RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 31 mei 2002 (13.06) (OR. en)
PU
9514/02
B
CIVCOM 50 PESC 208 COSDP 155 RELEX 102 JAI 115 PROCIV 32
C LI
LIMITE
NOTA I/A-PUNT van: het Secretariaat aan: het COREPER/de RAAD nr. vorig doc.: 8879/2/02 REV 2 CIVCOM 34 PESC 175 RELEX 80 JAI 87 PROCIV 17 Betreft: Uitvoering van het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten
1.
In het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten (doc. 9537/1/01 REV 1), dat werd goedgekeurd door de Europese Raad van Göteborg, is bepaald dat het eerste voortgangsrapport over de uitvoering van dit programma door het voorzitterschap moet worden voorgelegd aan de Europese Raad van Sevilla.
2.
Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 31 mei 2002 overeenstemming bereikt over bijgaand ontwerp-verslag van het voorzitterschap over de uitvoering van het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten.
3.
Derhalve wordt aan het Coreper in overweging gegeven de Raad aan te bevelen: -
het verslag van het voorzitterschap als vervat in bijlage dezes als A-punt aan te nemen met het oog op de voorlegging ervan aan de Europese Raad van Sevilla. _______________
9514/02
Conseil UE
DG E IX
hs/KS/vj
1
NL
BIJLAGE 1.
Inleiding Het Spaanse voorzitterschap legt overeenkomstig het daartoe aan hem verstrekte mandaat aan de Europese Raad van Sevilla het volgende verslag voor over de uitvoering van het in Göteborg goedgekeurde programma voor de preventie van gewelddadige conflicten. In dit verslag wordt rekening gehouden met de besprekingen die gevoerd zijn tijdens het door het Spaanse voorzitterschap georganiseerde seminar (Seu d’Urgell, 18/19 maart 2002). Zowel het secretariaat-generaal van de Raad als de Commissie hebben rapporten over dit onderwerp uitgebracht en verschillende delegaties hebben informatie verstrekt over de activiteiten die de lidstaten ter uitvoering van het programma van Göteborg hebben ondernomen, waaronder de opstelling van nationale programma’s voor conflictpreventie. Sedert de aanneming van het programma van Göteborg zijn er op alle vlakken van de externe betrekkingen van de EU grote inspanningen geleverd, mede in het kader van de ontwikkeling van het Europees veiligheids- en defensiebeleid. Niettemin is het bij het ondernemen van preventieve acties noodzakelijk om binnen de Europese Unie naar een grotere samenhang te streven (zowel tussen de activiteiten die uit hoofde van de verschillende verdragen worden ondernomen, als tussen de activiteiten van de EU en die van haar lidstaten). De Raad heeft besloten tot een systematische aanpak van conflictpreventie die tot een snelle reactie moet leiden. De samenwerking met internationale organisaties en NGO’s moet worden geïntensiveerd en er moet nader onderzoek worden gedaan naar de impact van de interculturele dialoog op conflictpreventie. Een punt van zorg zijn echter de beperkingen die het huidige GBVB-budget oplegt aan de activiteiten voor conflictpreventie op dit specifieke gebied.
2.
Overzicht van de preventieve acties die de EU sedert de aanneming van het programma heeft ondernomen De EU heeft het laatste jaar heel wat concrete acties ondernomen die ondubbelzinnig op conflictpreventie gericht waren. Een succesvol voorbeeld hiervan is het beleid van de EU ten aanzien van de Balkanregio. Andere voorbeelden zijn haar beleid ten aanzien van de Kaukasus, Centraal-Azië en het Gebied van de Grote Meren, en haar engagement de strijd aan te binden tegen het terrorisme naar aanleiding van de aanslagen van 11 september. Niet alle inspanningen van de EU op dit gebied zijn met succes bekroond. Er zijn nu eenmaal grenzen aan de mogelijkheden van de EU. Een terugblik op deze gevallen kan de EU echter helpen haar instrumenten voor conflictpreventie te verfijnen en efficiëntere preventiestrategieën te ontwikkelen.
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
2
NL
3.
Systematische aanpak van conflictpreventie met het oog op vroegtijdige waarschuwing en snelle reactie Met het oog op vroegtijdige waarschuwing heeft de Raad Algemene Zaken, overeenkomstig het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten, in juli 2001 en januari 2002 uitvoerig van gedachten gewisseld over potentiële punten van geschil. Daarbij baseerde de Raad zich op de rapporten die door het Secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie waren uitgebracht aan het Politiek en Veiligheidscomité. De Commissie houdt een "watch-list" van prioritaire landen bij op basis van conflictbeoordelingen voor meer dan 120 landen. Zij houdt de ontwikkelingen in deze landen nauwlettend in het oog en zij heeft een reeks conflictindicatoren uitgewerkt om de onder haar bevoegdheid vallende gebieden ook vanuit het perspectief van conflictpreventie te bezien en ertoe bij te dragen de potentiële punten van geschil in kaart te brengen. Het secretariaat van de Raad heeft een procedure voor vroegtijdige waarschuwing ontwikkeld op basis van overzichtsverslagen en risicobeoordelingen bestemd voor het Politiek en Veiligheidscomité. Deze informatie wordt aangedragen door de Eenheid voor beleidsplanning en vroegtijdige waarschuwing (EBPVW/PU), de inlichtingendienst van de militaire staf van de EU en het gemeenschappelijk situatiecentrum. Er zijn ook stappen genomen om het overleg met externe partners te intensiveren als een bijdrage aan dit proces. Er worden geleidelijk indicatoren ingevoerd die als basis voor deze werkzaamheden moeten dienen. Uit de ervaring van het Belgische en het Spaanse voorzitterschap is gebleken dat er bijkomende inspanningen moeten worden gedaan met het oog op de inventarisatie van de werkterreinen en de geografische regio’s waarop de preventieacties van de EU met voorrang moeten worden gericht. Op basis van de bovenstaande overwegingen heeft de Raad Algemene Zaken derhalve op 13 mei 2002 zijn goedkeuring gehecht aan een systematische aanpak die in het kader van conflictpreventie moet worden gevolgd om de vroegtijdige waarschuwing te verbeteren en vervolgens snel in actie te kunnen komen. Met nadruk moet worden gewezen op de belangrijke rol die het Politiek en Veiligheidscomité speelt bij het aankaarten van problemen bij de Raad (via het Coreper), en bij de follow-up van besluiten van de RAZ op het gebied van conflictpreventie, op de noodzaak de geografische werkgroepen nauw bij de conflictpreventiewerkzaamheden van de EU te betrekken, en op de rol die de hoofden van de missies spelen als voornaamste "sensoren" van de EU op het terrein. Thematische GBVB-werkgroepen zouden ook passende bijdragen kunnen leveren. Bij de bestudering van de waarschijnlijkheid van een conflict in een land/regio moet een evaluatie worden gemaakt van de potentiële gevolgen van zo' n eventueel conflict voor de lidstaten van de EU en voor de internationale stabiliteit, van het vermogen van de EU om haar invloed/belangen te laten gelden in de regio/het land, alsmede van de instrumenten die de EU ter beschikking staan, de rol van andere actoren op het terrein (internationale organisaties, andere staten, NGO’s..), de mogelijkheid met hen samen te werken en de noodzaak om te zorgen voor de follow-up van de genomen besluiten.
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
3
NL
4.
Preventie op korte en lange termijn Er bestaat een duidelijk verband tussen preventie op korte en lange termijn. Wanneer wordt gereageerd op een situatie waarin onmiddellijk gevaar voor een conflict dreigt, dienen er, naast de meer directe preventieve maatregelen om de spanning weg te nemen en de weg vrij te maken voor een dialoog, van meet af aan ook stappen te worden genomen om de fundamentele oorzaken van het conflict weg te nemen. Er moet uitvoeriger worden nagedacht over de inzet van crisisbeheersingsvermogens, met name op civiel gebied, voor preventieve doeleinden. In bepaalde gevallen kunnen militaire vermogens (bijvoorbeeld preventieve machtsontplooiing) een bestanddeel vormen van een alomvattende preventieve strategie. Ofschoon de EU wereldwijd problemen en verantwoordelijkheden heeft, zal de impact van haar acties op landen of regio’s wisselend zijn. Bij de besluitvorming over haar conflictpreventiebeleid moet de EU ten volle rekening houden met de rol van andere internationale actoren, teneinde haar activiteiten naar behoren met hen te coördineren en zich te kunnen richten op werkterreinen waar haar positie zich het best tot optreden leent. a)
Instrumenten voor kortetermijnpreventie De EU heeft zich toegelegd op de ontwikkeling van een grote verscheidenheid van instrumenten die voor kortetermijnpreventie kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld onderzoeksmissies (met inbegrip van de mogelijkheid van gezamenlijke onderzoeksmissies van de Raad en de Commissie), waarnemersmissies (EUMM), bemiddelaars (bijvoorbeeld de bemiddelaars voor Togo), missies die toezicht houden bij verkiezingen, missies van mensenrechtenadviseurs, speciale vertegenwoordigers en andere soorten vertegenwoordigers (vertegenwoordigers van het voorzitterschap, hoge ambtenaren van het secretariaat van de Raad of van de Commissie die met een bepaalde opdracht kunnen worden belast, en andere gezanten). Op communautair niveau is het "snellereactiemechanisme" volledig operationeel. 1 Het wordt gebruikt om in een crisissituatie snel een groot aantal maatregelen te kunnen treffen die vroeger een omslachtiger procedure zouden hebben vereist (vgl. FYROM, Afghanistan en DRC).
1
Verordening (EG) nr. 381/2001 van de Raad van 26 februari 2001 tot instelling van een snellereactiemechanisme.
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
4
NL
b)
Aanpak van de fundamentele oorzaken van conflicten (langetermijnpreventie) Sedert de aanneming van het programma van Göteborg heeft de Europese Unie aanzienlijke inspanningen gedaan om conflictpreventie in al haar activiteiten te integreren. Na de aanslagen van 11 september heeft de Europese Unie zich danig ingespannen om te komen tot een alomvattende en coherente terrorismebestrijdingsstrategie die tal van aspecten bestrijkt. Sommige elementen van deze strategie hangen nauw samen met conflictpreventie. De acties ter bestrijding van het terrorisme en de dialoog EU/Afrika kunnen als onderling samenhangende strategieën worden beschouwd. Niettemin blijft het moeilijk om conflictpreventie in een alomvattend perspectief te plaatsen. Er moet ook bestudeerd worden of het aanbeveling verdient preventieve strategieën op andere terreinen te ontwikkelen, waarbij ook nietgouvernementele actoren en andere internationale organisaties ingeschakeld moeten worden. Bij de aanpak van de fundamentele oorzaken van conflicten vormt ontwikkelingssamenwerking, waarin armoedebestrijding centraal staat, een integraal onderdeel van structurele conflictpreventie. De activiteiten van de Unie moeten toegespitst blijven op de zes actiegebieden die worden opgesomd in de verklaring over het ontwikkelingsbeleid die de Raad en de Europese Commissie in november 2000 hebben aangenomen. Het standpunt dat de EU heeft ingenomen op de onlangs in Monterrey gehouden Internationale Conferentie over financiering voor ontwikkeling is eveneens bijzonder relevant. De overeenkomst van Cotonou is een goed voorbeeld van een geïntegreerde aanpak van handel, hulp en een alomvattende politieke dialoog, en zal een belangrijke bijdrage aan conflictpreventie in de ACS-regio leveren. De komende onderhandelingen over de sluiting van economische partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en de ACS-landen moeten in hetzelfde licht worden bekeken. De Commissie heeft significante vooruitgang geboekt bij de integratie van conflictpreventie in de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de Gemeenschap, waarbij gebruik wordt gemaakt van conflictindicatoren en landenstrategiedocumenten. Conflictpreventie vereist de gecombineerde inzet van de diverse vormen van beleid en de verschillende instrumenten die de EU ter beschikking staan, zoals: -
het handelsbeleid, meer bepaald een "open deur"-aanpak in de trant van het "Everything but Arms"-initiatief van de EU, alsook de positieve bijdrage van de EU aan het Kimberleyproces inzake de handel in ruwe diamant;
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
5
NL
-
het milieubeleid, bijvoorbeeld het standpunt van de EU ten aanzien van wereldwijde klimaatverandering (Protocol van Kyoto);
-
het beleid ten aanzien van mensenrechtenvraagstukken, met inbegrip van pogingen om de naleving van de rechten van minderheden te garanderen in gebieden waar een conflict dreigt of waar na een conflict aan rehabilitatie wordt gewerkt, en de steun van de EU voor de instelling van een internationaal strafhof;
-
het internationaal financieel beleid;
-
het instrumentarium op het gebied van non-proliferatie, onwapening en wapenbeheersing, ook wat handvuurwapens en lichte wapens betreft. De bevoegde werkgroepen van de Raad hebben bekeken hoe een en ander zich verhoudt tot de uitvoering van het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten, alsmede hoe verdere vorderingen kunnen worden gemaakt. Een verslag over deze vraagstukken gaat in bijlage dezes.
De EU spant zich zowel rechtstreeks als in andere fora in om deze instrumenten te ontwikkelen en uitvoering te geven aan haar beleid. 5.
Samenwerking en partnerschappen De uitwisseling van informatie en de praktische samenwerking met de organisatie van de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en de NAVO is geïntensiveerd. De ontwikkeling van het EVDB heeft hieraan een zeer positieve bijdrage geleverd. Een goed voorbeeld hiervan zijn de activiteiten in de Balkanregio, met name in de FYROM en BosniëHerzegovina. Los van de vele individuele contacten met vertegenwoordigers van al deze instellingen, is er door de EU in april ook nog een seminar met vertegenwoordigers van de VN, de OVSE, de Raad van Europa en de NAVO georganiseerd, waar van gedachten werd gewisseld over de ontwikkeling van vermogens die op de civiele aspecten van crisisbeheersing gericht zijn. In de context van de door de secretaris-generaal van de VN geopende dialoog over conflictpreventie en vredesopbouw heeft de EU deelgenomen aan de vergadering op werkgroepniveau die van 30 april tot 2 mei tussen de VN en een aantal regionale organisaties heeft plaatsgevonden. Op bilateraal niveau is met de VN van gedachten gewisseld over contactmechanismen, opleiding, opgedane ervaring en vroegtijdige waarschuwing, alsmede over specifieke regionale problemen.
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
6
NL
Om verder aan deze dialoog bij te dragen en de samenwerking tussen organisaties die zich bezighouden met conflictpreventie in Europa te intensiveren en aldus de preventiecapaciteit van de internationale gemeenschap als geheel te versterken, treft de EU thans voorbereidingen voor de conferentie "Partners in het kader van preventie" die op 29/30 augustus op uitnodiging van de regering van Zweden in Helsingborg zal worden gehouden. De conferentie zal zich onder meer beraden op de vraag hoe de in Europees verband geleverde inspanningen beter kunnen bijdragen tot de versterking van de preventiecapaciteiten in andere regio’s van de wereld. De betrokkenheid van verschillende organisaties kan weliswaar grote eisen aan de coördinatie en de samenwerking stellen, maar deze organisaties kunnen stuk voor stuk een meerwaarde leveren en door onderling nauw samen te werken de zaak van conflictpreventie daadwerkelijk vooruithelpen. De EU zal de preventieve capaciteiten van regionale (bijvoorbeeld OAU/AU), subregionale (bijvoorbeeld SADCC, ECOWAS en IGAD) en lokale organisaties en actoren buiten Europa blijven versterken. Verder zouden de EU en de internationale financiële instellingen zich in onderlinge samenwerking meer voor conflictpreventie kunnen inzetten. Met relevante informatie over deze aangelegenheden moet ook in GBVB-verband rekening worden gehouden. In een conflictsituatie is samenwerking met andere actoren en met de betrokkenen vereist om tot duurzame processen en een hoge mate van medezeggenschap te komen. De algemene dialoog tussen de EU en Afrika is een belangrijk instrument om de partnerschapsbetrekkingen met de Afrikaanse landen te verstevigen en zo de vermogens op het gebied van conflictpreventie op het Afrikaanse continent te versterken. Ook is dit een voorbeeld van een alomvattende conflictpreventiestrategie. Coördinatie tussen de Unie en haar lidstaten overeenkomstig artikel 19 VEG is een zaak van groot belang. Er is vooruitgang geboekt bij de uitwisseling van informatie over de werkzaamheden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Getracht wordt op deze weg voort te gaan. De NGO’s hebben op het gebied van conflictpreventie een belangrijke rol te spelen. Via tal van gesprekspartners (voorzitterschap, Commissie, secretariaat van de Raad) staat de EU, ook op het terrein, reeds in contact met NGO’s die bij conflictpreventíe betrokken zijn. De EU moet bereid blijven deze contacten zo nodig te intensiveren, doch wel met inachtneming van de autonomie van de NGO’s.
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
7
NL
6.
Interculturele dialoog als een middel voor conflictpreventie Tijdens het seminar in Seu d’Urgell is van gedachten gewisseld over het belang van de interculturele dialoog als middel voor conflictpreventie. Onderstreept werd dat vooroordelen en misvattingen conflicten tussen mensen met verschillende culturele of godsdienstige tradities kunnen aanwakkeren. Uitwisseling van informatie en onderwijsbeleid zijn van cruciaal belang om bedoelde vooroordelen en misvattingen weg te nemen. Nadrukkelijk werd gewezen op de belangrijke rol die hierbij is weggelegd voor de kerken, de civiele maatschappij en de NGO’s. Erkend werd dat het bestaan van fundamentele gemeenschappelijke waarden, vooral op het gebied van de mensenrechten, een belangrijke voorwaarde is voor het succes van de interculturele dialoog. In een groot aantal verschillende fora worden talrijke initiatieven ter versterking van de interculturele dialoog ontplooid. In het kader van de EU heeft de Europees-Mediterrane Ministeriële Conferentie (Valencia, 22/23 april 2002) haar goedkeuring gehecht aan een actieprogramma voor de dialoog tussen culturen en beschavingen. In het goedgekeurde actieprogramma van Valencia is ook besloten tot oprichting van een stichting voor de dialoog tussen culturen en beschavingen. In Brussel is op 20/21 maart 2002 door de Europese Commissie een symposium over de interculturele dialoog georganiseerd.
7.
De weg voorwaarts Ofschoon er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, dient de uitvoering van het programma van Göteborg en van de aanbevelingen in dit voortgangsverslag te worden voortgezet. Dit blijft de gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de lidstaten. In overeenstemming met het besluit tot integratie van conflictpreventie in het beleid zullen de Raad en de Raadsinstanties in samenwerking met de Commissie doorgaan met het implementeren en evalueren van preventieve maatregelen zoals geschetst in het programma. Het Politiek en Veiligheidscomité zal er met name op toezien dat de door de Raad vastgestelde systematische aanpak wordt toegepast; op die manier zal ook worden bijgedragen aan de regelmatige doorlichting van potentiële punten van geschil. De komende EU-voorzitterschappen wordt verzocht deze werkzaamheden voort te zetten. Het Griekse voorzitterschap wordt verzocht eventueel een verslag over de uitvoering van het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten voor te leggen aan de Europese Raad van Thessaloniki. _______________
9514/02 BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
8
NL
Bijlage bij de BIJLAGE Bijdrage van de GBVB-werkgroepen COARM (uitvoer van conventionele wapens), CODUN (wereldwijde ontwapening en wapenbeheersing) en CONOP (non-proliferatie) aan het Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten De Europese Raad van Göteborg heeft in zijn conclusies van juni 2001 verklaard dat "conflictpreventie een van de hoofddoelstellingen van de externe betrekkingen van de Unie is en in alle relevante aspecten daarvan, inclusief het EVDB, ontwikkelingssamenwerking en handel, moet worden geïntegreerd". Voorts moedigde de Europese Raad toekomstige voorzitterschappen, de Commissie en de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger aan om de uitvoering van het programma te bevorderen en aanbevelingen te doen voor de verdere uitwerking ervan. Tijdens diezelfde bijeenkomst hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan het voordien door het Zweedse voorzitterschap opgestelde Europees programma voor de preventie van gewelddadige conflicten. Voorts kaartte de secretaris-generaal van de VN deze kwestie aan in zijn verslag over preventie van gewapende conflicten. De toename van het aantal conflictsituaties na het einde van de koude oorlog en de tragische consequenties van die conflicten (Balkan, Midden-Oosten, Centraal-Azië, Oost-Timor, Afrika, enz.) hebben de aandacht voor dit nieuwe aspect van de externe betrekkingen in de hand gewerkt. Anderzijds hebben de terroristische aanslagen die op 11 september tegen de Verenigde Staten zijn gepleegd, een duidelijk licht geworpen op het wereldwijde destabiliserende vermogen van de terroristische dreiging en blijft de bestrijding daarvan een prioriteit en streefdoel voor het Spaanse voorzitterschap en de Raad van de EU. De EU is een succesvol voorbeeld van wat conflictpreventie gebaseerd op democratische waarden en eerbiediging van de mensenrechten vermag; uit dien hoofde is zij politiek en moreel verplicht om op te treden ten einde de tragische gevolgen van gewelddadige conflicten te voorkomen. De bestaande GBVB-vermogens en de toekomstige ontwikkeling van het EVDB vormen een belangrijk werktuig voor dit doel.
9514/02 Bijlage bij de BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
9
NL
Sedert het Europees programma door de Europese Raad van Göteborg is aangenomen, heeft de EU aanzienlijke vorderingen gemaakt met het systematisch gebruik van ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie als instrumenten voor preventieve doeleinden. In het kader van het GBVB kunnen non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van gewelddadige conflicten. Nadere bijzonderheden volgen hieronder: -
bijdrage van ontwapening, wapenbeheersing en non-proliferatie aan de bestrijding van het terrorisme: de terroristische aanslagen van 11 september hebben ondubbelzinnig aangetoond met welke nieuwe gevaren wij worden geconfronteerd; het belang van wapenbeheersing voor conflictpreventie en terrorismebestrijding is daardoor nog duidelijker in het licht gesteld. De EU heeft vastberaden en effectief op deze dreiging gereageerd door de aanneming van het "gericht initiatief" (Raad Algemene Zaken van 10 december 2001) en door, ter uitvoering van dit initiatief, een concrete lijst vast te stellen van maatregelen in verband met de gevolgen van de terroristische dreiging voor het wapenbeheersingsbeleid van de EU. Voorts heeft de EU tijdens de 56e zitting van de UNGA beslissend bijgedragen tot de aanneming van de resolutie inzake multilaterale samenwerking op het gebied van ontwapening en non-proliferatie en wereldwijde inspanningen om het terrorisme te bestrijden, waarin de nadruk wordt gelegd op de rol van multilateraal optreden bij terrorismebestrijding;
-
multilaterale instrumenten: de voortgezette inspanningen van de EU met het oog op de versterking van, de toetreding tot en de universalisering van verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening (BWTC, CWC, CCW, enz.), non-proliferatie (NPV, CTBT, enz.) en wapenbeheersing (CSE, document van Wenen, Verdrag inzake het open luchtruim, enz.) zullen bijdragen tot de preventie van gewelddadige conflicten, aangezien dergelijke instrumenten een essentiële rol zullen spelen bij de totstandbrenging van een klimaat van vertrouwen en vriendschap tussen de partijen, zodat wordt voorkomen dat conflicten tot een gewelddadige uitbarsting komen;
-
dialoog met derde landen: de door de Trojka met derde landen gevoerde dialoog over wapenbeheersing en non-proliferatie is geïntensiveerd. Het is van belang deze dialoog vooral met "risicolanden" voort te zetten om hen ervan te overtuigen dat alle partijen er belang bij hebben zich aan te sluiten bij de internationale multilaterale regelingen op het gebied van wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie. Evenzo dienen onderhandelingen over regionale regelingen voor wapencontrole, meer bepaald in onstabiele of potentieel onstabiele regio’s buiten Europa te worden aangemoedigd. Het onderhouden van een politieke dialoog met derde landen, de bevordering van de universele toepassing en volledige naleving van de
9514/02 Bijlage bij de BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
10
NL
bovengenoemde multilaterale verdragen en overeenkomsten, en de versterking van dit aspect in het partnerschap van de EU met andere betrokken landen kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen; -
uitvoercontroles: een gezond en coherent EU-beleid op dit gebied kan een belangrijke bijdrage aan conflictpreventie leveren, doordat het de aankoop en ontwikkeling van wapens door risicolanden of terroristische groepen belemmert. De uitwisseling van informatie in het kader van regelingen voor exportcontrole kan eveneens bijzonder nuttig zijn om destabiliserende transacties in bepaalde regio’s op het spoor te komen en aldus een bijdrage te leveren aan het programma van het voorzitterschap om conflicten via vroegtijdige waarschuwing te voorkomen;
-
internationale samenwerking op het gebied van ontwapening: zowel de EU zelf als haar lidstaten voeren programma’s uit voor actieve samenwerking op het gebied van ontwapening, non-proliferatie en wapencontrole (bijvoorbeeld mijnopruimingsprojecten) en voor de verwijdering van handvuurwapens en lichte wapens en massavernietigingswapens. Dankzij hun preventieve aard doen deze projecten de zaak van conflictpreventie veel goed. De samenwerking op het gebied van non-proliferatie en ontwapening tussen de EU en Rusland en andere GOS-staten is geïntensiveerd teneinde meer vaart achter de vernietiging van chemische wapens te zetten, kernmateriaal en kerninstallaties te beveiligen en potentieel gevaarlijke actoren de toegang tot het materiaal en de menselijke know-how voor de productie van massavernietigingswapens te ontzeggen. In de context van de terroristische aanslagen zal dit aspect de komende jaren nog aan betekenis winnen. Voorts zal deze vorm van samenwerking een positieve invloed hebben op de lokale capaciteitsopbouw en de aanvaarding door de lokale autoriteiten van verantwoordelijkheid voor conflictpreventie en vredestichting;
-
beheersing van handvuurwapens en lichte wapens: de EU heeft tijdens de conferentie over de verschillende aspecten van sluikhandel in handvuurwapens en lichte wapens (juli 2001) actief bijgedragen tot de aanneming van het betreffende actieplan van de VN. Zij zal zich blijven inzetten voor een brede internationale consensus over de doelstellingen en beginselen van haar gemeenschappelijk optreden inzake de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens. In dit opzicht leveren de EU-projecten voor de inzameling en destructie van handvuurwapens een belangrijke praktische bijdrage aan de preventie en beheersing van conflicten. _______________
9514/02 Bijlage bij de BIJLAGE
DG E IX
hs/KS/vj
11
NL