Inhoudsopgave 1.
Inleiding
3
2.
Milieu
4
2.1
Professionalisering van de handhaving
4
2.2
Besluit risico's en zware ongevallen (BRZO)
6
2.4
Consignatiedienst
6
2.3
Vuurwerk
6
2.5
Bodemsanering
2.6
Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden
6
2.8
Externe Veiligheid en de Ruimtelijke Ordening
6
2.7 2.9
3.
Handhavingsamenwerking
Uitvoeringsprogramma Extern Veiligheidsbeleid
Openbare Orde en Veiligheid, Toezicht en Toetsing
6 6 7
8
3.1
Toezicht over de politie in 2005
8
3.2
Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Groningen
8
3.4
Rampbestrijdingsplannen
9
3.3
Rampenplannen
8
3.5
Intergemeentelijke rampbestrijdingsplannen
10
3.6
Coördinatieplan Rampenbestrijding Waddenzee
11
3.8
Rampenzender Radio Noord
11
3.10
Implementatie doorwerking crisismanagement in de
3.11
Oefenen
3.7 3.9
3.12
4.
Provinciaal coördinatieplan
Feitelijke rampenbestrijding en bijzondere gebeurtenissen
11
11
provinciale organisatie
12
Risicokaart Groningen
13
Verkeer en vervoer
12
14
4.1
Verkeersveiligheid
Sociale veiligheid en concessieverlening openbaar vervoer
14
5.
Water
16
4.2
14
5.1
Maatregelen tegen wateroverlast
16
5.3
Regionale waterkeringen
17
5.2
Primaire waterkeringen
17
5.4
Beslissing Ondersteunend Systeem water (BOS Hoogwater)
18
6.
Ruimtelijke Ordening
19
6.1
Beoordeling Bestemmingsplannen en de Nota Planbeoordeling
19
6.3
Stedelijke Vernieuwing
20
6.4
Bouwen en Wonen en veiligheid
20
6.2
Doorwerking externe veiligheid in ruimtelijke plannen
19
1
7.
Welzijn en volksgezondheid
21
7.1
Visie Jeugdbeleid in Ba(la)ns
21
7.2
Speerpunt Jeugd en Veiligheid
21
7.4.
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) - jeugdzorg
7.6.
Ambulancezorg
7.3
7.5.
Speerpunt Voorkómen en bestrijden van huiselijk geweld
Wijk- en dorpsveiligheidsplannen
22
23
23
24
Bijlage
- Veiligheidstoets
2
1.
Inleiding
Zoals afgesproken bij de vaststelling van de nota 'Naar een veiliger provincie' door Provinciale Staten1
in 1999 rapporteren wij u jaarlijks over de resultaten van onze activiteiten op het gebied van veiligheid uit het voorgaande jaar. De voorliggende rapportage is een terugblik op het gevoerde beleid in 2005.
De rapportage gaat in op de activiteiten benoemd in het actieprogramma Provinciaal Veiligheidsbeleid 2004-2005.
Onlangs heeft u het actieprogramma Provinciaal Veiligheidsbeleid 2006-2007 van ons ontvangen en vastgesteld. In dat programma wordt vooruitgeblikt welke acties wij de komende twee jaren op het
gebied van veiligheid ondernemen. Bij de behandeling van dit programma in de vergadering van de statencommissie Bestuur en Financiën op 26 april 2006, werd de wens geuit om de schakels en
knooppunten in de veiligheidsketen in relatie tot de verschillende provinciale beleidsterreinen in beeld
te brengen. Deze wens zullen wij verwerken in het actieprogramma Provinciaal Veiligheidsbeleid 20082009.
1
Vergadering Provinciale Staten d.d. 15 december 1999. 3
2.
Milieu
2.1
Professionalisering van de handhaving
In 2005 hebben wij vanuit onze 2e-lijns toezichtstaak in mei 2005 de eindmeting verricht bij alle
handhavende organisaties. Daarbij bleek dat gemiddeld aan 95 % van de verplichte kwaliteitscriteria was voldaan. Eind 2005 voldeden op 2 na alle instanties aan de criteria. Verder hebben we de
uitvoeringsplannen en jaarverslagen getoetst. Omdat het handelen conform vastgesteld beleid zeker zo belangrijk is als de aanwezigheid van allerlei documenten hebben we dossieronderzoeken uitgevoerd op het gebied van de handhaving van de milieuwetgeving. Op grond van de bevindingen is aan de diverse instanties verzocht verbeteringen uit te voeren.
2.2
Besluit risico's en zware ongevallen (BRZO)
Om de risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te maken heeft de Raad van de Europese Unie de Seveso II-richtlijn vastgesteld. Deze richtlijn is voor Nederland omgezet in het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO 1999).
Afhankelijk van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die in een bedrijf aanwezig mogen zijn, kan een bedrijf vallen onder de werkingssfeer van het BRZO 1999. Het BRZO 1999 kent 2 soorten bedrijven: •
de lichte categorie (lage drempelwaarde); de zogenaamde PBZO-plichtige bedrijven, waarbij PBZO staat voor preventiebeleid zware ongevallen
•
de zware categorie (hoge drempelwaarde); een dergelijk bedrijf wordt VR-plichtig genoemd, waarbij VR staat voor veiligheidsrapport.
Valt een bedrijf onder de lichte categorie, dan houdt dit in dat er een PBZO aanwezig moet zijn dat
door een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) is ingevoerd en dat er een intern noodplan moet zijn. Valt
een bedrijf onder de zware categorie, dan houdt dit in dat er naast een PBZO, een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) en een intern noodplan, tevens een veiligheidsrapport en een actuele stoffenlijst
aanwezig moeten zijn. Daarnaast dient er voor deze specifieke categorie bedrijven verplicht een rampenbestrijdingsplan te worden opgesteld.2
Als een bedrijf valt onder de werkingssfeer van het BRZO 1999 is het bevoegde gezag (in casu het
college van gedeputeerde Staten) volgens de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor het beoordelen en het toezicht op de naleving van eisen uit het BRZO 1999. Bij de uitvoering van deze taken zijn de Arbeidsinspectie en de Regionale Brandweer actief betrokken in de rol van (mede)toetsers van het veiligheidsrapport en van inspecteurs bij jaarlijks te houden inspecties bij die bedrijven. Voor de provincie Groningen zijn in totaal 13 bedrijven waarop het BRZO 1999 regime van toepassing
is (zie figuur 1 en 2). Daarnaast is er een beperkt aantal bedrijven, waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is (Delfzijl, Veendam en Groningen) of het ministerie van Economische zaken (in verband met de mijnwet). Deze worden hier niet besproken.
2
Een gemeentelijk rampenbestrijdingsplan voor een bedrijf van de lichte categorie is niet verplicht. Een
gemeente mag een rampenbestrijdingsplan opstellen. De gemeente Groningen (Suiker Unie) en Hoogezand-Sappemeer (AVEBE; gecombineerd met Resina Chemie) hebben een dergelijk plan opgesteld.
4
Figuur 1: de zgn. PBZO-bedrijven met provincie als bevoegd gezag: Delfzijl:
North Refinery
Groningen: CSM
Suikerunie
Vlagtwedde: AVEBE
Hoogezand-Sappemeer
AVEBE
Figuur 2: de zgn. VR-bedrijven met provincie als bevoegd gezag: Delfzijl:
Akzo Nobel
Hoogezand-Sappemeer:
Resina Chemie
Aldel
Dynea
Delamine
Methanor Teijin Twaron JPB Logistics
Hieronder rapporteren wij u over de belangrijkste activiteiten die wij in het kader van het BRZO in 2005 hebben uitgevoerd. Algemeen
In december 2005 hebben wij wederom de BRZO netwerkdag georganiseerd. Aan deze dag hebben de toezichthouders van de drie noordelijke provincies, de toezichthouders van de betrokken gemeenten alsmede toezichthouders van de Regionale Brandweer en de Arbeidsinspectie deelgenomen. Tijdens deze dag is kennis en ervaring uitgewisseld. BeteRZO
De uitvoerende organisaties hebben in 2004 aangegeven dat zij samen de uitvoering van het BRZO willen verbeteren. Onder leiding van het ministerie van VROM is het verbetertraject BeteRZO in gang
gezet. De afdeling Milieutoezicht heeft deelgenomen aan verschillende bijeenkomsten en overleggen over de verbetering van de uitvoering. Het BeteRZO kent 6 projecten. Eén van deze projecten is de zogenaamde Maatlat. Hiermee wordt de organisatie doorgelicht op haar professionaliteit van de
uitvoering van de BRZO-taken. De afdelingen Milieuvergunningen en Milieutoezicht zijn in 2005 met deze maatlat beoordeeld. Om te voldoen aan de maatlat dient de afdeling Milieutoezicht te worden uitgebreid met 1 fte. Dit zal vanaf 2006 worden gerealiseerd met gelden van het
Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheidsbeleid. De huidige medewerkers behoeven nog bijscholing met cursussen van het BeteRZO-traject. Overige zaken
JPB Logistics heeft eveneens een "sterretjes" veiligheidsrapport ingediend voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de zogenaamde PGS15-loods. Ook JPB heeft met dat rapport alle informatie over de externe risico's en de milieurisico's verschaft. Deze zijn in de vergunningprocedure beoordeeld en
de vergunning is inmiddels verleend. De loods van JPB is geïnspecteerd. Er was geen aanleiding om de vergunning aan te passen. De formele VR-beoordeling is nog niet afgerond.
5
Op basis van onze toezichtstaken hebben wij 12 van de 13 BRZO bedrijven geïnspecteerd. Naar
aanleiding van inspecties eind 2005 zijn begin 2006 twee bestuurlijke waarschuwingen verzonden.
Beide bedrijven, Resina Chemie en CSM, hebben binnen de gestelde termijn de juiste acties ingezet.
2.3
Vuurwerk
Wij hebben in 2005 bij 38 evenementen en voorstellingen waarbij vuurwerk professioneel tot ontbranding wordt gebracht controles uitgevoerd.
De vuurwerkinrichtingen waarvoor wij het bevoegd gezag zijn hebben we allemaal conform de
planning gecontroleerd. Wij hebben op het gebied van vuurwerk geen handhavingsacties ondernomen. Wij hebben geconstateerd dat drie inrichtingen hun vergunning hebben voor het opslaan van vuurwerk, maar dat in de praktijk niet doen.
Het provinciebrede vuurwerkteam heeft in 2004 meegewerkt aan het in beslag nemen van vuurwerk en gevaarlijke stoffen. De inbeslagneming is aangevochten. De rechter heeft de provincie in het gelijk gesteld.
2.4
Consignatiedienst
In 2004 zijn de voorbereidingen voor de piketdienst voor het deelplan milieubescherming ten behoeve
van de kwaliteitsverbetering Gemeentelijke Rampenbestrijding afgerond. Door omstandigheden binnen de Hulpverleningsdienst is de startdatum van 1 oktober 2004 niet gehaald. De formele startdatum is
gepasseerd op 1 maart 2005. Helaas bleken de problemen bij de hulpverleningdienst zo divers dat er in 2005 slechts één training heeft plaats gevonden. Per 1 januari 2006 zijn er goede en structurele afspraken gemaakt . De verwachting is dan ook dat het trainen en oefenen in 2006 voor de
geconsigneerden van de provincie goed op gang komt. Ook voor 2005 geldt dat wij conform de planning de rampbestrijdingsplannen voor BRZO bedrijven hebben getoetst.
2.5
Bodemsanering
In 2005 zijn 32 saneringen gestart. Alle gestarte saneringen zijn bezocht, gemiddeld 3 bezoeken per sanering. Bij 2 locaties hebben wij controlemonsters genomen. De uitgevoerde saneringen zijn
grotendeels volgens het saneringsplan uitgevoerd. Hiernaast zijn wij bij 12 andere locaties actief betrokken geweest.
2.6
Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden
Alle openbare en semi-openbare zwemgelegenheden zijn in 2005 gecontroleerd. In 2005 was er
sprake van 3 bestuurlijke waarschuwingen, één keer is een dwangsom opgelegd en één keer is een zwembad op last van gemeente en provincie tijdelijk gesloten geweest.
Alle badzones zijn in 2005 gecontroleerd, in de zomerperiode is bij 1 zwemplas een zwemverbod van kracht geweest.
2.7
Handhavingsamenwerking
De subsidie voor het servicepunt handhaving is gestopt per 1 juli 2005. Daarmee is de basis van de
bestaande samenwerking weg gevallen. De bestuursovereenkomst wordt na eind 2005 niet verlengd. In de tweede helft van 2005 is een nieuwe structuur voor samenwerking opgezet. Daarbij wordt
samengewerkt op onderwerpen die instanties zelf aandragen. De provincie organiseert de afstemming tussen de partners, maar de partners zelf zijn verantwoordelijk voor de uitvoering.
2.8
Externe Veiligheid en de Ruimtelijke Ordening
Op 28 oktober 2004 is het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (BEVI) samen met de "Regeling
externe veiligheid inrichtingen" (REVI) van kracht geworden. De REVI is opgesteld ter uitvoering van het BEVI en bevat regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van risico’s. Op 26 juni
6
2004 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS) aan ons gezonden. Deze circulaire is op 4 augustus 2004 in de Staatscourant gepubliceerd.
Besluit, Regeling en Circulaire hebben tot doel veiligheidsbelangen, voor zover het gaat om de risico's van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen (BEVI) en bij het transport over weg, rail, water en door
buisleidingen (CRNVGS) in relatie tot de ruimtelijke ordening af te wegen. Wat betreft de inhoudelijke uitwerking zijn besluit en circulaire nauw op elkaar afgestemd.
Zowel het besluit als de circulaire betreffen een verankering van bestaande risiconormen. De nieuwe
regelingen kunnen van invloed zijn op besluiten die wij nemen in het kader van de Wet milieubeheer
(vergunningverlening) en de Wet op de ruimtelijke ordening (goedkeuring van bestemmingsplannen en verlenen van verklaringen van geen bezwaar voor projecten).
In 2005 zijn het protocol voor de implementatie van het BEVI in milieuvergunningen en de
Veiligheidstoets (zie ook hoofdstuk 6.2) opgesteld. De beide werkwijzen zijn gestuurd naar de
Groninger gemeenten en de regionale brandweer. Inmiddels hebben 11 bedrijven de vergunning gekregen waarbij wij het BEVI hebben toegepast. De afdeling Milieuvergunningen heeft voor de afdeling Ruimtelijke plannen ruim 30 paragrafen externe veiligheid van bestemmingplannen beoordeeld.
2.9
Uitvoeringsprogramma Extern Veiligheidsbeleid
Het Rijk heeft in de afgelopen jaren nieuw Extern Veiligheidsbeleid ontwikkeld. De uitvoering daarvan is neergelegd bij de provincies en de gemeenten. Voor 2004 en 2005 heeft het Rijk aan ons en aan de Groningse gemeenten een bedrag van € 999.000,- beschikbaar gesteld dat bestemd is voor
versterking van de uitvoering van het extern veiligheidsbeleid. Het bedrag keert het Rijk uit door
middel van programmafinanciering. Onder regie van de provincie is in overleg met gemeenten het programma uitgevoerd. Hiermee hebben wij een kwaliteitsimpuls voor de uitvoering van het extern
veiligheidsbeleid gegeven. Samen met de gemeenten en de regionale brandweer hebben wij de externe veiligheidsproblematiek gezamenlijk aangepakt. Hierdoor is de kennis vergroot en zijn ervaringen met
de nieuwe elementen in het veiligheidsbeleid, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen, uitgewisseld. De afdeling Milieuvergunningen heeft in 2005 70 bedrijven geregistreerd.
Het programma telt 30 projecten. In 2005 zijn 16 projecten afgerond. Van de overige veertien
projecten is er één tussentijds gestaakt, vanwege te weinig gemeentelijke belangstelling. Enkele projecten zijn samengevoegd. De resterende 9 projecten zullen in de eerste maanden van 2006
worden afgerond. De inhoudelijke en financiële eindrapportage 2004- 2005 zal medio 2006 worden geschreven. Daarin zullen wij u informeren over de bereikte eindresultaten.
Het Rijk continueert zijn financiële bijdrage voor externe veiligheid. Om voor die gelden in aanmerking te komen is in 2005 het uitvoeringsprogramma extern veiligheidsbeleid 2006 - 2010 geschreven. Dit programma is in februari 2006 naar het ministerie van VROM gezonden. Voor de uitvoering van het programma heeft het ministerie inmiddels € 4.995.000,- subsidie toegekend.
7
3.
Openbare Orde en Veiligheid, toezicht en toetsing
3.1
Toezicht over de politie
Artikel 18 van de Politiewet 1993 bepaalt dat de commissaris van de Koningin er op toe ziet dat de
politie in zijn ambtsgebied haar taak de openbare orde te handhaven en hulp te verlenen naar behoren vervult.
Daartoe voert de commissaris o.a. geregeld overleg met de regionale driehoek van de Regiopolitie Groningen, bestaande uit de korpsbeheerder, de hoofdofficier van Justitie en de korpschef.
Voorts brengt hij samen met de Procureur-generaal zo mogelijk twee keer per jaar een werkbezoek aan de Regiopolitie Groningen.
In 2005 vond twee keer een lunchoverleg plaats met de regionale driehoek.
In die overleggen is o.a. gesproken over Islamitisch- en rechtsradicalisme, de ontwikkeling van de veiligheidsregio en de evaluatie van de Politiewet 1993.
Samen met de Procureur-generaal is een werkbezoek gebracht aan de basiseenheid Delfzijl van het regionale korps. Belangrijk thema was de aanpak van de jeugdcriminaliteit in die plaats.
Voor de keuze geplaatst om of als vijfhoek een tweede werkbezoek te laten plaatsvinden of op de
geplande datum de voorrang te geven aan een bijzonder congres 'Samen sterker' t.g.v. de viering van tien jaar Crisismanagement Groningen, is besloten aan dit congres voorrang te geven.
De informele setting van bovenstaande bijeenkomsten draagt bij tot het verkrijgen van een goed inzicht op het terrein van de politie.
3.2
Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Groningen
In 2003 hebben wij in samenwerking met diverse partners het Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing (RPC) Groningen opgericht. In 2004 is het platform operationeel geworden.
Het platform houdt zich bezig met het ontwikkelen en uitvoeren van lokale projecten die gericht zijn
op het voorkomen van criminaliteit in het bedrijfsleven. De projecten worden uitgevoerd voor en met ondernemers. Naast het RPC Groningen en ondernemers zijn hierbij ook vaak andere partijen zoals ondernemersverenigingen, gemeenten en politie betrokken. In het jaarverslag 2005 van het RPC
Groningen, dat u onlangs ontvangen heeft, treft u een overzicht van de diverse activiteiten die het platform in 2005 heeft uitgevoerd.
Voorzitter van het platform is de commissaris van de Koningin, de heer J.G.M. Alders. Lid van het platform is gedeputeerde J.C. Gerritsen. Jaarlijks geeft de provincie een bijdrage van €25.000,- ten behoeve van de continuering van de activiteiten van het platform.
Het stichtingsbestuur van het Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Groningen is in 2005 drie
keer bijeengekomen. Daarnaast zijn er voor het Platform twee bijeenkomsten georganiseerd. De eerste bijeenkomst stond in het teken van de rol van de particuliere beveiligingsbranche in het integraal veiligheidsbeleid en de zienswijze van de advocatuur m.b.t. het 'veelplegersbeleid'. De tweede bijeenkomst stond in het teken van cameratoezicht.
3.3
Regionaal beheersplan en bestuurlijke rapportage
De wet rampen en zware ongevallen (WRZO, laatstelijk gewijzigd bij de wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding 2004) kent ons de toetsende bevoegdheid toe ten aanzien van het nieuwe
beheersplan van de regio. Het RBR Groningen, vastgesteld december 2004 - en derhalve ruim vóór de
wettelijk verplichte datum van 1 juli 2005 - is in mei 2005 door het bestuur van de brandweerregio ter toetsing aangeboden. In het plan zijn alle multidisciplinaire beleidsvoornemens en maatregelen voor de voorbereiding van de rampenbestrijding in de regio Groningen voor de periode 2005-2009 beschreven. Ambities zijn geformuleerd op het gebied van de operationele voorbereiding,
8
kwaliteitstoetsing en borging en communicatie. Na afstemming met de provincie Fryslân en Drenthe zijn onze bevindingen in december 2005 aangeboden aan de voorzitter van de bestuurscommissie.
De regio Groningen heeft haar ambities inhoudelijk, maar ook in tijd gefaseerd, geformuleerd. Zo zal er in 2008 één samenhangende multidisciplinaire beleidsvisie risicobeheersing (pro-actie en preventie) zijn vervat in structureel beleid. Ten aanzien van de operationele voorbereiding is bestuurlijk besloten voorlopig uit te gaan van de huidige beschikbare hulpverleningscapaciteit als maat voor het
operationeel zorgniveau. Voor de periode 2009-2013 is het voornemen geformuleerd dit niveau van operationele zorg te verhogen. Geconstateerde hiaten op het gebied van de alarmering, het
crisisinformatiesysteem en niveauverschillen tussen betrokken partners in de rampenbestrijding zijn inmiddels of zullen nog in de huidige planperiode worden gedicht.
Het bestuur heeft verder het voornemen uitgesproken vóór 1 januari 2008 een multidisciplinair kwaliteitszorgsysteem te hebben ontwikkeld en in de periode tot 2009 planmatig vorm te hebben gegeven aan risico- en crisiscommunicatie.
Wij hebben geconstateerd dat de regio met de vaststelling van het RBR invulling heeft gegeven aan de wettelijke verplichting tot vaststelling van beleid van de multidisciplinaire voorbereiding van de
rampenbestrijding, de papieren invulling. Daarnaast is geconstateerd dat de regio - mede met het oog op de algemene doorlichting rampenbestrijding - stappen zet en voorbereidt ter waarborging van de benodigde capaciteit en kwaliteit van de organisatie. Daardoor brengt de regio daadwerkelijk
verbinding aan tussen de beleidsformulering in het RBR en de realisering van dat beleid in de dagelijkse praktijk. Deze strategie geniet onze volledige instemming.
Wel zijn nog wel wat verbeteringen mogelijk in de opzet van het RBR. Zo ontbreken een heldere
prioriteitstelling en de aansluiting van de risico's en het gekozen operationele zorgniveau (het aantal in te zetten eenheden). Uitgangspunt bij de bepaling ervan is het huidige zorgniveau, die de aan de risico-analyse gekoppelde operationele prestatie niet in alle gevallen dekt.
Wij hebben bij de aanbieding van onze bevindingen aan de regio het voorstel gedaan om in nauw overleg met elkaar actiepunten te distilleren en deze in de wettelijk vastgelegde beleidscyclus te
integreren. Dit betekent dat de te kiezen actiepunten daarmee mede onderwerp zijn geworden van de eerste bestuursrapportage van de regio Groningen in 2006.
De commissaris van de Koningin informeert - ook reeds in de oude WRZO - de minister jaarlijks over de stand van zaken met betrekking tot de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop. In 2005 is bestuurlijk gerapporteerd over de inhoud en toetsing van het RBR en de toetsing van de andere regionale planvorming.
3.4
Regionale plannen
Rond de vaststelling van de gemeentelijke rampenplannen en indiening ervan ter toetsing zijn - daar waar andere provincies er erg veel problemen mee hebben gehad- in Groningen geen
noemenswaardige problemen opgetreden. De gemeentebesturen hebben dit jaar naast hun rampenplannen ook de onderliggende deelplannen aan ons toegezonden. Wij hebben inhoudelijk
getoetst op de gemeentespecifieke risico-inventarisatie en -analyse en op de implementatie van de
onderdelen van het gemeentelijk rampenplan, die betrekking hebben op de gemeentelijke deelplannen. De keuze hiervoor heeft mede te maken met het feit dat ten aanzien van de operationele
deelprocessen van brandweer en politie vooreerst moest worden uitgegaan van het model-rampenplan van de regio en dat eerst begin 2006 de uitwerking ervan door de besturen zouden worden vastgesteld.
De met de invoering van de nieuwe wetgeving verband houdende eenmalig verlengde toetsingsperiode van zes maanden is van provinciezijde volledig gebruikt om naast de inhoudelijke toetsing, verslaglegging en bestuurlijke afdoening, tussentijds ruimte in te bouwen voor ambtelijke
terugkoppeling aan gemeenten van de toetsresultaten en gelegenheid te geven voor het aanbrengen van kleine aanpassingen en het herstel van omissies. De inbouw van deze aanpassingsfase heeft bij verscheidene gemeenten tot aanzienlijke verbetering van de graad van implementatie geleid.
9
Het voorlopig toetsingsresultaat - waarvan pas in 2006 het definitieve oordeel bekend zal worden - is aanzienlijk beter dan in 2004. Vermeldenswaard daarbij is dat de provincie de risico-inventarisatie en analyse van gemeenten krachtig heeft ondersteund, met gebruikmaking van de digitale risicokaart. Verder is steeds helder gecommuniceerd over handhaving van termijnen en is vroegtijdig melding
gemaakt van de accenten waarop zou worden getoetst. Het heeft ertoe geleid dat zowel qua termijn, compleetheid van het ingeleverde materiaal als uiteindelijke graad van implementatie belangrijke
stappen voorwaarts zijn gemaakt. Vooruitgang is ook geboekt in de samenwerking tussen gemeenten. Wij waarderen deze groeiende samenwerking tussen gemeenten, met regionale en provinciale ondersteuning, in de aanloop naar deze toetsingsronde, zeer.
Aandacht zal nog moeten worden gegeven aan de afstemming met andere planvorming, zoals die van de waterschappen. De afstemming met buurgemeenten, eventuele buurregio's of Duitsland heeft nu
reeds aandacht bij de toetsing gekregen. Daarbij is gebleken dat gemeenten soms voor onmogelijke opgave staan om rampbestrijdingsplannen op te stellen voor effecten die in de eigen gemeente optreden van incidenten in inrichtingen in een andere gemeente, die op hun beurt in een
rampbestrijdingsplan van die gemeente zijn uitgewerkt. Wij hebben de minister aandacht gevraagd voor deze kettingreactie in planvorming die het gevolg is van de inrichting van onze wetgeving maar in de praktijk tot plandruk en uiteindelijk planidiotie kan leiden.
Ten aanzien van de gemeentelijke rampbestrijdingsplannen geld dat alle BRZO- en 2 niet VR-plichtige PBZO-bedrijven in Groningen zijn er inmiddels van zijn voorzien. De provinciale bevindingen ten
aanzien van de planvorming zijn nogal divers. Veel opmerkingen zijn gemaakt over de uitwerking van scenario's en de afstemming van hulpdienstactiviteiten en de activiteiten van gemeenten bij de
uitvoering van de in het rampenplan vastgelegde taken. Wij bespeuren bij de revisies een beperkte
vooruitgang. Mede veroorzaakt door de plandruk die er op gemeenten de afgelopen periode is gelegd, is er niet altijd de gelegenheid alle eerder gemaakte opmerkingen te verwerken in revisies.
De gemeente Delfzijl heeft met ondersteuning vanuit de hulpdiensten de ontbrekende plannen voor
BRZO-inrichtingen opgesteld. Daarnaast wordt met onze steun één rampbestrijdingsplan ontwikkeld
voor het gehele chemiepark. Op dit chemiepark is het merendeel van de BRZO-inrichtingen in Delfzijl gevestigd, daarnaast bevinden zich ook niet BRZO-inrichtingen op dit park. Bundeling van de
planvorming op het gebied van de rampenbestrijding zal lijden tot een aanzienlijke vereenvoudiging en effectverbetering van de planvorming.
De organisatieplannen van de brandweer en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en
Rampen (GHOR), door de bestuurscommissie brandweer en GHOR in juni 2005 vastgesteld, bieden een overzicht van de vertaling van het regionaal beheersplan voor deze operationele diensten. Om die
reden is ook verklaarbaar dat het beheersplan reeds in december moest worden vastgesteld, namelijk om de afspraken vast te leggen op basis waarvan de organisatieplannen tijdig konden worden
uitgewerkt. De politie zal de uitwerking van haar operationele deelprocessen in februari 2006 ter besluitvorming aan het regionaal college aanbieden.
3.5
Algemene doorlichting rampenbestrijding (ADR)
Als onderdeel van een landelijk ingezet traject om de kwaliteit en het toezicht van de
rampenbestrijding te verbeteren, is in juli 2004 in Groningen een meerjarig onderzoek gestart dat inzichtelijk maakt op welke manier de regionale hulpdiensten en gemeenten binnen de regio's rampen en zware ongevallen voorkomen, zich erop voorbereiden en deze daadwerkelijk bestrijden. Het onderzoek, de ADR, kenmerkt zich door een omvangrijke praktische doorlichting in de vorm
interviews, praktijktests en simulaties van rampen en wordt in alle regio's uitgevoerd. Getoetst wordt hoe wordt omgegaan met de risico's in de regio, hoe de kritische rampbestrijdingsprocessen zijn
voorbereid en hoe de bestuurlijke aansturing van de rampenbestrijdingsorganisatie plaatsvindt. Elke doorlichting - zo ook die in Groningen - verloopt in drie fasen, waarvan elke fase met goed gevolg
moet zijn doorlopen wil van een vervolg sprake zijn. Op basis van de uitkomsten van de eerste toetsing van de kritische processen als opschaling, informatiemanagement, coördinatie en leidinggeven, is de
10
inspectie Openbare orde en veiligheid van het Ministerie van BZK tot het oordeel gekomen dat de regio nog een aantal verbeteringen moet doorvoeren wil het acute rampen effectief kunnen bestrijden. De regio heeft zich ten doel gesteld om de verbeteringen voor 1 februari 2006 te implementeren.
Overeenkomstig het landelijk 'protocol toezicht op de rampenbestrijding' is de commissaris van de
Koningin verzocht de voortgang in het verbetertraject te volgen en de inspectie hierover te berichten. Ter voldoening aan dit verzoek heeft periodiek overleg over de voortgang van de verbeteringen
plaatsgevonden. De verbeteringslag die betrekking heeft op de organisatie, de inrichting en bezetting van bij rampen betrokken staven en meldkamers, alsmede op de bovenregionale bijstand is
voortvarend ter hand genomen en zal naar alle waarschijnlijkheid met een goed gevolg in 2006 worden afgerond.
3.6
Coördinatieplan Rampenbestrijding Waddenzee
In onderlinge samenwerking tussen de 18 Waddenzeegemeenten, de drie Waddenzeeprovincies, de Kustwacht en Rijkswaterstaat is in 2005 een Coördinatieplan Rampenbestrijding Waddenzee tot stand gekomen. Gezien het feit dat de Waddenzee gemeentelijk is ingedeeld, maar tegelijkertijd het merendeel van de calamiteiten die (kunnen) plaatsvinden op de Waddenzee daarmee een
gemeentegrensoverschrijdend en soms zelfs een provinciegrensoverschrijdend karakter hebben, is het noodzaak vóóraf afspraken te maken over de vraag welk orgaan de calamiteitenbestrijding coördineert. In dit plan wordt er in voorzien dat in beginsel de commissaris van de Koningin in de provincie Fryslân coördinerend is. In de gevallen waarin vrij snel duidelijk is dat de calamiteit specifiek Noord-Hollands
of Gronings is, dan wel zelfs zich beperkt tot één van de gemeenten in deze provincies, dan draagt hij de verantwoordelijkheid over aan hetzij de betreffende ambtgenoot, dan wel de betreffende
burgemeester. Het plan is in 2005 tevens geïmplementeerd en in het najaar van 2005 voor het eerst beoefend.
3.7
Provinciaal Coördinatieplan
Vóór 1 juli 2005 dienden alle gemeenten een nieuw gemeentelijk rampenplan vastgesteld te hebben. Voordat het zover was is in het voorjaar van 2005 een model gemeentelijk rampenplan gemaakt.
Omdat hierin de nodige aanpassingen aan de tijd geschiedden én aan de wijzigingen van de Wet
Rampen en Zware Ongevallen, behoefde ook het provinciaal coördinatieplan crisismanagement de nodige aanpassingen. Het plan – uitgekomen in de zomer van 2005 – omvat de bestuurlijke en
operationele lijnen die gelden zodra een incident gemeentegrensoverschrijdend is. Tevens staan de procedures opgenomen waarlangs van buiten de provincie bijstand van parate diensten en defensieonderdelen kan worden verkregen.
3.8
Rampenzender Radio Noord
In 2004 is de commissie Koetje (ingesteld door de minister van BZK) bezig geweest met het opstellen
van een advies over de inzet van de regionale omroep in haar rol als rampenzender, waarbij ook weer meer rekening kan worden gehouden met actuele stand der techniek.
In 2005 heeft dit geleid tot het tot stand komen van een nieuw Convenant Regionale Omroep als Rampenzender. De regionale omroep vervult deze functie bij (dreigende) calamiteiten en heeft als zodanig een belangrijke alarmerende én informerende functie.
Het convenant is gesloten tussen de burgemeesters, de commissaris van de Koningin en de directeur van RTV Noord.
3.9
Feitelijke rampenbestrijding en bijzondere gebeurtenissen
Bij een ontploffing tijdens werkzaamheden op de NAM-locatie Westervalge te Warffum vielen 2 doden en 1 gewonde. Door meerdere rijksinspecties en de Onderzoeksraad voor veiligheid is een onderzoek
11
naar de oorzaak ingesteld. Het onderzoek leverde voor de bedrijven betrokken bij het ongeval specifieke leermomenten en actiepunten op.
Binnen en buiten de provincie vond een aantal bijzondere gebeurtenissen plaats waarbij de provincie
meer of minder betrokken is geweest en welke (grote) impact op het gebied van de openbare orde en veiligheid hadden. De meest in het oog springende waren: -
maatregelen rond het bezoek van Hare Majesteit aan de Blauwe Stad en Delfzijl in het kader van haar Regeringsjubileum;
de maatschappelijke onrust en spanning na aanslagen in Londen in juli, de tsunami in Zuidoost Azië , de grote overstroming in New Orleans en de milieueffecten bij de brandstofexplosie in Hemel Hempstead in Engeland;
-
meerdere transporten van militaire goederen naar en vanuit de Eemshaven en verschepingen in het kader van oefeningen en operationele inzet.
Alerteringssysteem De landelijke overheid heeft in verband met aanhoudende terreurdreiging het landelijk
Alerteringssysteem ingevoerd. Het systeem waarschuwt overheid, operationele diensten en
bedrijfsleven bij toenemende terroristische dreiging. Het systeem is puur gericht op professionals die te maken kunnen krijgen met een terroristische dreiging. Op die wijze kunnen snel maatregelen worden genomen die het risico op een aanslag kunnen verkleinen of de gevolgen ervan kunnen
beperken. Het voornemen is om in 2007 veertien sectoren te hebben aangesloten. De minister van
Justitie is de coördinerend bewindspersoon voor terrorismebestrijding. Hij neemt de besluiten over
toepassing van het Alerteringssysteem als er sprake is van terroristische dreiging, uiteraard in nauw overleg met de minister van BZK.
3.10 Implementatie Doorwerking Crisismanagement in de provinciale organisatie Sinds 2004 kan worden beschikt over operationele ruimte ten behoeve van het Provinciaal ActieCentrum (PAC). In een voorkomend geval wordt hiervoor kamer 43 - in het normale gebruik een
vergaderruimte - ingericht. Binnen de afgesproken tijdsduur kan zowel in als buiten kantooruren het PAC worden ingericht als operationele ruimte. Alle noodzakelijke middelen zijn in dan wel in de zeer nabije omgeving van de ruimte opgeslagen.
Diverse consignatieregelingen dragen bij aan het buiten kantooruren kunnen inrichten en bezetten van het PAC. Maatregelen zijn genomen voor het up to date houden en de beschikbaarheid van informatie en instrumentarium. De beschikbare pc's van het PAC worden door de afdeling ICT regelmatig gecheckt en geüpdatet. Kamer 43 is, naast de computerruimtes, in 2005 aangesloten op de
noodstroomvoorziening en voorzien van een no breaksysteem, zodat in alle gevallen van uitval de openbare stroomvoorziening kan worden doorgewerkt.
In verband met de verbouwing van Martinikerkhof 12 is de opleidingsruimte van de afdeling ICT in de nieuwbouw tijdelijk geschikt gemaakt om als PAC-ruimte te kunnen worden ingericht. Alle (ICT-)
middelen zijn in de nabijheid van de ruimte opgeslagen. In een inrichtingsoefening is de bruikbaarheid van de ruimte en de beschikbaarheid van alle middelen getest.
3.11 Oefenen
De provincie Groningen is op diverse wijzen betrokken bij het beoefenen van de diverse planvorming. De jaarlijkse oefening van het Regionaal Coördinerend BeleidsTeam heeft plaatsgevonden in oktober
2005, toen overigens tegelijkertijd het PAC werd beoefend. Evaluatie van de oefening heeft in januari 2006 plaatsgevonden. Vermeldenswaard hierbij is dat het oefenscenario – gepland voor negen
verschillende provincies en door het zelfde externe bureau begeleid en geëvalueerd – uitsluitend in
Groningen volledig doorlopen is; een gegeven dat door het bureau voorzien werd van een positieve waardering: het wijst op een relatief goede voorbereiding van de regionale rampenbestrijding.
12
Overigens is de provincie Groningen ook betrokken bij de opzet en begeleiding van de oefening van de gemeentelijke BeleidsTeams, waarvan er elk jaar minimaal 12 plaatsvinden.
3.12 Risicokaart Groningen
In 2005 was er enerzijds sprake van het beheer en onderhoud van de door ons ontwikkelde Risicokaart Groningen en anderzijds van de implementatie van de Risicokaart Groningen volgens het landelijke model.
De door ons ontwikkelde Risicokaart Groningen is eind 2002 in gebruik genomen. Er werden een
professionele- en een openbare versie van de Risicokaart Groningen uitgebracht. De openbare versie was primair bedoeld als communicatie instrument naar het publiek en toonde minder detail informatie dan de professionele versie. De professionele versie van de Risicokaart Groningen werd in onze organisatie en bij de Regionale Brandweer op een aantal functioneel relevante werkplekken
geïnstalleerd. De openbare versie van de Risicokaart Groningen was via de website van de Provincie Groningen te bekijken. Deze openbare versie werd gemiddeld 160 keer per week bezocht. Met de 25 gemeenten hebben wij in 2004 en 2005 afspraken gemaakt over het aanleveren van
mutaties op de risico-informatie. De gemeenten waren (en zijn) verantwoordelijk voor de kwaliteit en de actualiteit van de risico-informatie over objecten waarvoor de gemeente het verantwoordelijke
gezag is. De mutaties die gemeenten ons aanleverden werden door ons dagelijks in de professionele kaart verwerkt. De openbare risicokaart is vier keer geactualiseerd.
In juli 2005 moesten alle gemeentelijke rampenplannen zijn geactualiseerd en vastgesteld. Onderdeel van een rampenplan is een inventarisatie en analyse van de risico’s in een gemeente. Ter
ondersteuning van de presentatie hiervan, hebben wij alle gemeenten voorzien van een uitdraai van de actuele risicokaart. Deze kaart kon als bijlage bij het rampenplan worden gevoegd. Gegevens die vóór 1 maart 2005 bij ons waren aangeleverd zijn op de kaart verwerkt. Model Risicokaart Groningen
In 2004 is het IPO, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, begonnen met het uitwerken van het ontwerp voor een openbare landelijke risicokaart. De provincies hebben onderling afspraken gemaakt over het toekomstig beheer en onderhoud van de landelijke
risicokaart. De planning was dat de openbare landelijke risicokaart eind 2004 bij vier provincies, die tot nu toe nog geen eigen risicokaart hebben, operationeel zou zijn. Echter, door allerlei tegenvallers is
deze planning niet gehaald. De kaart van Overijssel is uiteindelijk eind maart 2005 in de lucht gegaan. In juni volgde Drenthe en in december Zeeland.
De implementatie van het landelijk model in Groningen kon later van start gaan dan gepland, vanwege de late oplevering van de complete software door het IPO. Hierdoor bleek het niet mogelijk de Model Risicokaart Groningen in 2005 op het internet te publiceren.
Wij konden de technische implementatie van de publieke en professionele risicokaart eind 2005 succesvol afronden. De publieke risicokaart wordt sindsdien bij ESRI Nederland gehost. De professionele risicokaart staat in de ICT-omgeving van de provincie Groningen.
Ook het inventariseren van de benodigde data bleek een bottleneck in de planning de nieuwe
risicokaart in 2005 te publiceren. Anders dan bij de huidige risicokaart worden de risicogegevens door het bevoegd gezag (gemeenten, provincie en rijk) zelf ingevoerd in een landelijke database. Hiervoor
ontbrak de wettelijke basis, waardoor met name gemeenten een afwachtende houding aannamen. Eind 2005 bleek ongeveer 20% van de benodigde gegevens ingevoerd, terwijl 75% het streefpercentage was. Op basis van ervaringen met de landelijke openbare kaart en de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van de doorontwikkeling van de professionele risicokaart zullen wij te zijner tijd een besluit nemen over het verrijken van de professionele Risicokaart Groningen.
13
4.
Verkeer en Vervoer
4.1
Verkeersveiligheid
Vanuit het Akkoord Decentralisatie van het Regionale Verkeersveiligheid heeft de provincie een regierol op het gebied van het regionale verkeersveiligheidsbeleid. Zowel de provincie, als het Verkeer- en
Vervoerberaad Groningen (VVB) vervullen op dit gebied een initiërende en faciliterende rol in de regio. Bij het verkeersveiligheidsbeleid gaat het nadrukkelijk niet alleen om de infrastructuur, d.w.z. de inrichting van de weg, maar ook om educatie, voorlichting en handhaving. Verkeersveiligheid maakt integraal deel uit van de planvorming bij de aanleg en reconstructie van onze eigen wegen. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma's van het Actieplan verkeersveiligheid provinciale wegen voeren wij maatregelen uit waarbij specifiek de verbetering van de objectieve en subjectieve
verkeersonveiligheid wordt nagestreefd. In de afgelopen periode hebben wij in dit kader o.a. rotondes
in de N372 ter hoogte van de Euroweg te Leek en ter hoogte van de noordelijke aansluiting op de A7 aangelegd. Daarnaast hebben wij in Stadskanaal op de kruising van de provinciale weg N378 en de Semsstraat de bestaande verkeerslichten vervangen door een rotonde en hebben wij op de N355
(Friesestraatweg) in het kader van het opruimen van de baansplitsing ter hoogte van Visvliet een veilige landbouwoversteek gerealiseerd.
In het algemeen houden wij bij de aanpak van onze wegen zoveel mogelijk rekening met de principes van Duurzaam Veilig Verkeer. Het duurzaam veilig inrichten van ons wegennet blijft, ook gezien de
enorme kosten die hiermee gemoeid zijn, een proces van lange adem. Dit probleem geldt eveneens voor de inrichting van de wegen van de gemeenten en het rijk.
In de landelijke Nota Mobiliteit, die in februari 2006 formeel in werking is getreden, is een nationale
doelstelling opgenomen voor het terugbrengen van het aantal ernstige verkeersslachtoffers in 2010 en 2020. Voor 2010 gaat het landelijk om een reductie van 15% van het aantal doden en 7,5% van het
aantal ziekenhuisgewonden ten opzichte van 2002. De doelstelling wordt gelijk over de provincies en
kaderwetgebieden verdeeld, dus ook voor het grondgebied van onze provincie staan wij, samen met de andere betrokken partijen, voor de taak om deze reductie van 15% van het aantal verkeersdoden en
7,5% van het aantal ziekenhuisgewonden te realiseren. Concreet mogen wij in 2010 in onze provincie uitkomen op maximaal 40 verkeersdoden en maximaal 425 personen die als gevolg van een
verkeersongeval in het ziekenhuis moeten worden opgenomen. In 2006 willen wij komen tot een provinciebreed uitvoeringsprogramma waarin wordt aangegeven hoe het Groningse deel van de nationale taakstelling kan worden gerealiseerd. Het plan stellen wij samen op met het rijk, de
gemeenten, het OM, de politie en overige betrokken partijen. Ter voorbereiding hierop hebben wij in 2005 analyses gemaakt van de ongevallengegevens van de afgelopen jaren.
4.2
Sociale veiligheid en concessieverlening openbaar vervoer
Sinds 2005 voert het OV bureau Groningen Drenthe het beleid uit m.b.t. het stads- en streek vervoer in de provincies Groningen en Drenthe. Het OV-bureau heeft de minister van Verkeer en Waterstaat geïnformeerd over doelstellingen en streefcijfers betreffende de waardering van het gevoel van
veiligheid van reizigers en personeel in het openbaar vervoer, slachtoffers van incidenten in het
openbaar vervoer en het beperken van het zwart rijden. Deze doelstellingen zijn verwerkt in het
meerjarenplan Sociale veiligheid Openbaar vervoer, waarin maatregelen en beschikbare middelen voor de periode 2005 t/m 2009 worden beschreven. Zoals wij hebben bepaald in de concessie die wij per 1 juni 2004 samen met de gemeente Groningen
en de provincie Drenthe aan Arriva hebben verleend voor het stads- en streekvervoer in Groningen en
14
Drenthe is een plan van aanpak sociale veiligheid openbaar vervoer 2005 opgesteld. Op basis hiervan heeft Arriva een uitvoeringsplan voor het jaar 2005 opgesteld. In het uitvoeringsplan gaat de
vervoerder met name in op registratie en rapportage van incidenten, onderzoek naar zwart rijden, toezicht en controle, camera toezicht, cursussen omgaan met agressie, vandalisme, agressie, overlast, imago openbaar vervoer en veiligheid van de reis. In de begroting van het OV bureau Groningen
Drenthe zijn de middelen gereserveerd voor activiteiten om de doelstellingen m.b.t. sociale veiligheid
te realiseren. Deze gelden worden uitgekeerd aan de vervoerders op basis van de door hen ingediende plannen. De vervoerders dienen over de besteding van de gelden na afloop van het betreffende jaar verantwoording aan de opdrachtgevers af te leggen. In 2005 heeft het OV bureau ook middelen gereserveerd voor gemeentelijke initiatieven ter ondersteuning van het opstellen van
veiligheidsconvenanten. Daarmee is o.a. beoogd de aanpak van de stationsomgeving Noorderstation Groningen te ondersteunen.
15
5.
Water
5.1
Maatregelen tegen wateroverlast
De Stuurgroep Water 2000+, een samenwerkingsverband tussen de provincies Groningen en Drenthe, de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze Aa's en andere overheden, heeft begin 2003 een pakket maatregelen tegen wateroverlast vanuit de boezemwatersystemen voor de periode tot 2025 voorgesteld. Dat advies voorzag in het verhogen van boezemkaden en het inrichten van waterbergingsgebieden in Groningen en Noord-Drenthe.
Medio 2004 hebben provincie en waterschap Hunze en Aa's, mede naar aanleiding van de
maatschappelijke discussie over waterberging, een gedeeltelijke aanpassing van het advies van de
stuurgroep gepresenteerd. Die aanpassing bestond o.a. uit een versnelde inrichting (2008) van twee waterbergingsgebieden (Ulsderpolder en Onner- en Oostpolder). Speciaal voor deze gebieden hebben provincie en waterschap in 2004 en 2005 een pakket maatregelen (flankerend beleid) voor de direct
betrokkenen ontwikkeld om de uitvoering te bevorderen. Die maatregelen hebben duidelijk succes.In de Ulsderpolder is eind 2004 een landbouwbedrijf van 140 ha aangekocht. Dit bedrijf wordt in 2006
doorverkocht aan de zittende landbouw in en rondom de polder (structuurversterking). Voor de Onneren Oostpolder is een nieuwe aankoopstrategie ten behoeve van de herinrichting Haren ontwikkeld,
welke vanaf juli 2005 operationeel is. Deze strategie blijkt zeer goed aan te slaan, hetgeen zowel de landbouw als de realisering van de EHS ten goede komt. In 2006 worden de besprekingen met het
waterbedrijf Groningen afgerond over een duurzame ontwikkeling van de drinkwaterwinning in deze
polders in relatie tot de noodberging en waar mogelijk een verdere realisering van de EHS en het antiverdrogingsbeleid.
In de provincie Drenthe worden plannen ontwikkeld voor een versnelde inrichting (2009) van het
waterbergingsgebied Peizer- en Eeldermaden als onderdeel van de Herinrichting Peize. De provincie Drenthe heeft de landinrichtingscommissie voor de Herinrichting Peize in 2005 geïnstalleerd.
Wij hebben de aanwijzing van waterbergingsgebieden in onze provincie eind 2005 vastgelegd via een uitwerking van het POP Groningen. Daarbij zijn de milieueffecten van verschillende oplossingen beschreven en alternatieven onderling vergeleken.
Door de waterberging en de kadeverhoging moet de kans op wateroverlast vanuit de boezemsystemen
op 1 januari 2015 tot ten hoogste 1:100 zijn verminderd. Rond 2015 zal op basis van de dan geldende normen en inzichten worden beoordeeld welke maatregelen voor de lange termijn nodig zijn om de
waterhuishoudkundige gevolgen van klimaatverandering en bodemdaling op te vangen. De discussie hierover wordt in 2008 gestart. Tot die tijd worden, naast de genoemde kadeverhoging en
waterberging, vooral nieuwe initiatieven ontwikkeld voor het bovenstrooms vasthouden en kleinschalig bergen van water.
In het waterschap Hunze en Aa's moet tot 2015 ongeveer 50 miljoen m3 aan waterbergingsvolume worden gerealiseerd. Eind 2005 was ruim 15 miljoen m3 waterbergingsvolume beschikbaar (in de
Westerbroekstermadepolder, Rolkepolder, polder Lappenvoort en De Blauwe Stad). Daarnaast zijn de
waterbergingsgebieden Ulsderpolder, Onner- en Oostpolder en Winschoten-Zuid (totaal volume bijna 28 miljoen m3) in uitvoering. Deze zullen in 2008 gereed zijn. Het resterende volume van ongeveer 7
miljoen m3 , (Kuurbos, De Bovenlanden, Tusschenwater en Binnen Aa) zal tussen 2008 en 2015 worden gerealiseerd.
In het Groningse deel van Noorderzijlvest hoeft tot 2015 geen waterberging te worden gerealiseerd.
16
5.2
Primaire waterkeringen
Op grond van de Wet op de waterkering moeten de waterkeringbeheerders de primaire waterkeringen
vijfjaarlijks toetsen aan de in de wet vastgelegde norm voor de per dijkringgebied aanwezige veiligheid tegen overstromingen. De primaire waterkeringen in de provincie Groningen zijn in 1999 voor de eerste keer volgens de wettelijke procedure getoetst. In 2004/2005 hebben de waterschappen
Noorderzijlvest en Hunze en Aa's de primaire waterkeringen voor de tweede keer getoetst. Evenals bij de eerste toetsingsronde is op basis van de uitkomsten van de tweede toetsingsronde ook weer
geconcludeerd dat de primaire waterkeringen tot de volgende toetsingsronden voldoende veiligheid
bieden. Slechts op een beperkt aantal onderdelen scoort de primaire waterkering onvoldoende. Deze tekortkomingen vormen echter geen acute bedreiging voor de veiligheid.
Wij hebben in december 2005 verslag uitgebracht aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de veiligheid van de primaire waterkeringen in de provincie Groningen. Wij hebben uw Staten geïnformeerd over onze rapportage aan de minister.
Gelet op de 'onvoldoende' scores van de tweede toetsingsronde hebben wij de waterschappen verzocht om de verbeteringswerken die uit de tweede toetsingsronde voortvloeien ruimschoots voor de
volgende toetsingsronde uit te voeren. Ook hebben wij verzocht om ons over de voortgang van de uitvoering van de verbeteringswerkzaamheden te informeren. In de eerste toetsingsronde scoorden de provinciale kunstwerken in de primaire waterkering, schutsluis Lauwersoog, het sluizencomplex te Delfzijl en de Oude Zeesluis te Delfzijl, onvoldoende. De schutsluis Lauwersoog voldoet inmiddels aan de norm. De verbeteringswerken aan het sluizencomplex te Delfzijl zijn in uitvoering en worden naar verwachting in de eerste helft van 2006 afgerond. De
verbeteringswerken aan de Oude Zeesluis te Delfzijl (inmiddels overgedragen aan het waterschap Hunze en Aa's) worden momenteel in bestek voorbereid.
5.3
Regionale waterkeringen
In maart 2005 hebben uw Staten de regionale waterkeringen (boezemkaden) in de provincie Groningen aangewezen en de veiligheidsnorm voor de boezemsystemen in de provincie Groningen vastgesteld op 1:100.
In het waterschap Hunze en Aa's moet tot 2015 151 km worden versterkt, waarvan in 2004 en 2005 reeds 43 km gerealiseerd is. Van de provinciale boezemkaden langs het Winschoterdiep en A.G.
Wildervanckkanaal is inmiddels 49 km verbeterd (periode 2000-2005). In 2006-2007 wordt de nog resterende 3,3 km aangepakt. De lengte aan te verbeteren boezemkaden in het waterschap
Noorderzijlvest is nog niet bekend. In 2006 zal de lengte te verbeteren boezemkade door het waterschap worden vastgesteld. Wij hebben overigens naar aanleiding van de vaststelling van de veiligheidsnorm voor de
boezemsystemen de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's en het Wetterskip Fryslân verzocht om ons te informeren over de huidige veiligheid van de boezemsystemen, met name om aan te geven welke boezemkaden wel en niet aan de door uw Staten vastgestelde veiligheidsnorm van 1:100 voldoen.
Om op een gestructureerde wijze en meer pro-actief toezicht op de regionale waterkeringen uit te
kunnen oefenen, hebben wij in 2004 gezamenlijk met de waterschappen een inspectiedocument met een programma van eisen voor de visuele inspectie van de regionale waterkeringen vastgesteld. De waterschappen hebben in 2005 voor de eerste keer gerapporteerd over de visuele inspectie van de
regionale waterkeringen. De visuele inspecties hebben geen onvolkomenheden aangetoond die van
invloed zijn op de veiligheid. Wij hebben u in september 2005 geïnformeerd over de uitkomsten van de visuele inspecties.
17
5.4
Beslissing Ondersteunend Systeem water (BOS Hoogwater)
In het kader van het Interreg
b-project FLOWS is een raamwerk voor een beslissingondersteunend
systeem (BOS) voor het operationele en strategische waterbeheer ontwikkeld. Dit systeem is een werkomgeving voor de ondersteuning van de uitvoering van het operationele beheer en de
voorbereiding van beleidsbeslissingen in hoogwatersituaties. In 2005 hebben de waterschappen Hunze en Aa's en Noorderzijlvest verder invulling gegeven aan het raamwerk, hetgeen heeft geresulteerd in een BOS Hoogwater. Het BOS Hoogwater is in eerste instantie ingericht voor het strategische
waterbeheer en het voorbereiden van beleidsbeslissingen in hoogwatersituaties. Verdere uitbouw vindt plaats voor het operationele dagelijkse waterbeheer.
18
6.
Ruimtelijke Ordening
6.1
Beoordeling Bestemmingsplannen en de Nota Planbeoordeling
Bij het opstellen en beoordelen van bestemmingsplannen en daarop betrekking hebbende vrijstellingsen wijzigingsprocedures, is op velerlei wijze aandacht besteed aan het aspect veiligheid. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de gemeente primair verantwoordelijk is voor de deugdelijkheid van de geleverde informatie en de vertaling daarvan in het bestemmingsplan.
In de provinciale Handreiking gemeentelijke Ruimtelijke Plannen is aangegeven op welke wijze de provincie in de beoordeling van gemeentelijke ruimtelijke plannen (met name structuur- en
bestemmingsplannen) het veiligheidsaspect aandacht geeft. In een aantal formats wordt het provinciaal beleid, eventuele bronnen, eventueel commentaar en de uitleg dienaangaande inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt verwezen naar het rijksbeleid en de websites alsmede de vragen welke de planopsteller en de plantoetser zich bij het maken respectievelijk beoordelen van bestemmingsplannen stellen.
Bij de beoordeling zijn alle relevante disciplines binnen de provinciale organisatie ingeschakeld.
6.2
Doorwerking externe veiligheid in ruimtelijke plannen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de daarbij behorende
regeling in werking getreden. De in het Besluit opgenomen grens- en richtwaarden en de daarvan
afgeleide veiligheidsafstanden hebben een sterke ruimtelijke component. Vandaar dat een relatie is gelegd met de toepassing van bovengenoemde bevoegdheden in het kader van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO). In al die gevallen immers is sprake van een ruimtelijk relevant besluit dat
rechtstreeks kan bijdragen aan de verwezenlijking van het beleid op het gebied van externe veiligheid. In de Handreiking voor het opstellen en beoordelen van Gemeentelijke Ruimtelijke Plannen van mei
2004 hebben wij de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid inrichtingen al aangekondigd. Op 1 mei 2004 hebben wij in samenwerking met de Groninger gemeenten en
samenwerkingsverbanden, de regionale brandweer Groningen en de GHOR het uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2004-2005 uitgebracht. Doel hiervan is om door middel van projecten de
uitvoeringskwaliteit van het beleid met betrekking tot externe veiligheid te verhogen. Dit resulteerde
in een Veiligheidstoets en een aanzet tot een visie op de doorwerking van het externe veiligheidsbeleid in ruimtelijke plannen.
Gelet op het grote belang dat moet worden gehecht aan een adequate vertaling van het Besluit in
ruimtelijke plannen en projecten is vooruitlopend op de uitwerking en resultaten van deze projecten,
het Besluit nadrukkelijk bij de gemeenten onder de aandacht gebracht. Aan gemeenten is verzocht om
in voorkomende gevallen bij de toepassing van de daartoe aangewezen bevoegdheden op grond van de WRO daarbij nadrukkelijk het Besluit te betrekken en een verantwoording hiervan te geven in de vorm van een afzonderlijke paragraaf externe veiligheid in de toelichting op ruimtelijke plannen of ruimtelijke onderbouwingen van projectbesluiten. Met nadruk is daarbij gewezen op de
verantwoordingsplicht met betrekking tot het zgn. groepsrisico. In het kader van onze bevoegdheid tot goedkeuring van bestemmingsplannen en wijzigings- en uitwerkingsplannen, alsmede de afgifte van
verklaringen van geen bezwaar, zijn wij nagegaan of de gemeenten het Besluit in acht hebt genomen. Veiligheidstoets In 2005 is de zogenaamde Veiligheidstoets ontwikkeld: een protocol voor de samenwerking tussen gemeenten, de lokale en de regionale brandweer in het RO-proces ten aanzien van de externe
veiligheid, waaronder het BEVI). De toets, waarvan u in bijlage 1 een folder aantreft, is ontwikkeld door
19
gemeentelijke en provinciale medewerkers van de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Milieu, de regioraden en beleidsmedewerkers proactie van de Hulpverleningsdienst Groningen.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan (onderzoeksfase) brengen o.a. milieudeskundigen en de brandweer advies uit aan RO. Dit is echter niet formeel vastgelegd omdat de diensten een onderdeel uitmaken van de gemeente. De veiligheidstoets heeft tot doel deze samenwerking een meer
gestructureerd karakter te geven. De invoering van het BEVI in 2004 maakt dit noodzakelijk ten
aanzien van het verantwoorden van het groepsrisico (met de invoering van het BEVI is het bevoegd gezag verplicht de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen te adviseren over de
verantwoording op het groepsrisico) en wenselijk ten aanzien van de overige aspecten van externe veiligheid in ruimtelijke plannen.
Door in een zeer vroeg stadium samen te werken kan het best gezocht worden naar optimale veiligheid in het plan. Beleidsvisie
Binnen het Externe Veiligheidsprogramma 2004-2005 is een start gemaakt met het opstellen van een provinciale visie op de doorwerking van het externe veiligheidsbeleid in ruimtelijke plannen. Deze visie zal in het POP III, dat in 2007 zal worden vastgesteld, verder worden uitgewerkt. In ieder geval zal
daarin worden opgenomen dat de provinciale risicokaart de basis vormt voor de risicogegevens die gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen hanteren.
6.3
Stedelijke Vernieuwing
In het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt met inachtneming van het
Rijksbeleidskader aandacht gevraagd voor een systematische benadering van het aspect veiligheid. In de gemeentelijke programma’s en projecten is/wordt aandacht besteed aan het aspect veiligheid.
Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van een door het Interprovinciale Overleg (IPO) ontwikkelde handreiking "Milieu-inbreng in ISV2" Bij de beoordeling wordt, op soortgelijke wijze als bij de eerder
genoemde ruimtelijke plannen, gebruik gemaakt van de binnen de provinciale organisatie beschikbare
expertise. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van de geleverde informatie en de vertaling van het aspect veiligheid in stedelijke vernieuwingsplannen.
6.4
Bouwen en Wonen en veiligheid
In de Nota Bouwen en Wonen worden gemeenten nadrukkelijk uitgenodigd in hun woonplannen aandacht te hebben voor veiligheid.
In dit kader gaat het om onder meer de inrichting van de openbare ruimte, die mede bepalend is voor een veilige leefomgeving en voor het veiligheidsgevoel van de burgers. Ook het beheer van de
leefomgeving speelt hierin een belangrijke rol. Een integrale benadering en samenwerking tussen de
betrokken actoren zijn hierbij noodzakelijk, aldus de genoemde nota. Ook hier zijn het de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor een goede vertaling van de provinciale beleidskaders.
20
7.
Welzijn
Het provinciale welzijnsbeleid is omschreven in het meerjarige beleidsplan 'Wel(en)levend Groningen’. Dit plan bevat de visie en uitgangspunten voor de periode 2005 tot en met 2008 en is in december 2004 vastgesteld door Provinciale Staten. Dit beleidsplan is uitgewerkt in verschillende
gebiedsprogramma’s en een uitvoeringsprogramma voor de provinciale speerpunten. De speerpunten ‘Jeugd en veiligheid’ en ‘Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld’ hebben directe raakvlakken met het provinciaal veiligheidsbeleid.
Daarnaast besteed de provincie op het gebied van lokaal sociaal beleid aandacht aan de ontwikkeling van wijk- en dorpsveiligheidsplannen. Binnen de Wet op de jeugdzorg heeft de provincie een taak ten
aanzien van de planning, sturing en financiering van de jeugdzorg, waaronder het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling valt. Op het gebied van de zorg heeft de provincie een (wettelijke) taak op het gebied van ambulancezorg. Allen hebben raakvlakken met het provinciaal veiligheidsbeleid.
7.1
Visie Jeugdbeleid in Ba(la)ns
Het rijk, de provincies en de gemeenten hebben gezamenlijk de visie ‘Jeugdbeleid in Ba(la)ns’
vastgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over samenwerking en coördinatie van het jeugdbeleid. De acties die de provincie op het gebied van integraal jeugd- en veiligheidsbeleid initieert, vallen binnen deze afspraken. Ter versterking van de samenwerking tussen het rijk, de medeoverheden en andere
partners heeft het kabinet de Operatie JONG in het leven geroepen. Dit is een samenwerkingsverband
van de verschillende ministeries ter verbetering van de samenhang in het jeugdbeleid. In 2005 heeft de commissie onder leiding van jeugdcommissaris Van Eijck gewerkt aan een rapport dat halverwege 2006 zal worden uitgebracht.
7.2
Speerpunt Jeugd en Veiligheid
Binnen de uitvoering van het speerpunt Jeugd en Veiligheid zijn activiteiten uitgevoerd op verschillende terreinen met als algemene doelstelling het voorkomen en terugdringen van overlast, vandalisme en jeugdcriminaliteit door jeugdigen (t/m 23 jaar) in de provincie.
Onderdeel van de provinciale activiteiten vormt de ondersteuning aan het provinciaal beleidsplatform jeugdcriminaliteit. Er is de afgelopen jaren in onze provincie gewerkt aan het realiseren van een
samenhangend beleid en het maken van concrete samenwerkingsafspraken tussen politie, justitie,
jeugdzorg, gemeenten en provincie. De samenwerking is geconcretiseerd in een gezamenlijk actieplan voor de periode 2002-2005, waarbij het Openbaar Ministerie zich richt op het repressiespoor via de
justitieketen en de Regiopolitie op de uitvoering van de politiële jeugdzorg. De provinciale inzet richt zich naast het stimuleren en ondersteunen van gemeenten bij lokaal Jeugd- en Veiligheidsbeleid (preventiespoor) tevens op de aansluiting van jeugdzorg op politie en justitie (curatiespoor).
In het kader van preventie is door de provincie geïnvesteerd in de ondersteuning van gemeenten bij de verdere ontwikkeling en implementatie van lokale plannen jeugd en veiligheid. Daarnaast is een aantal scholen in onze provincie ondersteund bij het ontwikkelen van actieplannen jeugd en veiligheid. Met ingang van de nieuwe Wet op de jeugdzorg per 1 januari 2005 is de provincie ook
verantwoordelijk voor de jeugdbescherming. De afstemming tussen het Arrondissementaal Justitieel Beraad (AJB) en het platform jeugdcriminaliteit, waarbij een brede, integrale aanpak van
jeugdproblematiek wordt voorgestaan, is een voortdurend aandachtspunt. In 2005 heeft het Platform Jeugdcriminaliteit uitvoering gegeven aan zijn actieprogramma.
21
In het najaar van 2005 is het samenwerkingsproject 'Aanpak risicojongeren', dat wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg (BJZ) in samenwerking met de politie en de gemeenten Groningen en HoogezandSappemeer, verlengd tot eind 2005. In dit project werken politie, gemeenten en BJZ samen om
jongeren die dreigen af te glijden in de maatschappij, te signaleren en door te geleiden naar BJZ alwaar ze hulp krijgen. Eind 2005 is het eindrapport van het project verschenen. Begin 2006 zullen de deelnemers aan het project een besluit nemen over mogelijke continuering.
In het kader van de inwerkingtreding van de Wet op Jeugdzorg per 1 januari 2005 en een integrale
aanpak op het gebied van jeugd heeft de provincie besloten extra te investeren in de verbetering van de aansluiting lokaal jeugdbeleid en jeugdzorg. Dit heeft geleid tot het vaststellen van een
Verbeterprogramma aansluiting jeugdzorg-jeugdbeleid 2005-2006. In dit verbeterprogramma, dat de provincie samen met de gemeenten heeft vastgesteld, worden een 9 tal verbeterpunten genoemd die in gezamenlijkheid zullen worden uitgewerkt. In 2005 is de provincie overleggen met gemeenten gestart om te bereiken dat met iedere gemeente een convenant aansluiting jeugdzorg-jeugdbeleid wordt afgesloten.
7.3
Speerpunt Voorkómen en bestrijden van huiselijk geweld
Het voorkómen en bestrijden van huiselijk geweld is één van de speerpunten van het provinciaal welzijnsbeleid (beleidsprogramma voor de periode 2005-2008).
De ernst van deze problematiek is nog eens bevestigd door de eindresultaten van de provinciale monitor 'Huiselijk geweld in beeld', uitgevoerd door het Centrum voor Maatschappelijke
Ontwikkelingen (CMO), naar aard en omvang van huiselijk geweld in onze provincie over de jaren
2001-2003. Wij hebben CMO Groningen opdracht gegeven nog twee keer een dergelijke monitor uit te voeren, zodat wij in 2008 een goed beeld hebben van de ontwikkelingen vanaf 2001.
Het is van groot belang dat huiselijk geweld niet langer een probleem 'achter de voordeur' is, maar bekend is bij het brede publiek. De afgelopen beleidsperiode (2000-2004) is hierin een grote stap
voorwaarts gezet met een provinciale publiekscampagne (april 2004) en de realisatie van de website
www.huiselijkgeweld.nl. De boodschap is en blijft 'huiselijk geweld is overal, huiselijk geweld is overal en je kunt er iets aan doen'.
In 2005 waren de publieksactiviteiten vooral gericht op de ontwikkeling en realisatie van het
provinciaal Advies- en steunpunt voor huiselijk geweld, dat in november 2005 is geopend door
wethouder mevrouw Visser van de gemeente Groningen en gedeputeerde mevrouw Mulder. Dit adviesen steunpunt, aangehaakt bij Stichting Toevluchtsoord, richt zich in eerste instantie op partnergeweld
en is gekoppeld aan het samenwerkingsverband 'Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners'. Het advies- en steunpunt bestaat uit een frontoffice -met als kerntaken toeleiding naar de juiste hulp, PR en voorlichting, en registratie en monitoring- en een backoffice, waarin alle interventies van politie en justitie en hulpverlening, inclusief de coördinatie en afstemming tussen deze partners, zijn
ondergebracht. Met de gemeente Groningen is afgesproken dat de provincie voor de jaren 2005-2008 dit advies- en steunpunt meefinanciert (in totaal circa € 215.000,--).
Een ander onderdeel van het speerpunt is het onderdeel 'voorlichting aan specifieke groepen'. Het gaat hier om groepen als allochtonen, jongeren, toekomstige beroepsgroepen, huisartsen en kerken. Alle voorlichtingstrajecten zijn gericht op preventie van huiselijk geweld. Door vergroten van kennis bij
doel- en risicogroepen en bij (toekomstige) beroepsgroepen wordt huiselijk geweld eerder erkend en herkend en kan in een vroegtijdig stadium voorkomen worden dat huiselijk geweld voorkomt of escaleert.
Om gerichte aandacht te kunnen besteden aan allochtone groepen is het van belang om te bepalen wat passende interventies zijn. Daartoe hebben wij opdracht verleend aan CMO Groningen. De uitkomsten hiervan zijn naast de uitkomsten van een proefproject van Thuisfront (gericht op de Turkse en
22
Marokkaanse gemeenschap) gelegd om tot een zo compleet en passend mogelijke aanpak te komen.
Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (zie hierboven) gaat zich met name richten op de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen, CMO op de andere allochtone groeperingen in onze provincie.
Specifieke aandacht is besteed aan jongeren in het voortgezet onderwijs; zij zijn de toekomstige relatiestarters. Om hen te wijzen op het vóórkomen van huiselijk geweld en de
handelingsmogelijkheden, is de video 'Een doodgewone klas ontwikkeld'. Deze is in 2005 aangeboden op scholen in de provincie, en vormt samen met een lesbrief uitgangspunt voor de voorlichtingsactiviteiten.
Het project WIBO (Weerbaarheid In het Basis Onderwijs) dat door het Huis voor de Sport Groningen vanaf 2003 op scholen is aangeboden, is volledig gericht op preventie. Ook dit project hebben wij in 2005 financieel ondersteund.
Voor de ontwikkeling van een aanpak voor ouderenmishandeling hebben we eveneens opdracht gegeven aan CMO Groningen. Een succesvolle methodiek is inmiddels beschikbaar gekomen via een proefproject in de gemeente Leek. In navolging hiervan wordt in andere gemeenten een dergelijke advies- en meldstructuur opgezet. Daarnaast geeft CMO voorlichting aan diverse beroeps- en vrijwilligersgroepen over dit onderwerp.
7.4
Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) - jeugdzorg
Voorkomen en bestrijden van kindermishandeling is evenals jeugd en veiligheid en het bestrijden van
huiselijk geweld een speerpunt in het provinciaal beleid, dat is verwoord in het provinciaal beleidskader 2005-2008 en het uitvoeringsprogramma jeugdzorg 2005.
Het Advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) van het Bureau Jeugdzorg speelt daarin een belangrijke rol. Het AMK is onderdeel van Bureau jeugdzorg en wordt door de provincie gesubsidieerd vanuit de doeluitkering voor de jeugdzorg. Iedereen kan contact opnemen met het AMK bij een
vermoeden van kindermishandeling. Het AMK geeft advies en consult hoe te handelen of neemt de zaak in onderzoek. Als het onderzoek uitwijst, dat hulpverlening noodzakelijk is, wordt hulp ingeschakeld van de instelling die deze het beste kan bieden.
Enerzijds is het provinciaal beleid gericht op het wegwerken van de hoog opgelopen wachtlijsten voor het AMK. Provinciale Staten hebben hiervoor in 2005 € 0,3 miljoen beschikbaar gesteld Ook het rijk
heeft voor dit doel in 2005 nog extra middelen uitgetrokken. Dit heeft ertoe geleid, dat eind 2005 de wachtlijst voor het AMK tot een werkvoorraad van 24 was weggewerkt.
Anderzijds is ons beleid erop gericht een sluitende aanpak van kindermishandeling te organiseren. Daartoe zijn we in gesprek met de vele hulpverlenende instellingen die met deze problematiek in aanraking komen.
Wij hebben het CMO Groningen begin 2005 opdracht gegeven een convenant sluitende aanpak kindermishandeling op te stellen tussen Bureau Jeugdzorg/ het AMK en de hulpverlenende
instellingen. Daarbij is het van belang dat er afspraken worden gemaakt over regie en coördinatie van het hele hulpverleningstraject vanaf de eerste melding t/m een verantwoorde afronding van de
hulpverlening. Eind 2005 heeft het CMO het ontwerpconvenant sluitende aanpak kindermishandeling aan de provincie aangeboden.
7.5
Wijk- en dorpsveiligheidsplannen
De provincie levert een bijdrage in het kader van Wijk- en dorpsveiligheidsplannen. Het gaat er bij deze plannen om dat de sociale veiligheid en de veiligheidsbeleving wordt vergroot. Wij hebben er voor gekozen dit onderdeel te laten uitmaken van het gebiedsgericht werken binnen welzijn.
Verschillende gemeenten zijn in de afgelopen jaren benaderd voor het opstellen van een
dorpsveiligheidsplan. De kosten van het opstellen (ongeveer € 11.000) neemt de provincie voor zijn 23
rekening. Omdat van de deelnemende gemeenten cofinanciering wordt verwacht en dan met name een investering in de uitvoeringskosten, heeft dit in 2004 en 2005 het nodige aan tijd in beslag genomen.
Uiteindelijk hebben twee gemeenten (Slochteren en Stadskanaal) aangegeven een dorpsveiligheidsplan te willen opstellen. In 2005 is de beschikking hiervoor aan Slochteren afgegeven. De voorbereidingen voor het dorpsveiligheidsplan zijn door Stadskanaal nog niet afgerond.
7.6
Ambulancezorg
De provincie heeft wettelijke taken op het terrein van de ambulancezorg, namelijk planning (opstellen van een 'spreidings- en paraatheidsplan ambulancevervoer') en vergunningverlening aan de
ambulancediensten. In dit kader wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen die nodig zijn om de ambulancezorg overal in Groningen binnen de wettelijke bepalingen te kunnen garanderen.
Begin 2005 hebben wij onze goedkeuring gegeven aan het Regionale Ambulance Plan Groningen 2005-2009 van AmbulanceZorg Groningen, en dan met name aan het onderdeel spreiding en
beschikbaarheid. De kern van dit onderdeel is om het aantal overschrijdingen van de zogenaamde 15minutengrens in spoedeisende situaties terug te dringen, door omzetting van piketdiensten in parate diensten bij meerdere ambulanceposten, en door verplaatsing van enkele standplaatsen naar een optimalere locatie. Dit plan wordt uitgevoerd met de extra gelden die voor de ambulancezorg beschikbaar zijn gesteld door het ministerie van VWS. De volledige integratie van de (oorspronkelijk zes) Groninger ambulancediensten in één provinciale organisatie (AmbulanceZorg Groningen) is helaas in 2005 nog niet gerealiseerd. Nadat in 2004 vier ambulancediensten zijn overgenomen, volgde de vijfde in 2005 (RAV UMCG). Alleen de
ambulancedienst van GGD Groningen moet haar activiteiten nog overdragen. Dit vindt naar verwachting in 2006 plaats.
Daarnaast blijft de besturingssystematiek c.q. publieke borging van de ambulancezorg nog steeds ter discussie: vanuit het IPO is er bij herhaling voor gepleit om de regiefunctie met betrekking de ambulancezorg en de financiering in handen te leggen van de provincie. Inmiddels ligt er een
wetsvoorstel Ambulancezorg, dat de huidige Wet Ambulancevervoer moet vervangen, bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel worden de huidige wettelijke taken van de provincie geschrapt. In IPOverband zijn stappen ondernomen richting de Tweede Kamer om het wetsontwerp zodanig te
amenderen dat regie en financiering in handen komen van de provincie. Het wetsontwerp is in 2005 nog niet in de Tweede Kamer besproken.
24
Bijlage 1: Veiligheidstoets
25