4 havo = Blok 1 Wij en onze keuzes – Woorden rond het thema 1 autonome (consumenten) = die zelf willen beslissen 2 cliëntelisme = politieke klantenbinding 3 opties (van een mobiele telefoon) = keuzemogelijkheden 4 dwingeland = tiran 5 (zich) exclusief (op iets richten) = uitsluitend 6 gediversifieerde (producten) = gevariabiliseerd, verschillend gemaakt 7 fact of live = iets wat bij het leven hoort 8 gewettigd zijn = verantwoord zijn 9 (iemands) ego = zelfbewustzijn 10 in het gareel = in bedwang 11 infantiliseren = als een kind worden 12 een intellectueel = iemand met een hoge algemene ontwikkeling, die veel nadenkt 13 lucratief = winstgevend 14 optimaal = zo goed mogelijk 15 paralyseren = verlammen 16 potentieel = mogelijk 17 de publieke sector = de gezamenlijke inwoners van een land 18 rationeel = met het verstand 19 talmen = treuzelen 20 transactiekosten = kosten die je maakt voordat je iets aanschaft 4 havo = Blok 2 Wij en onze vrijheid – Woorden rond het thema 1 adagium = gezegde 2 cliëntelisme = (politieke) klantenbinding 3 diffuus = vaag 4 diversiteit = verscheidenheid, variatie 5 etniciteit = ras 6 familievete = langdurige vijandschap tussen families of leden van families 7 impliceren = (bovendien) inhouden 8 lobby = propaganda, steeds herhaald pleidooi (voor bijvoorbeeld een bedrijf of bedrijfstak) 9 metropool = wereldstad 10 multicultureel = uit verschillende culturen samengesteld 11 mythe = fabeltje (of sprookje) 12 parochiaal = van een bepaalde gemeenschap 13 populistisch = populair, de mensen tot ontevredenheid aanzettend 14 pregnant = scherp, duidelijk (dus niet: zwanger!!!!) 15 reflex = directe, onwillekeurige reactie op een zenuwprikkel 16 repressie = onderdrukking van vrijheid van meningsuiting en handelen (door bijv. een dictator) 17 retoriek = hoogdravende (en/of) nietszeggende taal 18 uniformiteit = eenvormigheid, gelijkvormigheid 4 havo = Blok 3 Wij en onze gezondheid – Woorden rond het thema 1 (behoud van) biodiversiteit = biologische verscheidenheid 2 compenseren = goedmaken 3 (iets) correleert (met iets anders) = vertoont onderlinge samenhang 4 corruptie = omkoping 5 effectiviteit = doeltreffendheid 6 hedonist = genotzoeker 7 in de marge = aan de rand 8 incidentele (onderzoeken) = af en toe plaatsvindend 9 in de internationale context = internationaal gezien 10 (kritische) zelfreflectie = nadenkend over je eigen gedrag 11 (landbouw)areaal = gebied 12 preciseren = precies omschrijven 13 preventie = voorkoming (ervoor zorgen dat iets niet gebeurt) 14 psychosomatische (klachten) = door geestelijke factoren veroorzaakt in het lichaam 15 realistische visie = nuchtere kijk 16 relativeringsvermogen = het vermogen om het betrekkelijke van iets in te zien 17 van repliek dienen = een raak antwoord geven 18 scala (aan argumenten) = reeks 19 seculariserend (Nederland) = zich ontwikkelend van geestelijk (kerkelijk) naar wereldlijk (dus: ‘zich van de kerk afkerend’, ‘ontkerkend’) 20 secundaire (arbeidsvoorwaarden) = op de tweede plaats komend (primair = op de eerste plaats komend) 21 stereotiep = onveranderlijk 22 (een) synthetisch (product) = kunstmatig vervaardigd 23 transparantie = doorzichtigheid (waardoor zichtbaar wordt hoe iets, bijvoorbeeld, beleid in elkaar zit) 24 zelfreguleringscode = (het) zelf opstellen van regels
4 havo = Blok 4 Wij en de media – Woorden rond het thema 1 accountmanager = medewerker van bedrijf of bank die adviseert over o.a. geldbeleggingen 2 cybervandaal = iemand die via de computer zaken vernielt 3 decoderen = ontcijferen 4 domein = (geestelijk) terrein 5 duaal omroepstelsel = tweeledig omroepbestel (met publieke omroepen - op Ned 1 t/m 3 zoals TROS, AVRO, KRO - en commerciële omroepen - zoals RTL4, RTL5, SBS6, etc.) 6 duiding = achtergrondinformatie (waarmee iets verklaard kan worden) 7 imago = iets wat bij het leven hoort 8 ingeboet hebben = aan betekenis verloren hebben 9 instantie = overheidsinstelling 10 ombudsman = ambtenaar bij wie je als burger een klacht over de overheid kunt indienen 11 personaliseren = een persoonlijk karakter geven 12 populatie = verzameling, groep 13 stabiliseren = hetzelfde blijven (dus: niet veranderen) 14 (redactie)statuut = geheel van voorschriften waaraan men zich moet houden 15 survey = geregeld (terugkerend) onderzoek 16 technologie = toepassing van wetenschap in de techniek 17 traceren = opsporen 18 universeel = algemeen
4 havo = Blok 5 Wij en onze relaties – Woorden rond het thema 1 arbeidsparticipatie = deelname aan het arbeidsproces 2 booming business = bloeiende handel 3 compromis = tussenoplossing 4 demografie = (het) in cijfers beschrijven van de bevolkingsopbouw en de bevolkingssamenstelling 5 dynamiek = snelheid waarmee iets verandert 6 expat = iemand die tijdelijk in het buitenland verblijft 7 geanimeerd = (zeer) levendig, opgewekt 8 geconditioneerd = met ingeprent gewoontegedrag 9 gepassioneerd = hartstochtelijk 10 heikel = moeilijk 11 katalysator = stimulator, bevorderaar 12 marchanderen = onderhandelen, schipperen 13 memoires = levensherinneringen 14 non-verbaal = zonder woorden te gebruiken 15 pedagoog = opvoedkundige 16 platonische (vriendschap) = zuiver geestelijk (niet lichamelijk, dus zonder seks) 17 socioloog = kenner van de maatschappij en wat daar allemaal in omgaat 18 theatraal = overdreven 19 versus = tegen, tegenover 20 virtueel = denkbeeldig, niet werkelijk/echt
4 havo = Blok 6 Wij en de cultuur – Woorden rond het thema 1 archaïsch = verouderd 2 badinerend = licht spottend 3 cognitieve kennis = inhoudelijke kennis 4 complexiteit = ingewikkeldheid 5 connotatie = gevoelswaarde 6 consistent = gelijk (blijvend) 7 criterium = norm, maatstaf 8 educatief = opvoedend 9 elite = kleine groep van voorname, bevoorrechte mensen 10 gemeenplaats = afgezaagd woord 11 globaliseren = wereldwijd worden of maken 12 grafiek = prentkunst (houtsneden, etsen, etc.) 13 hiërarchie = rangorde van hoger en lager geplaatste personen 14 imperium = wereldrijk 15 integraal = volledig, alles omvattend 16 intellectueel = persoon die over de dingen van het leven nadenkt 17 intelligentsia = de gezamenlijke intellectuelen 18 mondiaal = over de hele wereld verspreid 19 neurotisch = ziekelijk zenuwachtig en angstig 20 paradoxaal = tegenstrijdig lijkend 21 passiviteit = (het) niets doen 22 reputatie = goede naam 23 sceptisch = twijfelend, bezwaren hebbend 24 snobisme = (het) doen alsof je veel weet van kunst en cultuur 25 specifiek = speciaal ergens op gericht
4 havo = Blok 7 Wij en het werk – Woorden rond het thema 1 adrenaline = stof in je lichaam waardoor je hart sneller gaat kloppen bij angst of kwaadheid 2 ambitieus = eerzuchtig 3 contraproductief = nadelig voor de productie 4 de crux = het kernprobleem (waar alles om draait) 5 de ironie = het bespottelijke 6 euforie = juichstemming 7 fenomeen = verschijnsel 8 funest = zeer schadelijk 9 hallucinatie = zinsbegoocheling (als je iets denkt waar te nemen dat er in werkelijkheid niet is) 10 idylle = lieflijke situatie 11 issue = onderwerp 12 kwalificatie = benaming (iets een naam geven, waaruit een bepaalde waardering blijkt) 13 luciditeit = helderheid 14 natuurlijke reflex = spontaan opkomende/optredende reactie (waar je niet over nadenkt) 15 obsessie = dwanggedachte 16 procedure = gang van zaken 17 rigide = star, stijf, onbuigzaam 18 ritueel = (oud) gebruik, vaste handeling(en) 19 sisyfusarbeid = zwaar werk dat niets uithaalt 20 therapeutisch = geneeskundig
Woordenschat 4 havo, WTSI-1 Opdracht 1 1 astroloog = sterrenwichelaar 2 cardioloog = hartspecialist 3 dermatoloog = huidarts 8 ideoloog = kenner van de ideeën van een politieke, maatschappelijke of levensbeschouwelijke stroming 10 oenoloog = wijnkenner 12 ornitholoog = vogelkundige 15 reumatoloog = kenner van aandoeningen aan het bewegingsapparaat 17 toxicoloog = gifkundige 18 uroloog = kenner van ziekten van de nieren en urinewegen 20 zoöloog = dierkundige Opdracht 2 4 ecoloog = milieukundige 5 futuroloog = wetenschapper die zich bezighoudt met de toekomst 6 gerontoloog = arts die gespecialiseerd is in ouderdomsverschijnselen 7 gynaecoloog = vrouwenarts 9 neuroloog = zenuwarts 11 oncoloog = kankerspecialist 13 patholoog = ziektekundige 14 politicoloog = kenner van de werking van het partijpolitiek en van de werking van het openbaar bestuur 16 seksuoloog = kenner van de problematiek van het seksuele leven de mens 19 viroloog = kenner van virussen en virusziekten Opdracht 3 Woordkennisspel met woorden uit de media 1 adequaat = C passend 2 antiseptisch = D ontsteking voorkomend 3 authentiek = B oorspronkelijk 4 autonomie = D zelfbeschikking 5 biometrisch = D met meetbare lichamelijke kernmerken 6 bureaucratie = C situatie waarin alles wordt geregeld door ambtenaren, d.w.z. met papieren rompslomp 7 compressor = C apparaat dat lucht samenperst 8 concessies doen = A op een aantal punten toegeven 9 condoleren = D medeleven betuigen 10 coöperatie = B vereniging tot samenwerking 11 curieus = C merkwaardig 12 demagogie = C volksmisleiding 13 derailleren = C ontsporen 14 expansie = A uitbreiding 15 irreëel = C onwerkelijk 16 irrelevant = C niet ter zake doende 17 monopolie = C alleenrecht 18 reclassering = B instelling die gestraften weer geschikt maakt voor de maatschappij 19 reanimeren = C weer tot leven wekken 20 hypothese = D vooronderstelling (veronderstelling) Opdracht 4 Woordkennisspel 1 ad interim = A tussentijds 2 antiautoritair = B tegen het dwingend opleggen van gezag 3 calamiteit = C grote ramp 4 elementair = A de basis betreffend 5 hautain = A hooghartig 6 ideologie = A geheel van opvattingen 7 impasse = B probleem waarvoor men geen oplossing ziet 8 impliceren = C inhouden 9 plaquette = B gedenkplaat 10 plenair = B voltallig 11 pluriform = C veelvormig 12 receptief = D passief 13 retoucheren = A bijwerken 14 retrospectief = A terugblik 15 stringent = A drastisch 16 traceren = C op het spoor komen 17 traineren = C op de lange baan schuiven 18 indicatie = C aanwijzing 19 incapabel = A onbekwaam 20 immens = C ontzaglijk groot
Woordenschat 4 havo, WTSI-2 Opdracht 1 Woorden met Griekse en Latijnse elementen: inter- (=tussen), mono- (= één enkele), multi- (=meer dan één), pre- (= voor, voorafgaand aan) en tele- (= veraf, vanaf een afstand) 01 interactief = waarbij je via de computer reacties op vragen en antwoorden krijgt 03 interliner = snelbus voor grote afstanden met weinig stopplaatsen 04 interlinie = ruimte tussen twee regels 05 monotheïsme = geloof aan één god 07 monoloog = alleenspraak 11 multi-inzetbaar = voor veel taken geschikt zijn 12 multinational = onderneming met vestigingen in verschillende landen 13 predestinatie = goddelijke voorbeschikking van de mensen 16 prepensioen = vervroegd pensioen 17 telemarketing = verkoop via telefoon of computer Opdracht 2 Woorden met Griekse en Latijnse elementen: inter-, mono-, multi-, pre- en tele02 intercedent = medewerker van een uitzendbureau die werkt voor iemand zoekt 06 monogaam = samenlevend met één vaste partner 08 monopolie = alleenrecht 09 multicultureel = samengesteld uit elementen van verschillende culturen 10 multifunctioneel = met veel verschillende functies 14 prefab = van tevoren pasklaar gemaakt (Engels: prefabricated) 15 prenataal = voorafgaand aan de geboorte 18 telepathie = (het) gedachten lezen 19 telewerken = werk voor je werkgever thuis verrichten op de computer Opdracht 3 Woorden uit het (Amerikaans-)Engels 01 airmarshall = vluchtbegeleider, vluchtbeveiliger 02 aquaplaning = het slippen van een auto (of vliegtuig) door een laagje water op het wegdek 03 callcenter = bedrijf dat voor andere bedrijven de telefoon aanneemt 04 cartridge = inktpatroon 05 cliffhanger = onderbreking op een spannend moment van een film, tv-serie enz. om de kijker nieuwsgierig te maken naar het vervolg 06 cocoonen = gezellig thuis zitten en je helemaal afsluiten van de buitenwereld 07 collector’s item = verzamelaarsobject 08 cooling down = na een intensieve sportbeoefening het lichaam langzaam weer tot rust laten komen 09 deadline = uiterste datum 10 desktoppublishing (afkorting: dtp) = het maken van drukwerk op de computer 11 freelancer = iemand zonder vast dienstverband 12 hot item = hoogst actueel onderwerp 13 point of no return = moment waarop terugkeer onmogelijk is en je door moet gaan 14 pokerface = effen, onbewogen gezicht 15 sabbatical year = sabbatsjaar; een jaar verlof met behoud van salaris (met recht op behoud van baan) 16 whizzkid = jongen of meisje met grote aanleg om met de computer om te gaan 17 windowdressing = iets mooier voorstellen dan het werkelijk is 18 wishful thinking = wensdenken, geloven wat men graag wil dat gebeurt 19 workaholic = iemand die aan werken verslaafd is 20 yup = jonge, hoog opgeleide en een snel leven leidende baantjesjager (young urban professional) Opdracht 4 Woorden uit het (Amerikaans-)Engels 01 babyboomer = geboortegolver 02 billboard = (groot) reclamebord 03 braindrain = kennisvlucht, wegtrekken van geleerden naar rijke(re) landen 04 briefing = bijeenkomst waarop informatie wordt verstrekt 05 direct mail = werven van klanten via postreclame 06 drop-out = uitvaller, voortijdige schoolverlater 07 eyeopener = openbaring 08 finishing touch = laatste kleine handeling om iets te voltooien 09 flyer = reclameblaadje 10 glamour = schone schijn 11 glossy = op glanzend papier gedrukt met veelfoto’s 12 sickbuildingsyndroom = ziekteverschijnselen die (waarschijnlijk) het gevolg zijn van een ongezonde klimaatregeling in een kantoorgebouw 13 incrowd = ingewijden, kliek 14 inside information = vertrouwelijke informatie 15 missing link = ontbrekende schakel 16 no cure, no pay = betaling door de klant alleen bij een succesvolle actie 17 no-goarea = onveilig gebied 18 offshore = voor de kust, in zee 19 overkill = teveel 20 second opinion = advies van een tweede deskundige 21 tiebreak = beslissingsspel
Woorden rond het thema = 4 havo = blok 1 – 4 Herhaling Opdracht 5.1 Herhaling Woorden rond het thema blok 1 01 ego = zelfbewustzijn 02 fact of life = iets wat bij het leven hoort 03 infantiliseren = verkleuteren 04 lucratief = winstgevend 05 optie = keuzemogelijkheid 06 potentieel = mogelijk 07 de publieke sector = alle inwoners van een land 08 talmen = treuzelen Opdracht 5.2 Herhaling Woorden rond het thema blok 2 01 adagium = gezegde 02 bevoogding = macht uitoefenen over een volk zonder inspraak te accepteren 03 imperialisme = politiek streven naar wereldmacht 04 impliceren = bovendien/ook inhouden 05 kastenstelsel = stelsel waarbij de maatschappij is ingedeeld in streng van elkaar afgescheiden bevolkingsgroepen 06 oligarchie = regering van enkele rijke personen 07 parochiaal = van een gemeenschap 08 pregnant = indringend 09 repressieve tolerantie = toegevendheid van de machthebbers met de bedoeling dat het verzet erdoor zal afnemen 10 stereotiep = onveranderlijk Opdracht 5.3 Herhaling Woorden rond het thema blok 3 01 afasie = verlies van spraakvermogen 02 areaal = gebied 03 boulimie = vraatzucht 04 correleren = onderlinge samenhang vertonen 05 glaucoom = oogziekte door te hoge druk in hetoog 06 hedonist = genotzoeker 07 scala = reeks 08 terminale zorg = begeleiding bij het sterven 09 van repliek dienen = bekritiseren 10 veteranenziekte = plotselinge longaandoening Opdracht 5.4 Herhaling Woorden rond het thema blok 4 01 accountmanager = medewerker van een bedrijf of bank die adviseert over o.a. geldbeleggingen 02 column = kort stukje tekst van iemand dat regelmatig verschijnt (geschreven of gesproken) 03 cybervandaal = iemand die via de computer zaken vernielt 04 edutainment = opvoedkundig (vormend) vermaak 05 glossy magazine = op glanzend papier gedrukt tijdschrift met veel foto’s 06 paparazzo = persmuskiet 07 populatie = bevolking 08 statuut = geheel van voorschriften waaraan men zich moet houden 09 tabloidformaat = kleine, handzame grootte 10 traceren = opsporen Opdracht 6.1 Herhaling Woordenschat 1 01 gifkundige toxicoloog 02 huidarts dermatoloog 03 wijnkenner oenoloog 04 vogelkundige ornitholoog 05 kenner van virussen en virusziekten viroloog 06 vrouwenarts gynaecoloog 07 kankerspecialist oncoloog 08 kenner van de aandoeningen van het bewegingsapparaat reumatoloog 09 zenuwarts neuroloog 10 sterrenwichelaar astroloog 11 passend adequaat 12 oorspronkelijk authentiek 13 apparaat dat lucht samenperst compressor 14 merkwaardig curieus 15 hooghartig hautain 16 alleenrecht monopolie 17 vooronderstelling hypothese
18 19 20
grote ramp catastrofe bijwerken (van een foto) retoucheren veelvormig pluriform
Opdracht 6.2 Herkansing Woordenschat 1 01 dierkundige zoöloog 02 kenner (van de problematiek) van het seksuele leven van de mens seksuoloog 03 kenner van ziekten van de nieren en urinewegen uroloog 04 arts die gespecialiseerd is in ouderdomsverschijnselen gerontoloog 05 wetenschapper die zich bezighoudt met de toekomst futuroloog 06 wijnkenner oenoloog 07 ziektekundige patholoog 08 hartspecialist cardioloog 09 kankerspecialist oncoloog 10 kenner van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun omgeving ecoloog 11 ontsteking voorkomend antiseptisch 12 met meetbare lichamelijke kenmerken biometrisch 13 volksmisleiding demagogie 14 niet ter zake doend irrelevant 15 weer tot leven wekken reanimeren 16 de basis betreffend elementair 17 voltallig plenair 18 onbekwaam incapabel 19 ontzaglijk groot immens 20 op de lange baan schuiven traineren