KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN
[email protected] www.knnv.nl/nijmegen
Deelnemers: Ria van Gaal, Maarten Wolf, Felix Wijnen, Melinda Wijnen, Betsie de Groot, R de Groot, Ton Bindels, Rob Remmerde Nico Vroonhof, Louis Geraets, Anny Geraets, Diana Rijsdijk, Robert de Vos. Foto’s: Anny Geraets, Ria van Gaal. Excursieleider en verslag: Jan Nillesen
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
1
Weer: Prachtige zomerdag 30°C ; 10.00-14.00 uur.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Hoornaars in de Zevenboom Hygrofyten Maasduinen geologie en geomorfologie Het Quin, de heidevennen Stuifzanden De Heide De Nederlandse landgeit Heidelandbouweconomie Thermofiele bewoners van hei en stuifzand Rivierduinzand Dazen
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
4-6 6-7 8-11 12-13 13-14 14-17 18-19 20-21 22-26 27-28 28-30
2
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Vlinders en de structuur van een grasland Begrazing Kapvlakten Natte heiden Een opgeschoond ven Duikerwantsen Heischraal grasland Zevenboomsven Vliegende juwelen Blauwalg Myco’s
31-39 40-43 44-46 46-60 60-62 62-66 67-70 70-76 76-82 83-87 88-90
Hoornaars jagen op de libellen van het Zevenboomsven
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
3
Een hoornaar met haar roodbruine kop en haar felle vlieggeluid vloog over ons heen. Hoewel de grote hoornaar meer dan twee keer zo groot is als de gewone wesp, is zij beduidend minder agressief ten opzichte van de mens. Als zij steekt is dit een stuk pijnlijker dan bij een gewone wesp of bij, maar ze steekt minder snel - al kan de hoornaar wel erg weerbaar zijn als het erop aankomt een nest te verdedigen. In de regio doen fabels de ronde dat een paar steken al voldoende zouden zijn een mens of paard te doden. Dat is onzin, tenzij die persoon toevallig allergisch is. Dat de dieren killer wasp genoemd worden zal eerder samenhangen met de manier waarop zij andere insecten jagen en verorberen - voor die dieren is de hoornaar inderdaad een geduchte moordenaar. In tegenstelling tot kleinere wespen is de hoornaar niet sterk geïnteresseerd in zoetigheid.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
4
Hoornaars vangen vooral andere insecten, waaronder bijen maar ook grote insecten als libellen, en likken vaak het uittredende sap van beschadigde bomen, waarbij ze ook de bastranden open knagen met hun grote kaken. Hoornaars zijn in de herfst op afgevallen fruit te vinden, maar komen niet af op zoetigheden. De hoornaar is een goede insectenbestrijder doordat ze grotere prooien aankan dan de andere wespen. Hoornaars vliegen ook 's nachts en komen dan op kunstlicht af.
Iets bijzonders is dat de larven worden gevoed met dierlijk materiaal en de larven voor de werksters een zoetige vloeistof produceren, die ze uitbraken en die door de werksters weer wordt opgezogen. De werksters worden dus gezoogd door de larven.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
5
De hoornaar is een sociale wesp. De Hoornaarkolonie boven op zolder van het info centrum Zevenboomsven leeft net als andere wespensoorten slechts één seizoen. Ze bestaat uit 1000 individuen. De hoornaar is alleen agressief binnen een straal van 5 m van het nest.
We vertrekken bij de Zevenboom op onze ontdekkingstocht door de Maasduinen. Het is een langgerekt natuurgebied op het terrassenlandschap tussen de Maas en de Duitse grens. We trekken door heidevelden, jonge bebossingen, vennen en stuifzanden. Langs het bospad groeien hygrofyten.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
6
Het zijn planten zonder zichtbare aanpassingen ter beperking van de verdamping en met matige tot zwakke beworteling. We plukten enkele planten om te demonstreren dat bij onderbreking van de wateropname de spruit snel en irreversibel verlept door turgorverlies. Behalve Stinkende gouwe, Nagelkruid, Robertskruid, Klein springzaad viel Zachte duizendknoop in het oog.
Therofyt op een nat, open, stikstofrijk bospad bij het Zevenboomsven
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
7
Het Maasduinen-gebied [sinds 1998 een Nationaal Park] ontstond zo’n 10.000 jaar geleden aan het einde van de laatste ijstijd als onderdeel van een vlechtend rivierenlandschap. Door het grote verval en de zeer onregelmatige waterafvoer werden hier lange tijd geen klei maar alleen grof zand en grind afgezet. Oeverwallen en komgronden die nu het grootste deel van het Nederlandse rivierengebied kenmerken, kwamen niet voor. In plaats daarvan ontstond een wisselend mozaïek van rivierlopen, oude geulen en geïsoleerde plateaus. Pas tegen het einde van de ijstijd werden hierop ook sedimenten met een fijnere textuur afgezet [oude klei of rivierleem].
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
8
Door verstuiving van rivierzanden uit drooggevallen rivierbeddingen ontstond op deze plek een langgerekte zandrug. Deze zandrug, thans de ruggengraat van het Maasduinengebied , is dus anders dan het overgrote deel van de hogere zandgronden van de Peel niet gevormd uit Pleistocene dekzandgronden maar uit een langgerekte strook rivierduinen. Het gaat hierbij om relatief kalkarme rivierzanden, die na duizenden jaren uitspoeling alleen nog verder zijn verarmd. In de huidige situatie zijn de verschillen met de verstoven dekzandlandschap van Ullingen en Overloon vrij gering, zeker waar het de droge terreingedeelten betreft.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
9
De oudste duinvormen, zoals die 10.000 jaar geleden ontstonden konden we in het veld nog goed herkennen. Het zijn complexen van grote sikkelvormige paraboolduinen met bijbehorende grootschalige uitblazingsbekkens. Tussen Gennep en Venlo zijn nog zo’n tien van deze halve maanvormige duincomplexen te herkennen. Over grote oppervlakten zijn de oude rivierduinen later opnieuw verstoven, als gevolg van overexploitatie van de heide, vooral in de directe omgeving van Afferden. Onzichtbaar voor het oog, maar van groot belang voor waterhuishouding en plantengroei is het fundament van de duinen: het oude, met een dunne klei- of leemlaag bedekte door geulen doorsneden rivierlandschap. Aan de westzijde gaan de zandige rivierduinen vrij scherp over in het veel minder reliëfrijke Maasdal met overwegend kleiïge, kalkarme bodems. Het gaat hierbij om jonge [Holocene] rivierafzettingen op een Pleistocene ondergrond. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
10
Aan de oostzijde van de rivierduinen ligt een langgerekte laagte. De bodem bestaat uit grove zanden van verschillende oorsprong [rivierafzettingen, smeltwater, verspoeld hellingmateriaal] met grind in de ondergrond. Op deze zanden ligt een afdekking van oude rivierklei. Tot in de 20 ste eeuw was dit een zeer nat onvruchtbaar en onontgonnen gebied. Vanaf 1910 zijn grote delen van de natte laagte ontgonnen, vooral als akker en tuinbouwgrond.
Nog verder naar het oosten gaat de natte laagte over in het hoger gelegen gebied van oude Rijnterrassen. De overgang is abrupt en wordt gevormd door een 10-15 m hoge steilrand. De Rijnterrassen liggen grotendeels aan de Duitse zijde van de lands grens. Indirect zijn deze wel van belang voor ons excursieterrein, aangezien het grote hoogteverschil een aanzienlijke kweldruk in ons gebied veroorzaakt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
11
Wij bezoeken een aantal echte heidevennen. Ze danken hun bestaan aan schijngrondwaterstanden die kunnen samenhangen met [lokale] gliedelagen en oerbanken, maar ook en vooral met ondoorlatende leem- en veenlagen in de ondergrond op de overgang van het opgestoven zand en de onderliggende rivierafzettingen. Hier geldt dat hoe lager het ven in het landschap ligt, hoe meer het afhankelijk is van het regionale grondwatersysteem, dat wil zeggen van de afdeklaag van de oude riviervlakte. Het water in het Zevensboomven is iets aangerijkt en enigszins gebufferd tegen verzuring door contact met het oude rivierleem.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
12
Op bovenstaande foto kijken we over de rivierduinen en het Maasdal heen. In de verte is de kerktoren en het ziekenhuis van Boxmeer zichtbaar Ondanks de bijzondere geologische ontstaansgeschiedenis heeft de Maasduinen een begroeiing die veel lijkt op de heidelandschappen van Ullingen, Overloon Millse heide en de Boshuizerbergen. Een mozaïek van stuifzand, heide, vennen en merendeels jonge en door naaldhout gedomineerde bossen. Het areaal stuifzand was hier in het niet al te ver verleden erg groot. Het gaat hierbij om secundaire verstuiving van geplagde delen van het heidelandschap. Na het einde van de potstallandbouw aan het einde van de 19de eeuw liep het areaal levend stuifzand terug. Nieuwe stuifzanden ontstonden niet meer en bestaande stuifzanden werden vastgelegd of groeiden door natuurlijke successie dicht. De nieuwe enkele jaren geleden opnieuw aangelegde stuifzanden lopen nu snel dicht met berk.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
13
Van de enorme oppervlakte heidegrond die hier tot ver in de 19 de eeuw aanwezig was, bezoeken we op onze excursie enkele restanten.. Veel heidevelden werden met bos ingeplant, vooral dennen. Het overgrote deel van de begroeiingen bestaat uit droge Struikheidevegetatie [Calluno-Genistion pilosae]
Verbond van Struikhei en Kruipbrem Genisto-anglicae-Callunetum Op de droge, vochtige, voedselarme zandgrond groeit een dwergstruikengemeenschap, waarin de Heidefamilie [Ericaceae] de hoofdrol speelt. Hun voorkomen is ten nauwste verbonden met landbouwmethoden, waarvan de rol in de geïndustrialiseerde samenleving is uitgespeeld.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
14
Als cultureel erfgoed vertelt ze over het landbouwverleden, als natuurgebied zijn we onder de indruk van de weidsheid, schoonheid en rust. Door luchtverontreiniging is het voortbestaan in een crisis geraakt.
Het woord “heide”slaat in Afferden van oorsprong op het gebied waarvoor geen eigendomsrecht gold van de dorpelingen of van de graaf van Gelre. Al wat buiten het erf, de tuin en de velden viel en niet tot het vorstelijke jachtgebied [foreest] behoorde, was ongeciviliseerd en “heidens”. Het Wald enkele kilometers verderop behoorde tot het jachtgebied van de vorst en later de Graven van Gelre en Kleef.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
15
In de loop der tijd werd heide een aanduiding voor terreinen met een geringe productiviteit, die ver van de menselijke nederzettingen lagen en alleen voor extensieve beweiding te gebruiken waren. Zij vormden het gemeenschappelijke weidegrond van de boeren van Afferden. De altijd groene dwergstruiken nemen een overheersende plaats in en worden ook aangeduid met heide. Heidesoorten zijn gespecialiseerd in het leven in zure, zeer voedselarme milieus. Ze zijn hiertoe in staat dank zij ericoïde mycorrhiza een speciaal soort symbiose met zwammen die in staat zijn zeer efficiënt stikstof uit moeilijk afbreekbare plantenresten op te nemen. Hierdoor hebben deze dwergstruiken op de armste gronden op andere plantensoorten een voorsprong, die ze echter verliezen als het aanbod van voedingsstoffen toeneemt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
16
In de middeleeuwen ging veel bos door beweiding te gronde. Het werd gerooid of verbrand om als weidegrond te dienen. De kap- of brandvakte werd enkele jaren als akker gebruikt, daarna als weidegrond, waarbij Struikhei gaandeweg de overhand kreeg. Zonder de bescherming van het bos verarmen en verzuren de doorlatende gronden boven het bereik van het grondwater in onze streken, waar de hoeveelheid neerslag de verdamping overtreft, in versneld tempo door podsolering. De heidestruiken dragen hieraan bij door de humuszuren die uit hun [stikstofarme en daardoor moeilijk verterende] strooisel vrijkomen.
We constateerden echter dat ondanks de hiervoor geschetste omstandigheden overal de heide weer in bos verandert –zij het in armer bos dan er voorheen stond.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
17
Het nieuwe bos bestaat vrijwel geheel uit Ruwe berk. Om verbossing tegen te gaan is bij het Zevenboomsven en het Quin de Nederlandse Landgeit ingezet. Het is de bedoeling dat ze vooral de Ruwe berk en Amerikaanse vogelkers begrazen. Tot heden blijken de dieren de vegetatieaangroei bij lange na niet bij te kunnen bijhouden. Ze worden geassisteerd door Schotse Hooglanders. Ook dat blijkt niet voldoende
De Nederlandse landgeit is een sober geitengras, zeer geschikt voor de voedselarme Afferdense Maasduinen.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
18
De sterke, langharige geit is goed bestand tegen kouder klimaat, waardoor het dier veel voorkwam in de noordelijke Europese landen. De landgeit is een herkauwer en heeft vier magen: pens, boekmaag, netmaag en lebmaag. Ze heeft een behoorlijke hoeveelheid ruwvoer op kunnen nemen wat ze nu opnieuw kauwt. De geit eet 8 uur, herkauwt 8 uur en rust 8 uur.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
19
De omvangrijke Afferdense heiden ontstonden in de Middeleeuwqen en bleven in stand door de essentiële rol die ze eeuwenlang in de landbouw vervulden. Begrazing, maaien en afplaggen waren de factoren die de natuurlijke vegetatieontwikkeling steeds opnieuw tegenhielden respectievelijk “terugdraaiden”. Struikhei vormde het hoofdvoedsel voor heideschapen, die ’s middags graasden en de rest van het etmaal in de potstal verbleven om daar hun voornaamste productie te leveren in de vorm van mest en gier. Behalve door rechtstreekse begrazing werd ook Struikhei geoogst door het te maaien, speciaal voor gebruik als wintervoer. Voorts werd jaarlijks een deel van de heide gebruikt om er plaggen te steken, waarna de heidevegetatie er zo´n tien jaar over deed om zich op het afgeplagde stuk te herstellen.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
20
De vloer van de potstal werd bedekt met heideplaggen, die mest en gier opvingen, waarna ze dienden tot bemesting van de akker. Omdat geen externe bemestingsbron beschikbaar was, kon de vereiste hoeveelheid voedingsstoffen alleen bijeen “geschraapt” worden door het grootste deel van het landoppervlak te gebruiken als draagvlak voor het bestaan van de kleine dorpsgemeenschap. De uitvinding van kunstmest in het midden van de 19 e eeuw maakte de heidevelden voor de boeren overbodig. De uitblazingsbekkens in de paraboolduiinen werden tot akker of weiland ontgonnen, terwijl de randduinen, en streepduinen met naaldhout werden beplant. De met heide begroeide oppervlakte slonk daardoor enorm, maar het heeft nog 80 jaar geduurd voordat duidelijk werd dat de heide als ecosysteem hier te gronde gaat. Daarbij is echter een nieuwe factor in het spel, namelijk bemesting als gevolg van agrarische en industrièle luchtverontreiniging.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
21
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
22
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
23
De Thermofiele bewoners van de droge heide en het stuifzand.
Op de zandbodems met hoge bodemtemperaturen lagen de aardnesten van de Rode Baardmier. Het is een agressieve mier. De kleur kan nogal variabel zijn, zelfs binnen één nest. Ze dankt haar naam aan haar behaarde wangen en meestal roodoranje kleur waardoor de werksters er soms als bosmieren uitzien. Er waren ook zandnesten met kleine heuveltjes. De mieren spelen een belangrijke rol in het ecosysteem. Ze doden de meeste insekten in een straal van 300 meter rond het nest. Ze ruimen kadavers op. Ze melken de bladluizen en verspreiden de zaden. Bovendien maken ze de grond los van structuur.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
24
Voor ons uit vloog steeds de Basterdzandloopkever op om na vier meter weer neer te strijken. Een prooi wordt tussen de grote kaken gevangen en dat is vaak de Rode baardmier. Ze rennen daarbij achter hun prooi aan en ontwikkelen dan een flinke snelheid. Soms wordt ook de hitte op het zand hem te bar. Dan graaft hij een holletje in het zand afsluitbaar met een deksel. De larve van de basterd zandloopkever heeft de jachtmethode van de mierenleeuw. Het wacht in een holletje tot de prooi in zijn hol komt en grijpt hem dan met zijn grote kaken. De larve wordt tijgerlarve genoemd en is een loerjager.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
25
Een vergissing? Een oefenterrein vol bomtrechters? Nee, gelukkig niet. De kuiltjes zijn niet groter dan een theekopje. In elk kuiltje zit zo een mierenleeuwlarve. Het beestje heeft een platte kop met twee enorme kaken. Het lichaam is helemaal bedekt met haren. Daarmee voelt de larve dat er in de buurt iets beweegt.
Om aan eten te komen graaft de larve een valkuil. Zij loopt in kringetjes achteruit. Met haar achterlijf duwt zij het losse zand weg. Zij graaft zich helemaal in en maakt een kuiltje. Als de kuil wat dieper is, begint zij met zand te gooien.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
26
De kop gebruikt zij als zandschepje. Zij smijt het zand weg. Het lijkt niet veel te helpen. Het droge zand glijdt elke keer terug. Maar de mierenleeuw houdt vol. Een niets vermoedende mier loopt vlak langs de rand van de valkuil. De larve onder in de kuil heeft de mier al horen komen. De mier heeft pech. Ze valt in de kuil. Uit alle macht probeert ze nog weg te komen, maar elke keer glijdt ze terug. De rover gooit met zand om de mier niet te laten ontsnappen. Onder in de kuil is het snel met de mier gedaan. De kaken grijpen de mier stevig vast. De mierenleeuwlarve spuit de mier in met verteringssap. De mier lost van binnen op en wordt leeggezogen. Alleen het huidje blijft over.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
27
Rivierduinzand een eolische afzetting Het rivierduinzand heeft overal dezelfde grootte van 0,1 mm en dezelfde samenstelling. Het is immers uit de brede riviervlakte van de Maas door de wind hier naar toe geblazen. Zand is een primair gesteente. Primair wil zeggen dat het afkomstig is van gesteente dat ooit in het binnenste van de aardmantel vloeibaar was en later stolde, zoals magma en lava. Bekende voorbeelden van primair gesteente zijn basalt en graniet. Het primair gesteente verbrokkelde in de loop der geologische geschiedenis tot zand [0,05-2 mm]
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
28
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
29
De Gewone daas die ons lastig viel wordt ook wel brems, steekvlieg, paardenvlieg of blinde daas genoemd
Dazen strijken snel neer en bijten dan vrijwel onmiddellijk, wat meestal goed te voelen is. Naast deze korte pijnlijke ervaring is er ook het gevaar van bacteriële infectie die meestal goed te behandelen zijn met antibiotica. Dazen steken dus niet, daar ze geen angel hebben. Steekvliegen zijn snel (25 km/h) en achtervolgen hun prooi hardnekkig, soms wel een kilometer lang. Na een beet kunnen steekvliegen niet snel wegvliegen, zodat men hen met een welgemikte klap kan doodslaan; dan heeft men de beet echter al te pakken, die meestal tot een fikse jeukbult leidt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
30
De snuit van de daas bestaat uit een tal van mesjes, waardoor de huid, bij een beet, als het ware wordt opengesneden. Door dit mechanisme is de daas, in tegenstelling tot een steekmug, in staat om ook door sommige dunne kledingstukken heen te bijten. Aan kledingstukken moet men in dit geval denken aan T-shirts, dunne broeken en dunne sokken. Alleen de vrouwtjes dazen bijten, om voldoende energie te verkrijgen om hun eieren te kunnen leggen. Met name vee kan zeer veel hinder van dazen hebben. Ze komen vooral voor op iets vochtige plaatsen die naast zon ook wat schaduw bieden. De larven ontwikkelen zich in water, modder, moeras of rottende plantendelen. Ze leven vaak van andere insecten. Er zijn meestal 8 of 9 larvenstadia, met een diapauze in de winter. De volwassen vrouwtjes voeden zich met bloed; de mannetjes met nectar of plantensap.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
31
Over het 60°C hete zand fladderde een Koninginnepage. Ria wist ze te fotograferen. Ze was op zoek naar schraal grasland met Wilde Peen. Dille en Venkel mag ook. Op de agrarisch intensief benutte grasvlaktes heeft ze niets te zoeken. Daar is de variatie in structuur geheel verdwenen en daarmee de bloemen en de waardplanten. Als er toch Wilde Peen groeit dan is door de verandering van de structuur van de vegetatie de voedselplant voor de rupsen niet geschikt. Sterke grasgroei zorgt voor een verandering van het microklimaat in de onderste vegetatielaag. Hier in de Maasduinen in het voedselarme grasland is de vegetatie vrij open. Hierdoor kan het zonlicht en dus de warmte doordringen tot de bodem. De Koninginnepage is heel zorgvuldig in de keuze van de plaats voor de eieren. Er gaat een uitgebreide inspectietocht aan vooraf waarbij het vrouwtje diep in de vegetatie doordringt. De rupsen gedijen het best in een warme en droge omgeving. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
32
Hoe korter de ontwikkelingstijd van de rups des te geringer is de kans op predatie, door spitsmuizen, loopkevers en parasitisme door sluipwespen. Te hoge vochtigheid zoals in een dichte vegetatie vergroot de kans op schimmelinfecties. Ook de eetbaarheid van de voedselplanten wordt beïnvloed door bemesting. Hierdoor treedt sterfte op bij verpopping en ontpopping.
Laag produktieve graslanden van het Quin trekken dagvlinders aan. In de hoogproduktieve graslanden kunnen dagvlinders niet overleven. De produktie ligt bij de agrarische bedrijven op 7 ton per hectare. Daar is geen vlinder te zien. Bij de extensieve graslanden in de Maasduinen met een produktie van vier tot zeven ton per hectare, vinden we acht soorten. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
33
In graslanden met een nog lagere produktie neemt het aantal soorten dagvlinders toe. We ontdekten Groot dikkopje, Klein geaderd witje en Koevinkje.
Ongemerkt door de andere deelnemers wist Anny de Blauwvleugelsprinkhaan te fotograferen. Een thermofiele soort bij uitstek die zich ook nog goed weet te camoufleren.
De sprinkhaan dankt zijn naam aan de helderblauwe achtervleugels, die echter in rust niet zijn te zien. De vleugelrand is zwart van kleur. Ook de dijen van de poten zijn blauw gekleurd.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
34
Alleen na een sprong worden de felgekleurde vleugels uitgeslagen en de sprinkhaan kan er niet echt mee vliegen, maar wel tientallen meters mee zweven. Door de grote vleugels lijkt het dier tijdens de vlucht meer op een vlinder dan een sprinkhaan. De felle kleur dient om vijanden als vogels op afstand te houden, als een vogel plots de felle kleur ziet, wil deze een aanval nog wel eens staken.
Een echte thermofiele soort van het Quin is het Knopsprietje. De kleur is zeer variabel, van grijsbruin tot grijs of zelfs zwart komen voor, wel zijn er meestal groene delen op de kop, poten en het halssschild. De soort is langgevleugeld; de vleugels reiken tot ongeveer de achterlijfspunt. Vooral de mannetjes hebben een oranje tot rode achterlijfspunt. Het knopsprietje dankt zijn naam aan de verdikte, club-vormige uiteinden van de antennes van het mannetje, die bij het vrouwtje ontbreken. Het geluid bestaat uit een snorrende ratel die langzaam aanzwelt en waarbij de ratels regelmatig worden herhaald met een frequentie van ongeveer 1,5 ratel per seconde.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
35
Ook de kleine rupsendoder is een typisch thermofiele soort van open zandige gebieden en heide. De wesp jaagt voornamelijk op spanrupsen, die vliegend naar het nest worden getransporteerd. De wesp is een progressieve nestbevoorrader: er worden 3 broedfasen onderscheiden. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
36
Eerst wordt een rups aangedragen waarop een ei wordt gelegd. Dan wordt het nest afgesloten met een daarvoor zorgvuldig uitgekozen steen. Een paar dagen later wordt het nest heropend. Vervolgens worden er 2 rupsen bijgevangen en het nest op dezelfde manier gesloten. Ongeveer drie dagen er na worden er nogmaals drie rupsen bijgelegd en wordt het nest definitief afgesloten. De wesp kan tijdelijk meerdere nesten onderhouden.
De Franse veldwesp is een nieuwkomer in de Maasduinen. Ze houdt van open warme plekken. Rotsige schraallanden zijn favoriet. Sinds twee jaar zie ik ze nu ook bij mij in de tuin. Ze vallen je nooit lastig. Ze jagen op andere insekten en hebben weinig belang bij zoetigheden. Ze steken mensen alleen bij serieuze bedreiging zoals nestverstoring. De Franse koningin begint in het voorjaar aan haar nest te bouwen en heeft vaak bijstand van jongere koninginnenzusters. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
37
Het nest wordt op een goed verborgen warme plek gebouwd. Het wespenvolkje bestaat uit ongeveer 100 individuen. Door opwarming van het klimaat is deze soort nu ook bij ons in de Maasduinen te zien.
De Franse veldwesp is een knager, d.w.z. dat haar nest wordt gemaakt van fijn afgeknaagde en met speeksel vermengde stukjes hout. Daarom zijn ze zo dorstig. Bij mij thuis komen ze steeds op de waterleliebladeren zitten in de vijver.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
38
Op onze tocht door de rivierduinen werden we voortdurend begeleid door de klanken van de Geelgors. Het was een van de weinige soorten die nu nog zingen. Louis detecteerde nog enkel klanken van de boomleeuwerik. De beste tijd om boomleeuweriken te horen zingen is vroeg in de ochtend, bij het licht worden maar ook midden in de nacht! Al in februari komen ze terug naar het Quin. Er zijn daar waarnemingen van zingende boomleeuweriken in de kerstnacht! Zijn keuze voor het Quin is niet toevallig. Het is een echte fijnproever en alleen als er een juiste mix is tussen heide, stuifzand en open bos voldoet het gebied aan zijn wensen.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
39
Een boomleeuwerik kan prachtig zingen maar creatief is hij niet. Het basis patroon van de zang bestaat vooral uit heel veel luu-luulaa's, maar die klinken wel heel melancholiek en aangenaam. Zijn Latijnse naam Lullula arborea heeft de vogel aan zijn lu-zang te danken. Het is echt een "zoet" liedje dat, net als bij de veldleeuwerik, al vliegend tot op grote hoogte wordt gezongen. Een boomleeuwerik "hangt" meestal niet stil in de lucht maar beschrijft cirkelvormige vluchten. Als dat laag boven je hoofd gebeurt, is dat geen aubade! U moet dan snel weggaan, want er zijn dan jongen in de buurt!
De boompieper en boomleeuwerik zijn volgens een onderzoek van Sovon toegenomen, en mijn gevoel zegt dat dit met de begrazing te maken heeft. Er ontstaan vegetatiemozaïekjes en daarin vinden we de gladde slang en de sabelsprinkhaan. De vergrassing van heide is verminderd en de vegetatie is veranderd.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
40
De Schotse Hooglanders hadden veel belangstelling voor onze boterhammen. Ze noopten ons te vertrekken. Deze wollige haarkleedjes hebben als taak de Maasduinen open te houden. Ze kunnen zonder bijvoedering winter en zomer buiten grazen. In de winterperiode verwijderen ze alle overbodige cellulose. In de zomer zorgen ze voor een mozaïek patroon in de begroeiing. Op bijgaande kaart is dit uitgetekend
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
41
Van oorsprong komen in Nederland allerlei soorten grazers voor. Heel vroeger bijvoorbeeld mammoet, wisent, oerrund en eland.
Deze grazers zorgden er voor dat Nederland niet geheel begroeid zou raken met bos. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
42
Al deze dieren zijn inmiddels uitgestorven. We zien wel overal nog kleine grazers. Van de ganzen hebben we vandaag de Grauwe gans, Nijlgans en Grote canadese gans gespot. Daarnaast zijn er reeën, konijnen en hazen. De begrazing met de kleine grazers is onvoldoende om de plantengroei te vertragen of in een bepaald successiestadium te houden
Begrazing heeft ecologische voordelen.
Door begrazing ontstaat er een gevarieerd landschap, waarin een mozaïek van paadjes, kort en lang grasland, zomen, struweel en boomvegetaties ontwikkeld worden. Zie bovenstaande tekening van een begraasd terrein. Tussen de verschillende vegetatiestructuren ontstaan vloeiende overgangen in het horizontale en verticale vlak. De grazers zorgen voor variatie in de vorm van vraatruimte en beschutting vlak bij elkaar. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
43
Het viel ons op dat er een enorm opslag van Ruwe berk was die niet door Nederlandse landgeiten en Schotse Hooglanders gegeten werd. Het berkenblad smaakt bitter. Berkenblad bevat saponinen [zeepstoffen], looistof, hars, vluchtige olie en glycosiden [stoffen die suiker bevatten]. De berk is een lichtboom en pionier. De boom is ecologisch toegerust om snel kapvlaktes, brandplekken en stormval te koloniseren. De zaden worden gemakkelijk door de wind verspreid en kiemen al op licht humeuze grond. Het is dan ook geen wonder dat de berk de kapvlakte gekoloniseerd heeft.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
44
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
45
Gewoon vingerhoedskruid vinden we in dichte populaties op lichte plekken in het bos en aan de bosrand. De bodem is niet te voedselrijk en tamelijk zuur. Op de kapvlaktes van de Maasduinen neemt het zelfs na de “ramp”een overheersende plaats in. De schokgolf Vingerhoedskruid is hier opgetreden een jaar na de kaalslag. De aan de oppervlakte liggende en plotseling aan het licht blootgestelde zaden zijn in grote getale gekiemd. De eerste generatie die de volwassenheid bereikt, bestaat overwegend uit kortlevende overblijvende exemplaren, die na de bloei in hun tweede jaar zichzelf stekken door middel van zijrozetten..
De voedingsstoffen die vlak na de kaalslag door het royaal toetredende licht uit de bosgrond werden vrijgemaakt, zijn na een paar jaar heel wat schaarser beschikbaar, zodat de rozetten gemiddeld langer nodig hebben om het voor bloei vereiste formaat te bereiken. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
46
De bloeistengels brengen nu ook nauwelijks meer zijrozetten voort. Inmiddels heeft op de storm- en kapvlakte Ruwe berk de overhand gekregen, zodat voor een derde generatie Vingerhoedskruid nauwelijks emplooi is. De plant lijkt ter plaatse uit te sterven en blijft alleen nog in de vorm van zaad aanwezig. Pas als de vegetatieontwikkeling tot opgaand bos heeft geleid, kan hier en daar weer een enkel exemplaar tot ontwikkeling komen.
Trechterspinnen maken een bijzonder web. De spin zit in een trechtervormige rustplaats, van waaruit zich het web of als een kleine ring spinsel of als een grote dichte mat uitstrekt. De spin rent op de bovenkant van het web om prooi te vangen die erop terecht gekomen is. De prooi wordt in de rustplaats uitgezogen. De eicocon wordt in de trechter gemaakt. Gewone dophei
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
47
In het grootste deel van de uitgestoven laagten met vennen groeit op moerige gronden tussen de Struikhei relatief veel Gewone dophei.
Op de plekken waar veel neerslagwater verzamelt en waar de invloed van basenrijk grondwater- en oppervlaktewater gering of afwezig is groeit de associatie van Gewone dopheide. Behalve door een hoog waterpeil wordt de standplaats gekenmerkt door voedsel- en basenarmoede en door een lage pH, die mede onder invloed van de vegetatie tot in het sterk zure bereik daalt. Er vindt hier weinig of geen vertering van dode resten van organismen plaats. Er is hier sprake van een moerig, [venig-zandig] substraat. Het afgestorven organisch materiaal ligt in een vorm opgeslagen waaruit de – toch reeds schaarse – voedingselementen zoals fosfaat en stikstof moeilijk kunnen worden vrijgemaakt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
48
Verder is het substraat door zijn hoge gehalte aan water en organische stof al op geringe diepte vrijwel zuurstofloos.
Het aantal plantensoorten die in dit milieu gedijen is beperkt. Het zijn specialisten, met enerzijds een grote tolerantie voor zuur en reducerende stoffen en met anderzijds aanpassingen aan voedsel en zuurstofarmoede. Ook dophei behoort tot de Ericaceae. Ze heeft een ondiep reikend wortelstelsel en een eigensoortige symbiose met zwammen, die in staat zijn zeer efficiënt stikstof uit moeilijk afbreekbare plantenresten op te nemen. Een andere groep van tweezaadlobbigen die zich in de natte heide thuis voelt is de Zonnedauwfamilie .
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
49
De zonnedauwfamilie heeft een andere oplossing voor het probleem van de voedselarmoede: de planten hebben klierharen op hun bladeren waarmee ze insekten lokken, die blijven vastplakken en vervolgens door het blad omsloten en gedeeltelijk verteerd worden, waarbij de plant de verteringsproducten opneemt. Voor het overige worden de vaatplanten voornamelijk vertegenwoordigd door eenzaadlobbigen, waaronder de Cypergrassenfamilie de belangrijkste plaats inneemt. Witte snavelbies treedt hier sterk op de voorgrond. Bij de verlanding van het zeer voedselarme- en basenarm, zuur water verschijnt zij hier als eerste vaatplant. Op de plekken waar het groeit is het water tot de oppervalkte met zwevende veenmospakketten gevuld. Het voornamelijk ondergedoken waterveenmos ruimt er het veld voor het boven het water uit groeiende Slank veenmos.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
50
In een deel van de Klasse der hoogveenbulten en natte heiden speelt de moslaag een doorslaggevende rol in de structuur van de begroeiing. De ruggengraat wordt gevormd door Veenmossen [Sphagnum spp.] en wel door soorten die in staat zijn tot enige decimeters boven de waterspiegel uit te groeien. Veenmossen hebben een aantal eigenschappen waardoor ze in hoge mate hun milieu beïnvloeden. Zolang geen verdroging optreedt, groeien ze aan de top door terwijl ze aan de voet afsterven.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
51
Deze afgestorven delen behouden hun structuur en worden niet of nauwelijks afgebroken, maar alleen onder het gewicht van de begroeiing gaandeweg ineengeperst. Verder nemen deze mossen metaalionen uit het water op en wisselen deze uit tegen waterstofionen, waardoor het water zuurder wordt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
52
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
53
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
54
Bij het Quin ontdekten we de markantste plantengemeenschap van levend hoogveen: De Hoogveenbultenassociatie. De associatie van Gewone dophei en Veenmos [Erico-Sphagnetum magellanici] 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
55
Kenmerkend zijn Hoogveenveenmos en Kleine veenbes. Ook Lavendelhei behoort tot deze associatie. We hebben echter geen Lavendelhei gevonden. Als begeleiders: Ronde zonnedauw, Pijpenstrootje en Dophei. In de veenmosvegetatie groeide Kleine veenbes. Zij heeft een zeer grote vochtbehoefte. Zonder de vochtwerking van het mosdek gedijt zij niet. Ze groeit omhoog met het veenmos en omlaag tot aan de rand van de slenken.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
56
De associatie van Snavelbies en Veenmos Sphagno-Rhynchosporetum Op de vaste veengrond in de hoogveenslenken treffen we de associatie van Snavelbies en veenmos aan. Ze wordt gekenmerkt door de combinatie van Witte snavelbies met enkele veenmossoorten. Slankveenmos en Kleine zonnedauw vergezelt Witte snavelbies.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
57
Er is hier sprake van een mozaïek met de bultvormige Associatie van Gewone dophei en Veenmos. Van de bultbewonende dwergstruiken dringt Kleine veenbes vrij ver omlaag in de slenk. De slenkbewonende, biesachtige Witte snavelbies weet zich met verspreide halmen in de bulten staande te houden. We constateren dat de associatie erg lijkt op de associatie van Witte snavelbies en Moeraswolfsklauw zoals we die aantreffen in de Groote Slink, Rondven en Lage Raam. Op de laatst genoemde plaatsen komt Witte snavelbies voor op minerale, ’s zomers oppervlakkig uitdrogende grond en is daar tot ontwikkeling gekomen door afplaggen.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
58
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
59
Eriophoro-Caricetum lasiocarpae Bij het hierboven afgebeelde ven, één van de vijf vennen van het Quin, heeft enige toevoer van grondwater plaats vanuit het randduin. Hierdoor is een matig voedselrijk moeras ontstaan. Draadzegge en Snavelzegge worden vergezeld door Waterveenmos, Geoord veenmos, Waternavel en Pijpenstrootje.
De Waterveenmosassociatie is zeer soortenarm. In het water groeit zwevend veenmos. Kenmerkend is Geoord veenmos. Het is een pioniergemeenschap in sterk zuur, zeer voedselarm en door humuszuren bruin gekleurd water. De bodem is bedekt met veenwortel. De poel doet denken aan een meerstal in de Peel.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
60
De poelkikker is een zon- en warmteminnende soort met een voorkeur voor onbeschaduwd water. De begroeiing van de oever die weelderig is, voldoet aan zijn eisen. De Poelkikker is een kritische soort, die houdt van voedselarm, schoon water. Hij heeft een voorkeur voor zwak zuur, stilstaand water. Ze overwinteren op het land.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
61
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
62
Doordat dit Quin ven geschoond is, zijn er onbegroeide slikkige en venige oevers ontstaan. Een Groenpootruiter is er neergestreken. De vogel komt uit Rusland en is op weg naar tropisch Afrika.
De Groenpootruiter heeft een voorkeur voor de kust en komt weinig in het binnenland voor. De vogel fourageert wadend in ondiep water en vangt in het Quin voornamelijk insekten.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
63
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
64
We staan aan de oever van een Quin-ven. De zon schijnt in het water en de goed zichtbare zandbodem verdwijnt in het schimmige diepere gedeelte. Plotseling schiet een beestje, schokkerig omhoog naar het oppervlak, blijft daar een seconde hangen, glanzend in de zon en spurt weer weg naar de diepte: dat is een duikerwants.
Er zijn dertig soorten duikerwantsen. We kunnen hem dan ook niet op naam brengen. Op de foto heb ik de meest algemene duikerwants afgebeeld . Corixa punctata. Corixa haalt haar voedsel uit de detritus op de bodem Belangrijk is duikerwantsen te onderscheiden van de bootsmannetjes. Zie je een beestje onder water met snelle, schokkerige bewegingen wegzwemmen, is het meestal óf een bootsmannetje óf een duikerwants. Het zijn allebei wantsen en de twee soorten lijken zo op het oog veel op elkaar: bootvormig gestroomlijnde, ongeveer 1 tot 2 cm grote insecten met lange, roeiende achterpoten.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
65
Bootsmannetjes zie je eerder en vaker omdat die vlak onder de waterspiegel leven. Duikerwantsen zitten meest op de bodem, en die is niet altijd zichtbaar. Verder kun je ze, heel even, zien als ze verse lucht halen aan het wateroppervlak.
Alles onder water…
De duikerwants is een voor het leven onder water gespecialiseerd insect. Daar brengen ze dan ook bijna hun hele leven door. Opgroeien, eten, paren en eieren leggen gebeurt allemaal in het natte element. Meestal zit de duikerwants tamelijk rustig met de geklauwde middenpoten op de bodem, of verankerd aan een waterplant. Als de bodem of plant te los is, stijgt hij langzaam op als een luchtballon, dan ineens snelt hij weer naar beneden op zoek naar een betere plek. Het lichaam wordt min of meer horizontaal gehouden, meestal iets voorover, waarschijnlijk geeft dit de beste balans met de opstuwende luchtbel onder het achterlijf, die de meeste soorten lichter dan water maakt. De achterpoten worden zijwaarts gehouden, vaak met een enkele roeislag ongeveer elke seconde, alsof die balans op de twee middenpoten net niet helemaal lukt. Soms strijkt de duikerwants met de achterpoten langs de luchtbel, dit verbetert de fysische long functie van de luchtbel.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
66
We zien deze bewegingen ook vaak pas als de duikerwants langer onder water zit, en de lucht in de bel minder vers is. Zodra de voorraad lucht uitgeput is, roeit de wants pijlsnel naar het oppervlak, komt even met de rug naar het oppervlak, kop en lichaam gebogen zodat er even een bredere luchtspleet ontstaat tussen die twee. Minder dan een halve seconde is vaak genoeg, de lucht is ververst en de duikerwants doet zijn naam eer aan door met grote snelheid weer naar beneden te duiken. Met de achterpoten wordt regelmatig en grondig het lichaam gepoetst. Het insect kan ook goed vliegen en dat met een snelle start: snel zwemt hij naar boven, doorboort de oppervlakte film en vliegt nagenoeg onmiddellijk weg - er zijn maar weinig insecten die dat kunnen. Meestal vliegen ze in de schemering en de nacht. We zien de duikerwantsjes op de bodem bezig. Ze wervelen wolkjes troep op. Ze schoffelen met hun "voorpootschepjes" een vrachtje bodemafval (detritus) omhoog naar de snuit.
Dit zeven ze dan uit: in kleine hoeveelheden laten ze het naar achteren vallen, terwijl het kopje op en neer beweegt op zoek naar eetbare brokjes. Vandaag zijn er ook paringsrituelen. Ze worden geïnitieerd door de warmte. Ze gaan gepaard met veel korte vluchten boven het water. De ene duikerwants na de andere komt uit de diepte omhoog stuiteren, soms springen ze een eindje uit het water blijven even op het oppervlak liggen glanzen in de zon om dan in eens weg te vliegen. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
67
Soms vliegen ze dan een boogje om vervolgens weer in het water te duiken. Het lijkt alsof ze spelen..
Aan de randen van de heide op enigszins gestoorde plekken groeit de gemeenschap van de heischrale graslanden. Het Nardetea. Ze groeit op oligotrofe, neutrale droge grond. De pH is hoger dan in de nabij gelegen heiden. Daaraan is gekoppeld een lager aluminiumgehalte en een hogere basenbezetting.
De pH wordt gebufferd . 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
68
Kenmerkend is de lage beschikbaarheid van ammonium in verhouding tot die van nitraat. De mineralisatie is hoger dan in de aangrenzende heiden. Dit wordt bewerkstelligd door betreding en beweiding.
Flora: Liggend walstro, Schapengras, Gladde witbol, Schapenzuring, Bochtige smele, Gewoon struisgras, Pijpenstrootje, Rood zwenkgras, Struikhei, Tormentil, Gewoon biggenkruid, Muizenoor.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
69
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
70
Het Zevenboomsven in de uitgestoven laagte met stagnatie van regenwater op een oude leemlaag Het is van oudsher wat meer gebufferd dan de heidevennen van het Quin. De vennen van het Quin hebben waterstagnatie op een gliedelaag of een oerbank van ingespoeld ijzer.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
71
Bij het Zevenboomsven dat de oude leemlaag als ondergrond heeft zou zich dat moeten vertalen in de aanwezigheid van soorten van iets gebufferde omstandigheden, vooral uit de Oeverkruidklasse [Littorelletea]. In het verleden is dit ongetwijfeld het geval geweest, maar hier valt momenteel niets van terug te zien, vooral door verzurende depositie, vermindering van de grondwaterinvloed en dichtgroeien van de venoevers. Bij het Rondven , zuidelijker gelegen, zijn begroeiingen van de Oeverkruidklasse teruggekeerd.
Kuifeend is broedvogel in het Zevenboomsven. Het is een duikeend en brengt het grootste gedeelte van de dag door op het water waarbij hij langdurig duikt op zoek naar voedsel [ algen, insektenlarven, waterplanten) en hij is daarbij niet kieskeurig.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
72
De sterke en vrij scherpgerande snavel, met een flinke verharde punt aan het eind, draagt bij aan de stroomlijn onder water maar maakt het bovendien gemakkelijker om snel voedsel te kunnen oppikken of afbijten. De ver naar achter geplaatste voeten dragen bij aan een betere voortstuwing op en onder water maar maken het lopen op land wat moeilijker. Vandaar dat deze eenden minder aan land komen dan andere soorten eenden. De Kuifeend is een goede vlieger en laat een opvallende witte streep zien in de uitgeslagen vleugels.
Het voedsel van de Dodaars op het Zevenboomsven bestaat uit water- en oeverinsecten, slakjes en kleine visjes. De jongen eten voornamelijk insecten en hun larven. Het nest bestaat uit een drijvende hoop rottende vegetatie. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
73
Door het rottende materiaal komt er warmte vrij, wat bij het broeden goed van pas komt. De dodaars Verdedigt zijn territorium fel tegen indringers. Na twintig dagen komen de vier tot zes eieren uit. Veel jongen worden prooi voor de snoek of de reiger, maar dit wordt weer gecompenseerd doordat er twee tot drie broedsels per jaar grootgebracht worden. Een stille zanger en parachutist: De Grauwe vliegenvanger
Veel meer dan het tzzjiet tzzjiet geroep hoorden we niet. De grauwe vliegenvanger is wel degelijk een zangvogel en kan ook zingen. Maar de toontjes zijn zo zacht, piepend en onbetekenend, dat menige vogelaar het nog nooit heeft gehoord. Het is niet meer dan een fluisterliedje.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
74
SPEC IA LE JA C H T T E C H N IE K E N Vogels zijn nogal lui of, en dat klinkt wat positiever, nogal efficiënt bezig. Ik bedoel dat ze met zo min mogelijk inspanning zo gemakkelijk mogelijk aan de kost willen komen.
Voor elk priegelmugje een uitval doen is ernstige energieverspilling. Grauwe vliegenvangers gaan vooral voor de grotere prooien. ‘s Morgens vroeg is de beste jachttijd. Dan is het nog koud en de vliegen zijn sloom en gemakkelijk te vangen. Elke duikvlucht is raak en de ene vette bromvlieg na de andere wordt laag boven de grond weg gesnapt. Als de temperatuur stijgt, worden de vliegen sneller en moet de grauwe vliegenvanger zijn jachttechniek aanpassen. Bij wisselvalig weer verandert de situatie voortdurend en dus ook zijn jachttechniek. DUVELTJE UIT EEN DOOSJE!
De naam zegt het al, erg kleurrijk is de grauwe vliegenvanger niet. Bruingrijs met lichte, vaag gestreepte borst en oppervlakkige waarnemers zullen niet verder komen dan een bruin musje.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
75
Maar de priemsnavel maakt duidelijk dat we met een insecteneter te doen hebben.Vogels die weinig kleur hebben compenseren dat vaak met uitbundig gezang maar ook dat ontbreekt. Bij de grauwe vliegenvanger moeten we het van het gedrag hebben en dat is vaak een heel goed hulpmiddel om vogels te leren kennen. De grauwe vliegenvanger gedraagt zich zo specifiek dat hij met geen enkele andere soort te verwarren is. Zittend in verticale houding, op een goede uitvalspost, speurt hij de omgeving af en doet af en toe een korte, wervelende uitval naar een passerend insect, als een duveltje uit een doosje! Er zijn wel meer vogels die ook af en toe eens even opvliegen en naar dezelfde plek terugkeren, maar daarna gaan ze meestal weer even wat anders doen en het duurt veel langer voordat dit gedrag zich herhaalt.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
76
Prooi van de Grauwe vliegenvanger was Graphomya, een echte vlieg. Ze is saprofaag en de larve eet in rotting verkerende plantaardige en dierlijke resten.
Vliegende juwelen boven het Zevenboomsven. Aan de waterkant waren de libellen actief. Ger Verrijdt spotte hier de Noorse witsnuitlibel. Het is een soort die kenmerkend is voor het Zevenboomsven.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
77
Zijn favoriete biotoop is matig voedselrijke vennen. Ze legt haar eitjes in de zwevende veenmossen net onder het wateroppervlak. Daar gaat de ontwikkeling snel, vanwege de aan het wateroppervlak heersende hoge temperatuur. De naam witsnuitlibel slaat op het witte gezicht. Ze zijn nu echter grotendeels verdwenen. We spotten er geen één. Zijn plaats is ingenomen door de prachtige bloedrode waterjuffer die de naam koraaljuffer heeft gekregen. In de vegetatie rustten tientallen Azuurwaterjuffers
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
78
De Koraaljuffers leven hier in hun voorkeurshabitat, voedselarme vennen en natte slenken, waar kleine wateroppervlakten zich afwisselen met een zeggen- en biezenvegetatie en veenmos. Koraaljuffers zijn trouw aan hun gebied: ze verwijderen zich zelden ver van het water. De eitjes worden afgezet in de stengels van biezen, zeggen of veenmos.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
79
Libellen zijn insekten waarvan de ontwikkeling van ei tot volwassen dier zich in het water afspeelt. Nadat ze uit hun laatste larvale huid zijn gekropen, vliegen ze rond om voedsel te zoeken. De geslachtsrijpe, geheel uitgekleurde exemplaren houden zich voor het grootste deel van hun leven bij het water op. Bij het water vliegen vooral mannetjes, die daar jagen, een territorium bezetten en uitkijken naar parings bereide wijfjes. Na de paring begint het wijfje met de ei afzetting, hierbij soms begeleid door het mannetje.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
80
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
81
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
82
Biotoop:stilstaand water met bomen langs de oever. Zet de eieren af in de schors van bomen. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
83
In een geïsoleerd bosven zagen we een intensieve bloei van blauwalgen in het oppervlaktewater. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
84
Er dreef een blauwgroene drab langs en op het water. Dit zijn de zogenaamde drijflagen, die vol zitten met blauwalgen.
Blauwalgen zijn algen of wieren. Ze worden zo genoemd omdat ze allemaal een bepaalde kleurstof hebben, waardoor ze die blauwgroene kleur krijgen. Ze zijn behalve lastig ook heel belangrijk omdat ze zuurstof aanmaken. Ze komen overal voor in alle seizoenen en in alle wateren. Meestal merken we daar niet veel van; de dichtheden zijn zo gering dat je ze met het blote oog niet kunt zien. Algen zijn microscopisch klein in de vorm van draden, bolletjes en losse cellen. Als er heel veel zijn noemen we dat 'bloei' van blauwalgen. Als er heel veel bloei optreedt dan zien we drijflagen verschijnen: een blauwgroene verfachtige drabbige substantie, die enorm kan gaan stinken bij het afsterven van de algen. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
85
Blauwalgen zijn altijd in alle wateren aanwezig. Er zijn een heleboel verschillende soorten, maar ze hebben gemeenschappelijk dat ze groeien en bloeien. Ze leven van fosfaten en stikstof, die ze uit het water kunnen halen. Daarnaast hebben ze licht en lucht nodig. Omdat in onze wateren meer dan voldoende fosfaten en stikstof aanwezig zijn, kunnen ze hier vaak onbeperkt groeien. In het vroege voorjaar, zodra de winterse kou uit het water is, begint dat al. In de zomermaanden gaan ze echt pieken. In het najaar met veel neerslag en wind verdwijnen ze weer.
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
86
Blauwalgen kunnen stoffen in hun cellen aanmaken die giftig zijn voor mens en dier. Zeker in drijflagen kunnen deze gifstoffen aanwezig zijn. Is dat nu altijd gevaarlijk? Dat is niet helemaal met zekerheid te zeggen. Dezelfde soort blauwalg kan soms wel en soms geen gifstoffen aanmaken. En sommige soorten maken weer sterkere gifsoorten dan andere.
De invloed van het weer op de bloei van blauwalgen is heel belangrijk. Temperatuur en licht zijn de belangrijkste zaken waardoor blauwalgen kunnen groeien. 27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
87
Teveel zonlicht vinden blauwalgen vervelend, maar daar hebben ze iets op gevonden: ze dalen af naar een waterdiepte waar het licht beter voor ze is, om daarna weer op te stijgen als de zon minder is. Bij regen en veel wind worden de blauwalgen minder, zelfs drijflagen kunnen dan afnemen of verdwijnen. Dus een slechte zomer is ook slecht voor de blauwalgen
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
88
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
89
En wie kent de naam van deze paddenstoel?
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
90
Quin en Zevensboomsven bezocht
27 juli Zevenboomsven en Quin, KNNV afd Nijmegen
91