som van veertig gulden. Verder moest hij de erfgenamen vrijwaren van en voor zijn rekening nemen de lasten en schulden die hij gemaakt had tijdens zijn huwelijk met Marritje. De bezittingen van Marritje werden beschreven als de roerende en onroerende goederen bestaande uit de inboedel van de boerderij, de paarden, de koeien en het bouw (landbouw)gereedschap. De vermelding onroerende goederen zal een fout in de akte zijn, want die werden niet genoemd. Gerrit Dircksen de Boer kon niet schrijven, hij tekende met een kruis met aan de bovenzijde haken die naar buiten wijzen.23 Uit de beschrijving is op te maken dat Gerrit Dircksen veehouder en landbouwer was. Hij had dus een gemengd bedrijf. In het jaar van het overlijden van zijn vrouw verkocht Gerrit Dircksen het eerder genoemde “Cortlandt” voor 200 gulden aan Jan Gerritsen Roos.24 Toch stopte hij niet met de boerennering, want in 1700 kocht hij van Claes Branger, die getrouwd was met Cornelia van Zuijt, die eerder weduwe was van Gerrit Wormer, een stuk land genaamd “t Heultie” voor 180 gulden. Het land was groot 5,5 hont en was belast met een behoorlijke (redelijke) tijns. Over het land liep een openbaar voetpad. Met het tijns zal het betalen van tiendrecht of een belasting bedoeld worden, hierop wordt teruggekomen. Het land werd omringd door de bezittingen van de heer Cousebant en ten noorden lag de Schilpwegh. Opnieuw tekende hij de koopakte met het eerder genoemde kruis.25 Op het aangekochte land liet Gerrit Dircksen de Boer een boerderij bouwen die later bekend stond als De Harderij. Deze boerderij werd voor het eerst genoemd in 1703. Toen was Gerrit Dircksen de Boer een bedrag van 250 gulden schuldiDg aan Joachim Rendorp, de eigenaar van de nabij liggende hofstede Watervliet. We mogen ervan uitgaan dat hij dit geld nodig had voor het bouwen van de boerderij. Als onderpand voor deze schuld diende zijn huis, erf en land. Het geheel had een grote van 5,5 hont. Ten westen van het huis en het land liep de Adricomer Duijnderwegh (of, zoals meestal in andere transportakten genoemd: de Adricomer of Aercummerwech of de Adrichemmerwech). Ten noorden van het huis en het land liep de Schilp- of Schulpweg. Volgens de transportakte lagen in het zuiden en westen de bezittingen van Jodocus Cousebandt.26 Maar dit moet een fout zijn, want Jodocus was al in 1676 overleden. Het zal hier gaan om zijn zoon Adriaen Francois Cousebant, eigenaar van de nabij liggende hofstede Schilpen. In samenhang met tal van andere transportakten van percelen in de omgeving is het huis van Gerrit Dircksen de Boer te plaatsen op de plek waar later de boerderij De Harderij staat. De Schilpweg liep van de Heerenwech naar de Breesaap. Se Adricomer Duijnderwegh of Duinderweg was een verbindingsweg tussen Beverwijk en de groep boerderijen die lag ter hoogte van het huidige IJmuiden. Hiervan nemen we voorlopig aan dat deze groep boerderijen de opvolgers zijn van de nederzetting Adrichem. Omdat deze weg ook in de richting van de Adrichemmerduinen liep is aan de naam van de weg “Duijnder” toegevoegd. De Adrichemmer of Aercommerduinen lagen ten oosten van de Breesaap. Twee andere wegen die aan de oostzijde vlak langs de boerderij liepen waren het Laegislaentje en de Achterweg, die hier met elkaar kruisen en beide uitkwamen op de Schilpwech.27 De boerderij stond dus bij een driehoek van wegen. Bovendien liep langs de Achterweg ten westen van de boerderij een beek die mogelijk de Adrichemerbeek werd genoemd, maar dit is niet met zekerheid vast te stellen. Ten zuiden van de boerderij liep bij de kruising van de Achterweg en het Laegislaantje de Ladderbeek. De beken kruisten de wegen rond de boerderij door middel van duikers, die in die tijd een heul werden genoemd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het perceel waarop de boerderij was gebouwd en de percelen land in de omgeving van de boerderij de Heultjes werden genoemd.28 Hoewel dit niet bekend is zal Gerrit Dircksen op zijn nieuwe boerderij ook het gemengde bedrijf gevoerd hebben. Van latere tijd is bekend dat de boerderij een gemengd bedrijf was. Het bijbehorende omliggende land was te klein voor een goede exploitatie van de boerderij. Gerrit Dircksen zal daarom in de directe omgeving van de boerderij meer land gepacht hebben, ondermeer van Joachim Rendorp. HGMK Ledenbulletin 36, 2012
91
De boerderij wordt bij de hofstede Watervliet gevoegd Vermoedelijk kon Gerrit Dircksen de Boer de exploitatie van zijn boerderij niet financieren en was hij genoodzaakt zijn boerderij in 1708 te verkopen aan Joachim Rendorp. Hij verkocht de boerderij met erf en land voor 700 gulden. Volgens de akte liep In het noorden de Schilpwech, in het westen de Adricummerwech en in het oosten de Achterweg. In het zuiden lagen de bezittingen van Joachim Rendorp, die rond zijn hofstede Watervliet tal van percelen land had aangekocht. Over het land rond de boerderij liep toen nog steeds een openbaar voetpad.29 De boerderij werd toen een onderdeel van de hofstede Watervliet. In de tijd dat de boerderij bij Watervliet behoorde werd de Schilpwegh verlegd naar het noorden en kwam de oude Schilpwegh dood te lopen bij de boerderij. De boerderij bleef tot in de 19e eeuw in bezit van de eigenaren van de hofstede Watervliet. Wie de pachters waren van de boerderij en het bijbehorende land is lange tijd niet bekend. In de 18e eeuw veranderde het landschap rond de boerderij aanzienlijk. Ten zuiden, westen en oosten van de boerderij werd het overbos van Watervliet aangelegd. Bij de boerderij bleef akker en weiland ter beschikking maar alles werd opgenomen in de aanleg van het overbos.30 In 1830 was de boerderij in bezit van Jacob Pompejus Hoeufft. De boerderij werd toen gepacht door Albert van den Berg. Op 21 april van dat jaar verkochten zij gezamenlijk de inboedel, gereedschap en het vee op de boerderij. De inventarislijst vermelde het volgende: Boeren en bouwgereedschap (landbouw) huisraad Een kiereboe (een rijtuig) meerdere partijen rommel oudijzer arresleede meerdere partijen divers een trog vaatjes een vat twaalf stoelen veertig kaaszetters oud (paarde)tuigen hooivorken harken karn kaaspers een lange boom tafel drie en twintig mouten (kuipen voor het opslaan van graan) kaastobbe twee emmers twee melkketels twee sloten een zakje een regtplankje ? kluisters zeven bonte koeien twee kalfvaarsen (jonge koeien die twee á drie jaar oud zijn). drie gelde koeien (vermoedelijk voor de slacht bestemd) twee pinken een kalfje drie varkens drie koeien vers gekalft twee koeien aan den uring?
Het geheel werd verkocht aan meerdere personen. De reden voor de verkoop is niet bekend.31 Uit de inventaris is duidelijk op te maken dat op de boerderij het gemengde bedrijf werd uitgevoerd. Dit werd nog eens bevestigd door de kadastrale minuutplans uit 1832. Bij de boerderij lag wei en akkerbouwland. De landerijen ten noorden maakten deel uit van de hofstede Watervliet. Voor het overige lag een groot areaal aan percelen ten oosten van de hofstede in de Meerweiden. Dit areaal zal ook gepacht en gebruikt zijn door de pachters van de boerderij de Harderij en in eigendom geweest zijn van Jacob Pompejus Hoeufft. Albert van den Berg zal met zijn gezin de boerderij verlaten hebben. Hij was bij de verkoop 56 jaar oud en getrouwd met Maartje Pietersdochter Groot. Zij hadden twee dochters: Klaasje die geboren was in 1813 en Jacoba die geboren was in 1814, beide in Velsen. Maartje Pieters was eerder weduwe van Pieter Graman. Het gezin zal vertrokken zijn naar Wijk aan Zee. Albert overleed daar in 1853, Maartje in 1854 en hun dochter Jacoba op jonge leeftijd in 1838.32
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
92
Watervliet en in 1832. De boerderij de Harderij wordt weergegeven in perceel 105. J. Morren, naar de minuutplans uit 1832 door F.J. Nautz.
De Meerweiden ten oosten van en behorende bij Watervliet. J. Morren, naar de minuutplans uit 1832 door F.J. Nautz.
Jacob Pompejus Hoeufft overleed in 1835. Zijn erfgenamen verkochten de hofstede Watervliet met het merendeel van de landerijen in 1839 aan zijn zwager Pieter Elias Pieterzoon, die getrouwd was met zijn zuster Susanna Isabella Hoeufft. Hieronder ook de boerderij de Harderij die bij de overdracht de volgende omschrijving kreeg: “Een huijsmans of boerenwoning genaamd de Harderij met koe, pinken en paarden stallingen, varkenshok, loods of schuur, hooihuis, dors, karnmolen, erf, tuin, boomgaard en houtgewassen”. De dors wijst op de landbouw en de koeien, pinken, het hooihuis en de karnmolen op de veehouderij, dus de pachter voerde op de boerderij het gemengde bedrijft. Bij de verkoop behoorde een stuk wei en teelland aan de Schulpweg ten noorden van de boerderij. Verder nog zes stukken weiland in de Meerweide tegenover de hofstede Watervliet. Voor het geheel werd 108.785 gulden betaald. Bij deze verkoop werd voor het eerst de naam De Harderij genoemd. De bloembollen in de moestuin en de in het veld staande vruchten op de verhuurde gronden waren niet onder de verkoop begrepen en er moest toegestaan worden dat daaraan de nodige werkzaamheden konden worden verricht en op de goede tijd geoogst of gerooid kon worden. De boerderij en de bijbehorende percelen land werden in die tijd verpacht aan Abraham Wageman of Wagenaar voor 570 gulden per jaar.33 Abraham was getrouwd met Jannetje Assies. Zij kregen de volgende kinderen: Arie in 1816 die overleed in het zelfde jaar, Kodijntje in 1817, Guurtje in 1819, zij overleed 4 jaar oud in 1823, Arie in 1821, Evert Assies in 1822, Guurtje in 1825, Theunis in 1826, hij overleed 2 jaar oud in 1828, Hendrikca in 1828, Johanna in 1830, zij overleed 1 maand oud, Teunis in 1831 en Johanna of Jansje in 1833. In 1847 werd het gezin getroffen door het overlijden van Abraham. Hij overleed op de boerderij. Hoe lang de weduwe met haar kinderen op de boerderij bleef wonen is niet bekend. Wel weten we dat de knecht Jan van Kempen die bij hun in dienst was, in 1851 vanuit Velsen verhuisde naar Sloten. Mogelijk vertrok hij omdat het gezin de boerderij ging verlaten. De weduwe Jannetje trouwde in 1862 op 66 jarige leeftijd met Jan Goverts die toen 49 jaar oud was. Dit huwelijk vond plaats in de Haarlemmermeer. Jannetje overleed in 1869 op 72-jarige leeftijd in Velsen.34 De boerderij wordt gescheiden van de hofstede Watervliet Toen Pieter Elias Pieterzoon in 1842 overleed ging het bezit in 1843 over naar zijn dochter Margaretha Livina Elias, die voorkwam uit zijn eerste huwelijk met Susanna Isabella Hoeufft. In 1852 overleed Margaretha Livina aan de tering. Een deel van het bezit, waaronder de boerderij de Harderij, ging in vruchtgebruik over naar de tweede vrouw van Pieter Elias, Susanna Catharina Six. Het herenhuis Watervliet met zijn omliggende tuin werd verkocht aan Jan Jacob van Voorst. Het overbos ten westen van de Achter- of Koningsweg bleven in bezit van Susanna Catharina Six, hieronder ook de boerderij de Harderij. Na het overlijden van Susanna Catharina in 1863 werd de boerderij de Harderij met de bijbehorende landerijen in 1863 verkocht aan Clara Anne Elisabeth Wolterbeek uit Amsterdam. Zij was
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
93
De boerderij de Harderij met omliggend land en het overbos van Watervliet rond 1863. J. Morren, naar de minuutplans uit 1832 door F.J. Nautz en de beschrijving in het kadaster.
een dochter van Dirk Jacob Wolterbeek en Clara Susanna Elias. Deze laatste was een nazaat van Pieter Elias Pieterzoon. Clara Anne Elisabeth was getrouwd met Dr. Leendert Fangman, een medisch dokter uit Oosterbeek.35 Clara Anna Elisabeth Wolterbeek overleed in 1875. Leendert Fangman hertrouwde in 1880 met Christina Frederique Auguste Diderique Marie Telders. Uit het huwelijk van Leendert waren vijf kinderen geboren, waaronder als eerste Wilhelmina Hermina. In 1876 ging de boerderij over naar deze oudste dochter, Wilhelmina Hermina Fangman. Zij overleed in 1898 te Berlijn en liet geen testament achter. Hierdoor viel haar bezit toe aan de overige kinderen van Leendert Fangman, onder wie Clara Suzanna Fangman. Zij was in 1868 te Oosterbeek getrouwd met John Bienfait, directeur van de Automobiel Maatschappij “Trompenburg” en de “Perlak Petroleum Maatschappij”. Hij trad bij de verkoop van de boerderij de Harderij in 1898 op als één van de lasthebber van de gezamenlijke kinderen. Hij werd hierin bijgestaan door zijn broer John Bienfait die ingenieur was. Zij woonden beide in Soerabaija op Java. De boerderij werd hierbij omschreven als: boerenwoning De Harderij met twee schuren, kaashuis, kombof, tuin, boomgaard, een strookje houtwal, een perceel wei en bouwland. Verder behoorden bij de boerderij een stuk weiland aan de Kleine Houtweg (nu Grote Hout of Koningsweg), 5 stukken land in de Meerweiden, een stuk hooi- en weiland genaamd de Twee mad Kleipetten en een stuk hooi- en weiland genaamd de Zes half mad Klein Haander, beide in de Oostbroek van de Velserbroekpolder. De boerderij werd verkocht aan Aalbrecht Arent del Court van Krimpen die woonde op de hofstede Rooswijck die lag in het huidige Velsen-Noord.36 Intussen was het landschap rond de boerderij opnieuw veranderd. Met de aanleg van de spoorlijn van Haarlem naar Uitgeest in 1876 werd de toegangsweg naar de boerderij doorsneden. Er werd een spoorwegovergang in de weg aangebracht. De naam van toegangsweg naar de boerderij werd toen geschreven als Schulpweg. Het gedeelte tussen de Wijkerstraatweg en de spoorlijn kreeg later de naam Melklaan. Het gedeelte tussen de spoorlijn en de boerderij kreeg later de naam Noorderlaan. De boerderij werd in 1885 getroffen door brand en werd daarna herbouwd op de oude fundamenten. Hierbij bleef de oude 10 meter lange kelder van boerderij gespaard. Het woongedeelte werd gedekt met dakpannen waarin het jaartal 1885 werd aangebracht (dit jaartal is in de Tweede Wereldoorlog bij een beschieting verloren gegaan). In 1891 werd de loods bij de boerderij herbouwd en daarna benoemd als schuur. Aalbrecht Arent was eigenaar van de hofstede Rooswijck die op enige afstand ten noord- westen van de boerderij de Harderij lag. Rooswijk was sinds 1842 in bezit van de familie del Court van Krimpen. Aalbrecht Arent was getrouwd met Marie Henriette Prévinaire uit Velp. Uiteindelijk had hij geen belangstelling voor Rooswijck en verkocht de hofstede aan zijn broer Martinus Gerard Pieter maar hij behield de boerderij.37
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
94
De boerderij de Harderij aan de zuid- oost zijde rond 1901. Foto: Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.
In 1898 werd de boerderij met de bijbehorende percelen gepacht door Elis de Bie voor 2200 gulden per jaar. In 1890 had deze de boerderij de Ossenstal verkocht en hij zal daarna verhuisd zijn naar de boerderij de Harderij. Elis was getrouwd met Anthonina Vermeer. Elis overleed in 1900 op 73-jarige leeftijd op de boerderij.38 Kort hierna verkocht zijn weduwe de totale inboedel en het vee in en op de boerderij. Op de inventarislijst was een inboedel vermeld van 175 stuks meubels, gereedschap en andere zaken. Het zou te ver voeren om dit alles te vermelden. Het is wel interessant om kort in te gaan op de vermelde veestapel en de inboedel. De veestapel bestond uit 18 koeien, 7 pinken, 8 kalveren, een paard, een zeug, een aantal biggen en een aantal kippen. Voor die tijd was dit een behoorlijke veestapel. Verder werd er gereedschap vermeld voor de groentetuin. Ook werden er gebruiksvoorwerpen vermeld voor het maken van kaas. Elis de Bie had dus zijn boerenbedrijf hoofdzakelijk gericht op de veehouderij. De totale veiling bracht 4570,25 gulden op waarvan 3180 gulden voor het vee. Zijn weduwe Teuntje vertrok naar Beverwijk waar zij in 1924 overleed op 85-jarige leeftijd.39 Van 1900 tot 1919 werd de boerderij gepacht door de Frank van Wieringen die er met zijn gezin woonde. Frank was afkomstig uit de Haarlemmermeer. Hij was getrouwd met Cornelia Verdel die uit Haarlem kwam. Het echtpaar kreeg de volgende kinderen: Renier in 1901, Aafje Hendrika in 1902, Cornelis in 1904, Hendrik in 1905 en Alida Catharina in 1909. In die tijd werd de boerderij met zijn adres niet meer gerekend onder Watervliet maar onder Velserbosch wijk F nr. 81.40 De plattegrond van de verkochte percelen in 1919 rond boerderij De Harderij. J. Morren, naar de plattegrond bij transportakte uit 1919, Noord Hollands Archief, Hypotheken 4.
Op afbeelding 9 is te zien dat het woongedeelte achter de kombof een mansardekap heeft. Deze kappen werden vanaf de 19e eeuw toegepast. Dit geeft aan dat de kap aangebracht zal zijn bij de herbouw in 1885. Deze herbouw wordt in de kadastrale leggers niet vermeld. Geheel links stond één van de schuren die bij de boerderij behoorde die gebruikt werd als paarden- en wagenstalling. Typisch zijn de houten spiralen opzij van het deurkozijn van de stal, deze zullen van oudere datum zijn en mogelijk resteren van de eerste boerderij. Het stolpdak van de stal had aan de linkerzijde deels een steile helling, dit zal gedaan zijn om een betere aansluiting te krijgen op de mansardekap van het woongedeelte. Het stolpdak was met riet gedekt. Bij de boerderij stonden een stenen schuur en een houten schuur die beide met pannen waren gedekt. 41 De familie del Court van Krimpen hield de boerderij tot 1919 in bezit. In dit jaar verkocht de familie de boerderij aan de N.V. Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken die ingeschreven stonden onder IJmuiden.42 De familie van Wieringen verliet de boerderij en verhuisde naar Beerta (Beerta ligt in de Staaspolder ten noordoosten van Winschoten in Groningen). Nog steeds lagen rond de boerderij
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
95
Een schets van de plattegrond en het zijaanzicht van de boerderij. J. Morren, naar de schets van boerderij beschikbaar gesteld door Jhr. H.C.H. van Lennep, Aerdenhout. Boerderij De Harderij aan de zuidwest zijde. Links voor de boerderij de kombof. Foto: Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.
de resten van het overbos van Watervliet. Na 1919 werd de boerderij gepacht en bewoond door Cornelis Johannes Harmeijer en had als adres Noorderlaan 116. Harmeijer stond geregistreerd als landbouwer. In 1924 trouwde hij te Wijk aan Zee en Duin met Jansje Nol. Uit hun huwelijk kwamen de volgende kinderen voort: Antje Alletta (Annie)in 1925, Cornelis Johannes (Cor) in 1927, Willem Mathhijs Jacob (Wim) in 1929 en Marie Margaretha Sophia (Rietje)in 1938. Volgens mondelinge overlevering hadden zij ook nog de kinderen Adriaan en Ina. Van 1935 tot en met 1937 woonde Dirk Harmeijer in bij zijn broer op de boerderij.43 Opnieuw zou het landschap rond de boerderij aanzienlijk veranderen. De industrie rukte op van uit het westen en de woningbouw van uit het oosten. In 1924 en 1929 werden de percelen rond de boerderij deels verenigd en deels opgesplitst. Het restant van de voormalige Schulpweg had toen de naam Noorderlaan die aan het eind bij de boerderij in een scherpe hoek aansloot op de Kralenbergstraat. De Noorderlaan vormde samen met de De Lethstraat, de Van Nidekstraat en de Westerwijkstraat de nog steeds bestaande woonwijk. Aan de Kralenbergstraat lag toen een sportveld. De NV. verkocht de boerderij in 1960 aan de Provincie Noord Holland ten behoeve van de uitbreiding van de elektriciteitscentrale in Velsen-Noord. De Kralenbergstraat en het sportveld werden opgebroken. De boerderij werd gesloopt44. Het gezin Harmeijer moest verhuizen, waar naar toe is niet bekend. Hiermee eindigde de geschiedenis van deze monumentale boerderij.
Boerderij de Ossenstal Schuin tegenover de De Harderij stond de boerderij De Ossenstal aan de voormalige Schulpweg, de huidige Noorderlaan. De boerderij werd gebouwd in 1767 in opdracht van Maria Margaretha Corver die toen eigenaar was van de hofstede Watervliet. Zij had van haar vader Gerrit Corver de titel vrouwe van Velsen en Santpoort meegenomen in haar tweede huwelijk met Nicolaas Geelvinck die daarmee heer van Velsen en Santpoort werd. Nicolaas overleed in 1764 waarna de titel terugviel naar zijn weduwe. Zij liet veranderingen aanbrengen in de tuinaanleg van Watervliet, ondermeer in de omgeving van de boerderij. De formele aanleg werd uitgebreid met een meer landschappelijke aanleg. Om de plannen te realiseren moest de Schulpweg verlegd worden naar het noorden. In 1769 richtte zij samen met Arend de Raet een verzoek aan schout en het gerecht van Velsen om de Schulpweg en de Breesaperweg te verleggen naar het noorden en de oude Schulpweg op te breken. Arent de Raet was eigenaar van de hofstede Velserbosch die lag ten westen van Watervliet. Arent kreeg wegens bezwaar van omwonenden geen toestemming om de weg ter hoogte van zijn hofstede om te leggen; pas in latere tijd zou dit toch gerealiseerd worden. Tegen de plannen van Maria Margaretha Corver werd geen bezwaar gemaakt en zij kreeg toestemming om de weg ter hoogte van Watervliet te verleggen naar het noorden. Een deel van de oude Schulpweg bleef bestaan als toegangsweg naar de boerderij de Harderij en de Ossenstal.45 De boerderij de Ossenstal kwam te HGMK Ledenbulletin 36, 2012
96
Boerderij De Harderij met zijn omgeving rond 1940. J. Morren, naar de kadastrale wijzingkaart, NoordHollands Archief Haarlem. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
De boerderij de Harderij De Kralenbergstraat De Noorderlaan De Lethstraat De van Nidekstraat De Westerwijkstraat De spoorlijn Haarlem- Uitgeest De Grote Hout of Koningsweg De Nieuwe Schulpweg, sinds 1950 de Wenckebachstraat
De boerderij de Ossenstal met de bijbehorende percelen in 1891. Perceel 620 weiland, 621 tuingrond, 622 huis, erf en schuren, 623 houtwal, 624 weiland, 625 en 626 houtwal. J. Morren, naar een kadastrale kaart uit 1891 beschikbaar gesteld door Piet Vergunst, Heemskerk.
De boerderij de Ossenstal in 1908. Perceel 868 wordt 1385, de boerderij. Perceel 867 de in 1902 bijgebouwde woning en schuur. J. Morren, naar een kadastrale wijzigingskaart uit 1908, beschikbaar gesteld door Piet Vergunst, Heemskerk.
liggen aan de noordzijde van de tuinaanleg, Ten westen, noorden en oosten van de boerderij bleven de weilanden en de akkers gehandhaafd als onderdeel van de landschappelijke aanleg. Daar bij de boerderij wei- en akkerland lag mogen we er van uitgaan dat de boerderij een gemengd bedrijf was voor de veehouderij en de landbouw. De boerderij met de bijbehorende landerijen werden verpacht. Maria Margaretha kwam in 1777 te overlijden in Amsterdam. Zij liet een erfenis na van meer dan drie miljoen gulden. Haar drie kinderen waren de erfgenamen, dit zijn Gerrit Corver Hooft, uit haar eerste huwelijk met Jan Hooft, en Margaretha Levina Geelvinck en Agnès Maria Geelvinck uit haar tweede huwelijk met Nicolaas Geelvinck. Haar oudste dochter Margaretha Lievina Geelvinck erfde Watervliet en werd vrouwe van Velsen. Margaretha Lievina was getrouwd met Henrick Hoeufft. Via dit huwelijk kwamen Watervliet en de titel Heer of Vrouwe van Velsen en Santpoort in bezit van de familie Hoeufft. Jacob Pompejus Hoeufft werd de volgende eigenaar van Watervliet en de titel. In 1832 werd Watervliet met zijn overbos en boerderijen weergegeven op de kadastrale minuutplans. De boerderij de Ossenstal werd weergegeven met perceel nummer 119 (zie afbeelding op blz. 93). Toen Jacob Pompeus in 1835 overleed raakte zijn bezit verdeeld over de familie. In 1839 werd de boerderij de Ossenstal met het bijbehorende land verpacht aan Cornelis Zuijen voor 450 gulden per jaar. Het overbos van Watervliet kwam uiteindelijk in bezit van Jonkvrouwe Margaretha Lievina Eilias die woonde te Amsterdam. Haar erfgenamen verkochten in 1863 het bos van de hofstede Watervliet in gedeelten aan verschillende eigenaren.46 Aan Elias of Elis de Bie werd de boerderij de Ossenstal verkocht. Die werd toen als volgt beschreven: “Een huismans of boerenwoning genaamd de Ossenstal, met derzelver stalling voor 20 koeien, 3 paarden en 6 kalveren, varkenshok, schuur, hooiberg, dorsch, karnmolen en kombof, mesthokken, tuin, teelland, boomgaarden en erven, staande benoorden het bosch Watervliet, sectie B, de percelen 118 weg bouwland, 119 huis erf stal en 120 tuin”. Ten zuiden van de boerderij lag de Melklaan, de voormalige Oude Schulpweg. Bij de boerderij behoorden drie stukken land die als volgt werden beschreven: • Een stuk weiland. Sectie B, perceel 114 weiland. Oost het perceel Kruisbeek en de Kleine Houtweg. • Een stuk bouwland, sectie B, perceel 146. West de weg, zuid de sloot of greppel van het perceel genaamd het Hoog. • Een stuk weiland genaamd Kruisbeek, sectie B perceel 121 weiland. Oost de Kleine Houtweg, zuid de Melklaan. Voor het geheel betaalde Elis 13.225 gulden.47 Toen Elis de boerderij kocht woonde hij al op de boerderij met zijn gezin, samen met zijn broer en zijn vrouw. Zij woonden aanvankelijk samen met Cornelis Zuijen, de pachter van de boerderij. Cornelis Zuijen was getrouwd met Maartje Willegrijp die in 1837 was overleden op 63-jarige leeftijd. Cornelis Zuijen overleed in 1859 op 84-jarige leeftijd. Zij lieten geen kinderen na en zo was voor Elis de weg vrij om de boerderij in pacht over te nemen totdat hij die kon kopen. Elis was de zoon van Elis de Bie en Adriana Vervat. Elis was in 1851 op 24-jarige leeftijd getrouwd met de 19-jarige Maartje de Vries. Elis had geen eigen kapitaal en moest dus veel geld lenen om het boerenbedrijf te kopen; tegenwoordig zouden we spreken van een tophypotheek. Bij Josina Johanna Willink douariere van Jonkheer Jacob Maarten Deutz van Assendelft leende hij 10.000 gulden. Bij Jonkvrouwe Geertruid Maria Elias wonend te Amsterdam leende hij nog eens 4.000 gulden. Als onderpand fungeerde zijn pas aangeworven bezit. Hij keek dus tegen een schuld aan van totaal 14.000 gulden, een enorm bedrag voor die tijd.48
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
97
Elis de Bie en Maartje de Vries kregen totaal tien kinderen: in 1851 Adriana Cornelia, in 1853 Adriana, in 1855 Theunis, in 1857 Elis, in 1859 Pieter, in 1861 Neeltje, in 1863 Cornelis, in 1866 Sophia, in 1870 Hendrik en in 1872 Gijsbert. De laatste overleed toen hij 2 dagen oud was. Zijn broer Cornelis was in 1852 getrouwd met de 26 jaar oude Marritje of Marretje de Ruijg. Zij was een dochter van Jurriaan de Ruijg en Murgen Snijders en afkomstig uit Broek in Waterland. Zij kregen totaal drie kinderen: in 1854 Marritje die na enkele dagen overleed, in 1855 Marretje, die in 1859 overleed en in 1857 werd hun laatste Adriana kind geboren. Cornelis woonde aanvankelijk in het dorp Velsen. Volgens de persoonsregistratie van de gemeente Velsen bleef zijn vrouw in de eerste jaren van hun huwelijk wonen in Broek in Waterland. Pas in 1859 kwam zij naar Velsen waar haar laatste kind werd geboren. Cornelis overleed op relatief jonge leeftijd in 1858, hij werd 34 jaar oud. Bij de boerderij lag in die tijd nog steeds het fraaie overbos van Watervliet (zie de afbeelding op blz 97). Maar zoals vermeld bij de geschiedenis van de boerderij de Harderij zou de aanleg van de spoorlijn HaarlemUitgeest de aanzet zijn tot aanzienlijke veranderingen in het landschap. In 1873 kwam de echtgenote van Elis, Maartje de Vries, te overlijden. Hij was met haar in gemeenschap van goederen getrouwd. In 1875 volgde de boedelverdeling tussen hem en zijn tien kinderen. De boedel bestond uit de boerenwoning genaamd De Ossenstal met annex getimmerte, erf en werf, twee stukken weiland en een stuk bouwland. Het geheel lag in sectie B en omvatte de percelen nr. 114, 118, 119, 120, 121 en 146.49 De boerderij was dus nog steeds een gemengd bedrijf voor de veehouderij en de landbouw. In 1877 hertrouwde Elis met Teuntje Vermeer, zij was de dochter van Thomas Vermeer en Anna Post en afkomstig uit Uitgeest. Uit hun huwelijk kwamen twee kinderen voort, in 1877 Anna en in 1882 Anthonia Cornelia. In 1890 ging Elis over tot de openbare verkoop van zijn bezit in het logement De Prins in Velsen, hij was toen 63 jaar oud. Mogelijk waren de financiële lasten op de boerderij te hoog en drukten die te zwaar op de exploitatie van de boerderij. Aan Cornelis de Groot, koopman in manufacturen, wonend te Midden Beemster, gemeente Beemster, verkocht hij voor 2.870 gulden een perceel tuin- of teelgrond dat lag achter de Achter- of Koningsweg. Het perceel lag in sectie B, geregistreerd met nr. 146, en was verhuurd aan verschillende personen voor 196 gulden per jaar. De boerenwoning genaamd De Ossenstal werd verkocht aan Jan of Johannes Antonie Dijkman, landbouwer, wonend te Heemskerk en handelend voor zijn zoon de landbouwer Theodorus Dijkman die woonde in Heemskerk. Bij de boerderij behoorden een schuur, hooiberg, dors, karnmolen, kombof, tuin, boomgaard, erf, en een perceel weiland, aan de Melkweg en de Achter- of Koningsweg. Het geheel lag in sectie B en omvatte de percelen nr. 114, 118, 119, 120 en 121. Het geheel werd verkocht voor 13.910 gulden. Elis verhuisde naar de eerder genoemde boerderij de Harderij. Op de beide boerderijen had hij personeel in dienst. De eerste was Jannetje Schipper, de dienstbode van 1888 tot 1891 en van 1892 tot 1897. Verder nog Gerardus Anthonius van Roon, arbeider van 1890 tot 1901, Pieter Koster, knecht van 1891 tot 1892, Diewertje Klein, dienstbode van 1891 tot 1892 en Jan Broekhuizen, bouwknecht (landarbeider) van 1892 tot 1893. Hoe het verder met Elis ging is beschreven in het hoofdstuk over de boerderij de Harderij.50 Theodorus Dijkman was in het jaar dat de boerderij door zijn vader werd aangekocht, op 26-jarige leeftijd getrouwd met de 25 jaar oude Catharina Hoogewerf. De boerderij was in die tijd geadresseerd als Wijk I nr. 27. Theodorus liet in 1892 de boerderij verbouwen. Er werd bijgebouwd en afgebroken. De meest noordelijke schuur aan de rand van het erf werd afgebroken en tussen de twee schuren op het noordelijk erf van de boerderij werd een schuur bijgebouwd.51 Uit zijn huwelijk kwamen de volgende kinderen voort: Antonius Petrus in 1891, Christina Agnes Maria in 1892, Petrus Florentus in 1894, Agnes Johanna Maria in 1895 en Johannes Petrus in 1896. Alle kinderen werden geboren in Velsen. Theodorus bleef op de boerderij wonen tot 1898. Hij verhuisde met zijn gezin naar Castricum. Hij verkocht de boerderij aan Willem Dijkman, een landbouwer die woonde in Velsen. De verkoopsom bedroeg 7.760 gulden. Mogelijk waren financiële zorgen de reden dat hij de boerderij moest verkopen. Op de boerderij rustte nog een schuld van 6.000 gulden met daarbovenop nog de rente over dat bedrag. De totale schuld moest uit de opbrengst van de verkoop afgelost worden. Theodorus hield nagenoeg niets over uit deze verkoop.52 Willem was een oom van Theodorus. Willem was op 28 jarige leeftijd in 1861 te Velsen getrouwd met de 26 jaar oude Catharina Theodora Braam. Zij was afkomstig uit Griethauzer in Duitsland. Willem liet op het land ten oosten van de boerderij 1902 een huis en schuur bouwen dat perceel nummer 867 kreeg (zie de afbeelding op blz. 17 rechts boven). Voor zover is na te gaan ging Willem in dit huis wonen en zijn zoon Anthonie ging in de boerderij wonen. Uit het huwelijk van Willem kwamen de navolgende kinderen voort: Theodorus in 1862, Catharina in 1863, Johanna Hendrika in 1865, Johannes Anthonius HGMK Ledenbulletin 36, 2012
98
De boerderij de Ossenstal gezien vanuit het zuid-westen rond 1900-1908. Voor de boerderij staat vermoedelijk de familie Dijkman. Foto: Noord-Hollands Archief, Kennemer Atlas.
De zuidgevel van boerderij De Ossenstal rond 1920. Foto: beschikbaar gesteld door de heer W. de Bie uit Limmen.
in 1866, Hendrik in 1867 die na 14 weken overleed, Hendrika in 1868 die overleed in 1871 op drie-jarige leeftijd, Willem in 1869 die overleed 18 maanden oud in 1871, Maria in 1871 die overleed toen ze 6 maanden oud was, Wilhelmus Hendrikus in 1872 en Anthonius in 1874. De eerste twee kinderen werden geboren in Heemskerk. De overige kinderen werden geboren in de Breesaap aan de Tiende. Het is niet bekend of Willem daar een boerderij had of dat hij bij een boer in dienst was. De boerderij de Ossenstal was in de tijd dat Willem er woonde opnieuw geadresseerd als wijk F nr. 82, later nummer 95 en uiteindelijk als Melklaan, wijk L nummer 2.53 Willem hield de boerderij in bezit tot 1904. In dat jaar verkocht hij de boerderij met het land voor 10.000 gulden aan zijn zoon Antonie Dijkman. Bij de verkoop werd de boerderij beschreven als een boerenhofstede genaamd de Ossenstal bestaande uit een woning, stalling, dors, hooiberg, schuur, erf en een perceel land. De boerderij lag bij Watervliet aan de Melklaan in sectie B geregistreerd met de perceel nummers 621, 867 en 868. Willem hield het bijgebouwde huis in bezit en bleef daar wonen. Antonie, ook wel Antonius genoemd, was in 1902 op 27-jarige leeftijd getrouwd met de 27 jaar oude Neeltje Kuijs uit Castricum. Voorzover bekend kreeg het echtpaar in de periode dat zij in Velsen woonden geen kinderen.54 Willem en Anthonius bleven met hun vrouwen tot 1908 in de boerderij en de woning wonen. In dat jaar verkochten zij hun bezittingen op een veiling, die werd gehouden in Hotel de Zon in Beverwijk. De boerderij met het huis werden gekocht door Petrus Hendrikus Langendijk, een schilder die woonde in Beverwijk. De boerderij werd bij de verkoop beschreven als en grote boerenwoning met stalling voor 18 koeien, wagenhuis, loods, hooiberg, erf en tuin. Bij de verkoop was een gedeelte van het bijbehorende land inbegrepen. Voor het geheel werd 4.600 gulden betaald. De rest van het bijbehorende land, beschreven als weiland, tuingrond en bouwterrein werd verkocht aan Jacobus Maalman, een tuinder uit Beverwijk, en Hermanus Medik, een vishandelaar uit IJmuiden. Deze verkopen brachten in totaal 11.705 gulden op.55 De boerderij was toen hoofdzakelijk een veehouderij. Bij de boerderij behoorde na de verkoop nog één stuk weiland. Voor een veehouderij was dit te weinig, aanvullend zal er land gepacht zijn. Willem en Catharina Theodora bleven in Velsen wonen. Willem overleed op 77-jarige leeftijd in 1910. Zijn weduwe Catharina Theodora vertrok hierna naar Beverwijk maar keerde in 1912 weer terug naar Velsen en ging wonen in de Velserpolder. Van het geld uit de opbrengst van de verkoop van de boerderij was niets meer over en zij leefde in armoede. Ze werd ingeschreven bij de voorzienigheid. Ze overleed in 1922. Anthonius en zijn vrouw woonden op het adres wijk F nr. 82 later no. 94. Anthonius en zijn vrouw verhuisden naar de Oud Romerweg of Beecksanghlaan 16, later nummer 32. Anthonius overleed op 53-jarige leeftijd in 1928 op het adres wijk B Zeeweg 168. Zijn vrouw Neeltje Kuijs overleed op 61-jarige leeftijd in 1936.56 De nieuwe eigenaar van de boerderij, Petrus Hendrikus Langendijk, verkocht de boerderij in het jaar van aankoop alweer door aan Wilhelmus Petrus van der Kaaij, een tuinder uit Velsen. Bij de verkoop was geen land inbegrepen. De verkoopsom bedroeg 1.790 gulden. Wilhelmus Petrus ging op de boerderij wonen. Als zijn woonadres wordt in de gezinskaarten van Velsen opgegeven wijk F nr. 44, wat veranderd werd in nr. 57 en uiteindelijk in nr. 94. Als laatste adres werd opgegeven Velserbosch nr. 14. Van het laatste adres weten we dat dit de boerderij de Ossenstal is. Een deel van de Ossenstal werd rond 1916 verhuurd aan Johannes Hermanus Pleging Franszoon. Wilhelmus Petrus was getrouwd met Arnoldina Heesterbeek. Zij kregen de volgende kinderen: Jan in HGMK Ledenbulletin 36, 2012
99
1882, Femmetje in 1889, Gerardus Jozef in 1892, Wilhelmus Petrus in 1894, Jacobus in 1896 en Anthoon 1900.57 In 1914 liet Wilhelmus Petrus de middelste schuur op het noordelijk erf slopen. Tussen de oostelijke schuur op het noordelijk erf en de boerderij werd een nieuwe schuur tegen de boerderij gebouwd. De boerderij was in die tijd opgebouwd van steen, het woongedeelte was met pannen gedekt en de stal met riet. Tegen de boerderij waren een wagenschuur en een hooischuur (hooiberg) aangebouwd, opgetrokken van hout en met riet gedekt. De losstaande schuur was opgetrokken van steen en met pannen gedekt. Uit deze beschrijving is op te maken dat hier nog steeds het boerenbedrijf werd uitgeoefend en dat gepacht land werd gebruikt. Wilhelmus Petrus hield de boerderij in bezit tot 1919. In dat jaar verkocht hij de boerderij voor 9000 gulden aan de Naamloze Vennootschap Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabriek, vertegenwoordigd door Henricus Theodorus Eijsvogel, de gemachtigde van Henri Johan Eduard Wenckebach de enige directeur van de vennootschap. Bij de verkoop werd de boerderij beschreven als een boerenwoning met stalling, schuur, hooiberg, erf en tuin genaamd de Ossenstal staande aan de Melklaan. In 1920 kwam Abraham Schröduer met zijn gezin van uit Sloten naar Velsen. Hij trad in dienst bij de firma Breejen van den Bout, gespecialiseerd in baggerwerken en andere watergebonden projecten. Deze firma was betrokken bij de aanleg van de Buitenhaven voor het Hoogoven bedrijf in 1920 en 1921. Hij kon zich vestigen in de leegstaande boerderij de Ossenstal die hij huurde van het Hoogovenbedrijf. Van beroep was hij polderwerker en later keetbaas. Het adres van de boerderij veranderde in die tijd regelmatig. Van wijk F nummer 14, naar Rooswijk, Velserbosch 14, Noorderlaan 14 en Noorderlaan 75. Dit had mede te maken met de wijziging die het landschap rond de boerderij in die tijd opnieuw onderging. Er werd in 1924 ten oosten van de boerderij een woonwijk gebouwd met daarin de De Lethstraat, de Van Nidekstraat en de Westerwijkstraat. De Melklaan kreeg de naam Noorderlaan, ook hieraan werden woningen gebouwd. De boerderij kon niet meer geëxploiteerd worden als boerenbedrijf omdat de omliggende landerijen die bij de boerderij behoord hadden grotendeels ingenomen werden door woningbouw. Abraham Schröduer was getrouwd met Akke Dijkstra. Het echtpaar kwam van origine uit de noordelijke provincies van ons land. Abraham was geboren in Delfzijl en Akke in Midlum (Franekeradeel). Gezien de geboorteplaatsen van hun kinderen maakte het echtpaar een omzwerving voordat zij in Velsen terechtkwamen,. In 1898 werd Wilhelmina geboren in Borculo, in 1902 werd Petrus geboren in Zwolle Karspel, in 1908 werd Johannes geboren in Apeldoorn, in 1911 volgde de geboorte van Sietske in Emsbüren (Duitsland). Gerrit werd geboren in 1913 in Rheine (Duitsland) en als laatste volgde Gijbertus in 1915, die ook in Rheine werd geboren. Abraham werd bij de firma Breejen van den Bout al snel benoemd tot voorman. Daarnaast gebruikte hij de stal als kostgangersverblijf voor werknemers bij het Hoogovenbedrijf wat ook de nodige inkomsten opgeleverd zal hebben. Hij zal in Velsen een welvarend bestaan voor zijn gezin opgebouwd hebben. Na de beëindiging van de werken aan de buitenhaven in 1921, waarbij hij zich onderscheiden had, kon hij in dienst treden bij het Hoogovenbedrijf. Hier was Abraham ook als voorman betrokken bij veel grond- en spoorwegwerken. In 1930 liet het bedrijf de boerderij slopen en werd het terrein gereserveerd als industrie terrein. Abraham verhuisde in dat jaar met zijn gezin naar de Grote Hout- of Koningsweg 266, in 1933 werd dit Grote Hout of Koningsweg 350. Abraham kwam in 1934, op 62 jarige leeftijd, om het leven bij een noodlottig ongeval op het terrein van de CEMIJ (cementfabriek). Hij werd begraven op de begraafplaats De Biezen in Santpoort. Hierbij was de directie van het Hoogovenbedrijf vertegenwoordigd door de heren Walraven, Heyning en van Eeuwijk, alsmede een aantal collega’s. De heer Walraven voerde het woord namens het bedrijf en in het bijzonder namens de bouwafdeling. Hij prees Abraham als een kundig werkman en als en goede en trouwe kameraad voor zijn collega’s. Het vervulde hen met deernis HGMK Ledenbulletin 36, 2012
100
Links boerderij de Ossenstal na de verbouwing in 1914. J. Morren, naar een kadastrale wijzingstekening uit 1914, beschikbaar gesteld door Piet Vergunst, Heemskerk. Hierboven de boerderijen de Ossenstal en de Harderij en hun omgeving in 1924. J. Morren, naar de kadastrale wijzigingskaart uit 1924. NoordHollands Archief.
Akke Schröduer Dijkstra met haar kinderen, 1 Akke, 2 Wilhelmina, 3 Petrus of Pieter, 4 Johannes, 5 Zietske of Sietske, 6 Gerrit en 7 Gijsbertus. Foto beschikbaar gesteld door Piet Vergunst, Heemskerk.
2
1
6
Abraham Schröduer met kinderen en kostgangers bij de stal van de boerderij de Ossenstal. 1 Abraham, 2 Petrus die Pieter genoemd werd, 3 Johannes, 4 Gerrit, 5 Gijsbertus, 6 Cesar. Ernaast een foto van de jongste zoon Gijsbertus met de hond Cesar. Foto’s ter beschikking gesteld door Piet Vergunst en Mieke Schröduer.
3
4
5
dat iemand met zijn routine door een noodlottige samenloop van omstandigheden het slachtoffer was geworden van zijn werk. De waardering voor Abraham had hen doen hopen dat hem een rustige oude dag in de kring van zijn familie beschoren zou zijn geweest, maar dit had helaas niet zo mogen wezen. De familie werd troostend en bemoedigend toegesproken. Aan het einde van de plechtigheid sprak een van de zoons een dankwoord uit voor de belangstelling. Het meest trieste is nog wel dat twee nazaten van Abraham die zijn naam droegen ook bij hun werkzaamheden op het Hoogovenbedrijf om het leven zouden komen58 Het terrein van de gesloopte boerderij kwam in bezit van de Provincie Noord-Holland. Die voegde het terrein bij dat van de elektriciteitscentrale van de toenmalige PEN. Als men anno 2012 via de Hoflaan rechtdoor het terrein van de centrale oprijdt dan stond de boerderij even verderop rechts van de weg.
Boerderij Corverslaan De boerderij Corverslaan stond op de hoek van de huidige Corverslaan en de Grote Hout- of Koningsweg. Met de geschiedenis van deze boerderij starten wij in 1683. In dat jaar verkocht de weledele Vrouwe Dorathea Berck, vrouwe van Alblasserdam, aan Jacob Jacobzoon twee stukken teelland die ingericht waren als tuin- en kersmoesland. Met kersmoesland zal bedoeld zijn dat hier een kersenboomgaard en groente tuinderij op lag. Jan Jacobzoon was een tuinder en hij huurde het land al van Dorathea Berck. In het noorden lagen de bezittingen van Jacob de Graaf, in het zuiden lagen de bezittingen van Jufrouw de Vries die eigenaresse was van de hofstede de Groenepoort die op enige afstand van de twee percelen lag. Ten westen lag de Rooswijcker Houtweg, ook wel Achterwech genoemd, en in het oosten de Heerenwech en de Cleijne Houtweg. De Corverslaan bestond nog niet maar het is duidelijk dat de percelen lagen bij de samenvloeiing van de Heerenwech en de Cleijne Houtweg, nu de Wijkerstraatweg en de Grote Hout- of Koningsweg. Jan betaalde 3500 gulden voor het geheel.59 Hij liet op de percelen een huis bouwen. Na zijn overlijden gingen het huis en de percelen over naar zijn weduwe. Mogelijk was dit Susanna Pieters Cruijtpenning omdat zij in de verpondingkohieren als opvolgend eigenaresse werd genoemd.60 Mogelijk zijn het huis en de percelen in erve naar haar overgegaan. In de archieven zijn geen transportakten te vinden waarin een verkoop aan haar wordt gemeld. In 1700 verkocht Pieter Teunisse de Bruijn als lasthebber van zijn moeder Susanna Pieters een strookje land aan Cornelis Munter voor 150 gulden. Dit strookje land lag aan de noordzijde van de tuin van zijn moeder, hierop liet Cornelis een weg aanleggen ten behoeve van de boerderij Emaus die hij in bezit had. Het strookje lag tussen twee wegen, de Cleijne Houtwech en de Achterwech.61 (Hierop wordt terug gekomen bij de boerderij Emaus.) Uit deze akte blijkt dat Susanna getrouwd was met ene De Bruijn en zoals eerder vermeld mogelijk daarvoor met Jan Jacobszoon. Na het overlijden van Susanna Pieters verkochten haar erfgenamen, Jan Teunissen de Bruijn en Jacob Jansen de Groot het huis en de percelen aan Abraham Jansen ook wel genoemd de Groot. Het geheel werd omschreven als een hofstede met huis, schuur, stalling, boomgaard en landerijen. In het noorden lag de bezitting van Cornelis Munter. Voor het overige zijn de begrenzingen gelijk aan die in 1683. De verkoopsom bedroeg 1.500 gulden. Deze geldsom leende hij bij Catharina de Vries, de eigenaresse van de hofstede de Groenepoort.62 Uit de namen van de verkopers en de koper is af te leiden dat zij kinderen kunnen zijn van Susanna Pieters uit haar eerste en tweede huwelijk.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
101
Abraham Jansen de Groot verkocht in 1717 de percelen waarop de tuin lag met zijn opgaande bomen aan Arnold van Aalst. De opstallen bleven in het bezit van Abraham. De grond werd verkocht voor 2.600 gulden. Arnold van Aalst was toen de eigenaar van de hofstede de Groenepoort. In 1720 verkocht Abraham de opstal van het huis op de grond van Arnold van Aalst aan Claes Maartenzoon de Wolf voor 800 gulden. De verkoop geschiedde onder de conditie dat Arnold van Aalst het recht had om de bomen rond de opstal om te hakken en in eigendom te houden.63 Claes Maartenzoon handhaafde de tuin maar begon ook een boerenbedrijf. In 1731 kocht hij hooiland in de Velserbroek. Niet lang daarna is hij overleden. Zijn weduwe Bregje Franse Snoeck leende eind 1732 of begin 1733 800 gulden van Mr. Berrey, een advocaat uit Haarlem. Als onderpand diende de opstallen van het huis dat zij van haar man geërfd had en het hooiland in de Velserbroek. De eigenaar van de grond, Arnold van Aalst, was intussen overleden. Hierna is de grond overgegaan naar zijn zuster Anna van Aalst. Arnold had de hofstede de Groenepoort omgevormd tot een zomerverblijf en de naam Wijkeroog gegeven. Bij Wijkeroog behoorde de Noordercroft die aan het noorden begrensd werd door het huis en de tuin van Bregje Franse Snoeck. Het geld leende zij mogelijk voor de aankoop land in de Velserbroek dat zij in 1733 had aankocht. Anna van Aalst overleed voor of in 1738. De executeurs van haar testament verkochten in 1738 de grond van de tuin en de opgaande bomen aan Bregje. Het huis en de grond van de tuin waren toen geheel in haar bezit. Zij kocht de grond voor 825 gulden. In de akte werd vastgelegd dat de gebruiker van het land dat eerst behoorde aan Maria Piso, de weduwe van Cornelis Munter, en nu aan Gerrit Corver, het recht had om de nieuwe weg ten noorden van dit perceel te gebruiken en berijden. Duidelijk werd in de akte vermeld dat het perceel in het noorden werd begrensd door de nieuwe weg van Gerrit Corver. Het gaat hier om de weg naar de boerderij Emaus, later werd de functie van deze weg overgenomen door de Corverslaan die Gerrit Corver zou laten aanleggen. Zakelijk ging het Bregje schijnbaar goed want in het zelfde jaar kocht zij land in de Velserbroek.64 Bregje kwam voor of in 1744 te overlijden. Haar zoon Maarten de Wolf was toen schepen in Velsen en had de functie van kerkmeester bekleed. Hij ging over tot de verkoop van het land in de Velserbroek. In 1750 leende hij 800 gulden van Gerrit Corver, de eigenaar van Watervliet. Als onderpand diende het huis, erf, werf en het land dat daaraan behoorde en een stuk teelland, het Kerkelagentje dat lag aan het Groenlaantje. In 1751 moest hij opnieuw geld lenen van Gerrit Corver, het ging toen om 400 gulden.65 Na het overlijden van Maarten de Wolf verkocht zijn weduwe Geertje Hendriks Bosch het huis met het land en het weiland het Kerkelagentje aan Vrouwe Maria Margaretha Corver, de dochter van de inmiddels overleden Gerrit Corver. Geertje trad hierbij op als voogdes over haar kinderen. Het huis met het land werd omschreven als huis met stalling, hooiberg en verder getimmerte, een erf en werf, tuin, boomgaard en een stuk weiland. Voor het geheel werd 2.000 gulden betaald. In de akte werd vastgelegd dat de verkoopster de percelen haar leven lang mocht blijven gebruiken en dat zij het huis behoorlijk moest onderhouden en ordentelijk gebruiken. De verponding en het Hondsbossegeld (Hoogheemraadschap) die rustten op het bezit bleef jaarlijks voor rekening van de verkoopster. Verder had de verkoopster recht op het hakhout van de struiken die stonden rond het huis, met uitzondering van de abelen en de popels aan de westkant van het huis.66 Uit de beschrijving is duidelijk op te maken dat het ging om een boerenbedrijf. De boerderij bleef onderdeel uitmaken van de hofstede Watervliet totdat Jacoba Elisabeth Heufft, echtgenote van Jonkheer Willem Hendrik Heuft, de boerderij in 1842 verkocht aan Ernest Louis Baron van Tuyll van Serooskerken. De boerderij werd hierbij beschreven als een “huismans of boerenwoning met derzelver gebouwen, stallingen en verdere getimmertens, erf, werf, tuin en boom-
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
102
Links is het Rode dorp nog in ontwikkeling; perceel 426 is de voormalige kwekerij Floralia. De in 1894 gebouwde woning wordt hier niet op weergegeven. Rechts is het rode dorp gereed. De voormalige Kwekerij Floralia is hier perceel 2490 met de in 1894 gebouwde woning. J. Morren, naar kadastrale wijzigingstekeningen uit 1927. NoordHollands Archief.
De in 1894 gebouwde woning op de hoek van de Corverslaan en de Grote Hout of Koningsweg. Op de achtergrond het Rode dorp. Foto: Noord-Hollands Archief.
gaard met annex een stuk weiland aan de Corverslaan, kadastraal bekend als sectie B, met de perceel nummers 83, 84, 85 en 220”. Bij de verkoop behoorden een stuk weiland in de Meerweiden, sectie C perceel nummer 25; vier stukken hooiland, ook in de Meerweiden, sectie C perceel nr. 26, 27, 28 en 29; vier stukken weiland de Lagers, sectie H perceel nr. 137a, 138, 139, 140 en 141; drie percelen bouwland of weiland, genaamd de Marcussen, sectie H perceel nummer 143, 144 en 145; een stuk weiland genaamd de Vinkenbaan, met daarop staande het vinkenhuis en houtgewas, sectie H perceel nummer 152, 153 en 154; als laatste een stuk bouwland genaamd de Hoogekroft, sectie H perceel nummer 155. Voor het geheel werd 12.000 gulden betaald.67 Duidelijk is dat op de boerderij het gemengde bedrijf van landbouw en veehouderij werd bedreven. De genoemde percelen in sectie H lagen in het gebied ten zuiden van de Corverslaan. De percelen in sectie C lagen alle in de Meerweiden ten oosten van de Heerenweg, zie afbeelding 6. De percelen waarop de boerderij lag worden weergegeven in de afbeelding op blz. 93. Ernest Louis Baron van Tuyll van Serooskerken was eigenaar van de hofstede Velserbeek ten westen van het dorp Velsen. Hij overleed in 1860. Zijn erfgenamen verkochten in 1874 de boerderij met het bijbehorende land op een veiling aan Barend Droste voor 5000 gulden. De veiling vond plaats in hotel Appeldoorn in het dorp Velsen. Barend was een tuinder die woonde in Velsen. Voor het eerst werd bij deze verkoop de naam van de boerderij genoemd, namelijk Corverslaan.68 Voor de financiering van de aankoop neemt Barend een hypotheek bij Otto Jan Herbert en Ernest Louis, beide graaf van Limburg Stirum en wonende te ‘s Gravenhage. Barend richtte een gedeelte van de boerderij in als een kwekerij met tuin, teelgrond, boomgaard, bloemen en plantenkassen. De kwekerij kreeg de naam Floralia en de boerderij behield zijn naam Corverslaan. Het bedrijf van Barend werd dus veelzijdig op gebied van de landbouw, veehouderij en kwekerij. Barend was in 1869 getrouwd met Hendrika Gertenbach uit Beverwijk. In 1886 bleek dat Barend de hypotheek door schuld niet kon aflossen en de rente op de lening niet kon betalen. Hierdoor werden de hypotheekverstrekkers gemachtigd de boerderij en de kwekerij die als onderpand dienden in eigendom te nemen. De waarde van het bedrijf werd op 8.000 gulden gesteld. In 1889 verkochten de beide graven de boerderij aan Jonkheer Meester Maarten Iman Pauw tot Wieldrecht die woonde in Soesterberg, gemeente Zeist. Bij de verkoop behoorde ook het bos van Watervliet ten oosten van de Achter- of Koningsweg, later de Grote Hout- of Koningsweg. Voor het geheel betaalde Pauw tot Wieldrecht 36.400 gulden. De boerderij fungeerde toen niet meer als boerenbedrijf. De boerderij was verbouwd tot twee woningen. Het perceel bij de boerderij bestond uit tuingrond met de naam Floralia. De woningen en de tuingrond werden verhuurd, mogelijk aan Barend Droste. In 1890 verklaarde de jonkheer dat van het aankoopbedrag 12.200 gulden is opgebracht door zijn echtgenote Vrouwe Maria Repelaar, met wie hij buiten gemeenschap van goederen was getrouwd. Hij wenste dit abuis alsnog te herstellen en het aangekochte op naam van zijn vrouw te stellen.69 Kennelijk had hij onmin met zijn echtgenote gekregen omdat hij het eigendom geheel op zijn naam had laten stellen. Om het goed te maken liet hij nu het totale eigendom op haar naam stellen. In 1894 gaf zij opdracht om een nieuw woonhuis te bouwen in de tuin. Daarna werden in 1895 de twee woningen in de voormalige boerderij gesloopt en werd de voormalige stal als schuur in gebruik genomen. Het was dan ook zijn echtgenote die in 1918 de kwekerij Floralia en het bos van Watervliet verkocht aan Meester Martinus Gerard Pieter del Court van Krimpen voor 45.000 gulden.70 Hierbij was inbegrepen de voormalige boerderij, die echter niet meer bij naam werd genoemd.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
103
Met Barend Droste is het niet goed afgelopen. Hoe lang hij de kwekerij nog geëxploiteerd heeft is niet bekend, maar waarschijnlijk heeft hij nog veel tegenslag gekregen. hij overleed in 1908 op 63-jarige leeftijd. Zijn lijk werd gevonden in het Noordzeekanaal bij het dorp Velsen. Mogelijk had hij zelfmoord gepleegd. Martinus Gerard Pieter del Court van Krimpen was eigenaar van de hofstede Rooswijck die lag in het huidige Velsen-Noord nabij de Staalhaven. Hij was rechter in de Arrondissementsrechtbank te Haarlem. In 1913 bracht Martinus Gerard Pieter het bezit in Velsen onder in een familie-NV: de N.V. Ackummerduin, Maatschappij tot beheer en exploitatie van onroerende goederen Velsen. Martinus Gerard Pieter overleed in 1915. Hierna ging de familie N.V. over naar zijn kinderen, Herman Hendrik, Johanna Issabella en Anna Elisabeth. Herman Hendrik werd de directeur van de N.V. Van 1901 tot 1920 was hij burgemeester van Wijk aan Zee en Duin. In 1918 werd de N.V. ontbonden en ging het bezit over naar zijn persoon en zijn twee zusters. Zijn zuster Johanna Issabella was in 1901 getrouwd met Hendrik Willem Creutzberg, predikant in Wijk aan Zee. Van 1907 tot 1920 was hij predikant te IJmuiden. Uit zijn huwelijk kwamen twee dochters voort. Hij werd getroffen door het overlijden van zijn echtgenote in 1918. Zijn andere zuster Anna Elisabeth was getrouwd met Gijsbert van Tienhoven, kapitein en commandant van de militaire wielrijders, zij woonde in Deventer. In 1919 verkochten de ongehuwde Herman Hendrik, zijn zwager Hendrik Willem Creutzberg (als vruchtgebruiker en als voogd over zijn dochters die mede erfgenamen waren) en zijn zuster Anna Elisabeth die bijgestaan werd door haar man Gijsbert de kwekerij Floralia en een groot aantal percelen uit hun bezit. De koper was de N.V. “Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken” die in deze vertegenwoordigd werd door Gerard Johan Laaghout, ingenieur wonende te Amsterdam; Johan Eduard Wenckebach, ingenieur wonende te ’s Gravenhage en Paul den Tex, de directeur en commissaris van de N.V. en tevens directeur van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij. Voor het totale verkochte bezit werd 162.714 gulden betaald. De kwekerij werd door het Hoogovenbedrijf verhuurd aan ene Redeker. Het huis werd toen omschreven als een huis met aangebouwde stal. Het geheel was van steen opgetrokken en gedekt met dakpannen. HGMK Ledenbulletin 36, 2012
104
Op deze luchtfoto van VelsenNoord uit 1924 zien we uiterst linksboven nog juist De Harderij, waar later de uitbreidingen van de PENcentrale zouden komen te staan. De Ossenstal is net niet te zien. Vooral opvallend is natuurlijk welk een enorm oppervlak werd ingenomen door de houtvoorraden van de papierfabriek.Van middenboven loopt schuin naar rechts de Grote Hout- of Koningsweg, waaraan de Gereformeerde Kerk verrijst.Verder naar beneden valt aan deze zijde het gebouw Concordia op. Ter hoogte van de Spoorbrug ligt anno 2012 de ponthaven, zij het iets verder naar achteren want ook aan de noordzijde is het kanaal daar uitgegraven. De oever die we aan de zuidzijde zien is helemaal afgegeraven; de stationsweg is op deze foto niet te zien.
Deze luchtfoto is uit een iets andere richting genomen en nog ouder: uit 1923. Op de plaats van de Gereformeerde Kerk (“De Mel”) staat hier nog de boerderij De Ruiter. Linksboven zijn vaag de contouren van de boerderij De Schulpen te ontwaren.Vanaf daar loopt naar rechts-midden de Wijkerstraatweg. Verderop langs deze weg de remise van de stoomtram, waarin later nog de java-deurenfabriek van Boon is gevestigd geweest; Het Rode Dorp ligt op deze foto in het midden; rechts begrensd door de Corverslaan en onder door de Eendrachtstraat, die rechts overgaat in de Doodweg.
Ook met Herman Hendrik del Court van Krimpen zou het niet goed aflopen. In 1922 verloor hij zijn nichtje, de oudste dochter van zijn overleden zuster en Hendrik Willem Creutzberg. Tevens zag hij zijn landgoed Rooswijck steeds meer afbrokkelen, deels door onteigening en deels door verkoop. Mogelijk leidde dit er mede toe dat de somber ingestelde Herman Hendrik in 1931 zelfmoord pleegde op Rooswijk. Op 12 maart van dat jaar werd hij om twee uur in de namiddag gevonden op zijn landgoed. Hij werd begraven op de begraafplaats Duinrust in Wijk aan Duin, nu Beverwijk.71 Rond 1921 kwam er ten westen van de inmiddels opgeheven kwekerij een woonwijk in ontwikkeling die in de volksmond het Rode dorp werd genoemd. Deze woonwijk werd rond 1978 gesloopt. In 1928 werd de voormalige kwekerij door de “Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken” verkocht aan de NV. Verenigde Koninklijke Papierfabrieken te Velsen, onder de naam firma Van Gelder en Zonen. Het terrein van de kwekerij werd in gebruik genomen als opslagterrein, de schuur was intussen al gesloopt. De in 1894 gebouwde woning werd in 1966 gesloopt, daarna heeft het terrein nog de nodige veranderingen ondergaan als industrie gebied.72
Boerderij de Ruiter
Boerderij De Ruiter, vergroot uit bovenstaande foto.
De boerderij de Ruiter lag aan de huidige Grote Hout- of Koningsweg, ongeveer ter hoogte waar nu de voormalige Gereformeerde kerk staat. Rond 1700 was deze boerderij in bezit van Cornelis Arense en Harmen Claasen op Zee.73 Mogelijk hebben zij deze boerderij laten bouwen. Dit leiden we af uit het feit dat er in de archieven geen oudere gegevens te vinden zijn over deze boerderij. In 1706 was het Harman Claasen de Bruijn die de boerderij verkocht aan Joachim Rendorp, de toenmalige eigenaar van de hofstede Watervliet. Harman Claasen zal dezelfde zijn als de eerder genoemde Harmen Claasen op Zee; met het schrijven van namen nam men het in die tijd niet al te nauw. Harman Claasen was getrouwd met Annetie Cornelis. De boerderij werd bij de verkoop omschreven als een huis met erf en aanhorende landerijen. In het oosten lag de Rooswijckerwegh, een van de namen die de Grote Hout- of Koningsweg in die tijd heeft gehad. Bij de verkoop waren inbegrepen: -Twee hond land tussen het huis en de Achterwech. -Zeven hond land de Voorcroft die lag tussen de Rooswijckerwegh en de Heerenwech. Hierbij behoorde de bomen op de oostwal van de Heerenwech.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
105
-Zeven morgen en een half hond land, dat aan het oosten begrensd werd door de Achterwech en in het westen door het Lagenswegje. Het geheel was belast met een jaarlijkse erfpacht van 48 gulden, te betalen aan het “Geestelijck Comptoir” van de stad Haarlem. Het geheel werd verkocht voor 3500 carolus gulden.74 Het “Geestelijck Comptoir” was de instelling die goederen beheerde die het bestuur van stad Haarlem in beslag had genomen van de Rooms Katholieke geestelijkheid na de Reformatie. Joachim Rendorp ging de boerderij met het land verpachten. In 1717 verkocht hij de hofstede Watervliet aan Jan of Joan Corver, bij deze verkoop werd de boerderij genoemd.75 De boerderij bleef in bezit van de elkaar opvolgende eigenaren van Watervliet. In 1839 werd Watervliet verkocht aan Pieter Elias Pieterszoon die getrouwd was met Susanna Isabella Hoeufft. Zij woonde op de hofstede Meershoef die lag ten noorden van het dorp Velsen. Bij de verkoop werd de boerderij omschreven als een huismans of boerenwoning, genaamd de Ruiter, met koe en paardenstallen, karnmolen, dorsch, hooiberg, combof, schuur, kalf en varkenshok, tuin, teelland, bomen en houtgewas.76 Uit de beschrijving is duidelijk op te maken dat het om een gemengd bedrijf ging. Kadastraal werd de boerderij vermeld als sectie B met de percelen 87 en 88 tuin, 89 houtwal, 90 bouwland en 91 huis en erf, zie afbeelding 5. Bij de boerderij behoorde in sectie B, de percelen 147, 148, 221 houtwal en 132 weiland genaamd de Weid. In de Meerweiden in sectie C, de percelen wei en hooiland, nr. 18 t/m 24. Zie de afbeelding op blz. 93. Bij deze verkoop werd vermeld dat de boerderij met het bijbehorende land werd verpacht aan Pieter Schoorl voor 500 gulden per jaar. Pieter was getrouwd met Trijntje Pieterse Roskam. Beiden overleden op de boerderij; Trijntje in 1832 op 72-jarige leeftijd en Pieter in 1846 op 86-jarige leeftijd. Vermoedelijk had zijn zoon Arie bij hem op de boerderij gewerkt. De boerderij bleef vervolgens in bezit van de opvolgende eigenaren van de hofstede Meershoef. In 1863 overleed Susanna Catharina Six, de toenmalige eigenaresse van Meershoef. Hierna werden Meershoef en alle andere bezittingen door de erfgenamen verkocht op een openbare veiling in het logement de Prins in het dorp Velsen.77 De boerderij de Ruiter werd verkocht aan Johannes Cornelis van der Berg, een koopman uit Haarlem. Hierbij werd de boerderij beschreven als een “huismanswoning of boerenwoning genaamd de Ruiter met derzelver stalling voor 16 koeien en 3 paarden, karnmolen, dorsch, hooiberg, kombof, schuur, kalver en varkenshokken, tuin, teelland, boomgaard, bomen, houtgewas en erve. De boerderij stond in het bos Watervliet aan de Kleine Houtweg en omvatte dezelfde percelen als in 1839 met daarbij een stuk weiland genaamd de Weid of het Driehoekje, kadastraal bekend als sectie B perceel 224. Zie afbeelding 5 en 6. Het geheel werd verkocht voor 54.751 gulden.78 Johannes Cornelis was in 1862 mede-eigenaar geworden van de hofstede Watervliet. In 1867 liet hij in de tuin bij de boerderij vier huizen bouwen. Johannes overleed in 1871, zijn kinderen verkochten de boerderij, de huizen en een aantal stukken land in 1872 aan Johanna Sophia Knoll, de echtgenote van Hendrik Luesen die woonde in Amsterdam.79 Zij hield de boerderij en de huizen maar kort in bezit, in 1873 verkocht zij de boerderij en de huizen door aan Jan Rensen die waker was bij het Noordzeekanaal. Jan kocht de boerderij en de huizen voor 3.000 gulden. Jan was in 1851 te Zaandijk getrouwd met Trijntje IJff en was in 1867 verhuisd vanuit de Haarlemmermeer naar Velsen. Zij kregen de navolgende kinderen: Antje in 1851, Pieter in 1852, Paulus in 1855, Trijntje in 1859, Aagje in 1862, Jacob in 1869, Jan in 1864, Cornelia in 1867 die in het jaar daarop overleed, Cornelia in 1869 die overleed in 1872 en Gerrit in 1871. Jan was kennelijk redelijk welgesteld want hij had een dienstbode in dienst. Dit was Maria Hendrika Smit, geboren in 1872. Zij vertrok in 1890 naar Haarlem. Het was in die tijd gebruikelijk om personeel in dienst te nemen van dezelfde geloofsrichting als de werkgever. Maar Maria Hendrika was Rooms
Boerderij de Ruiter en kwekerij Floralia in 1920. J. Morren, naar een kadastrale wijzingstekening uit 1920, beschikbaar gesteld dor Piet Vergunst, Heemskerk.
Rechts de Gereformeerde kerk en links de pastorie aan de Koningsweg, nu Grote Hout of Koningsweg. Foto: J. Morren, particuliere collectie.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
106
De boerderij Emaus ten zuiden van de hofstede Schoonoord rond 1720. J. Morren, naar de kaart van “Het Zegepralent Kennemerlant” 1729-1732 en het minuutplan door F.J. Nautz uit 1832.
Katholiek en Jan Rensen en zijn vrouw van Hervormden huize. Zij tilden er dus niet zwaar aan dat hun personeelsleden een andere geloof beleden. In 1891 namen zij Greetje Koorn in dienst uit Spaarndam, zij was van Hervormden huize en bleef bij de familie Rensen in dienst tot 1900. Het adres van de boerderij was aanvankelijk wijk L nr. 50, later werd dit Grote Hout- of Koningsweg nummer 2. Jan liet de vier huizen in de tuin bij de boerderij in 1874 afbreken. De boerderij werd gedeeltelijk afgebroken en hierbij werden drie huizen en een schuur gebouwd. Van de drie bijgebouwde huizen werd er in 1897 één gesloopt. Op de vrijgekomen plaats en het erf werd een stuk bouwland aangelegd. Vervolgens werd in 1899 de boerderij vergroot met een aanbouw. Een beschrijving uit die tijd vermeldt dat de boerderij van steen was opgetrokken. De daken waren gedekt met riet en dakpannen. Tegen de boerderij was een houten afdak gebouwd. Verder was er een schuur van steen met pannnen gedekt. Als laatste een huisje van steen, ook met pannen gedekt en met een houten afdak. Al deze veranderingen hebben mogelijk te maken met het feit dat hij zijn functie als waker bij het Noordzeekanaal verloor toen dit gereedkwam in 1876. Hij werd toen landbouwer en gaf de boerderij zijn oorspronkelijke functie terug. In 1899 werd Jan getroffen door het overlijden van zijn echtgenote Trijntje. Zij was 68 jaar geworden. Jan overleed in 1908 op 79-jarige leeftijd.80 Nog voor zijn overlijden verkocht hij zijn bezit aan Martinus Gerard del Court van Krimpen, de eigenaar van Rooswijck. Die bracht het bezit in 1913 onder in de familie NV. Na zijn overlijden kwam het bezit in eigendom van zijn erfgenamen die de panden en de grond op de plaats van de voormalige boerderij de Ruiter verkochten aan de NV. Koninklijke Papierfabrieken te Velsen. In 1923 verkocht de NV. het geheel aan de Gereformeerde kerk in Velsen die de panden liet slopen. Op deze plaats werd in 1923 een kerk en een pastorie gebouwd. Op de afbeelding op blz 102 wordt de kerk weergeven onder perceel nummer 4131 en de pastorie onder perceel nummer 2189.81. De kerk en de pastorie staan er nog steeds maar kregen na 1979 een niet-kerkelijke functie. Tot 1998 was hier het buurtcentrum de Mel gevestigd. Daarna werd de kerk betrokken door het Centrum Wakan met de expositie “In het donker gezien”. Hier kan men een ervaringstocht maken. De bezoeker ervaart aan den lijve hoe het is om gebruik te maken van andere zintuigen dan de ogen.82
Boerderij Emaus
Meerzicht en de boerderij Emaus in 1832. J. Morren, naar het kadastrale minuutplan door F.J. Nautz.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
De boerderij Emaus stond in een driehoekig perceel dat lag tussen de Heerenwech, nu de huidige Wijkerstraatweg en de Cleijne Houtweg, nu de Grote Hout- of Koningsweg. Hier kwamen de twee wegen samen en gingen naar het zuiden toe verder als Heerenwech. De geschiedenis van de boerderij Emaus begon in 1626, toen liet Dirck Dammissesoon een nieuw huis met een hooiberg bouwen op dit driehoekig stukje grond. Om dit te financieren leende hij 900 gulden van Marijtgen Cornelisdochter de weduwe van Augustijn van Teilingen die eigenaar was van de hofstede Schulpen die lag aan de huidige Wijkerstraatweg in Velsen-Noord. Hij loste zijn schuld af met een losrente van 45 carolus gulden per jaar. Als onderpand diende zijn nieuw gebouwde boerderij die werd omschreven als een driehoekig stukje land genaamd Emaus met daarop zijn nieuwe huis, berg (hooiberg) en plantagie (tuin). Aan het oosten lag de Heerenwech en aan het westen de Cleijne Houtwech. Bij de boerderij behoorden twee “croften” geestland die naast elkaar lagen bij de boerderij Emaus. In het oosten lagen de Heerenwech en de Cleijne Houtwech en in het westen de Rooswijckerkerckweg die ook bekend was als de Achterwech. De twee stukken land waren samen groot 2 morgen.83 Dirck Dammissesoon overleed voor of in 1647. In dit jaar verkochten zijn erfgenamen de boerderij met de twee stukken land aan Josephus Coymans de jonge voor 3580 carolus gulden. Josephus was toen de eigenaar van de hofstede Watervliet. Opvallend is dat de Rooswijckerkerckwech nu de Rooswijcker Hoyweg (Hooiweg) werd genoemd.84 In 1677 verkocht Josephus de hofstede Watervliet en de boerderij Emaus aan zijn moeder Dorathea Berck, Vrouwe van Alblasserdam. Emaus werd toen bewoond door Jan Jacobse.85 Dorathea verkocht de boerderij Emaus in 1682 aan Jan of Joan Munter voor 450 gulden. Jan Munter was burgemeester van Amsterdam en bewindhebber bij de Oostindische Compagnie.86 De twee stukken land die bij de boerderij behoorden verkocht zij in 1683 aan Jan Jacobzoon die hierop een boerderij liet bouwen die later bekend zou staan als de boerderij Corverslaan.87 Joan Munter overleed in 1685 waarna de boerderij Emaus in bezit kwam van zijn zoon Cornelis. Cornelis kocht in 1700 een strookje land ten noorden van de boerderij die later de boerderij Corverslaan werd genoemd.88 Over dit strookje land zal hij een weg aangelegd hebben tussen de boerderij Emaus en de Achterweg waaraan landerijen lagen die gebruikt werden door de pachter van de boerderij Emaus. Cornelis overleed in 1708 waarna zijn weduwe Maria Piso de boerderij Emaus in 1717 verkocht aan Jan Corver, de eigenaar van de hofstede Watervliet. De boerderij werd toen omschreven als een boerenwoning met stal, schuur en hooihuis. Hierbij hoorde ook het strookje grond ten noorden van de boerderij 107
Corverslaan. Het bezit strekte dan ook van de Heerenwech aan de oostzijde tot de Achterweg aan de westzijde. Bij de verkoop waren een aantal percelen ingesloten, dit waren; een Meerweide genaamd de Schilpweijt, een stuk land genaamd de Meerweijde, een stuk land genaamd het Karrelandt, een stuk geestland genaamd de Hogekrogt en twee stukken land genaamd de Markusse. De laatste drie percelen lagen ten westen van de Achterweg. In de akte werd dan ook vastgelegd dat de koper van de percelen en de boerderij en zijn bediende het recht hadden om over de weg te rijden die lag aan de noordzijde van de plaats van Abraham de Groot en ten westen van Emaus. Met de plaats van Abraham de Groot werd de boerderij Corverslaan bedoeld.89 Al vrij snel werd de bestemming van de boerderij gewijzigd in woning, naar we mogen aannemen voor personeel dat werkte op Watervliet. De rest van 18e eeuw bleef Emaus in de verpondingsregisters vermeld staan als huis. In 1798 werd het huis gerenoveerd in opdracht van Margaretha Lievina Geelvinck die Watervliet beheerde voor haar man Henrick Hoeufft die aan depressies leed.90 Zijn zoon Jacop Pompeus Hoeufft was de volgende eigenaar van Watervliet en Emaus. Die werd ook eigenaar van de hofstede Meersoog die lag tegenover de woning Emaus. Na zijn overlijden in 1842 gingen Meersoog en Emaus over naar zijn zoon Henrik die de naam van Meersoog wijzigde in Meerzicht.90 Henrik verkocht het geheel in 1847 aan Jan Willem Fleischer. Deze Jan Willem was tuinder en bloemkweker, hij ging ondermeer groente en bloembollen telen op de hofstede. In 1847 werd ook de Corverslaan doorgetrokken naar de Heerenwech. Hierdoor kwam een klein stukje van de Cleijne Houtwech ter hoogte van Meerzicht te vervallen en kon de woning Emaus met zijn tuin bij Meerzicht getrokken worden. Jan Willem was getrouwd met Margaretha Johanna Groenewegen afkomstig uit Heemstede. Voor zover bekend hadden zij geen kinderen. Zij hadden meerdere personeelsleden in dienst. Dit waren Aaltje Abbeve als dienstbode, zij bleef tot 1868 in dienst bij het echtpaar Fleischer. Opvallend is dat zij van Rooms-katholieken huize was, terwijl Jan Willem Evangelisch Luthers was en zijn vrouw Nederlands Hervormd. Het was in die tijd niet gebruikelijk om personeel van een andere geloofsrichting in dienst te nemen, maar kennelijk was het echtpaar Fleischer niet erg streng in de leer. Ook hadden zij Elisabeth Schipper in dienst als dienstbode, zij werkte van 1868 tot 1871 bij het echtpaar en was van Hervormden huize. Als laatste hadden zij nog Jannetje Woudenberg als dienstbode in dienst vanaf 1872. Ook zij was van Hervormden huize. Verder kan nog vermeld worden dat zij een korte periode twee inwonende kantoorbedienden in huis hebben gehad. In 1858 liet Jan Willem tegen de woning Emaus een oranjerie bouwen. Maar in het zelfde jaar verkocht hij Meerzicht. In 1879 volgde de verkoop van Emaus met zijn nieuwe oranjerie aan Cornelia Neervoort die getrouwd was met Jacobus Salomon Hendrik van de Poll. De kwekerij werd bij de verkoop als volgt omschreven: het buitenverblijf genaamd Bloemoord met bloemsierkast, orangerie, schuur, erf en tuin. Met de daarin aanwezige bloemen en beelden staande aan Rijkstraatweg (voorheen Heerenweg) en de Corverslaan. Voor het geheel werd 6.000 gulden betaald.91 Mogelijk verhuurde zij het geheel en bleef zij in Amsterdam wonen. Cornelia hield Bloemoord tot 1882 in bezit, toen verkocht zij het huis en de oranjerie aan Hendrik Jacobus van Zadel. Bij de verkoop werd Bloemoord beschreven als een woonhuis, thans ingericht tot koffiehuis genaamd Café Bloemoord, met schuren, oranjerie en erf. Zij verkocht het geheel voor 7.000 gulden. We mogen ervanuit gaan dat Hendrik Jacobus Bloemoord al huurde en de oranjerie verbouwd had tot koffiehuis en café. Hij liet voor zover we kunnen nagaan de oranjerie in 1892 slopen en liet er een nieuw café en koffiehuis bouwen. In 1894 werd een gedeelte van de voormalige woning Emaus gesloopt. Hendrik Jacobus was in 1868 getrouwd met Adriana van Heijst, de dochter van Christoffel Jacob van Heijst en Bregje Gaijkema. Zij woonden in het dorp Velsen waar Christoffel Jacob het beroep van metselaar uitvoerde. Hendrik Jacobus en Bregje kregen de volgende kinderen: Antje in 1869, Bregje in 1870, de tweeling Christoffel Jacob en Andries in 1871, Bregtus in 1872, Andries in 1873, een tweede Andries in 1874, een tweede Bregje in 1876 en een tweede Christoffel Jacob in 1878. Al deze kinderen overleden vrij kort na de geboorte of enkele jaren oud. Het enige kind dat in leven bleef was Andries die in 1874 geboren werd.92 Deze enige zoon zal geen interesse gehad hebben om de zaak over te nemen want Hendrik Jacobus verkocht de woning en het café met koffiehuis in 1904 aan Gerrit Rensen voor 8000 gulden. Gerrit was een zoon van Jan Rensen en Trijntje IJff die woonden in de voormalige boerderij de Ruiter. Gerrit Rensen was in 1902 getrouwd met Antje Bonkenburg uit Uitgeest. Zij kregen in 1904 een dochter Agatha Catharina en in 1908 een zoon Jan Adriaan. In 1914 werd Gerrit getroffen door het overlijden van zijn vrouw. In 1915 trouwde hij met Grietje Pie uit Den Helder. Uit dit huwelijk kwamen
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
108
Het kinderhuis Meerzicht in 1927. De tuin is deels weergegeven naar een luchtfoto. Perceel 4578 Bloemoord, perceel 4982 het kindertehuis, perceel 4053 huis en schuur, perceel 4356 school (later de r.-k. Sint Josephschool voor meisjes), perceel 2092 huis. J. Morren, naar de kadastrale wijzigingskaart uit 1927.
Café en Koffiehuis Bloemoord circa 1915 gedateerd). Aan de linkerzijde staat mogelijk nog een restant van de voormalige boerderij Emaus. Foto: Noord-Hollands Archief.
voort: Greta in 1916, Gerrit in 1918 die in het jaar daarop overleed en Gerrit in 1921. Verder waren er nog familieleden inwonend, dat waren zijn vader Jan Rensen, zijn broer Pieter en zijn schoonvader Wiggele Pie. Gerrit verbouwde het café en koffiehuis regelmatig en breide het uit met een aanbouw. Zo kwam er een toneelzaal en een speeltuin.93 Gerrit overleed in 1929 waarna zijn bezit overging naar zijn weduwe Grietje Pie en zijn nog levende kinderen uit zijn huwelijk met haar. De twee kinderen uit zijn eerste huwelijk hebben de nalatenschap van hun vader verworpen. Dat zij dit deden is niet zo vreemd want het bezit was zwaar belast met schuld. De zware schuld op het bezit leidde ertoe dat Grietje Bloemoord in 1934 moest verkopen. In 1926 had Gerrit een geldlening afgesloten van 18.000 gulden bij de “NV. Haarlemsche Hypotheekbank”. In 1934 was er nog maar een klein deel van deze lening afgelost. Er stond nog een bedrag open van 17.100 gulden. Bovendien was in de laatste periode niet afgelost en geen rente betaald. Ook was er nog een hypotheek aan het pand verbonden ten behoeve van de “NV. Hengelosche Bierbrouwerij”. Via de kantonrechter in Haarlem dwong de bank een openbare verkoop af die plaats vond in Hotel de Prins in Velsen. De bank zelf werd uiteindelijk de koper van Bloemoord voor een bedrag van 18.000 gulden, waarmee de schuld kon worden voldaan.94 Nog in het zelfde jaar verkocht de “N.V. de Haarlemsche Hypotheekbank” het café-restaurant genaamd Bloemoord, met schuur, zaal en erf aan de eerwaarde zuster Hedwig Barkhof, religieuze en overste van Huize Meerzicht in Velsen. Zij woonde in Huize Meerzicht dat een kindertehuis was geworden. De zuster trad op als lasthebster van de eerwaarde zuster Christine Olpen, religieuze en vicaresse van de “Vereeniging tot bevordering van het Gesticht van het Arme Kind Jesus” gevestigd te Simpelveld (Limburg). Hiermee werd het geheel weer verenigd met hofstede Meerzicht dat in 1908 in bezit was gekomen van de vereniging. De vereniging betaalde 15.000 gulden voor Bloemoord, de bank leed uiteindelijk op de lening aan Gerrit Rensen een verlies van 2.100 gulden, minus het geringe bedrag dat aan rente was betaald.95 Bloemoord werd in opdracht van de vereniging in 1935 verbouwd en uitgebreid tot woning en schoolgebouw ten behoeve van de kinderen die in Meerzicht verbleven. De instelling kon tot 1942 zijn werk doen, maar toen werden de gebouwen op last van de Duitse bezetter ontruimd. Het gebouw met de bijgebouwen werden ten behoeve van schootsveld geheel of gedeeltelijk gesloopt, waaronder ook het schoolgebouw dat ontstaan was uit het voormalige Emaus.96 Hiermee eindigt het verhaal over de boerderijen op en rond Watervliet. Deze stonden in een gebied waar de oude tijd door de nieuwe tijd is weggevaagd. Velsen-Noord is een van de gebieden in de gemeente Velsen waar niets van het oude landschap is bewaard gebleven. Alleen enkele oude wegtracés zijn nog terug te vinden in het huidige landschap. Jan Morren, met dank aan: Jhr. H.C.H. van Lennep, Aerdenhout. De heer W. de Bie, Limmen. De heer Piet Vergunst en zijn vrouw Mieke Schröduer uit Heemskerk.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
109
Bronvermelding 1 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 158v. 2 Morren J. De hofstede Schulpen in Velsen- Noord, Ledenbulletin 24, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland en Museum Kennemerland, Beverwijk 2000, blz. 7. 3 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 158v. 4 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 921 fo. 3r. 5 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 967 fo. 63r. 6 NHA. Lossen aanwinsten Velsen, inv. nr. 797. 7 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 174. 8 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 967 fo. 198v, 200r, 201r en inv. nr. 1009 akte 29. 9 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 967 fo. 198v. 10 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 49v. 11 Morren J. De hofstede Scheijbeek, Ledenbulletin 27, Historisch Genotschap Midden-Kennemerland, Beverwijk 2003, blz. 11. 12 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 970 fo. 134v. 13 Rolle Siebe, Een kerk en een handvol huizen, de dorpsbrandspuit van 1760 t/m 1930, Velsen 1975, blz. 62. 14 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 971 fo. 38r. 15 NHA. Losse aanwinsten Velsen, inv. nr. 795. 16 Nationaal Archief Den Haag, Financie van Holland, toegang nr. 528 inv. Nr. 5. NHA. ORA. Velsen, inv. Nr. 966 fo. 168r. 17 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. Nr. 112G t/m 118G en 119. 18 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. Nr. 113 G t/m 118G en 119. 19 NHA. Notarieel archief van Velsen, inv. Nr. 8 akte 107. 20 Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap-Midden- Kennemerland, Beverwijk 2004, blz. 40. 21 NHA. ORA. Velsen, inv. Nr. 965 fo. 90r. 22 NHA. ORA. Velsen, inv. Nr. 919 fo. 171v. J. Morren, De hofstede Schulpen, Ledenbulletin 24 Historisch Genootschap Midden-Kennemerland en Museum Kennemerland, Beverwijk 2000 p. 7 en 8. 23 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 919 fo. 184v. 24 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 140r. 25 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 920 fo. 57v. 26 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 274v en inv. nr. 920 fo. 132r. 27 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen, deel 3, IJmuiden, Velsen-Zuid en -Noord, Velsen 2005 p. 126 en 127. Koenen B., Morren J., Schweitzer F, Midden-Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen, Hilversum 2003 p. 56-72. 28 NHA. ORA. Velsen, meerdere transportakten uit de 17e en 18e eeuw. 29 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 42r en inv. nr. 920 fo. 126r-137v en 223v. 30 Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap-Midden- Kennemerland, 2004 p. 26-51. 31 NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 50 akte 24. 32 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 33 NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 59 akte 30. 34 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. NHA. Hypotheken 4 deel nr. 7407 akte 76 die vervolgt in deel nr. 7408. 33 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 34 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. NHA. Website Digitale Stamboom. 35 NHA. Kadaster Velsen, art. 286, 340, 470 en 661 (oude reeks). NHA. Hypoteken 4 deel nr. 7448 akte 80, deel nr. 7536 akte 1 en deel nr. 7648 akte 26. Nederland’s Patriciaat, ’s Gravenhage, 11e jaargang 1920, familie Fangman p. 86 en 87. 36 NHA. Kadaster Velsen, art. 661 (oude en nieuwe reeks), art. 1040 en art. 1411. NHA. Notarieel Archief van Velsen, inv. nr. 138 akte 94. NHA. Hypotheken 4, deel nr. 7791 akte 98 en deel nr. 8865 akte 47. Nederland’s Patriciaat, ’s Gravenhage, 11e jaargang 1920, familie Fangman p. 86 en 87, 8e jaargang 1917, familie Bienfait p. 60, 28e jaargang 1942, familie Bienfait p. 16 en familie Telders p. 330 en 72e jaargang 1988. 37 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen deel 3, Velsen 2005, p. 80. Rolle S. Gisteren haast onherkenbaar, IJmuiden 1982, p. 118. NHA. Kadaster Velsen, art. 1411. NHA. Notarieel Archief van Velsen, inv. nr. 138 akte 94. 38 NHA. Hyp. 4, deelnr. 8865 akte 47. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. HGMK Ledenbulletin 36, 2012
110
39 NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 140 akte 73. 40 NHA. Persoon en Gezinskaaren Velsen. 41 J.A. van der Hoeve en anderen, De beoordeling van gebouwen, Stichting Bouwhistorie Nederland en Stichting Nationaal Contact Monumenten, Cursus bouwhistorie in kort bestek, Amsterdam 1995, p. 90. 42 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8439 akte 97. 43 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 44 NHA. Adresboeken gemeente Velsen. NHA. Kadaster Velsen, art. 1411, 3591, 5423 en 7940. Bremerkamp G.J., Oude foto’s en prentbriefkaarten IJmuiden, Velsen, Driehuis, Santpoort, IJmuiden 1971, kaart op de laatste pagina. 45 Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, 2004 p. 35. 46 Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, 2004 p. 44. 47 NHA. Notarieel Archief van Velsen, inv. nr. 88 akte 70. NHA. Hyp. 4, deel nr. 7407 akte 76 die vervolgd wordt in deel 7408. 48 NHA. Notarieel Archief van Velsen, inv. nr. 89 akte 117. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 49 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7780 akte 73. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 50 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7967 akte 33. 51 NHA. Kadaster Velsen, art. 3591. 52 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8059 akte 92. NHA. Kadaster Velsen, art. 1619 en 1999. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 53 NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 54 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8155 akte 63. NHA. Kadaster Velsen, art. 1999 en 2559. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 55 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8234 akte 98 en deel nr. 8238 akte 20. NHA. Kadaster Velsen, art. 2559 en 2906. 57 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8238 akte 69. NHA. Kadaster Velsen, art. 2906 en 2910. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 58 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8441 akte 26. NHA. Kadaster Velsen, art. 2910 en 3591. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. Informatie verstrekt door Pieter Vergunst en Mieke Schröduer uit Heemskerk. Bungeneers Joke, Omtrent de Vierendeel brug over het Albertkanaal in Oelegem., www.watergoed.nl 59 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 70v. 60 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 112G fo. 150. 61 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 202r. 62 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 25r, inv. nr. 929 fo. 206r en inv. nr. 966 fo. 26r. 63 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 189r, inv. nr. 967 fo. 9r en inv. nr. 921 geen fo. nr. 64 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 968 fo. 100r, inv. nr. 969 fo. 5r en 6r en inv. nr. 974 fo. 47v. 65 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 974 fo. 106v en 109v. 66 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 971 fo. 34r. 67 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7433 akte 22. NHA. Kadaster Velsen, art. 259 en 231. 68 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7620 akte 56 en deel nr. 7765 akte 8. NHA. Kadaster Velsen, art. 604 oude reeks. Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen deel 3, Velsen 2005, p. 219 en 220. 69 NHA. Hyp. 4 deel nr. 7951, akte 48 en deel nr. 7975 akte 15. NHA. Kadaster Velsen, art. 816, 969 nieuwe reeks, 1454 en 1553. 70 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8030 akte 76. NHA. Kadaster Velsen, art. 1636 en 1815. 71 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8317 akte 35, deel nr. 8417 akte 85, deel nr. 8449 akte 8, deel nr. 8497 akte 102 en deel nr. 8573 akte 113. NHA. Kadaster Velsen, art. 3142 en 3591. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen deel 3, Velsen 2005, p. 80 t/m 86. 72 NHA. Kadaster Velsen, 2166, 3591 en 7041. HGMK Ledenbulletin 36, 2012
111
73 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 112G fo. 151. 74 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 22v. 75 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 168r. 76 Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, 2004 p. 39. 77 Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen deel 3, Velsen 2005, p. 182 en 183. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 78 NHA. Notarieel Archief Velsen, inv. nr. 88 akte 70. NHA. Kadaster Velsen, art. 471 en 637. 79 NHA. Hyp. 4, deel nr. 774 akte 66. NHA. Kadaster Velsen, art. 520, 616, 637 en 923. 80 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7746 akte 88. NHA. Kadaster Velsen, art. 923 oude reeks en 931 oude en nieuwe reeks. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 81 NHA. Kadaster Velsen, art. 1815, 2320, 2939, 3142 en 3591. 82 Hartendorf Guus, Gemeente Velsen in ansichtkaarten, deel 4, Velserbroek 2000. Website www.wakan.nl. 83 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 959 fo. 130r. De Bijbel, Hoofdstuk Lucas 24 vers 13-35. 84 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 961 fo. 58v. 85 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 963 fo. 100r. 86 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 46r. 87 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 964 fo. 70v. 88 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 965 fo. 202r. Elias Johan E, De Vroedschap van Amsterdam, 1578-1795, Haarlem 1905 p. 626. 89 NHA. ORA. Velsen, inv. nr. 966 fo. 193v. 90 NHA. Ambachtsbestuur van Velsen, inv. nr. 112G t/m 118G en 119. 91 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7822 akte 42. NHA. Kadaster Velsen, art. 377 en 1138. Morren J. De hofstede Watervliet, Ledenbulletin 28, Historisch Genootschap Midden-Kennemerland, 2004 p. 36. 92 NHA. Hyp. 4, deel nr. 7855 akte 2. NHA. Kadaster Velsen, art. 1183 en 7855. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. Morren J. Kastelen en Buitenplaatsen in Velsen deel 3, Velsen 2005, p. 165 en 166. 93 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8167 akte 80. NHA. Kadaster Velsen, art. 780 en 2619. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 94 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8842 akte 20 en deel nr. 8934 akte 100. NHA. Kadaster Velsen, art. 780, 2619, 5433 en 5993. NHA. Persoon en gezinskaarten Velsen. 94 NHA. Hyp. 4, deel nr. 8233 akte 66, deel nr. 8934 akte 100 en deel nr. 8946 akte 87. NHA. Kadaster Velsen, art. 5993 en 8946. 96 NHA. Kadaster Velsen, art. 8233 en 8946.
Afkortingen: NHA: Noord-Hollands Archief Haarlem. ORA.: Oud Rechtelijk Archief. Hyp. 4: Hypotheken 4.
HGMK Ledenbulletin 36, 2012
112