KNNV afdeling Nijmegen Goudenregenstraat 5 6573 XN BEEK UBBERGEN
[email protected] www5.knnv.nl/afdeling-Nijmegen
Nederheide
Deelnemers: Marijke Saedt, , Ad kuppen, Wim en Elizabeth Dekkers, Ton Gerrits, Fons Reijerse, Ben Verheyen, Angeline Aben, Fred en Mien Steenhoff, Marc Hofs, Betsy en Martien, Piet Schoenmakers.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
1
Bewolkt weer, temp 6°C. Tijd 10.00-14.00
1
Een geobotanisch onderzoek naar Pijpenstrootje in de Nederheide
5
2
Aanpassingen van de Pijpenstrootjesvegetatie aan het milieu
10
3
Cyanogene glycosiden in bloeistengel en wortels
11
4
Sint Anthonius vuur
13
5
Verkiezeling: Evolutionaire trend bij grassen
15
6
Mioceen
16
7
Pijpenstrootje en herbivoren
17
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
2
8
Eten als een paard
18
9
Het paard de meest geschikte herbivoor voor de begrazing van Pijpenstrootje
18
10 Piscovoren op de Nederheide: Een sigmasociologische benadering.
21
11 Zweedse Aalscholvers in de zandwinningsput
23
12 500 Wilde eenden en grote aantallen Grauwe ganzen in 30 de zandwinningsput 13 Het Nitelletum translucentis
31
14 Een donzen roeiboot
32
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
3
15
Duikeenden op de Bakelse plassen
40
16
Casarca uit Centraal Azië op de Nederheide
42
17
De Snelle loop
44
18
Moneren in de Snelle loop
51
19
De prokaryoot: Gallionella Ferroginosis.
53
20
Vijf wilde zwijnen in de Nederheide
59
21
Het zwijn ploegde voort
61
22
Het Wilde zwijn fasciliteert
62
23
Op eiken groeit de beste spek
65
24
Squarrosus: Een stijve Rus
73
25
Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies
75
26
Moeraswolfsklauw
80
27
Wolfsklauwen: De eenvoudigst gebouwde vaatplanten 82
28
Associatie van Gewone dophei
85
29
Milluser potstal met dopheivlaggen
88
30
De vennen van de Nederheide verzuren. Knolrus profiteert.
90
31
Knolrus: aquatische vorm
92
32
Grote wintervlinder: Een dagactieve nachtvlinder
95
33
Mammoetboom
97
34
Japanse cedar
98
35
Servische spar
99
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
4
36
Jeneverbes
100
37
PSP
103
38
Neofyten in de Nederheide. Duivelswandelstok
104
39
Octandra en decandra
108
40
Wollige munt
109
41
Witte hersenen
110
42
Epifyten
125
43
Apatococcus
130
Een geobotanisch onderzoek naar Pijpenstrootje in de Nederheide.
In de geobotanie onderzoeken we de planten en plantengemeenschappen in hun situatie in de biosfeer. Tijdens de excursie was er veel discussie over de plaats van Pijpenstrootje, bij ons in de streek Bunt genoemd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
5
Pijpenstrootje stelt weinig eisen aan de bodem. Zijn plaats in de vegetatie wordt bepaald door de concurrentieverhoudingen. Nu het zich gevestigd heeft zet het zijn milieu naar zijn hand, net als Adelaarsvaren. De situatie in de Nederheide betekent voor de planten veel stress en weinig storing. Hierbij doelen wij op de bosvegetaties. Bij de zandwinningsplaats, golfbaan en recreatieruimten is uiteraard wel sprake van storing. De stress in de omringende naaldbossen is de resultante van beperkende factoren als voedselschaarste en sterk wisselende waterstanden. Zo kan het Pijpenstrootje zich handhaven als stress tolerator, asceet en specialist. Als asceet is de plant aangepast aan de beperkende factoren. Ze gaat zuinig om met bestaansbronnen. Met name fosfaat. Daarvan gaat niets verloren. Het wordt opgeslagen in de horst en kan indien nodig snel worden gemobiliseerd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
6
De Strategie van het Pijpenstrootje
Doordouwer Bijv Brandnetel
Pijpenstrootje Opportunist
Asceet
Bijv: Westerse Karmozijnbes
Pijpenstrootje is een asceet, maar investeert desondanks veel in de opbouw van het individu, met name in biomassa. Het is daartoe in staat doordat het gras zuinig omgaat met stikstof en fosfaat. Voor de winter wordt het overgrote deel hiervan uit zijn bladeren en halmen teruggetrokken om het in zijn eigen opgezwollen stengelbases en wortels op te slaan. Het geeft daardoor in een voedselarme omgeving een eenmaal verworven evenwicht niet gauw prijs.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
7
Pijpenstrootje verwerft zijn dominante positie, zonder vegetatieve vermeerdering, maar louter door middel van zijn vruchten en door het uitdijen van bestaande pollen. Zijn interne kringloop van voedingsstoffen houdt zijn overwicht in stand. Dit is alleen te doorbreken door de vegetatie regelmatig vroegtijdig te maaien. Op de grasvelden bij het recreatiepark, die voedselrijk en bemest zijn met name door fosfaat krijgt Pijpenstrootje als laat op gang komend gras geen kans: de meeste grassen met hogere voedingseisen komen eerder in het seizoen tot ontwikkeling en laten het geen ruimte. Het is daardoor beperkt tot de bodems in het bos en rond de zandwinningsplas waarin fosfaat zeer schaars is. Dit komt omdat de bodem zuur is. Zure bodems kunnen hun voedingsstoffen slecht vasthouden en worden daardoor gemakkelijk uitgeloogd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
8
Op plekken waar honden hadden gelopen neemt plaatselijk de beschikbaarheid van fosfaat toe. Daar groeit Gestreepte witbol. Tijdens de discussie kwam naar voor dat Pijpenstrootje in vele plantengemeenschappen voorkomt, als er voldaan wordt aan twee eisen: Geringe hoeveelheden fosfaat en wisselende waterstanden. Het zijn deze twee factoren die dit concurrentiezwakke gras een voorsprong geven. In de Nederheide vinden we de plant op drie plaatsen: In de vochtige, lichte vorm van het Zomereiken-Berkenbos. In het droge bos staat het op zeer humusrijke plekken, bijvoorbeeld op en bij verterende boomstompen. Pijpenstrootje is immers een veenplant. Ook stond het op doorlatende zandgrond waaronder zich op niet te grote diepte een waterkerende laag bevindt in de vorm van een overstoven podzol.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
9
De Aanpassing van de Pijpenstro vegetatie aan het milieu. In het voorgaande hebben we gesproken over de strategie van de plant Pijpenstrootje om de interactie tussen planten en het ontstaan van een sociale structuur beter te kunnen doorgronden. De term strategie suggereert dat het gaat om een doelbewust handelen, maar men dient te beseffen dat dit beeldspraak is. Het is een antropomorfe metafoor.
We presenteren de vegetatiestrategie van Pijpenstrootje in een driehoeksmodel. We laten ons daarbij leiden door de gedachten gang dat een plantengemeenschap met haar specifieke sociale structuur kan overleven door milieuomstandigheden [1] te ontwijken, [2] te trotseren, ofwel [3] door ze naar haar hand te zetten, dat wil zeggen om te vormen. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
10
Omvormen
Pijpenstrootje
Trotseren
Uitwijken
Pijpenstrootje is in staat haar milieu min of meer te veranderen. Haar uitgebreide en diepe wortelstelsel verkit de bodem. De necromassa van de dode wortels slaat de bodem dicht. Dat leidt tot wisselende waterstanden. De humus van Pijpenstrootje, is zuur en voedselarm Pijpenstrootje: Wortels en bloeistengels tijdens de bloei zijn cyanogeen.
De meeste grassoorten zijn niet giftig. Door hun snelle groei en spruitvorming dicht bij de grond, waardoor bladverlies wordt gecompenseerd, vormen zij het belangrijkste voedsel voor veel grote en kleine herbivoren. Het algemeen voorkomen van verkiezelde celwanden kan consumptie in de weg staan. Ondanks de eetbaarheid van grassen voor de meeste herbivoren komt vergiftiging voor. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
11
Het grootste gevaar van grasvergiftiging hangt samen met de groei van schimmels in het gras. Op vele planten van het Pijpenstrootje vonden we Moederkoren. De vergiftiging staat bekend onder de naam ergotisme.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
12
Sint antoniusvuur
Berucht zijn de epidemieën in verschillende delen van Europa tijdens de Middeleeuwen waarbij duizenden doden en verminkten ten offer vielen aan Sint-Antoniusvuur. bIn Milheeze is de kapel gewijd aan Sint Anthonius. De beschrijvingen die door geschiedschrijvers werden opgesteld zijn veelzeggend en vermelden het zwart worden en de verrotting van het vlees en de intense brandpijnen. In de ziekte worden twee wezenlijke vormen onderkend, namelijk die met stuiptrekkingen en die met koud vuur en versterf. De slechte doorbloeding van de hersenen veroorzaakt krankzinnigheid en mentale onrust. Pas veel later werd het inzicht verkregen dat dit een vergiftiging is tengevolge van het eten van brood bereid uit voornamelijk rogge die sterk verontreinigd is met Moederkoren.
Wolfstande n Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
13
Het zijn de sclerotiën van de schimmel Claviceps purpurea. In het Pijpenstrootje vonden we Claviceps microcephalia.
Vooral in tijden van hongersnood bij misoogsten nam men ook genoegen met rogge van slechte kwaliteit en bitter smaak door een hoog moederkorengehalte. De op de grond gevallen sclerotiën vormen ascosporen die in het volgende seizoen de vochtige stampers van roggebloemen infecteren. Het mycelium groeit aanvankelijk over het vruchtbeginsel heen en bereikt dan een stadium waarbij conidiën gevormd worden. Ze zijn ingebed in een zoete vloeistof, de zogenaamde honingdauw, die uit de aar lekt. Insekten die door de honingdauw worden aangelokt, nemen conidiosporen mee en veroorzaken secundaire infecties bij andere roggearen. Vervolgens groeit de schimmel in het embryo en vormt Moederkoren.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
14
Verkiezeling: evolutionaire trend bij grassen. Tijdens de excursie ontstond discussie over het silicage gehalte van de grassen en hun invloed op het verteringsstelsel en de tanden van de herbivoren. Opvallend was het hoge silicage gehalte in de biomassa bij vooral nutriëntarme bodems van de Nederheide. Silicaat komt algemeen voor in landplanten, maar in sterk wisselende concentratie, afhankelijk van plantensoort en bodemgesteldheid.De vraatafweer bij grassen wordt bepaald door het silicage gehalte. In de Nederheide is het silicage gehalte van de bovengrondse biomassa bijzonder hoog.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
15
Het Mioceen
In het midden van het Mioceen ontstonden door grassen gedomineerde biomen. Toen kwam evolutionair de groep van grazende hoefdieren tot ontwikkeling. In reactie op het veranderende dieet, met een toenemend aandeel van grassen, werden de hoefdieren groter en werd het spijsverteringsstelsel speciaal toegerust voor de vertering van vezel- en celluloserijk voedsel. Hoefdieren ontwikkelden hoogkronige kiezen, waarmee ze bijzonder succesvol bleken in het doorbreken van de vraatafweer van grassen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
16
In bijgaande tekening zie je ter vergelijking de brachyodonte kies van de mens en de hypsodonte kies van het paard.
Pijpenstrootje en het paard
Het paard is bij uitstek geschikt voor de begrazing van de Pijpenstrootje pampa. Met zijn hypsodonte kiezen is hij gewapend tegen de slijtage dat silicage veroorzaakt. Paarden eten in de winter Pijpenstrootje. Omdat de arcenogene glycosiden in de wortel en de bloeihalm zitten is het Pijpenstrootje eetbaar. Door begrazing met paarden wordt het uitdijen van pijpenstrootje in de hand gehouden en komen er mogelijkheden voor andere plantensoorten. Paarden blijken in de wintermaanden zelfs de hoogste horsten tot aan de grond toe weg te eten en zijn daarmee aanzienlijk effectiever dan runderen of schapen. Druk begrazing en een raster om de paarden op de juiste plek te houden zijn echter noodzaak. De eerste twee jaar na begrazing door paarden zal de vegetatie graziger worden. Daarna wordt de vegetatie heel gevarieerd. Schapen en runderen zijn selectiever, maar kunnen goede dienst bewijzen als ze in de twee jaar ná de paarden in de grazige vegetatie los worden gelaten, ook weer tijdelijk. Te overwegen valt de heidekoe hier weer te laten lopen. Deze koeien hebben weinig jodium en koper nodig en kunnen leven van de schrale vegetatie. In onze regio werden ze honderd jaar geleden Heidesnikken genoemd. Men moet echter in overweging nemen dat koeien met een volle maag sterven van de honger als het voedsel niet voldoende kwaliteit heeft.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
17
Ik sterf met een volle maag als het voedsel niet voldoende kwaliteit heeft
Heidesnikken
Eten als een paard
Het paard is geen herkauwer. In Plaats van een grote maag bezit het een grote blinde darm, die nagenoeg dezelfde functie kan vervullen. Doordat de biogisting in de dikke en blinde darm plaatsvindt en niet in de maag, laat een paard niet zoals een herkauwer boeren maar winden. Herkauwers hebben na hun maag een heel nauwe doorgang, zodat het voedsel volledig verteerd moet zijn voor het kan passeren. Als de kwaliteit van het voedsel te slecht wordt duurt het gewoon heel lang voordat het doorstroomt naar de darm, waar het verteerde voedsel in het bloed wordt opgenomen. Herkauwers kunnen dan met een volle maag toch verhongeren.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
18
Paarden daarentegen hebben overal een heel ruime doorgang. Eiwitten worden niet zoals bij runderen eerst door bacteriën afgebroken [waarna het rund het bacteriële eiwit benut], maar direct vanuit de voorste darm door het bloed opgenomen. Het moeilijk verteerbare restant stroomt door naar de dikke darm en naar de zeer grote blinde darm. Hier vindt de langzame bacteriële vergisting plaats. Door deze volgorde wordt er dus geen plantaardig eiwit verspild. Als de kwaliteit van het voedsel slechter wordt eten ze gewoon nog meer. [Hiervan komt de uitdrukking “eten als een paard”.] De stoffen die het moeilijkst verteerbaar zijn schuiven dan onverteerd en onbenut door de darmen, maar als de hoeveelheid maar groot genoeg is, eet het paard toch nog voldoende goed opneembare stoffen. Een rund zou in dit geval met een volle maag met te langzaam verterend eten van honger omkomen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
19
Dit heeft voor de Nederheide als gevolg dat men in de Nederheide met de zeer slechte voedselkwaliteit nog paarden kan benutten en het gebruik van runderen onacceptabel is.
10=caecum=blinde darm. Omdat het paard zowel het voedsel van de koe als dat van de eland kan eten is dit veelzijdige dier geschikt voor de Nederheide, omdat het deels uit grasland en deels uit bos bestaat maar te klein is om een complete bevolking van grote planteneters te herbergen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
20
Piscovoren op de Nederheide Een sigmasociologische benadering
Bij de sigmasociologische benadering proberen we een beeld te vormen van de habitatvoorkeur van de soorten aan de hand van vegetatiecomplexen. We bespreken een aantal vogels die we observeerden in hun eigen leefgebied. Elke soort heeft zijn eigen specifieke plek waar het dier zich ophoudt. De geschiktheid van de plek wordt bepaald door de vegetatie [plantensoorten, plantengemeenschap, vegetatiestructuur], abiotische factoren [zoals dikte van de sapropeliumlaag, microklimaat en bodemtype], de relaties binnen en tussen soorten [concurrentie en predatie, symbiose en parasitisme, vraat door herbivoren] en de directe of indirecte invloed van de mens
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
21
Blauwe reigers zijn echte sloot-food specialisten, maar vullen hun menu ook graag aan met mollen, muizen en grote insecten zoals sprinkhanen. Vis is echter vrijwel altijd het hoofdbestanddeel van hun eten. De Blauwe reiger zocht zijn voedsel in het ondiepe water van de golfbaanvijvers. De omringende vochtige en droge weilanden zijn ook een favoriet fourageergebied.
Een slanke, witte reiger, met een uitzonderlijk lange en dunne hals fourageerde in het weiland bij de golfbaanvijvers . Het was de Grote zilverreiger. Momenteel zijn Grote zilverreigers op veel meer plaatsen te zien dan in de broedtijd. Vogels uit de kolonie in de Oostvaardersplassen zwermen uit. Daarnaast nemen de aantallen Grote zilverreigers in het najaar toe door een influx van vogels uit het oosten (tot in Oekraïne) en het zuiden (Frankrijk). We zien nu vogels bij de Sambeekse uitwatering, de Radioplassen elf in getal, Bruuk, Kraayenbergse plassen, Eendenmeer en Vilt, maar als het echt koud wordt verkassen veel dieren naar het westen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
22
Het voedsel van de Grote zilverreiger bestaat uit vissen en amfibieën waarop gejaagd wordt door langzaam door het water te lopen. De vogel fourageerde nu op het land, waarbij met dezelfde trage passen gejaagd wordt op prooien zoals muizen en andere kleine zoogdieren. De Grote zilverreiger komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa, maar de soort heeft zich de laatste decennia steeds verder naar het noorden en het westen verplaatst. In tegenstelling tot de Kleine zilverreiger trekt de Grote zilverreiger nauwelijks weg en is daardoor ook in de winter in de Nederheide te zien. Zweedse Aalscholvers in de zandwinningsput. De zandwinningsput heeft een geheel ander karakter dan de Golfbaanvijvers.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
23
Ze zijn diep tot 45 meter, en bestaan uit fosfaat en nitraat arm grondwater. Doordat het nutriënten gehalte zo laag is, is er geen fytoplankton. De doorzicht van het water bedraagt 20 meter. De Aalscholvers rustten er op de buizen. De Aalscholver is sinds kort een Bekende Milluser en er wordt over hem, zoals dat dan gaat, flink geroddeld. Bij alle commotie rond de Aalscholver - er is zelfs gedreig met 'onorthodoxe' maatregelen om de stand uit te dunnen - zou je haast vergeten dat de vogel zelf onorthodox is. We mogen onze handen dichtknijpen dat dit buitenbeentje onder de visetende vogels zich weer in redelijke aantallen in de Nederheide wil vertonen; we hadden hem tenslotte bijna uitgeroeid.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
24
De Aalscholver doorstond alle vervolgingen wist zelfs aanslagen door watervervuiling het hoofd te bieden. Met een scherp oog voor de mogelijkheden die hem in het strak vormgegeven regio toch nog geboden worden en met een flinke dosis flexibiliteit slaagde de aalscholver er in de draad van zijn oude bestaan weer op te nemen. Een dynamisch bestaan, waarop we maar niet uitgekeken raken. Niet alleen omdat de aalscholver met beide zwemvoeten midden in de mensenmaatschappij staat, en met zijn wel en wee de situatie rond waterkwaliteit, (over)bevissing en natuurbeheer perfect weerspiegelt. Maar zeker ook omdat de aalscholver zélf intrigeert.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
25
De aalscholver is een erg Hollandse vogel. Met een schommelend aantal broedparen dat soms boven de 20.000 ligt, verdeeld over 27 kolonies, toont Nederland waar het groot in kan zijn. Ons land biedt aan bijna net zoveel broedende paren plaats als Polen, Zweden, Denemarken en het herenigde Duitsland samen. Enkele Zweedse, Deense en Duitse aalscholvers komen in de Nederheide de winter doorbrengen of passeert op de trek. Nederlandse vogels overwinteren vooral in Frankrijk en de Westelijke Middellandse zee, enkele zoeken de Zwitserse meren op. Wat hun migratieroutes en de tijd van reizen betreft blijken individuele dieren erg consequent te zijn. Jonge dieren overwinteren wat zuidelijker. Geslachtsrijpe dieren blijven wat dichter bij huis, het liefst zijn zij weer zo vroeg mogelijk in de Nederlandse moerassen terug. Voor het broedsucces is een vroeg tijdstip van terugkomst in de kolonie belangrijk.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
26
In augustus en september telt Nederland rond de veertigduizend aalscholvers. Voor wie dat veel vindt: alleen al Venray telt méér inwoners. Mensen uiteraard. Aalscholvers zijn geen al te kieskeurige viseters: meestal eten zij vooral die vissoorten die plaatselijk het meest aanwezig zijn. In de omgeving van de Nederheide zijn dat pos, baars, blankvoorn, spiering en aal. Grote brasems zijn met hun hoog opwelvende rug wat lastig door te slikken, ook al heb je nog zo'n flexibel keelgat. Die prooi heeft dus niet de voorkeur.
Niettemin eten aalscholvers behoorlijke hoeveelheden van deze vis en zo leveren ze een natuurlijke bijdrage aan het herstel van het binnenwater in onze regio. Op veel plekken heeft overbemesting geleid tot verstikkende algengroei en 'verbraseming': teveel van die vissen eten teveel watervlooien waardoor die niet de gelegenheid krijgen zich te goed te doen aan de algen. Het resultaat is een groene algensoepen die met kostbare
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
27
kunstgrepen bestreden moet worden. Een bestand aalscholvers biedt een goedkopere oplossing. Vogels die aan de kost komen door te duiken mogen geen al te groot drijfvermogen hebben. Hun anatomie kenmerkt zich dan ook meestal door zwaardere botten dan bij de doorsnee vogel, en kleinere luchtkamers. Daarnaast persen deze vogels lucht uit hun veren.
Aalscholvers en de nauw verwante slangehalsvogels gaan nog verder - zij laten hun verenpak nat worden. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Dat lijkt een behoorlijk nadeel - veel watervogels gaan juist prat op een goed isolerend verenpak. Maar aalscholvers duiken graag diep, en moeten ook nog eens langdurig achter vis aanjagen. Doorweekt gaat dat een stuk makkelijker, met minder opwaartse druk. De ver
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
28
naar achter geplaatste poten stoten ze bij het duiken gelijktijdig naar achteren, zodat ze zich wat schoksgewijs verplaatsen. Nadat aalscholvers op voedsel uit zijn geweest baden ze zich kort, waarbij ze water over hun rug slaan door de vleugels vlak onder het wateroppervlak te openen en te sluiten. Na een korte pauze houden ze de vleugels even gespreid boven het water, als om ze uit te late druipen. De grotere waterdruppels raken ze makkelijk kwijt door die van zich af te schudden; het materiaal van de veren zelf is door de opgebrachte olie uit de stuitklier waterafstotend. Vervolgens vliegen ze dan naar een nabije rustplaats. Het opstijgen uit het water wil nog wel eens lastig gaan, zeker bij vogels die een goed maal verwerkt hebben en daardoor extra zwaar zijn beladen. Dan stoten ze weer herhaaldelijk de poten naar achteren als bij het duiken, bij wijze van aanloop. Die wat hortende take-off, met een achterlijf dat nog herhaaldelijk het water raakt, heeft ze de bijnaam 'kontekloppers' opgeleverd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
29
Hier op de rustplaats in Nederheide houden ze tot twintig minuten de vleugels gespreid, afgewisseld met toilet maken en eventjes gewoon zitten. Het is een van de mooie natuurtaferelen in de zandwinningsput een lange rij aalscholvers op een zandwinningspijp, allemaal schijnbaar in stille overpeinzing in dezelfde richting kijkend, met een opengehouden zwarte mantel. Een tijdloos tafereel. De vogels doen alleen aan vleugel spreiden als het niet regent, en vooral met de kop in de wind. Het verband met het drogen van de veren is, zeker na recent onderzoek, wel duidelijk. In het geval van gevaar of verstoring kunnen ze dan snel en efficiënt opvliegen.
5oo Wide eenden en grote aaantallen Grauwe ganzen in de zandputten van de Nederheide Met onze Sigmasociologische aanpak kijken we naar de habitatvoorkeur van de Wilde eend en Grauwe gans aan de hand van de vegetatiecomplexen. De vegetatie in de zandwinningsput is zeer bijzonder. Omdat het water geen fosfaat en nitraat bevat en uit zuiver grondwater bestaat is er geen groei van fytoplankton. Het water is kraakhelder, abiotisch van karakter, omdat het jarenlang van de biologische kringloop is uitgesloten. Aan de kleuren zien we het karakter van het water. Aan de randen lijkt het lichtbruin. Het is de weerspiegeling van de bodem. In het midden blauw, het is de weerspiegeling van het firmament.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
30
De bodem bestaat uit zuiver zand. Dit is het milieu van de associatie van Doorschijnend glanswier, het Nitelletum translucentis.
Het Nitelletum translucentis.
Doorschijnend kranswier
Het Doorschijnend kranswier is geen voedselbron voor de Wilde eend. Het groeit te diep. De Wilde eend zoekt zijn voedsel in het kroosmilieu. Ze benutten de Bakelse plassen als rustgebied. ’s Nachts fourageren ze in de omgeving. Kranswier wordt vooral gegeten door de Krooneend, . Eén Krooneend bivakkeert op dit moment op de Vilt. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
31
Een donzen roeiboot Op het menu van de Wilde eend staan waterinsecten en waterplanten. Eendenkroos heeft zijn naam niet voor niets gekregen, het wordt graag gegeten. Tussen de donsveren wordt lucht vastgehouden om het drijfvermogen te verhogen. De eend zwemt als het ware met opgevouwen vleugels in een donzen "roeiboot". Het brede lichaam blijft bij wind en golfslag gemakkelijk in balans. Wilde eenden duiken niet gauw en meestal niet dieper dan een meter.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
32
Een donzen roeiboot
Daarna worden de vleugels zorgvuldig druppelvrij gemaakt. Dankzij hun lange en spitse vleugels kunnen ze vrijwel loodrecht uit het water opstijgen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de duikeenden die een lange aanloop nodig hebben om te kunnen opstijgen. Het zijn "slagvliegers"; ze kunnen niet zweven, maar behoren wel tot de snelste vliegers van het vogelrijk.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
33
Slagvlieger
Alleen vrouwtjes kunnen kwaken. Mannetjes fluiten of maken wat zachte geluiden. De Wilde eend behoort tot de grondeleenden, ook wel zwemeenden genoemd. Deze eenden staan vaak met hun kop onder water te zoeken naar voedsel (grondelen). De grote groepen Wilde eenden op de Bakelse plas komen uit Noord Europa. Ze brengen in de Nederheide de winter door. Er bivakkeren nu tienduizenden Wilde eenden uit Noord-Europa in de regio. Wilde eenden eten in de wintermaanden voornamelijk gras. In het voorjaar worden Wilde eenden "vleeseters". Ze eten dan onder andere slakken en waterinsecten. 's Zomers en in de herfst gaan ze weer over op een vegetarisch dieet dat vooral bestaat uit zaden van grassen en granen. Eendenkuikens eten allerlei kleine diertjes, zoals muggen en waterslakjes. Wilde eenden zoeken vooral 's nachts naar voedsel.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
34
Tegenover mijn huis aan de Raetsingel worden de eendjes overdag gevoerd. De Boxmerenaren denken daardoor dat eenden overdag voedsel zoeken. Ze verlaten echter tegen de avond het water en vliegen voor hun maaltijd naar het boerenland.
Tegen de ochtend keren ze huiswaarts en gaan dan slapen. 's Middags nemen ze uitgebreid een bad en wordt er druk gepoetst. Boven hun staart hebben ze een vetklier: een soort tube met vet. Daarmee smeren ze dagelijks met hun snavel de veren in, zo blijft het verenpak waterdicht. Nu in de wintermaanden volg ik hun gedrag dat hoort bij "verliefd, verloofd en getrouwd". Het begint met bijeenkomsten van mannetjeseenden, de woerden, op het water. Ze proberen indruk op elkaar te maken door allerlei dansjes op te voeren en door veelvuldig met hun snavel te wijzen naar hun fraai gekleurde spiegel. De vrouwtjes volgen dit pronken en stoer doen nauwlettend. Als een mannetje voor een bepaald vrouwtje valt, maakt hij zijn liefde duidelijk door onder meer regelmatig met zijn snavel druppels water in de richting van zijn uitverkoren vrouwtje te gooien. Wanneer ze eenmaal verkering hebben, wijst het vrouwtje met haar snavel de mannetjes aan die door haar geliefde weggejaagd moeten worden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
35
Nadat het huwelijk is gesloten, wordt er dagelijks op het water gepaard. Zonder water is er ook geen paring. Na een paring zwemt het mannetje een rondje om z'n vrouwtje en vervolgens nemen ze een bad. In maart maken ze "verkenningsvluchten" om een geschikte woning te zoeken. De man beslist uiteindelijk waar de woning komt. Vorig jaar was dat bij Fons in de tuin. De vrouw zorgt voor de inrichting van het nest en legt zo'n tien eieren. Deze eieren worden uitsluitend door het vrouwtje bebroed omdat zij in tegenstelling tot haar man goede schutkleuren heeft. Eerst blijft de woerd nog in de buurt van het nest. Vaak begeleidt hij zijn vrouwtje als ze het nest even verlaat voor haar ontbijt en avondmaal. Na een week houdt het mannetje het voor gezien en verlaat voorgoed zijn vrouwtje. Een woerd ziet dus nooit zijn eigen jonkies. Op het water is de eend voor roofdieren moeilijk te vangen. Maar om te broeden moet het wijfje het land op. Daar is ze kwetsbaar, al is ze uitstekend gecamoufleerd. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
36
Eendenkuikens moeten vaak aan land om te rusten. In de Weijer voor mijn huis met steile oevers verdrinken veel jongen. Als eenden grondelen zuigen zij met hun vlezige, gevoelige tong water op door de snavelspits en slaan dit met gesloten snavel via de randen weer naar buiten. Hierdoor ontstaat het bekende snaterende/slobberende geluid. Het voedsel is voornamelijk plantaardig. Zwemeenden gaan vooral 's nachts op zoek naar eten. Voedselvluchten vinden plaats over 10 km en meer.
Doorschijnend kranswier
Ionenarm water
Het doorschijnend kranswier is evenmin een voedselbron voor Grauwe ganzen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
37
Zij benutten de Bakelse plassen als rustgebied, waar voor hen geen gevaar is te duchten van de vos. Bovendien moeten ze veel water drinken i.v.m. hun grasdieet.
Doorschijnend kranswier
Geen enkel dier kan de celwanden van planten (cellulose) zelfstandig verteren. Alleen bacteriën kunnen dat. Een koe verteert het gras door het aan te bieden aan bacteriën in maag en blinde darm. In 48 uur wordt het daar afgebroken. Een gans heeft een doorloopsnelheid van anderhalf uur en verteert nauwelijks celwanden. Daarom moet een gans zeer selectief de beste grassen kiezen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
38
Hiernaast zie je een maag en darmstelsel van een gans. De maag is ongeveer even groot als een kippenei, twee platen wrijven over elkaar als molenstenen het gras fijn. De gans heeft geen tanden en slikt de sprieten in zijn geheel in. Pas in de maag worden de grassprieten wat kleiner gemaakt. Het darmstelsel van de gans is zo kort, dat binnen twee uur een grassprietje wat afgebroken is, weer wordt uitgepoept als keutel. Ongeveer 100 happen per minuut en iedere 5 tot 10 minuten komt er een keutel uit, vol onverteerde plantenresten.
Oögonia van Doorschijnend glanswier
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
39
De Duikeenden Tafeleend en Kuifeend op de Bakelse plassen. Is er voor duikeenden dan wel iets te halen op de Bakelse plassen? Ook voor Kuif- en Tafeleend voldoet de vegetatie niet. Enkel de Krooneend is toegerust voor het duiken op grote diepte. Deze soort leeft dan ook vooral van Kranswier.
De Kuifeend is een duikeend en brengt het grootste gedeelte van de dag door op het water waarbij hij langdurig duikt op zoek naar voedsel (slakjes, algen, schelpdiertjes, waterplanten) en hij is daarbij niet kieskeurig. De sterke en vrij scherpgerande snavel, met een flinke verharde punt aan het eind, draagt bij aan de stroomlijn onder water maar maakt het bovendien gemakkelijker om snel voedsel te kunnen oppikken of afbijten. De ver naar achter geplaatste voeten dragen bij aan een betere voortstuwing op en onder water maar maken het lopen op land wat moeilijker.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
40
Vandaar dat deze eenden minder aan land komen dan andere soorten eenden. In tegenstelling tot de Wilde eend duiken Kuifeenden naar hun voedsel. We zien Kuifeenden vaak op de diepere wateren. Dat er enig licht doordringt tot op de bodem is belangrijk. Kuifeenden eten graag waterdieren welke tussen de waterplanten leven. Ook de planten zelf worden wel gegeten. Het aantal Kuifeenden is gering op de Bakelse plassen. Hier is immers Schraalhans keukenmeester.
De tafeleend verzamelt het voedsel voornamelijk onder water en leeft van zaden, bladeren en wortelstokken, schaaldiertjes, slakken, wormen en insecten. Tafeleenden zijn duikeenden maar soms zie je ze ook grondelen als een Wilde eend. Op die manier zoeken ze voedsel tussen waterplanten: jonge scheuten van waterplanten en wat zich daar eventueel aan gedierte tussen ophoudt. Ook het aantal Tafeleenden is gering, door het oligotrofe karakter van de Bakelse plassen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
41
casarca uit Centraal-Azië in de Nederheide
De Casarca , ook wel roestgans genoemd, is een oranjebruine halfgans. De Casarca broedt in holen, zoals boomholtes, rotswanden en ruïnes, en legt 6 tot 16 eieren. Jonge vogels lijken op het volwassen vrouwtje, maar hebben vaak een grijze in plaats van witte voorvleugel. We zien het hele jaar door Casarca’s in onze regio. De Vilt, Kraaienbergse plassen en de Ooy zijn geliefd. Een deel daarvan is waarschijnlijk afkomstig uit waterwildcollecties of vogelparken. Casarca’s trekken graag op met Nijlganzen. Het zijn echte watervogels daarom zien we ze hier in de nabijheid van de Golfbaanvijvers. Ze prefereren open water, meren en zoutmoerassen waarin ze hun voedsel bij elkaar grondelen. Hoofdvoedsel bestaat uit (water)planten.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
42
De Casarca is een grote, gansachtige eend, verwant aan de bergeend. Die verwantschap blijkt uit de kleur en tekening van de kuikens, die van beide soorten zwart-wit getekend zijn.
De belangrijkste broedgebieden liggen in Centraal-Azië (Kazachstan) maar ook Turkije, Bulgarije en Oekraïne herbergen Casarca’s. Ze broeden in open landschappen, rond steppenmeren, maar ook in kloven en in hooggebergten als de Tien-Shan. ldzaam.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
43
Het water van de Golfbaanvijvers is ondiep, rustig en rijk aan voedsel ideaal voor de Casarca. De vraag is waar deze Casarca vandaan komt. In het westen en zuiden van Duitsland broedt de Casarca in een toenemend aantal, vooral langs de Rijn. Misschien dat ze daar vandaan komt. De Casarca’s die in Duitsland broeden zijn oorspronkelijk afkomstig uit gevangenschap en zijn verwilderd. Dit is ook het geval bij de Zwitserse populatie; daar wordt de vogel beschouwd als exoot. Maar Casarca’s kunnen ook van ver komen: zo is een Casarca uit Kirgizië (Centraal-Azië) ooit in Polen gevonden. En in de negentiende eeuw, toen er nog geen sprake was van verwilderde populaties, werden Casarca’s als dwaalgast vastgesteld ver ten westen van het broedgebied, in IJsland en zelfs Groenland.
De Snelle Loop
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
44
De Snelle Loop is 4 km lang en stroomt van de camping landgoed Nederheide naar Geneneindsche velden in Gemert-Bakel. Uiteindelijk komt het uit in de Aa. De Snelle loop is van oorsprong een Peelstroompje, maar als rechte sloot vergraven. Nu ontvangt het water uit het Defensiekanaal, dat het Defensiekanaal weer van de Maas betrekt.
Het water is zuurstofrijk. Op de bodem is een bruine afzetting van ijzer zichtbaar. De ijzerkwel die gedeeltelijk de beek voedt zorgt voor het neerslaan van fosfaat. Daardoor heeft de beek een voedselarm karakter. Op vele plaatsen is een uitgebreide begroeiing aanwezig van Slanke waterkers. Het water stroomt redelijk snel. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
45
Door het waterschap worden nu meanders in de loop gelegd en plaatselijk een hellend talud. Dit draagt bij tot een meer natuurlijke beek en verdraagt de afvoer van water, hetgeen noodzakelijk is om de verdroging van de voormalige Peelgronden te vertragen.
Slanke waterkers. Een slappe onbehaarde plant
Kresse
Helofyt
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
46
Op een aantal plaatsen is hout in de loop gelegd. Deze imitatie van een natuurlijke beek heeft geleid tot interessante soorten zoals de Beekrombout en een bijzondere Schietmot.
Vlotgras verbond in de Snelle loop.
Sparganio Glycerion
De Snelle loop stroomt, bevat veel zuurstof en is fosfaat arm. Door kwel wordt voortdurend ijzerrijk grondwater aangevoerd. Dit is het milieu voor Mannagras en Slanke waterkers. Vooral de laatste toonde zich in massavegetaties
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
47
Massavegetatie Slanke waterkers
Ook de helofyt Mannagras was volop aanwezig. Het zuurstofgehalte, dat in de Snelle beek hoog is van wezenlijk belang voor Mannagras. Er is plaatselijk ook sprake van een zeker stikstofgehalte, wat Mannagras ten goede komt. Manna gras is een vlotgras bij uitstek. Door zijn vlottende groeiwijze is het van onderdompeling gevrijwaard. Millusers uit de IJzertijd. Bewoning Hoevense kamp
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
48
Milluser vrouw van het Rooi oogst mannagrasvruchten. Op zomerochtenden werden ze gedorst met behulp van een zeefnet.
De geslachtsnaam Glyceria slaat op de zoete smaak van dit gras [glycos is het Griekse woord voor zoet], die door grasetende zoogdieren gewaardeerd wordt. In de Nederlandse naam Mannagras is een zinspeling te horen zowel op de smaak als op het gebruik van de vruchten. Mannagras was voor de Millusers van de Bergakker en de Hoevense kamp een wilde graansoort. Het is de enige gebruiksplant onder de inheemse grassen die nooit in cultuur is genomen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
49
Op vroege zomerochtenden werden de vruchtdragende pluimen door de boerinnen van de Bergakker gedorst met behulp van een zeefnet, waarmee tegen de halmen werd geslagen, zodat de vruchten eruit vielen, waarna ze door de dauw aan het net bleven kleven. Ze werden tot grutjes gestamp en van kaf ontdaan, waarna ze met melk of boter voor menselijke consumptie werden bereid. Aangezien de oogst van deze kleine graankorrels veel inspanning kost heeft dit gras als voedingsgras tegenwoordig afgedaan.
Mannagras in de Snelle loop
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
50
De rode neerslag op de bodem is een ijzerhoudende afzetting. In de Snelle loop stroomt kwelwater rijk aan opgelost ijzer. IJzerbacteriën kwamen in actie.
Moneren in de Snelle Loop.
Moneren zijn prokaryoten, eencellige organismen zonder celkern. Hieronder is een Prokaryoot afgebeeld
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
51
Prokaryoot
De moneren kunnen het opgeloste tweewaardig ijzer oxideren tot driewaardig ijzer en daarvoor gebruiken zij de in het water opgeloste zuurstof.
Prokaryoot
De bij de oxidatie vrijkomende energie dient dan voor het in stand houden van hun metabolisme en als energiebron voor de synthese van hun celmateriaal. Het ijzer in de hogere oxidatietrap geeft het ontstaan aan de bruingekleurde verbindingen op de bodem, op de planten en op alle in het water liggende voorwerpen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
52
Kolonies van Gallionella ferroginosis vormen de bruine neerslag.
De bacterie die dit tot stand brengt is de Gallionella ferroginosis. De bacterie is moeilijk te zien met de microscoop omdat ze altijd gehuld zit in een slijmmassa, waarin dan ook nog het bruin ijzerhydroxide gevat zit. Het zijn de bacteriekolonies, die het bruine neerslag in de Snelle loop vormen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
53
Het is duidelijk dat de ijzerbacterie het zuurstofrijke oppervlak schuwt, daar wordt het opgeloste tweewaardig ijzer door een overmaat aan zuurstof al automatisch en zonder tussenkomst van bacteriën geoxideerd tot driewaardig ijzer. Hieruit volgt dus dat ijzerbacteriën steeds de bodem van de Snelle loop opzoeken.
Snelle loop.Let op de rode kleur als gevolg van ijzerafzetting
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
54
Het is deze bacteriologische werking, die in het verleden het ontstaan gegeven heeft aan de ijzeroerbanken en broeksteen in Rijkevoort en de Oeffeltse Raam. In de Staatsbossen vonden we onlangs Broeksteen die daar gestort was en afkomstig was van de Oeffeltse Raam. In Rijkevoort, bij de Walsert en de Papenvoort werd die ijzersteen ontgonnen als bouwsteen en als ijzererts. De kerk van Boxmeer werd gebouwd op Broeksteen. Beugen was jaren bekend om zijn smeden die er muurijzers van klonken. Mineralogisch bestaat die afzetting uit Limoniet.
IJzercarbonaat
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
55
Op een plek met veelstilstaand ijzerhoudend water zagen we een metaalblauw vliesje op het wateroppervlak. IJzerbacteriën luidt dan vaak de identificatie. Dat kan niet want aan het oppervlak kunnen de Gallionella-bacteriën niet gedijen vermits alle tweewaarig ijzer daar al meteen tot driewaardig wordt geoxideerd door de luchtzuurstof en niet meer beschikbaar is voor de bacterie. Sneller nog dan de oxidatie is de reactie van het opgelost ijzer met koolzuur uit de lucht, er wordt ijzercarbonaat gevormd. Die stof is zeer water onoplosbaar. Ook zal dit tweewaardig ijzer reageren met de fosfaten uit het water tot ijzerfosfaat. We hebben hier dus een spontane afzetting van ijzercarbonaat en ijzerfosfaat. Beide producten zijn zeer onoplosbaar in water en worden afgezet. Doordat de reactie vooral aan het oppervlak plaats grijpt blijven die reactieproducten gedragen door de oppervlaktespanning als een film op het wateroppervlak. Diffractie van het licht in die mono moleculaire laag veroorzaakt regenboogkleuren.
Wanneer dat gevormd ijzercarbonaat en –fosfaat later afzinkt en zich mengt in het bacteriologisch gevormd ijzerhydroxide, krijgen we mengmineralen limoniet, sideriet=ijzerspaat [ijzercarbonaat] en vivianiet [ijzerfosfaat]. Het mineraal sideriet (ook wel ijzerspaat) is een ijzercarbonaatcarbonaat met de chemische formule FeCO3.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
56
IJzerspaat
Sideriet
Vivianiet is gevonden langs de Eckeltse beek.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
57
Vivianiet Het mineraal Vivianiet is een gehydrateerd ferro-fosfaat met de chemische formule Fe3(PO4)2·8(H2O). Het is overigens dat hoog gehalte aan vivianiet, waarvan fosfor bij de ijzerbereiding in het ijzer terecht kwam dat de oorzaak was van de slechte kwaliteit van het uit Rijkevoorts erts gewonnen ijzer. Het was bros en niet goed te gieten. Vandaar dat het enkel kon gebruikt worden voor ruw werk als kachelroosters, haardplaten en muurankers. Staal kon er niet van worden gemaakt tot met het Siemens-Martens-procedé de fosfor uit het ijzer kon worden verwijderd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
58
Vijf wilde zwijnen bij de bakelse plassen
Deze week zijn vijf Wilde zwijnen gespot in de Nederheide. Tijdens hun zoektochten naar voedsel kunnen ze grote afstanden afleggen tot wel vijftien kilometer. Ze woelen in de Nederheide met hun snuit en voorpoten grote stukken bosgrond om. Ter verzorging van hun huid en vacht, nemen wilde zwijnen modderbaden, ook wel zoelen genoemd. Na dit bad blijft een laagje modder op hun huid zitten. Door het schuren langs bomen verwijderen ze tezamen met dit laagje ook huidparasieten. De schuurbomen staan vlakbij het modderbad, zijn 50-60 cm boven de grond afgeschuurd en door veelvuldig gebruik verkleurd en gepolijst.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
59
Schuurboom
Een wild zwijn is een alleseter. Hij eet op de Nederheide voornamelijk plantaardig voedsel zoals eikels, kastanjes, gras, knollen, wortels, vruchten, bessen en groene plantendelen. Maar ook dierlijk voedsel zoals aas, regenwormen, insectenlarven, amfibieën, vogels en kleine knaagdieren. Ze wroeten met hun snuit in de bosbodem om naar voedsel te zoeken. Voedsel onder de grond vinden ze op geur. Een wild zwijn is een nacht- en schemerdier. Omdat het op de Nederheide zo rustig is, is het ook overdag actief. Er kunnen in dit bosgebied gemakkelijk 20 dieren leven. De populatie schommelt sterk en is afhankelijk van de voedselvoorraad in de herfst van het vorige jaar Na een goed mastjaar worden veel meer biggen geboren.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
60
Ik fasciliteer vele organismen en verrijk het ecosysteem
Overdag rust het wild zwijn in dichte dekking, bij voorkeur in droge, jonge, ongedunde naaldhoutaanplant. Hij bouwt daar een dagrustplaats of ketel. Dit is een uitholling in de bodem die ze in de bladlaag of in de kale grond uitschrapen en soms bedekken met takken. In de winter liggen wilde zwijnen vaak met meerdere bijeen in een dergelijke plek en kun je de warme damp zien opstijgen.
het zwijn ploegde voort
Wilde zwijnen zijn alleseters. Om aan eten te komen als wortels, keverlarven of voedselvoorraden van muizen, wroeten ze met hun gevoelige neus in de grond. Door dit gewoel ontstaan kale plekken: zelfs een dichte grasmat krijgen ze open. Op de Nederheide lijkt de grond plaatselijk te zijn omgespit waar de zwijnen bezig zijn geweest.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
61
Op deze manier is er open grond beschikbaar waarin allerlei kruiden, struiken en bomen kunnen kiemen. Ze worden daarom ook wel de "tuinman van de natuur" genoemd. Wilde zwijnen eten ook aas en zijn in staat om grote dode dieren binnen een mum van tijd te verorberen.
Wilde zwijnen fasciliteren vele andere organismen in de Nederheide.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
62
Wilde zwijnen maken modderbedden die veranderen in poelen. Ze creëren daarbij voortplantingsbiotopen voor amfibieën. Met hun gewroet scheppen ze kiembedden voor nieuwe planten. De directe omgeving van Bakel en Milheeze werd bij het begin van onze jaartelling nog beheerst door Eikenberkenbossen. Pas in de late middeleeuwen [1200-1400] zijn door overexploitatie de bossen verdwenen en vervangen door akkerland en heide.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
63
In de Vroege middeleeuwen werden in oktober en november de varkens onder leiding van de zwijnenhoeder naar de eikenbossen in de directe omgeving van het dorp gedreven en "vetgemast". Vetgemast is een ander woord voor vet mesten. Het was de mast van zwijnen die het de Millusers mogelijk maakte de winter te overleven. De eikels zorgden voor het vet dat de zwijnen opsloegen rond hun spieren. Het spek op zijn beurt was de energiebron om de wintermaanden op het Rooi, Bergakker, Kapelakker, Binnenveld en de Hoevense kamp te overleven.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
64
Op eiken groeit de beste spek In die tijd ontstond ook het gezegde: “Op eiken groeit de beste spek”. De eikeloogst werd omgezet in doorregen spek, waarmee de bewoners van de Bergakker de winter konden doorkomen. Per varken was de oogst van 1½ eikenboom nodig. De eikels vormden een voedzame kost voor de varkens, die het omzetten in vet dat rond de spieren wordt afgezet. Zo ontstaat doorregen spek. De eikels zorgden voor een heerlijke notensmaak. Het hoge gehalte aan tannine versterkte het effect van omzetting van het eikenzetmeel in vet. Vanwege dit belang mocht de eik niet zomaar gekapt worden. Hij kreeg daardoor een belangrijk aandeel in de bossen. Omdat de zomereik meer en grotere eikels produceert dan de wintereik, werd de eerste veel meer aangeplant.
Akeren.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
65
In oktober en november werden de varkens de bossen ingejaagd om zich vol te vreten met eikels. Dit noemt men het akeren. Eikels bevatten veel suiker en ook nog looizuur. Dat zorgt ervoor dat het vet gemakkelijk bij de spieren komt. De varkens, ruwhariger, hoger op de poten en meestal donkerder dan de huidige , werden in december geslacht.
Akeren, een levensvoorwaarde voor de Millusers van de Kapelakker.
De beesten leverden een zeer doorregen spek, zodat hun vet voor de Millusers de belangrijkste energiebron was in de lange wintermaanden. Om een varken te voeden is ongeveer anderhalve grote akerboom [eikenboom] nodig In de 15-16 e eeuw verdwijnt het akeren. Door een tekort aan mastjaren veroorzaakt door overmatige kap en beweiding.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
66
Mastjaren komen tegenwoordig steeds vaker voor. Een op de twee jaren is een mastjaar. Een warm voorjaar en het uitblijven van nachtvorst bevordert bloei en vruchtzetting. Mastjaren is een slimme overlevingsstrategie van de eik. Dit jaar zijn er weinig eikels. Vroeger had men 1 op de vijf jaar een mastjaar. In andere literatuur kom ik 1 op 9 tegen. Tegenwoordig is er om het jaar wel een mastjaar Als elk jaar de mast hetzelfde was, zouden de populaties van dieren die zich er mee voeden erop ingesteld raken en de hele boel opvreten. Met een verrassende overproductie wordt de kans aanzienlijk groter dat een deel van de vruchten niet in de maag van knaagdieren, zwijnen of Vlaamse gaaien verdwijnt, maar kan ontkiemen. Eikels kunnen ook giftig zijn voor dieren, bijvoorbeeld voor paarden. Eikels zijn niet bewaarbaar, omdat ze niet meer dan één seizoen hun kiemkracht behouden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
67
In de late middeleeuwen verdwenen de laatste eikenberkenbossen. De bossen werden vervangen door heide, dat voor de begrazing met vee meer opbracht. De Millusers woonden in een zee van heide. De Sint Anthoniuskapel in Milheeze doet ons denken aan het Sint Anthonius vuur dat de bevolking af en toe teisterde.
Nederheide ± 1800
De Nederheide werd boomloos. Omvangrijke schaapskudden hielden het landschap kaal. Venray had in die tijd de grootste schaapscompagnieën van Europa. Vandaar werden de schapen naar Parijs, Antwerpen en Londen gedreven. Enkel in de kransakker nederzettingen het Rooi, Bergakker, Kapelakker, Binnenveld en Hoevense kamp stonden bomen. Na het ineenstorten van de heidelandbouweconomie werd de Peel verkocht.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
68
Nadat Bakel hiervoor toestemming had gevraagd bij Provinciale Staten werd de verkoop door de Staten geweigerd omdat enkele Millusers van de Bergakker daar bezwaar tegen hadden. De Nederheide was immers altijd gemeine grond en mocht door de Millusers gebruikt worden. Ze hadden de heide nodig voor het steken van plaggen, het hoeden van schapen en als turf als brandstof. Zo bleef de Nederheide gemeentebezit. Uiteindelijk is ook de Nederheide ontwaterd, ontgonnen en bebost. We treffen dan ook veel uitheemse bomen aan. Douglas, Japanse larix, Zwarte den, Servische spar en Fijnspar. Er zijn echter ook inheemse bomen zoals Jeneverbes, Hulst, Grove den, Ruwe berk, Zomereik, Zachte berk, Beuk en Ratelpopulier. Enkele bijzonderheden vallen op. Bij het recreatie park zijn Mammoetbomen geplant. In het bos vinden we de nauw met de Mammoetboom verwante Japanse ceders .
Nederheide, ± 1800, een kletsnatte heide
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
69
Aan de oevers van de Bakelse plas heeft men voor natuurontwikkeling een aantal vennen gecreëerd. Hier vinden we de associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies. Het neerslagwater verzamelt zich hier. De invloed van het grondwater is gering. De standplaats wordt gekenmerkt door een hoog waterpeil en voedsel- en basenarmoede. De pH is laag. Plaatselijk daalt de pH mede onder invloed van de vegetatie tot in het sterk zure bereik. Er is weinig of geen vertering van dode resten van organismen. We treffen een moerig, zandig substraat aan.
Het afgestorven organisch materiaal ligt in het substraat opgeslagen in een vorm waaruit de _ toch reeds schaarse _ voedingselementen zoals fosfor en stikstof moeilijk kunnen worden vrijgemaakt. Door het hoge gehalte aan water en organische stof is het substraat al op geringe diepte zuurstofloos.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
70
Het aantal plantensoorten dat onder dergelijke omstandigheden gedijt, is beperkt. Alleen specialisten met enerzijds een grote tolerantie voor zuur en reducerende stoffen en met anderzijds aanpassingen aan voedsel en zuurstofarmoede, zijn instaat zich hier te handhaven. Vooral wat de vaatplanten betreft is de begroeiing opvallend eenzijdig van samenstelling. Onder de tweezaadlobbigen treedt de Heidefamilie sterk op de voorgrond. Deze wordt op de Nederheide vertegenwoordigd door dwergstruiken met een ondiep reikend wortelstelsel. Ze hebben een eigensoortige symbiose met zwammen, die in staat zijn zeer efficiënt stikstof uit moeilijk afbreekbare plantenresten op te nemen.
Een andere groep die we aan de oevers van de plassen aantreffen, is de zonnedauwfamilie. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
71
Deze heeft een andere oplossing voor het probleem van de voedselarmoede: de planten hebben klierharen op hun bladeren waarmee ze insecten lokken, die blijven vastplakken en vervolgens door het blad omsloten en gedeeltelijk verteerd worden, waarbij de plant de verterings produkten opneemt.
Honderd jaar geleden bestond het grootste gedeelte van de Nederheide uit natte heide. Hier werd door de Millusers plaggen gestoken voor de potstal, als brandstof en voor schaapskooien, een exploitatie die bijdroeg aan haar instandhouding. Ook werden ze begraasd door schapen, die de relatief grazige delen van de heide opzochten. Gewone dophei zelf wordt gemeden om zijn bittere smaak]. De natte heide van de Nederheide kan dus worden gekarakteriseerd als voormalig marginaal cultuurlandschap, ofwel halfnatuurlijk landschap.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
72
Schaapskooi Nederheide
Het verbond van Gewone dopheide Ericion tetralicis Zowel de natte heide en de daaraan verwante pioniergemeenschappen groeien aan de oevers van de vennen. Het water staat nu in of boven het maaiveld. ’s Zomers zakt het verscheidene decimeters daar onder. De mate waarin een moslaag tot ontwikkeling komt, varieert sterk en hangt samen met de omvang van de waterstandswisselingen. Geoord veenmos en Kussentjesveenmos komen het meest voor
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
73
Geoord veenmos veenmosveenmo sveenmos
Kussentjes veenmos
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
74
Op betreden plaatsen in het Dopheide verbond: Trekrus.
Hemicryptofyt
Trekrus
Squarrosus De Trekrus is de taaiste van alle Russen en maakt een stijve indruk. Vandaar ook zijn naam J. squarrosus. De plant is stug en vormt rozetten. Het is bij uitstek de tredplant van de natte heide. De grond is zuur, verdicht, humeis en voedselarm. Op de plek waar wij hem vonden blijft na regen vaak water staan.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
75
De taaiste aller Russen
In het dopheide verbond vinden we een schraallandplant met een brede ecologische amplitudo: Blauwe zegge.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
76
Blauwe zegge komt in veel plantengemeenschappen voor. Het heeft daarvoor een brede amplitudo. Ten opzichte van dit kenmerk is Blauwe zegge euryoek.
Blauw berijpt
Blauwe zegge Hemicryptofyt
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
77
Blauwe zegge eist echter een bodem die ’s winters drassig is en arm aan fosfaat. Kleine leeuwenklauw Therofyt
Op een gedeelte langs het pad dat het karakter heeft van een heischraal grasland [Nardetea] groeit de Kleine leeuwenklauw. In weerwil van zijn krijgshaftige naam is de Kleine leeuwenklauw een onooglijk gewasje. Het is kalkmijdend. Het Dopheideverbond omvat de Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies en de Associatie van Gewone dophei. Ze zijn beide aanwezig op de Nederheide
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
78
De associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies Lycopodio-Rhynchosporetum De Moeraswolfsklauw-Snavelbiesassociatie is een pioniervegetatie. Een eerste stap in de natuurlijke successie van plantengemeenschappen die uiteindelijk leidt tot een climaxvegetatie.
Moeraswolfsklauw
Op open, natte, zure zandgrond.
Ze groeit in de Nederheide op de vochtige tot natte, voedselarme zandgrond. Het zijn vooral de kale plaatsen langs de kunstmatig aangelegde vennen. Het grondwaterpeil is hoog en weinig wisselend. Nu is de bodem volledig met water verzadigd. In de zomer kan hij oppervlakkig uitdrogen.Deze associatie wordt na enkele jaren zonder ingreep verdrongen door de Associatie van Gewone dophei. De Moeraswolfsklauw-Snavelbiesassociatie wordt gekenmerkt door de volledige afwezigheid van de boomlaag en de struiklaag. Ze is op het terrein dan ook gemakkelijk te herkennen aan het open karakter en de lage vegetatie. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
79
De kruidlaag is soortenarm maar zeer specifiek, ze bestaat overwegend uit grassen, grasachtige planten en jonge exemplaren van de Gewone dophei. Naargelang de natuurlijke successie zich verder zet, zullen meer en meer soorten van de Dopheide-associatie verschijnen en zal het open karakter geleidelijk verdwijnen.
Moeraswolfsklauw
Het is een typische vegetatie die zich thuis voelt in streken met een maritiem klimaat, met hoge luchtvochtigheid, niet te warme zomers en geen strenge winters. Moeraswolfsklauwsnavelbiesassociaties zijn pioniervegetaties, en zullen dus, op een enkele uitzondering na, zonder ingrepen van de mens na enkele jaren verdwijnen. Het zijn ook vegetaties die enkel in specifieke omstandigheden kunnen voorkomen, namelijk in zeer natte en voedselarme omstandigheden. Moeraswolfsklauw
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
80
De sporangia [sporendoosjes] zitten in de oksel van de bladeren
De Moeraswolfsklauw is een meer uitgesproken pionier dan de andere inheemse wolfsklauwen. De sporen kiemen snel wanneer ze een geschikte plek hebben bereikt. Het prothallium steekt grotendeels boven de grond uit en bevat bladgroen, zodat het zelf aan de vorming van bouwstoffen kan bijdragen. Binnen het jaar vormt het vrouwelijke en mannelijke organen, waarna bevruchting plaats vindt en de bebladerde p[lant zich kan ontwikkelen. Nadat de sporen zijn verspreid sterft de plant grotendeels af.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
81
Aan de voet van de rechtopstaande stengel vormen zich knoppen, die overwinteren en het volgende jaar tot nieuwe planten uitgroeien. Zo heeft de Moeraswolfsklauw zich in enkele jaren flink uitgebreid in de Nederheide en vormt het matten die niet samenhangen. De Achilleshiel van Moeraswofsklauw vormen zijn wortels, die niet diep in de grond dringen en door droogte of brand gemakkelijk te gronde gaan.
Zegelboom
Wolfsklauwen: de eenvoudigst gebouwde vaatplanten De Gouden eeuw van de Wolfsklauwen ligt in een ver verleden, het Carboon, zo’n driehonderd miljoen jaar geleden. De getuigen van vergane glorie zijn de afdrukken en versteningen die de toenmalige wolfsklauwgewassen hebben nagelaten in leisteen en steenkool. Ware woudreuzen waren de Schubbomen en de Zegelbomen, waarvan men op grond van reconstructies de hoogte op dertig meter schat. Ze beheersten de kustmoerassen van Midden-Europa dat in het Carboon zowel dichter bij de evenaar als lager ten opzichte van de zeespiegel lag. Er heerste toen een tropisch klimaat. De resten van de bomen kwamen onder water terecht zodat ze tot veen werden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
82
Driehonderd miljoen jaar geleden
Carboon
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
83
Achilleshiel vormen de wortels
De Moeraswolsklauw stelt hogere eisen aan het basengehalte van de grond dan Zonnedauw.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
84
Op de bodem in de associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies vinden we een algenlaag. Het is Paars heideviltwier [Zygogonium ericetorum].
Associatie van Gewone dopheide
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
85
Ericetum tetralicis
De dophei-associatie vinden we iets verder op in het vochtige natte, voedselarme zand in de heide, voornamelijk rond de vennen en laagtes in het terrein, soms heel lokaal in kleine depressies. Het grondwaterpeil is hoog en weinig wisselend. De bodem is volledig met water verzadigd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
86
Deze associatie is op lange termijn enkel stabiel op de oevers van de vennen. Op andere plaatsen wordt zij op den duur verdrongen door bos. De meeste dopheidevegetaties zijn dus niet natuurlijk, zij worden al vanaf de Middeleeuwen door de Millusers in stand gehouden , door het kappen van het bos en het afplaggen van de bodem De verspreiding van de dophei-associatie is beperkt tot de Atlantische provincie: de kuststrook van West-Europa. Het is een typische vegetatie die zich thuis voelt in streken met een maritiem klimaat, met hoge luchtvochtigheid, niet te warme zomers en geen strenge winters. Het areaal is heel klein. Het omvat de pleistocene streken van de Kempen tot Sleeswijk-Holstein. De Nederheide ligt in het centrum van haar areaal. Chamaefyt
De dopheide groeit in de Nederheide in de met water verzadigde grond. Er hopen zich dan in het bodemvocht zwavelwaterstof en kooldioxide op, wat voor andere dwergstruiken en hogere houtgewassen een goede groei onmogelijk maakt. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
87
Van vorst heeft Dophei in tegenstelling tot Struikhei nauwelijks te lijden. In tegenstelling tot Struikhei wordt de bitter smakende Dophei door herkauwers gewoonlijk versmaad De Millusers waren tuk op dophei. Ze staken er plaggen vlaggen of scharren van, niet allen voor de potstal en voor de schaapskooien, maar ook om er ’s nachts de haard mee af te dekken [het vuur bleef daaronder doorsmeulen].
Milluser potstal met dopheivlaggen
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
88
Pilzegge
Hemicryptofyt
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
89
De Pilzegge groeide in een dichte pol op een droge, voedselarme standplaats. De bodem is er uitgeloogd, zuur en humeus. De zegge groeit boven het grondwaterbereik. Op de plek waar de Pilzegge stond profiteerde de plant van een versnelde afbraak van zuur strooisel onder invloed van licht. De vennen van de Nederheide verzuren. Knolrus profiteert.
Knolrus als landplant
Het voedselarme water in de vennen van de Nederheide verzuurt. Dit wordt veroorzaakt door luchtverontreiniging. Gasvormige verbindingen als zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak door industrie, verkeer en veehouderij in de lucht uitgestoten, worden als ze de grond of het water bereiken omgezet in de sterke zuren zwavelzuur en salpeterzuur. Bij gratie daarvan lost meer kooldioxide in het water op dan voorheen. Ten gunste van Knolrus.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
90
Knolrus drijvende vorm
Knolrus groeit in het ondiepe water van de vennen en op de drooggevallen plaatsen rond de Bakelse plas. De zandige bodem is voedselarm en zuur. Knolrus heeft de vennen veroverd door prolificatie. In het centrum van de hoofdjes ontwikkelen zich bundeltjes kleine bladeren. Deze bundels bewortelen zich als ze met water in contact komen, en dienen voor de vegetatieve vermeerdering. De stekjes slaan het riskante kiemingsproces over en hoeven niet aanstonds voet aan de grond te krijgen om tot nieuwe plantjes uit te groeien.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
91
prolificatie
Knolrus als waterplant De Knolrus treedt als waterplant in de Nederheide op de voorgrond omdat het water zo zuur is. Knolrus en waterveenmos
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
92
Dit komt doordat hij voor zijn koolstofvoorziening op kooldioxide aangewezen is en geen [bi] carbonaat kan assimileren. De oplosbaarheid van kooldioxide in neutraal water is gering, zij neemt toe naarmate het water zuurder is. In basisch water wordt kooldioxide in bicarbonaat en vervolgens in carbonaat omgezet. Hoe zuurder het water des te meer profiteert Knolrus hiervan door met zijn dunne zwevende stengels en bladeren kooldioxide uit het water op te nemen
De zwevende stengels nemen kooldioxide op uit het water
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
93
Knolrus sterk rood aangelopen
Knolrus: Helofyt, Hydrofyt, Therofyt
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
94
Grote wintervlinder een dagactieve nachtvlinder
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
95
De Grote wintervlinder vliegt van begin oktober tot eind december in een generatie
Het vrouwtje heeft kleine vleugelstompjes die met het blote oog nauwelijks zichtbaar zijn. Ze zit heerlijk te geuren om een mannetje te lokken. De mannen zie je bij het invallen van de duisternis op twee meter hoogte tussen steeds dezelfde bomen heen en weer vliegen. De Grote wintervlinder leeft in de Nederheide als rups op de eik.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
96
Rups Grote wintervlinder
Mammoetboom De mammoetboom of reuzensequoia (Sequoiadendron giganteum) is een boom uit de Cipresfamilie. Het is de zwaarste boom in de wereld. De soort komt van nature voor in Californië waar ze groeit op de westelijke hellingen van de Sierra Nevada. Voor de ijstijden kwam de boom hier algemeen voor. Als sierboom zijn drie mammoetbomen aangeplant in het recreatiepark. Ze blijven hier aanmerkelijk kleiner. De dikste mammoetboom in België is een boom in het Waalse Esneux, die een stamomtrek van 8,9 m heeft op 1,5 m hoogte. Om zo groot te worden als in Amerika zijn duizenden jaren nodig. De planten zijn in Europa pas in de tweede helft van de 19e eeuw voor het eerst ingevoerd. De leeftijd van de oudste reuzensequoia wordt na jaarringonderzoek op 3200 jaar geschat.
De boomschors van de mammoetboom is roodachtig bruin, dik, zacht en vezelig. Later wordt de schors donkerder en gegroefd. De richels steken soms ver uit. De schors is heel zacht en kan gemakkelijk ingeduwd worden. Men kan ertegen stompen zonder de vuist te verwonden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
97
De Mammoetboom heeft een zeer dikke bast en een hoge kruin, zodat bij een bosbrand het vuur de belangrijkste delen van de boom niet kan aantasten. Voor de voortplanting is het zelfs noodzakelijk dat de zaden deels verbrand worden. Het snel blussen en voorkomen van bosbranden in het verspreidingsgebied schijnt er toe geleid te hebben dat er vrijwel geen nieuwe Sequoia's meer opgroeien.
Overigens zijn de zeer sterke bosbranden die af en toe toch oplaaien wel in staat om oude exemplaren dodelijk te beschadigen De Mammoetboom levert zacht en duurzaam hout. Het is echter te zacht om als constructiemateriaal gebruikt te worden. Reuzenbomen die worden geveld versplinteren niet zelden in ernstige mate als ze omvallen, waardoor een groot deel van het hout onbruikbaar wordt.
Japanse ceder=Cryptomeria japonica=Pauwenden
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
98
Japanse ceder
De Japanse ceder (Cryptomeria japonica) is een conifeer uit de Cipresfamilie. De boom is endemisch in Japan. Het is de enige soort in het geslacht Cryptomeria, een zogeheten monotypisch geslacht. De Japanse den groeit ook bij Graefenthal. Ze heeft als bijnaam: Pauwenden.
Servische spar Picea omorika is een boom uit de dennenfamilie (Pinaceae). De plant is vooral bekend vanwege de toepassing als kerstboom. De Servische spar komt van nature voor langs de rivier de Drina in het grensgebied van Servië en Bosnië. De plant heeft een voorkeur voor een vochtig en koel klimaat. Zuidelijker komt de boom daarom alleen nog voor op hoger gelegen berghellingen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
99
De Servische spar wordt algemeen gezien als een overblijfsel (relict) uit het Tertiair en werd pas in 1877ontdekt door een Servische botanicus. De boom heeft weinig concurrentiekracht en wordt met uitsterven bedreigd. Een boom kan een leeftijd bereiken van honderd tot honderdvijftig jaar.
Als sierboom is de boom op de Nederheide aangeplant. De boom wortelt dieper dan de Fijnspar (Picea abies) en is daardoor stormvaster, waardoor de plant ook in kustgebied met een zeeklimaat aangeplant kan worden.
Jeneverbes De Jeneverbes is een lichtminnende soorten. De boom is dan ook absoluut afhankelijk van een vrijstaande lichte groeiplaats. Dit is in de Nederheide slechts hier en daar mogelijk . Het is een boom van van droge, voedselarme, lichte minerale grond. Ze komt hier alleen voor op kalkarm zand. Ze is echter niet kalkmijdend. In sterk stuivend zand kan zij zich niet handhaven, maar wel heeft zij voor haar kieming open zand nodig.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
100
De Jeneverbessen in de Overloonsche duinen, Boshuizerbergen en Ullingsche beregen ontstonden door overbeweiding van de droge heide . Plotseling werd in het verleden de beweiding gestaakt. De schaapskooi werd verlaten. De Jeneverbes treedt dan op als pionier van de struweelvorming. Later kon zij de overhand krijgen en houden toen er genoeg herkauwers bleven rondlopen om de kiemplanten van loofhout gewassen op te vreten. In de Nederheide zijn de Jeneverbessen waarschijnlijk geplant [mondelinge bron: Piet Schoenmakers].
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
101
Juniperus communis is een typische lichtkiemer, ook de volwassen struik verdraagt beschaduwing slecht. Juniperus communis is samen met Grove Den de enige inheemse naaldboomsoort in Nederland. De bessen hebben een betekenis in de keuken en aan de plant worden ook geneeskrachtige en mythische eigenschappen toegeschreven. De plant is volgens de Flora- en Faunawet beschermd en de struwelen op heide en kalkgrasland worden als beschermde biotoop genoemd in de Europese habitatrichtlijn. Jeneverbesstruiken groeien op voedselarme bodem, op plaatsen waar door menselijk ingrijpen geen gesloten bos tot ontwikkeling komt. Dat ingrijpen bestond traditioneel meestal uit begrazing, maar ook branden en plaggen hebben bijgedragen aan het ontstaan van Jeneverbesstruwelen. De Jeneverbessen van de Nederheide zijn gebonden aan droge, kalkarme en voedselarme zandgrond van het open heidelandschap. De flora onder en tussen de struiken bestaat grotendeels uit soorten van droge heide, stuifzand en naaldbos zoals Struikhei, Zandstruisgras, Bochtige smele, Fijn schapengras.
Diverse mos- en korstmossoorten zijn er plaatselijk algemeen, bijvoorbeeld Ruig haarmos en Grijs Kronkelsteeltje Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
102
PSP PSP staat voor Pseudoscleropodium purum. Het is Groot laddermos. In de bossen van de Nederheide vinden we de bekende mossen van de zure zandgronden zoals: Bronsmos, Fraai haarmos, Boomklauwtjes mos, Gewoon klauwtjes mos, Heideklauwtjesmos, Gewone gaffeltand en Fraai Haarmos. Ze staan op de voedselarme zandgrond. Op een plek waar de zure humus wat stikstofrijker is groeit Groot laddermos.
Groot laddermos
Watertransport door capillaire werking De blaadjes liggen als dakpannen over elkaar heen en vormen een holle buis, waardoor takken opgezwollen lijken. Langs deze holte kan water getransporteerd worden via capillaire werking. Het groot laddermos had geen sporofyten. De verspreiding gebeurt voornamelijk vegetatief door het afscheuren van de stengels.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
103
Neofyten in de Nederheide Duivelswandelstok De Duivelswandelstok of Engelenboom ontdekken we dicht bij het recreatiepark. Er heeft zich door de aanleg van het recreatiepark op de schrale peelgronden een stevige storing voorgedaan. In de door antropogene invloeden beheerste omgeving heeft zich de Duivelswandelstok gevestigd. Het duivelse zit hem in de gemene stekels op de stam. Je kunt er lelijke wonden mee oplopen.
Aralia elata behoort tot de Klimopachtigen [Araliaceae] en is dus familie van de gewone klimop. De familieband is pas zichtbaar als de bloemen worden vergeleken. De soorten hebben een bolschermvormige bloeiwijze. Veel soorten van de Klimopfamilie dragen scherpe stekels op takken en twijgen. De struik heeft een sterk architectonische vorm: kale opgaande stammen met platte schermen daarop. Ze is inheems in Japan en groeit daar in open bossen en op vlakten. In de Nederheide is het een neofyt, die op de antropogeen gestoorde bodem een niche heeft gevonden in een half open bosgebied Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
104
Wanneer de donkere zwartblauwe bessen eenmaal zijn gerijpt, dalen zwermen spreeuwen op dit lekker hapje neer. Het tijdstip van rijp zijn van de bessen valt vrijwel gelijk met de aanstaande trek van de spreeuwen.
De boom werd geïntroduceerd in 1830 in de Verenigde Staten. Vogels die de vruchten aten verspreidden de zaden. Zo werd de soort een invasief in het noordoosten van de Verenigde Staten.
Westerse karmozijnbes
De Westerse karmozijnbes komt uit Noord-Amerika. Op plaatsen met antropogene storing vinden we steeds veel neofyten. Vandaar dat het recreatiepark de Westerse karmozijnbes tot zijn flora rekent.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
105
Karmijnrode stengel
Hangende bestrossen bij Westerse Karmozijnbes
Karmijn en karmozijn zijn niet bepaald alledaagse woorden. Het rood kan omschreven worden als steenrood of purperrood. Omdat de bovengrondse delen ’s winters afsterven stond de plant er niet florissant bij. In het voorjaar verschijnen weer jonge scheuten die overigens opvallend veel gelijkenis vertonen met die van Reuzenbalsemien. De soort is in onze streken niet helemaal winterhard. Ze verdraagt geen lagere temperatuur dan – 10 °C. Ook in het late voorjaar blijken de jonge planten gevoelig voor nachtvorst. In het ergste geval zorgen overblijvende bessen altijd wel voor een volgende generatie.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
106
In Nederland groeien twee soorten Karmozijnbes: de Westerse en de Oosterse Karmozijnbes. De plant heeft groenwitte bloemen, later in het jaar zijn ze een beetje rood gekleurd. De stengels van beide soorten zijn bloedrood, beter gezegd karmozijn van kleur. Forse, 10 tot 25 centimeter lange, frisgroene bladeren. Beide soorten dragen in het najaar donkerpaarse, bijna zwartrode bessen. De bloeiwijze is heel apart, namelijk “middelpuntvliedend”. Normaliter gaan eerst de onderste bloemen van een bloemtros open, later gevolgd door de bloemen erboven.
Bij een paar soorten beginnen eerst de bovenste bloemen te bloeien en daarna de bloemen eronder. Maar bij Karmozijnbes beginnen als eerste juist de bloemen middenin de bloemtros te bloeien, gevolgd door bloemen onderaan en aan de top van de tros. Dit is nog wat duidelijker te zien bij de bessen. Zij verschijnen eerst in het midden, terwijl aan de basis en in de top op dat moment nog nauwelijks sprake is van besvorming.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
107
Octandra en decandra
De verschillen tussen beide soorten zijn gemakkelijk op te merken. De Oosterse Karmozijnbes is afkomstig uit West en Centraal Azië. De bloemen van deze soort hebben 8 meeldraden. Daarom luidde de ‘tweede’ wetenschappelijke naam vroeger octandra = 8 meeldraden. De bloemtrossen staan recht naar boven. De donkerpaarse bessen zijn nog geen centimeter groot en bestaan uit 8 partjes. Qua vorm lijken ze wel wat op een geschild “mini-minimandarijntje”. Westerse Karmozijnbes is afkomstig uit de Verenigde Staten. De bloemen van deze soort hebben 10 meeldraden. De ‘tweede’ wetenschappelijke naam luidde vroeger dan ook decandra = 10 meeldraden. De zwartrode, kogelronde bessen hangen in lange trossen naar beneden. Zowel Oosterse als Westerse Karmozijnbes zijn aan het eind van de 18e eeuw in Europa ingevoerd. Medicinale eigenschappen van de soorten waren daarbij van belang, maar ook andere toepassingsmogelijkheden. Zo maakten Portugese wijnboeren hun port met dit bessensap donker van kleur. Ook wijnboeren in Frankrijk gebruikten Karmozijnbes om minder goede wijn meer smaak en kleur te geven. Deze methode is overigens illegaal. Tegenwoordig wordt het bessensap nog wel gebruikt om limonades en vruchtensappen een uitgesproken donkerrode kleur te geven. Ook het bessensap van de Westerse Karmozijnbes wordt al eeuwenlang gebruikt vanwege de kleureigenschap. Musea in de Verenigde Staten liggen vol met documenten die de eerste Europese immigranten beschreven hebben met Karmozijnbes-inkt. Indianen waren van oudsher gewoon om gebruiksvoorwerpen, kleding én hun eigen huid te beschilderen met deze rode verfstof.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
108
Bij deze uitgesproken kleurrijke eigenschappen is het lastig om een associatie met zeep en wassen te krijgen. De grijs-witte penwortel blijkt echter een uitstekend wasmiddel te zijn! De wortels zitten namelijk vol met saponinen, zeepstoffen. Fijngesneden wortelstukjes meekoken in het vuile waswater en u krijgt een helderwitte schone was als eindresultaat. Karmozijnbessen zijn giftig en toch bezitten ze een groot aantal geneeskrachtige eigenschappen. We komen zulke planten vaker tegen Ze hebben giftige eigenschappen, maar tegelijkertijd ook medicinale. De gebruikte dosis is hierbij meestal doorslaggevend: giftig bij onoordeelkundig gebruik of gunstig na veel wetenschappelijk speurwerk en in de juiste hoeveelheid. Het luistert dus heel nauw. Van oudsher wordt Karmozijnbes gebruikt ter bestrijding van reuma, astma, dysenterie of aambeien. De bessen zouden stoffen bevatten die van invloed zijn op het celdelingproces. Ze zouden zelfs chromosomen beschadigen en daarmee het ontstaan van kanker kunnen bevorderen. Recent wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar enige bestanddelen in de Karmozijnbes-bessen die een krachtig remmende uitwerking lijken te hebben op het HIV-virus. En mocht u – tot slot - erg veel last hebben van slakken in uw tuin? Wellicht dat Karmozijnbes dan een oplossing biedt. Plant en bessen zouden een fatale uitwerking hebben op deze dieren.
Wollige munt De Wollige munt is opgeslagen uit tuinafval aan de oever van de Snelle loop. Ze valt op door haar grote vitaliteit. Ze is een bastaard van Witte munt en Hertsmunt. Wollige munt wordt door beweiding bevorderd: de taaie uitlopers worden niet gemakkelijk vertrapt en de sterk riekende plant wordt door het vee niet gegeten. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
109
Hemicryptofyt
Witte hersenen: Een pulvinaat, gelatineus vruchtlichaam.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
110
Veel discussie leverde de Stijfselzwam op. Exidia thuretiana vormt ondiep pulvinate (kussenvormige), gelatineuze vruchtlichamen. De vruchtlichamen smelten samen, vaak langs de onderzijde van takken. Ze strekken zich uit tot 10 cm. We vonden ze golvend en geplooid. Op de Nederheide waren ze witachtig, maar soms hebben ze ook oker of roze tinten. Het bovenste, sporen-dragend oppervlak [hymenium] is glad en ondoorzichtig. Wanneer de paddenstoel ouder wordt lijkt het hymenium poederachtig en wordt het een gele film. De schimmel heeft geen uitgesproken smaak of geur en is niet eetbaar Exidia thuretiana ( witte hersenen of stijfselzwam) is een gelei schimmel in de familie Auriculariaceae. Je kunt hem indelen bij de houtrotzwammen. De paddenstoel is saprotroof.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
111
Gele trilzwam
Parasiet
Paddenstoelen zijn de voortplantingsorganen van een zwamvlok of mycelium dat meestal verborgen ondergronds of in hout leeft. Omdat de voornaamste functie van de paddenstoel is om sporen te vormen en te verspreiden, verspillen een heleboel schimmelsoorten er niet te veel tijd aan. Vele soorten paddenstoelen groeien bijzonder snel (uit de ondergrondse reserves) en zijn ook al weer snel versnotterd of verdroogd. Maar zoals altijd in de natuur, bestaan er talloze andere fascinerende ‘strategieën’. De trilzwammen aanpak is heel bijzonder. In de Nederheide onderop dode eikentakken vinden we prachtige gele klompjes geleiachtig materiaal. Deze geleiklompjes hebben op jonge leeftijd een heldergele of oranje kleur en worden bij het ouder worden lichtgeel. Bij goed kijken bestaan deze klompjes uit in elkaar gevlochten flapjes. Daarmee wordt het oppervlak van de paddenstoel vergroot en daarmee ook de ruimte voor sporenvormend materiaal.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
112
Bij nog beter kijken, blijken de gele trilzwammen niet de enige zwammen op die takken te zijn. Bijna de hele onderkant was bedekt met een korstvormige soort. Dat is bijzonder, want vaak koloniseert een soort zwam een plek en laat dan geen andere soorten meer toe. De Gele trilzwam is namelijk een parasitaire soort, die niet leeft op hout, maar van deze korstzwammen. Trilzwammen zijn nauw verwant aan de bekende Judasoren, Beide kunnen jaarrond gevonden worden. Afhankelijk van de weersomstandigheden kunnen ze tot harde korsten opdrogen of met regen weer opzwellen. Zodra ze opzwellen gaan de onderbroken levensfuncties, zoals sporenvorming weer door.
De Gele trilzwam leeft van schorszwammen (Peniophora), die dode loofboomtakken verteren. Vaak zitten deze takken nog aan de boom. Ze komen jaarrond voor en zijn niet zeldzaam. Wereldwijd komen er zo’n 500 soorten trilzwammen voor. De meeste in de tropen. In Nederland zijn 10 soorten trilzwammen gevonden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
113
Grijze buisjeszwam
Saprofiet
Bjerkandera adusta. Adusta betekent aangebrand. De Grijze buisjeszwam heeft dan ook een zwart randje. Het is een houtsaprofiet. Er groeide ook een Witte bultzwam. Die parasiteert op de Grijze buisjeszwam, evenals de Gele trilzwam. De Grijze buisjeszwam is een saprofiet Zij speelt samen met bacteriën een belangrijke rol als reducent in het ecosysteem van de Nederheide Alle schimmels zijn heterotroof, dat wil zeggen dat ze voor hun stofwisseling afhankelijk zijn van door andere levensvormen aangemaakte organische stof. De meeste schimmels zijn saprofyten, ze gebruiken de resten van dode dieren en planten als voedsel. Schimmels zorgen samen met bacteriën dat resten van dode planten tot humus worden omgezet. Schimmels zijn bijna de enige organismen die lignine, een complexe stof waar de celwanden van planten uit zijn opgebouwd, kunnen afbreken en als voedingsstof gebruiken. Ook spelen ze een belangrijke rol bij de afbraak van cellulose, hemicellulose en keratine. De daarbij vrijkomende stoffen kunnen daarna weer door met name planten gebruikt worden. Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
114
Witte Bultzwam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
115
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
116
Het Geel hoorntje groeide op ontschorste, vermolmde takken en stammen van loofhout. Bij droog weer krimpt deze zwam in tot een harde, hoornige massa, maar regenereert weer in vochtiger omstandigheden.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
117
Waaierkorstzwam
Spekzwoerdzwam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
118
Botercollybia
Strooiselsaprofiet
Teervlekkenzwam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
119
Geschubde fopzwam
Kleverig koraalzwammetje
Trilzwam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
120
Doolhofzwam
Geelbruine plaatjeshoutzwam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
121
Valse hanekam
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
122
Imperfect stadium: Oranjeroze kussentjes met conidiën
Perfect stadium: Framboosachtige groepjes met peritheciën
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
123
Het Gewoon meniezwammetje (Nectria cinnabarina) komt voor in een zich seksueel voortplantende vorm en in een aseksuele vorm. De laatste staat ook bekend onder de naam Tubercularia vulgaris. Er zijn twee duidelijke stadia bij deze schimmel. Eerst manifesteert het zich in de vorm van lichtroze vlekjes op hout. Er worden talloze ongeslachtelijke sporen gevormd. Deze heten conidia. Het tweede stadium bestaat uit donkerrode wratjes, die de sporenzakjes dragen. De seksuele vorm van het gewoon meniezwammetje is een bolletje, vermiljoenrood van kleur, dat aan de bovenkant voorzien is van een klein wratje waardoor de één voor één rijpende sporen worden weggeschoten. De aseksuele vorm is wat groter, tot 2 mm breed en lichtroze gekleurd.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
124
Epifyten op de bomen Het vochtige weer is ideaal voor de lichenen en mossen die op de bomen groeien. Van de lichenen ontdekken we: Gewoon purperschaaltje, Vliegenstrontjesmos, Heksenvingermos, Bleekgroene schotelkorst, Gewone poederkorst, Kapjesvingermos, Groot dooiermos, Kroezig dooiermos, Gewoon schorsmos en Gewoon schildmos. De Gewone haarmuts en Boomklauwtjesmos vertegenwoordigen de bladmossen.
Epifyten Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
125
De eiken op de Nederheide geven ook in de winter een levendig beeld. Ze hebben een ruwe, zure en voedselarme schors. Korstmossen zijn daar dol op. Korstmossen vormen kleine struikjes of platte korstachtige plakkaten op de schors. Meestal hebben ze een grijzige kleur. Maar heldergele soorten zijn er ook. Korstmossen zijn een samenwerking tussen een alg en een schimmel. De alg heeft bladgroen en kan dus voor voedsel zorgen, maar is gevoelig voor uitdroging. In ruil voor voedsel brengt de schimmel een beschermende laag aan over de alg.
Korstmossen zijn samenlevingsvormen van algen of cyanobacteriën (blauwwieren) met een schimmel. Zo'n samenlevingsvorm heet een symbiose. De algensoorten die in korstmossen voorkomen, kunnen ook vrij leven. De schimmel wordt echter vrijwel nooit zonder de alg aangetroffen.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
126
In korstmossen leven de schimmels van door algen aangemaakte voedingsstoffen: suikers die ze onder invloed van licht maken van CO₂ en water. Bouwstoffen voor eiwitten en vetten -stikstof en fosfor- worden afhankelijk van het groeitype betrokken uit het substraat (schors, steen), uit zwevend stof uit de lucht dat zich aan het korstmos hecht, of uit in regenwater opgeloste stoffen. Sommige soorten bevatten cyanobacterien die stikstofgas kunnen binden.
Korstmossen zijn dus afhankelijk van licht en water. Korstmossen op bomen groeien op de Nederheide vooral aan de zuidwestkant, omdat daar de grootste beschikbaarheid van licht en water is. Het betrekken van voedsel uit levende algen is dus een bepaalde levenswijze van de schimmel. De meeste schimmels zijn saprotroof; ze verteren dood materiaal Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
127
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
128
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
129
Op de bomen groeit de alg Apatococcus lobates Het is een luchtalg. De boomalg is een eencellige plant bestaande uit een ronde met chloroplasten gevulde cel. De alg plant zich voort door middel van celdeling. Hierbij deelt de cel zich in tweeën waarna de nieuwe cellen zich opnieuw delen. Hierdoor ontstaan 4 cellen welke na de deling nog enige tijd bij elkaar blijven.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
130
De alg leeft van water en koolstofdioxide die door middel van fotosynthese omgezet worden naar glucose. Zowel het water als de koolstofdioxide worden door de boomalg aan de lucht onttrokken, de boomalg is dus geen parasiet! De "groene aanslag" is niet overal op de bomen te vinden. Meestal leeft de boomalg slechts aan één kant van de boom. Dit heeft te maken met abiotische factoren en het microklimaat.
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
131
Nederheide bezocht
Afdeling Nijmegen
Nederheide. 18 december 2012, KNNV afd Nijmegen
132